AAN DEN ZOOM VAN DE SYRISCHE
WOESTIJN.
mm
FRANCOIS COPPEE.
VRIJDAG 26 MEI 1933
,DE DICHTER DER NEDERIGEN".
wmmm
iSSÉiPÉ
DALADIER EN DE SOCIALISTEN.
TRANSJORDANIË EN ZIJN
ROMEINSCHE STEDEN.
GERASA EN DJERASj.
„EMPIRE DAY".
DE „IMPéRIALE" HERSTELD
DE BOEKDRUKKUNST
VERZET TEGEN DE MILTPUNCTIE.
LORD WEMYSS f.
(Van onzen correspondent.)
PARIJS, 22 Mei 1933.
Op Hemelvaartsdag was het vijf en twintig
jaren geleden, dat voor Frangois Coppée
een einde aan het lijden kwam, dat hij tien
jaren vroeger als „la bonne souffrance" had
leeren kennen. Heeft de tijd hem doen ver
geten? Allerminst. Als Je poète des humbles"
is hij blijven leven.
Het cenakel der „Parnassiens" dreef eenmaal
den wildzang uit. Toen Coppée met zijn „For-
geron" de populariteit won in den besten zin des
woords, riep de vroegere vriendenkring bij
monde van de Régnier: „Coppée?niet meer
dan een geval van slechte poëzie!"
Niettemin moet erkend, dat Coppée's vers
kunst veel dankte aan de Parnassiens, al is dan
zijn eerste bevrijding het loslaten van Leconte
de Lisle en Baudelaire geweest. Hij had zich
toen bij Musset kunnen aansluiten; gelukkig
heeft hij er de voorkeur aan gegeven zijn eigen
weg te gaan. En dat heeft van hem een voor-
looper gemaakt voor hen, die later en meestal
vergeefs naar het „populisme" streefden dat
ook thans weer kunstmatig wordt beproefd in
den roman.
Hugo en Balzac hadden ook 't volk gezocht,
maar ais toeschouwers. Coppée, ondanks zijn
succes en ook na z\jn veroveringen als toapeel-
KtU
-
Frangois Coppée.
schrijver, had er zich mee vereenzelvigd. En
zoo hij de „dichter der nederigen" werd, zijn
kunst bleef er een van goeden huize.
Als zoon van een schrijver aan het ministerie
van Oorlog den 26sten Januari 1842 te Parijs ge
boren, heeft hij vroeg de moeilijkheden van het
leven van den kleinen burger en den man uit
het volk gekend, en hoe snel ook opgekomen
door zijn talenten en in den kring der „Parnas
siens" aanvaard, heeft hij het volkskind niet
verloochend. Ook toen hij als tooneelschrijver
zegevierde, heeft de mondaine stad hem niet
geheel kunnen winnen; hij is trouw gebleven
aan dat provinciale en tevens geestelijke Parijs
van den linker Seine-oever; trouw gebleven ook
aan zijn stille rue Oudinot, waar hij tot zijn
sterven woonde.
Na het ledige ,,1'art pour l'art", vond hij in
de aanraking met hen, voor wie hij het liefst
vertelde en zong, dat de sociale en zedelijke
waarde van het kunstwerk geen ij dele dingen
zijn. Maar zijn houvast won hij er niet mee
terug
Tusschen de twintig en dertig had hij zijn
geloof verloren, eerst na de vijftig zou hjj
het heroveren, niet door zijn kunst, maar door
zijn lijden. Bij zijn terugkeer aan den voet van
het Kruis, dat hij, naar hij bekennen mocht,
zelfs in zijn donkerste dagen niet gesmaald
had, biechtte hij openlijk: „Ik werd katholiek
opgevoed en na mijn eerste Communie ben ik
gedurende vele jaren mijn plichten nagekomen
en zelfs met godsvrucht. Het was, ik zeg dat
luide, de crisis der jongelingsjaren en de
schaamte voor bepaalde bekentenissen, die mij
verwijderde van mijn godvruchtige gewoon
ten".
En inderdaad, jaren lang leefde hij mee in
het mondain Parijs te midden van de gevaren,
Hij was den weg van zijn generatie gegaan
en heeft gelukkig niet blind de weinige licht
punten gepasseerd. De leegheid van het hart
vroeg naar andere dan ij dele teederheid, maar
toen Huysmans hem zijn „En Route" zond, was
hij afgunstig op den bekeerde: „Eerlijk bekend,
ben ik afgunstigik, die ondanks alles er nog
niet in geslaagd ben een Katholiek te worden
van harte en van verlangen".
Maar het lijden kwam, dat eerst van hem
zijn dierbaarsten scheidde en dat ten slotte
hem zelf in het vleesch trof. In Januari 1897
zich aan den rand van het graf bevindend, kreet
hij nog zijn teleurstelling uit, doch na zijn
tweede operatie in het najaar, werkte Cods
genade in hem. Hersteld heeft hij in „la Bonne
Souffrance" ongekunsteld den weg van zijn te
rugkeer uitgestippeld. Daar verklaart hij in de
inleiding„Eén dag heb ik op mijn voorhoofd
den adem van den Dood gevoeld en toen zijn
de afschuwelijkheden van het niets mij duide
lijk geworden en is de behoefte aan het Eeuwig
Leven weer in mij ontwaakt."
Van dat oogenblik is Frangois tot de reeks
„groote bekeerden" gaan behooren van het „Re-
nouveau".
Eigenaardig geschiedde zijn bekeering in het
publiek. Hij was een van de gevierde kroniek
schrijvers in de Parijsche pers en gewoon in
„le Journal" eiken dag zijn invallende ge
dachten te geven. Heel zijn publiek heeft zijn
opgang gevolgd en wij kunnen dat nog in „La
Bonne Souffrance", dat niet anders dan de ver
zameling zijner „Journai"-bijdragen van na
zijn ziekte is.
Met Allerzielen 1898 ontving Coppée weder
de H. Eucharistie, „mij bij die groote daad in
herinnering vereenigend met mijn dierbare af
gestorvenen, die mij wachten in het Eeuwig
Leven".
Zijn later werk getuigt van den gevonden
zielevrede.
PARIJS, 24 Mei. (V.D.) Zooals bekend is,
hebben de socialisten eenige dagen geleden
in een schrijven aan den Franschen minister
president hun standpunt inzake de financieele
problemen uiteengezet en erop gewezen, dat
zij in bepaalde gevallen, indien met hun
eischen geen rekening zou worden gehouden,
de regeering niet langer, zooals tot nog toe,
zullen volgen.
Daladier heeft thans schriftelijk geant
woord. Hij verzekert den socialisten, dat hij
de tegenwoordige meerderheid bijeen wenscht
te houden. Hij verlangt echter, dat zij hem
niet in onnoodige moeilijkheden zullen brengen.
Hij doet in zijn brief geen enkele toezegging
op financieel gebied.
door
Prof. Dr. F. J. DE WAELE.
Buiten de poort van Jaffa te Jerusalem is het
als een groote garage en ieder voorbijganger,
die noch de Araabsche keffiee (witte doek met
hoofdband om den schedel vastgemaakt), noch
de roode afgeknotte kegelmuts, die tarboes
heet, noch de Semietische neus als kenteeken
draagt, wordt door een groep chauffeurs aan
gekeken, aangeschreeuwd, aangegrepen. De man
mijner keuze is de Bethleëmiet Taich Essa
Hamdan, die negentien honderd jaar geleden te
Bethleëm misschien timmerman zou geweest
zijn. Overigens heeft hij bar weinig van een
St. Joseph.
Met mijn vijf woorden Araabsch, de gebaren
van mijn vijf vingers, de welwillendheid van
den Engelsch-radbrakenden apotheker van
rechtsover en de omstandigheid dat we niet in
het toeristenseizoen zijn, wordt het contract
gauw afgesloten en zal Taichs Citroëntje ons
morgen vroeg naar den zoom der woestijn bren
gen, waar de resten van Rome's grootheid
wenken. En zoo „dalen" we in den zonnigen
Februari-morgen van Jerusalem naar Jericho
af, de 1200 m diepte, die het hoogte verschil
tusschen de Heilige stad en de 400 m. beneden
het peil der Middellandsche zee liggende Doode
zee uitmaken.
Door het triestige woestijnland zou men lie
ver met gesloten oogen reizen, als niet telkens
nieuwe bijbelsche herinneringen opdaagden.
Gethsemane en de bejaarde kleinzonen van de
olijfboomen die het verraad zagen, de Kedron-
beek, Bethphage en de palmentriomftocht, Be-
thanië en Lazarus' graf, en verder in de woes
tijn de herberg van den Samaritaan, de Cheriet-
beek waar de raven Eliseus voedden en vlak
bij Jericho de berg der verzoeking: die herin
neringen zijn als geestelijke oasissen in een
eentonige dorheid en kaalheid waar de gras-
sprieteltjes slechts enkele dagen oud worden
en het heele landschap gauw tot een eindelooze
naakte bruine lap schroeit onder de hoogoven-
warmte der zon.
Daar is meteen Jericho de „stad der palm-
boomen" met zijn vele tuinen en met zijn
,teil" of heuvel in de vlakte, waarvan de flan
ken het uitzicht hebben van een Duitsch stu-
deritengelaat na het duel. De archeologen heb
ben hier gekorven in den reusachtigen aard
hoop, die ligt boven de stad, wier torens een
maal door bazuingeschal ineenstortten. De brug
over de Jordaan, die het verbindingsteeken
vormt tusschen Palestina en Transjordanië,
draagt den naam van den veroveraar van Je
rusalem in 1917, generaal Allenby. Wij komen
hier in het gebied van emir Abdullah: een
creatie van 1920, een constitutioneele staat on
der de bescherming van Engeland. Het is een
500 K.M. lange strook land, die zich uitstrekt
tusschen Damaskos en de Roode zee.
Eigenlijk is het reeds zoom van de woestijn,
en was dus in den tijd van het Romeinsche im
perium tevens rijksgrens. Gerasa, Araman, Pe
tra zijn Transjordanische steden met heerlijke
herinneringen aan Rome's grootheid.
Bij het bruggenambt van de Jordaan wordt
je naam opgenomen en in Araabsche klanken
en letters vermoord in een register, waarin het
nageslacht misschien eenmaal onze namen
weervindt tusschen die der gewone klanten der
brug, schippers, geitehoeders en kameeldrij
vers. Dit stuk proza doodt echter niet de over
weging dat we hier op deze vrij leelijke, maar
praktische moderne brug boven den heiligen
stroom staan, die tusschen een weelde van
groene heesters de herinnering meevoert aan
den boetgezant en aan het heilige lichaam dat
hier eenmaal in de rivier stond.
Fluisteren de wegen je niet van den Eene, die
hier zoo vaak heeft gewandeld en van hier zoo
vaak „opging" naar Jerusalem, waarvan we
van hieruit aan den verren hoogterand slechts
den Russiso' en toren en het Duitsche hospitium
als een orthodoxen en een lutherschen waker
over de heilige stad zien?
Ten Oosten ligt de silhouet van de bergen van
Moab als en lang uitgestrekte, getande inkt
vlek tegen den horizont. Nauwelijks onder
scheidt men de toppen van den Nebo, waar de
Franciskanen naar de sporen van de oude
kerk zoeken, die de oudste christenpelgrims
daar te plaatse hebben bezocht.
Hier in de buurt ligt het uitgestrekte vlakke
land ten noorden der Doode zee. Mijn vriend
en collega Jachja, die in deze vlakte schop
en houweel der gravende werklieden bestuurt
en niettegenstaande zijn Hebreeuwsche namen
een echt Ariër is, raakt in vuur en opnieuw
hebben we het over „het" probleem en de
twistvraag, waardoor „tant de fiel entre dans
l'ême des dévotsEn even vinnig als de
kruisridders mekaar soms te lijve gingen, om
een stuk kroongeld of een titel, is onder de
Latijnen in Palestina een 'wetenschappelijke
strijd losgebroken tusschen hen, die op goede
gronden meenen te mogen beweren dat men de
resten van Sodoma en Gomorrha moet zoeken
ten Noorden der Doode zee (in de „campesttria
Moab" waar de Hebreeuwen na Mozes' dood
kampeerden en thans de Bedoeienenstam der
Adoeans zich met tuinbouw en kuddenteelt
bezighoudt), en hun tegenstanders, die de
vervloekte steden ten Zuiden van de Doode zee
localiseeren.
Een feit staat vast: de Jesuieten van 't Pau
selijk Bijbelinstituut hebben in deze buurt de
rest van meerdere steden gevonden die om
streeks 2000 v. C., dus ten tijde van Abraham
door een algemeene vuurkatastrophe werden
vernield. Die steden waren reeds tot een vrij
hoogen trap van beschaving gekomen en ge
noten een vrij hoogen welstand. Voor de derde
maal thans graaft men in Teleilat Gassoel, op
zoek naar de resten van het oud Sodoma.
We verlaten nu de diepvlakte. Groene vel
den wisselen af met de koperrosse kleuren van
kale rotsen en de grijze, afgevreten wanden
van de berghellingen waarlangs de autoweg
slingert. Steden en dorpen liggen hier zeer
dun gezaaid en zoo wordt de zigzagweg wel
eens eentonig bij gemis aan afwisselend sight
seeing op armoedige Kirkassiërsdorpen, Be-
doeienkampementen of Araabsche huizengroe
pen. De witgrijze weg kronkelt als een ge
martelde lintworm mijlen voor den blik uit.
Een weelde van malsch groen tusschen woes
tijngebied kondigt natuurlijk water aan. Het
is een zijbeek der Jordaan, de „Blauwe
stroom", die eenmaal de Jabbok heette. Bij een
der doorwaadbare plaatsen worstelde Jakob
met den engel en overschreed bij den stroom
met zijn twee vrouwen Lia en Rachel.
Het wordt een lange voorspij s van bijbelsche
herinneringen, voordat eindelijk de monumen
tale eerepoort in de verte ons het einddoel der
reis aankondigt. De chauffeur wordt, merk
waardigerwijze, onvriendelijk. Hij meent enkele
wolkjes aan den hemel te zien, er is name
lijk een plek op den weg, waar de auto bij re
gen en modderweer moeilijk doorheen kan,
maar ik voel een anderen storm aankomen,
wanneer de Bethleëmiet ©ns meent te moeten
duidelijk maken dat een half uur volstaat voor
het bezoeken der ruinen. We begrijpen, dat hij
wil bezuinigen op de twee dagen en ons een
halven dag eerder terugbrengen om die Uren
nog productief te maken. Maar Jachja maakt
hem in een dominospel van Araabsche woor
den zonder werkwoorden duidelijk, dat we
minstens vijf uur noodig hebben.
Gerasa, thans Djerasj verdient eigenlijk nog
meer dan vijf uur, vooral sedert de onderzoe
kingen der laatste jaren. In de laatste helft der
19e eeuw hebben Kirkassiërs, die uit Rusland
waren uitgeweken, zich op verschillende plaat
sen in Transjordanië neergelaten, ook hier bij
die heerlijke steengroeve van antieke bouw
stukken en natuurlijk is- 'n heel gedeelte van
het oude Gerassa opgegaan in hun woonholen.
Met 't modern archaelogisch onderzoek werden
de resten van Rome's glorie ook in veiligheid
gesteld en tevens onbekende complexen vah
Romeinsche en vroeg-Christelijke-Byzantijn-
sche kunst te voorschijn gebracht. Gerasa was
eigenlijk een Hellenistische stichting die in
den tijd der Romeinen tot volle ontwikkeling
kwam. Ze wordt dan ééne van de steden van
de Dekapolis (Tienstedengroep) in noordelijk
Transjordanië. Zelfs droeg ze in die dagen den
vrij pompeusen naam van Antiochië aan den
Chrysoroas, aan den „Goudstroom", zooals de
beek heette die dichtbij de stad tusschen ko
perrosse steenrotsen haar bed vreet naar den
Jabbok toe. Onder keizer Hadrianus, de kei-
zer-reiziger, die het Oosten uit eigen aanschou
wing kende wordt Geresa het hart van Galaad.
De stad Gerasa is dan ook in hoofdzaak een
Antonijnenstad en haar plattegrond lijkt op
de silhouet van een afgeknotte stroomijt met
een basis van 800 m. en een hoogte van 1 K.M.
Muren omgaven de stad die in haar lengte
door de hoofdstraat wordt doorsneden, waarop
2 naar rechts en links gaande zijstraten haaksch
staan. In haar gebouwen en monumenten is
Gerasa een prachtvoorbeeld van de rijkskunst
der tweede eeuw na C. Vanaf de hoogste trap
pen van de toeschouwersruimte in het theater
heeft men een heerlijk gezicht op de stad en
vooral op het forum met zijn 56 zuilen, die als
een „garda nobile" om het hart der antieke
stad stonden. Een Kirkassisch herder begrijpt
er niets van, wanneer we in het uitstekend be
waard theater een proeve nemen van de uit
stekende akoestiek en tusschen het rhythme
van Sophokles' koorzang blaft de woeste her
dershond zijn honger onrhythmisch uit.
Wanneer tijd, geld en krachten ten dienste
staatn, kan Gerasa 'n Pompeii van het Oosten
worden, zooals de Algerijnsche stad Timgad een
Pompeii van Noord Afrika is. De Kirkassiërs
hebben geen tijd genoeg gehad, of misschien
de architectuurblokken te zwaar gevonden en
aldus is van Gerasa betrekkelijk weinig ver
dwenen. De aardbevingen vooral hebben hier
de menschelijke glorie door elkander geschud
en ook de gebouwen van de bloeiende, eerste
christenheid, de kloosters en kerken werden
bij de stuiptrekkingen der aarde niet gespaard.
Zoo biedt thans het complex van het „marty-
rion van Sint Theodoros" een uitstekend voor
beeld van wat de Gerasische christenen met
antieke werkstukken aan nieuwe heiligdom
men wisten op te richten en hoe ze met dui
zenden kleurige steenblokjes een „biblia pau-
perum" in mozaiek konden scheppen. En vlak
naast dit weer overeind gestelde stuk, waar de
eminente opgravers nog gered hebben wat te
redden was en wat er nog aan antiek-christene
glorie overbleef, vlak daarnaast ligt een ander
gedeelte met vele zuilen, die eenmaal in rij en
gelid stonden en thans bijna in rij en
gelid neerliggen zooals de aardschudding zoo
veel eeuwen geleden ze neergeveld heeft. Hoe-
Beer een antieke, zoogenaamde doode stad
door een geschikte restauratie weer het leven
der vergane eeuwen bij den toeschouwer, zelfs
bij den leek, vermag op te roepen, voelt men
het best, wanneer men voor de geweldige Pro-
pyleën staat, de monumentale toegangspoort tot
den tempel van Artemis.
Kenmerken der Romeinsche rijkskunst uit de
eeuwen der algemeene „pax Romana" tweede
eeuw vooral pronkfassaden in verschillende
verdiepingen opgebouwd, vlakke wanden door
half zuilen en schijnpilasters in lange verticale
strepen verdeeld, missen met een driehoekig
of een rond gevelveld als kop, en zuiltjes om
dit dakje te dragen.
Natuurlijk zijn de standbeelden die overal in
deze nissen stonden bijna alle verdwenen en
in de richels van het schelp-ornament dat de
nissen siert nestelen zwaluwen. Het godsdien
stig hart van het antieke Gerasa was de tempel
van Artemis, de Tuche of Lotsgodin zooals ze
heet op de antieke munten der stad. Het heilig
dom staat thans nog op een hoog podium en, al
zijn de meeste van de 260 zuilen die eenmaal de
zuilenkrans van den tempel vormden, ver
dwenen en al is het tempelgebouw zelf een
slachtoffer van aardbevingen, regens planten
groei en Kirkassiërs, toch gaat er nog een ge
weldige suggestie uit van de zuilenrij voor den
ingang van den tempel en de zuilenschachten
gepatineerd met goudbruine mossen, dragen
nog de monumentale steenen bloemruikers die
men Korinthische kapiteelen noemt. De sier
lijke berenklauwblaren van het meest ge
liefde zuilenkapiteel der oudheid dragen
een stuk poëzie in zieh volgens een
mooie Grieksche fantasie heeft een Ko-
rintisch kunstenaar dit kopstuk voor de antieke
zuilen uitgevonden, nadat hij eenmaal gezien
had hoe een voedster een korf met berenklauw-
of akanthosblaren op het graf van haar lie
velingskind neerzette en het uiteenwaaien en
verspreiden der blaren verhinderde door het
neerleggen van een dekplaat boven het sier
lijk stekelgewas. Daarom blijft een antieke
zuil steeds mooi, zelfs al vervult ze haar functie
van dragen niet meer.
Vlak naast deze resten der keizerlijke groot
heid liggen er christelijke en Joodsche.
De Joden hadden hier een belangrijke syna
goge en sommige mozaieken hebben ons eigen
aardige voorstellingen gegeven: niet alleen de
kandelaar met de zeven armen, maar ook hei-
densche tafereelen als de vuurtoren van
Alexandrië op het eiland Pharos en bijbelsche
tafereelen zooals Noë in de ark en de zondvloed.
Ja, er was nog meer te zien toen het tijd
werd om van deze vervallen provinciale hoofd
stad van het Romeinsche rijk verder te reizen
naar Amman, dat groote Bedoeienen- en Kir-
kassiërsdorp, dat thans hoofdstad van het Over-
jordaansche gebied is geworden.
VIERDE INTERNATIONALE ALPINISTEN-
CONGRES-
ROME, 24 Mei. (V.D.) Te Cortina d'Ampezzo
zal van 1(L—14 September het 4de internationale
Alpinistencongres worden gehouden. Het is
de eerste maal dat dit jaarlijksche congres in
Italië plaats vindt. De voorafgaande bijeenkom
sten werden te Krakau, Boedapest en Chamonix
gehouden. Uit verschillende landen werd reeds
de toezegging tot deelname ontvangen.
LONDEN, 24 Mei. (V.D.) In het geheele
Britsehe rijk is heden „Empire Day" op de
gebruikelijke wijze met de verschillende cere
moniën en met de viering op de scholen her
dacht. Admiraal Jellicoe hield hedenmorgen
een radiorede, die werd uitgezonden naar de
overzeesche deelen van het Britsehe rijk.
De moderne „impériale*'-wagen van de „Etat
Wagons, die de algemeene
bewondering opwekken
Frankrijk ontkent imperialistisch te zijn, en
ook de monarchisten die een keizer terugwen-
schen, zijn uiterst dun gezaaid. Toch heeft de
„impériale" haar goeden klank behouden. In
de herinnering van de Parijzenaars is de „impé
riale" de inspiratiebron der humoristen en ka
rikaturisten; in die der vreemdelingen: de
meest romantische plaats om Parijs te bekijken.
Wat is er gespot met die trossen provin-
ciaaltjes en vreemdelingen, die met een fier
heid alsof ze de reis om de wereld maakten,
op de daken der voertuigen zaten, om het Pa
rijsche leven te bekijken, waarvan hun uit
puilende massa zelf de meest schilderachtige
aantrekkelijkheid was voor de inboorlingen,
die op het terras hun apéritief namen. Vooral
toen de „hooge zijden" en de „houpelande" nog
in de mode waren en de crinoline's voor de
dames en toen er nog paarden over grof gepla
veide boulevards klotsten.
Ik weet niet wanneer de „imperiale" voor het
eerst verschenen is; vermoedelijk op het oogen
blik dat de eerste te vol geladen diligence haar
reizigers behalve in de bagagebak, ook boven
het dekzeil deed hijschen. In elk geval zal de
naam wel na het ding zelf zijn gekomen en
zullen omtrent beider geboorte niet dan vage
gegevens zijn te verkrijgen.
Ook weet ik niet wanneer ze verdwenen zijn.
Een mensch geeft zich van zooiets bitter slecht
rekening. Kort geleden zijn in de Parijsche
binnenstad de trams verdwenen. Ze zijn reeds
volkomen vergeten, niettegenstaande de rails
die er nog liggen, dat je nu heel vreemd en
zelfs verrast opkijkt, als je in de buitenwijken
een tram hoort aanrinlcelen. Neem de eerste
tien Parijzenaars van een zekeren leeftijd, die
je tegen zult komen, en geen hunner zal weten
te zeggen wanneer de „impériales" verdwenen
zijn, ook al waren die nog van gisteren.
Toch zal het woord alleen reeds een glim
lach van aangename herinnering op zijn gelaat
brengen, want de naam heeft het vermogen
behouden een joligen tijd op te roepen, zooiets
als de „bohème" en „le temps des cerises".
Plotseling is de „impériale" weer op aller
lippen -gekomen, in afwachting van den dag
dat zij weer op de boulevards zal verschijnen.
Dat is beloofd, 't Aantal autobussen kan niet
meer worden opgevoerd, vooral na de vervan
ging van de trams, en men moet dus wel doen
wat met de huizen is gebeurd: de uitbreiding
in de hoogte zoeken als ze in de lengte of in
de breedte niet meer mogelijk is. De straten
met vier verdiepingen gebouwd, zijn er lang
zamerhand van zes geworden, zoo niet acht of
tien.
Het heet dat autobussen met impériales in de
maak zijn. De Parijzenaar wacht die wederge
boorte af met het flegma hem eigen en hij
stoort er zich niet aan dat de „banlieusard" er
prat op gaat, hem dezen keer de loef afgestoken
te hebben. De „banlieue-treinep" zullen immers
al heel gauw hun „impériales" weer hebben,
wat wel op het voortdurend terugkeeren van
het verleden wijst.
Ook bij de spoorwegen waren die impériales
verdwenen. Hoe eigenlijk? Die oude wagens
hadden hun charme als men naar Robinson ging
of naar 't Lac d'Enghien. Je kon wel niet recht
op zitten, maar toch een parapluie opsteken,
als het regende. Ze hadden ook hun inconve-
nienten. Ik herinner me nog den eersten tocht
naar de bosschen van Montmorency, 't Was in
den goeden, ouden tijd van vóór den oorlog. Bij
terugkeer naar Parijs waren we in zoo'n impé
riale gekropen om ietwat gebogen van het wijde
landschap te genieten. Bij Enghien bleven we
stilstaan. Lang stilstaan. Heel lang zelfs, zoo
dat we den lachlust wekten van de dineerders
op het terras van een restaurant. Van de „im
périale" af kon je niet zien dat de wagen af was
gehaakt en we op dood spoor stonden.
De „impériales" van 't spoor dateerden van
1879, toen het onmogelijk werd het aantal wa
gons van een trein te vergrooten, daar ze reeds
veel langer dan de perrons waren. De beneden
compartementen waren laag en de bovenver
dieping- was nog lager, zoodat men overdag
reeds bukken moest om in en uit te kruipen,
's Avonds werd dat levensgevaarlijk, want dan
nam de olielamp niet alleen veel plaats in voor
zijn bengelend wezen, maar vooral voor zijn
smook. We spreken van den tijd van na 1895,
toen men op het denkbeeld was gekomen de
imperiales te sluiten; voor dien tijd waren ze
open voor alle wind en weer en 's avonds niet
eens verlicht; het wandelen over de reep en
het afdalen van het smalle trapje vorderde
bijna een testament.
Men heeft de perrons verlengd en de impéria
les doen verdwijnen, maar met het eerste kan
men niet eindeloos doorgaan en op het laatste
is men moeten terugkomen.
Men heeft dus prachtige wagons bedacht,
die de algemeene bewondering opwekken en
en de menschen van boven niet meer afgunstig
maken op die van beneden. De benedenverdie
ping van die nieuwe wagons, die nu tentoonge
steld zijn in het station-St. Lazare, heeft men
laten zakken, zoodat men van het perron af
daalt als in een luxueuse kajuit. De boven
verdieping kan men bereiken door mooie trap
pen alsof men zich in een passagiersschip be
vindt en in beide afdeelingen vindt men gerief
lijke zetels, terwijl men er op kan rekenen dat
alvorens de vele staanplaatsen worden ingeno
men ook de afdalende en stijgende trappen
haar treden voor banken zullen gebruikt zien.
In die ware schuiten op rails, want daar doen
die nieuwe wagons aan denken luxe schui
ten zoo ge wilt zullen 500 reizigers per
wagon punnen plaats nemen. Wat bepaald een
prettig vooruitzicht is, -want in zoo'n bijeenge-
hoopte kolonie moet men wel zoo niet de ge
moedelijkheid, dan toch de atmospheer van de
oude trekschuit vinden. Jammer alleen dat
een reis in de banlieue nooit meer dan enkele
tientallen minuten duurt.
Die nieuwe wagens zijn zeer modern ge
bouwd. Ze zijn even comfortabel als de Miche-
line's, Charentaises, Bugattines en hoe verder
die dames automotrices of autorails heeten, die
voor de lange afstanden en lijnen met weinig
verkeer zijn bestemd. En met wie zij, als men
nog maar een tijdje wacht, ook wel de pneu's
zullen gemeen krijgen. Vooral als men de uit
breiding der verkeersmogelijkheid niet meer
in lengte, breedte, of hoogte kan zoeken, maar
die vinden moet in de snelheid.
De nieuwste, voor sommige lijnen van de
„Etat" gebouwde autorail, Micheline's zuster
uit de Bugatti-fabrieken van Molsheim, heeft
zoo pas op den proefrit met een uursnelheid van
meer dan 173 kilometer geloopen, waarmee het
record van de Berlijn-Hamburg is geslagen.
Dat gaat op de schietblaasbalg gelijken.
Een monument van twijfelachtige
grootheid
KONINGIN MARIE VAN ROEMENIë.
MARSEILLE, 24 Mei. (R.O.) Koningin Marie
van Roemenie is uit Marokko hier terugge
keerd.
Na een dag in Marseille te hebben doorge
bracht, is zij gisterenavond naar Parijs ver
trokken.
Krachtige maatregelen noodig.
Naar aanleiding van het steeds toenemend
verzet onder de bevolking tegen de toepassing
van de miltpunctie heeft een conferentie plaats
gehad van den Procureur-generaal der hoofdin
spectie voor den dienst van Volksgezondheid
den directeur B. B. en den gouverneur van
West-Ja va.
Het verzet dateert reeds van voor eenige
jaren en uit zich in allerlei vormen, waarvan
de meest voorkomende is het clandestien be
graven van de dooden. Geloofsbezwaren, ver
sterkt door opruiende actie zijn in hoofdzaak
de oorzaak van het verzet.
Het spreekt van zelf, schrijft de „Koerier",
dat de extreemnationalisten, in de miltpunctie
bezwaren evenals kortgeleden o.a. in de
wildscholen ordonnantie en de landrente De-
taling een bij uitstek geschikt middel zien
voor het voeren van anti-gezagsactie. Doch ook
zouden politieke beïnvloeding is het verzet
krachtig aanwezig.
Het verzet is de olie en de opruierij het vuur.
Beide moeten daarom ten krachtigste worden
onderdrukt.
Wat de geloofsbezwaren betreft, zij zijn on
gegrond en te ver gezocht. Indertijd heeft het
Kantoor voor Inlandsche Zaken in Batavia,
waaraan naast Europeesche Islamkenners ook
Inheemsche Korankenners verbonden zijn, be
kend gesteld, dat het toepassen der miltpunc-
tie op Mohammedanen niet in strijd is roet
den Kor'an. Van deze verklaring is door het
Inlandsch Bestuur aan de bevolking op bij
eenkomsten meer dan een» mededeeling ge
daan. Blijkbaar echter tevergeefs. Domheid en
opruiing waren sterker.
Men dient daarom sceptisch te staan tegen
over de verdere pogingen, hoe intensief ook,
van Bestuurwege in deze richting. Eveneens
mag men van het pasgenomen besluit, om door
een Indisch arts aan de bevolking uiteen te
doen zetten dat de miltpunctie in haar eigen
belang moet worden verricht en dat door deze
kunstbewerking nauwelijks eenig spoor wordt
nagelaten niet veel verwachten. Ook hier zul
len domheid en opruiing sterker blijken te
zijn.
De Inheemsche bevolking geraakt zeer gauw
onder anderer invloed en is daarom heel ge
makkelijk mee te sleepen. De historie bevat
wat dit betreft legio voorbeelden.
Door de Regeering is, op advies der Confe
rentie, besloten om tegen excessen met krach
tige hand op te treden, waarvoor tijdelijke
versterking der plaatselijke Politie noodzake
lijk wordt- geacht. Voorts is in overweging,
in hoever het Leger kan worden ingeschakeld
tot assistentie bij bewaking van barakken.
Ofschoon nog niets werd vernomen omtrent
een krachtig optreden tegen de leiders der In
heemsche radicaalrevolutionnaire vereenigin-
gen alias volksopruiers, mag toch zeker wel
worden aangenomen, dat dit evenzeer in de
bedoeling ligt. In dit geval kan men spreken
van twee vliegen in één klap.
Ter Conferentie kwam men tot volle over
eenstemming ten aanzien van de twee volgen
de punten
1. daadwerkelijk verzet, zij het in niet
argressieven vorm, tegen overheidsvoorschrif
ten kan niet worden geduld;
2. miltpunctie is een absoluut noodzakelijke
maatregel voor de systematische bestrijding
van de pest en moet derhalve blijven gehand
haafd.
Dit beteekent, dat alle lijdelijk verzet zal
worden gebroken en dat onder geen beding
de hand zal worden gelicht bij het toepassen
van den in sub. 2 vermelden maatregel.
Wat krijgt men zonder of met gedeeltelijke
toepassing der miltpunctie De bevolking be
graaft hare dooden zonder eenige controle.
Dit beteekent, dat de doodsoorzaak onbekend
blijft en dat het uit is met de pestbestrijding.
Het voornaamste symptoom van een pestzie
ken mensch is hooge koorts. Na den dood is
het alleen mogelijk uit hetmiltsap vast te
stellen, of iemand al dan niet aan pest is over
leden. Daarvoor dient de miltpunctie.
Toen 23 jaar geleden in het district Batoe
de groote pestexplosie uitbrak en wekelijks
honderden menschen aan deze ziekte stierven,
luidde de diagnose onveranderlijk sakit pan?s
(koorts). Men dacht aan malaria tropica. En
in dezen zoeten waan sliepen Bestuur en Ge
zondheidsdienst gerust. Totdat door toedoen
van den sedert overleden dl". Koefoed, een
particulier geneesheer te Malang, in het Laboia-
torium te Batavia in een bloedpreparaat van
een zieken inlander uit Batoe pestbacillen ont
dekte. Toen eerst werd er alarm geblazen.
Van toen af heerschte er officieel pest in
de afdeeling Malang vanwaaruit de ziekte zich
verder over Java verbreidde, in de bergstre
ken. In de kou is de ziekte haast onuitroei
baar.
Sedert 3 of 4 jaar heerscht er ook in de
Preanger pest. Om de ziekte, waarvoor de rat
buitengewoon vatbaar is, en welke eerst door
de ratten op de menschen wordt overgebracht
door de onzichtbare z.g. pestvloo, te kunnen
bestrijden (door de ratten uit 's menschen na
bijheid te houden, hetgeen alleen mogelijk is
door woningverbetering en een rein erf), dient
men haar te kunnen onderkennen. Bij de groote
massa der Inheemsche bevolking, die in kam
pong en desa zonder medische hulp ziek is en
sterft, is dit alleen mogelijk door miltpunctie
op een lijk.
Gebeurt dit niet, dan kan, neen dan zal de
ziekte een vreeselijke epidemie worden en tal
rijke mensehenlevens, ook onder andere bevol
kingsgroepen, eischen.
De krachtige maatregelen der Overheid tegen
opruiers en verzetplegers verdienen daarom
hartelijke toejuiching.
LONDEN. 24 Mei (R. O.). Lord Wemyss, ad
miraal der Britsehe vloot, is heden in den
ouderdom van 69 jaar overleden.
Wemyss was gedurende den oorlog chef van
de admiraliteit.
Na den oorlog was hij voornaamste mari
tieme adviseur ter vredesconferentie ep verte
genwoordiger der Britsehe marine bij de wa-
penstilstandsonderhandelngen.
Dame met zoontje op thee-visite:
In zulke gevallen is altijd het beste te doen
of men er niets van merkt,
Het oude en nieuwe lettertype
in de courant
De boekdrukkunst is volgens de Duitschers
uitgevonden door Gutenberg, en volgens de
meeste Hollanders door Gutenberg, en volgens
beiden bovendien nog door de Chineezen. Zij
hebben ongelijk. De boekdrukkunst is niet
uitgevonden.
Wij kennen alien het aandoenlijke verhaal
van Laurens Janszoon Coster, gelijk Gutenberg
in het Hollandsch heet, die voor zijn klein
kinderen letters uit hout gesneden had om hun
het alphabet te leeren. Een van die letters liet
hij vallen, en toen hij hem weder opgeraapt
had ontdekte hij tot zijn onuitsprekelijke ver
bazing, dat de letter 't achterste voren of 't
binnenste buiten of hoe men het noemen wil
in het zand afgedrukt was, ofschoon het toen
nog niet „afgedrukt" heette, want de boekdruk
kunst moest nog uitgevonden worden en Gu
tenberg haastte zich hiertoe over te gaan.
Nu hadden al eeuwen en eeuwen daarvoor
vorsten en andere overheden hun zegels ge
drukt op documenten; zij hadden ook munten
laten slaan. Meer dan eens was een zegelring
gedoopt geworden in warm bloed, en was met
dat bloed een afdruk gemaakt onder een docu
ment waarin van eeuwige vriendschap of
eeuwige haat gesproken werd. Niet alleen de
Chineezen, ook de Europeanen hadden de
boekdrukkunst steeds gekend, maar zij hadden
haar niet beoefend omdat er geen vraag naar
boeken was. Eerst toen die vraag zoo groot
werd, dat er niet meer aan voldaan kon wor
den door het copieeren van boeken, werd be
sloten datgene te doen wat men sinds onheu
gelijke tijden reeds gedaan had met zegels, xtL
ze door middel van negatieven afdrukken.
Dit moment van twijfelachtige grootheid In
de geschiedenis der beschaving duidt men aan
met de formule: Veertienhonderd-en-zooveel:
uitvinding der boekdrukkunst.
Zoozeer is de boekdrukkunst zich van haar
bedriegelijkheid als uitvinding bewust, dat zij
zich sinds Veertienhonderd-en-zooveel steeds
opnieuw heeft laten uitvinden, in de hoop, dat
zij eindelijk eens een echte uitvinding zou
worden.
Een lugubere episode in het leven van de
uitvinding der boekdrukkunst was de ontdek
king van de krantenpers van Walter, ruim
honderd jaren geleden. Thans is de „Times"
wat zij is. Zij werkt met de grootste rotatie
pers van Europa. Er verschijnen tegenwoordig
weinig kranten die niet werken met de groot
ste rotatiepers van Europa.
Een ander naargeestig moment was het ver
dringen van de lange „s" door de korte „s".
Dit gebeurde tegen het eind der achttiende
eeuw, toen er in niet één land van Europa een
man was die dragelijk schreef, ofschoon alleen
Nederland een Bilderdijk had. De lange s werd
door de korte s vervangen opdat de drukkers
in dien zeer slappen tijd alle boeken met een
lange s zouden kunnen herdrukken
Wij zien dat in den loop der vorige eeuw
nieuwe lettertypes en nieuwe drukken her
haaldelijk gecreëerd werden in landen, waar
zelden iets geschreven werd, dat het drukken
in boekvorm waard was, maar dat ook in
onze eeuw letterkundig vruchtbare landen
zooals Engeland en Frankrijk typografisch
conservatief waren. Derderangs literatuur
kleedde zich aan als een lakei, omdat dit haar
eenige kans was om toegang te verkrijgen
tot een aristocratisch huis.
Langen tijd hebben de grootste en roemrijk
ste dagbladen ter wereld uitgemunt door hau
taine typografische onleesbaarheid. Alleen
tweede-rangsbladen waren tot in het be^in
onzer eeuw leesbaar gedrukt. Maar hoe sleeh-
ter de druk, hoe minder zetfouten. De ,iT«nes"
had gemiddeld niet meer dan één zetfout in
tien jaren tijds, d.i. 1/3000 zetfout per dag.
Goedgedrukte bladen kwamen uit met 3000
zetfouten per dag.
Maar Lord Northcliffe werd geboren, en
weldra ook de „Daily Mail", die de voortoo-
pers waren van Lord Beaverbrook en weldra
ook de „Daily Express". Hiermede werd in de
Europeesche pers datgene ingeluid wat de
Europeesche pers een revolutie noemde. Deze
bestond voornamelijk hierin, dat de hoofd
pagina's der kranten grootendeels gedrukt
werden met de letters die Laurens Janszoon
destijds voor zijn kleinkinderen gesneden had.
De vooruitgang der techniek droeg ook het hare
bij tot de vervolmaking van het moderne dag
blad. Kwam het vroeger wel eens voor, dat
een letter op zijn kop stond, dank zij de uit
vinding der boekdrukkunst in haar linotypisch
stadium stonden thans heele regels op hun
kop; of tweemaal dezelfde regel, maar met
verschillende zetfouten, stonden onder elkaar;
of een regel stond tien regels te hoog of acht
regels te laag.
Vele bladen overleefden dit niet of niet lang.
Nobele organen, die alleen maar gedrukt wer
den naar den vorm, maar die geschreven wa
ren naar den geest, gingen hopeloos ten onder:
de „Standard", de „Globe", de „Pall Mali Ga-
zette", de „Westminster Gazette", de „Daily
News"De eene krant slokte de andere
op; daarna slokte een derde krant de combi
natie van die twee op. Ondertusschen ging
men op do scholen voort, den kinderen lezen
te leeren.
Het vorige jaar zei de „Times": Hoe kunnen
wij verwachten, dat de menschen meegaan met
de Times als wij zelf niet meegaan met de
tijden
De vraag was alleen maar: waarin zou het
meegaan met de tijden bestaan? En..., de
„Times" koos een ander lettertype.
Weken van te voren kondigde het blad, dag
in, dag uit, aan dat het. op den zooveelste in
een ander lettertype verschijnen zou. Wie
kennis nam van de bovennatuurlijke gaven,
waarmede dat nieuwe lettertype toegerust zou
zijn, en van de verblindende (in den letterlij
ken zin des woords) minderwaardigheid van
het oude lettertype, moest er schande over
roepen, dat de „Times" generaties achtereen,
zonder blikken en blozen, haar lezers aan zulk
oogbederf blootgesteld had. Waarom had de
Times niet eenige jaren vroeger geschreven:
„Geachte lezer Onze krant is onoogelijk. Wie
één kolom begint te lezen met een gezond
oog, moet, als hij tot het einde van den kolom
genaderd is, een bril koopen (zie adv. op pag.
zooveel). Maar wat kunnen wij hieraan doen?
Lees, wanneer gij prijs stelt op uw oogen, een
krant die duidelijker gedrukt is
Maar neen, eerst enkele weken vóór het
nieuwe lettertype zijn intree zou doen, werd
ons aan het verstand gebracht, dat wij jaren
geleden in het belang onzer oogen een andere
krant hadden moeten nemen.
Eindelijk waren die weken om en de „Times"
verscheen in nieuw lettertype, juichend van
geluk als een jong meisje, dat een nieuwe jurk
aan heeft. Nu moet gij u niet voorstellen, dat
de letters vier keer, of zelfs twee of anderhalf
of één-én-een-achtste keer zoo groot waren ais
de oude letters. De meeste lezers van de
„Times" hebben nooit kunnen ontdekken,
waarin eigenlijk het verschil zat, evenmin als
de vriendinnen van het jonge meisje dat een
nieuwe jurk aan had- Maar die personen, die
ambtshalve verplicht zijn elke werkelijke of
vermeende gebeurtenis te attesteeren, lieten
zich niet onbetuigd, en dagenlang onthaalde
de nieuw-geletterde „Times" haar gelukkige
lezers op de geestdriftige brieven van Mr. Mac-
Donald, Mr. Baldwin, Mr. Lansbury, Mr. Lloyd
George, Lord Hailsham, die alle hierop neer
kwamen: „Een nieuwe periode in de wereld
geschiedenis is ingegaanMaar hoe is het
mogelijk, dat de Times honderd jaren lang
zoo onleesbaar heeft durven zijn".
En nu is de News-Cronicle aan de beurt J