E3 DE ROTTERDAMSCHE TUNNEL. ZATERDAG 6 MEI 1933 DE KOSTEN VAN HET PLAN TOT 24 MILLIOEN TERUG GEBRACHT. ROTATIEPLEIN OP DE KRUISING MET WEST-ZEEDIJK. VLAARDINGEN SCHOONHOVEN MAASSLUIS GEMEENTERAAD VLAARDINGER-AMBACHT. ENGELANDS BEGROOTING. ORTHODOX BELEID. HAASTRECHT HOUDT DEN GOEDEN KOERS PLAATST REGELMATIG UW KABOUTERTJE! VEREERING VAN EEN GESTORVEN MYSTICUS. DE GESTRAFTE EERLIJKHEID. EEN BOTTICELLI. INTERN. POOLJAAR 1932—1933. Het vraagstuk, op welke wijze een afdoende verbetering is te verkrijgen in de verbindingen tusschen de beide rivieroevers te Rotterdam, is reeds sinds vele jaren aanhangig. Hoe belangrijke verbetering door het tot- standbrengen van de brugwerken over de Koningshaven en het omhoogbrengen van de Willemsbrug in den bestaanden toestand ook moge zijn gebracht, reeds voor zij geheel tot voltooiing waren gekomen, begon de vrees te rijzen, dat zij toch slechts voor zeer korten tijd een afdoende verbetering zouden brengen. Het verkeer, met name van vracht- en personen auto's, bleek n.l. mede als gevolg van de betere verbinding zelf, in zóó sterke mate toe te nemen, dat voorzien moest worden, dat nog in den loop van het tegenwoordige decennium de Willemsbrug tot haar volle capaciteit zou zijn belast. Het meest opvallend is, dat zelfs de ongun stige economische toestanden van de laatste jaren, waarvan het havenverkeer in sterke mate de nadeelige gevolgen heeft ondervonden, niet in staat geweest zijn deze toeneming tegen te houden. Daaruit mag de verwachting worden afgeleid, dat, indien er slechts eenige opleving komt, het verkeer daarvan een krachtige stimulans zal ondervinden, welke verwachting te meer gerechtvaardigd is, omdat tot dusverre de ontwikkeling van het auto-verkeer in ons land bij de omliggende landen, met uitzonde ring alleen van Duitschland, verre ten achter is gebleven. Aangezien in de laatste jaren de verbetering van het wegennet met groote kracht ter hand is genomen, is er alle reden om aan te nemen, dat bedoelde achterstand in meerdere of mindere mate zal worden ingehaald. Behalve met dezen algemeenen factor dient voorts rekening te worden gehouden met de voortdurende toeneming van de bevolking op den linker-Maasoever en met de ook in andere groote steden opgedane ervaring, dat de ver- keersbehoefte sneller toeneemt dan het aantal inwoners. Een ticeede vaste meer Wes telijke oeververbinding is urgent. Geeft men zich in het licht van deze over wegingen er rekenschap van, dat op drukke uren thans reeds bij herhaling ernstige ver- keers-stagnaties optreden, zoo is de vrees stellig niet overdreven, dat reeds over enkele jaren een toestand zal ontstaan, die volkomen on houdbaar moet worden genoemd. Verdere ver betering in de oeverbindingen wordt met het oog daarop uitermate urgent en het uitstellen van de noodige maatregelen moet dan ook on toelaatbaar worden geacht voor een regelma- tigen groei van de stad, gepaard gaande met een gezonde ontwikkeling van scheepvaart, handel en nijverheid. De ervaringen, opgedaan met betrekking tot het uitstellen van de ver betering in de bestaande verbinding Willems- brug-Koninginnebrug na 1913, vormen in dit opzicht een waarschuwend voorbeeld. Als vaststaand mag nu wel worden aangeno men, dat de noodige verdere verbetering alleen is te vinden in den vorm van een tweede vaste oeververbinding ten westen van de bestaande. Een verbreeding van de Willemsbrug, gesteld al dat deze uit technisch oogpunt mogelijk zou zijn, kan geen uitkomst brengen, omdat de toegangswegen naar- en van de binnenstad en ook de op- en afritten in de Van der Takstraat niet berekend zijn op den verkeersstroom, die dan op de brug zelf zou kunnen worden toe gelaten. Ook met een uitgebreid systeem van veerdiensten is geen afdoende oplossing te ver krijgen, aangezien dan de dienst zóó intensief zou moeten worden, dat de scheepvaart daarvan te veel hinder zou ondervinden, terwijl een eventueele uitvoering van den in het Rijks wegenplan opgenomen brugbouw nabij het Kralingscheveer niet tot het gewenschte doel zal kunnen leiden,omdat die verbinding te veel oostelijk is ontworpen om het stadsverkeer tusschen de beide rivieroevers noemenswaard te kunnen verlichten. Het havengebied op den Linker-Maasoever vraagt om een verbinding. Daarbij komt, dat in de laatste jaren zich steeds sterker de overtuiging heeft gevestigd, dat een tweede vaste oeververbinding ten Westen van de bestaande als noodzakelijke voorwaarde moet worden beschouwd voor het verder in exploitatie en tot ontwikkeling bren gen van het havengebied op den Linker Maas oever. Deze overwegingen winnen nog sterk aan beteekenis, wanneer men zich rekenschap geeft van de vermoedelijke ontwikkeling van, het havenverkeer, zooals deze thans gezien kan worden. In de naaste toekomst zal n.l. gerekend moe ten worden op een zekere verschuiving tus schen massagoed-verkeer en verkeer van half fabrikaten en fabrikaten. Is een volledig her stel van het eerste tot den omvang van vóór de huidige crisis nauwelijks/ te verwachten, het laatstbedoelde verkeer zaj zich waarschijn lijk boven het peil van vóór de crisis verhef fen; daarmede gaat parallel een afneming van de wilde vaart en toeneming van het lijnver- keer. Reeds thans komt 70 pet. van de wereld tonnage voor rekening van de lijnbooten (stuk goed) tegen 36 pet. in 1913. De terreinen rond de Waalhaven zullen al leen dan naar behooren kunnen worden ge ëxploiteerd, indien een tweede vaste verbin ding, zoo dicht mogelijk bij de Waalhaven, wordt tot stand gebracht. De plaats voor deze oever verbinding. Een uitgebreide studie van het vraagstuk, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 13 April 1919, heeft den Direc teur derGemeentewerken dan ook tot de overtuiging geleid, niet alleen, dat een tweede vaste oeververbinding ten Westen van de Wil lemsbrug in hooge mate urgent moet worden geacht, maar daarnevens, dat als plaats voor deze tweede verbinding, in tegenstelling tot het vroeger steeds aangenomen uitgangspunt, niet moet worden gekozen het verlengde van den Parallelweg, maar de lijn ParkCharlois. Een verbinding op deze plaats zal immers niet slechts de zeer noodzakelijke ontlasting van de Willemsbrug brengen, maar tevens het ver der strekkende belang dienen, gelegen in een ontsluiting van het Waalhaven-gebied. Duide lijk is toch, dat een brug tegenover den Paral lelweg voor deze functie veel minder in aan merking komt, omdat de afstand daarvoor te groot is. Deze verbinding zal een tunnel moeten zijn. Bij een verdere bestudeering van deze aan gelegenheid is de directeur voorts tot de con clusie gekomen, dat men te dezer plaatse op tunnelbouw aangewezen is. Hoewel een bovengrondsche verbinding voor- deelen biedt tegenover een ondergrondsche, in de eerste plaats wel wegens de meerdere aan trekkelijkheid, welke zij als verkeersweg heeft, en voorts omdat alsdan ook aanleg mogelijk is van voet- en fietspaden, waarvan bij een tunnel, naar des Directeurs oordeel, uit econo misch oogpunt zou moeten worden afgezien, zoo zal toch in de lijn ParkCharlois brug bouw uitgesloten moeten worden geacht. Im mers, in tegenstelling met de bestaande brug- verbinding, zou een brug bij Charlois geheel in het zeehavengebied komen te liggen. Zij zou dus ten behoeve van de scheepvaart voor zien moeten worden van een beweegbaar ge deelte, omdat het maken van een vaste over brugging met zóó hoog gelegen overspanning, dat het scheepvaartverkeer steeds onbelemmerd zou kunnen passeeren, wegens de lengte der noodige opritten uitgesloten is (de vrije door- vaarthoogte zou daarvoor 60 M. moeten zijn, tenzij bereikt zou kunnen worden, dat de mas ten van de grootste schepen der Holland Amerika-lijn zouden worden ingekort, in welk geval toch nog een vrije doorvaarthoogte van 45 M. noodig zou zijn.) Is een andere voorziening dan een tunnel te dezer plaatse dus practisch uitgesloten, ook de technische uitvoerbaarheid van dit werk behoeft naar het oordeel van den directeur, hetwelk bevestigd is door de ervaringen, opge daan bij een tweetal studiereizen naar Amerika en Engeland, niet aan twijfel onderhevig te zijn. Na kennisneming van vorenstaand rapport met de daarover uitgebrachte adviezen, heeft ook het College de overtuiging gekregen, dat in de daarin aangegeven richting de oplossing van het oververbindingsvraagstuk moet wor den gezocht. Verdeeling van de kosten tusschen Rijk, Provincie en gemeente. Aangezien het ter hand nemen van een werk, als waarvan hier sprake is, de gemeente voor zeer belangrijke uitgaven zou plaatsen, heeft ons college zich echter afgevraagd, of er niet alle reden aanwezig was om voor de uitvoering van dit werk een beroep te doen op de mede werking van Rijk en provincie. De voorgestel de oeververbinding tóch moet, gelijk gezegd, worden beschouwd als noodzakelijke voorwaar de voor het verder in exploitatie en tot ont wikkeling brengen van het havengebied op den Linker Maasoever en het behoeft wel geen betoog, dat met de ontwikkeling van de Rot- terdamsche haven niet slechts een lokaal be lang wordt gediend, doch dat deze van nationale beteekenis is. Ook mocht naar onze meening niet uit het oog worden verloren, dat de tun nel, na het gereedkomen daarvan, tevens de belangen van het doorgaand verkeer zou die nen. Uitvoering gevend aan dat denkbeeld, hebben wij ons daarom gewend tot den Mi nister van Waterstaat en tot Ged. Staten dezer Provincie, met het verzoek, aan eerstgenoemde om 2/3 van de te maken kosten voor rekening van het Rijk te nemen en aan laatstgenoemden om er in te bewilligen, dat het resteerende gedeelte ten laste Van de provincie en de ge meente zou worden gebracht. De Minister vond geen vrijheid dit verzoek zonder meer in te willigen. Er is daarop door B. en W. een technische commissie in het leven geroepen, waarin naast den techn. dienst van de gemeente het Rijk zich door twee leden deed vertegenwoordigen. Ook Ged. Staten toonden hun belangstelling door de aanwijzing van een lid. In October van het vorige jaar is daarop van de bedoelde technische commissie, een rapport ingekomen, waarbij geconcludeerd wordt, dat een turnlel in de lijn ParkCharlois technisch uitvoerbaar en op die plaats de meest aangewezen oplossing is. De belangen van het stads verkeer meer gediend met een brug Intusschen is naar aanleiding van een studie van den directeur der R.E.T. over het sneltram- vraagstuk de vraag gerezen of wel aan een tunnelverbinding tusschen het Park en Char lois de voorkeur moest worden gegeven boven den bouw van een brug in de route Coolsin- gelParallelweg. De directeuren kwamen tot de conclusie, dat inderdaad aangenomen moet worden, dat de belangen van het stadsverkeer, hetwelk geen verband houdt met de haven, beter zullen worden gediend door laatstbedoelde oplossing, al heeft de tunnel het niet te onderschatten voordeel, dat een ononderbroken verkeer ge- waarborgd is. De havenbelangen moeten primair zijn. Tegenover het voorgaande staat echter, dat de belangen van de haven en het daarmede samenhangende verkeer aanzienlijk meer ge diend worden met een tunnel in de lijn Park Charlois dan met een brug bij het Prinsen- hoofd, zoodat de tunnel voor de verdere ont wikkeling van het havengebied een veel ster keren stimulans zal vormen. Dit voordeel ach ten de Directeuren van zóó groote beteekenis, dat zij tot de eenstemmige conclusie gekomen zijn, dat onder de bestaande omstandigheden de bouw van een tunnel ParkCharlois zoo mogelijk het eerst dient te worden ter hand genomen. De havenbelangen zijn immers van zóó overwegende beteekenis voor Rotterdam, dat deze den doorslag dienen te geven, terwijl overigens wordt geconstateerd, dat bij totstand koming van een vierbanige tunnel ook de ver dere verkeersbelangen voor geruimen tijd kun nen worden gediend, zonder dat de uiteinde lijke ontwikkeling daarvan belangrijk zal wor den geschaad. Voor het langzame verkeer en het voetgan gers- en rijwielverkeer zal dan de noodige op lossing gezocht moeten worden in veer-verbin dingen; o.a. zal de frequentie van het veer Prinsenhoofd geleidelijk moeten worden op gevoerd. Men dient er zich echter rekenschap van te geven, dat op den duur de tunnel geen vol doende ontlasting van het verkeer over de Willemsbrug zal kunnen brengen, zoodat bij verdere toeneming van het motor-verkeer mettertijd het oogenblik zal aanbreken, waar op de thans te verkrijgen ontlasting van de Willemsbrug door de verdere stijging van het verkeer opnieuw zal blijken te niet gedaan te zijn. Dan zal de oplossing gezocht moeten wor den in het totstandbrengen mede van de brug tegenover den Parallelweg, zoodat eerst de verwezenlijking van heide verbindingen de volledige oplossing van het oeververbindings- vraagstuk in Rotterdam zal kunnen geven. Van groot belang is voorts, dat, terwijl aan vankelijk werd aangenomen, dat de tunnelin- en uitgang aan den rechter rivieroever in ver band met de lengte van de af- en opritten diende te worden ontworpen nabij de Rochus- senstraat, waar ten dienste van het ingaand en uitkomend verkeer een rotatieplein zou worden aangelegd, uit de resultaten van een nadere studie en de besprekingen in de bovenvermelde technische commissie nader gebleken is, dat het rotatieplein op de kruising met den West- zeedijk kan worden ontworpen in verband met de verhooging van het tunnelniveau. De kosten van een tunnel en een brug. Een zeer belangrijke rol heeft gespeeld de overweging, dat de kosten van een tunnel, welke in 1929 voor een zesbanige op 36 millioen en voor een vierbanige op 30 millioen werden ge raamd, thans voor een tunnel van het laatste type op 24 millioen kunnen worden gesteld, terwijl de kosten van een brug zouden bedragen 17 yz millioen, inplaats van 15 millioen, zooals men zich aanvankelijk had voorgesteld. Bij de bepordeeling van dit verschil dient voorts in het oog te worden gehouden, dat de kosten van een tunnel althans voor een deel uit de heffing van tunnelgeld zullen kunnen worden bestre den, terwijl tolheffing op een brug bij den Parallelweg reeds wegens de nabijheid van de Willemsbrug uitgesloten moet worden geacht. Bij nadere overweging van een en ander heeft het college zich gesterkt gezien in zijn over tuiging, dat de oplossing van het oeververbin- dingsvraagstuk in de eerste plaats in de rich ting van een tunnel Park-Charlpis moet worden gezocht en dat het zoo spoedig mogelijk ver wezenlijken van de tunnelplannen ais een levensbelang voor Rotterdam en met name voor de Rotterdamsche haven moet worden be schouwd. B. en W. zouden deze plannen dan ook thans verder willen doen uitwerken, waarbij nader zal kunnen worden bezien, of het ook bij her haalde overweging uitgesloten moet worden ge acht met een tunnel tevens de belangen van het langzame verkeer, het wielrijdes- en het voetgangersverkeer te dienen. Voorts zullen nadere onderzoekingen noodig zijn, teneinde tot de meest juiste keuze van de methode van uitvoering (schild- of sleuf-methode) te kun nen geraken. Hoe dit werk te financieren? Het belangrijkste punt, dat nog bezien moet worden, betreft ongetwijfeld de vraag, op welke wijze dit kostbare werk zal moeten worden ge financierd. In de eerste plaats zal een beroep moetent worden gedaan op Rijk en Provincie om in de' kosten van het werk bij te dragen. Deze mede werking is reeds in een vroeger stadium ge zocht, maar toen heeft de minister van Water staat, die zich aanvankelijk in gunstigen zin uitliet, zich naderhand op het standpunt gesteld, dat bij den tunnelbouw de plaatselijke belan gen op den voorgrond treden. Het behoeft wel geen betoog, dat B. en W. deze uitspraak niet als juist kunnen aanvaarden, omdat zij blijkbaar berust op het uitgangspunt, dat de Rotterdamsche haven in hoofdzaak locale belangen zou dienen. Ook medewerking van par ticulieren. Voor zoover de hulp van Rijk en Provincie te kort mocht schieten, zal een beroep zijn te doen op medewerking van particulieren. De handel heeft reeds van groote belangstelling voor dit vraagstuk blijk gegeven; medewerking zal dan ook van die zijde zeker mogen worden verwacht. Uit den aard der zaak zal ook de Gemeente zelf in de kosten hebben bij te dragen, maar daaraan zal zij zich, onder de huidige moeilijke financieele omstandigheden, met het oog op de urgentie van het werk, niet kunnen onttrekken. Wat de exploitatie betreft, zal overwogen moeten worden, of de belangrijke uitgaven althans voor een deel niet gecompenseerd moe ten worden door de heffing van tol- of tunnel- geld. B. en W. ontveinzen zich niet, dat daar door de oplossing eenigermate aan aantrekke lijkheid zal verliezen, doch, wanneer zonder zoodanige heffing het werk niet mocht kunnen worden tot stand gebracht, zal over dit bezwaar moeten worden heengestapt. Het behoeft overi gens wel geen betoog, dat bedoelde heffing tot een matig bedrag beperkt zal moeten blijven, daar anders het met den bouw van de tunnel beoogde doel zou worden gemist!. Alvorens de uitwerking van de plannen ter hand te doen nemen, zouden B. en W. het op prijs stellen, dat de Raad zich in beginsel over plaats en vorm van de tweede vaste oeverver binding uitsprak. lende plaatselijke vereenigingen hadden zich met haar banieren op het Marktplein verzameld terwijl een viertal muziekkorpsen voor de vroo- lijke stemming zorgde. Spoedig verscheen de Burgemeester, die met zijn gezin in een twee tal rijtuigen gezeten, onder de menigte werd gebracht en in tal van toespraken werd gehul digd. Nog laat bleef de feeststemming erin. BURGERLIJKE STND. GEBOREN: Pieter F. z. van J. H. de Nijs en C. C. M. Hemelaar, Gen. de Wetstraat 5. Maria d. v. J. Breggeman en A. Gerbers Boogertstraat 7. Elisabeth d. v. W. Kok en J van der Hoek,Lijnstraat 64. Pietertje, d. van W. van der Stelt en J. van Wingerden Matthijs "ten Heelstraat 5. Teuntje, d. v. C. van Toor en B. Hartog, Piersonstraat 70. ONDERTROUWD: G. de Jager en A. L. M. van der Linde. L. Voogt en H. Braber. G. de Ruiter en G. C. Hoogvliet. G. Vader en A. Boxhoorn. E. A. Wiedmann en E. van Maren. GEHUW: A. Mostert en J. de Zeeuw. GRAAN ELEVATOR MAATSCHAPPIJ. Dividend over 1932 230per aandeel (vorig jaar 180). In de heden gehouden jaarlijksche algemeene vergadering van aandeelhouders der N. V. Graan Elevator Maatschappij, werden de balans en winst- en verliesrekening over 1932 goedge keurd en het dividend vastgesteld op 230. (v. j. 180.per aandeel en per inkomstobli gatie. De aan de beurt van aftreding zijnde commis sarissen, de heeren L. Pieters, F. Dombach en Mr. D. L. Uyttenboogaart, werden herkozen. Aan het verslag over 1932 is het volgende ont leend: De graanaanvoeren waren, hoewel niet be langrijk, kleiner dan in het jaar 1931. Goeddeels zal dit moeten worden toegeschreven aan het nog niet ten volle doorgewerkt hebben der verschil lende crisismaatregelen, waardoor de vee- en hoenderstapel nog niet in die groote mate was afgenomen als in verband met de moeilijkheden in den afzet der producten in het buitenland, te verwachten is. De verhouding tusschen het voor het binnen land bestemde gedeelte der graanaanvoeren en dat voor transito bestemd, is sinds 1920 steeds meer gewijzigd en wel met dien verstande, dat het voor het binnenland bestemde, grooter jzo- worden is. Tenzij mis-oogsten of het tot sta:». *omen van voor den landbouw bevredigende regelin gen van den afzet de toestand wijzigen, zal rekening gehouden moeten worden met een sterke vermindering van de behoefte aan ge ïmporteerd graan en veevoeder. De lagere waarde der effectenportefeuille op 31 December 1931, maakte voorzieningen ten laste van de winst over dat boekjaar nood zakelijk. Het hiergenoemde verlies op het effec tenbezit is door de hoogere beurskoersen van 31 December 1932 grootendeels ongedaan ge maakt. Onze deelnemingen in andere ondernemingen wierpen bevredigende resultaten af, zij maak ten met de baten van beleggingen, effecten, financieringen en dergelijke ruim 40 uit van de winst na afschrijvingen. JAARVERGADERING. Voor het eerst sinds 3 jaar hield Vrijdag avond de Vereeniging „Schoonhovensche Eierveiling" weer een jaarvergadering. De stemming was van dien aard, dat van vrucht dragende besprekingen niets kon komen Na een heftige discussie kwam de bestuursver kiezing aan de orde. Het bestuur bestond uit de heeren H. Molenaar te Lopik, G. de Gier te Jaarsveld en W. Littel te Langerak, die al len aftredend waren. Nadat de heer Molenaar verklaard had niet meer voor een functie in aanmerking te willen komen, werd de heer de Gier herkozen en werden gekozen de heeren C. Koutstaal te Schoonhoven en A. v. Straten te Will. Langerak. OP EEN AUTO GESCHOTEN. Zonder het te weten, zijn de heer en mevr. L. Bosch dezer dagen aan een groot gveaar ontsnapt. Zij maakten een autotochtje toen onder Stolwijk een knal klonk, waarop de heer Bosch stopte, denkende dat er iets met de auto gebeurde. Bij het uitstappen zag hij uit een boschje een rookwolkje opstijgen, doch de heer Bosch was in de veronderstelling dat iemand een pijp zat te rooken. Eerst na thuiskomst merkte hij dat in het portier een deuk was en het lak was afgesprongen, wat duidelijk aangaf, dat er op de auto was ge schoten en de kogel op het staal was afge sprongen. Indien het schot iets hooger was gevallen, zou de kogel Mevr. Bosch vermoe delijk hebben geraakt, daar deze voor 't open portierraam had gezeten. Na deze ontdekking heeft de heer Bosch de politie daarvan in kennis gesteld. GESLAAGD. Mej. J. M. Varossieau alhier, slaagde te Rotterdam voor het Practijk-diploma kantoor stenograaf, in de Duitsche en Engelsche taal, volgens systeem „Groote". BENOEMD. De heer C. Molendijk, wegwerker en te vens buitengewoon veldwachter te Vlaardin- ger-Ambacht, is met ingang van 15 Mei a.s. benoemd tot gemeente-veldwachter te Heken drop bij Gouda. Molendijk was leerling van den Politie-cursus van den heer J. de Buck, alhier, en slaagde onlangs voor het diploma A. N. P. B. GEVONDEN VOORWERPEN. Te bevragen bij: De Wit, Westhavenkade 60, muts; Fillekes, Nic. Beetsstraat 31, muts; Koe- kelis, 2de Maasboschstraat 40, jasje; Bot, De Ruyterstraat 60, portemonnaie met inhoud; Van Riebeeckstraat 3, zegelboekje; Timmer, Galgkade 1, muts; Hoogerwerf, Prins Hen drikstraat 39, portemonnaie, Dé Ligt, Van der Driftstraat 51, gouden ring, Verwey, Twee Vriendenstraat 15, rijwielplaatje, Vons, Dwarsbleekstraat 28, ceintuur. Politiebureau, ceituur,, sleutel, muts, handschoen, manchet knoop, rijwielplaatje, Van Everdingen, Huy- gensstraat 9, mesje; Van Haren, Maassluissche Dijk 1, rijwielplaatje; Van Vliet, Oosterstraat 36, jasje. VISSCHERIJ. De te IJmuiden binnengekomen stoombeu- ger VLè 217, M. Poot, besomde 676 netto aan versche visch. Vrijdag werd hier aan de afslag betaald voor: Stijvekoon van 13,8022,10; Kleine visch ƒ12,80 per kantje; Filletvisch ƒ21,40— 23. per kantje; Filletvisch 11.40 Keelen en Lippen ƒ8.2010 per halve ton. VERPACHTING HANDELSGEBOUW. De verpachting van de Restauratie in het Handelsgebouw zal plaats hebben ten Stad- huize op Vrijdag 12 Mei a.s., des middags te half drie. AANBESTEDING. Donderdag 11 Mei a.s., zal door den architect A. van den Berg Pz., alhier, in den Volksbond worden aanbesteed het sloopen van het pand Kuiperstraat 80 en daarachter gelegen stal met hooizolder en het ter plaatse bouwen van een slagerswinkel en slachtplaats met boven woning en schuurtje, voor rekening van den heer L. Booster. In de gehouden vergadering van den ge meenteraad te Vlaardinger-Ambacht werd eer verzoek van de N.V. Mij. tot Exploitatie „«in Onroerende goederen „Boomenkwartier te Vlaardingen om spoedige in behandeling neming van het ontwerp tot herziening van het uitbreidingsplan der gemeente voor ken nisgeving aangenomen. Een verzoek van het Bestuur der Vereeni ging voor Handelsonderwijs „Kennis is Macht" te Vlaardingen, om toekenning van subsidie voor leerlingen der handelsschool uit de gemeente Vlaardinger-Ambacht, werd na dat de heer Winkes zich verzet had tegen af wijzing, aangehouden tot de behandeling van de begrooting 1934. In herstemming komt de ontworpen ver ordening tot wijziging der Algemeene Politie' verordening inzake een kalkverbod. Deze ont- werp-verordening wordt thans verworpen met 4 tegen 3 stemmen. Met algemeene stemmen wordt besloten tot het aangaan van een geldleening met de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 's-Gravenhage, groot 163.000 a pari, tegen een rente van 4% pet. Eveneens tot het aan' gaan van een rekening-courant-overeenkomst met genoemde bank ten bedrage van 12.000, voor de tijdelijke financiering van riolee rings- en bestratingswerken. Tot ambtenaar van den Burgerlijken Stand wordt benoemd de heer A. A. den Boer. BURGERLIJKE STAND. VLAARDINGER-AMBACHT. GEBOREN: Lamberta G. d. van L. G. Mul ler en G. J. Soerink, Leliestraat 21. GEHUWD: J. C. van Hulst 24 j. en N. Krom' menhoek 19 j. F. Doeleman 20 j. en M. Pree 18 j. LUCHTBESCHERMING. Maandagavond a.s. zal in het Luxor-theater door den heer W. F. Sillevis, hoofd van de afdeeling Luchtvaartverdediging van den Ge- neralen Staf een inleiding worden gehouden over luchtbescherming in het algemeen. Daar na zal de Burgemeester een korte uiteenzet ting geven van zoo noodig te nemen maat regelen. Na de pauze vertooning van de film betreffende maatregelen, te nemen bij een ge vaarlijk liggende fabriek, met toelichitng door den heer J. Duiker van het technisch bureau te 's-Gravenhage. Verder vertooning van eenige lantaarnplaatjes. HET JUBILEUM VAN DEN BURGEMEESTER Gisteren was het 25 jaar geleden, dat Burge meester C. P. I. Dommisse hier geïnstalleerd werd. Natuurlijk mocht dit feit niet onopgemerkt voorbijgaan. Van verschillende openbare ge bouwen en bij particulieren wapperde dan ook de Nederlandsche driekleur. De raadzaal was voor deze gelegenheid keurig versierd. Om half vier ving de receptie aan. Tal van corporaties en particulieren gaven van hun be langstelling blijk, of zonden bloemen. Onder meer merkten wij op de burgemeesters van Delft, Maasland en Vlaardingen. Des avonds was er feest in de stad. Verschil- GOED AFGELOOPEN. Toen Dr. Speelman zich Donderdagmorgen per auto naar het consultatiebureau in Oude water begaf en den landbouwerswagen van de Jong uit Vlist passeerde, maakte het paard plotseling een zijsprong, waardoor het dier op de auto trapte en deze zoo beschadigde dat mej. Speelman haar reis niet kon voortzetten. Gelukkig deden zich geen persoonlijke onge lukken voor. (Van onzen correspondent). L o n d e n, 26 April 1933. Van een orthodox Kanselier der schatkist kan men waarschijnlijk niet verlangen dat hij de belasting op inkomens, die verkregen wor den door arbeid, aanzienlijk zal verlagen ten koste van de inkomens, die verkregen worden door speculatie. In 1932. zijn eerstgenoemde inkomens, en dus ook de belastingen die zij afwerpen, in totaal verminderd; hetzelfde kan waarschijnlijk niet gezegd worden van het veel kleinere aantal inkomens dat gevoed geworden is door specu latie in geld, commodities, goudaandeelen enz. Er wordt geweeklaagd over de verpletterende lasten die op de industrie drukken en over het afbrokkelen der nationale koopkracht ten gevolge van loons- en salarisverminderingen, maar dat ten koste van de algemeene welvaart de speculatie steeds opnieuw haar slag slaat, en millioenen doet stroomen in de kluizen van de minst-productieve leden der samenleving, is een feit waarmee geen orthodox kanselier rekening schijnt te mogen houden. Dit pleit niet tegen zijn orthodoxie. Het is er slechts de keerzijde van. Het dilettantisme is zelden orthodox. De man, die een knoop aan zijn jas naait, gebruikt meer garen dan. de vrouw ,en de knoop zit minder stevig. Hij is di lettant en versmaadt dus de orthodoxe regelen der kunst, niet omdat hij ze beneden zich acht maar omdat hij ze niet kent. Op elk gebied zien wij dat reactie tegen or thodoxie meestal de wanhoopsuiting der on bekwaamheid is. Zoo zijn er die op oneerlijke wijze rijk worden, niet omdat zij oneerlijk zijn. maar omdat zij rijk willen worden en niet weten hoe zij het op eerlijke wijze kunnen doen. Zagen zij kans langs eerlijken weg meer geld' bijeen te schrapen dan langs oneerlijken weg, dan zouden zij den eerlijken weg inslaan. Hieruit blijkt dat het niet hun opzet is oneer lijk te zijn. Een land dat niet in staat is zichzelf te re- geeren, of met orthodoxe middelen niet het we- reldprestige kan veroveren waarop het recht meent te hebben, neemt uit wanhoop over zijn onbekwaamheid tot on-orthodoxe middelen zijn toevlucht! En toen een generatie geleden een schilder er niet in slaagde langs orthodoxen weg de evenknie van Rembrandt of Raphael te worden, vond hij een orthodoxe futurisme uit. De orthodoxie van Mr. Chamberlain's bud getair beleid wordt aangevallen door allen die meenen langs niet-orthodoxen weg een beter budget te kunnen uitbrengen, maar die in ge breke blijven ons ervan te overtuigen dat, wat zij zouden uitbrengen, ook wérkelijk een budget zou zijn. Mr. Geynes, Lord Beaverbrook, de „Daily Express' en zelfs financiers met praktische er varing hebben erop aangedrongen dat Mr. Chamberlain een niet-sluitende begrooting zou uitbrengen. Er is zelfs propaganda gevoerd voor een begrooting, loopende over drie jaren, waarbij in het derde jaar het deficit over het eerste zou kunnen worden goedgemaakt. Engeland mag zich gelukkig prijzen dat de schatkist beheerd wordt door een orthodox man, en niet door een avonturier. Het zou zeker mogelijk zijn de natie al haar kiezen en tanden te trekken, en haar een valsch gebit ervoor in de plaats te geven. Dergelijke operaties zijn in den loop der laatste jaren in verschillende landen uitgevoerd, en worden nog steeds uitgevoerd, zoowel op de financieele als op de politieke tanden. In de meeste gevallen evenwel blijven de valsche gebitten onbetaald, en de spijsvertering wordt er niet door bevor derd.Toch kunnen die volken niet luidruchtig genoeg beweren dat zij een veel mooier gebit hebben. dan Engeland. Maar dat van Engeland Is tenminste echt, en Mr. Chamberlain is vastbesloten het echt te la ten. Het beste punt der begrooting is afgezien van haar orthodoxie dat de belasting op „verdiende" inkomens weer in twee gelijke half-jaarlijksche termijnen zal worden geïnd. Mr. Snowden was in 1931 gedwongen te vor deren in Januari en in Juli. Van dit harde stelsel zullen thans 2 y2 millioen belastingbe talers verlost zijn. Mr. Chamberlain is hiertoe in staat gesteld door het vrijmaken van het depreciatiefonds in verband met de 5 proc. oorlogsleening, een mogelijkheid die vrij algemeen over het hoofd schijnt te zijn gezien. Op één-na het belangrijkste punt is dat er geen post op de begrooting voorkomt voor oor logsschuldbetaling, noch voor oorlogsschuld vordering. Ditzelfde was ook met de vorige begrooting het geval; de vorderingen werden inderdaad niet geïnd, maar de schuld aan Amerika ten bedrage van 29 millioen, werd op 15 Decem ber betaald. Thans evenwel heeft het oorlogs- schuld-vraagstuk een geheel ander aspect ge kregen dan een jaar geleden, en het weglaten der betreffende posten kan dus ook een geheel andere beteekenis blijken te hebben". De opschorting van het amortisatiefonds, en de dekking van het door de 15 December betaling veroorzaakte deficit door middel van een leening kunnen als concessies van de orthodoxie beschouwd worden, maar dit is ten slotte een gewone zakelijke transactie, welke bij het versterkte nationale crediet zonder eenig gevaar kan worden uitgevoerd. De eenige directe „verlichting" moet gevon den worden in de verlaging der bierbelasting met 1 d. per pint. Deze verlaging werd ver wacht. De verhooging van het vorige jaar had een zoodanige vermindering van het verbruik ten gevolge gehad, dat deze opbrengst mil lioenen beneden de raming bleef. De verhooging der belasting op zware motor vrachtwagens wordt gunstig beoordeeld door allen die van meening zijn dat de spoorwegen een unfaire concurrentie van het wegverkeer ondergaan, maar vindt natuurlijk geen instem ming in „motor-kringen". Dat de knaselier met de Coöperatieven „on derhandeld" heeft over de belastingen, die zij hebben te betalen, lokt veel critiek uit. Met andere belastingbetalers wordt immers geen overleg gepleegd. Mr. Chamberlain had kunnen bezwijken voor vele Verleidingen, en dit budget tot een „popu laire" begrooting' kunnen maken. Maar een budget is geen volkskrant. Deze regeering is aan het bewind gekomen om Engeland finan cieel gezond te maken. Dit kan zij evenmin als voor haar het Labour-kabinet doen door middel van niet-sluitènde begrootingen en „fooien" aan de kiezers. Couponwedstrijden en de werken van Dickens voor 10 s. behooren in een begrooting niet thuis. Een kaal geplukte lijkbaar. De vereering van den overleden adellijken mysticus te Djokjakarta R. A. Prawiropoerbo, heeft zich zoo sterk geuit, dat men bij de ter aardebestelling de lijkbaar als het ware heeft kaalgeplukt. Iedereen wilde iets machtig worden van de melattislingers en van de- andere bloemen, welke de baar dekten. Ook zelfs van de graf kransen,'meldt „Mataram". Zoodat ten slotte geen stukje bloem meer was overgebleven. In het sterfhuis, waar de thans overledene zich bij een kratondienaar had doen opnemen, toen hij zich ernstig ziek.gevoelde, heeft men de afgelegde lompen, welke hij had gedragen, in reepjes gescheurd om er lapjes van te kun nen bemachtigen. In den buidel van den overledene werd een bedrag van 70 gevonden en een pandbriefje. Wij geven hier nog de volgende bijzonderhe den op aangaande dezen mysticus, ook ontleend aan „Mataram". Prawiropoerbo, die ruim 50 jaar oud moet zijn geworden, behoorde tot de naaste bloed verwanten van den sultan van Djokja en be kleedde het ambt van „bekel poenoka 'wan ka- dipaten". Reeds vroeg moet de neiging tot het mystieke bij den thans overledene tot uiting zijn geko men. Het tegenwoordige geslacht kent hem niet anders dan als een buitengewoon excen triek, hoewel volkomen ongevaarlijk persoon. Doorgaans was hij in lompen gehuld en droeg een tulband, terwijl hij zijn buik op kunst matige wijze dik had gemaakt. Het was bekend, dat hij zich nooit baadde en vrouw en kinderen in den steek had gelaten. Overigens werd hij zooveel mogelijk door een ieder gemeden, want aldus de volksmond wanneer hij iemand iets schenkt, dan betee- kent dat ongeluk. Vraagt hij wat, dan mag die persoon zich gelukkig prijzen. Men betoonde hem evenwel overal den grootsten eerbied. Toen hij ziek werd, is raden mas Prawiro poerbo in een hem volkomen onbekende wo ning binnengeloopen en daar overleden, waar na het stoffelijk overschot werd overgebracht naar de woning van zijn broer, den regent poenokawan kedaton, raden toemenggoeng Poerbaninggrat. Uit deze woning had de begrafenis plaats. In den stoet liepen zeker 10.000 personen mede. De teraardebestelling geschiedde in Sen tooi. Het Schotsche nationale museum te Edin burgh heeft een Italiaansch mansportret ver worven, dat als een werk van Botticelli is her kend. Van dit portret bestaat een tweede exemplaar in het Louvre te Parijs, dat thans echter niet meer als authentiek wordt beschouwd. Volgens een verklaring van de Fransche museum directie zal het voortaan in den catalogus wor den vermeld als komende uit de school van Botticelli. Een landsverdediger, die niet wist dat hij dienen moest. Het was zeker een vrij hard gelag voor dien onderwijzer aan een Katholieke school te Soe- rabaja, die zich door den Landrechter hoorde veroordeelen tot een boete van 5 kostelijke guldens. Want de beklaagde maakte, aldus het „Soer. H.bl.", inderdaad den indruk, volkomen te goe der trouw in zijn nationalen plicht, zooals mr. Coutinho het noemde, te kort te zijn geschoten. Het eenige, dat hem verweten zou kunnen worden, is, dat hij de mededeelingen, hem in Holland gedaan, niet te bevoegder plaatse^ had geverifieerd op haar juistheid, „subsidiair' dat hij die mededeelingen verkeerd had begrepen- De beklaagde onderwijzer was in September 1930 naar Indië vertrokken. In Holland had hij wegens broederdienst Harer Majesteits wapen rok niet aan gehad, en mede omdat hij op dat tijdstip den leeftijd van 29 jaar al had be reikt, had men hem in Holland wijsgemaakt, dat hij in Indië niet (meer) zou behoeven te dienen. En omdat hij dat geloofd had, had hij er niet verder naar geïnformeerd, en zich even min opgegeven als militie-plichtige. Hier maakte mr. Coutinho de opmerking, dat men beklaagde in Holland had gezegd, dat hij in Indië niet behoefde te dienen,-doch dat zulks, afgescheiden van de al of niet juistheid daarvan, niet behoeft te impliceeren, dat hij zich hier niet eens zou moeten aanmelden ter inschrijving. En daar had beklaagde niet van terug. Overigens dient te zijner eere te worden gezegd, dat „ze" hèm niet gevonden hebben, maar dat hij naar „hén" is toegekomen, om te vragen of hij niet alsnog moest worden ingeschreven. En daarmede was meteen het proces-verbaal ter wereld.... Hoe hij er toe was gekomen, ruim twee jaar na zijn aankomst in Indië zich aan te melden voor inschrijving? Dat had zoo gezeten: in die tijden van spanning, u weet het wel, spraken wij er zoo over, en toen maakten mijn vrien den er mij op attent, dat ik er nog wel degelijk bij hoorde. Nou, en toen ben ik ook direct er op afgegaan. Het vonnis luidde, naar reeds gezegd, o boete. Waarmede maar bewezen wil zijn, dat eer lijkheid niet altijd beloond wordt.... Uit het Nederlandsch Poolstation te Angmagssalilc (Oost- Groenland) Dr. T. van Lohuizen meldt ons: Uit een tweetal telegrammen, ontvangen van onze expeditie in Angmagssalik blijkt, dat het een zeer gelukkige omstandigheid is geweest, dat van sommige levensmiddelen hoeveelheden zijn meegenomen, die te ruim berekend waren. Wat toch is het geval geweest In April is de zeehondenvangst daar zeer slecht geweest, zoo dat er voor de bevolking in de kolonie een begin van hongersnood optrad. De winkel, die het Groenland Bestuur daar heeft, kon in den eersten tijd wel voorzien in het tekort, maar tenslotte raakten verschillende levensmiddelen in den winkel op. Onze expeditieleden hebben toen, daar direct handelen noodzakelijk was, een deei van hun ruime voorraden aan den bestuurders afge staan zooals havermout, capucijners en split- erwten, daarbij nog voldoende overhoudende tot da aankomst van de „Gertrud Rask", het schip dat in Augustus nieuwe voorraden zal brengen voor ,de bevolking. Dat de Nederland sche Commissie voor het Internationaal Pool- jaar hun optreden in deze dadelijk heeft goed gekeurd, behoeft wel niet gezegd. Het laatste telegram meldde, dat er veel beren waren geschoten en er nu weer volop vleesch en vogels waren, zoodat het gevaar voor hongersnood weer geweken Is. KOLONEL STATEHAM t- SIMLA, 3 Mei. (R.O.) In het ziekenhuis al hier is de bekende archaeoloog kolonel State- ham overleden. Stateham verrichtte onderzoekingen in een kelder toen hij door een groote zwerm bijen werd aangevallen, aan de gevolgen waarvan hij is overleden. ARCHEOLOGISCHE VONDST IN LOMBARDIJE Gedurende het Congres voor Romeirische Wetenschappen, hetwelk thans te Rome plaats vindt, heeft Prof. Levi, inspectrice voor arched ologischen arbeid in Lombardije, een voordracht gehouden, naar aanleiding van een groote zil veren plaquette, die kort geleden in een Ro- meinsch graf te Parabiago werd gevonden. Dit zeer belangwekkende object is over de geheele opervlakte en relief versierd met mythologische voorstellingen: den intocht van Cybele met den Attischen herder op een door vier leeuwen getrokken triomfwagen. Zon en Maan, als symbolische figuren, de Aarde, de rivieren en de zeeën, eveneens allegorisch ver beeld. Uit de wijze waarop een en ander is weerge geven, heeft men inmiddels kunnen afleiden, dat de plaquette dateert uit de 2de eeuw na Chr. Cybele of Rhea was de gemalin van Chrono® (Saturnus), de moeder der goden en tevens d® godin van het moederschap; zij werd iïiet name gedurende de regeering van Augustus en zijn opvolgers, in het Romeinsche Rijk van Staats wege vereerd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 2