H m bfr VAN GROOTE DADEN EN GROOTE PERSONEN. de natuur in. B ALLERLEI. VOOR KNUTSELAARS. ZATERDAG 27 MEI 1933 JOHANNES BRAHMS. Over vogelnesten. VAN 'N BOEKEN JOCHIE, DAT PRESIDENT WERD! „HET MAELE SCHIP!" Admiraal Nelson. fig Op weg naar Trafalgar en naar den dood. VOOR DE MEISJES. WELK BOEK 'n TJieesspraatje. HOE 'N ENGELSCHE YOLENDAM ZAG. PRIJSREBUS. werd gisteren vóór honderd jaar te Hamburg geboren. Z'n geboortehuis heeft iets weg van 'n Engelsch slagschip, uit den tijd van Nelson 1800). Z'n vader was muzikant. Het grootste deel van z'n leven heeft hij in Weenen door gebracht en daar is hij in 1897 gestorven. Hij volgde het voetspoor van Beethoven en heeft o.a. een Duitsch „requiem" geschreven. Vooral om het volkslied weer in aanzien te brengen gaf hij zich veel moeite. Hij was 'n zeer gesloten natuur en 'n groot kindervriend. Te Amsterdam en overal heeft de muzikale wereld 's meesters geboorte-eeuwfeest onlangs gevierd. Hans Joachim, een Weensch dirigent, had eens 'n diner gegeven ter eere van den grooten toondichter. Het was een jaar vóór diens dood. De dirigent noodigde de gasten uit het glas op te heffen ter eere van den grooten musicus, maar vóór hij diens naam kon uitspreken, viel Brahm's hem in de rede, hief zijn glas hoog en riep uit „Juist zoo Ik drink op Mozart's gezondheid (Mozart was een kunstbroeder van Brahms). Er werd geklonken Brahms had wéér eens ge toond hoe 'n hekel hij aan loftuitingen had i Toen Johann Strauss Jr. de „Schonen, blauen Donau"-wais bad getoonzet, zei de eenvoudige Brahms, die zooveel hooger stond„Leider nicht von mir", „Jammer genoeg niet van mij *r~ Het huis, waar Brahms vóór honderd jaar iverd geboren, tijdens de Brahmsfeesten. De groote kunst is niet om 'n vogelnest te vinden, al zit dat soms ook op 'n erge lastige plaats, b.v. in het hol van ,'n duinkonijntje! De kunst is zoo'n schuilhoekje zóó voorzichtig te behandelen en te observeeren, dat de bewoners er hoegenaamd geen erg in hebben bespied te worden. Lang niet makkelijk is ook het vin den van nesten, die geen nesten zijn, zooals het nest van 'n leeuwerik b.v., of dat van kie viten, die allerlei kunstgrepen aanwenden als „net doen of je gewond bent" of over grooten afstand wegsluipen van het holletje om dan plotseling op te vliegen enz. alles, om je aan dacht van hun heiligdom maar af te leiden 'n Vogel, die erg aan zijn nest hecht, is wel de zwaluw, hoe zou hij anders tegen de lente weer naar zijn plekje van het vorige jaar terugkeeren. Doch eksters en kraaien zijn óók tamelijk hokvast en keeren voortdurend naar hun „blokhut" terug tot het houden van een kleine inspectie. Het is bekend, dat de koekoek heelemaal geen nest bouwt, hoewel hij tot de „boom-vogels" moet worden gerekend. Toch hecht hij wèl aan de plaats, waar hij gewoonlijk toeft en ver dedigt deze tegen andere vogels, 'n Duitsche vogelkundige heeft gemerkt, dat eenzelfde koe koek twee en dertig jaar achtereen naar zijn oude gebied terugkeerde. De koekoek kiest voor haar kroost het nest van andere vogels uit, roodborstjes, goudhaan tjes, eksters, leeuweriken, nachtegalen, tot wel ver over de honderd soorten toe! „Hoe is dat mogelijk hoor ik Eric vragen „het ei van zoo'n grooten vogel is toch zeker niet berekend op zoo'n klein nestje als dat van 'n roodborstje of zoo 7" Ho 'ns even, Eric! Dat ei is lang niet zoo groot als jij schijnt te denken! Het is niet grooter dan een spreeuweneitje, iets grooter dus dan de bekende roode of witte Paascheitjes!" Moeder koekoek legt haar ei op den grond en draagt het in haar snavel naar het nest van die vogelsoort, welke haar zelf eens haar pleegouders leverde. Waarom dat allemaal zoo is, ja, daar hebben knappe koppen al heel wat inkt aan besteed, maar er achter zijn ze nog niet! Uilen en haviken zijn óók niet zoo bizonder op nestbouw gesteld. Ze kunnen het wel net zoo goed als de rest, maar, weet je, het is zooveel makkelijker het nest van 'n anderen vogel in beslag te nemen en het gemak dient nu eenmaalden vogel! 'n Soort van valk heeft daar óók 'n handje van, of, liever, 'n pootje! Die neemt brutaal weg bezit van 'n kraaiennest en, moet het zijn, dan kan óók de eekhoorn haar helpen aan 'n woning. Hier geldt het recht van den sterkste! De draaihals is al geen.... veer beter! Die verjaagt de mees jes van hun rechtmatig honk en verbetert z'n leven maar niet, ook al hangen er nestkastjes genoeg in den tuin. Patrijzen hebben een goed oogje op het nest van den fazant, dat overigens listig genoeg verborgen ligt en het omgekeerde komt óók vaak genoeg voor, al snap je eigen lijk nooit, hoe zoo'n fazant het patrijzenest ont dekt. De patrijs toch dekt de eieren met blad toe, wanneer zij het nest verlaat en haar veeren vormen één kleur met de omgeving, wanneer zij zit te broeden. Woudduiven maken al heel weinig omslag met huft nest; het wordt allesbehalve „onder architectuur" gebouwd! 'n Paar twijgen door elkaar gevlochten vinden deze fraaie vogels al hecht genoeg om hun witte eieren en him leelijke jongen te beschutten! Nee, dan de ekster! Die bouwt zich 'n fort, 'n vesting, 'n on neembare sterkte! Hij is de Vauban onder de boschvogels! Vlechtwerk, doornige takken en hard geworden brokken klei houden het heele gevalletje stevig bijeen! Er is 'n kleine opening, met behoedzaamheid gekozen en juist op 'n plaats, waar je géén toegang verwachten zoudt! Moeder ekster kan héél rustig zitten broeden! Grond-broeders als fazanten, wilde eenden, patrijzen enz. loopen natuurlijk altijd gevaar, dat hun legsel wordt geroofd door wezels, kat ten, slangen, ratten en hoe al die smulpieten nog meer mogen heeten. Zij hebben het voor deel, dat hun jongen véél flinker ter wereld komen en eigenlijk de hulp der moeder niet zoo dringend behoeven. De wilde eend heeft soms 'n heel fraai nest; in den Gelderschen Achterhoek vond ik er eens een, dat met dood eikeblad was omzoomd, terwijl de verdere gar neering uit zacht dons bestond. Holen-broeders als ijsvogels, spechten e.d., hebben vaak wite eieren en het nest van den arglistigen specht ligt al héél diep verborgen in de holte van 'n vermolmden boom. Daar kun je met je hand vast niet bij en dat is eigenlijk maar goed ook. Nesten van den specht, die nog in gebruik zijn, kun je gemakkelijk vaststellen door het versche zaagsel, dat zich aan den voet van den stam bevindt, 'n Andere holen-broeder is de mees en de „notenkraker", deze laatste sluit zijn grot in den boom af met 'n ring van klei, die soms wel tien pond weegt! De knapste nesten zijn de hangende nesten en daarin heeft de karakiet het ver gebracht. Van wol en mos "én grassprietjes en halmpjes weet hij 'n waar kunststuk samen te stellen, mees tal aan drie stengels bevestigd. Het ligt zóó hoog, dat het wassende water er nog net niet bij kan en tevens zoo laag, dat het beschut ligt tegen felle windstooten. Jammer komt de koekoek er nog wel eens den huiselijken vrede verstoren, zijn jong dringt de kleine karakiet- jes buiten het vernuftige weefsel en zij komen ellendig om in het water. James Abram Garfield (spr.gaa-field, de g van „garjon"), werd op Sint Elisabeth's dag Wanneer is dat, Ans Juist, 19 Nov. 1831 in een blokhut ergens héél achter in Ame rika geboren. Toen hij nog maar 'n jóg was, kwam zijn vader te sterven en toen moesten zijn moeder en zijn elf-jarig broertje de heele boerderij naloopen. Nou, je kunt makkelijker 'n stelletje vormsommen maken, dan zooiets, dat snap je Aan schoolgaan deden ze daarginds niet al te veel. Eiken winter 'n paar weken en dat was al'n Tijdje bezocht James (dzjeemz) 'n inrich ting, waar dagelijks onderwijs werd gegeven, maar ook dit hield spoedig op. Je moet niet denken, dat hij dit een pretje vond; het is zelfs heelemaal niet prettig om gedwongen te zijn als 'n uilskuiken door de wereld te gaan Zestien jaar was hijjong, toen hij de „farm" verliet, om de wijde wereld in te steve nen. 'n Scheepskapitein nam hem in zijn lur ven en zette hem van boord, waar hij gekomen was om werk te zoeken, 'n Anderen kapitein was schappelijker en nam hem als jongmaatje in dienst, hetgeen zeggen wilveel oorvijgen, weinig eten en nog minder drinken'n Aanval van malaria-koorts dwong hem naar de farm zijner moeder terug te keeren en gedurende die ziekte rijpt in hem het plan alles op één te zetten en zich 'n behoorlijk portie kennis eigen te maken. •Zekeren dag kon je James met z'n beste spul len aan, 'n ketel en 'n theepot in d'n ransel, naar stad zien vertrekken. Wat je niet zag, dat was het briefje van vijf-en-twintig gulden, dat z'n moeder hem meegaf voor z'n uitzet; méér kon zij niet missen 'n Arme sloof nam hem in haar huis voor 'n grijpstuiver per week.' Het meubilair was niet direct in stijl, ergens in 'n hoek lag 'n „shake-down" (kermisbed 1) en wijders bevond zich in het vertrek zegge en schrijve één stoel, die niet berekend was op 'n vlakken vloer. Dat was de studeer-kamer van James GarfieldKoken, bakken en braden deed hij zelf en aan de tobbe weerde hij zich als de beste wasch-ladyVóór hij zich naar school begaf, ging hij wat zagen en schaven bij 'n timmerman en hielp hij de boeren op het land. Zóó slaagde hij erin de onkosten van zijn studie te bestrijden. In 1856 werd hij professor. In 1881 de twintigste president der Vereenigde Staten 1 Drie maanden later schoot 'n onverlaat hem neer, ergens op 'n station, 'n Reusachtig monu ment werd tot zijn nagedachtenis opgericht. „Het vliegende vaartuijg of de Nieuwe Post en Rijs-Machine, uitgevonde door D. Schijf". Zóó luidt het onderschrift van 'n ouë plaat, die een groot, log schip voorstelt, 'n soort van Rijn-aak met 'n hooge betimmering op het dek. De spiegel of achterzijde toont drie ramen en den naam „Volg Mij". Géén zeilen zijn te bekennen. Daan Schijf was inderdaad de uitvinder (1743), Het schip zou door raderen worden voortbewogen en die raderen weer door paar den. Zoodoende was men onafhankelijk van den wispelturigen wind! Een daad van veel durf, die den ondernemingsgeest van Schijf sierde. De menschen hadden echter van deze nieuwig heid niet terug. Wat drommel, 'n schip werd geroeid, door 'n paard getrokken of door den wind voortgedreven en voor de rest geen nieuws. Zoo was het nu eenmaal altijd geweest en ja, behoorde het te blijven ook. Dit schip was 'n gek schip, 'n mal schip, „Hét Malle Schip 1" Daam Schijf liét zich door al dat gemopper niet inschuchteren. Hij zette den scheepstim- merbaas, Jan Bol, aan 't werk en ontving den steun van eenige rijke Zaankanters. Het werd hem lastig genoeg gemaaktSpot, schimp, hoon, smaad, berijmd en onberijmd, vielen hem zeer overvloediglijk ten deel. Onverdroten zette de ondernemende uitvin der door De 20e Juni 1743 was de groote dag voor de „Volg Mij". „Het Malle Schip" zou op dien datum een proeftocht ondernemen' over de Achterzaan. Duizenden waren saSmgekomen om hun kinderlijke nieuwsgierigheid te toonen. Aan schelden en kijven geen gebrek 1 Niettemin koos de ark het ruime sop. Reeds binnen luttele minuten zat het vaartuig aan den grond. De woedende menigte viel er op aan, als op een prooi, sloeg het aan alle kan ten kort en klein en Daan Schijf kon de Zaan landen als 'n berooid man vaarwel zeggen! De vader van den grootsten admiraal, dien Engeland ooit gehad heeft, was 'n dominee. Horatio had het ongeluk zijn moeder te verlie zen, toen hij nog zeer jong was, negen jaar, en daarom vond zijn vader het maar beter, dat hij een kostschool ging bezoeken, waar men meer gelegenheid had zich met den jongen te bemoeien. Eens, het was juist tegen de Kerstvacantie, las de jongen in de courant dat zijn oom, ka pitein Suckling, het commando over een oor logsbodem van de Engelsche marine had aan vaard. Hij verzocht ook aan boord te mogen komen en kreeg van den stoeren zeerob het volgende antwoord op zijn dringend verzoek: „Wat heeft ons Horatio-manneke, dat stak kerdje, toch uitgevoerd, dat hij nou óók nog het zeegat uit moet? Doch laat het ventje maar komen, hoor, en bij den eersten zeeslag, dien we meemaken, zal 'n kanonskogel wel eens en voor goed met hem afrekenen!!" Na deze hartelijke uitnoodiging draalde Ho ratio geen seconde langer en te Chatham werd hij op twaalfjarigen leeftijd zeeman! Koerste naar West-Indië als jongmaatjet kwam weer terug bij zijn oom, werd twee jaar later boots man onder 'n anderen kapitein en voer op een schip, dat de Noordpool moest gaan ontdekken, die Noordelijkste goal der aarde, waar nog nim mer 'n sterveling zich had vertoond, 'n Pool- Nelson stevent naar de Noordelijkste goal der aarde. reiziger van veertien jaar! Het had in die barre gewesten maar weinig gescheeld, of 'n ijsbeer had den jongen 'n kopje kleiner gemaakt; ter wijl hij ook nog temidden van een kudde wal russen verzeild raakte, die een gebrul aanhie ven, dat het Nelson het merg in de botten deed verstarren! De Pool werd niet ontdekt en, zeker om 'n beetje te herstellen van de kou, trok de knaap mee naar Oost-Indië, maar zijn gezondheid liet hem in den steek en er zat niets anders op dan maar weer op Engeland aan te houden. Als zeeofficier (1777) heeft Nelson heel wat tochten ondernomen en hij doorkruiste zoowat alle baaien en golven en zeeën der wereld. De matrozen mochten hem graag lijden! Jong maatjes moedigde hij aan als ze niet naar het het topje van den mast durf dep te klimmen! „Wedden wie het eerste boven is?" klonk het dan! Wanneer ze mekaar dan in die hoogere sferen tegenkwamen, maakte de kapitein Stee vast 'n grapje en zei: „Als je je nou maar nooit op den mouw laat spelden, dat het klimmen naar hier eenige moeilijkheid of gevaar op levert!" Gedurende den Engelsch-Fransehen zeeoor log werd Nelson uitgezonden met het Middel - landsche-Zee-eskader onder commando van Lord Hood. Bij deze gelegenheid kreeg hij, ten gevolge van een kanonschot, 'n korreltje opge waaid zand in zijn linkeroog. De doktoren van die dagen zagen geen kans het oog te redden en voortaan zou Nelson alléén op het licht van zijn rechteroog zijn aangewezen. In den moord- dadigen zeeslag bij kaap St. Vincent (1797) oogstte hij grooten roem en zijn benoeming tot admiraal was er wellicht het gevolg van. Bij gelegenheid van den tocht naar Teneriffe, den bekende krater op de Canarische eilanden, overkwam hem een ongeluk, dat ernstiger had kunnen afloopen. Dadelijk nadat hij aan land gesprongen was, werd hij door een geweerko gel in den elleboog getroffen. Hij viel, en greep ongelukkigerwijze met zijn linkerhand in den vlijmscherpen degen, een erfstuk van zijn oom Suckling, dien hij zoo juist met de rech ter uit de scheede had getrokken.- Een slagader werd geraakt. Gelukkig schoot nog juist bij tijds een wapenmakker toe, die door het af binden van den arm met een zijden zakdoek de ontzettende bloeding althans voor den eer sten tijd wist te bezwichtigen. Dit redde Nel son's leven. Enkele maanden later zeilde de Engelsche vloot naar Egypte, waar de Franschen zich in een hachelijk avontuur hadden gestort. Napo leon moest daar voor de Turken wijken met zijn manschappen, die door dorst, vermoeiende marschen in de gloeiende zandduinen, „sur les dents" „bek-af" waren. Aan den kant van den weg lagen zieken, die met zwakke stem ge tuigden, dat zij niet door de zoo gevreesde pest waren aangetast, doch slechts gewond, maar niemand geloofde hen. Napoleon zorgde, dat hij gauw weer in Frankrijk kwam, gebruik makende van de omstandigheid, dat de Engel- Een vertrouwelijk onderhoud met 'n ijsbeer sche vloot op Cyprus water haalde. Het was net op het nippertje, want kort daarna tastten de Engelschen hun vijanden aan en vernietigden bij Alexandrië vijftien Fransche oorlogssche pen. Nelson werd boven zijn gezonde oog ge wond, maar hij wou er niet van hooren naar het hospitaal te gaan. „Ik vecht mee met die dappere kerels" klonk zijn fiere antwoord. Hij herstelde rap van deze kwetsuur, verkreeg den titel „Baron Nelson of the Nile" en een jaargeld van 24.000. In 1801 streden de Engelsche strijdkrachten tegen de Denen. Admiraal Parker gaf toen or ders het gevecht te staken en terug te trek ken. Nelson kreeg dit bericht van zijn luite nant voor de signalen. Hij plaatste zijn kijker voor z'n blinde oog en antwoordde: „Ik zie heelemaal geen signaal van dien aard! Hand haaf dus het mijne van doorvechten en flink ook. Ik heb maar één oog tot mijn beschikking en ik heb dus wel het recht zoo nu en dan eens blind te zijn!" Achttien Deensche schepen wer den veroverd en Nelson kreeg als premie voor zijn ongehoorzaamheid den titel van burggraaf (viscount). Inmiddels hadden zich in de Middellandsche Zee de Fransch-Spaansche eskaders vereenigd. De Franschen stonden onder Villeneuve. Nel son verliet met de Engelsche vloot Portsmouth, uitgeleid door 't gejubel der menigte. Den 21en October 1805 vond de gedenkwaardige slag bij Trafalgar plaats, in de buurt van Gibraltar ge legen. Te voren had de admiraal een order tot zijn mannen gericht, waar o.m. de bekende woorden in voorkwamen: „Engeland verwacht, dat ieder zijn plicht zal doen. Wanneer de kapiteins door rook of smook de signaalvlaggen niet kunnen zien, dan weten zij met zekerheid, waar zij zich altoos over eenkomstig mijn bevelen kunnen plaatsen: vlak naast een vijandelijk oorlogsschip!" Nauwelijks was de strijd begonnen, of Nelson werd op zeer korten afstand geraakt onder de epaulet (schouderoplegsel bij de militairen) van zijn linker schouder. „They have done for me, my backbone is shot throuyh" zeide hij. „Het is gedaan met mij, m'n ruggegraat is doorschoten." Zijn laatste woorden waren: „God zij dank, ik heb mijn plicht gedaan!" Met buitengemeene eerbewijzen werd het stoffelijk overschot van den Engelschen de Ruijter een nationale begrafenis bereid, in „Saint Paul's cathedral" te Londen. Naast hem zou de hertog van Wellington komen te rusten, de held van Waterloo, dien Nelson slechts ééns in zijn leven ontmoette. Het Nelson-monument op het Trafalgar-plein te Londen houdt de herinnering levendig aan den befaamden zeeheld, wiens slagschip van Trafalgar door de Regeering als een relikwie wordt bewaard. Over den zeemansstand in de Gouden Eeuw schreef een Engelschman als volgt: Zeelieden zijn er in Holland zoo veel als bij ons bedelaars. Het is 'n ruw slag van menschen, drinken en vloeken kunnen zij vreeselijk, maar als het op „handelen" aankomt, is één scheeps bemanning van zulke knapen méér dan een millioen van onze matrozen. Want hoe wild en woest zij zijn, zij werken en zwoegen onver moeid voort, terwijl ons zeevolk liever leeg loopt en in armoede stilzit, en als kool, die des winters op het veld is gelaten, in luiheid ver gaat. Geen vrouw, of zij kan den riem hantee- ren, een boot sturen, een mast stellen, een zeil spannen en in het ruwste weer overzetten. „Eeuwigdurende gevangenschap en verbeurte van al uw goederen" luidde het vonnis, dat aan Hugo de Groot werd meegedeeld. Het slot Loevestein werd hem en zijn lotgenoot Hoger- beets tot kerker aangewezen en 1.20 daags zou daar voor hun onderhoud worden besteed. Maria van Reigersbergh, de vrouw van de Groot, mocht hem aldaar gezelschap houden. Zij was een burgemeestersdochter en moest zelf de handen in de tobbe steken, omdat de slotvoogd, gekrenkt door haar hooghartigheid, haar geen waschvrouw gunde. Toen het gelukte de Groot in een boekenkist te laten ontsnappen, werd Maria 'npaar dagen gevangen gehouden, maar zonder eenige be straffing ontslagen. De pastoor van Helvoet, Hendrik Boogaard, was, ook na de inneming van Den Briel door de Geuzen (1 April 1572), in weerwil van het gevaar dat hij liep, in zijn parochie gebleven, om er bij het Paaschfeest den kerkdienst waar te nemen. Op den Paaschdag zeiven overvielen de Geuzen zijn dorp, namen hem gevangen en voerden hem naar Den Briel. Daar poogde hem Lumey door belofte en bedreiging tot afval te bewegen en gaf hem, toen dit alles tevergeefsch bleek te zijn, aan zijn volgelingen over om gehangen te worden. Men verhaalt, dat aan het ophangen de baldadigste verminking vooraf is gegaan en dat zelfs het lijk nog mishandeld is geworden. Omtrent den Geuzen-hoofdman Lumey, dien men ooit wel als 'n soort ridder hoort prijzen, oordeelt de geschiedenis-professor R. Fruin als volgt: Hy was een Duitsch rijksvorst en was by de mindere menschen zeer gezien. Hij kende geen anderen godsdienst dan haat tegen de „papen". Onverdeelde verachting is het, wat hij van iederen Nederlander verdient; het goede, dat hij teweeg heeft gebracht, mag hem niet wor den toegerekend. Hij stierf in Mei 1578 aan een wond, die niet behoorlijk verpleegd was ge worden. Gedurende het beleg van Leiden was de nood onder de bevolking hoog gestegen. Gelukkig had men nog een aantal beesten, koeien, paarden en klein vee, en gelegenheid om die onder de stadsmuren te weiden. Voor hun veiligheid werd goede zorg gedragen en slechts enkele zijn in al die weken door den vijand buit gemaakt. Omringd van hongerigen, die om brood rie pen of om overgaaf der stad, antwoordde bur gemeester v. d. Werff: „Mijn eed mag ik niet breken, maar kan mijn lichaam u dienen, snijdt het aan stuk ken en deelt het met elkander." De moorddadige koperkop-slang houdt zich bij voorkeur in moerassen op. De dichter Bret Harte schrijft daarvan: „Er is vrede in den poel, waar de koperkop [slaapt Waar de wateren stilstaan, de damp kruipt, Waar de geur van magnolia dik in de lucht [hangt En de leliën rijzen als in een droom. Daar is vrede in den poel, ofschoon de rust [die des dood is Ofschoon de damp vergif is, de boomen [wasemen, Ofschoon geen echo ontwaakt bij het roepen [der duiven Er is vrede, ja, de vrede, dien de koperkop [bemint. De meeste slangen zijn niet giftig, maar ze kunnen daarom toch nog wel woedend wor den Veel natuurkenners houden een slang op hun kamer, waar het dier zich meestal achter stapels boeken verschuilt. Zoo nu en dan komt het eens even om 'n hoekje gluren Wat dierlijk voedsel en 'n scheutje melk of water is al ge noeg om het dier in leven te houden. Haast alle slangen ruimen goed op onder rotten en muizen. Men kweekt de dieren tegen woordig wel om uit hun huid schoentjes, tasch- jes en dames-snuisterijtjes te maken. Hun vleesch is voor de voeding van geen beteekenis en hun geraamte heeft geen verdere handels waarde. Dat zou je niet zeggen, Afra, wanneer je achter je kopje thee zit, dat dit vocht aan vankelijk gebruikt werdals 'n drankje, als medicijnEn toch is het zooPas in de achtste eeuw maakten de Japaneezen, de oud ste thee-isten er 'n salondrank van en dat heeft zich gehandhaafd tot op dezen dag„Een mensch zonder thee in zich" is daarginder iemand, dien wij 'n saaien knul zouden noe men en iemand „met te veel thee op", nou, die weet in zijn lever geen maat te houden, en dat kan tot veel ellende leiden. Nu jij je kopje al half leeg hebt, heb je „thee in je gestel" en dat is 'n hoog compliment in Japan. De bruine drank is van het Oosten gedu rende de jaren der belangrijkste aardrijks- kunde-ontdekkingen naar het Westen gekomen en in 1610 moet de Oost-Indische Compagnie het verkwikkelijke vocht aan Europa hebben voorgesteld. Het zijn dus de Hollanders, wien de dank toekomt wegens het gewichtig aan deel, dat zij in de „five o' clock-tea", de na middagthee hebben genomen. „Die voortreffe lijke en door alle doktoren aanbevolen Chi- neesche drank, door de Gelen „Tcha" ge noemd en door andere volken Teei" roemde 'n Engelschman omtrent 1650. De Engelschen zijn reuzeliefhebbers van thee gebleven, on danks de lasterpraatjes van Saville, die nog in 1756 het theedrinken een onsmalfelijke ge woonte noemde en van Jonas Hanway, die met algeheel verlies van schoonheid zoo voor de heeren als de dames der schepping dreigde, wanneer het thee-genot verder ingang zou vin den Vooreerst was daar wel weinig kans op, want de mindere man kon nu eenmaal géén gouden tientje voor 'n pond uitleggen, en zoo bleef voorloopig het bruine vocht beperkt tot de tafels der meer met aardsche goederen bedeeldenOnverdeeld plezier heeft Albion van het smakelijk drankje niet beleefd. Toen de aan Engeland onderhoorige kolonisten te Boston de kisten in het water kantelden, om dat zij de hooge belasting op thee niet meer verkozen te betalen, zonder een woordje in het bestuur te mogen meespreken, werd dit het sein tot een oorlog, die voor het moederland met het verlies van Amerika eindigde Men heeft thee op verschillende manieren toebereid. Eerst gekookt, toen geslagen, thans getrokken. Gekookte thee werd als koek in den handel gebracht; de geslagen thee als poeder en de blad-thee om te trekken. Men heeft er sinaasappelenschillen aan toegevoegd, uien, gember, zout en wat niet al en in Rusland heb ik vorigen zomer menig glaasje „tsjei' ver schalkt, gegarneerd met een schijfje citroen. Sven Hedin heeft ons bericht over de wijze, waarop de menschen in Thibet thee zetten wanneer ik daaraan, vóór mijn kopje gezeten, maar 'n oogenblik denk, lust ik het niet meer. De Japanneezen drinken thee met veel ce remonies. Men zou van 'n theeistische liturgie kunnen spreken. Hun theekamer heet „Soekija" „Woning der Verbeelding", een hutje met en kele vertrekjes, op vijf personen in het geheel berekend. Er is plaats voor 'n keukentje en 'n portaaltje, een en ander met verfijnden smaak getimmerd„een goede theekamer is duurder dan een gewoon huis 1" In den eigen lijken salon heerscht 'n plechtige stilte, slechts onderbroken door het weemoedige wijsje, dat de waterketel, met losse reepjes ijzer op den bodem, doet hooren. Er heerscht een pijnlijke zindelijkheid, gelijk zulk een heiligdom voegt. Zoo mogelijk wordt het vertrek gesierd met le vende bloemen, kunstzinnig geschikt, zooals de Japannees dat zoo uitnemend verstaat. In deze omgeving voltrekt zich tusschen de neer gehurkte gasten de ceremonie van het thee drinken „Doodsch?" 'sLands wijs, 's lands eer!" Wij, Westerlingen, kunnen dat toch niet verstaan! Het volgende vertalen wij uit het boek „Windmills and Waterways" door de Engelsche toeriste Laurence Irving geschreven, die ons land heeft bezocht „Ik was nieuwsgierig dit wijd-befaamde („far- famed") dorp te zien: een woud van masten met veelvervige kerels op den adem van den wind en loopend over de kaden van de haven. Iedereen heeft van Volendam gehoord maar men moet het gezien hebben om het te geloo- ven, of, nog beter, men moet het heelemaal niet zien. Toen wij de haven naderden en ons een weg kozen tusschen eer vloot van plezier- bootjes, werd mijn aandacht getrokken door een groot plakkaat aan het eind van het hoofd: „Koop uw diamanten en zilver te Amster dam bij Ik had vernomen, dat èn Volendam èn Mar ken plaatsen waren geworden, terend op toeris ten-bezoek, maar een dergelijke platheid had ik toch geenszins verwacht. Van dat oogenblik mocht ik het dorp niet meer; ook deed ik niets om de neerslachtige stemming te verdrijven, die zich van mij had meester gemaakt. We legden langs 'n botter aan en poogden aan wal te gaan. Ik zeg „poogden", want op dat oogenblik was de zeedijk zóó met toeristen opgepropt, dat plezierbooten genoodzaakt waren in volle zee te blijven liggen, onmachtig hun lading te los sen, omdat dit ongelukkige dorp géén staan plaats meer had. De hoofdstraat was zóó vol als „Bondstreet" op 'n zomerochtend in het hartje van het seizoen Duivels met camera's vielen de visschers aan, die op hun Zondagsch gekleed waren in zwarte, wijde zakbroeken en nauwsluitende buizen; zij duldden deze vervolging zonder ont stemming, hoewel er een alleronmerkbaarste geringschatting lag in den glimlach, waarmede zij berustten. En inderdaad, men kan hen amper laken een beetje ongeduldig te worden bij zulk een overval van hun woningen Nergens zag ik kinderen bedelen, nergens 'n man of 'n vrouw, die het den bezoeker lastig maakte". Nummero laatst Aan welk boek doet dit plaatje denken? Kom, je kent dien Franschen schrijver toch wel En nu stroomen de antwoorden naar post bus 8, Hilversum De hééle week tijdDan de oplossing (Zaterdag vóór Pinksteren) en de week daarna geven we den uitslag. Alle hens aan dek 't Wordt weer de tijd voor de vliegen en moeder kijkt al met 'n bedenkelijk gezicht naar de lampekap. Laten we dus 'ns probeeren dit toestelletje te maken dat wil trachten te voor komen, dat de vliegen de kap bederven Het bestaat uit 12 stukjes glas. Vier rechthoe kige stukken van 12 X 2 cM en vier van 8x2 cM. en vier kwadraten van 4x4 cM. 'n Schilder is wel zoo vriendelijk even die stukjes glas voor je te willen snijden uit 'n kapotte ruit. Nu je beste beentje voor en beschilder de glazen met bijv. bloem-motieven. Gebruik wa terverf. Verbindt nu de kwadraten aan de korte recht hoeken met gekleurde wol. De draden plak je met papiertjes op het glas vast. Zie maar on deraan op de teekening. Bevestig alle reepen aan een ring van ijzer- draad, welke je met gekleurde wol omwonden hebt. Het heele toestelletje hang je onder aan de lamp en je zult zien hoe de vliegen er liever op gaan zitten, dan op de kap, waardoor je erger dingen voorkomt Smart drukt zwaarder, naarmate zij klein moedig wordt gedragen. Uitslag volgenden Zaterdag. Deelname: uitstekend. s

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9