AS 1892
TEL- 68481.
M»
iflËM
BR
1
SCHIEDAM EN ZIJN HEILIGE
BOTERSTRAAT 56*60-62
08
00
BEU
O
ZATERDAG 22 APRIL 1933
LIDWINA.
jm,
i
Ü&L M" v- w' i
De officieele processtukken. Boven de cassette, ivaarin zij naar Rome werden ge
zonden, en waarin zij thans in 't bisschoppelijk archief te Haarlem bewaard ivorden
Sen i cd a
Afr»;| 33
Intens was de belangstelling, welke de
„heilige en allerverduldigste maagd" Liduina
tijdens haar leven trok, en toen het gerucht
van haar dood zich Ir er prei d had, stroomden
duizenden naar Schiedam om te zamen met
de stadgenooten haar lijk te gaan zien en met
eerbewijzen te overladen.
Bij haar ging ook hèt gezegde „Uit het oog,
uit het hart" niet op. Het zuivere en held
haftige leven, dat zij geleid had en de vele
wonderbare feiten, door haar toedoen ge
schied, konden ninjmer uit de vrome en dank
bare herinnering weggewreven worden. Een
jaar na haar begrafenis we: er reeds een kapel
over haar graf gebouwd, de Drievuldigheids-
kapel waarbij gedurende vele eeuwen elke
lijkstoet, die op. weg was naar een groeve, een
oogenblik stil hield om de nagedachtenis der
stadsheilige te eeren. Door de Hervormings
periode heen heeft dit gebruik zich gehand*
ha|fd, evenals de gewoonte om water te halen
uitr de put, waaruit Liduina zou hebben ge
dronken.
De geneesheer Willem Sonderdanck zorgde
er voor, dat er op de plaats waar Liduina's
huisje stond, een gasthuis werd gesticht. Dit
werd aan de leiding der Franciscanessen toe
vertrouwd, terwijl het kamertje, waar de
heilige 38 jaar lang ziek had gelegen, met een
aan haar gewijde kapel werd verwisseld.
De populariteit van Liduina bleef voortdu
rend groeien, ook al omdat er geen eind kwam
aan de wonderen, welke men aan haar voor
spraak toeschreef. Maar daarnaast droegen al
zeer tijdig eenige betrouwbare en bekwame
schrijvers tot de verbreiding van haar faam
bij, zooals Joannes Gerlaers, Joannes Brugman
(aan wien de zegswijze „praten als Brugman"
herinnert) en Thomas a Kempis, die algemee
ner bekend is als de auteur der „Navolging
van Christus". De eerstgenoemde, een familie
lid van Liduina, was een gezagvol ooggetuige,
daar hij vele jaren de woning met haar ge
deeld had.
Maar de Schiedamsche maagd werd niet
slechts met de pen geëerd, ook de beeldende
kunst zou haar lof verkondigen. Men legde
over het graf een steen, waarop haar beeltenis
Was gebeeldhouwd, gekroond door een tweetal
engelen, terwijl de symbolen der vier Evan
gelisten fn de hoeken waren gegrift. Een beeld
der heilige werd op het altaar gezet met als
achtergrond een kleurig raam, dat de meest
treffende momenten uit haar leven weergaf.
Verder werd zij door twee groote schilderijen
voorgesteld én een twintigtal kleinere werken
Vormden weer een levensgeschiedenis in beeld.
In 1489 kreeg de devotie voor Liduina een
nieuwen stoot. De Hoekschen stonden vóór
Schiedam en zij waren er in geslaagd een deel
der soldaten, van wie het lot der stad afhing,
°m te koopen. Een trompetter zou op het tijd
stip, dat de soldaten aan het muiten moesten
slaan en de vijand vrij spel zou krijgen, een
■^tdelijk signaal geven. Maar per abuis zette
de trompetter zijn blaasinstrument twee uur
te vroeg aan den mond, zoodat de samenzwe
ring volkomen in het water viel. Algemeen
nam men aan, dat Liduina het snoode plan
verijdeld had om haar geliefde vaderstad te
redden, en de magistraat uitte haar dankbaar
heid jegens de beschermvrouwe door er zorg
voor te dragen, dat er in 1498 een prachtuit
gave van Brugman's levensbeschrijving het
licht zag. In dit werk is een acte der Schie
damsche kerkmeesters opgenomen, waarin de
aandacht der geleerden werd gevestigd op den
dagelijkschen toeloop van vreemdelingen, die
van hun ziekte waren genezen. Hun, die zoo
knap waren, dat zij Latijn kenden, werd ver
zocht, den naam der maagd overal ter wereld
te verheffen, omdat „wij, arme en behoeftige
Schiedammers" de groote kosten, noodig voor
het laten voeren van een canonisatie-proces,
niet konden betalen.
Wat de kerkmeesters over miraculeuze gene
zingen schreven, werd bevestigd door de over
vloedige verzameling ex-voto's, die in de kapel
werden gedeponeerd. Van heinde en verre
bleef men naar Schiedam optrekken, vooral
op den Dinsdag na Paschen, Liduina's sterfdag.
Dan werd er in de oude St. Jan een plechtige
H. Mis opgedragen en een kanselredenaar roem
de haar deugden.
Intusschen kwamen onze landen meer en
meer in den vernielenden greep der Refor
matie. Het geestelijk leven werd verwoest,
maar ook in stoffelijken zin viel veel aan haar
vandalisme ten offer. En zoo zien wij, dat kerk
en kapel in 1572 werden ontheiligd en ontred
derd. Eerst vierden de beeldstormers er hun
vernielzucht bot, en de „reiniging" werd vol
tooid, toen de gedeputeerden van den gerefor
meerden godsdienst daar netjes bij den Prins
van Oranje om gevraagd hadejpn. De vloer der
kerk moest eens worden opgehoogd, en van
deze gelegenheid maakt men gebruik om de
grafkerk van Liduina om te draaien en te be
delven. De herinnering aan haar moest wor
den uitgeroeid en daarom de juiste ligging van
het graf worden vergeten. Ten einde dit te be
vorderen werden ook twee andere lijken In de
kapel bijgezet.
Het is echter aan de katholieke souverelnen
der Zuidelijke Nederlanden, Albrecht en Isa
bella, te danken geweest, dat de relieken der
heilige voor de profanatie der ketters gespaard
bleven. Zij gaven namelijk in 1615 den priester-
historiograaf Gramay opdracht, het stoffelijk
overschot heimelijk uit het graf weg te halen.
Dat was natuurlijk gemakkelijker gezegd dan
gedaan, maar men beraamde een krijgslist, wel
ke ten slotte met succes bekroond werd. Er
werd een nieuw graf besteld en gemaakt en
toen men het werk had aangevat, groef men
net zoolang tot men de resten van Liduina's
lichamelijk omhulsel had gevonden! Eenmaal
in het bezit van de kostbare relieken schonken
de aartshertogen er verschillende stukken van
weg. De kanunnikessen van Sainte Wandru te
Bergen bekwamen een belangrijk gedeelte,
maar ook werd een niet geringe partij aan de
Cisterciënser-zusters van Soleilmont in de
provincie Namen geschonken. Wat niet werd
weggegeven, bleef in de palatijnsche kapel te
Brussel bewaard, doch kort vóór haar dood
verrijkte Isabella daarmee de collegiale hoofd
kerk van St. Gudule. Aan het einde der 18de
eeuw hebben de sans-culotten de kerk geplun
derd en vele geheiligde voorwerpen vernield.
Het schijnt echter, dat de relieken van St.
Liduina gedeeltelijk gered konden worden,
want later heeft de Carmel van Brussel negen
beenderen in eigendom gekregen.
Na drie en een halve eeuw is Schiedam weer
in het bezit van eenige relieken gesteld, dank
zij de taaie activiteit van pastoor P. J. van
Leeuwen, die den kardinaal-aartsbisschop van
Mechelen en Mgr. Wilmer, den bisschop van
Haarlem, er voor wisten te vinden, dat zij zich
tot den H. Stoel zouden wenden, opdat Deze
den Carmelitessen zou gelasten een gedeelte
der relieken aan Schiedam af te staan. Op den
13den Juni 1871 kreeg de pastoor drie groote
beenderen en een klein stuk. Zijn wensch
werd dus vervuld en zijn alleszins verklaar
bare vreugde vond zóó'n weerklank bij de
parochianen, dat een hunner zelfs een fundatie
maakte ten einde voortdurend een lamp vóór
de relieken te laten branden.
Gedurende den tijd dat Schiedam van zijn
grootsten schat beroofd was, trad er geen
malaise in zijn warme devotie voor de groote
dochter op. De vereering groeide juist tegen
alle verdrukking in. Elk jaar kwameil de
katholieken onder Nieuwland op de hoeve van
de familie v. d. Burg bij elkaar om in alle
stilte en verborgenheid St. Liduina's sterfdag
te herdenken. De Dominicaansche pastoor
Caspar Luipaert droeg daar de H. Mis op en
wijdde dan ook het brood, dat men dikwijls,
denkend Liduina's vreeselijk lijden en miracu
leuze gaven, als geneesmiddel nuttigde. Voor
zichzelf bad de herder de getijden der H.
Liduina. Toen pater Paludanus, gardiaan te
Brussel, in 1628 naar Schiedam kwam om er
eens naar te informeeren, hoe het daar met de
Liduina-vereering stond, trof hij deze stichte
lijke gewoonten nog aan.
Pastoor van Leeuwen zorgde er dus voor, dat
de Schiedammers weer de relieken hunner
heilige stadgenooten konden vereeren. Zijn
streven had echter een verder, een grootscher
doel: de Pauselijke toestemming om Liduina
openbaar kerkelijk te vieren. Want men moet
niet vergeten, dat zij gedurende al dien tijd
als heilige of zalige was aangeroepen, zonder
dat de Kerk daar het teeken toe gegeven-had
of dat gebruik had bekrachtigd. De H. Mis,
waarmee men haar sterfdag herdacht, was die
van de H. Drievuldigheid, al had men haar ter
eere toch al eén sequentie vervaardigd. Onze
componist Marius Monnikendam heeft deze
sequentie muzikaal opnieuw bewerki en onder
zijn leiding zal zij na de pontificale Hoogmis
van 30 April a.s. ten gehoore worden gebracht.
Reeds in 1836 had pater Verwaayen O.P.,
de pastoor der nieuwe St. Jan, een balletje
opgeworpen, doch het trof niet het gewenschte
doel, ofschoon men in 1838 nog met voorbe
reidende maatregelen bezig schijnt geweest te
zijn.
In Mei 1874 zond de bisschop van Haarlem
een verzoekschrift naar Rome en toen dit
aldaar was goedgekeurd, kon de zaak verder
voortgezet worden. Het ging er om, officieel
bevestigd te krijgen, dat Liduina „sinds onheug
lijke tijden" was vereerd geworden en derhalve
tot degenene behoorde, die in het decreet van
Urbanus VIII (1623—1644) waren uitgezonderd
bij welk decreet het in het algemeen was
verboden, een overledene openbaar te vereeren,
voor en aleer deze officieel zalig of heilig was
verklaard.
De kerk gaat nooit over één nacht ijs. Eerst
na zeventien jaren stond de Paus toe, dat
Liduina in den openbaren eeredienst mocht
worden aangeroepen. De bejaarde en achtens
waardige Schiedammers J. B. Nolet, P. Bruine-
man, D. Zoetmulder en J. H. Rozestraten waren
uitgenoodigd om waar te maken, dat Liduina
ook nog in dezen tijd een voorwerp der devo
tie was.
CwnPElT fis
A.J.VREDEBREGT Hzn.
reliekenschrijn werd opgesteld en waarvoor
Jan Dunselman zijn bekende acht schilderijen
maakte. (De kapel heeft pas met het oog op de
a.s. feesten een restauratie ondergaan). Boven
dien prijkt naast het hoofdaltaar der kerk een
bronzen beeld van C. A. Smout, dat Christus
en Zijn navolgster voorstelt. De St. Janskerk
houdt de devotie jegens St. Liduina levendig
door een raam en een beeld, beide Liduina
voorstellende terwijl haar bewaarengel haar
een bloeienden rozentak toont. Direct al in
1890 werd er in de Singelkerk een Liduina-
altaar opgericht, waarboven twee vensters van
haar leven en lijden verhalen. In één dag tijds
zou het geld hiervoor zijn verzameld! Het fond
van de twee zij-altaren der H, Hartkerk wordt
gevormd door tableaux van W. Adolfs, die
resp, de wonderbare Hostie en Liduina's dood
weergeven.
In alle kerken is er wekelijks een H. Mis
en een Lof, waaronder haar nagedachtenis
ZtJ !"Cht d6r wordt gehuldigd en haar bemiddeling bij O. L.
Pauselijke bevestiging groote ontroering en
blijdschap in Liduina's vaderstad verwekte. Met
een reeks luistervolle kerkelijke plechtigheden
werd in April 1890 de „heiligverklaring" beju
beld. Katholiek Schiedam was in feestdos en
van de torens en molens wapoerden de vlassen.
De internuntius Z. Exc. A. Rinaldini en Haar
lem s Bisschop Mgr. Bottemanne pontificeerden
zoowel in de kerk van O. L. Vrouw Visitatie
als bij de Paters Dominicanen aan de Lange
Haven. Ook de Hoogeerw. prelaat Bazelmans,
abt der Premonstratenser abdij van Berne,
luisterde de feestelijkheden met zijn tegen
woordigheid op.
Een nieuwe periode was ingeluid; men kon
nu zijn gang gaan met de vereering der held
haftige Ijjderes. De kerk van O. L. Vrouw Visi
tatie sinds September 1931 van naam ver
anderd en aan St. Liduina toegewijd werd
uitgebreid met een St. Liduinakapel, waar een
U<* altaar in de II. Liduitiu-ku pel te Schiedam met de altuarreliefs
Heer wordt ingeroepen. Maar den grootsten
ijver betoont haar wijde vriendenkring tijdens
de novene, die jaarlijks in haar kerk gehouden
wordt en die op haar feestdag plechtig wordt
gesloten. Eiken avond draagt men dan haar
relieken langs de wel gevulde banken.
Dat de vereerders van St. Liduina ook hun
best gedaan hebben om haar roerr. over de
grenzen te brengen, bewijst het aan haar ge
wijde altaar, dat de Schiedamsche Kevelaer-
processie in 1899 aldaar liet bouwen. Om de
vereering nog meer op te stuwen werd den
15den September 1924 een St. Liduina-comité
gevormd en een zijner eerste daden was de
organisatie van een toepasselijke tentoonstel
ling. De Nieuwe Schiedamsche Courant ver
scheen in verband hiermee op 11 April 1925
met een bijblad, waarin bekende kerkhistorici
en hagiografen huft licht over de maagd
Lidewijde lieten schijnen. Gedurende de wel
geslaagde expositie werden er 's avonds lezin
gen over de heilige gehouden.
Al lang vóór de „heiligverklaring" was er
een huis onder haar bescherming gesteld: het
rustoord voor bejaarde wouwen, dat de St.
Vincentiusvereeniging in de Korte Kerkstraat
vestigde en waaruit het huidige St. Liduina-
gesticht is voortgekomen. In de kapel van dit
complex bevindt zich de grafsteen der heilige;
de heer J. B. Nolet had hem in eigendom weten
te krijgen en spoedig aan het gesticht ten ge
schenke gegeven.
Ook andere gebouwen werden onder de hoede
van St. Liduina gesteld. De pastorie der Rozen-
krans- of Singelkerk al zeer snel. Nu hebben
wij o.a. een St. Liduinaschool, voorts in het
Gorzennkwartier een parochiehuis aan baar
opgedragen en een R. K. Openbare Leeszaal,
die haar naam aannam. Verschillende sociale
organisaties kozen haar als plaatselijke patro
nes, evenals de Schiedamsche R. K. Radio-
vereeniging.
In de 18de eeuw al vertelden de Schiedam
mers elkaar, dat de Kreupelstraat zijn naam te
danken had aan den noodlottigen val van
Liduina op het ijs. Thans treft men in het Wes
ten der stad eenige straten aan, die opzettelijk
als souvenirs aan de heilige burgeres zijn ge
kozen en wel de St. Liduinastraat, het St.
Liduinaplein en de dwarsstraten, welke onder
scheidenlijk aan haar drie beroemdste levens
beschrijvers herinneren," n.l. Brugman, Thomas
k Kempis en J. K. Huysmans.
x SS 39
11. Liduina, beeld van Wim Harzing.
Omdat Gij mij zoo nabij zijt
heb ik uw wil verstaan over mijn leven,
heb ik mijn weerstand opgegeven
en mij dezen tragen dood toegewijd.
Maar heel dit vreemd, lichtschuw torment,
dit mateloos, verzetloos overstroomd worden
van pijnen
en dit van mijn liefste lust donker ver*
kwijnen
bedenk, God, wie gij het zendt:
een jonge vrouw, zij heeft uw aarde lief,
zij hecht haar hart aan duizend lieve dingen,
het leven gaf alleen herinneringen
van louter zon tot haar gerief:
zij smacht naar licht in 't smal en donker.
bed:
vereenzaamd, naar het blij rumoer der,
straten:
zij wil de huizen zien en de gelaten,
de wisseling van arbeid en verzet.
Wanneer dit kleine lam dan klaagt
om 't bitter kruid, wat het zoo jong moet
eten:
zend dan van uit uw Hart een teeken,
dat Gy dit wel verdraagt.
M. MOLENAAR, M.S.C,
(Uit Roeping).
Het woon- en sterfhuis van „Lijdwij Pieters
dochter" moet gestaan hebben waar thans het
Weeshuis aan den Lange Achterweg ligt: het
klooster, dat op deez plek verrees, zou het con
vent Leliendaal zijn geweest. Van de oude
Drievuldigheidskapel, welke Liduina's graf
overhuifde, hebben de Hervormden een consis
torie-kamer gemaakt; het gebouwtje leunt ove
rigens nog ongerept tegen de hoogbejaarde,
groote kerk aan.
Nu wij het toch over gebouwen hebben: tot
den huidigen dag is iedere Schiedammer, of hij
katholiek is of niet, er vast van overtuigd, dat
een brand zich altijd maar tol één huis beper
ken zal, want „Liduina heeft het gezegd".
Heel veel Schiedamsche meisjes luisteren
naar den naam van Luutje en eeuwen lang
waren de Ledewijntjes daar zeer dicht gezaaid.
Oogenschijnlijk een simpele bijzonderheid maar
in feite toch het duidelijkste blijk van de vurige
vereering, welke de Schiedammers hun Liduina
steeds hebben toegedragen: het dierbaarste dat
men bezit, vertrouwt men aan haar bescher
ming toe en men koestert daarbij de hoop, dat
een herbloei harer deugden den groei van het
kind moge vergezellen.