H
m
bfr
VAN GROOTE DADEN EN GROOTE
PERSONEN.
de natuur in.
B
ALLERLEI.
VOOR KNUTSELAARS.
ZATERDAG 27 MEI 1933
JOHANNES BRAHMS.
Over vogelnesten.
VAN 'N BOEKEN JOCHIE,
DAT PRESIDENT WERD!
„HET MAELE SCHIP!"
Admiraal Nelson.
fig
Op weg naar Trafalgar en naar den dood.
VOOR DE MEISJES.
WELK BOEK
'n TJieesspraatje.
HOE 'N ENGELSCHE
YOLENDAM ZAG.
PRIJSREBUS.
werd gisteren vóór honderd jaar te Hamburg
geboren. Z'n geboortehuis heeft iets weg van
'n Engelsch slagschip, uit den tijd van Nelson
1800). Z'n vader was muzikant. Het grootste
deel van z'n leven heeft hij in Weenen door
gebracht en daar is hij in 1897 gestorven.
Hij volgde het voetspoor van Beethoven en
heeft o.a. een Duitsch „requiem" geschreven.
Vooral om het volkslied weer in aanzien te
brengen gaf hij zich veel moeite. Hij was 'n
zeer gesloten natuur en 'n groot kindervriend.
Te Amsterdam en overal heeft de muzikale
wereld 's meesters geboorte-eeuwfeest onlangs
gevierd.
Hans Joachim, een Weensch dirigent, had
eens 'n diner gegeven ter eere van den grooten
toondichter. Het was een jaar vóór diens dood.
De dirigent noodigde de gasten uit het glas op
te heffen ter eere van den grooten musicus,
maar vóór hij diens naam kon uitspreken, viel
Brahm's hem in de rede, hief zijn glas hoog en
riep uit
„Juist zoo Ik drink op Mozart's gezondheid
(Mozart was een kunstbroeder van Brahms).
Er werd geklonken Brahms had wéér eens ge
toond hoe 'n hekel hij aan loftuitingen had i
Toen Johann Strauss Jr. de „Schonen, blauen
Donau"-wais bad getoonzet, zei de eenvoudige
Brahms, die zooveel hooger stond„Leider
nicht von mir", „Jammer genoeg niet van
mij
*r~
Het huis, waar Brahms vóór honderd jaar
iverd geboren, tijdens de Brahmsfeesten.
De groote kunst is niet om 'n vogelnest te
vinden, al zit dat soms ook op 'n erge lastige
plaats, b.v. in het hol van ,'n duinkonijntje! De
kunst is zoo'n schuilhoekje zóó voorzichtig te
behandelen en te observeeren, dat de bewoners
er hoegenaamd geen erg in hebben bespied te
worden. Lang niet makkelijk is ook het vin
den van nesten, die geen nesten zijn, zooals
het nest van 'n leeuwerik b.v., of dat van kie
viten, die allerlei kunstgrepen aanwenden als
„net doen of je gewond bent" of over grooten
afstand wegsluipen van het holletje om dan
plotseling op te vliegen enz. alles, om je aan
dacht van hun heiligdom maar af te leiden
'n Vogel, die erg aan zijn nest hecht, is wel
de zwaluw, hoe zou hij anders tegen de lente
weer naar zijn plekje van het vorige jaar
terugkeeren. Doch eksters en kraaien zijn óók
tamelijk hokvast en keeren voortdurend naar
hun „blokhut" terug tot het houden van een
kleine inspectie.
Het is bekend, dat de koekoek heelemaal geen
nest bouwt, hoewel hij tot de „boom-vogels"
moet worden gerekend. Toch hecht hij wèl
aan de plaats, waar hij gewoonlijk toeft en ver
dedigt deze tegen andere vogels, 'n Duitsche
vogelkundige heeft gemerkt, dat eenzelfde koe
koek twee en dertig jaar achtereen naar zijn
oude gebied terugkeerde.
De koekoek kiest voor haar kroost het nest
van andere vogels uit, roodborstjes, goudhaan
tjes, eksters, leeuweriken, nachtegalen, tot wel
ver over de honderd soorten toe!
„Hoe is dat mogelijk hoor ik Eric vragen
„het ei van zoo'n grooten vogel is toch zeker
niet berekend op zoo'n klein nestje als dat van
'n roodborstje of zoo 7"
Ho 'ns even, Eric! Dat ei is lang niet zoo
groot als jij schijnt te denken! Het is
niet grooter dan een spreeuweneitje, iets
grooter dus dan de bekende roode of witte
Paascheitjes!" Moeder koekoek legt haar ei op
den grond en draagt het in haar snavel naar
het nest van die vogelsoort, welke haar zelf
eens haar pleegouders leverde. Waarom dat
allemaal zoo is, ja, daar hebben knappe koppen
al heel wat inkt aan besteed, maar er achter
zijn ze nog niet! Uilen en haviken zijn óók niet
zoo bizonder op nestbouw gesteld. Ze kunnen
het wel net zoo goed als de rest, maar, weet
je, het is zooveel makkelijker het nest van 'n
anderen vogel in beslag te nemen en het gemak
dient nu eenmaalden vogel! 'n Soort van
valk heeft daar óók 'n handje van, of, liever,
'n pootje! Die neemt brutaal weg bezit van 'n
kraaiennest en, moet het zijn, dan kan óók
de eekhoorn haar helpen aan 'n woning. Hier
geldt het recht van den sterkste! De draaihals
is al geen.... veer beter! Die verjaagt de mees
jes van hun rechtmatig honk en verbetert z'n
leven maar niet, ook al hangen er nestkastjes
genoeg in den tuin. Patrijzen hebben een goed
oogje op het nest van den fazant, dat overigens
listig genoeg verborgen ligt en het omgekeerde
komt óók vaak genoeg voor, al snap je eigen
lijk nooit, hoe zoo'n fazant het patrijzenest ont
dekt. De patrijs toch dekt de eieren met blad
toe, wanneer zij het nest verlaat en haar veeren
vormen één kleur met de omgeving, wanneer
zij zit te broeden.
Woudduiven maken al heel weinig omslag
met huft nest; het wordt allesbehalve „onder
architectuur" gebouwd! 'n Paar twijgen door
elkaar gevlochten vinden deze fraaie vogels
al hecht genoeg om hun witte eieren en him
leelijke jongen te beschutten! Nee, dan de
ekster! Die bouwt zich 'n fort, 'n vesting, 'n on
neembare sterkte! Hij is de Vauban onder de
boschvogels! Vlechtwerk, doornige takken en
hard geworden brokken klei houden het heele
gevalletje stevig bijeen! Er is 'n kleine opening,
met behoedzaamheid gekozen en juist op 'n
plaats, waar je géén toegang verwachten zoudt!
Moeder ekster kan héél rustig zitten broeden!
Grond-broeders als fazanten, wilde eenden,
patrijzen enz. loopen natuurlijk altijd gevaar,
dat hun legsel wordt geroofd door wezels, kat
ten, slangen, ratten en hoe al die smulpieten
nog meer mogen heeten. Zij hebben het voor
deel, dat hun jongen véél flinker ter wereld
komen en eigenlijk de hulp der moeder niet
zoo dringend behoeven. De wilde eend heeft
soms 'n heel fraai nest; in den Gelderschen
Achterhoek vond ik er eens een, dat met dood
eikeblad was omzoomd, terwijl de verdere gar
neering uit zacht dons bestond.
Holen-broeders als ijsvogels, spechten e.d.,
hebben vaak wite eieren en het nest van den
arglistigen specht ligt al héél diep verborgen
in de holte van 'n vermolmden boom. Daar kun
je met je hand vast niet bij en dat is eigenlijk
maar goed ook. Nesten van den specht, die nog
in gebruik zijn, kun je gemakkelijk vaststellen
door het versche zaagsel, dat zich aan den voet
van den stam bevindt, 'n Andere holen-broeder
is de mees en de „notenkraker", deze laatste
sluit zijn grot in den boom af met 'n ring van
klei, die soms wel tien pond weegt!
De knapste nesten zijn de hangende nesten en
daarin heeft de karakiet het ver gebracht. Van
wol en mos "én grassprietjes en halmpjes weet
hij 'n waar kunststuk samen te stellen, mees
tal aan drie stengels bevestigd. Het ligt zóó
hoog, dat het wassende water er nog net niet
bij kan en tevens zoo laag, dat het beschut
ligt tegen felle windstooten. Jammer komt de
koekoek er nog wel eens den huiselijken vrede
verstoren, zijn jong dringt de kleine karakiet-
jes buiten het vernuftige weefsel en zij komen
ellendig om in het water.
James Abram Garfield (spr.gaa-field, de
g van „garjon"), werd op Sint Elisabeth's dag
Wanneer is dat, Ans Juist, 19 Nov. 1831
in een blokhut ergens héél achter in Ame
rika geboren. Toen hij nog maar 'n jóg was,
kwam zijn vader te sterven en toen moesten
zijn moeder en zijn elf-jarig broertje de heele
boerderij naloopen. Nou, je kunt makkelijker 'n
stelletje vormsommen maken, dan zooiets, dat
snap je
Aan schoolgaan deden ze daarginds niet al te
veel. Eiken winter 'n paar weken en dat was
al'n Tijdje bezocht James (dzjeemz) 'n inrich
ting, waar dagelijks onderwijs werd gegeven,
maar ook dit hield spoedig op. Je moet niet
denken, dat hij dit een pretje vond; het is
zelfs heelemaal niet prettig om gedwongen te
zijn als 'n uilskuiken door de wereld te gaan
Zestien jaar was hijjong, toen hij de
„farm" verliet, om de wijde wereld in te steve
nen. 'n Scheepskapitein nam hem in zijn lur
ven en zette hem van boord, waar hij gekomen
was om werk te zoeken, 'n Anderen kapitein
was schappelijker en nam hem als jongmaatje
in dienst, hetgeen zeggen wilveel oorvijgen,
weinig eten en nog minder drinken'n Aanval
van malaria-koorts dwong hem naar de farm
zijner moeder terug te keeren en gedurende die
ziekte rijpt in hem het plan alles op één te
zetten en zich 'n behoorlijk portie kennis eigen
te maken.
•Zekeren dag kon je James met z'n beste spul
len aan, 'n ketel en 'n theepot in d'n ransel,
naar stad zien vertrekken. Wat je niet zag, dat
was het briefje van vijf-en-twintig gulden, dat
z'n moeder hem meegaf voor z'n uitzet; méér
kon zij niet missen 'n Arme sloof nam hem in
haar huis voor 'n grijpstuiver per week.'
Het meubilair was niet direct in stijl, ergens
in 'n hoek lag 'n „shake-down" (kermisbed 1)
en wijders bevond zich in het vertrek zegge en
schrijve één stoel, die niet berekend was op 'n
vlakken vloer. Dat was de studeer-kamer van
James GarfieldKoken, bakken en braden deed
hij zelf en aan de tobbe weerde hij zich als de
beste wasch-ladyVóór hij zich naar school
begaf, ging hij wat zagen en schaven bij 'n
timmerman en hielp hij de boeren op het
land. Zóó slaagde hij erin de onkosten van
zijn studie te bestrijden.
In 1856 werd hij professor. In 1881 de
twintigste president der Vereenigde Staten 1
Drie maanden later schoot 'n onverlaat hem
neer, ergens op 'n station, 'n Reusachtig monu
ment werd tot zijn nagedachtenis opgericht.
„Het vliegende vaartuijg of de Nieuwe Post
en Rijs-Machine, uitgevonde door D. Schijf".
Zóó luidt het onderschrift van 'n ouë plaat,
die een groot, log schip voorstelt, 'n soort van
Rijn-aak met 'n hooge betimmering op het dek.
De spiegel of achterzijde toont drie ramen
en den naam „Volg Mij". Géén zeilen zijn te
bekennen.
Daan Schijf was inderdaad de uitvinder
(1743), Het schip zou door raderen worden
voortbewogen en die raderen weer door paar
den. Zoodoende was men onafhankelijk van
den wispelturigen wind! Een daad van veel
durf, die den ondernemingsgeest van Schijf
sierde.
De menschen hadden echter van deze nieuwig
heid niet terug. Wat drommel, 'n schip werd
geroeid, door 'n paard getrokken of door den
wind voortgedreven en voor de rest geen
nieuws. Zoo was het nu eenmaal altijd geweest
en ja, behoorde het te blijven ook. Dit schip
was 'n gek schip, 'n mal schip, „Hét Malle
Schip 1"
Daam Schijf liét zich door al dat gemopper
niet inschuchteren. Hij zette den scheepstim-
merbaas, Jan Bol, aan 't werk en ontving den
steun van eenige rijke Zaankanters. Het werd
hem lastig genoeg gemaaktSpot, schimp, hoon,
smaad, berijmd en onberijmd, vielen hem zeer
overvloediglijk ten deel.
Onverdroten zette de ondernemende uitvin
der door
De 20e Juni 1743 was de groote dag voor de
„Volg Mij". „Het Malle Schip" zou op dien
datum een proeftocht ondernemen' over de
Achterzaan. Duizenden waren saSmgekomen om
hun kinderlijke nieuwsgierigheid te toonen.
Aan schelden en kijven geen gebrek 1
Niettemin koos de ark het ruime sop. Reeds
binnen luttele minuten zat het vaartuig aan
den grond. De woedende menigte viel er op
aan, als op een prooi, sloeg het aan alle kan
ten kort en klein en Daan Schijf kon de Zaan
landen als 'n berooid man vaarwel zeggen!
De vader van den grootsten admiraal, dien
Engeland ooit gehad heeft, was 'n dominee.
Horatio had het ongeluk zijn moeder te verlie
zen, toen hij nog zeer jong was, negen jaar, en
daarom vond zijn vader het maar beter, dat
hij een kostschool ging bezoeken, waar men
meer gelegenheid had zich met den jongen te
bemoeien.
Eens, het was juist tegen de Kerstvacantie,
las de jongen in de courant dat zijn oom, ka
pitein Suckling, het commando over een oor
logsbodem van de Engelsche marine had aan
vaard. Hij verzocht ook aan boord te mogen
komen en kreeg van den stoeren zeerob het
volgende antwoord op zijn dringend verzoek:
„Wat heeft ons Horatio-manneke, dat stak
kerdje, toch uitgevoerd, dat hij nou óók nog
het zeegat uit moet? Doch laat het ventje maar
komen, hoor, en bij den eersten zeeslag, dien
we meemaken, zal 'n kanonskogel wel eens en
voor goed met hem afrekenen!!"
Na deze hartelijke uitnoodiging draalde Ho
ratio geen seconde langer en te Chatham werd
hij op twaalfjarigen leeftijd zeeman! Koerste
naar West-Indië als jongmaatjet kwam weer
terug bij zijn oom, werd twee jaar later boots
man onder 'n anderen kapitein en voer op een
schip, dat de Noordpool moest gaan ontdekken,
die Noordelijkste goal der aarde, waar nog nim
mer 'n sterveling zich had vertoond, 'n Pool-
Nelson stevent naar de Noordelijkste goal
der aarde.
reiziger van veertien jaar! Het had in die barre
gewesten maar weinig gescheeld, of 'n ijsbeer
had den jongen 'n kopje kleiner gemaakt; ter
wijl hij ook nog temidden van een kudde wal
russen verzeild raakte, die een gebrul aanhie
ven, dat het Nelson het merg in de botten
deed verstarren!
De Pool werd niet ontdekt en, zeker om 'n
beetje te herstellen van de kou, trok de knaap
mee naar Oost-Indië, maar zijn gezondheid liet
hem in den steek en er zat niets anders op dan
maar weer op Engeland aan te houden.
Als zeeofficier (1777) heeft Nelson heel wat
tochten ondernomen en hij doorkruiste zoowat
alle baaien en golven en zeeën der wereld. De
matrozen mochten hem graag lijden! Jong
maatjes moedigde hij aan als ze niet naar het
het topje van den mast durf dep te klimmen!
„Wedden wie het eerste boven is?" klonk het
dan! Wanneer ze mekaar dan in die hoogere
sferen tegenkwamen, maakte de kapitein Stee
vast 'n grapje en zei: „Als je je nou maar nooit
op den mouw laat spelden, dat het klimmen
naar hier eenige moeilijkheid of gevaar op
levert!"
Gedurende den Engelsch-Fransehen zeeoor
log werd Nelson uitgezonden met het Middel -
landsche-Zee-eskader onder commando van
Lord Hood. Bij deze gelegenheid kreeg hij, ten
gevolge van een kanonschot, 'n korreltje opge
waaid zand in zijn linkeroog. De doktoren van
die dagen zagen geen kans het oog te redden
en voortaan zou Nelson alléén op het licht van
zijn rechteroog zijn aangewezen. In den moord-
dadigen zeeslag bij kaap St. Vincent (1797)
oogstte hij grooten roem en zijn benoeming tot
admiraal was er wellicht het gevolg van.
Bij gelegenheid van den tocht naar Teneriffe,
den bekende krater op de Canarische eilanden,
overkwam hem een ongeluk, dat ernstiger had
kunnen afloopen. Dadelijk nadat hij aan land
gesprongen was, werd hij door een geweerko
gel in den elleboog getroffen. Hij viel, en greep
ongelukkigerwijze met zijn linkerhand in den
vlijmscherpen degen, een erfstuk van zijn
oom Suckling, dien hij zoo juist met de rech
ter uit de scheede had getrokken.- Een slagader
werd geraakt. Gelukkig schoot nog juist bij
tijds een wapenmakker toe, die door het af
binden van den arm met een zijden zakdoek
de ontzettende bloeding althans voor den eer
sten tijd wist te bezwichtigen. Dit redde Nel
son's leven.
Enkele maanden later zeilde de Engelsche
vloot naar Egypte, waar de Franschen zich in
een hachelijk avontuur hadden gestort. Napo
leon moest daar voor de Turken wijken met
zijn manschappen, die door dorst, vermoeiende
marschen in de gloeiende zandduinen, „sur les
dents" „bek-af" waren. Aan den kant van den
weg lagen zieken, die met zwakke stem ge
tuigden, dat zij niet door de zoo gevreesde
pest waren aangetast, doch slechts gewond,
maar niemand geloofde hen. Napoleon zorgde,
dat hij gauw weer in Frankrijk kwam, gebruik
makende van de omstandigheid, dat de Engel-
Een vertrouwelijk onderhoud met 'n
ijsbeer
sche vloot op Cyprus water haalde. Het was
net op het nippertje, want kort daarna tastten
de Engelschen hun vijanden aan en vernietigden
bij Alexandrië vijftien Fransche oorlogssche
pen. Nelson werd boven zijn gezonde oog ge
wond, maar hij wou er niet van hooren naar
het hospitaal te gaan. „Ik vecht mee met die
dappere kerels" klonk zijn fiere antwoord.
Hij herstelde rap van deze kwetsuur, verkreeg
den titel „Baron Nelson of the Nile" en een
jaargeld van 24.000.
In 1801 streden de Engelsche strijdkrachten
tegen de Denen. Admiraal Parker gaf toen or
ders het gevecht te staken en terug te trek
ken. Nelson kreeg dit bericht van zijn luite
nant voor de signalen. Hij plaatste zijn kijker
voor z'n blinde oog en antwoordde: „Ik zie
heelemaal geen signaal van dien aard! Hand
haaf dus het mijne van doorvechten en flink
ook. Ik heb maar één oog tot mijn beschikking
en ik heb dus wel het recht zoo nu en dan eens
blind te zijn!" Achttien Deensche schepen wer
den veroverd en Nelson kreeg als premie voor
zijn ongehoorzaamheid den titel van burggraaf
(viscount).
Inmiddels hadden zich in de Middellandsche
Zee de Fransch-Spaansche eskaders vereenigd.
De Franschen stonden onder Villeneuve. Nel
son verliet met de Engelsche vloot Portsmouth,
uitgeleid door 't gejubel der menigte. Den 21en
October 1805 vond de gedenkwaardige slag bij
Trafalgar plaats, in de buurt van Gibraltar ge
legen. Te voren had de admiraal een order tot
zijn mannen gericht, waar o.m. de bekende
woorden in voorkwamen:
„Engeland verwacht, dat ieder zijn plicht zal
doen. Wanneer de kapiteins door rook of smook
de signaalvlaggen niet kunnen zien, dan weten
zij met zekerheid, waar zij zich altoos over
eenkomstig mijn bevelen kunnen plaatsen:
vlak naast een vijandelijk oorlogsschip!"
Nauwelijks was de strijd begonnen, of Nelson
werd op zeer korten afstand geraakt onder de
epaulet (schouderoplegsel bij de militairen) van
zijn linker schouder.
„They have done for me, my backbone is
shot throuyh" zeide hij.
„Het is gedaan met mij, m'n ruggegraat is
doorschoten."
Zijn laatste woorden waren: „God zij dank,
ik heb mijn plicht gedaan!"
Met buitengemeene eerbewijzen werd het
stoffelijk overschot van den Engelschen de
Ruijter een nationale begrafenis bereid, in
„Saint Paul's cathedral" te Londen. Naast hem
zou de hertog van Wellington komen te rusten,
de held van Waterloo, dien Nelson slechts ééns
in zijn leven ontmoette.
Het Nelson-monument op het Trafalgar-plein
te Londen houdt de herinnering levendig aan
den befaamden zeeheld, wiens slagschip van
Trafalgar door de Regeering als een relikwie
wordt bewaard.
Over den zeemansstand in de Gouden Eeuw
schreef een Engelschman als volgt:
Zeelieden zijn er in Holland zoo veel als bij
ons bedelaars. Het is 'n ruw slag van menschen,
drinken en vloeken kunnen zij vreeselijk, maar
als het op „handelen" aankomt, is één scheeps
bemanning van zulke knapen méér dan een
millioen van onze matrozen. Want hoe wild en
woest zij zijn, zij werken en zwoegen onver
moeid voort, terwijl ons zeevolk liever leeg
loopt en in armoede stilzit, en als kool, die des
winters op het veld is gelaten, in luiheid ver
gaat. Geen vrouw, of zij kan den riem hantee-
ren, een boot sturen, een mast stellen, een zeil
spannen en in het ruwste weer overzetten.
„Eeuwigdurende gevangenschap en verbeurte
van al uw goederen" luidde het vonnis, dat
aan Hugo de Groot werd meegedeeld. Het slot
Loevestein werd hem en zijn lotgenoot Hoger-
beets tot kerker aangewezen en 1.20 daags zou
daar voor hun onderhoud worden besteed.
Maria van Reigersbergh, de vrouw van de Groot,
mocht hem aldaar gezelschap houden. Zij was
een burgemeestersdochter en moest zelf de
handen in de tobbe steken, omdat de slotvoogd,
gekrenkt door haar hooghartigheid, haar geen
waschvrouw gunde.
Toen het gelukte de Groot in een boekenkist
te laten ontsnappen, werd Maria 'npaar dagen
gevangen gehouden, maar zonder eenige be
straffing ontslagen.
De pastoor van Helvoet, Hendrik Boogaard,
was, ook na de inneming van Den Briel door
de Geuzen (1 April 1572), in weerwil van het
gevaar dat hij liep, in zijn parochie gebleven,
om er bij het Paaschfeest den kerkdienst waar
te nemen. Op den Paaschdag zeiven overvielen
de Geuzen zijn dorp, namen hem gevangen en
voerden hem naar Den Briel. Daar poogde hem
Lumey door belofte en bedreiging tot afval te
bewegen en gaf hem, toen dit alles tevergeefsch
bleek te zijn, aan zijn volgelingen over om
gehangen te worden. Men verhaalt, dat aan het
ophangen de baldadigste verminking vooraf is
gegaan en dat zelfs het lijk nog mishandeld is
geworden.
Omtrent den Geuzen-hoofdman Lumey, dien
men ooit wel als 'n soort ridder hoort prijzen,
oordeelt de geschiedenis-professor R. Fruin als
volgt:
Hy was een Duitsch rijksvorst en was by de
mindere menschen zeer gezien. Hij kende geen
anderen godsdienst dan haat tegen de „papen".
Onverdeelde verachting is het, wat hij van
iederen Nederlander verdient; het goede, dat
hij teweeg heeft gebracht, mag hem niet wor
den toegerekend. Hij stierf in Mei 1578 aan een
wond, die niet behoorlijk verpleegd was ge
worden.
Gedurende het beleg van Leiden was de nood
onder de bevolking hoog gestegen. Gelukkig had
men nog een aantal beesten, koeien, paarden
en klein vee, en gelegenheid om die onder de
stadsmuren te weiden. Voor hun veiligheid
werd goede zorg gedragen en slechts enkele zijn
in al die weken door den vijand buit gemaakt.
Omringd van hongerigen, die om brood rie
pen of om overgaaf der stad, antwoordde bur
gemeester v. d. Werff:
„Mijn eed mag ik niet breken, maar kan
mijn lichaam u dienen, snijdt het aan stuk
ken en deelt het met elkander."
De moorddadige koperkop-slang houdt zich
bij voorkeur in moerassen op. De dichter Bret
Harte schrijft daarvan:
„Er is vrede in den poel, waar de koperkop
[slaapt
Waar de wateren stilstaan, de damp kruipt,
Waar de geur van magnolia dik in de lucht
[hangt
En de leliën rijzen als in een droom.
Daar is vrede in den poel, ofschoon de rust
[die des dood is
Ofschoon de damp vergif is, de boomen
[wasemen,
Ofschoon geen echo ontwaakt bij het roepen
[der duiven
Er is vrede, ja, de vrede, dien de koperkop
[bemint.
De meeste slangen zijn niet giftig, maar ze
kunnen daarom toch nog wel woedend wor
den Veel natuurkenners houden een slang
op hun kamer, waar het dier zich meestal achter
stapels boeken verschuilt. Zoo nu en dan komt
het eens even om 'n hoekje gluren Wat dierlijk
voedsel en 'n scheutje melk of water is al ge
noeg om het dier in leven te houden.
Haast alle slangen ruimen goed op onder
rotten en muizen. Men kweekt de dieren tegen
woordig wel om uit hun huid schoentjes, tasch-
jes en dames-snuisterijtjes te maken. Hun
vleesch is voor de voeding van geen beteekenis
en hun geraamte heeft geen verdere handels
waarde.
Dat zou je niet zeggen, Afra, wanneer je
achter je kopje thee zit, dat dit vocht aan
vankelijk gebruikt werdals 'n drankje,
als medicijnEn toch is het zooPas in de
achtste eeuw maakten de Japaneezen, de oud
ste thee-isten er 'n salondrank van en dat heeft
zich gehandhaafd tot op dezen dag„Een
mensch zonder thee in zich" is daarginder
iemand, dien wij 'n saaien knul zouden noe
men en iemand „met te veel thee op", nou, die
weet in zijn lever geen maat te houden, en
dat kan tot veel ellende leiden. Nu jij je kopje
al half leeg hebt, heb je „thee in je gestel" en
dat is 'n hoog compliment in Japan.
De bruine drank is van het Oosten gedu
rende de jaren der belangrijkste aardrijks-
kunde-ontdekkingen naar het Westen gekomen
en in 1610 moet de Oost-Indische Compagnie
het verkwikkelijke vocht aan Europa hebben
voorgesteld. Het zijn dus de Hollanders, wien
de dank toekomt wegens het gewichtig aan
deel, dat zij in de „five o' clock-tea", de na
middagthee hebben genomen. „Die voortreffe
lijke en door alle doktoren aanbevolen Chi-
neesche drank, door de Gelen „Tcha" ge
noemd en door andere volken Teei" roemde
'n Engelschman omtrent 1650. De Engelschen
zijn reuzeliefhebbers van thee gebleven, on
danks de lasterpraatjes van Saville, die nog in
1756 het theedrinken een onsmalfelijke ge
woonte noemde en van Jonas Hanway, die met
algeheel verlies van schoonheid zoo voor de
heeren als de dames der schepping dreigde,
wanneer het thee-genot verder ingang zou vin
den Vooreerst was daar wel weinig kans op,
want de mindere man kon nu eenmaal géén
gouden tientje voor 'n pond uitleggen, en
zoo bleef voorloopig het bruine vocht beperkt
tot de tafels der meer met aardsche goederen
bedeeldenOnverdeeld plezier heeft Albion
van het smakelijk drankje niet beleefd. Toen
de aan Engeland onderhoorige kolonisten te
Boston de kisten in het water kantelden, om
dat zij de hooge belasting op thee niet meer
verkozen te betalen, zonder een woordje in
het bestuur te mogen meespreken, werd dit het
sein tot een oorlog, die voor het moederland
met het verlies van Amerika eindigde
Men heeft thee op verschillende manieren
toebereid. Eerst gekookt, toen geslagen, thans
getrokken. Gekookte thee werd als koek in den
handel gebracht; de geslagen thee als poeder
en de blad-thee om te trekken. Men heeft er
sinaasappelenschillen aan toegevoegd, uien,
gember, zout en wat niet al en in Rusland heb
ik vorigen zomer menig glaasje „tsjei' ver
schalkt, gegarneerd met een schijfje citroen.
Sven Hedin heeft ons bericht over de wijze,
waarop de menschen in Thibet thee zetten
wanneer ik daaraan, vóór mijn kopje gezeten,
maar 'n oogenblik denk, lust ik het niet meer.
De Japanneezen drinken thee met veel ce
remonies. Men zou van 'n theeistische liturgie
kunnen spreken. Hun theekamer heet „Soekija"
„Woning der Verbeelding", een hutje met en
kele vertrekjes, op vijf personen in het geheel
berekend. Er is plaats voor 'n keukentje en
'n portaaltje, een en ander met verfijnden
smaak getimmerd„een goede theekamer is
duurder dan een gewoon huis 1" In den eigen
lijken salon heerscht 'n plechtige stilte, slechts
onderbroken door het weemoedige wijsje, dat
de waterketel, met losse reepjes ijzer op den
bodem, doet hooren. Er heerscht een pijnlijke
zindelijkheid, gelijk zulk een heiligdom voegt.
Zoo mogelijk wordt het vertrek gesierd met le
vende bloemen, kunstzinnig geschikt, zooals
de Japannees dat zoo uitnemend verstaat. In
deze omgeving voltrekt zich tusschen de neer
gehurkte gasten de ceremonie van het thee
drinken
„Doodsch?" 'sLands wijs, 's lands eer!" Wij,
Westerlingen, kunnen dat toch niet verstaan!
Het volgende vertalen wij uit het boek
„Windmills and Waterways" door de Engelsche
toeriste Laurence Irving geschreven, die ons
land heeft bezocht
„Ik was nieuwsgierig dit wijd-befaamde („far-
famed") dorp te zien: een woud van masten
met veelvervige kerels op den adem van den
wind en loopend over de kaden van de haven.
Iedereen heeft van Volendam gehoord maar
men moet het gezien hebben om het te geloo-
ven, of, nog beter, men moet het heelemaal
niet zien. Toen wij de haven naderden en ons
een weg kozen tusschen eer vloot van plezier-
bootjes, werd mijn aandacht getrokken door
een groot plakkaat aan het eind van het hoofd:
„Koop uw diamanten en zilver te Amster
dam bij
Ik had vernomen, dat èn Volendam èn Mar
ken plaatsen waren geworden, terend op toeris
ten-bezoek, maar een dergelijke platheid had
ik toch geenszins verwacht. Van dat oogenblik
mocht ik het dorp niet meer; ook deed ik niets
om de neerslachtige stemming te verdrijven, die
zich van mij had meester gemaakt. We legden
langs 'n botter aan en poogden aan wal te gaan.
Ik zeg „poogden", want op dat oogenblik was
de zeedijk zóó met toeristen opgepropt, dat
plezierbooten genoodzaakt waren in volle zee
te blijven liggen, onmachtig hun lading te los
sen, omdat dit ongelukkige dorp géén staan
plaats meer had. De hoofdstraat was zóó vol
als „Bondstreet" op 'n zomerochtend in het
hartje van het seizoen
Duivels met camera's vielen de visschers
aan, die op hun Zondagsch gekleed waren in
zwarte, wijde zakbroeken en nauwsluitende
buizen; zij duldden deze vervolging zonder ont
stemming, hoewel er een alleronmerkbaarste
geringschatting lag in den glimlach, waarmede
zij berustten. En inderdaad, men kan hen amper
laken een beetje ongeduldig te worden bij zulk
een overval van hun woningen Nergens zag ik
kinderen bedelen, nergens 'n man of 'n vrouw,
die het den bezoeker lastig maakte".
Nummero laatst
Aan welk boek doet dit plaatje denken? Kom,
je kent dien Franschen schrijver toch wel
En nu stroomen de antwoorden naar post
bus 8, Hilversum De hééle week tijdDan de
oplossing (Zaterdag vóór Pinksteren) en de
week daarna geven we den uitslag.
Alle hens aan dek
't Wordt weer de tijd voor de vliegen en
moeder kijkt al met 'n bedenkelijk gezicht naar
de lampekap. Laten we dus 'ns probeeren dit
toestelletje te maken dat wil trachten te voor
komen, dat de vliegen de kap bederven
Het bestaat uit 12 stukjes glas. Vier rechthoe
kige stukken van 12 X 2 cM en vier van
8x2 cM. en vier kwadraten van 4x4 cM.
'n Schilder is wel zoo vriendelijk even die
stukjes glas voor je te willen snijden uit 'n
kapotte ruit.
Nu je beste beentje voor en beschilder de
glazen met bijv. bloem-motieven. Gebruik wa
terverf.
Verbindt nu de kwadraten aan de korte recht
hoeken met gekleurde wol. De draden plak je
met papiertjes op het glas vast. Zie maar on
deraan op de teekening.
Bevestig alle reepen aan een ring van ijzer-
draad, welke je met gekleurde wol omwonden
hebt.
Het heele toestelletje hang je onder aan de
lamp en je zult zien hoe de vliegen er liever
op gaan zitten, dan op de kap, waardoor je
erger dingen voorkomt
Smart drukt zwaarder, naarmate zij klein
moedig wordt gedragen.
Uitslag volgenden Zaterdag.
Deelname: uitstekend.
s