i
ZWAKTBAAKD, DE ZEEROOVER
Eizm
ZATERDAG 29 APRIL 1933
DE MAAND VAN
MAMA,
OPLOSSING PRIJS#
LETTERRAADSEL.
'N ARABISCHE LEGENDE.
HET HEILIG JAAR!
De vier „groot© basilieken".
LETTERRAADSEL.
Heintje de Vos
DE NATUUR IN.
'n Slangen#praatje.
VOOR KNUTSELAARS.
Een hartoimendoos.
Vreemde woorden.
EEN ROMEINSGHE
MOEDER.
•'M PUZZLE.
WELK BOEK?
De Vrijdag in het leven van
Stadhouder Willem IV.
Onder alle heiligen is er Eéne, die 'n geheel
aparte plaats inneemt. De Moeder van God, de
Maagd Maria! Alleen al omdat Zij tot Moeder
van het Vleeschgeworden Woord werd ver
kozen, verdient Zij deze zeer bizondere vcr-
ecring.
De Engel, die Haar begroette, vond dit óók.
Hij sprak tot Haar woorden, die Haar toren
hoog boven alle andere schepselen plaatsten.
„Vol van genacje!"
„De Heer is met U!"
„Gezegend zijt Gij onder alle vrouwen!"
Deze boodschap was toch zeker wèl de
moeite waard verder verhaald te worden? De
H. Kerk heeft dat gedaan in het Rozenkrans
gebed, dat wij allen in Maria's maand met
bijzondere aandacht gaan bidden.
Voor Maria zijn Jesus' vreugden de hare ge
worden; Jesus' smarten heeft Zij méé gedra
gen, nu deelt Zij in de overwinning, welke Hij
op Paaschdag over den dood behaalde. Iedere
leerling van den Zoon heeft, als Sint Joannes op
Calvarië onder het kruis, diens Moeder „bij
zich opgenomen". „En van toen af" zoo ver
haalt het Lijdensevangelie „nam de leerling
haar bij zich op!"
Wanneer dit niet gebeurd was, hoe zou dan
de eerbied voor de moeder, de glans der kuisch-
heid en de sfeer van ridderlijkheid zich hebben
kunnen verbreiden over een werelddeel, dat in
de donkere schaduw van het heidendom ge
boeid lag? Hoeveel hoop, hoeveel vertrouwen
heeft de Wetenschap, dat wij een Moeder in
den Hemel bezitten, niet geschonken aan de
levens der armen en der ongelukkigen, die
zonder Haar misschien zouden zijn bezweken?
En nu komt de Meimaand ons weer bizonder
herinneren aan de Godsmoeder en de Menschen-
moeder, de tweede Eva, die ons den tweeden
Adam schonk in Haar Zoon. De val kwam door
'n vrouw, het herstel kwam eveneens door 'n
Vrouwe, Daarom heeft de H. Kerk Haar steeds
bizonder geëerd. De eeuwen door heeft Zij
haar lofgezangen en hymnen aan Haar gewijd.
Hajir naam is steeds op de lippen der geioovi-
géii geweest, op den beitel der beeldhouwers,
in het palet der schilders, in de verheven ge
dachten der grootste dichters. De schóónheid
in het Christendom is ons veelszins door Haar
geworden, door de Maagd van Nazareth.
Sommigen hebben gezegd dat de Katholieken
wat méér aandacht aan den Zoon, wat minder
aan de Moeder moesten wijden. In onderschei
dene kerken durft men niet eens den Naam
dier Moeder te noemen, uit bijgeloovige vrees
voor „Roomsch!" te worden aangezien, dier
Moeder, die als profetes van zichzelf zeide; „Van
nu af zullen mij zalig prijzen alle geslachten!"
Toch heeft de tijd bewezen, een tijd van
negentien eeuwen, dat, hoe hooger de liefde
stijgt tot den Zoon, hoe méér diéns Moeder
wordt geëerbiedigd en ook, hoe méér men zich
kind van Maria gevoelt, des te nader men komt
aan het Broederlijk Hart van haar Zoon.
Aartsbisschop A. Goodier S.J. liep eens tijdens
de Meimaand door een van de armste ellende-
wijken eener Iersche stad. Voor een beeld van
Maria zag de prelaat het was in het laatste
jaar van den rampzaligen wereldoorlog (1918)
een behoeftige vrouw knielen. Haar zoon
stond in de loopgraaf, haar éénige kostwinner.
Tranen welden op in heur oogen, toen de Aarts
bisschop haar smeeken hoorde:
„Mother of God, be good to my lad and I'll be
good to yours „Moeder Gods, wees goed voor
mijn zoon en ik zal goed voor Uw Zoon wezen!"
Moeder en Zoon gaan hand in hand voor den
Katholiek. Wie dicht bij de Moeder staat, door
haar rozenkrans zich in de geheimen van
Jesus' leven verdiept, die kan niet vreemd zijn
aan den Zoon! Zorgen wij ervoor in deze Mei
maand, Maria's maand, de Moeder te eeren, ge
lijk de Zoon Haar eerde te Nazareth: „Hij was
hun onderdanig!"
„Ave Maria, soete maecht,
Ghedenct mijns, vrou, ter lester noot,
Dat ghi die viant van mi jaecht.
Want U ghenaden sijn so groot."
De oplossing van dit raadsel, waarvoor groote
belangstelling viel te boeken, luidt als volgt
SALOMONSZEGEL.
I S. 2 pas, 3 peluw, 4 droomen. 5 Hooimaand,
6 indigoplant, 7 salomonszegel, 8 regenscherm,
9 (andzenuw, 10 bloemen, 11 oogst, 12 bes, 13 L.
Varianten zijn voor goed gerekend I
De prijs wordt verdeeld tusschen
C. H., „Driehoek" te Lichtenvoorde
en
Fr. v. B., Arn. Asselbërgsstraat 12,
bij het Station, te Bergen op Zoom.
„Geef den duivel geen plaats".
'n Arabische woestijnbewoner, 'n zwervende
Bedoeïn (in ien), had zijn tent in een barre
zandvlakte opgeslagen en liet zijn lastdier, 'n
kameel, buiten loopen. Dat was voor dat beest
soms wel eens lastig, want de heete zandstor
men, Samoems, brachten meer dan eens zijn
leven in gevaar. Op zekeren dag stak hij z'n
langen neus door 'n kier van het tentdoek en
verzocht zijn meester: „Sta mij een heel be
scheiden piaatsje in deez' tent af, ik zal er
heusch niet méér bij nemen!"
De Bedoeïn was dom genoeg op dit listige
voorstel in te gaan. Het duurde niet lang, of na
den neus kwam de nek, de eerste bult, de
tweede, tot het logge dier tenslotte de geheele
woonruimte voor zich opeischte.
„Als het nou maar uit is!" toornde de
Arabier „ik heb haast zelf geen plaats meer
over!"
„Nou, zie dan maar, dat je je buiten wat be
helpt" luidde het onbeschaamde antwoord
van den indringer!
„Geef den duivel geen plaats" vermaant
Sint Faulus ons in een zijner epistels....
Geen enkele pelgrim, die Rome bezoekt, zal
nalaten de vier „groote basilieken" aldaar te
bezichtigen, de patriarchale kerken, die ieder
het voorrecht van de „porta sancta" of „heili
ge deur" bezitten. Zij zijn:
1. De Sint Pieterskerk;
2. De Sint Pauluskerk;
3. De Sint .Tan van Lateranen;
4. De H. Maria de Meerdere.
1. Van de Sint Pieter weet ieder wel zóóveel
dat. ik daarover haast niets behoef te schrijven.
De vrome bedevaartgangers der Middeleeu
wen klommen de driemaal zeven marmeren
treden, welke naar het voorportaal leiden, niet
dan op de knieën. Rechts en links de ruiter
standbeelden van Constantijn en Karei den
Grooten, de twee machtigste Keizers der Chris
tenheid, de eerewacht dienend aan het graf van
den Visscher.
In deze basiliek rusten dertien Pausen-Marte
laren, twee-en-twintig Pausen-Heiligen, de re-
liquie van Sint Pieter, de gebeenten der Apos
telen Judas en Simon, het hoofd van Sint An
dreas en van Sint Marcus en nog vele andere
relieken meer.
Bramante, Rafael en Michel Angelo (zijr.
koepel!) hebben aan den bouw der basiliek hun
onsterfelijke namen verbonden.
„Van hier schittert het ééne Geloof de wereld
in, hier heeft de éénheid van het priesterschap
haar oorsprong!"
De kerk is 187 m. lang de Dom te Keulen
„slechts" 132 m! de hoogte van den koepel
bedraagt 123 m. Er staan 748 pilaren in en 393
beelden! Bij het graf van den éérsten Paus
branden dag en nacht 89 lampen. Dit graf is
met een metalen plaat afgesloten. Op die plaat
een schrijn, dat de „palliums" bevat, wollen
strooken met ingeweven, zwarte kruisen, die
door Aartsbisschoppen en patriarchen bij plech
tige H.H. Diensten worden gedragen, 'n Enkele
maal wordt het pallium óók aan een Bisschop
verleend.
In de grotten van Sint Pieter staan de prach
tige graftomben der Pausen Pius X en Bene-
dictus XV, terwijl hier óók die roemrijke Paus
Pius VI, de eenige vorst, die Napoleon durfde
te weerstaan, zijn laatste rustplaats vond. De
sarco-phaag van Pius X h.g. is zeer sober ge
houden. Men leest er de volgende woorden:
„Paus Pius X
Arm en rijk
Zacht en deemoedig van harte.
Dappere strijder voor het Katholiek Geloof,
Die alles in Christus wilde vernieuwen,
Stierf godvruchtig 20 Aug. 1914."
Voortdurend knielt een schaar van geloovigen
bij deze groote dooden en allerlei briefjes en
geschriften, op het deksel gelegd, houden wel
beden in om hun voorspraak bij God te ver
krijgen.
2. De Sint Paulus-basiliek maakt van buiten
niet zoo'n geweldigen indruk als de Sint Pieter.
Men zou eerder aan 'n fabriek denken dan aan
'n bedehuis! Wanneer men het heiligdom even
wel binnentreedt, dan staat men verstelt van
de weergalooze pracht. Alles straalt en blinkt
en schittert van marmer en kostbare gesteen
ten. Geheimzinnig licht vonkelt uit de moza-
ieken en de Corinthische zuilen. De beeltenis
sen van alle Pausen, die Gods' Kerk bestuurd
hebben, zien op den pelgrim neder.
San Paolo fuori le Mura.
De H. Apostel vond zijn laatste rustplaats
onder het hoogaltaar. Zijn grafschrift luidt heel
kort: „Paulus, Apostel en Martelaar."
Van deze „San Paolo fuori le mura" („Sint
Paulus buiten de muren") en zijn schoonen
kloosterhof voert 'n wandeling van 'n half
uurtje naar de stille abdij „Tre Fontane", der
„Drie Fonteinen", gesticht in een omgeving
met eucalypten begroeid. De vrome klooster
tuin omsluit het kerkje met de drie bronnen
of fonteinen, welke daar ontsprongen toen de
H. Paulus, die als Romeinsch burger niet ge
kruisigd mocht worden, werd onthoofd. Het
hoofd van den Martelaar, aldus verhaalt de
legende, sprong driemaal op en riep telkens
„Jesus". Waar het néér bonsde, ontstond de
kille, de koele en de warme bron, „tre fon
tane".
(Wordt vervolgd
Mijn geheel bestaat uit dertien letters en is
de naam van een vakman, die zijn beroep in
hoofdzaak op straat uitoefent.
X 1
X 2
X 3
X 4
...*X...a o
X6
XXXXXXXXXXXXX 7
X8
X 9
X 10
X 11
X 12
X 13
1. Afkorting voor .Heilige".
2. Uitroep tor uiting van verschillende
schakeeringen des gevoels, van misnoegen, ver-
driestelijkheid, ongeduld.
3. Het hoorbaar en met moeite ademen, als
teeken van benauwdheid of vermoeienis.
4. Goederentieren vergevensgezindheden van
vorsten of rechters jegens misdadigers of over
wonnenen.
5. Hoofd van zeker sóórt rundvee.
6. Die de waarheid van iets ontkennen.
7. De eerzame handwerker!
8. De betalingen van hetgeen op een pand
geleend werd.
9. Scheefheid, schuinsheid, schuinte.
10. Lichtglansen, door alle vurige en stralen
de voorwerpen afgeschoten.
11. Los omhulseltje van iets dat rond is.
12. Achting die men geniet om zijn moed,
zijn deugden, zijne talenten; roem, aanzien.
13. Zoo wordt de tachtigdeelige thermome
ter aangeduid.
heeft "n hekel aan opn vlakten hij lijdt aan
„pleinvrees". Iemand die 'n vos getemd had,
en hem vaak mee nam op zijn wandelingen,
kon hem nooit bewegen het midden van 'n
laan of zoo te houden. Altoos sloop het dier
langs 'n heg, langs schuttingen, muren enz.
Eigenlijk heette hij heelemaal geen „zwart
baard", maar Edward Teach, Eduard „Teach"
op z'n Hollandsch (Tietsj). Zijn moeder had
ooit gehoopt, dat hij dien naam eerlijk en on
gerept door de wereld zou dragen, maar zij be
vond zich in dit ongedurige kind wel heel bitter
teleurgesteld. De goede stad Bristol werd hem
al gauw te eng en dat was nu niet zoo héél erg.
want de Ruijter had van Vlissingen op 't laatst
van zijn jongensjaren óók niet meer terug, doch
Edward Teach mengde zich onder dat woeste
stelletje zeeschuimers, dat Gods' wijde wateren
in die jaren méér dan onveilig maakte! Levan-
tijnen, Engelschen, Italianen, Hollanders, alle
naties waren onder deze boekaniers te vinden.
Zij maakten geen onderscheid tusschen vriend
of vijand; branden en blakeren was óók het
sieraad van hun oorlog!
Nadat Teach reeds enkele „prijzen" had ver
overd, gelukte het hem omstreeks 1720 een oor
logsbodem in de vaart te brengen, die veel weg
had van 'n drijvende vesting! „De wraak van
Koningin Anna" was de naam van dit schip.dat
met zijn veertig kanonnen en drieste beman
ning vast geen lichte tegenstander mocht hee-
ten! Dat ondervond de koopvaarder „Great
Allan", die geheel van zijn lading' werd ontlast
en daarna naar den bodem der zee gezonden!
'n Paar dagen later zou het oorlogsschip „Scar
borough" dien vermeteler] piraat wel eens
mores komen leeren! Er ontbrandde een ver
woed gevecht en.... kapitein Teach kwam als
overwinnaar uit den strijd! De „Scarborough"
droop af! Je kunt je wel voorstellen, dat onze
Edward na déze overwinning, zijn kop aardig
hoog droeg en dat de naam van zijn drijvende
vesting als 'n verschrikking op de lippen van
iederen rechtschapen zeeman lag!! Had deze
nog niet genoeg te stellen met den „Vliegende
Hollander", nare spookschip, dat overal dood en
verderf verspreidde? Nu kwam „Queen Anne's
Revenge" de pap nog méér verzouten! Géén
wonder, dat de meeste moeders haar hart vast
hielden, wanneer de lieve spruiten den weg
zeewaarts-aan insloegen!
„Zwartbaard" liet dit alles koud!! Het was
hem wel goed, dat de schrik er zoo diep in zat!
Hij behoefde zijn zwarte vlag maar te hijschen
en den naam van zijn schuit als een uitdaging
over de golven te laten klinken, of de achter
volgde schepen gaven zich zonder slag of stoot
aan een zóó geduchten boekanier over. Heele
vloten van koopvaardijschepen bleven gelaten
in de havens liggen op het bloote gerucht, dat
de „Wraak van Koningin Anna" in de buurt
kruiste. Liever afwachten en desnoods de lading
laten bederven, dan met dezen beruchten roo-
ver nader kennis te maken! Nog geweldiger
werd diens macht toen een Amerikaansch gou
verneur met hem gemeene zaak begon te maken
en zij besloten het systeem van „looden pijpen
samen deelen" te gaan toepassen. Zwartbaard
oefende een waar schrikbewind uit. Hij verbrak
de plechtigste beloften, schond de ernstigste
onderhandelingen, ja, hij maakte het zóó bont,
dat de bestolen kooplui de handen in elkaar
sloegen en bij de Amerikaansche Overheid op
een ernstige bestraffing van den schavuit aan
drongen.
Twee oorlogsschepen, onder bevel van den
luitenant-ter-zee Maynard, werden bestemd
voor de achtervolging van den gevreesden
piraat. Op diens hoofd werd een prijs gezet:
groote belooningen zouden ten deel vallen aan
degenen die hem gevangen namen! Wel een be
wijs, dat de ijdele Backbeard geen katje was
om zonder handschoenen aan te pakken! O
heden neen! Wanneer hij brandende zwavel
stokken onder zijn muts, ter weerszijden van
zijn gezicht, hield geklemd, dan leek hij, met
z'n langen zwarten baard en wilde oogen. meer
op een duivel, dan op 'n mensch en dat was
juist, wat hij gaarne hebben wou. De bijgeloo
vige zeelieden moesten iets heel bijzonders aan
hem zien! Daarom sloot hij zich soms op in
een brandend ruim met enkele anderen en
pochte en snoefde dan later van belang, dat hij
het daar 't langste had uitgehouden temidden
van rook en smook en vlammen!
Maar nu zat May achter z'n zwarte baard aan
en dat beteekende: oppassen en uitkijken! In
de maand November van het jaar 1717 kregen
de twee bevelhebbers c-lkaar in zicht. Het was
avond en als bij afspraak, zou men den komen
den ochtend afwachten, aleer het gevecht te
beginnen. Zwartbaard zette er 'n flinken borrel
op! Onder het uitbraken van de schandelijkste
vloeken en verwenschingen, zwoer hij zich op
dien melkmuil, dien opschepper van 'n May
nard bloedig te wreken! Wat dacht dat ventje
wel? Hém, Edward Teach, uit Bristol, de wet
voorschrijven? Morgen brengen! 'n Matroos
stelde hem deze vraag:
„Kapitein, het mócht eens verkeerd met U
afloopen, waar "kan uw weduwe dan al uw
schatten vinden?"
„Waar mijn schatten zijn, dat weten d'rmaar
twee: de duvel cn ik! Wie het langste van ons
tweetjes lééft, die mag ze houên!" luidde het
grove antwoord.
Middelerwijl begon het licht (e Worden. May
nard heesch de rijksvlag en zeilde naar Zwart-
baard's schip toe.
„Wie ben je?" informeerde Teach.
„Je ziet. wel aan mijn vlag, dat ik geen piraat
ben!" stelde Maynard hem gerust!
Toen hief de zeeschuimer een glas jenever
in de hoogte en riep:
„Je hoeft op géén pardon te rekenen en ik
wil ook géén pardon van jou aannemen!"
Maynard uitte zich in dezelfde termen weer
om!
De kanonnen barstten los: het gevecht nam
een aanvang! Aan weerszijden vielen dooden
en gekwetsten.
Toen dat zoo 'n tijdje had geduurd, gelastte
Maynard het. meerendeel zijner matrozen zich
boneden in het ruim van zijn schip te verstop
pen. Zwartbaard werd door deze krijgslist in
den waan gebracht dat de Amerikanen nog 'n
handjevol matrozen uitmaakten. Hij liet zich
nu met zijn makkers naar Maynard's boord
roeien sprong over en.... vond den koenen
officier met de gansche bemanning tegenover
zich! De pistolen lieten zich hooren. De zee
„Plotseling brak de sabel van jjfaynorJ..."
roover werd licht gewond. De zwaarden ver
lieten de scheede. De beide aanvoerders stre
den op leven en dood. Plotseling brak de sabel
van Maynard. Van deze gelegenheid maakte
Blackbeard gebruik om zijn tegenstander met
een doodelijken houw buiten gevecht te stellen,
toen een Amerikaansch matroos hem doodelijk
LM in hals en keel. Nóg streed de boekanier
door. Van overgave wilde hij niet hooren. Eens
klaps' 'n zware val: Zwartbaard lag languit
op het dek. Hij was dood. Maynard hieuw hem
het hoofd af en spijkerde dit, naar de barbaar-
sche gewoonte dier dagen, boven aan zijn boeg
spriet (een over den voorsteven uitstekend
rondhout). De andere roovers gaven zich over.
Slechts twee van hen ontkwamen aan den dood;
één, omdat hij toch reeds uit zeventig wonden
bloedde (later herstelde deze man toch weer!)
en de andere, Israël Hands, omdat hij zich tijdig
uit de voeten had gemaakt. Ook werd nog 'n
neger gevangen genomen, die aan boord van
de „Wraak" bij de kruitvaten had gestaan met
een brandend stuk touw. Hem had Blackbeard
order gegeven dadelijk de lont in dit ontplof
bare goedje te werpen, zoodra Maynard met de
zijnen het schip zouden hebben geënterd. Ge
lukkig had de slimme luitenant dit weten te
voorkomen!
BESTAAN ER ZEESLANGEN
Wel eens over den zeeslang gehoord Martha
Juist, dat is die slang, waar de varens] ui het
altijd over hebben en die eigenlijk alleen maar
in hun verbeelding bestaatIeder jaar duikt
hij op in den komkommertijd, wanneer het
nieuws der kranten schaarscher toevloeit dan
anders, omdat de halve wereld heel kalm met
vacantie isDan hebben ergens de matrozen
een geweldig ondier door den oceaan zien
schuiven met een staart, zoo lang als de Eiffel-
toren
Negers niet een reusachtigen python. Deze
slang kan een antiloop verzwelgenl Van
zijn huid maakt men dames-schoentjes.
En tóch, waarom zouden er géén zeeslangen
bestaan Iedere slang verstaat de edele kunst
van zwemmen en onder water blijvenLand-
slangen kunnen dit ook 1 Er zijn wel voorbeel
den van, dat 'n slang 'n paar uur zonder eenig
nadeel voor zijn gezondheid onder water door
bracht Doe hem dat maar eens na
Er zijn dan ook zeeslangen Ze leven in de
warme tropische zeeën, in den Indischen
Oceaan, aan de kusten van Australië en rond
de eilanden van Oceanië. Ze zijn allemaal ver-
giftig en voeden zich, ja, waar zouden ze zich
mee voeden, in zee Met vischNatuurlijk
Visch, die ze bij nacht en bij dag jagen, maar
soms slokken ze bij vergissing óók wel eens
'n slang-kameraad opVerandering van spijs
doet eten
Die zeeslangen hebben bfjzonderg hulpmid
delen om adem te halen. Hun neusgaten staan
boven pp den top van hun snuit en longen dat
ze hebben! Eén long vult, zoo te zeggen, hun
heele wormachtig, zijdelings-samengedrukte
lichaam. Ze kunnen zwemmen als 'n otter, maar
aan land slaan ze 'n droevig figuur, behalve de
soort, die eigenlijk zoo nu en dan maar eens
'n beetje uit pootje baden gaat om haar honger
te stillen. In het algemeen kunnen slangen het
best 'n hartje zonder eten stellen; het zijnvoor-
deelige kostgangers en deze zeeslangen vergen
al héélemaal 'n schijntje aan onderhoud, om
dat zein gevangenschap gauw sterven.
Haaien beschouwen zeeslangen als 'n lekker
hapje, maar zij worden ook wel aangevallen
door roofvogels, voor wie zij vaak een gemak
kelijke prooi opleveren, daar zij aan hun ge
zichtsorgaan zoo goed als niets hebben in het
water. Alle zeeslangen brengen levende jongen
ter wereld, soms wel achttien tegelijk.
Om nu van de zeeslangen over te stappen
op hun kronkelende collega's aan Jand, zoo
valt bijzonder op, hoe taai deze dieren wel zijn!
Het hart, uit hun lichaam gesneden, blijft nog
wel 'n half uur kloppen.
Eens had men van 'n slang den kop verbrij
zeld. Langen tijd daarna vertoonde het lenige
lichaam nog allerlei windingen na een etmaal
hield het hart pas op met slaan Gedurende
zijn gevangenschap verliest zelfs de gevaar
lijkste slang veel van zijn geduchtheid, daar
het gif in de gifklieren geleidelijk van samen
stelling verandert en voortdurend afneemt.
Toch kan men ze nooit geheel vertrouwen en
het raadzaamst blijft men op genadigen afstand!
Sommigen denken onder jullie zijn zulke
onwetenden wel niet, hè dat de slang óók
kwaad kan doenmet zijn gespleten tong! Hun
gaat 'n rilling door de leden, wanneer zij dat
lichaamsdeel zien heen en weer bewegen, als
gereed om te wonden
Nou, dat is heusch alleen maar aanstellerij
van den slang, anders nietMet dien gedeelden
tong kan hij toch niet bijten Dat doet hij met
zijn holle giftandenMaar die tong dient hem
soms als plaatsvervanger van zijn oog Dat zit
'm zóó: van tijd tot tijd stroopt de slang zich
zelf de huid afhij vilt zich levend Dat kunst
stukje begint bij de lippen en zoo verder, als
maar naar achteren, tot de heele huid d'r af
geschoven is. Nu komt er natuurlijk 'n oogen-
blik, dat ook de oogen bedekt zijn door die
oude huid Gedurende dien tijd nu „kijkt" het
dier met behulp van zijn zéér gevoeligen tong.
Gesnapt
Wel eens van vliegende slangen gehoord
„Die zou ik wel eens willen zien
Goed zoo, Wytse, ga dan met de groote va
cantie naar Arabië en dan zul je ze daér aan
treffen. Veel succes op je tocht 1
We beginnen met van stevig karton een ge
wone doos te ritsen. Lengte 30 c.M. breedte 20
c.M. en hoogte 10 c.M.
Boer in vreemde stad tot straatjongenWaar
is het „de-pot" (depot) van de Haagsche Ver-
verij
StraatjongenU moet niet zeggen „de pot"
maar „depo".
Boer, zijn steenen pijp stuk werpendIs die
pijp nou kapot of „kapo" t
Voor je de doos in elkaar zet, breng je de
binnenbeplakking op den bodem aan.
Den buitenkant beplak je met cretonne.
Nu gaan we de vier pooten maken. Onderaan
op de teekening zie je hoe je ze maakt. De
stippellijn is 'n ritslijn. Beplak ook de pooten
met 'n stukje cretonne of mooier nog, met 'n
stukje effen satinet.
Bevestig ze daarna op de hoeken van de
doos, zóó, dat ze de borddikte boven de doos
uitsteken.
Nu nog het deksel. Hiervoor snijd je twee
rechthoeken, één die juist in de doos past. en
één die precies tusschen de overstekende pooten
komt. Plak beide rechthoeken op elkaar en be
plak ze met cretonne.
Aan den bovenkant doe je onder het creton
ne een laagje watten en in het midden bevestig
je een groote, houten kraal.
Cornelia had 'n beroemden vader! Niemand
minder dan Scipio, die Hannibal versloeg in
den slag bij Zama (202v.Chr.>. Ook haar man
was iemand van groote vermaardheid, Tiberius
Gracchus (graggus)!
Eens vond deze op zijn legerstede 'n paar
slangen. Hoe die daar 'gekomen waren wist
niemand te vertellen! De waarzeggers werden
geraadpleegd over het zonderlinge voorval. Zij
kwamen tot de uitspraak, dat die dieren daar
door de goden beschikt waren. Wanneer de
mannelijke slang werd gedood zou Tiberius
sterven; de dood van den vrouwelijken slang
daarentegen zou het overlijden van Cornelia
veroorzaken. Tiberius vond het beter dat de
moeder zijner zonen behouden bleef. Zoo
doodde hij den mannelijken slang en stierf
Cornelia stond nu alléén voor de zware taak
den jongens Gajus en Tiberius een opvoeding
te geven zooals die in de beste tijden van de
Romeinsche republiek gebruikelijk was. Zij
hield hen daarom verre van de verkwistende
maaltijden of de openbare badgelegenheden,
waarmede zooveel tijd en onschuld verloren
ging. De eenvoudige vermaken van het ouder
lijke huis stelde zij op hoogeren prijs. In het
belang harer kinderen sloeg zij het aanzoek
van den Egyptischen koning Ptolemaeüs af,
die haar ten huwelijk vroeg.
Zekeren dag kreeg haar huis bezoek van twee
rijke Romeinsche dames, kwistig behangen met
paarlen en diamanten en gouden sieraden. Zij
vroegen, waar de juweelen van Cornelia wa
ren? Cornelia wenkte een slaaf, en deze bracht
haar twee jongens in de kamer:
„Dat zijn nou mijn juweelen" zeide de
wijze moeder niet zonder trots! Het leven harer
kinderen was haar méér waard dan de malle
opsmuk eener ijdele wereld!
Grieksch leerden haar zonen en wijsbegeerte
ook. Het duurde niet 'lang, of zij waren hun
kameraads in alles de baas. Hun mede-burgers
hadden dat drommels goed in de gaten en
schonken hun, toen zij ouder werden, gaarne
het volle vertrouwen.
Het was in die dagen te Rome zóó, dat er
veel armen landbouwers bijeen waren, die geen
plekje grond meer het hunne konden noemen.
Zij vonden in de hoofdstad geen werk. De
groote grondeigenaars trokken zich van hen
een bedroefd klein beetje aan en het bebouwen
van den grond lieten zij aan vreemdelingen,
slaven, over. In 133 v. Chr. werd Tibérius tot
tribuun gekozen. Nu zou hij in de hooge ver
gadering, Senaat, voor de armen ten beste
kunnen spreken en kunnen pogen hen aan 'n
hoekje grond te helpen. Hij stelde daarom voor
een oude, nooit nageleefde akkerwet te voor
schijn te halen en liet beslissen, dat ieder
slechts een beperkt stuk rijksland mocht be
zitten en dat de rest onder de armen prole-
taren moest worden verdeeld. Dit was den
rijken optimaten
heelemaal niet naar den
zin. De senatoren be
schuldigden hem van
naar de kroon te staan.
Er ontstond een straat-
oproer. Tiberius met
drie honderd zijner ge
trouwen werden ver
slagen en huh lijken in
den Tiber gesmeten.
Vergeefs smeekte Gajus
het stoffelijk overschot
van zijn broer te mogen
behouden, opdat hij het
des nachts zou kunnen
begraven. Zijn drin
gende bede werd echter
door de aanzienlijken
geweigerd.
Cornelia aanvaardde
den dood van haar oud
sten zoon met groote
gelatenheid. De gedach-
Een Romeinsch senator hij het beste met
met toga en sandalen. N°me vóór had gehad,
troostte haar in haar
verdriet. In het eerst speet het haar wèl, dat
Gajus een tiental jaren later het werk van zijn
gesneuvelden broer probeerde voort te zetten,
maar ook hierin schikte zij zich, omdat het haar
een rechtvaardige zaak leek. Allerlei hervormin"
gen werden nu ten gunste der „proletéren' in
gevoerd. Zij konden voor een grijpstuiver graan
De Romeinsche moeder Cornelia toont
liaar juweelen.
uit de regeerings-schuren krijgen, zij konden
naar een kolonie gaan om zich daar te vestigen
en nog veel dingen meer. Maar de Senaat en de
aanzienlijken werkten ook dezen Gracchus te
gen, vooral toen bleek, dat de verwende proleta-
ren niet weer voor hun broodje aan 't werk wil
den tijgen! Wéér waren de straten van Rome
getuigen van een afschuwelijk tumult, want
„wie Gajus doodt, zal het gewicht van zijn hoofd
in goud toegewogen bekomen" had de Senaat
verklaard. Hoewel de volkstribuun van dit spek
takel verre bleef, werd hij toch gedood (121 v.
Chr.).
De aanzienlijken verboden over de Gracchus
te spreken, en Cornelia mocht geen rouwgewaad
dragen. Zij bleef flink in haar ongeluk en ver
huisde naar Misenum, waar ze zich aan de stu
die van de Grieksche en Latijnsche boeken wijd
de. Vele vrienden, door de schitterende Griek
sche beschaving aangetrokken, zochten daar het
gezelschap der wijze vrouw: koningen en vor
sten achtten het niet beneden zich geschenken
cn blijken van de hoogste achting aan haar te
zenden. Haar bezoekers verhaalde zij gaarne
van haar vader, en diens krijgstochten door
Spanje, dat hij aan die van Carthago ontrukte.
Zij sprak met de meeste achting over den Car-
thaagschen veldheer Hannibal, den schrik der
Romeinen. Maar nooit kwam zij uitgepraat ever
haar „juweelen", Tiberius en Gajus, ware bur
gers van het geliefde Rome. En hoe groot was
haar vreugde, toen het volk standbeelden gmg
oprichten voor de beide b'oeders en met na
me Gajus in het schrijn van zijn geheugen als
een kostbaar kleinood bewaarde.
Toen. ten laatste. Cornelia stierf, werd ook
voor haar 'n bronzen monument opgericht
Ter afwisseling geven we in plaats van 'n
rebus weer eens 'n puzzle, ma IJselijk te ver
vaardigen. maar niet gemakkelijk op te lossen!
Nou. dat hoeft ook niet! Er moet 'n kluif aan
zijn en bovendien de oplossing heb je dadelijk
bij de hand
Neem 'n stuk karton en teeken daarop een
vierkant, 24 x 24 c.M. Breng op dat karton
nen vierkant de lijnen aan volgens bijgaande
teekening. Snijd langs deze lijnen en je krijgt
acht stukjes. Smijt ze maar eens flink door el
kaar en tracht ze dan weer samen te lasschen
tot het vierkant! Je zult zien, het valt nog lang
niet mee!
Volgende week weer 'n rebus!
li.
I
Hier volgt nummer twee der zes plaatjes van
de serie „Welk Boek?". Iedere week komt er
'n prentje bij, tot we de serie, compleet hebben.
Dan stroomen ons de titels der boeken toe,
rijmpjes en verzen over die boeken, teekenwerk
naar aanleiding van die zes boeken enz.Dén,
na plaatje VI dus!
Drie fraaie prijzen zitten aan deze serie vast.
Willem Karei Hendrik Friso, de latere stad
houder Willem TV, werd op 'n Vrijdag geboren
te Leeuwarden (I Sépt. 1711). Zijn vader was
toen reeds verdronken bij het oversteken van
het Hollandsch Diep.
Stadhouder Willem IV, in wiens leven de
Vrijdag zoo'n gewichtige rol speelde.
Den 25sten Maart 1734 huwde hij ,,'t juweel
van Engeland", de dochter van Engeland's ko
ning George II, Anna van Hannover. Ook dit
viel op 'n Vrijdag voor!
„Tot Neerland's hoofd verkozen" met méér
macht dan ooit zijn voorgangers-Stadhouders
gehad hadden hij werd immers Stadhouder
in alle gewesten! werd Friso Vrijdag 2 Mei
1747.
Het was óók op 'n Vrijdag, dat hem „een
Helden Zoon wierd gebooren," gelijk een oud
rijmpje ons meedeelt.
Den 22sten October 1751, al wéér 'n Vrijdag,
„lei hij 't dierbaar leven af, na vruchteloos baat
bij de wateren van Aken te hebben gezocht".
Op Vrijdag 4 Febr. 1752 werd 's Prinsen stof
felijk overschot in den grafkelder te Delft bij
gezet. j
O*