mmm.
I
VAN VRIEND LANGOOR, HET
WILDE
„GEEFT ZIJN LEVEN
VOOR ZIJN
IN HET HEIEIG JAAR.
LETTERRAADSEL.
Y
Hamburg
U:t
HE NATUUR IN,
ALLERLEI
VOOR KNUTSELAARS
ZATERDAG 6 MEI 1933
De vier „groote basilieken".
DIEKEN, DIE DE ZON
VERDUISTEREN
Oplossing vorig letterraadsel.
1
Lwstem planten vleesch
'f Blaasjeshruid.
DE VERWOESTING DER
ONOVERWINNELIJKE
VLOOT.
D© infanterie
Een blikken bakje.
WELK BOEK
in.
Dézen zin kennen we allemaal wel! Hij komt
voor in het Evangelie van den goeden herder!
Wanneer je ergens in Gelderland of Drenthe
een kudde schapen ontmoet met den herder,
dan heb je misschien wel eens gedacht: „Wie
zou die schapen in doodsgevaar brengen? Tegen
wien zou de herder zijn leven verliezen? Er
dreigt toch nergens gevaar?"
Neen, tenminste, nergens gróót gevaar. Tóch
heb ik wel eens ooit 'n schaap verongelukt ge
vonden aan de oevers van 'nplas! 'n Herder
kwam voorbij met zijn kudde en ik zei:
„Hoe jammer, dat U 'n schaap hebt verloren!"
'/Wel nee, dat wès er geen uit mijn kudde!"
En toen, met zekeren trots: „Ik heb nog nooit
•n schaap verspeeld!"
Dót was nou de eer van dien eenvoudigen
man: nooit 'n dier verspeeld, dat men aan zijn
zorg had toevertrouwd!
Doch ik geef grif toe: hier in Holland is het
niet zoo moeilijk de schaapjes bij elkaar te
houden. Je moet dan ook,, wanneer je dit Evan
gelie hoort lezen, niet aan óns land, maar aan
het vaderland van Jezus denken! Daar slaat
het verhaal van den goeden herder, die zijn
leven stelt voor zijn kudde, op. En dóór dreigt
wel degelijk gevaar!
Daar leven wel geen leeuwen, maar wolven
zijn er bij de vleet en zoo nu en dan' komen er
óók luipaarden en panters voor, die dol zijn
op 'n lamsboutje! Om den herder geven zij niet
al te veel! Het gebeurt dikwijls genoeg, dat ze
de kudden besluipen, ook al is deze erbij! En
dan is het vechten, om dezen dieren hun prooi
te ontwringen. Erger te duchten zijn de woes-
tijnroovers, die met alle tien geboden gebroken
hebben en dus voor diefstal hun hand niet
omdraaien, evenmin voor moord. 'nEngelsche
geleerde, dr. Thomson, verhaalt, dat tusschen
den Thabor en Tiberias 'n herder in een gevecht
tegen drie Bedouinen zijn leven verloor.
Wellicht begrijpt je het Evangelie nu voor
taan beter!
(Slot).
SINT JAN VAN LATEKANEN.
De kathedraal van den Paus
„Allen kerken der stad en der wereld tot
Moeder en Opperhoofd!"
Zóó lezen we aan de buitenzijde het Latijn
sche opschrift. De kerk is toegewijd aan den
li. Johannes den Dooper. Géén Sacraments
altaar in heel Rome is van zóó bizondere
schoonheid als dit hier. Prachtige zuilen, kost
bare gesteenten wedijveren als om strijd om
iets aparts te stichten in deze moederkerk
aller kerken. De fraaie mozaïek-vloer, het met
verblindende pracht uitgevoerde koor, be
kroond door een met edelsteenen bezet kruis
beeld, de houten zoldering met haar verras
sende kleuren, alles streeft ernaar den indruk
van verhevenheid en schoonheid te verhoogen.
Den 24en Juni, het Patroonsfeest der kerk, dat
na een vigilie (nachtwake) met heerlijken
luister wordt gevierd, wanneer het licht van
honderden kaarsen de gewijde ruimte ver
licht, zou men kunnen wanen niet meer op
aarde te zijn.
Het Lateraansch Paleis heeft tot woning ge
diend aan 161 Pausen, van welke er 47 Heilig
werdcij.,verklaard. Uit deze verheven rij von
den 23 hun laatste rustplaats in de „San Gio
vanni -basiliek. Zij bezit als allerkostbaarste
reliqui de H. Tafel, waarop het Laatste Avond
maal werd voltrokken. Boven het Sacraments
altaar wordt deze reliek bewaard. Nog be
roemt zij zich op het bezit van twee gedeelten
van het Kruis des Heeren en van tallooze reli
kwieën van Belijders, Maagden en Martelaren.
Dit alles maakt, dat de Sint Jan van Late-
ranen tot de eerbiedwaardigste kerken der
gansche Christenheid wordt gerekend. Zij
heeft biechtvaders onder alle volken en talen
verkozen. De groote arbeiders-Paus, Leo XIII
h.g., vond hier zijn laatste rustplaats.
DE H. MARIA DE MEERDERE.
„Santa Maria Maggiore".
Deze basiliek heet óók wel die van Liberius,
omdat de vrome Paus Liberius haar in 360
stichtte. Omstreeks dien tijd verkreeg de god
vruchtige senator Joannes Patritius in den
nacht van den 5en Augustus een droomgezicht,
een visioen. Ter eere der allerheiligste Gods
moeder werd hem gezegd een kerk te bouwen
op die plaats van zijn landerijen, waar hij des
ochtends midden in den Romeinschen zomer
sneeuw zou vinden. (O. L. Vrouw ter
Sneeuw). En óp die plaats verrijst dan de ba
siliek, door Sixtus III (±450) met prachtige
mozaïeken versierd. Daar zij drie „schepen" be
zit en zooveel grooter is dan de andere Maria-
gewijde godshuizen, verkreeg zij, ter onder-
HjÉf m
v->: si ''4
Sin te Maria de Meerdere. Op de zuil een
bronzen beeld der 11. Maagd, in 1614
daarheen gebracht.
scheiding, den naam: de Méérdere. Een nog
grootere onderscheiding wachtte haar: om
streeks 750 liet Paus Zacharias naar de Santa
Maria Maggiore de allerbelangrijkste relikwie
van Bethlehem's kribbe overbrengen, die eens
het kindeke Jesus als wieg diende. Ook werd
naar hier gebracht een Madonnabeeltenis, door
het zeer vaardig penseel van Sint Lucas zelf
geschilderd op Cypressenhout, het gebeente
van den Apostel Matthias, de reliek van den H.
Martelaar Viatrix. Het behoeft daarom nauwe
lijks verwondering te wekken, dat deze basiliek
de eeuwen door het bezoek van millioenen ge-
loovigen mocht ontvangen, die hier bizonder de
sneeuw-reine Godsmoeder kwamen vereeren
door het aandachtig bidden van Haar rozen
krans. Vroeger gaven van de buitenste „loggia"
(spr.: lódsja; 'n balkon) op het hoogtij van Ma
ria Hemelvaart de Pausen den Zegen „Urbi et
orbi", „aan de stad Rome en de gansche we
reld".
Van binnen vraagt een rij van bijna veertig
zuilen onzen aandacht. Het altaar, dat Sint
Lucas' schilderij bewaart, is van onbeschrijf
lijke schoonheid. Het wonder van vijf Augus
tus wordt hier in prachtige kleuren voorgesteld,
's Avonds vóór Kerstmis wordt dé H. Kribbe
naar de sacristie en 's morgens van daar naar
het hoogaltaar gedragen in plechtige processie.
De stukken hout, ineengevoegd, vormen een
kribbe, zooals die ook tegenwoordig nog in het
Oosten wordt gebruikt. De Kardinaal-priester
draagt persoonlijk de reliquie in deze processie,
die altoos veel geloovigen trekt. Op 5 Augustus
strooit men blanke bloemblaadjes op den vloer
der Lieve-Vrouwe-Kapel, zoodat het wonder
met den sneeuw zich dan weer schijnt te her
halen ter eere der Onbevlekte. Den 5en Mei
wordt een H. Mis gevierd ter eere van Sint Pius
V. den Paus, die hier in zijn met glas bedekte
sarcophaag zijn opstanding verbeidt. In zijn
roode gewaden kan men den Heilige zien lig
gen, het hoofd met zilveren weefSel overtogen.
Welk een voorrecht deze vier basilieken te
mogen bezoeken om er den Jubile-aflaat te
verdienen.
Reeds het Oude Testament beschrijft dieren,
die de oppervlakte des lands bedekten en alle
kruid en alle vruchten der boomen afvraten.
Deze insecten bestaan thans nóg. Het zijn
de sprinkhanen, welke verschrikkelijke ver
woestingen kunnen aanrichten, zoodat de land
man vraagt: wijs mij de plaats, waar ik ge
zaaid heb
Nog in 1930 veroorzaakten deze lieve beestjes
in het H. Land zóó'n last, dat de regeering
eraan te pas kwam. Niet minder dan 'n half
millioen gulden stelde zij beschikbaar om de
plaag te bestrijden. Zeven maanden duurde de
veldslag, waarin 75.000 mannen en jongens
streden tegen millioenen en millioenen dezer
verdelgers. Eéns per vijftien jaar komt zoo'n
groote inval voor, die dan waarschijnlijk af
komstig is uit Midden-Arabië en de woestijnen
van den Soedan, waar de schattige dieren
eigenlijk hun vaste woonplaats hebben.
Wanneer het insect eenmaal vleugels aange
schoten heeft, is er weinig meer tegen te be
ginnen. Van het grootste belang mag het
daarom heeten de dieren te verdelgen in de
'n Sprinkhaan uit het Oosten.
eerste veertig dagen van hun bestaan, dan
kunnen ze nog niet vliegen. En nóg beter zou
het zijn de eieren te vernietigen, die in den
harden grond worden gelegd ten getale van
meer dan honderd per „legsel!" Hoe het vrou
welijke dier 'ii gaatje in zoo'n bodem kan ma
ken van enkele centimeters diep, behoort voor-
loopig nog tot de raadselen der natuur, maar
zij doet het. Soms vindt men op een zéér kleine
ruimte van nog géén vierkanten meter zestig,
tot zeventig legsels. Vermenigvuldig dit aan
tal met honderd en je kunt je voorstellen hoe
veel ellende uit zoo'n klein plekje al niet
naar boven kan komen! Omploegen is 'n af
doend middel, want, zoodra de eieren onder
invloed van de lucht komen, gaan zij teniet.
Op drie manieren tracht men de legers der
marcheerende sprinkhanen in hun voortgang
te sluiten: le. door het werpen van vlammen;
2e. door hen in „loopgraven" te drijven en ten
laatste door middel van vergiftigde zemelen.
Deze zemelen moeten evenwel vochtig blijven
en dat is in landen, waar de zonnewarmte óók
gewoon is een stevig woordje mee te spreken,
nu juist niet zoo erg gemakkelijk. Ze werken
dan ook alleen maar wat uit, wanneer de zon
nog niet hoog aan den hemel staat te schroeien.
Loopgraven en vlammen-werpers kunnen den
héélen dag van dienst zijn en daarom hebben
deze bestrijdingsmiddelen wel de gróótste
beteekenis van de drie. Die loopgraven zijn zóó
ingericht:
Zoodra de verwoestende heirscharen aan-
marcheeren, maakt men sleuven in den grond
van ongeveer 'n halven meter diep. Deze
kepen worden gezoomd met dun blik, waarop
de vijand natuurlijk niet voorwaarts kan ko
men „Borstweringen" van blik dwingen de
sprinkhanen hun weg over de loopgraven te
kiezen. Zoodra deze gevuld zijn, komen de
vlammen-werpers in actie en in een ommezien
is het wriemelend ongedierte onschadelijk ge
maakt.
Bij de invallen dezer „Noormannen" van het
Oosten hadden, gedurende het jaar 1930, na
den strijd van zeven maanden, 2000 tonnen
sprinkhanen het loodje gelegd. In één ton
gaan er 500.000. Dus in 2000 ton, Afra juist,
duizend millioen oféén milliard
Mijn geheel bestaat uit elf letters en stelt
mannen voor, die aan het hoofd van het uit
voerend gezag stonden in de Nederlandsche
gewesten na 1581.
X 1
X 2
X 3
t»*X«ig 4
RlttXaiii 5
6
•••Xiiii 7
X 8
X i 9
X 10
X 11
1. Afkorting voor 1000 Liter.
2. Afkorting voor hetgeen verder volgt.
3. Onderdeel van de schaalverdeeling van
thermometers, barometers enz.
4. Eerbiedsbetuiging op de hand.
5. Beschermen, in stand handen, steunen er
voor waken.
6. Het gekozen woord.
7. Ronde bovendeelen van den arm tot den
hals, bovenste deelen van den rug.
8. Lange houten werktuigen der stucadoors,
strijkmessen voor zalf.
9. Trosachtige bloeiwijze, waarbij de onderste
of buitenste takken boven de bovenste en
middelste uitsteken.
10. Gauw, snel, spoedig.
11. Afkorting voor „Heilige".
SCHARENSLIJPER.
1. S voor Sint; 2. och!; 3. gehijg; 4. genaden;
5. stierekop; 6. loochenaars; 7. scharenslijper;
8. inlossingen; 9. scheluwte; 10. schijnen; 11.
dopje; 12. eer; 13. r voor Réaumur.
De avond begint aan te grauwen. Langs den
rand van het bosch bewegen zich enkele reeën.
Ze grazen een groenenden rogge-akker af,
die er voor hén uitziet als 'n lachende weide.
De boer zal leelijk op z'n neus kijken morgen
ochtend! Tóch al zoo'n schrale tijd en nu z'n
opkomend graan óók nog vernield! Ik tracht
de ramp te stuiten door met m'n fietsbel te
rinkelen. De etende dieren in de verte beuren
hun fijnen kop even omhoogoh, 'n fietser,
tweebeen op 'n paar hoepels, dat is de moeite
niet waard!
Rustig zetten zij hun vernieling voort! De
jonker is méér dan zuinig op hen! 'n Paar
maal per jaar schiet hij 'n stuk of wat oude
bokken neer, maar daar blijft het dan ook bij
En zijn jachtopziener, die tevens eigenaar is
van het roggeveld, heeft hen ernstig op het
hart gedrukt de edele dieren te ontzien. Nou,
daar ontbreekt het niet aan.
'n Oud konijn speurend voor z'n hol.
Ik glimlach als ik denk aan wat ik, in dit
bosch, op 'n fietstocht, met een familielid be
leefde. De goede ziel kon zich beroemen op
hoogst indrukwekkende afmetingen, zoodat
het wel leek, of er 'n ballon op het karretje
peddelde. Wij rustten wat uit en ik vertelde
haar van mijn vrienden, de rappe reeën, die
in deze omgeving huisden. Aanstonds stond
zij zéér beslist op! Stel je vóór, die wilde die
ren konden eens over haar heen springen! Om
je dood te schrikken! Tevergeefs trachtte ik
haar duidelijk te maken, dat, gezien de eer
biedwekkende breedte van haar omvang, deze
viervoeters het wel uit hun hoofd zouden la
tent een dergelijken sprong te wagen, die hun
zeker op het verlies van 'n paar der brekelijke
pooten zou komen te staan, mijn dierbaar
familielid was aan déze onheilsplaats niet meer
te houden en pufte er haastig vandoorIk
méé!
Doch we zouden het over vriend Langoor,
het konijn, hebben. Juist toen ik mijn fietsbel
aan 't werk zette, hupte 'n troepje van die
snaken het dennenbosch in. Bij tientallen kan
men ze hier aantreffen. De rulle zandgrond is
uitermate geschikt om te „onderholen" ge
lijk de boschwachter dat noemt en het
struikgewas biedt een niet te versmaden dek
king in den rug! De groote troep maakt, dat
een gevaar, door één bespeurd, door tientallen
vermeden kan worden, en gevaar duchten
deze huppelaars overal. Het bruin van hun
warme pelsje steekt o zoo weinig af tegen
de grauwe, donkere aarde en het wit- erin
werpt nooit een dichte schaduw. Slechts wei
nig vijanden zijn in staat hen na te sluipen
in de smalle holen, die, voor alle zekerheid,
van meerdere, minstens twee, toegangen zijn
voorzien. Wat wil je nog meer om 'n leventje
van vroolijken Frans te leiden? En dan, al
sneuvelt er eens een tegen den loerenden aarts
vijand, den vos, in het warme nestje komen
jaarlijks kleintjes bij de vleet te liggen, net
dotjes haar, die als dwergjes ter grootte van
'n mansvuist van halm tot halm huppen. Ech
ter nóóit al te ver van moeder's huis af, dat
zou hun leelijk kunnen opbreken! Alle broer
tjes en zusjes snoepen nu heerlijk van het mal-
sche lentégras, het uitspruitende koren en den
boombast die hier In overvloed te vinden zijn!
De boschwachter vindt, dat er dit jaar véél
konijntjes zijn. Erger dan vosse-tanden voelen
zij het bijten van de felle winterkou. Deze
veroorzaakt, door voedsel-schaarschte, den
dood van tientallen onzer lustige knagers. Milde
winters komen zij grif door, doch strènge
ho, maar!
Dit is wel de oorzaak van het verschijnsel,
dat het nimmer gelukt is in Scandinavië of
Noord-Rusland vriend Langoor te laten inbur
geren! Hu, het is hem daar véél te kil maan
den achtereen! Daar heeft hij niet van terug!
Ginds, in de toppen der hooge wilgen, woont
een heele verzameling kraaien. De vraatzuch
tige jongen in de slordige nesten zouden de
ouders de ooren van het hoofd pikken, als ze
die hadden! Er is haast geen aansleepen aan!
Tja, dan schiet er niet veel anders over dan
ook eens wat aandacht aan de konijnenholen te
gaan besteden! Licht waagt zich zoo'n donzen
propje wat al te ver van huis en dat is den
zwarten schreeuwleelijk héél best naar den
zin! Hebben is hebben! Misschien heeft papa
konijn er wel 'n stelletje doodgebeten! Die heeft
daar zoo'n handje van! De moeder sleept haar
doode kindertjes dan buiten het hol en onze
kraaien zorgen er wel voor, dat dit kostbare
vleesch niet voor hun familie verloren gaat!
Aan verhuizen denken de langoortjes niet zoo
licht! Die kraaien zijn wel gevaarlijke buren,
maar je hebt er óók wel weer eens gemak
van! Zoodra ze een havik of 'n buizerd of een
anderen roofvogel in de gaten krijgen, zetten
ze 'n keel op van belang om d'r kameraads
bijeen te trommelen. Met vereende krachten
vliegen zij den snel-gewiekten roover na, die
Ijlings het hazenpad kiest! Gelukkig voor de
konijntjes, waarvan er anders al eens licht
'n stuk of wat aan deze vogels ten prooi val
len, dat kun je het beste merken aan dé botjes,
die je ooit onder 'n haviksnest vindt! Onge
lukkig voor den boscheigenaar, die het liefst
'n flinke opruiming zou willen houden onder
het schadelijke goedje, dat de jonge boomen
van zijn aanplantingen doodknaagt!
Roofvogels, vossen, marters helpen hem
daarbij 'n handje, maar soms stopt hij de gan
gen nog dicht met linnen proppen in zwavel
koolstof gedrenkt, waardoor de knagers den
verstikkingsdood sterven!
Wreed? Ja, wat zal ik daarvan zeggen? Er
moet ook 'n beetje evenwicht in de natuur
blijven en de menschen moeten haar daarbij
wel een 'n handje helpen. Dat hebben ze in
het werelddeel Australië gemerkt. Daar was
'n jongen die grond ging ontginnen en die dol
op konijnen was. In héél Australië was noch
tans geen enkel langoortje te vinden! Voor 'n
heeleboel geld liet hij toen 'n paar van deze
dieren uit Engeland komen en nam ze mee
naar zijn nederzetting. Misschien zou het hem
gelukken er later 'n handeltje in op te zet
ten....
Na zéér korten tijd zóó gunstig was voor
hen Australië's plantengroei! wemelde het
nieuwe werelddeel van de duizenden knagers.
Natuurlijke vijanden leefden er niet; zij had
den derhalve vrij spel! De kolonisten werden
er wanhopig onder en ik denk, dat zij wel
eens leelijke wenschen naar het hoofd van
dien Somersetschen boy geslingerd zullen heb
ben! Hef gras, dat de schapen zoo noodig had
den, slonk als sneeuw voor de zon. De beitel-
tanden knaagden de schors der jonge aanplan
tingen af, zoodat de vruchtboomen dorden.
Ten einde raad gingen de planters wezels en
hermelijntjes fokken, die aantsvijanden van
vriend Langoor, met als eenig gevolg, dat ze
nu bovendien hun kippen en eenden nog kwijt
raakten aan deze bloedgierige roovers! Het
was 'n naar geval. Vijf konijnen eten zooveel
als één merino-schaap en met hoeveel duizend
maal vijf zat men niet opgescheept? De ont
gonnen grond moest met dure schuttingen wor
den afgezet. De Australische Staten bemoeiden
zich tenslotte met deze plaag en lieten omhei
ningen plaatsen, die de konijnenkwelling moes
ten keeren. Duizenden meters draadwerk wer
den aangebracht en voortdurend nagegaan, zoo
dat de knagers geen kans kregen deze muren
te „onderholen", 'n Belooning van 'n half mil
lioen gulden werd door de regeering van
New South Wales uitgeloofd voor dengene, die
het middel tot verdelging zou weten aan te
wijzen, maar men noemde alleen vergif, vallen,
jachthonden, drijfjachten en verstoppen van
drinkplaatsen gedurende de droge seizoenen
als de manieren, die het kwaad tenminste een
weinig zouden weten af te dammen.
Ook in de Westelijke Staten van Noord
Amerika had men veel met de wilde konijntjes
te stellen, die daar het gras wegsnoepten, dat
voor den. veestapel was bestemd. Het aantal
der knagers was onrustbarend toegenomen,
sinds men de „coyotes" of huilwolven jullie
denkt maar aan je Indianen-boeken! de
doodsvijanden van eekhoorns en langooren.
vogelvrij had verklaard. Waarom men dat ge
daan had? Wel, die huilebalken kaapten ook
wel eens lammeren, schapen of zelfs kalveren
weg en daarom werd op hun achtbaren sche
del 'n prijs gezet! Dat hielpmaar nu kre
gen de „rabbits" de voeten vrij, zoodat de
schade niet té overzien bleek!
De eekhoorns („ground squirrels", n.l., die
opden grond leven) probeerden de kracht
hunner tanden nu ongestoord op de looden om
hulsels der electrische kabels; het regenwater
kon deze toen bereiken en vele gevallen van
kortsluiting ontstonden!! Alles de schuld der
knaagdierenof van het onnadenkend in
grijpen der menschen?
'n Konijnekindje moet heel veel leeren in
zijn jeugd! Kaal en blind komt hij ter wereld,
volslagen hulpeloos, en na acht dagen smikkelt
hij zelf al gras! Zijn moeder geeft hem les in
net-doen-of-je-dood-bent, zoodat de roovers je
liggen laten, omdat ze vies van je zijn! Zij
leert hem de signalen van de stam-opperhoofdên
te verstaan, wanneer deze met hun „loopers"
op den grond kloppen, wat soms beteekenen
kan: daar heb je onzen doodsvijand, dén
vosen berg je dan maar! Dit onderricht
moet heel gauw gaan, want na 'n week of zes
heeft de moeder al wéér 'n heel nest op te
kweeken en dat gaat zoo door tot aan den
winter toe; veel tijd heeft ze dus niet over!
De vleescheters onder de dieren, de carnivo
ren, zijn de aanvallers en die moeten méér
leeren, hoe zouden ze het anders kunnen win-
Tuiee jonge konijnen voor hun hol.
nen? Hun jeugd duurt daarom langer; hoe
slimmer een dier is, hoe langer duren zijn jonge
jaren!
Het béste slaan zich die konijntjes door de
gevaren van het bosch of het duin heen, welke
het aandachtigst naar de lessen hunner omge
ving luisterden. De eigenwijzen worden een
gemakkelijke prooi!
NVWIW/
Uren ver, verder dan een oog kan reiken,
strekt zich de moerassige heide uit, gevaarlijk
voor den bezoeker, die zoo licht in een van
haar moerassen een akeligen dood vindt, ontoe
gankelijk voor bodemcultuur. Het is de woon
plaats dier nevelige gestalten, die 's avonds als
dwaallichtjes tusschen de stammen der dwerg
berken en wilgen dwalen om onvoorzichtige
Zonnedauw met tentakel.
kinderen mee te lokken naar haar woonplaats
onder den grond
Hier groeit het wolle-gras met zijn lenige
halmen, die wiegen op den wind. Prachtige
orchideeën schuilen in de schaduw der schaar-
sche boomen, maar géén plant zóó geheimzinnig
als de zonnedauw met haar cirkel-ronde roset-
ten, gevormd door de vijf of zes lepel-achtige
blaadjes, die aan haar rand lange wimpers (ten
takels) dragen, net als bij oogen! Alleen, déze
wimpers zijn prachtig rood gekleurd en aan
ieder wimpertje zit 'n paars knopje, net 'n
speldekop Deze wimpers komen óók voor op
de oppervlakte van het holle blaadje, maar
daér zijn ze korter. Met 'n beetje fantasie zou
je kunnen spreken van een speldenkussen,
waarop zoo gemiddeld 'n paar honderd spelden
zittenDat maakt over het hééle rozet zoo'n
duizend spelden Geen kleinigheid
En aan al die speldeknopjes kleven kleine
druppeltjes, die als edelsteentjes vonkelen wan
neer de zonnestralen er ook maar één oogenblik
op rusten. Ook openen zich bij dienzelfden
zonnestraal, de teere bloemblaadjes, doch niet
zoodra houdt die gouden glans op, of zij spelen
weer schuilevinkje achter de groene kelkbla
deren.
Kijk, daar komt 'n mugje aangevlogenO,
wat schittert ginds zoo mooi als 'n juweel
Groen en purper en rood en wit (de bloem
blaadjes) en glanzende parels Déar moet het
bij zijn!Wat zal dat glinsterende vocht lekker
smaken Tjoep, het zit al op een van de wim
pers. Maar nee, dit is geen dauwHet smaakt
heel anders en het kleeftGauw wegHet
mugje trekt zijn brekelijke pootjes fluks in de
hoogtede lijm rekt mee als 'n draadHet
kan niet meer loskomen uit deze verraderlijke
val. Tot overmaat van ramp komt er ook in
de andere wimpers beweging. De droppels aan
haar knoppen beginnen te watertandenzij
worden zienderoogen grooterNóg trekt en
wurmt het weerlooze insect om uit deze valsche
omarming los te komen. Maar daar pakt een
tweede vangarm het diertje bij den nek'n
derde buigt zich over zijn kopje. Binnen luttele
minuten is het mugje verdronken in de „dauw"-
droppels. De tentakels schuiven het verder tot
naar het midden van het blaadje. Het duurt
geen half uur of dit buigt zich als de vingers
over de holte van de hand om het gevangen
slachtoffer heenna 'n paar dagen blijkt ven
ons ongelukkige mugje niets meer over te wezen
dan de vleugeltjes en enkele onverteerbare har
dere deelenalle weeke deelen zijn verslonden
door mejufrfouw „drosera rotundifolia", gelijk
haar Latijnsche naam luidt. Eerst dan stellen
de wimpers zich weer in slagorde, het verlei
delijke vocht begint te vonkelen aan de „spelde-
knoppen" en de wacht is op 'n nieuwe prooi 1
Natuurkundigen als Darwin en Goethe ja,
die groote dichter was ook een groot kenner
der natuurhebben soms op één zonnedauw-
blaadje wel de resten van dertien insecten
gevonden Zij namen „drosera" mee naar huis,
zetten de plantjes met hun moerasachtige aarde
in 'n teil, lieten dê zon alle gelegenheid hen
te beschijnen en voerden zemet vleesch
en insecten De proef lukte Ze bleven in leven.
Opmerkelijk is aan deze „drosera" nog de
omstandigheid, dat haar „stempel" bestoven
wordt door 't stuifmeel uit dezelfde plant, zelf-
bestuiving dus. Het schijnt wel, alsof de zonne
dauw „weet", dat de insecten, die haar bezoe
ken, nooit gelegenheid zullen krijgen haar
stuifmeel naar 'n andere plant te dragen (kruis
bestuiving)
'n Oude schrijver kan ons, tenslotte, verkla
ren, hoe de drosera aan den naam „zonne
dauw" is gekomen, „ros solis". Hij schrijft
baarlijke natuur. Want, ofschoon de zon fel
„Dit kruid heeft een zeer vreemde en wonder-
schijnt langen tijd achter elkaar, gij zult het
altijd vochtig en bedauwd vinden en zijn fijne
haartjes eindigend in waterdroppels. (Wat wist
deze zestiende-eeuwSche schrijver ervan, dat
dit „water" wel wat lijkt op óns maagsap?).
En hoe feller de zon het plantje beschijnt, des
te vochtiger is het en des te meer bedauwd en
daérom heet het: zonnedauw!"
Ook het „blaaskruid" vangt in zijn blazen,
die ten deele ondergedoken zijn, kleine insecten,
die dan het blaasje niet meer kunnen verlaten.
Deze blaasjes hebben wel iets weg van linzen-
zaadjes en zijn meestal met lucht gevuld, alsof
de plant op zwemgordels dreefZoodra de zon
schijnt, openen zich die blaasjes komt men er
dan met 'n naald tegen aan, zoo tjoepen ze
onmiddellijk dicht, en.... houden den naald
soms uren vast 1 De water-kreeftjes, aldus ver
schalkt, zien géén kans door het poortje te ont
komen, want dit kan hun wél naar binnen, niet
naar buiten doorgang verleenen. Na eenige
dagen vindt men in den groenen kerker slechts
hun onverteerbare resten terug.
In 1588 verzocht Philips II den Bisschoppen
God te danken, omdat althans nog eenige een
heden van de vloot behouden bleven. Hij
schreef aan den Paus:
Heilige Vader! Zoolang ik meester van de
bronwel blijf, zal ik het verlies van een beek
niet zwaar tellen. Mij blijft slechts over mijn
diepe erkentelijkheid te betuigen aan den Heer-
scher over de keizerrijken, Die mij de macht
heeft gegeven op gemakkelijke wijze een ramp
te herstellen, die mijn tegenstanders slechts
kunnen toeschrijven aan de elementen die
voor hen gestreden hebben!!"
Dit is de naam van het voetvolk bij het leger,
van soldaten dus, die te voet strijden.
Het woord komt van het Latijnsche „infans"
(Fransch: „enfant") en beteekent dus. strikt ge
nomen, zoovéél, of liever: zoo weinig als:
kind.
Maar hoe kunnen ze van zóó'n kinderachtig
woord nu den naam van ons voetvolk afleiden?
Wel, 'n Spaansche „infanta" of prinses-van-
den-bloede bezat, tegen het eind der 15e eeuw,
'n regiment voetvolk en van dat regiment der
„infanta" is het woord op alle andere voet
gangers onder de soldaten overgegaan.
Intusschenspraken de Spanjolen zélf van
Soldadosü
DE ROODE INKT
waarmee meester de fouten onderstreept,
wordt meestal gemaakt van Braziliaansch hout,
waaraan een kleefmiddel (Arabische gom) en
„geest van tin" wordt toegevoegd, om het maar
heel eenvoudig te zeggen.
OP DEN FEESTDAG DER
Heilige Onnoozele Kinderen mochten voor
Koning Lodewijk XI van Frankrijk géén re-
geeringsdaden worden gesteld. Deze dag werd
toen vrij algemeen als 'n ongeluksdag be
schouwd!
IWaN DE VERSCHRIKKELIJKE,
Czaar van Rusland, hoorde van een zijner
dienaren, Peter, dat de stad „Groot Novgorod"
tegen zijn macht in opstand wou komen. Zonder
te onderzoeken of de verrader waarheid had
gesproken, trok hij in 1569 tegen de ongeluk
kige stad te velde, verwoestte haar gansche
omgeving en richtte gedurende vijf weken een
gruwelijk bloedbad onder haar bewoners aan.
Iedere kerk, elk klooster, iedere boerderij, of
villa werd geplunderd en onbewoonbaar ge
maakt, de veestapel vernietigd.
Nadat hij zijn eigen zoon het hoofd had ver
morzeld stierf deze wreedaard in 1584.
IN JAPAN
leven géén andere groote wilde dieren dan
beren. De wolf is er uitgeroeid. De zwarte
beer en de bruine beer komt hier en daar nog
voor, maar de ijsbeer alleen als tijdelijke gast.
Apen leven zoowel in de sneeuwgebieden van
het Noorden als in de warmere streken van
het Zuiden. De vos staat in hooge eer; men
schrijft dezen loozen guit bovennatuurlijke
krachten toe. Er zijn véél meer ratten dan mui
zen, wél hazen, maar géén konijntjes, en onder
die hazen zijn er, welke 's winters hun pelsje
wit verven. Het wilde zwijn lijkt op dat in
onze streken.
Deze week 'ns geen karton of hout, maar blik.
Als materiaal komen in aanmerking leege
Cacaobussen en dergelijke, 't Lijkt heusch
moeilijker dan 't is. We beginnen niet te moei
lijk 'n eenvoudig bakje.
s
Maak met 'n scherp voorwerp de bijgaande
teekêning op het platgeklopte blik van de bus.
Knip met 'n ouwe schaar den buitenomtrek uit
en vouw langs de stippellijnen, welke laatste
je eerst inkrast. Soldeer ten slotte de hoekjes
aan den buitenkant vast en 't bakje is klaar.
Heb je geen soldeerbout, knip dan de hoekjes
niet uit, maar vouw de dubbel en sla ze goed
plat.
Zoo maak je je eigen ontwikkel-bakjes. Je
lakt ze dan met fietslak.
Hier volgt nummer drie der zes plaatjes van
de serie „Welk Boek?" Totaal komen er zat. Ne
no. 6 verwachten wij de oplossingen.
Drie fraaie pryzenj