I 12DE DIOCESANE HAARLEMSCHE KATHOLIEKENDAG. DINSDAG 2 MEI 1933 TEN ANTWOORD. spil t OP HET HELLEND VLAK. derde orde-bedevaartgangers TE ROME. DE KATHOLIEKE SAAMHOORIG- HEID. EEN ERNSTIG BISSCHOPPELIJK VERMAAN. DE OPENING. HULDEBETUIGING AAN CHRISTUS KONING. DE SECTIE-VERGADERING. DE ALGEMEENE VERGADERING. Z. H. Exc. Mgr. HET KOMENDE KABINET Dr. DE QUAY HOOGLEERAAR R. K HANDELSHOOGESCHOOL. Prof dr. J. E. de Quay. De heer C. H. A. J. Janssens lector in de accountancy. DIENAAR GODS PATER ARNOL- DUS JANSSEN. Stichter der Congregatie van het Goddelijk Woord. PROCES TER ZALIGVERKLARING INGELEID. Vrijdagavond kwam in de katholieke dag bladen een communiqué voor, waarvan de beide laatste alinea's aldus luidden: „Onwaar is, dat de heeren Aalberse en Van Schaik zouden verklaard hebben, dat zij, indien daartoe aangezocht, niet bereid zou den zijn te pogen een parlementair kabinet op minder breede basis te vormen. „Onwaar is ook, dat de formatie van een rechtsch parlementair-kabinet zou zijn afge stuit op gebrek aan voldoende medewerking van de zijde der christelijk-historische of katholieke Kamerfractie." Dit communiqué werd in andere bladen overgenomen. De „N.R.Crt." voegde er deze opmerkingen aan toe: Dat de heeren Aalberse en Van Schaik niet bereid waren, een parlementair kabinet op „minder breede" basis te vormen, is nergens beweerd. De „Residentiebode" heeft alleen meegedeeld, dat die heeren niet in aanmerking wenschten te komen voor, of persoonlijke bezwaren hadden tegen, het op treden als formateur van een rechts ka binet. Nu is een rechts kabinet ook wel een kabinet op minder breede basis, maar hier onder is ook te verstaan een kabinet, gevormd door de drie rechtsche partijen en de vrij zinnig-democraten. En de woordkeuze van de verklaring der r.k. Kamerfractie kan dus be- teekenen, dat de heeren Aalberse en Van Schaik nog wel te vinden waren voor de formatie van een kabinet op minder breede basis van de drie rechtsche partijen plus de vrijzinnig-democraten, zoodat de bewering van de „Residentiebode", dat zij niet bereid waren een opdracht tot formatie van een rechts kabinet te aanvaarden, nog niet te gengesproken is. De laatste zinsnede van de verklaring der r.k. Kamerfractie betwist iets, wat bij ons weten door niemand beweerd is. Integendeel is bekend geworden, dat de r.k. Kamerfractie een rechts kabinet heeft gewenscht, maar alleen zoo de heer Colijn formateur daarvan werd". Na ingenomen informatie kunnen wij hier op het volgende antwoorden: Met de uitdrukking „parlementair kabinet op minder breede basis" werd niet enkel gedoeld op een kabinet, steunende op vier fracties, maar evenzeer een kabinet, steunen de op de drie groote rechtsche fracties. De mededeeling in een katholiek dagblad, dat genoemde heeren reeds bij voorbaat ver klaard zouden hebben, niet als formateur van een rechtsch parlementair kabinet te wil len of te kunnen optreden, was daarom in strijd met de waarheid. Toch is deze onware bewering de oorzaak geweest, dat men aan de katholieke Kamer fractie gemis aan verantwoordelijkheids- be sef heeft meenen te mogen verwijten. Vol strekt ten onrechte. Ook wat de „N. R. Crt." aan het slot van haar commentaar schrijft, is in strijd met de waarheid. Het is niet waar, ,,dat de Kath. Kamer fractie wel een rechtsch kabinet heeft ge wenscht, maar alleen zoo de heer Colijn formateur daarvan werd". De waarheid is dat de Kath. Kamerfractie er bij den heer dr. Colijn zoo krachtig mo gelijk op aangedrongen heeft, dat hij, toen gebleken was dat hij op andere wijze niet zou kunnen slagen in de vorming van een parle mentair kabinet, de formatie van 'n rechtsch parlementair kabinet zou beproeven. Nadat gebleken was, dat de formateur daartoe niet bereid was, zou een katholiek Kamerlid, indien hem daartoe opdracht ware gegeven, bereid zijn geweest, 'n rechtsch par lementair kabinet te vormen, wanneer niet op het allerlaatste oogenblik gebleken ware, dat niet van alle drie de rechtsche fracties daartoe voldoende medewerking zou kunnen worden verkregen. Wij vertrouwen, dat dit nu werkelijk dui delijk genoeg is, al zijn we benieuwd, welke duimzuigerij men nu op deze toelichtende verklaring wederom zal trachten toe te passen. De zaak, waarom het hier gaat, is daar om van zoo groot belang, omdat men op grond van de gepubliceerde onware berich ten, de Kath. Kamerfractie ervan beschul digd heeft, dat het haar schuld is, dat er geen parlementair kabinet is tot stand ge komen en wij nu weer een extra-parlemen tair kabinet zullen zien optreden. De toon, die den laatsten tijd zoo nu en dan eens boven komt in het Nijmeegsch Studentenweekblad ,,Vox Carolina", doet allesbehalve aangenaam aan. Korten tijd geleden werden (gefingeerde) inscriptie's der collegebanken gepubliceerd in de Vox en ontlokten een gemotiveerd protest van Rector Magnificus en Moderator. Men kon er dan ook moeilijk iets anders In zien, dan een zeer onkatholieke gezags- neerhaling, die op den duur een allernood- Jottigste uitwerking zou hebben. f.P1®' uitgedacht voor de „Vondel- b devaart te Amsterdam en verschenen in het laatste nummer, hadden we niet ver wacht in een blad, dat juist het element „profanatie naar voren bracht in een zeer recent pennen-duel. Dezen vorm van bestrijding hadden we niet verwacht in een blad, dat spreekbuis heet te zijn van toekomstige „cultuurdra gers". Deze persiflage op een mooien gebedsvorm onzer Liturgie had nooit mogen verschijnen in een orgaan van katholieken. Het is het goed recht der Nijmeegsche studenten zich te verzetten, wanneer zij meenen, dat de opvoering van een Vondel- spel voor het lustrum ietwat wordt gefor ceerd. Maar de wijze waarop dit hier ge schiedde is geen houding voor Katholieke intellectueelen. Het is te aanvaarden, dat men zich vroo- lijk wil maken, over al te veel gepeuter in de Vondelwetenschap, en het mogelijk wat verregaand analyseeren van een dichter, die zich eigenlijk niet laat ontleden. Maar dit geschiede niet in een vorm, die getuigt van wansmaak en een persiflage be- teekent op een even soberen als ver heven gebedsvorm, die voor ieder katholiek iets heiligs moest hebben. Men seint ons uit Rome De Derde Orde-bedevaart onder leiding van Pater Hazebroek O. F. M. en pater Antonius O. Cap., is door Z. H. den Paus in de concisto- riezaal in audiëntie ontvangen, voorgesteld door mgr. dr. B. Eras. Nadat de aanwezigen tot den handkus waren toegelaten,' hield de Paus een lange toespraak, waarin hij op- Wekte, het voorbeeld van St. Franciscus na te volgen en de Derde Orde-leden aanspoorde aan de viering van het jubeljaar, overeenkom- •tig hun levensstaat, mede te werken, opdat zij aan de vruchten ervan deelachtig worden. Delft, de stad, waar 27 jaar geleden de eerste diocesane Katholiekendag in het Bisdom Haar lem werd gehouden, ontving Zondag de twaalf in de rij der diocesane Haarlemsche Katholie ken dagen. Met blijden zonnejubel en feeste lijken vlaggentooi begroette de oude vest deze Katholieken wapenschouw, waarvan het aan tal deelnemers grooter was, dan bij de laatste Katholiekendagen gewoonlijk het geval is ge weest. Een tweetal factoren hebben daarop hun in vloed uitgeoefend, zooals de voorzitter van het hoofdbestuur der Haarlemsche Katholieken dagen, mr. J. N. E. J. Heerkehs Thijssen, bij de opening van de algemeene vergadering op merkte. Vooreerst de inschakeling van de groote standsorganisaties, waardoor in de ge organiseerde kringen meer belangstelling voor de Katholiekendagen wordt gewekt, en vervol gens het bepalen van de samenkomst op Zon dag, zoodat velen, die anders verhinderd waren, er nu aan konden deelnemen. Uit de groote opkomst is intusschen gebleken, dat het instituut der Katholiekendagen nog levensvatbaarheid bezit wanneer men het zich slechts weet aan te passen aan gewijzigde be hoeften en verhoudingen. Ter opening van den Katholiekendag heeft Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent des mor gens om half 11 een H. Mis opgedragen in de St. Hippolytuskerk aan de Voorstraat. Dit was geen pontificale Hoogmis, doch een missa dialogata, waarbij de antwoprden werden gereciteerd door Graalleden en Jonge Wach ters. Deken P. J. A. van der Cammen en pas toor P. Hase O.F.M. assisteerden Z. H. Exc. bij het H. Misoffer. Een indrukwekkende plechtigheid was de huldebetooging aan Christus Koning na de H. Mis op het voorplein der St. Hippolytuskerk. Rondom het beeld van het H. Hart hadden zich de Graalleden met haar vlaggen en vaandels opgesteld en daaromheen vormden de Jonge Wachters met hun vlaggen een cordon, waar buiten de talrijke geloovigen, die de H. Mis hadden bijgewoond, zich konden scharen. Voor Z. H. Exc. Mgr. Aengenent, die met de assistee- rende geestelijkheid de plechtigheid bijwoonde, was tegenover het H. Hartbeeld een kleine ver hevenheid opgericht. in spreekkoor frisch en krachtig klonk de toewijding door de Graalleden aan Christus Koning „Wees Koning van onze harten „Wees Koning van ons verstand „Koning onzer vreugde en smarten „Wees Koning van stad en land". Helder klaterden de enthousiaste jonge vrou wenstemmen op tegen den massalen torenbouw der St. Hippolytuskerk. En als wilde ze zich mengen in deze huldiging begonnen plotseling ook de klokjes van het carillon der Nieuwe Kerk het half uur slag t® klingelen Dan volgde het „Laudate Domininum" en ten slotte werd het „Credo" door alle geloovigen tezamen gezongen. Op de Voorstraat voor de gesloten poorten van het Kerkplein verdrongen zich de men- schen om zich toch maar niets van deze schoone plechtigheid, die door kleurige vaandels en bonte jeugd-uniformen ook een feest was voor de oogen, te laten ontgaan. Om 1 uur vingen de sectie-vergaderingen aan in de Stads Doelen aan de Verversdijk. Het onderwerp, dat voor dezen Katholieken dag was uitgekozen, was de „Katholieke saam- hoorigheid". Saamhoorigheid op maatschap pelijk gebied. In de eerste afdeeling behandelde het Twee de Kamerlid, de heer Henri Hermans, de saamhoorigheid op maatschappelijk gebied. In een helder, diep in zijn onderwerp door dringend en scherp ontledend betoog verdedig de de heer Hermans deze stellingen: Groote gevaren bedreigen geloof en goede zeden. Voor tal van sociale vraagstukken moet de oplossing worden gezocht langs den weg der christelijke beginselen. Verslapping van geloofsleven, neiging om be langen boven beginselen te stellen en het ver schijnsel van den klassenstrijd ontwrichten de maatschappij. Dit alles legt aan de Katholieken plichten op van waakzaamheid, onderlingen steun, saam hoorigheid, vorming van geestelijke weerbaar heid en oefening in leeken-apostolaat. Middelen zijn: 1. Sterke aaneensluiting van alle katholieken, óók in eigen organisaties van ontspanning, maar vooral in sociale en cultu- reele vereenigingen. 2. Het in stand houden, bevorderen en versterken, naast noodzakelijke stands- en vakorganisaties, van algemeene or ganisaties als Katholiekendagen en Sociale Actie, waarin alle katholieken in eenheid optre den voor hunne beginselen en hoogere belangen. 3. Scheiding, maar geen afscheiding. Collectief en individueel, door woord en voorbeeld, uit dragen van de katholieke beginselen in de maatschappij. Bij de gedachtenwisseling werd de wensche- lijkheid geuit van sociale weken en van een centrale voor de 4 standsorganisaties. Saamhoorigheid op het terrein van het Kerkelijk godsdienstig leven. Rector J. F. A. Bots, die in de tweede afdee ling de saamhoorigheid der katholieken op het terrein van het kerkelijk godsdienstige leven behandelde, wist terstond de aandacht van zijn gehoor te boeien door de frissche en onderhou dende wijze, waarop hij de volgende stellingen ontwikkelde: Voor God zijn alle menschen gelijk. Om het Rijk van God op aarde te vestigen, heeft Christus één Kerk gesticht voor alle men schen. Deze Kerk is krachtens haar wezen één fami liegemeenschap, naar het woord van den godde- lijken Meester: „Gij allen zijt broeders". De persoonlijke heiliging, waartoe een ieder geroepen is, mag wel naar individueelen aard verschillend zijn, maar moet toch altijd in har monie blijven en in nauw contact met het leven der Kerk, d.i. der gemeenschap. Het verderfelijke individualisme, dat het in dividu tot gelding wil brengen ten koste van de gemeenschap, heeft ook bij vele katholieken die gemeenschapsgedachte verzwakt en ver troebeld. De gevolgen daarvan zijn niet alleen merk baar op maatschappelijk terrein, maar ook in het godsdienstig leven. Veler godsdienstig leven krijgt een louter-persoonlijk karakter, zonder verantwoordelijkheidsbesef voor anderen, zon der samenhang met anderen. Als typisch voorbeeld valt te vermelden, dat de Zondagsche Hoogmis als hoogtepunt van het godsdienstige leven det parochie voor zeer velen haar beteekenis verloren heeft. Ook de ver zwakking van den parochieband is een ver schijnsel van diezelfde verzwakking. Zelfs zijn er binnen dat kerkelijk verband enkele gebruiken ontstaan, die den indruk kun nen wekken, dat de leden der Kerk op uiter lijke materieele gronden verschillend worden gewaardeerd. In de hedendaagsche menschheid herleeft zeer sterk de drang naar gemeenschap, zoodat elke inbreuk op die gemeenschapsgedachte thans zeer pijnlijk wordt gevoeld, terwijl omgekeerd de consekwente toepassing van ons broeder- schapsideaal, tenminste op kerkelijk terrein, aan de zoekende menschheid niet zal ontgaan. Vooral de gedachtenwisseling was in deze sectie belangwekkend. Naar aanleiding van een klacht van den heer A. J. van Beurden, over bevoorrechting van rijken, die vooraan in een kerk mogen zitten, en achterstelling van de armen, een klacht, die in den laatsten tijd meer wordt vernomen, merkte plebaan Westerwoudt op, dat men die z.g.n. achterstelling niet grooter mag voorstel len, dan zij in werkelijkheid is. Alleen op Zon dag onder de vastgestelde H.H. Missen zullen de minderbedeelden over het algemeen niet in de gelegenheid zijn om de voorste plaatsen te bezetten. Intusschen is die toestand in zich niet ideaal, maar op het oogenblik is daaraan niet te ontkomen, daar uit het plaatsengeld de kosten van onderhoud der kerk en dikwijls ook nog de zware lasten van rente en aflossing moeten bestreden worden. Als daarvoor andere midde len beschikbaar waren, zou het vraagstuk ge makkelijk zijn op te lossen. Daarom gaf plebaan Westerwoudt in overweging om in alle parochies te beginnen met een fonds te vormen, waaruit de gelden kunnen verkregen worden, die nu door het verhuren van plaatsen worden opge bracht. Zijn die fondsen eenmaal voldoende groot, dan zouden alle plaatsen „vrij" kunnen zijn. Saamhoorigheid in het huisgezin. In een wetenschappelijke, goed gedocumen teerde beschouwing behandelde mr. G. A. J. M. Mutsaerts de saamhoorigheid der katholieken in het huisgezin aan de hand van de volgende stellingen: Het gezin is de eerste volmaakte kern der maatschappij, waarin drie grondvormen van vereeniging der menschen ontstaan: a) vereeniging van man en vrouw, b) vereeniging van ouders en kinderen, c) vereeniging van heer en dienstbaren. Versterking dier drie gezinsbanden brengt mede versterking van de maatschappijin tegen- overgestelden zin beteekent het verzwakken dier banden de ontzenuwing der samenleving. Mogelijkheid van levensonderhoud en van verkrijging van eigendom is noodzakelijke voor waarde voor het gezinsleven. Het materialisme als eenige grondslag van het gezinsleven voert tot ondergang van het gezin en daardoor van de maatschappij. Onder de Katholieken van alle rangen en standen behoort een eensgezinde opvatting over het gezin als zoodanig, over hetgeen het gezin versterkt en verzwakt, te bestaan. De beleving dier opvatting werkt als het krachtigste propa- ganda-middel onder onze geloofsgenooten en onder andersdenkenden. Op verzoek van een der aanwezigen vulde mr. Mutsaerts zijn conclusies aldus aan, dat het de bedoeling is, dat de man voor het levens onderhoud zorgt en niet de vrouw, hetgeen vaak tot ontwrichting van het gezin leidt. De voorzitter dezer sectie drs. J. de Boer, gaf nog eenige opvoedkundige wenken. O.a. wees hij op het gevaar van een te vroege sexueele voorlichting, wat de nieuwsgierigheid slechts nog meer prikkelt. Voorts wees hij er op, dat vaak de echte katholieke saamhoorig heid afwezig is bij vergrooting van het gezin. Dit blijkt o.a. hieruit, dat moeders soms bang zijn om aan hun eigen moeders of zusters mee te deelen dat zij vermeerdering van het gezin verwachten. Dit is een symptoon, dat ver grooting van het gezin gevreesd wordt uit economische overwegingen en dat niet voldoen de de hoogere bestemming van het huwelijk de vermeerindering van het aantal zielen tot Gods glorie, wordt begrepen. Z. H. Exc. Mgr. Aengenent toonde zijn be langstelling voor de verschillende onderwerpen die behandeld werden door een gedeelte van elke der drie sectievergaderingen bij te wo- Om vier uur had in de St. Hippolytuskerk de algemeene- en slotvergadering plaats, daar geen zaal in de stad groot genoeg was om alle deelnemers van den Katholiekendag te bevat ten. Deze vergadering werd o.a. bijgewoond door Z.H. Exc. mgr. J. D. J. Aengenent, mgr. H. J. M. Taskin, de Ministers Deckers en Verschuur en staatsraad Kooien. Een mannen- en knapenkoor onder leiding van den heer Nic. Verhoef luisterde deze ver gadering op met eenige gezangen. Saamhoorigheid tusschen alle standenen leeftijden in de Roomsche Kerk. De spreker van deze algemeene vergadering was pastoor P. Roovers uit Haarlem. In een rede, waarmee hij het enthousiasme wist los te slaan, behandelde hij de saamhoorig heid tusschen alle standen en leeftijden in de Roomsche Kerk. „Bij ons geen klassenstrijd, strijden doen wij allen naar buiten uit". Schade aan onze saamhoorigheid doet de geest van critiek in onze dagen. Critiek is niet uit den booze, maar wel de geest van critiek die eigenlijk een geest is van verzet, een des tructieve geest dus. Van dien geest zouden we in de litanie van Alle Heiligen moeten bidden: „Van den geest van critiek, verlos ons Heer!" Voor onze saamhoorigheid zullen we soms offers moeten brengen. Laten wij dit blijmoedig doen voor dat kostbare bezit, dat saamhoorig heid heet. Toespraak Aengenent. Onder daverend applaus der vergaderden besteeg tenslotte Z. H. Exc. Mgr. Aengenent het spreekgestoelte, en hield ongeveer de vol gende toespraak Mijn dierbare diocesanen Wanneer ik thans aan het einde van dezen zoo schitterend geslaagden dag een enkel woord tot U ga spreken, is de bedoeling daarvan geen andere, dan U te wijzen op eenige practische punten, waarvan ik hoop, dat gij ze in daden zult omzetten. Ik wil U wijzen op enkele verschijnselen van het Katholieke gemeenschapsleven, die niet stemmen tot blijdschap, op enkele lacunes, die naar ik hoop na dezen dag zullen verdwijnen. Ik wil niemand uwer een verwijt maken, maar ik zal spreken als een vader tot zijn kinderen, als uw bisschop, die door God is aangesteld. Z. H. Exc. Mgr. Aengenent tijdens de hulde aan Christus Koning op den Katho liekendag te Delft. om uw allerhoogste, uw godsdienstige belan gen naar beste weten te verzorgen. Het zal een woord zijn van een vader tot zijn kinderen in hoogst ernstige tijden. Allereerst wil ik u wijzen op een punt, waar op door den inleider in de eerste sectie reeds de aandacht is gevestigd, dat de katholieken ook saamhoorigheid moeten toonen in organisaties van ontspanning. Met groote instemming heb ik dit gehoord, omdat op dat gebied nog een tekort is. Ik bedoel dan in het bijzonder de katholieke saamhoorigheid bij de beoefening van de sport. Vele katholieken zijn er nog te weinig van doordrongen, dat dit noodzakelijk is, dat de katholieke sportbewegeing meer steun en sym pathie van de katholieken ontvangt dan tot nu toe. Het is jammer en droevig te moeten consta- teeren, dat onze katholieken nog niet genoeg begrijpen de noodzakelijkheid om de sport te beoefenen op katholieken grondslag, niet alleen door te verwijderen, wat schadelijk kan zijn, maar door de sport ook dienstbaar te maken aan de katholieke vorming van hen, de aan sport doen. Vele steunen nog de neutrale sportbeweging door hun lidmaatschap, door hun geld en door hun sympathie. Ik vraag JJ met allen aandrang, dat die mentaliteit moge veranderen en dat de katholieken veel meer dan tot nu toe hun steun zullen verleenen aan de katholieke sport beweging, ook door hun lidmaatschap en hun sympathie. Onder de katholieke sportbeweging versta ik dan die, welke door den bisschop kerkelijk is geauthoriseerd, sportvereenigingen van katholieken zijn geen katholieke sportvereeni gingen, als de statuten niet door den bisschop zijn goedgekeurd. Het tweede punt, waarover ik wilde spreken, ligt op het gebied van het openbare leven, waar wij onzen invloed naar buiten doen gel den. In de laatste maanden hebben zoowel Z. H. de Paus als de bisschoppen van Nederland meermalen de Nederlandsche katholieken drin gend aangespoord om de eenheid te bewaren ook op politiek terrein. Toen ik het voorrecht had, door Z. H. den Paus te worden ontvangen, heb ik verschillen de zaken mogen bespreken. Zoo heb ik afzon derlijk mogen bespreken het godsdienstig leven in Nederland, afzonderlijk het organi satieleven en ook afzonderlijk het politieke leven. Wat het politieke leven betreft, heeft Z. H. de Paus gezegd, dat de katholieken van Neder land ook op politiek terrein vóór alles, boven alles en tot eiken prijs toch hun eenheid zou- den bewaren. Z. H. heeft gezegd, dat ik dezen wensch van den Paus zou uitdragen naar buiten en aan de katholieken van Nederland zou meedeelen. De Bisschoppen van Nederland hebben in een gemeenschappelijk Vasten-mandement ver zocht, de eenheid te bewaren. Vandaag, nu de katholieke saamhoorigheid is behandeld, wil ook ik er nog eens de aandacht op vestigen. Waarom is de eenheid in onze dagen zoo ge boden? Louter en alleen om deze eenvoudige en door idereen te begrijpen reden, dat anders afbrokkeling en versplintering komt en daar door onze eigen hoogste, onze godsdienstige belangen in gevaar komen. Dat is de eenige, maar dan ook een hoogst ernstige reden.. De reden is niet, omdat ik niet overtuigd zou zijn, dat onder de katholieken verschil van meening bestaanbaar en toelaatbaar is. De Paus heeft er ook over gesproken, dat ver schillende politieke inzichten mogelijk zijn. Verschil van inzicht is bestaanbaar en toelaat baar, mits men maar niet in strijd komt met de geloofs- en zedeleer, zooals die door God geopenbaard is en door de Kerk te gelooven wordt voorgesteld. Maar op ieder gebied van menschelijk handelen, zijn wij verplicht een op zich toelaatbare vrijheid prijs te geven, als wij anders in botsing zouden komen met onze hoogste, onze godsdienstige belangen. Als af brokkeling en versplintering van de eenheid gevaar meebrengt voor onze hoogste belangen, dan handelt een ieder onverantwoordelijk, die zulks doet. Ik zeg dit alleen, omdat ik geroepen ben te behooren tot de gezagdragers, die door God zijn aangesteld om uw hoogste, uw gods dienstige belangen veilig te stellen en vooral ook die van uw kinderen in de toekomst. Er is nog een ander verschijnsel, dat mijns inziens dringend verbetering behoeft. Er zijn er onder de katholieken, die aan de versplin tering en afbrokkeling onzer politieke eenheid weliswaar niet mee zullen doen, maar die door woord en geschrift ondergraven het vertrou wen in de leiders, waarvan velen al 25 jaar en meer hun beste krachten voor de katholieke belangen gegeven hebben. Nu moeten we tot ons leedwezen waarnemen, dat dergelijke man nen worden verguisd en als nietswaardigen worden betiteld, terwijl die katholieke werkers getoond hebben zoo vooruitstrevend te zijn als maar mogelijk was. Degenen, die het vertrouwen ondermijnen van de katholieke leiders op sociaal en politiek terrein vergeten twee dingen: vooreerst, dat wij katholieken niet meer uitmaken dan y3 deel van de heele bevolking en dat het, wie er ook aan het roer komen, niet mogelijk zal zijn alle idealen te verwezenlijken, die wij als katholieken kunnen hebben. Op de tweede plaats vergeten zij, dat ons vaderland niet alléén de crisis zal kunnen op lossen. Wat wij hier ondergaan is een deel van een internationale crisis, die de gansche wereld omvat, waardoor het onmogelijk is de toestan den nationaal geheel te verbeteren. Ten slotte is er nog een gebrek aan saam- hoorigheidsbesef onder de katholieken van an deren aard. De saamhoorigheid tusschen het volk ik bedoel dan de leeken en de pries- Nog deze week? Uit de beste bron vernemen wij, dat, indien zich geen onvoorziene omstandigheden voor doen, het nieuwe ministerie nog in den loop dezer week zal kunnen optreden. Heden kwam naar wij vernemen de partijraad van den Vrijzinnig-democratischen Bond in spoedeischende vergadering bijeen. ters is niet, zooals zij te wenschen was, want in den lateren tijd moesten wij er getuigen van zijn, hoe op den priesterstand wordt afgegeven en hoe hun menschelijke gebreken ook de priesters zijn menschen en hebben hun gebre ken worden vergroot en hoe onrechtvaardig de priesters behandeld worden. Dit is een droe vig en onrechtvaardig verschijnsel! Als wij de saamhoorigheid tusschen leeken en priesters los laten, graven wij ons eigen graf. Onze kracht is juist geweest de saamhoorigheid. Het afgeven op onze priesters is niet alleen te betreuren, maar ook onrechtvaardig, want ik wil het hier in het openbaar zeggen, dat vol gens mijn vaste overtuiging wij hier in ons vaderland bezitten een priesterstand, waarop wij trotsch mogen zijn (daverend applaus). Ik ben zelf bisschop van een diocees, waar meer dan 1000 priesters werken en ik verklaar diep doordrongen te zijn van het plichtsbesef van de priesters, die alles over hebben voor de eer van God en het heil der zielen. Het is onrechtvaardig niet te willen zien het heer lijke werk, dat zij dag en nacht verrichten. Wat zij kunnen doen voor allen zonder onderscheid van stand, doen zij graag en zien er niet tegen op. Daarom voel ik mij genoopt vandaag een protest uit te brengen tegen het neerhalen van onze( priesters, omdat onze priesters bezield zijn van een grooten ijver voor de eer van God en het heil der zielen. Ik wensch, dat het saamhoorigheidsbesef tus schen volk en priesters, dat in ons vaderland steeds zoo krachtig is geweest; van dezen dag af moge groeien en in kracht toenemen. Dierbare diocesanen, aldus eindigde Z. H. Exc. zijn toespraak, bewaart uw saamhoorigheid op ieder terrein, versterkt uw eenheid op elk ter rein van het openbare leven, dan kunnen wij er zeker van zijn, dat wij deze moeilijke tijden goed zullen doorkomen. Een geestdriftig en langdurig applaus barst te los na deze toespraak, die zooals de voor zitter, de heer Heerkens Thijssen, in zijn dank woord terecht opmerkte, het hoogtepunt was van dezen Katholiekendag. Door het Curatorium der R.K. Handels- hoogeschool (Hoogeschool voor sociale en eco nomische wetenschappen), is benoemd, als op volger van wijlen professor mr. dr. L. Trie beis, tot gewoon hoogleeraar in de bedrijfsleer en de psychotechniek dr. J. E. de Quay, thans lector in de psychotechniek aan genoemde hoogeschool; en to tlector in de accountancy de heer C. H. A. J. Janssens lid van het Ned. Instituut van Accountants thans assistent in de bedrijfsleer. De nieuw benoemde hoogleeraar dr. J. E. de Quay is op 26 Aug. 1901 te 's-Hertogenboosch geboren. Zijn kinderjaren bracht hij door in enkele garnizoenssteden van het land, wijl zijn vader gen. maj. R. B. A. N. de Quay bij de promoties in het leger verschillende malen werd gedetacheerd. Te 's-Gravenfaage volgde hij de lagere school bij de Eerw. Broeders aan de Paramaribo- straat, om zoodra de tijd daartoe gekomen was, zijn gymnasiale studie aan te vangen in het St. Willibror- duscollege der Paters Jesuieten te Katwijk. Aanvankelijk van olan de militaire loop baan te kiezen en zijn studie voort te zetten aan de Kon. Militaire Academie, legde hij zich toe op het verwerven van het gymnasiaal di ploma B, voor welk examen hij in 1920 met goede punten slaagde. Toen hij nu een besluit moest nemen, dat zijn carriere in een bepaalde richting zou sturen, liet hij zich raden in de rechten te gaan studeeren en werd als juri disch student ingeschreven aan de Universi teit te Utrecht. In 1924 behaalde- hij het candidaats-examen in de rechten, na inmiddels eenigen tijd voor de vervuling van zijn militieplicht onder de wapenen te zijn geweest. Na zijn candidaats- examen ging de heer de Quay, die zich meer in het bijzonder voor de psychologie interes seerde, zich geheel aan het vak zijner voor liefde wijden. Hij volgde de colleges van het psycologische instituut en behaalde in Juli 1926 het doctoraal-examen in. de wijsbegeerte met als hoofdvak psychologie en als bijvakken de geschiedenis der wijsbegeerte en de physio- logie. In 1927 promoveerde hij op proefschrift: „Het aandeel der sensorische en motorische com ponenten in het leer- en arbeidsproces". Dadelijk na zijn promotie verbleef dr. de Quay een half jaar in Amerika. Na zijn terug keer ontving hij een opdracht van de P.T.T. Na werkzaam te zijn geweest aan het advies bureau voor bedrijfsorganisatie van ingenieur Louwerse, werd dr. de Quay adviseur van C. en A. Brenninkmeyer. De nieuw benoemde lector in de accoun tancy de heer C. H. A. J. Janssens is in 1901 te Tilburg geboren. Zijn eerste opleiding ge noot hij aan de St. Denisschool der eerw. Fra ters in zijn geboortestad. Daarop zocht hij een verdere opleiding in de Handelswetenschap en behaalde de middelbare acten boekhouden en staathuishoudkunde. Ook aan de textielschool volgde hij eenige jaren de cursussen en legde ten slotte het examen van accountant af. In 1925 richtte hij met een Duitsch ingenieur een bureau voor bedrijfsorganisatie op, dat hij sinds 1930 zelfstandig beheert, terwijl hij in 1928 als assistent van prof. Kaag aan de R.K. Handelshoogeschool was verbonden voor de colleges in de bedrijfsleer. Van zijn hand ver scheen: „Techniek van de kostprijsberekening en de daaraan verbonden vraagstukken", ter wijl hij verdere bijdragen schreef voor ver schillende handelstijdschriften. Men schrijft ons: Op verzoek van het Generale Kapittel van de Missie-Congregatie van het Goddelijk Woord (Paters Steyl-Uden), is thans officieel het pro ces ter zaligverklaring van pater Arnoldus Janssen, stichter en eersten Superior-Generaal dezer Congregatie, te Rome ingeleid. In verband hiermede is door den Generalen Raad der S. V. D. de zeereerw. pater G. Grössel tot Postulator bij de H. Congregate der Riten te Rome, en de zeereerw. pater H. Sandkamp bij de bis schoppelijke Curie te Roermond benoemd. Ongetwijfeld zullen de talrijke vrienden en vereerders, en vooral zij, die nog van nabij den stichtenden levenswandel van dezen grooten missie-apostel en tevens zoo eenvoudigen pries ter hebben kunnen gadeslaan, deze tijding met vreugde begroeten. Overtuigd als zij zijn van de heilige waardigheid van dezen vromen die naar Gods, die reeds door de stichting van het wereldomvattende missieapostolaat zich zoo uitermate groote verdiensten verworven heeft, zullen zij zeer zeker door een krachtig gebed deze pogingen ondersteunen, opdat pater Arnol dus Janssen mag worden waardig bevonden, tot de eer der altaren te worden verheven. Pater Arnoldus Janssen S.V.D. Een vruchtbaar priester leven. Pater Arnoldus Janssen werd 9 November 1837 in het stadje Goch, aan den Beneden-Rijn geboren. Diepvrome ouders prentten in zijn ziel een innige godsvrucht en een groote liefde tot het gebed. Na het bisschoppelijk gymnasium te Gaesdonk bezocht te hebben, studeerde hij in Munster en Bonn philosophie, theologie en wis- en natuurkunde, en verwierf de staats- bevoegdheid tot het leeraarsambt voor hooger onderwijs. Op 15 Augustus 1861 ontving hij de heilige priesterwijding. Twaalf jaar werkte hij daarna als leeraar aan de hoogere burgerschool te Bocholt. Sinds 1867 verspreidde hij als diocesaan directeur met on- vermoeibaren ijver het „Apostolaat des Gebeds" in het bisdom Munster. 't Sterkst echter voelde hij zich getrokken tot het groote werk der uitbreiding van het heilig geloof. Door een eigen tijdschrift riep hij de katholieken van Duitschland, Oostenrijk, Nederland en Zwitser land op tot stichting van een missiehuis. Men leefde juist in de ergste dagen van den „Kul- turkampf" in Duitschland, zoodat zulk een on derneming algemeen voor hopeloos werd ge houden. Vol vertrouwen op de goddelijke Voor zienigheid sloeg toen Arnoldus Janssen zelf de handen aan het werk. Ofschoon zelf arm en zonder alle middelen, opende hij 8 September 1875 het missiehuis St. Michael te Steyl bij Venlo. 33 jaar lang arbeidde hij onder tallooze moeilijkheden voor zijn stichting en God schonk in rijke mate zijn zegen. Het werk groeide uit en ontwikkelde zich in den loop der jaren tot de bloeiende en over de geheele wereld ver spreide „Missie-Congregatie van het Goddelijk Woord", kortweg genoemd S.V.D. (Societas Verbi Divini). Bij den dood vah den stichter arbeidden mis sionarissen van Steyl in China, Japan, Australië, Afrika, Noord- en Zuid-Amerika. Een kwart millioen heidenen was gedoopt en 350.000 katho lieken werden door de paters S.V.D. gepasto- reerd. Pater Janssen stichtte bovendien eveneens te Steyl twee vrouwelijke Missie-Congregaties: de Missiezusters en de Slotzusters, „Dienaressen van den H. Geest". Veel goeds heeft hij voorts gesticht door breedopgevatte bevorde ring der goede pers, door krachtigen steun en nieuwe bezieling te geven aan het retraitewerk voor alle standen en vooral door zijn eenvou dige, diepvrome levenswijze. Een zijner grootste deugden was wel het rotsvaste vertrouwen op God, waarmede hij de stichting van zijn werk heeft aangedurfd. Dat dit vertrouwen niet beschaamd is geworden, zegt ons duidelijk genoeg de groote zegen, die van zijn levenswerk is uitgegaan. Hij stierf in het moederhuis te Steyl na een heilig leven, dat geheel in den dienst van Gods eer en het heil der onsterfelijke zielen gestaan had, op 15 Januari 1909 en onder overgroote deelneming werd hij op het kloosterkerkhof aldaar begraven. In een kleine, doch stemmige grafkapel rusten thans de eerbiedwaardige overblijfselen van den grooten doode temidden zijner dierbare stichting. Met dankbare liefde omgeven de geestelijke zonen en dochters het graf van hun „Vader, leidsman en stichter", zooals de grafsteen aanduidt. NAAR DE MISSIE. Uit het Moederhuis „Heilig Bloed" te Aarle- Rixtel (N.-Br.) zijn vertrokken naar de missie van Oost-Afrika, de eerw. zusters Fortunata, Agathana, Manra en Chantal en naar de missie van Zuid-Afrika de eerw. zusters Reginaldis, Ludwiga, en Xaveris. NATIONALE BEDEVAART NAAR DOKKUM Ter eere van de H.H. Bonifacius en gezellen Zondag en Maandag, 6 en 7 Augustus a.s., gaat ter eere van de H.H. Bonifacius eA Ge zellen de achtste Nationale Bedevaart naar Dokkum. Z. H. Exc. de Aartsbisschop van Utrecht, Mgr. J. H. G. Jansen, zal, evenals vorige jaren, aan 't hoofd dezer Bedevaart gaan, en op het Martelveld te Dokkum pontificeeren. In verband met het bezoek van Z. H. Exc. aan Leeuwarden op den vooravond van de Bedevaart, bereiden de Katholieke Jeugdorga nisaties den Aartsbisschup een luisterrijke ontvangst; en in verband met het veertig-jarig priesterfeest van Z. H. Exc., eersten voorzitter van de St. Bonifacius-broederschap, zal op den Begroetingsavond belegd door het St. Boni- facius-broederschaps-bestuur, aan den jubilee renden Aartsbisschop een huldeblijk worde# aangeboden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 3