I
12DE DIOCESANE HAARLEMSCHE
KATHOLIEKENDAG.
DINSDAG 2 MEI 1933
TEN ANTWOORD.
spil
t OP HET HELLEND VLAK.
derde orde-bedevaartgangers
TE ROME.
DE KATHOLIEKE SAAMHOORIG-
HEID.
EEN ERNSTIG BISSCHOPPELIJK
VERMAAN.
DE OPENING.
HULDEBETUIGING AAN
CHRISTUS KONING.
DE SECTIE-VERGADERING.
DE ALGEMEENE VERGADERING.
Z. H. Exc. Mgr.
HET KOMENDE KABINET
Dr. DE QUAY HOOGLEERAAR
R. K HANDELSHOOGESCHOOL.
Prof dr. J. E.
de Quay.
De heer C. H. A. J. Janssens lector
in de accountancy.
DIENAAR GODS PATER ARNOL-
DUS JANSSEN.
Stichter der Congregatie van het
Goddelijk Woord.
PROCES TER ZALIGVERKLARING
INGELEID.
Vrijdagavond kwam in de katholieke dag
bladen een communiqué voor, waarvan de
beide laatste alinea's aldus luidden:
„Onwaar is, dat de heeren Aalberse en
Van Schaik zouden verklaard hebben, dat zij,
indien daartoe aangezocht, niet bereid zou
den zijn te pogen een parlementair kabinet
op minder breede basis te vormen.
„Onwaar is ook, dat de formatie van een
rechtsch parlementair-kabinet zou zijn afge
stuit op gebrek aan voldoende medewerking
van de zijde der christelijk-historische of
katholieke Kamerfractie."
Dit communiqué werd in andere bladen
overgenomen.
De „N.R.Crt." voegde er deze opmerkingen
aan toe:
Dat de heeren Aalberse en Van Schaik
niet bereid waren, een parlementair kabinet
op „minder breede" basis te vormen, is
nergens beweerd. De „Residentiebode" heeft
alleen meegedeeld, dat die heeren niet in
aanmerking wenschten te komen voor, of
persoonlijke bezwaren hadden tegen, het op
treden als formateur van een rechts ka
binet. Nu is een rechts kabinet ook wel een
kabinet op minder breede basis, maar hier
onder is ook te verstaan een kabinet, gevormd
door de drie rechtsche partijen en de vrij
zinnig-democraten. En de woordkeuze van de
verklaring der r.k. Kamerfractie kan dus be-
teekenen, dat de heeren Aalberse en Van
Schaik nog wel te vinden waren voor de
formatie van een kabinet op minder breede
basis van de drie rechtsche partijen plus de
vrijzinnig-democraten, zoodat de bewering
van de „Residentiebode", dat zij niet bereid
waren een opdracht tot formatie van een
rechts kabinet te aanvaarden, nog niet te
gengesproken is.
De laatste zinsnede van de verklaring der
r.k. Kamerfractie betwist iets, wat bij ons
weten door niemand beweerd is. Integendeel
is bekend geworden, dat de r.k. Kamerfractie
een rechts kabinet heeft gewenscht, maar
alleen zoo de heer Colijn formateur daarvan
werd".
Na ingenomen informatie kunnen wij hier
op het volgende antwoorden:
Met de uitdrukking „parlementair kabinet
op minder breede basis" werd niet enkel
gedoeld op een kabinet, steunende op vier
fracties, maar evenzeer een kabinet, steunen
de op de drie groote rechtsche fracties.
De mededeeling in een katholiek dagblad,
dat genoemde heeren reeds bij voorbaat ver
klaard zouden hebben, niet als formateur
van een rechtsch parlementair kabinet te wil
len of te kunnen optreden, was daarom in
strijd met de waarheid.
Toch is deze onware bewering de oorzaak
geweest, dat men aan de katholieke Kamer
fractie gemis aan verantwoordelijkheids- be
sef heeft meenen te mogen verwijten. Vol
strekt ten onrechte.
Ook wat de „N. R. Crt." aan het slot van
haar commentaar schrijft, is in strijd met de
waarheid.
Het is niet waar, ,,dat de Kath. Kamer
fractie wel een rechtsch kabinet heeft ge
wenscht, maar alleen zoo de heer Colijn
formateur daarvan werd".
De waarheid is dat de Kath. Kamerfractie
er bij den heer dr. Colijn zoo krachtig mo
gelijk op aangedrongen heeft, dat hij, toen
gebleken was dat hij op andere wijze niet zou
kunnen slagen in de vorming van een parle
mentair kabinet, de formatie van 'n rechtsch
parlementair kabinet zou beproeven.
Nadat gebleken was, dat de formateur
daartoe niet bereid was, zou een katholiek
Kamerlid, indien hem daartoe opdracht ware
gegeven, bereid zijn geweest, 'n rechtsch par
lementair kabinet te vormen, wanneer niet
op het allerlaatste oogenblik gebleken ware,
dat niet van alle drie de rechtsche fracties
daartoe voldoende medewerking zou kunnen
worden verkregen.
Wij vertrouwen, dat dit nu werkelijk dui
delijk genoeg is, al zijn we benieuwd, welke
duimzuigerij men nu op deze toelichtende
verklaring wederom zal trachten toe te
passen.
De zaak, waarom het hier gaat, is daar
om van zoo groot belang, omdat men op
grond van de gepubliceerde onware berich
ten, de Kath. Kamerfractie ervan beschul
digd heeft, dat het haar schuld is, dat er
geen parlementair kabinet is tot stand ge
komen en wij nu weer een extra-parlemen
tair kabinet zullen zien optreden.
De toon, die den laatsten tijd zoo nu en
dan eens boven komt in het Nijmeegsch
Studentenweekblad ,,Vox Carolina", doet
allesbehalve aangenaam aan.
Korten tijd geleden werden (gefingeerde)
inscriptie's der collegebanken gepubliceerd
in de Vox en ontlokten een gemotiveerd
protest van Rector Magnificus en Moderator.
Men kon er dan ook moeilijk iets anders
In zien, dan een zeer onkatholieke gezags-
neerhaling, die op den duur een allernood-
Jottigste uitwerking zou hebben.
f.P1®' uitgedacht voor de „Vondel-
b devaart te Amsterdam en verschenen in
het laatste nummer, hadden we niet ver
wacht in een blad, dat juist het element
„profanatie naar voren bracht in een zeer
recent pennen-duel.
Dezen vorm van bestrijding hadden we
niet verwacht in een blad, dat spreekbuis
heet te zijn van toekomstige „cultuurdra
gers".
Deze persiflage op een mooien gebedsvorm
onzer Liturgie had nooit mogen verschijnen
in een orgaan van katholieken.
Het is het goed recht der Nijmeegsche
studenten zich te verzetten, wanneer zij
meenen, dat de opvoering van een Vondel-
spel voor het lustrum ietwat wordt gefor
ceerd. Maar de wijze waarop dit hier ge
schiedde is geen houding voor Katholieke
intellectueelen.
Het is te aanvaarden, dat men zich vroo-
lijk wil maken, over al te veel gepeuter in
de Vondelwetenschap, en het mogelijk wat
verregaand analyseeren van een dichter, die
zich eigenlijk niet laat ontleden.
Maar dit geschiede niet in een vorm, die
getuigt van wansmaak en een persiflage be-
teekent op een even soberen als ver
heven gebedsvorm, die voor ieder katholiek
iets heiligs moest hebben.
Men seint ons uit Rome
De Derde Orde-bedevaart onder leiding van
Pater Hazebroek O. F. M. en pater Antonius
O. Cap., is door Z. H. den Paus in de concisto-
riezaal in audiëntie ontvangen, voorgesteld
door mgr. dr. B. Eras. Nadat de aanwezigen
tot den handkus waren toegelaten,' hield de
Paus een lange toespraak, waarin hij op-
Wekte, het voorbeeld van St. Franciscus na te
volgen en de Derde Orde-leden aanspoorde
aan de viering van het jubeljaar, overeenkom-
•tig hun levensstaat, mede te werken, opdat
zij aan de vruchten ervan deelachtig worden.
Delft, de stad, waar 27 jaar geleden de eerste
diocesane Katholiekendag in het Bisdom Haar
lem werd gehouden, ontving Zondag de twaalf
in de rij der diocesane Haarlemsche Katholie
ken dagen. Met blijden zonnejubel en feeste
lijken vlaggentooi begroette de oude vest deze
Katholieken wapenschouw, waarvan het aan
tal deelnemers grooter was, dan bij de laatste
Katholiekendagen gewoonlijk het geval is ge
weest.
Een tweetal factoren hebben daarop hun in
vloed uitgeoefend, zooals de voorzitter van het
hoofdbestuur der Haarlemsche Katholieken
dagen, mr. J. N. E. J. Heerkehs Thijssen, bij de
opening van de algemeene vergadering op
merkte. Vooreerst de inschakeling van de
groote standsorganisaties, waardoor in de ge
organiseerde kringen meer belangstelling voor
de Katholiekendagen wordt gewekt, en vervol
gens het bepalen van de samenkomst op Zon
dag, zoodat velen, die anders verhinderd waren,
er nu aan konden deelnemen.
Uit de groote opkomst is intusschen gebleken,
dat het instituut der Katholiekendagen nog
levensvatbaarheid bezit wanneer men het zich
slechts weet aan te passen aan gewijzigde be
hoeften en verhoudingen.
Ter opening van den Katholiekendag heeft
Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent des mor
gens om half 11 een H. Mis opgedragen in de
St. Hippolytuskerk aan de Voorstraat.
Dit was geen pontificale Hoogmis, doch een
missa dialogata, waarbij de antwoprden werden
gereciteerd door Graalleden en Jonge Wach
ters. Deken P. J. A. van der Cammen en pas
toor P. Hase O.F.M. assisteerden Z. H. Exc. bij
het H. Misoffer.
Een indrukwekkende plechtigheid was de
huldebetooging aan Christus Koning na de H.
Mis op het voorplein der St. Hippolytuskerk.
Rondom het beeld van het H. Hart hadden zich
de Graalleden met haar vlaggen en vaandels
opgesteld en daaromheen vormden de Jonge
Wachters met hun vlaggen een cordon, waar
buiten de talrijke geloovigen, die de H. Mis
hadden bijgewoond, zich konden scharen. Voor
Z. H. Exc. Mgr. Aengenent, die met de assistee-
rende geestelijkheid de plechtigheid bijwoonde,
was tegenover het H. Hartbeeld een kleine ver
hevenheid opgericht.
in spreekkoor frisch en krachtig klonk de
toewijding door de Graalleden aan Christus
Koning
„Wees Koning van onze harten
„Wees Koning van ons verstand
„Koning onzer vreugde en smarten
„Wees Koning van stad en land".
Helder klaterden de enthousiaste jonge vrou
wenstemmen op tegen den massalen torenbouw
der St. Hippolytuskerk. En als wilde ze zich
mengen in deze huldiging begonnen plotseling
ook de klokjes van het carillon der Nieuwe
Kerk het half uur slag t® klingelen
Dan volgde het „Laudate Domininum" en ten
slotte werd het „Credo" door alle geloovigen
tezamen gezongen.
Op de Voorstraat voor de gesloten poorten
van het Kerkplein verdrongen zich de men-
schen om zich toch maar niets van deze schoone
plechtigheid, die door kleurige vaandels en
bonte jeugd-uniformen ook een feest was voor
de oogen, te laten ontgaan.
Om 1 uur vingen de sectie-vergaderingen aan
in de Stads Doelen aan de Verversdijk.
Het onderwerp, dat voor dezen Katholieken
dag was uitgekozen, was de „Katholieke saam-
hoorigheid".
Saamhoorigheid op maatschap
pelijk gebied.
In de eerste afdeeling behandelde het Twee
de Kamerlid, de heer Henri Hermans, de
saamhoorigheid op maatschappelijk gebied.
In een helder, diep in zijn onderwerp door
dringend en scherp ontledend betoog verdedig
de de heer Hermans deze stellingen:
Groote gevaren bedreigen geloof en goede
zeden.
Voor tal van sociale vraagstukken moet de
oplossing worden gezocht langs den weg der
christelijke beginselen.
Verslapping van geloofsleven, neiging om be
langen boven beginselen te stellen en het ver
schijnsel van den klassenstrijd ontwrichten de
maatschappij.
Dit alles legt aan de Katholieken plichten op
van waakzaamheid, onderlingen steun, saam
hoorigheid, vorming van geestelijke weerbaar
heid en oefening in leeken-apostolaat.
Middelen zijn: 1. Sterke aaneensluiting van
alle katholieken, óók in eigen organisaties van
ontspanning, maar vooral in sociale en cultu-
reele vereenigingen. 2. Het in stand houden,
bevorderen en versterken, naast noodzakelijke
stands- en vakorganisaties, van algemeene or
ganisaties als Katholiekendagen en Sociale
Actie, waarin alle katholieken in eenheid optre
den voor hunne beginselen en hoogere belangen.
3. Scheiding, maar geen afscheiding. Collectief
en individueel, door woord en voorbeeld, uit
dragen van de katholieke beginselen in de
maatschappij.
Bij de gedachtenwisseling werd de wensche-
lijkheid geuit van sociale weken en van een
centrale voor de 4 standsorganisaties.
Saamhoorigheid op het terrein
van het Kerkelijk godsdienstig
leven.
Rector J. F. A. Bots, die in de tweede afdee
ling de saamhoorigheid der katholieken op het
terrein van het kerkelijk godsdienstige leven
behandelde, wist terstond de aandacht van zijn
gehoor te boeien door de frissche en onderhou
dende wijze, waarop hij de volgende stellingen
ontwikkelde:
Voor God zijn alle menschen gelijk.
Om het Rijk van God op aarde te vestigen,
heeft Christus één Kerk gesticht voor alle men
schen.
Deze Kerk is krachtens haar wezen één fami
liegemeenschap, naar het woord van den godde-
lijken Meester: „Gij allen zijt broeders".
De persoonlijke heiliging, waartoe een ieder
geroepen is, mag wel naar individueelen aard
verschillend zijn, maar moet toch altijd in har
monie blijven en in nauw contact met het leven
der Kerk, d.i. der gemeenschap.
Het verderfelijke individualisme, dat het in
dividu tot gelding wil brengen ten koste van de
gemeenschap, heeft ook bij vele katholieken
die gemeenschapsgedachte verzwakt en ver
troebeld.
De gevolgen daarvan zijn niet alleen merk
baar op maatschappelijk terrein, maar ook in
het godsdienstig leven. Veler godsdienstig leven
krijgt een louter-persoonlijk karakter, zonder
verantwoordelijkheidsbesef voor anderen, zon
der samenhang met anderen.
Als typisch voorbeeld valt te vermelden, dat
de Zondagsche Hoogmis als hoogtepunt van het
godsdienstige leven det parochie voor zeer velen
haar beteekenis verloren heeft. Ook de ver
zwakking van den parochieband is een ver
schijnsel van diezelfde verzwakking.
Zelfs zijn er binnen dat kerkelijk verband
enkele gebruiken ontstaan, die den indruk kun
nen wekken, dat de leden der Kerk op uiter
lijke materieele gronden verschillend worden
gewaardeerd.
In de hedendaagsche menschheid herleeft zeer
sterk de drang naar gemeenschap, zoodat elke
inbreuk op die gemeenschapsgedachte thans
zeer pijnlijk wordt gevoeld, terwijl omgekeerd
de consekwente toepassing van ons broeder-
schapsideaal, tenminste op kerkelijk terrein,
aan de zoekende menschheid niet zal ontgaan.
Vooral de gedachtenwisseling was in deze
sectie belangwekkend.
Naar aanleiding van een klacht van den heer
A. J. van Beurden, over bevoorrechting van
rijken, die vooraan in een kerk mogen zitten,
en achterstelling van de armen, een klacht, die
in den laatsten tijd meer wordt vernomen,
merkte plebaan Westerwoudt op, dat men die
z.g.n. achterstelling niet grooter mag voorstel
len, dan zij in werkelijkheid is. Alleen op Zon
dag onder de vastgestelde H.H. Missen zullen
de minderbedeelden over het algemeen niet in
de gelegenheid zijn om de voorste plaatsen te
bezetten. Intusschen is die toestand in zich niet
ideaal, maar op het oogenblik is daaraan niet te
ontkomen, daar uit het plaatsengeld de kosten
van onderhoud der kerk en dikwijls ook nog de
zware lasten van rente en aflossing moeten
bestreden worden. Als daarvoor andere midde
len beschikbaar waren, zou het vraagstuk ge
makkelijk zijn op te lossen. Daarom gaf plebaan
Westerwoudt in overweging om in alle parochies
te beginnen met een fonds te vormen, waaruit
de gelden kunnen verkregen worden, die nu
door het verhuren van plaatsen worden opge
bracht. Zijn die fondsen eenmaal voldoende
groot, dan zouden alle plaatsen „vrij" kunnen
zijn.
Saamhoorigheid in het huisgezin.
In een wetenschappelijke, goed gedocumen
teerde beschouwing behandelde mr. G. A. J. M.
Mutsaerts de saamhoorigheid der katholieken in
het huisgezin aan de hand van de volgende
stellingen:
Het gezin is de eerste volmaakte kern der
maatschappij, waarin drie grondvormen van
vereeniging der menschen ontstaan:
a) vereeniging van man en vrouw,
b) vereeniging van ouders en kinderen,
c) vereeniging van heer en dienstbaren.
Versterking dier drie gezinsbanden brengt
mede versterking van de maatschappijin tegen-
overgestelden zin beteekent het verzwakken
dier banden de ontzenuwing der samenleving.
Mogelijkheid van levensonderhoud en van
verkrijging van eigendom is noodzakelijke voor
waarde voor het gezinsleven.
Het materialisme als eenige grondslag van het
gezinsleven voert tot ondergang van het gezin
en daardoor van de maatschappij.
Onder de Katholieken van alle rangen en
standen behoort een eensgezinde opvatting over
het gezin als zoodanig, over hetgeen het gezin
versterkt en verzwakt, te bestaan. De beleving
dier opvatting werkt als het krachtigste propa-
ganda-middel onder onze geloofsgenooten en
onder andersdenkenden.
Op verzoek van een der aanwezigen vulde
mr. Mutsaerts zijn conclusies aldus aan, dat het
de bedoeling is, dat de man voor het levens
onderhoud zorgt en niet de vrouw, hetgeen vaak
tot ontwrichting van het gezin leidt.
De voorzitter dezer sectie drs. J. de Boer,
gaf nog eenige opvoedkundige wenken. O.a.
wees hij op het gevaar van een te vroege
sexueele voorlichting, wat de nieuwsgierigheid
slechts nog meer prikkelt. Voorts wees hij er
op, dat vaak de echte katholieke saamhoorig
heid afwezig is bij vergrooting van het gezin.
Dit blijkt o.a. hieruit, dat moeders soms bang
zijn om aan hun eigen moeders of zusters mee
te deelen dat zij vermeerdering van het gezin
verwachten. Dit is een symptoon, dat ver
grooting van het gezin gevreesd wordt uit
economische overwegingen en dat niet voldoen
de de hoogere bestemming van het huwelijk
de vermeerindering van het aantal zielen tot
Gods glorie, wordt begrepen.
Z. H. Exc. Mgr. Aengenent toonde zijn be
langstelling voor de verschillende onderwerpen
die behandeld werden door een gedeelte van
elke der drie sectievergaderingen bij te wo-
Om vier uur had in de St. Hippolytuskerk
de algemeene- en slotvergadering plaats, daar
geen zaal in de stad groot genoeg was om alle
deelnemers van den Katholiekendag te bevat
ten.
Deze vergadering werd o.a. bijgewoond door
Z.H. Exc. mgr. J. D. J. Aengenent, mgr. H. J. M.
Taskin, de Ministers Deckers en Verschuur en
staatsraad Kooien.
Een mannen- en knapenkoor onder leiding
van den heer Nic. Verhoef luisterde deze ver
gadering op met eenige gezangen.
Saamhoorigheid tusschen alle
standenen leeftijden in de
Roomsche Kerk.
De spreker van deze algemeene vergadering
was pastoor P. Roovers uit Haarlem.
In een rede, waarmee hij het enthousiasme
wist los te slaan, behandelde hij de saamhoorig
heid tusschen alle standen en leeftijden in
de Roomsche Kerk. „Bij ons geen klassenstrijd,
strijden doen wij allen naar buiten uit".
Schade aan onze saamhoorigheid doet de
geest van critiek in onze dagen. Critiek is niet
uit den booze, maar wel de geest van critiek
die eigenlijk een geest is van verzet, een des
tructieve geest dus. Van dien geest zouden we
in de litanie van Alle Heiligen moeten bidden:
„Van den geest van critiek, verlos ons Heer!"
Voor onze saamhoorigheid zullen we soms
offers moeten brengen. Laten wij dit blijmoedig
doen voor dat kostbare bezit, dat saamhoorig
heid heet.
Toespraak
Aengenent.
Onder daverend applaus der vergaderden
besteeg tenslotte Z. H. Exc. Mgr. Aengenent
het spreekgestoelte, en hield ongeveer de vol
gende toespraak
Mijn dierbare diocesanen
Wanneer ik thans aan het einde van dezen
zoo schitterend geslaagden dag een enkel woord
tot U ga spreken, is de bedoeling daarvan geen
andere, dan U te wijzen op eenige practische
punten, waarvan ik hoop, dat gij ze in daden
zult omzetten.
Ik wil U wijzen op enkele verschijnselen van
het Katholieke gemeenschapsleven, die niet
stemmen tot blijdschap, op enkele lacunes, die
naar ik hoop na dezen dag zullen verdwijnen.
Ik wil niemand uwer een verwijt maken, maar
ik zal spreken als een vader tot zijn kinderen,
als uw bisschop, die door God is aangesteld.
Z. H. Exc. Mgr. Aengenent tijdens de
hulde aan Christus Koning op den Katho
liekendag te Delft.
om uw allerhoogste, uw godsdienstige belan
gen naar beste weten te verzorgen. Het zal een
woord zijn van een vader tot zijn kinderen in
hoogst ernstige tijden.
Allereerst wil ik u wijzen op een punt, waar
op door den inleider in de eerste sectie reeds
de aandacht is gevestigd, dat de katholieken ook
saamhoorigheid moeten toonen in organisaties
van ontspanning. Met groote instemming heb
ik dit gehoord, omdat op dat gebied nog een
tekort is. Ik bedoel dan in het bijzonder de
katholieke saamhoorigheid bij de beoefening
van de sport.
Vele katholieken zijn er nog te weinig van
doordrongen, dat dit noodzakelijk is, dat de
katholieke sportbewegeing meer steun en sym
pathie van de katholieken ontvangt dan tot
nu toe.
Het is jammer en droevig te moeten consta-
teeren, dat onze katholieken nog niet genoeg
begrijpen de noodzakelijkheid om de sport te
beoefenen op katholieken grondslag, niet alleen
door te verwijderen, wat schadelijk kan zijn,
maar door de sport ook dienstbaar te maken
aan de katholieke vorming van hen, de aan
sport doen.
Vele steunen nog de neutrale sportbeweging
door hun lidmaatschap, door hun geld en door
hun sympathie. Ik vraag JJ met allen aandrang,
dat die mentaliteit moge veranderen en dat de
katholieken veel meer dan tot nu toe hun
steun zullen verleenen aan de katholieke sport
beweging, ook door hun lidmaatschap en hun
sympathie.
Onder de katholieke sportbeweging versta
ik dan die, welke door den bisschop kerkelijk
is geauthoriseerd, sportvereenigingen van
katholieken zijn geen katholieke sportvereeni
gingen, als de statuten niet door den bisschop
zijn goedgekeurd.
Het tweede punt, waarover ik wilde spreken,
ligt op het gebied van het openbare leven,
waar wij onzen invloed naar buiten doen gel
den.
In de laatste maanden hebben zoowel Z. H.
de Paus als de bisschoppen van Nederland
meermalen de Nederlandsche katholieken drin
gend aangespoord om de eenheid te bewaren
ook op politiek terrein.
Toen ik het voorrecht had, door Z. H. den
Paus te worden ontvangen, heb ik verschillen
de zaken mogen bespreken. Zoo heb ik afzon
derlijk mogen bespreken het godsdienstig
leven in Nederland, afzonderlijk het organi
satieleven en ook afzonderlijk het politieke
leven.
Wat het politieke leven betreft, heeft Z. H.
de Paus gezegd, dat de katholieken van Neder
land ook op politiek terrein vóór alles, boven
alles en tot eiken prijs toch hun eenheid zou-
den bewaren.
Z. H. heeft gezegd, dat ik dezen wensch van
den Paus zou uitdragen naar buiten en aan de
katholieken van Nederland zou meedeelen.
De Bisschoppen van Nederland hebben in
een gemeenschappelijk Vasten-mandement ver
zocht, de eenheid te bewaren. Vandaag, nu de
katholieke saamhoorigheid is behandeld, wil
ook ik er nog eens de aandacht op vestigen.
Waarom is de eenheid in onze dagen zoo ge
boden? Louter en alleen om deze eenvoudige
en door idereen te begrijpen reden, dat anders
afbrokkeling en versplintering komt en daar
door onze eigen hoogste, onze godsdienstige
belangen in gevaar komen.
Dat is de eenige, maar dan ook een hoogst
ernstige reden..
De reden is niet, omdat ik niet overtuigd
zou zijn, dat onder de katholieken verschil van
meening bestaanbaar en toelaatbaar is. De
Paus heeft er ook over gesproken, dat ver
schillende politieke inzichten mogelijk zijn.
Verschil van inzicht is bestaanbaar en toelaat
baar, mits men maar niet in strijd komt met
de geloofs- en zedeleer, zooals die door God
geopenbaard is en door de Kerk te gelooven
wordt voorgesteld. Maar op ieder gebied van
menschelijk handelen, zijn wij verplicht een
op zich toelaatbare vrijheid prijs te geven, als
wij anders in botsing zouden komen met onze
hoogste, onze godsdienstige belangen. Als af
brokkeling en versplintering van de eenheid
gevaar meebrengt voor onze hoogste belangen,
dan handelt een ieder onverantwoordelijk, die
zulks doet. Ik zeg dit alleen, omdat ik geroepen
ben te behooren tot de gezagdragers, die door
God zijn aangesteld om uw hoogste, uw gods
dienstige belangen veilig te stellen en vooral
ook die van uw kinderen in de toekomst.
Er is nog een ander verschijnsel, dat mijns
inziens dringend verbetering behoeft. Er zijn
er onder de katholieken, die aan de versplin
tering en afbrokkeling onzer politieke eenheid
weliswaar niet mee zullen doen, maar die door
woord en geschrift ondergraven het vertrou
wen in de leiders, waarvan velen al 25 jaar
en meer hun beste krachten voor de katholieke
belangen gegeven hebben. Nu moeten we tot
ons leedwezen waarnemen, dat dergelijke man
nen worden verguisd en als nietswaardigen
worden betiteld, terwijl die katholieke werkers
getoond hebben zoo vooruitstrevend te zijn als
maar mogelijk was.
Degenen, die het vertrouwen ondermijnen
van de katholieke leiders op sociaal en politiek
terrein vergeten twee dingen: vooreerst, dat
wij katholieken niet meer uitmaken dan y3
deel van de heele bevolking en dat het, wie
er ook aan het roer komen, niet mogelijk zal
zijn alle idealen te verwezenlijken, die wij als
katholieken kunnen hebben.
Op de tweede plaats vergeten zij, dat ons
vaderland niet alléén de crisis zal kunnen op
lossen. Wat wij hier ondergaan is een deel van
een internationale crisis, die de gansche wereld
omvat, waardoor het onmogelijk is de toestan
den nationaal geheel te verbeteren.
Ten slotte is er nog een gebrek aan saam-
hoorigheidsbesef onder de katholieken van an
deren aard. De saamhoorigheid tusschen het
volk ik bedoel dan de leeken en de pries-
Nog deze week?
Uit de beste bron vernemen wij, dat, indien
zich geen onvoorziene omstandigheden voor
doen, het nieuwe ministerie nog in den loop
dezer week zal kunnen optreden.
Heden kwam naar wij vernemen de partijraad
van den Vrijzinnig-democratischen Bond in
spoedeischende vergadering bijeen.
ters is niet, zooals zij te wenschen was, want
in den lateren tijd moesten wij er getuigen van
zijn, hoe op den priesterstand wordt afgegeven
en hoe hun menschelijke gebreken ook de
priesters zijn menschen en hebben hun gebre
ken worden vergroot en hoe onrechtvaardig
de priesters behandeld worden. Dit is een droe
vig en onrechtvaardig verschijnsel! Als wij de
saamhoorigheid tusschen leeken en priesters
los laten, graven wij ons eigen graf. Onze
kracht is juist geweest de saamhoorigheid.
Het afgeven op onze priesters is niet alleen
te betreuren, maar ook onrechtvaardig, want ik
wil het hier in het openbaar zeggen, dat vol
gens mijn vaste overtuiging wij hier in ons
vaderland bezitten een priesterstand, waarop
wij trotsch mogen zijn (daverend applaus).
Ik ben zelf bisschop van een diocees, waar
meer dan 1000 priesters werken en ik verklaar
diep doordrongen te zijn van het plichtsbesef
van de priesters, die alles over hebben voor
de eer van God en het heil der zielen. Het is
onrechtvaardig niet te willen zien het heer
lijke werk, dat zij dag en nacht verrichten. Wat
zij kunnen doen voor allen zonder onderscheid
van stand, doen zij graag en zien er niet
tegen op.
Daarom voel ik mij genoopt vandaag een
protest uit te brengen tegen het neerhalen van
onze( priesters, omdat onze priesters bezield
zijn van een grooten ijver voor de eer van God
en het heil der zielen.
Ik wensch, dat het saamhoorigheidsbesef tus
schen volk en priesters, dat in ons vaderland
steeds zoo krachtig is geweest; van dezen dag
af moge groeien en in kracht toenemen.
Dierbare diocesanen, aldus eindigde Z. H. Exc.
zijn toespraak, bewaart uw saamhoorigheid op
ieder terrein, versterkt uw eenheid op elk ter
rein van het openbare leven, dan kunnen wij er
zeker van zijn, dat wij deze moeilijke tijden
goed zullen doorkomen.
Een geestdriftig en langdurig applaus barst
te los na deze toespraak, die zooals de voor
zitter, de heer Heerkens Thijssen, in zijn dank
woord terecht opmerkte, het hoogtepunt was
van dezen Katholiekendag.
Door het Curatorium der R.K. Handels-
hoogeschool (Hoogeschool voor sociale en eco
nomische wetenschappen), is benoemd, als op
volger van wijlen professor mr. dr. L. Trie
beis, tot gewoon hoogleeraar in de bedrijfsleer
en de psychotechniek dr. J. E. de Quay, thans
lector in de psychotechniek aan genoemde
hoogeschool; en to tlector in de accountancy
de heer C. H. A. J. Janssens lid van het Ned.
Instituut van Accountants thans assistent in de
bedrijfsleer.
De nieuw benoemde hoogleeraar dr. J. E. de
Quay is op 26 Aug. 1901 te 's-Hertogenboosch
geboren. Zijn kinderjaren bracht hij door in
enkele garnizoenssteden van het land, wijl zijn
vader gen. maj. R. B. A. N. de Quay bij de
promoties in het leger
verschillende malen
werd gedetacheerd. Te
's-Gravenfaage volgde
hij de lagere school
bij de Eerw. Broeders
aan de Paramaribo-
straat, om zoodra de
tijd daartoe gekomen
was, zijn gymnasiale
studie aan te vangen
in het St. Willibror-
duscollege der Paters
Jesuieten te Katwijk.
Aanvankelijk van
olan de militaire loop
baan te kiezen en zijn
studie voort te zetten
aan de Kon. Militaire
Academie, legde hij zich
toe op het verwerven
van het gymnasiaal di
ploma B, voor welk examen hij in 1920 met
goede punten slaagde. Toen hij nu een besluit
moest nemen, dat zijn carriere in een bepaalde
richting zou sturen, liet hij zich raden in de
rechten te gaan studeeren en werd als juri
disch student ingeschreven aan de Universi
teit te Utrecht.
In 1924 behaalde- hij het candidaats-examen
in de rechten, na inmiddels eenigen tijd voor
de vervuling van zijn militieplicht onder de
wapenen te zijn geweest. Na zijn candidaats-
examen ging de heer de Quay, die zich meer
in het bijzonder voor de psychologie interes
seerde, zich geheel aan het vak zijner voor
liefde wijden. Hij volgde de colleges van het
psycologische instituut en behaalde in Juli 1926
het doctoraal-examen in. de wijsbegeerte met
als hoofdvak psychologie en als bijvakken de
geschiedenis der wijsbegeerte en de physio-
logie.
In 1927 promoveerde hij op proefschrift: „Het
aandeel der sensorische en motorische com
ponenten in het leer- en arbeidsproces".
Dadelijk na zijn promotie verbleef dr. de
Quay een half jaar in Amerika. Na zijn terug
keer ontving hij een opdracht van de P.T.T.
Na werkzaam te zijn geweest aan het advies
bureau voor bedrijfsorganisatie van ingenieur
Louwerse, werd dr. de Quay adviseur van C.
en A. Brenninkmeyer.
De nieuw benoemde lector in de accoun
tancy de heer C. H. A. J. Janssens is in 1901
te Tilburg geboren. Zijn eerste opleiding ge
noot hij aan de St. Denisschool der eerw. Fra
ters in zijn geboortestad. Daarop zocht hij een
verdere opleiding in de Handelswetenschap en
behaalde de middelbare acten boekhouden en
staathuishoudkunde. Ook aan de textielschool
volgde hij eenige jaren de cursussen en legde
ten slotte het examen van accountant af.
In 1925 richtte hij met een Duitsch ingenieur
een bureau voor bedrijfsorganisatie op, dat hij
sinds 1930 zelfstandig beheert, terwijl hij in
1928 als assistent van prof. Kaag aan de R.K.
Handelshoogeschool was verbonden voor de
colleges in de bedrijfsleer. Van zijn hand ver
scheen: „Techniek van de kostprijsberekening
en de daaraan verbonden vraagstukken", ter
wijl hij verdere bijdragen schreef voor ver
schillende handelstijdschriften.
Men schrijft ons:
Op verzoek van het Generale Kapittel van
de Missie-Congregatie van het Goddelijk Woord
(Paters Steyl-Uden), is thans officieel het pro
ces ter zaligverklaring van pater Arnoldus
Janssen, stichter en eersten Superior-Generaal
dezer Congregatie, te Rome ingeleid. In verband
hiermede is door den Generalen Raad der S. V.
D. de zeereerw. pater G. Grössel tot Postulator
bij de H. Congregate der Riten te Rome, en
de zeereerw. pater H. Sandkamp bij de bis
schoppelijke Curie te Roermond benoemd.
Ongetwijfeld zullen de talrijke vrienden en
vereerders, en vooral zij, die nog van nabij den
stichtenden levenswandel van dezen grooten
missie-apostel en tevens zoo eenvoudigen pries
ter hebben kunnen gadeslaan, deze tijding met
vreugde begroeten. Overtuigd als zij zijn van
de heilige waardigheid van dezen vromen die
naar Gods, die reeds door de stichting van het
wereldomvattende missieapostolaat zich zoo
uitermate groote verdiensten verworven heeft,
zullen zij zeer zeker door een krachtig gebed
deze pogingen ondersteunen, opdat pater Arnol
dus Janssen mag worden waardig bevonden,
tot de eer der altaren te worden verheven.
Pater Arnoldus Janssen S.V.D.
Een vruchtbaar priester
leven.
Pater Arnoldus Janssen werd 9 November
1837 in het stadje Goch, aan den Beneden-Rijn
geboren. Diepvrome ouders prentten in zijn ziel
een innige godsvrucht en een groote liefde tot
het gebed. Na het bisschoppelijk gymnasium te
Gaesdonk bezocht te hebben, studeerde hij in
Munster en Bonn philosophie, theologie en
wis- en natuurkunde, en verwierf de staats-
bevoegdheid tot het leeraarsambt voor hooger
onderwijs. Op 15 Augustus 1861 ontving hij de
heilige priesterwijding.
Twaalf jaar werkte hij daarna als leeraar aan
de hoogere burgerschool te Bocholt. Sinds 1867
verspreidde hij als diocesaan directeur met on-
vermoeibaren ijver het „Apostolaat des Gebeds"
in het bisdom Munster. 't Sterkst echter
voelde hij zich getrokken tot het groote werk
der uitbreiding van het heilig geloof. Door een
eigen tijdschrift riep hij de katholieken van
Duitschland, Oostenrijk, Nederland en Zwitser
land op tot stichting van een missiehuis. Men
leefde juist in de ergste dagen van den „Kul-
turkampf" in Duitschland, zoodat zulk een on
derneming algemeen voor hopeloos werd ge
houden. Vol vertrouwen op de goddelijke Voor
zienigheid sloeg toen Arnoldus Janssen zelf de
handen aan het werk. Ofschoon zelf arm en
zonder alle middelen, opende hij 8 September
1875 het missiehuis St. Michael te Steyl bij
Venlo. 33 jaar lang arbeidde hij onder tallooze
moeilijkheden voor zijn stichting en God schonk
in rijke mate zijn zegen. Het werk groeide uit
en ontwikkelde zich in den loop der jaren tot
de bloeiende en over de geheele wereld ver
spreide „Missie-Congregatie van het Goddelijk
Woord", kortweg genoemd S.V.D. (Societas
Verbi Divini).
Bij den dood vah den stichter arbeidden mis
sionarissen van Steyl in China, Japan, Australië,
Afrika, Noord- en Zuid-Amerika. Een kwart
millioen heidenen was gedoopt en 350.000 katho
lieken werden door de paters S.V.D. gepasto-
reerd.
Pater Janssen stichtte bovendien eveneens te
Steyl twee vrouwelijke Missie-Congregaties: de
Missiezusters en de Slotzusters, „Dienaressen
van den H. Geest". Veel goeds heeft hij
voorts gesticht door breedopgevatte bevorde
ring der goede pers, door krachtigen steun en
nieuwe bezieling te geven aan het retraitewerk
voor alle standen en vooral door zijn eenvou
dige, diepvrome levenswijze.
Een zijner grootste deugden was wel het
rotsvaste vertrouwen op God, waarmede hij de
stichting van zijn werk heeft aangedurfd. Dat
dit vertrouwen niet beschaamd is geworden,
zegt ons duidelijk genoeg de groote zegen, die
van zijn levenswerk is uitgegaan.
Hij stierf in het moederhuis te Steyl na een
heilig leven, dat geheel in den dienst van Gods
eer en het heil der onsterfelijke zielen gestaan
had, op 15 Januari 1909 en onder overgroote
deelneming werd hij op het kloosterkerkhof
aldaar begraven. In een kleine, doch stemmige
grafkapel rusten thans de eerbiedwaardige
overblijfselen van den grooten doode temidden
zijner dierbare stichting. Met dankbare liefde
omgeven de geestelijke zonen en dochters het
graf van hun „Vader, leidsman en stichter",
zooals de grafsteen aanduidt.
NAAR DE MISSIE.
Uit het Moederhuis „Heilig Bloed" te Aarle-
Rixtel (N.-Br.) zijn vertrokken naar de missie
van Oost-Afrika, de eerw. zusters Fortunata,
Agathana, Manra en Chantal en naar de missie
van Zuid-Afrika de eerw. zusters Reginaldis,
Ludwiga, en Xaveris.
NATIONALE BEDEVAART NAAR
DOKKUM
Ter eere van de H.H. Bonifacius
en gezellen
Zondag en Maandag, 6 en 7 Augustus a.s.,
gaat ter eere van de H.H. Bonifacius eA Ge
zellen de achtste Nationale Bedevaart naar
Dokkum.
Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht,
Mgr. J. H. G. Jansen, zal, evenals vorige jaren,
aan 't hoofd dezer Bedevaart gaan, en op het
Martelveld te Dokkum pontificeeren.
In verband met het bezoek van Z. H. Exc.
aan Leeuwarden op den vooravond van de
Bedevaart, bereiden de Katholieke Jeugdorga
nisaties den Aartsbisschup een luisterrijke
ontvangst; en in verband met het veertig-jarig
priesterfeest van Z. H. Exc., eersten voorzitter
van de St. Bonifacius-broederschap, zal op den
Begroetingsavond belegd door het St. Boni-
facius-broederschaps-bestuur, aan den jubilee
renden Aartsbisschop een huldeblijk worde#
aangeboden.