UIT BlADEfl Eli TIJDSCHRIFTEN DE ELECTRICITEITSRAAD INTERN. CREDIET- EN HANDELSVER. „ROTTERDAM". deP SngS tS'Ste° h,?blrh m NEDERLANDSCHE BANK MONUMENTENZORG. INSTITUUT VOOR DOOFSTOMMEN TE ST. MICHIELS-GESTEL. Opheffing van de af deelingen A en B der Rijkscottutiissie. EXAMENCOMMISSIE NIJVERHEIDS ONDERWIJS. NA DE VERKIEZINGEN. SCHILDERIJEN-DIEFSTAL. DIVIDEND 4 PCT. (V.J. 5 PCT.) UIT DE EXTRA RESERVE. Nog krachtige financieele positie. f APENNIJNSCHE INTERMEZZI. FASCISTISCHE VUURDOOP. SOUVENIRS DER FRANSCHE REVOLUTIE NED. VER. VOOR PIIONETISCHE WETENSCHAPPEN. EXAMENCOMMISSIE HAND- TEEKENEN. Geen College voor het uitvechten van kib- belpartijtjes, doch een dat leiding zal hebben te geven aan de ontwikkeling van de Ned. electriciteitshuis- houding. door DR. H. GELISSEN. Door Z. E. Minister Reymer is 22 April 1933 in een der lokaliteiten van zijn Departement de bij Koninklijk Besluit van 3 April jl. voor vijl jaren ingestelde Electriciteitsraad, welke Raad tot taak heeft den Minister op verzoek, dan wel eigener beweging van advies te die nen omtrent aangelegenheden betreffende de Nederlandsche electriciteitsvoorziening, geïn stalleerd. Bij dezen Raad zal door den Minister van Waterstaat een bureau worden ingesteld, welk bureau de behandeling van zaken in den Raad voorbereidt en aan den Raad de noodige vooi- lichting verschaft. In de Nederlandsche electriciteitsindustrie is voor ruim 600.000.000 in opwek- en distri butiemiddelen vastgelegd. Het is dus van groot belang, dat aan de ontwikkeling van deze zoo kapitaal-intensieve industrie „cen traal" leiding wordt gegeven; leiding, waaruit zoodanig effect resulteert, dat de investaties, met inachtneming der bedrijfszekerheid, tot een minimum beperkt worden. De Nederl. electriciteitsindustrie werkt, in tegenstelling met hetgeen in andere landen geschiedt nog zuiver locaal. Zij beperkt zich, enkele uitzonderingen daargelaten, voor wat de electriciteitsvoorziening betreft, hoofdzake lijk tot de grenzen eener gemeente (bij de groote gemeenten) of tot de grenzen der pro vincie. Het gevolg hiervan is, dat vele centra- len. hoe dicht zy ook bij een zusterbedrijf lig gen, of hoe bedrijfszeker en bedrijfsveilig zij hiermede ook verbonden zouden kunnen wor den, vanwege hare geïsoleerdheid een volle dige reserve behoeven. Het gevolg hiervan is tevens, dat in tijden van calamiteiten, of sto ringen van minder groote orde, de eene cen trale geen hulp aan de andere kan bieden. Van hoe groote beteekenis een dergelijke hulpver- leening zou zijn, kan men weer afleiden uit de rol, die de electriciteitsvoorziening in de in- dustrieele, zakelijke en sociale samenleving speelt. Het doet dan ook verheugend aan uit de antwoordrede van den voorzitter, prof. ir. van Swaay, ter gelegenheid van de installatie van den Electriciteitsraad uitgesproken, te mogen vernemen: „dat het belangrijke vraagstuk der verdere concentratie en dc daarmede gepaard gaande koppeling der groote electriciteitsbe- drijven hoe langer hoe meer naar voren dringt", waaruit wij afleiden, dat dit vraagstuk de volle aandacht van den Electriciteitsraad zal hebben. Wij hopen dan ook gaarne, dat de Electrici teitsraad niet zal zijn een bureau, waarin kib- belpartijtjes en ruzietjes tusschen stroom afnemers eenerzijds en stroomopwekkers an derzijds zullen worden beslecht, want nu er een Raad is, komen deze ruzietjes er vast. Wij zouden niet gaarne zien, dat dit de hoofdtaak van den Nederlandschen Electriciteitsraad zou worden, integendeel, wij vertrouwen er op, dat da Electriciteitsraad het vak „Electriciteits- huishoudkunde", dat in Nederland tot nu toe nog hoegenaamd niet beoefend is, met terdaad zal gaan beoefenen en gezien het groote bedrag, dat in de Nederlandsche electriciteitsvoorziening geïnvesteerd- is, op de allereerste plaats zal trachten te doen sparen op die investeeringen waar de afschrijvingen, zoowel als de kans op technische verbeteringen, het grootst zijn. Het wil ons voorkomen, dat hier een belangrijke taak voor den Nederland schen Electriciteitsraad en zijn leden is weg gelegd Samenwerking, leidend tot grootere oecono- mie en bedrijfsveiligheid, om bij de provin ciale electriciteitsbedrijven te blijven, kan op drieërlei wijze geschieden: 1. de bedrijven kunnen hun centralen, zoo als dit bijv. thans tusschen Groningen en Fries land het geval is, koppelen en voor elkander reserve houden; 2. de provinciale bedrijven zouden hun opwek- en hoogspanningstransportmiddelen in één maatschappij, in een z.g. productiemaat schappij, kunnen onderbrengen, waarvan dan de provinciale distributiemaatschappijen kun nen koopen; (of een electriciteitschap oprich ten); 3. daarvoor in aanmerking komende bedrij ven zouden ook, bijv. paarsgewijze, hun be drijven volledig kunnen inbrengen in nieuw op te richten interprovinciale naamlooze ven nootschappen, (of electriciteitschappen). Men zou dan de boekwaarde, daarnaast de werke lijke waarde, rekening houdend met de ge dane afschrijvingen, alsmede de winstcapaciteit (op eenzelfde tariefbasis) moeten berekenen, waarna de bezittingen der beide bedrijven tegen aandeelen en obligaties in een nieuwe maat schappij kunnen worden ondergebracht. Het wil ons voorkomen, dat deze laatste wijze van werken de beste zou zijn. Hierbij wordt gebroken met den historisch gegroeiden toe stand, dat de geographische grenzen der pro vincie zouden zijn de grenzen eener economi sche voorziening. Het is wel merkwaardig, dat in het buitenland, waar de electriciteitsbedrijven, hetzij geheel en al door particuliere naamlooze vennootschap pen worden gefinancierd, hetzij bankkapitaal (Electriciteitsbank) achter deze bedrijven staat, men tot veel grootere samenwerking is ge komen, dan dit in Nederland het geval is. Om het bewijs hiervoor te vinden, behoeft men slechts naar België, Frankrijk, Duitschland en Italië te kijken. Men verwijt overheidsbedrijven wel eens stroefheid en minder oeconomisch inzicht. De Nederlandsche overheidsbedrijven, in wier handen thans de electriciteitsvoorziening is. hebben, indien na uitvoerige studie zal blijken, dat het beter is tot samenwerking, voor wat betreft de Nederlandsche electriciteitsvoorzie ning, onder welken vorm dan ook, te bsluiten thans een goede kans om te bewijzen, dat zij even zoozeer de oeconomie der bedrijfshuis- houding weten te betrachten als hun particu- ere zusterbedrijven. De electriciteitsvoorzie- ning is bij de provincies in goede handen. De Provinciale invloed heeft ervoor gezorgd, dat ze bedrijven niet werden maatschappijen, pionnierswerk, door de provincies verricht, te groot geweest. Daarvoor is het gevaar, verbon den aan het bestaan van een log staatsbedrijf, dat niet meer de frischheid en het initiatief der provinciale onderneming kan hebben, te groot, Persoonlijk werkten wij een voorstel uit om tot nauwere samenwerking tusschen de provin cies Noord-Brabant, Gelderland en Limburg te komen. Er zijn ook hier twee mogelijkheden, hetzij een productiemaatschappij te doen op richten door de drie bedrijven, in welke maat schappij kunnen worden ingebracht centralen en hoogspanningslijnen of, indien wij ons beper. ken tot de provincies Brabant en Limburg, een volledige fusie tusschen de bedrijven dezer beide provincies tot stand te brengen. Brabant zou daardoor verkrijgen een voedingspunt in het Westen en een voedingspunt in het Oosten Limburg zou voorloopig van de groote reserves, in de Brabantsche centrale opgesteld, kunnen profiteeren. De industrie en de gemeenten in beide provincies liggend zouden op den duur, indien zou blijken, dat bij uitbreiding der pro ductiemiddelen, de Limburgsche centralen goed- kooper zouden kunnen opwekken dan de Bra bantsche (dit zou alleen op grond van lagere kolenprijzen mogelijk zijn), op deze wijze van Limburgsche kolen worden voorzien, want, waar kilowatturen geleverd worden, kan de buiten- landsche kolenindustrie geen kolen meer leve ren. Een dergelijke samenwerking zou ook den bouw en de exploitatie der waterkrachten te Roosteren, Born en Maasbracht in het Juliana- kanaal, zoowel als de mogelijkheid tot oprich ting van een magazijn voor de electrtriciteit, een spaarbekkenkrachtwerk, eerder voor ver wezenlijking vatbaar maken en ongetwijfeld tot grootere oeconomie en bedrijfsveiligheid leiden. Voortgezette goud verkon pen. Bijzondere oorzaken. Uitzetting der biljetten- circulatie als gevolg van de ultimo. Voor de tweede maal binnen het tijdbestek van slechts een tweetal maanden wordt de gul den op zijn werkelijk goudgewicht geijkt door een hopelooze verwarring in de internationale monetaire verhoudingen. Begin Maart was het de door het afgekondigde bankmoratorium en het tijdelijk ingestelde embargo op den uitvoer van goud uit Amerika gewekte vrees voor den dollar, welke ook een oogenblik haar reflex op den gulden had. Zonder dat het destijds tot een werkelijke depreciatie van den dollar kwam, werd de bij de Nederlandsche Bank berustende goudvoorraad verminderd met een hoeveelheid ter waarde van circa 79 millioen gulden in slechts enkele weken tijds. Van 6 Februari lot 13 Maart verminderde de in de kelders der Ne derlandsche Bank berustende goudvoorraad van 1.027 tot 948 millioen gulden. De beide weken van 27 Februari tot 13 Maart gaven een verlies te zien van niet minder dan 71 millioen gulden. Dit goudverlies heeft de positie van den gul den intusschen in wezen niet aangetast; eerder moreel zelfs versterkt. Gedurende enkele daar op volgende weken kon zelfs weder een beschei den vermeerdering van den goudvoorraad wor den geregistreerd. Er deed zich eertijds trou wens een bijzondere omstandigheid voor, welke de krachtige vermindering van den goudvoor raad volkomen verklaarde. Nederlandsche in stellingen traden als geldschie op voor de Belgische Schatkist evenais voc. de Fransche Spoorwegen. De laatsten plaatsten hier te lande driemaandspromessen tot een bedrag van 60 millioen gulden. Dit geid werd nu onder den druk der valutavrees direct opgevraagd en in goud naar de betreffende landen geremitteerd. Ook dezen keer, nu de dollar in werkelijkheid is gedeprecieerd, schijnt de gulden op de eerste plaats de gevolgen van het daardoor gewekte wantrouwen in de nog resteerende goudvaluta's te moeten dragen. En, wordt er andermaal een aanslag gepleegd op den goudvoorraad van de Nederlandsche Bank. Echter, ook deze keer is de vraag gerechtvaardigd, of hier inderdaad al leen sprake is van een valufavrees; althans van een valutavrees ten aanzien van de gulden? Welke rol de valutavrees inderdaad mocht henben gespeeld, is niet heel duidelijk uit de cijfers te lezen. Zij kan echter allerminst groote afmetingen hebben aangenomen. Want, in to taal ging er deze week een hoeveelheid goud ter waarde van slechts 24 millioen gulden naar het buitenland; een hoeveelheid, welke zelfs al was dit verlies geheel en al te wijten aan valu tavrees, verrassend bescheiden moet worden ge noemd. De schattingen omtrent het goudverlies voor deze week, welke men in de markt kon beluisteren, grepen dan ook algemeen beduidend hooger. De wisselkoersen laten inmiddels nog steeds een bescheiden marge voor goudverzen ding naar Parijs en een nog bescheidener marge voor verzending naar Brussel open. Deze laat ste bestemming kan practisch vrijwel worden uitgeschakeld op het oogenblik. Voor de beide nu vervlogen weken waarin de werkelijke dollardepreciatie haar invloed deed gelden, bedroeg het goudverlies in totaal 51 mil lioen gulden. Overigens geeft de -weekstaat een weerspie geling van de geldbehoeften voor overbrugging van den April-ultimo; gemeenlijk de zwaarste van het jaar. Op de geldmarkt heeft zich dit weerspiegeld in een lichte verhooging van de geldrente, welke verheffing inmiddels reeds weder heeft moeten plaats maken voor een zeer bescheiden reactie. -«"'JVCU JllCb WC1UC1I Uiaatouua^^jjuji, Er r '10ogste doel was het maken van een zoo teeke mogelÜke winst, iets wat, gezien de be de ind' Van goedkoope electrische energie voor heid va^"6' voor onze Nederlandsche nijver- schillenri Veel belang is. In de statuten van ver- de electi-6 .Prov'nciaIe bedrijven, die zich met bet make"IteitSV00rzienin§ bezighouden, is zelfs dienen inw Van groote winsten verboden en gen gebruikt3! Van te hooge winst> deze bedra- Wii honp„ worden voor tariefsverlaging. Electriciteitsraadme' dat het instellen van een bemoeiing in met beteekent grootere Staats- zeker niet, dat d Zm van staatsexPloitatie' en van de Nederlanden231 ,leiden tot socialisatie De provincial» n electriciteitsindustrie. ^heS'alZs0°een ve°lT T bet^fT een oeconomL behartigd. Zij hebten^rvom g0ed It d'f f tarieven8 laag zijn ff mdien zij daarvan overtuigd raken, ook zonder Regeermgsdwang tot samenwerking overgaan. Het wil ons voorkomen, dat een grootere Re- geeringsinvloed dan die, welke kan bestaan in het geven van leiding aan de ontwikkeling der Nederlandsche „electnciteitshuishouding" ver keerd is. Zeker mag nooit tot socialisatie der «ederlandsche electriciteitsindustrie worden «^ergegaandaarvoor hebben de provincies het *°t nu toe te goed gedaan, daarvoor is het Zijn weldadige arbeid in 1932. Het verslag van het Instituut voor Doofstom men te St. Michiels-Gestel ons dezer dagen toe gezonden, getuigt weer op menige bladzijde van den weldadigen arbeid van deze schoone lief dadige Inrichting en de buitengewone sympa thie,- waarin zij zich steeds mag blijven ver heugen. Bijna 400 doofstommen werden daarin in het jaar 1932 liefderijk verpleegd. Van deze zijn er nog 290 in de leerjaren. Zij zijn verdeeld in 28 klassen, waarin zij onder leiding van den Hoogeerw. Directeur door 32 onderwijzers en onderwijzeressen onderricht ontvangen. 49 nieuwe leerlingen, grootendeels behoorend tot den behoeftigen stand, werden opgenomen, terwijl ook weer een groot aantal als zijnde voldoende onderwezen, kon worden ontslagen. Bijzondere zorg werd in 1932 weer gewijd aan de godsdienstige belangen der oud-leerlingen. 181 doofstomme mannen en jongens kwamen de Augustus-retraite in het Instituut bijwonen; een groot aantal ook de godsdienstoefeningen in den loop van het jaar te Tilburg, Amster dam en Rotterdam gehouden. Tal van belangstellenden, zoowel uit het bui ten- als binnenland brachten een bezoek aan de schoone inrichting en volgden met groote belangstelling het onderwijs in verschillende klassen. Tot deze behoorden o.a. Z.H. Exc. Mgr. Mar. Ivanios, Aartsbisschop van Trivandrum, met zijn secretaris mgr. C. K. Mattam, dr. Szondi uit Boedapest, die in een Hongaarsch tijdschrift voor heilpaedagogie zijn indrukken tijdens zijn verblijf in Holland opgedaan, weer gaf en daarbij o.a. mededeelde, dat het doof stommen-onderwijs in Nederland goed verzorgd is en dat Holland in het bijzonder trotsch mag zijn op het prachtige Instituut van St. Michiels- Gestel. De laatste bladzijden getuigen van den zeer belangrijken steun dien de liefdadige Inrich ting in het afgeloopen jaar weer van menige zijde mocht ontvangen, o.a. van de provinciale, burgerlijke en Katholieke Armbesturen, van de bisdommen Den Bosch (f 4863.37). Breda 3289.16) en 5errmond 8179) en van par ticuliere zijde (ruim 21.0Q(fa Bij Kon. besluit van 26 April 1933 zijn met ingang van 1 Mei 1933 lo. opgeheven de afdee- lingen A en B der bij Koninklijk besluit van 10 Mei 1918 no. 66 ingestelde Rijkscommissie voor de monumentenzorg met bepaling, dat de taak en bevoegdheden dezer afdeelingen voortaan zullen komen te rusten op de ge- heele Rijkscommissie voornoemd, met dien ver stande, dat deze bevoegdheid heeft voor onder- deelen van haar taak uit haar midden perma nente subcommissies in te stellen is 2o. eervol ontslag verleend met dankbe tuiging voor de door hen den lande bewezen diensten aan het lid, tevens voorzitter der af- deeling B. prof. ir. J. A. G. van der Steur, b. i. het lid, tevens secretaris dier afdeeling, dr. J. Kalf, het lid, tevens secretaris der afdeeling A.dr. E. J. Haslinghuis, de leden der afdee ling Adr. J. W. H. Goossens, jonkvr. C. H. de Jonge ir. L. J. M. Keuller c. i., J. H. A. Mia- laret en W. te Riele G.z., en de leden der af deeling B jhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn. dr. H. P. Berlage, H. van Heeswijk, O. Leeuw prof. A. W. M. Odé, dr. A. Pit, mr. dr. A. B. G. M. van Rijckevorsel, prof. ir. C. K. Visser, prof. dr. W. Vogelsang en prof. dr. W. Martin zijn 3o. benoemd in de Rijkscommissie voor de monumentenzorg tot lid en voorzitterprof. ir. J. A. G. van der Steur b. i. te 's-Gravenhage tot lid en secretarisdr. J. Kalf, directeur van het Rijksbureau voor de monumentenzorg te 's-Gravenhage tot ledenjhr. mr. dr. E. A. van Beresteyn, lid van den gemeenteraad, te 's-Gravenhage dr. H. P. Berlage, architect, te 's-Gravenhage; mr. dr. E. J. Beumer, lid van de Tweede Ka mer der Staten-Generaal te Utrechtir. G. C. Bremer Rijksbouwmeester, te Wassenaardr. J. W. li. Goossens, Rijksarchivaris te Maas tricht H. van Heeswijk, architect bij den Rijksgebouwendienst te 's-GravenhageO. Leeuw, architect te NijmegenJ. H. A. Mia- laret, architect te 's-Gravenhageprof. A. W. M. Odé, te Delftdr. A. Pit, te 's-Gravenhage; mr. dr. A. B. G. M. van Rijckevorsel, Onze Commissaris in de provincie Noord-Brabant, te 's-Hertogenboschdr. H. Schneider, direc teur van het Rijksbureau voor kunst-historische en ikonographische documentatie te 's-Graven hage prof. ir. C. K. Visser, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delftprof. dr. W. Vogelsang, hoogleeraar aan de Rijksuniver siteit te Utrechtprof. dr. W. Martin, directeur van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen, te Wassenaaren is 4o. met ingang van 1 Januari 1934, aan het Rijksbureau voor de monumentenzorg te 's-Gravenhage opgeheven het ambt van onder directeur en in verband hiermede met ingang van dien datum eervol ontslag als zoodanig verleend aan dr. E. J. Haslinghuis aldaar. Bij beschikking van den Minister van Onder wijs. Kunsten en Wetenschappen is bepaald, dat de commissie, in 1933 belast met het afnemen van de examens ter verkrijging van de akten van bekwaamheid tot het geven van nijverheids onderwijs, gemerkt Na, Nq, Nr en Ns, zitting zal houden te Amsterdam en 's Gravenhage- en zijn benoemd in deze commissie: tot lid en voorzitster: mej. J. F. Beumer, in- spectrice van het nijverheidsonderwijs te den Haag; tot lid, ondcrvijorzitster en secretaresse mej. C. Beekhuis te Amsterdam; Meer vrijwilligers voor Paus en Kerk. (Ingezonden.) Het is een algemeen bekend feit, dat bij het einde van den verkiezingsstrijd het algemeen kiezerskorps geneigd is om op lauweren te gaan rusten. Ook de kern, de voor de verkiezingen in 't leven geroepen propaganda-vereenigingen vallen gewoonlijk uiteen totdat voor den vol genden stembusstrijd opnieuw een oproep wordt gedaan. Als men echter even wil nadenken hoe in den tegenwoordigen tijd de meest destructieve theorieën worden verkondigd en de invloed van dergelijke ideeën en stelsels en de kracht waarmede zij worden gepropageerd van de grootste beteekenis zijn voor de richting waar in het godsdienstig en sociaal leven zich ont wikkelt, dan wordt het duidelijk dat de Katho lieken van thans meer dan ooit naast hun Priesters een blijvende activiteit aan den dag zullen hebben te leggen, zooals hier en daar reeds geschiedt, door het Leekenapostolaat. Niet te dikwijls en niet te luid kan dan ook de oproep worden gedaan: „Katholieken werkt mede." Het is de tijd van werken, van mee helpen om de Katholieke waarheid te doen ze gevieren; thans moeten er vele leekenaposte- len gevonden worden. Nog te meer nu gedu rende de laatste weken van actie en propagan da in meerdere plaatsen is gebleken dat er ten deze een groeiende belangstelling is onder de jongeren. In het Bossche Bisdom mag het leekenaposto laat zich tegenwoordig in eenigen bloei ver heugen. Reeds zijn ruim een zestigtal afdee lingen opgericht met een ledenaantal van bijna 1500, 3lien in een Diocesaan verband vereenigd. Toch bleven nog verschillende parochies ach ter, alwaar een afdeeling van het leekenapo stolaat goed en nuttig werk kan verrichten. Moge voor zooveel mogelijk in iedere pa rochie van het Bossche Diocees en ook daar buiten het leekenapostolaat meer en meer in gang vinden om op de bres te staan voor het behoud van geloof en zedelijkheid, alsmede om van ons goede volk te weren de ellende, welke het gevolg is van actie en propaganda voor al lerlei materialistische levensbeschouwingen. Inlichtingen worden gaarne verstrekt door den secretaris van de Bossche Diocesane Ka- tholieke-leekenapostolaat-centrale. 's-Bosch. J. A. VAN GENABEEK. Een aantal belangrijke werken te Brooklyn ontvreemd. Uit de verzameling van het kunstmuseum te Brooklyn zijn, naar men ons meldt, acht van de kostbaarste schilderijen gestolen, waaronder een aantal Hollandsche en Vlaamsche oude meesters. Onder de gestolen schilderijen bevinden zich o.a. van Dijck's „Portret van Senor Miosa", „De Boodschap" van Fra Angelico, een Christuskop van Benardino Luini. Sir Thomas Lawrence's „Portret van Miss Mingay" en verder werken van Lucas Cranach, Rogier van der Weyden en Romney. De waarde der gestolen schilderijen is niet in geld uit te drukken. Zij waren niet tegen diefstal verzekerd. Van de dieven ontbreekt tot dusver elk spoor. »*vvn t 1|U .4JL uil J..I NAAR EEN RECHTSCH MINISTERIE De „Rotterdammer" schrijft in haar verkie zingsbeschouwing o.m.: We hopen van ganscher harte, dat de drie ernstige groepen ter rechterzijde elkaar in volle harmonie zullen vinden, want dat is de eenige manier om van het parlementaire staatsbestuur en van gezonde democratie nog te redden, wat er te redden valt. Kunnen de vroegere coalitiegroepen niet tot die hoogte van samenwerking komen, dan ligt het gevaar voor de deur, waarop dr. Colijn zoo vaak gewezen heeft en waarom men hem ten onrechte fascist gescholden heeft. 1 Het blad besluit als volgt: De versterkte anti-rev. partij bedenke, dat adeldom verplicht en de Chr. Hist, en R.K. fracties, al zijn ze nu ietwat beschadigd, mogen nooit vergeten, dat zij een hooge roe ping té vervullen hebben: samenwerking van de groepen, die opkomen voor de Christelijke beginselen in ons volksleven, en aldus streven naar behoud van onze groote nationale goe deren, gezag en vrijheid naar de ordeningen van Gods Woord. COLIJN WIJKT GEEN STREEP De „Volkskrant" schrijft een driestar, waar in het opmerkt, dat nog voordat de officieele raadgevers den Kroon kans hebben gehad aan de Koningin hun advies te verstrekken om trent de oplossing der regeeringscrisis, een deel der pers al met haar advies heeft klaar gestaan. En vervolgt dan: „Tegenover al dat ijveren en dringen van liberale zijde geeft de christelijk-historische Nederlander blijk van meer werkelijkheids zin en verantwoordelijkheidsbesef door aller eerst samenwerking van en overeenstemming tusschen de partijen der rechterzijde op den voorgrond te stellen. Indien de rechterzijde haar taak in dezen bangen tijd beseft en aandurft, haar roeping verstaat, dan is zij, tegenover de versplin tering der minderheid ir, elf groepen, zelfs met haar kleine meerderheid sterk genoeg om het schip van staat door de woelige gol ven heen te sturen. En wil men als dekking een der andere par tijen in de regeeringscombinatie opnemen, dan zouden niet de liberalen, maar de vrij zinnig-democraten daarvoor in aanmerking komen. Wat in deze omstandigheden het meest verheugt is de resoluutheid waarmee de heer Colijn alle pogingen om zich door het liberale net te laten omspannen afwijst. Nog eens en zoo duidelijk mogelijk, heeft hij verklaard, met de motieven dergenen, die de anti-revolutionairen aan hun overwinst hebben geholpen, geen rekening te zullen houden. Elke verwachting dat de anti-revolutio naire Kamerleden iets anders kunnen of willen zijn dan anti-revolutionairen, noemde hij volstrekt ongemotiveerd. De heeren van de Nationale Unie, van Na tionaal Herstel en hun liberale vrienden kun nen gerust alle hoon laten varen, dat dr. Co- lijn zich ook maar een streep van den rech ten "weg zal laten aftrekken. En het spreekt vanzelf dat de katholieken, of zij al dan niet sympathiseeren met het denkbeeld van den heer Colijn als kabinets formateur, zich gelijkelijk verheugen over de beginselvastheid van den anti-revolutio nairen leider, waaraan trouwens niemand ook maar een oogenblik getwijfeld heeft." DE OPLOSSING In een bespreking van de diverse socialisti sche uitgaven over het huwelijk, speciaal naar aanleiding van het boek der Wibauts een be spreking, die om haar manco aan moreel hou vast en haar geven en nemen op dit gebied onze volle instemming niet kan hebben komt Chris Blom in „De Jonge Gids" op tegen de afschuwe lijke „oplossing" door de Wibauts aan de hand gedaan: Want het is niet waar, dat de vrije ver- loving-met-voorbehoedmiddelen 'n oplossing is. En het is ook niet waar, dat deze vorm door de betrokkenen als een toekomstwensch wordt beschouwd. Een oplossing kan alleen maar zijn het vrije (d.w.z. vrij van materieele banden) huwelijk van twee menschen, die bereid zijn dat huwelijk in z'n volle en diepe beteekenis van heerlijkheid èn verantwoor delijkheid te aanvaarden en dus ook de kin deren en dus niet alle technische kunst- en vliegwerk als middel om verantwoordelijk heid te ontduiken. Om van drie- en vierhoek jes niet te spreken. ONZE POLITIEKE KRACHT ZIT IN 'T GODSDIENSTIGE De „N. Tilb. Crt." constateert, dat nauwelijks ooit een niet-katholiek er aan denkt om op een katholieke lijst te stemmen en vervolgt: Zulke or.noozele ganzen zijn het eigen bezit van de Katholieken, die hun broeders achter stellen bij anderen, alleen om een paar centen per uur meer (verondersteld te behouden of te bereiken) of wat guldens minder aan belasting of sociale voorzorg. En aldus zijn er katholieke stemmen te recht gekomen bij de rooden, misschien wel bij de communisten, bij de liberalen, bij de fascisten van een of ander livrei, en ook bij Colijn. den sterken man, die intusschen ook wel zonder hun hulp zou zijn gekozen. Het blijven echter afzonderlijke verschij ningen, en over het algemeen bleef de Katho liek aan het katholieke trouw. Toch moesten, ongerekend dan de verkie- zingsverliezen, de getallen nog grooter zijn voor de gezamenlijke katholieke lijsten. Want er is kiezersaanwas van beteekenis en daaraan beantwoordt de aanwas der katholieke stem men niet. Dit vindt zijn aanleiding en oorzaak in veel ernstiger dingen dan politieke vergis sing. Het zit hem namelijk in de beruchte lek, in het verlies van Katholieken voor hun geloof en van hun godsdienst, welke vooral in de groote steden moet worden vastgesteld. De conclusie is dan ook, dat wij hebben te zorge.. voor versteviging van de godsdien stige kracht der onzen, opdat ook de politiek daarvan de vruchten drage, en voorts mogen wij er voor waken op grond van het ook nu nog onmisbaar politiek succes te meenen, dat het religieuse er even goed voor staat. Onze politieke kracht zit ln het godsdien stige, dat is ook nu weer gebleken, en het Ii met omgekeerd. Aan het verslag der Intern. Crediet- en Han delsver. Rotterdam over 1932 ontleenen wij: In alle takken van ons veelzijdig bedrijf vin den wij den invloed terug. De invoerhandel had zich aan te passen aan de verder sterk gedaalde koopkracht van alle bevolkingsgroepen. Deze had ten gevolge, eensdeels beperking van den import tot 't voor bevolking en industrie strikt noodzakelijke, gepaard aan een noodgedwongen, ver gaande detailleering die de kosten van het verkoopapparaat verhoogde, en daarmede de winstmarges zeer ongunstig beïnvloedde: ander deels verdere, sterke verschuiving naar den im port uit het Oosten, met name uit Japan, dat door zijn lagere productiekosten, geaccentueerd door daling der valuta, zooveel gunstiger is ge plaatst. Refereerend aan ons vorig jaarverslag, betreu ren wij, dat het onze Twentsche industrie, trots alle krachtsinspanning en finantieele offers, niet gegeven is geweest haar debiet in Nederlandsch- Indië te handhaven. Het laat zich helaas aanzien dat, zelfs bij terugkeer van meer normale ver houdingen, deze toestand van blijvenden aard zal blijken te zijn. Het proef textielbedrijf Onder deze omstandigheden hebben wij nieuwe wegen gezocht om ons aan de verschui ving op textielgebied aan te passen. Als eerste stap daaroe is, in samenwerking met een drie tal onzer Twentsche vrienden, aan een proef- textielbedrijf, dat wij sinds eenige jaren te Ga- roet exploiteeren, uitbreiding gegeven met mechanische getouwen. De ervaring, hiermede onder vakkundige Nederlandsche leiding op te doen, zal ons omtrent de mogelijkheden technische en commerciëele van textielin dustrie in Indië den weg moeten wijzen. Inmid dels bevorderde de Indische Regeering ons streven door afschaffing van invoerrechten op katoenen en kunstzijden garens. Voorts zijn wij overgegaan tot meer systema tische oriënteering op algemeenen import uit het Verre Oosten, deels middels versterking van bestaande, deels door het aanknoopen van nieuwe relaties. Wij meenen daarbij voorhands voorzichtig te werk te moeten gaan. De tusschenhandel had moeite met zijne be talingen. Ondanks groote voorzichtigheid in onze credietverleening hadden wij ditmaal 485.000. op importdebiteuren af te schrijven. Wij heb ben dit bedrag weer uit de daartoe in den loop der jaren door de Agentschappen gevormde reserves kunnen bestrijden. Het verlies op debi teuren is voornamelijk geleden bij onzen lijn- wadenhandel. Afschrijvingen op andere import vorderingen bedroegen niet noemenswaard meer dan in 1931. Wij hopen, dat de tusschenhandel zich thans meer aan de conjunctuur zal hebben aangepast en dat wij voor verdere zware verliezen uit dien hoofde zullen worden gespaard. De prijsdaling van alle producten, behoudens een enkele uitzondering, ging, hoewel in matiger tempo dan het jaar te voren, vrijwel onafge broken door. Deze tak van ons bedrijf ondervond daarvan in sterke mate den invloed, evenals van de han delsbelemmeringen in bijna ai onze afzetgebie den. Toch konden wij onzen omzet kwantitatief en ook in geldswaarde tamelijk op peil houden. Wij behoeven dan ook, dank zij onze organisatie, niet bevreesd te zijn terrein te verliezen. De Europeesche cultures hebben, door harde noodzaak gedwongen, verdere stappen tot aan eensluiting gedaan. Daaronder neemt de Suiker, als zijnde het meest internationaal georiënteerd, de eerste plaats in. Met de oprichting van de N.I.V.A.S. en het kort daarop genomen besluit tot drastische in krimping van aanplant 1933 zijn twee belang rijke stappen gedaan om den weg naar herstel vrij te maken. Dat hiermede onze grootste In dische exportindustrie weer op haar ouden om vang en rentabiliteit terug zal komen, meenen ■wij te moeten betwijfelen; eene industrie van dat kaliber en met die technische uitrusting is alleen rendabel, indien zij op volle capaciteit kan werken en daarin zal zij, naar wij vreezen, blijvend belemmerd zijn, doordat de omringende landen zich tot op zekere hoogte „selfsupporting" hebben gemaakt of gaan maken. Eerder voorzien wij dan ook eene blijvende inkrimping in den zin van groepsgewijze concentratie van goed ge plaatste fabrieken, terwijl een aantal minder goed gesitueerde thans zal worden gesloten om wellicht niet meer in bedrijf te komen. Met het oog op het bovenstaande moesten wij besluiten op te houden met het verstrekken van werkkapitaal aan de Suikerfabriek „Gayam", aangezien wij geen vertrouwen meer hebben in de toekomst van „Gayam". Wij hebben het voorts raadzaam geacht op onze vordering een bedrag van 150.000.af te schrijven. Met de financiering onzer overige relaties gaan wij door, zoolang wij zulks verantwoord achten. Overigens kwam geen wijziging in het aantal der met ons in relatie staande fabrieken. Dank zij onze krachtige finantieele positie en sterke roganisatie, behoeft de achteruitgang ons niet te verontrusten; onze zorg kan gelukkig in de eerste plaats zijn, die organisatie intact te houden voor den tijd van conjunctuurverbe tering, die toch eenmaal zal komen en waarvan wij met ons veelzijdig bedrijf zullen weten te profiteeren. Dit brengt evenwel mede, dat voor loopig geen drastische verlaging van ons onkos- tenbudget is te verwachten. Bovenbedoelde afschrijvingen kunnen ditmaal bij de sterk teruggeloopen verdiensten niet door winsten uit het bedrijf worden opgevangen. On der die omstandigheden hebben wij het wenscbe- lijk geoordeeld een bedrag van ƒ246.000 uit de extra reserve te benutten. Na dit alles sluit onze winst- en verliesreke ning zonder saldo. Gezien onze liquide positie, meenen wij echter, dat er voldoende aanleiding bestaat, om uit vroeger ingehouden winsten, eene uitkeering aan aandeelhouders te doen, zonder ons te dien aanzien voor de toekomst te willen binden. Wij stellen' derhalve voor, een verder bedrag van 646.973 aan de extra reserve te onttrekken voor uitkeering van 4 pet. aan aan deelhouders, alsmede betaling van dividend belasting, waarna nevens de statutaire reserve ad 2.250.000 aan extra reserve per saldo zal' overblijven 4.35.9.000. VEREENIGDE WINST- EN VERLIES- REKENING. 1932 1931 Debet: Algemeene onkosten 2.017.241 2.156.570 Bijdragen 19.800 17.524 Afschrijv. op debiteuren 175.498 op inventaris, prauwen, motorbooten en automo- 39.357 81.564 op exploitatie panden en 15.700 15.620 634.292 658.009 50 000 187.160 733 Voorz. fonds voor het Oos- 10.260 9.868 818 123 3.099.314 3.808015 Credit: ^8.641 18.305 1.137.183 1.577.348 Intrest en dividenden 551.462 76LS54 Diversen 861.136 1.373 252 Vrijgek. belastingreserve 240.000 Extra reserve 246.326 Exploitatie pand. en erven 44.900 33.319 3.099.314 3.308.015 (Van onzen H.-correspondent). R o m e, 22 April 1933. Op den legendarischen datum, waarop in le gendarische tijden de Eeuwige Stad werd ge sticht, dus op 21 April, heeft heel Italië feest gevierd. 21 April is_ een driedubbel feest. Ten eerste wordt dan Rome's verjaardag herdacht, ten tweede het fascistische feest van den arbeid gevierd en ten derde de fascistische leva, ofwel recrutenlichting van de zwarte beweging ge houden. Op dienzelfden dag valt er ook een lintjes regen. Geen lintjes voor eerbiedwaardige, hoogst verdienstelijke burgers, die een leven vol stre ven aan het vaderland hebben gewijd, maar lintjes voor jonge menschen, die blaken van strijdlust voor de groote zaak van het zwarte hemd. Ballila's en evanguardisten hebben in grooten getale een lintje gekregen een onderscheiding voor bijzondere daden van heldenmoed of toe wijding. Vele arbeiders kregen voorts de „Stella al merito del Lavoro". En twintig duizend ouden van dagen en invalieden ontvingen een pensioentje. Het waren de eersten, waaruit blijkt, dat het fascisme niet in alles de leiding heeft. Want wij zijn in ons vaderland te dien opzichte iets verder. De burgers van Rome hebben óók iets ge kregen. En wel een prachtig park bij Ostia, dat op 21 April plechtig voor hen werd opengesteld en inmiddellijk het mooiste park van de Mid- dellandsche Zee werd genoemd. Zoo waren allen gelukkig en niet in het minst de vierhonderdduizend recruten van de zwarte beweging. Die hebben op 21 April, wat de Romeinsche aangaat trouwens den fascistischen vuurdoop ondergaan en een daverend bewijs van hun doodsverachting afgelegd. Het mag als bekend worden verondersteld, dat elke Italiaan gloeiend het land heeft aan regen. Welnu, op 21 April heeft het bakken van den hemel geregend. Rome maakte een echten Romeinschen „aquazzone" mede. En in dien „aquazzone" nu hebben de fascis tische recruten op den historischen Via dell' Impero eerst een uur lang op den Duce gewacht en toen geparadeerd. De kranten schreven te recht, dat ze aldus een bewonderenswaardige heldhaftigheid en vastberadenheid ten toon hadden gespreid. Kalm en waardig, met opeen gesloten lippen lieten ze het hemelwater langs hun-nieuwe zwarte hemden glijden, even on verschillig als de standbeelden van Julius Caesar, Nerva, Trajanus en Augustus het langs hun marmeren schouderen vloeien lieten. Dat was een vuurdoop, jongen fascisten waar dig.... Op een verkooping te Parijs is het boekje waarin de kamerdienaar van Lodewijk XVI, Clary, de waschlijstjes van den koning bij hield, gedurende diens gevangenschap in de „temple", verkocht voor 3900 francs. Ook andere souvenirs aan de Fransche revolutie brachten goede prijzen op. 7,oo werd een geborduurd vest van Marat verkocht voor 2550 francs. Een driekleurig vest van Robespierre, dat de De standaard-uitspraak van het Nederlandsch. De Ned. Vereeniging voor Phonetische We tenschappen die nu bijna 2 jaar geleden opge richt is en verleden jaar als gastvrouw optrad van het te Amsterdam gehouden congres voor Phonetische wetenschappen, heeft daar dezer dagen een bijeenkomst gehouden, waarin pr dr. E. Blancquart uit Gent heeft gesproken over het onderwerp: „De standaard-uitspraak van het Nederlandsch". Uitgaande van het standpunt, dat eenheid van taal en uitspraak in Noord- en Zuid-Ne derland geen uniformiteit beteekent, beschreef hij den tegenwoordigen stand van het be schaafd Nederlandsch in Vlaanderen, qualita- tief en quantitatief. Door verschillende nuances, als intonatie, uitspraak van sommige twee klanken, consonanten en consonant-verbindin gen, onderscheidt de beschaafd-sprekende Zuid- Nederlander zich van den Noord-Nederlander, meer bepaald den Hollander. Spr. beschrijft de overgangen tusschen dialect en beschaafd Vlaamsch, en gaf een ruwe schatting van het aantal Vlamingen die zich in de verschillende stadia van het beschaafd Nederlandsch spre ken bevinden. De laatste jaren zag hij een snel len vooruitgang, die hem doet verwachten dat de ontwikkelingsgang van onze taal in Noord en Zuid in de toekomst meer in de richting van eenheid dan van verscheidenheid zal gaan. Prof. Blancquaert heeft zijn lezing verduide lijkt met door hemzelf opgenomen gramofoon- platen, besproken door Vlaamsche Hoogleer aren, leeraren en onderwijzers en door twee Vlaamsche kinderen. Na een gedachtenwisseling over deze be schouwingen hield prof. dr. H. P. G. v. Gilse een causerie over: „Opbouw van smaak". De heer Paul Huf droeg een keurprogramma voor uit de Middeleeuwers, Vondel, Hooft, Bre- dero enz. Bij beschikking van den Minister van Onder wijs, K. en W., is bepaald, dat de commissie, belast met het examineeren van hen, die een akte van bekwaamheid verlangen voor *t hand- teekenen, bedoeld in art. 77, onder c, der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad no. 127), voor het jaar 1933, zitting zal houden te 's-Graven hage; en zijn in deze commissie benoemd: a. tot lid en voorzitter: A. Rienks, Raad-Advi seur bij het Departement van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen, te 's-Gravenhage; b. tot lid en plaatsvervangend voorzitter: J. de Jong Hzn., oud-leeraar aan een Rijks hoo- gere burgerschool, te 's-Gravenhage; woorden „leef vrij of sterf, de natie-wet" draagt, ging voor 6000 francs weg. Een rood- wit-blauwe sjerp van Camille Des- moulin kostte 3600 francs en een paar hand schoenen, beschilderd met een vrouwenhoofd, 6» „revolutie" symboliseerend, bracht 3200 francs oo.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 5