foltr1 DE VULPENHOUDER. ADA. HET PAASCHCADEAU. DE BEDELAAR. TWEE VERZAMELAARS WOENSDAG 31 MEI 1933 HHHHflflRBR HET VALLENDE PORTRET. vm? 1 O— De expresse donderde over de brug, die de Grand River overspant. De drie heeren, die het zich in een eertste klas coupé gemakkelijk ge maakt hadden, keken elkaar even aan. „Hulde aan onze ingenieurs!" mompelde de oudste van het drietal. „Hulde aan de passagiers, die zich aan dit vliegende monster toevertrouwen!" vond de jongeman, die tot dusver zijn medereizigers geërgerd had met zijn stilzwijgendheid. „Ik zal blij zijn als we vanavond heelhuids in New-City belanden!" „Er zal ons niets overkomen!" verzekerde 't heertje van onbestemden leeftijd, dat wegge doken zat in zijn hoekje, „en u kunt me ge- looven, 'k ben in sommige gevallen helder ziend. Nee, u behoeft me niet uit te lachen! Hebt u nooit gehoord van Fringham, den ju welier uit New-City, die beroemd is om de in- tuitie, waarmee hij aanvoelt, welke histories verbonden zijn aan de sieraden, welke hij in handen krijgt? Welnu, dat ben ik!" „Hoogst aangenaam, mijn naam is Johnson", zeide jongeman eerbiedig. „Cleveland" boog de oudere heer. „Misschien mag 'k met een proefje de waar heid van m'n bewering bewijzen? Als u een voorwerp wilt geven, waaraan een geschiede nis verbonden is...." „Kan dit dienst doen?" vroeg Johnson, 'n vulpenhouder overhandigend. Fringham uitte een scherpen kreet, bevend nam hij de vulpen aan. „Zoo'n prachtig exemplaar heb 'k nog nooit gezien" trachtte hij z'n zenuwachtigheid te ver klaren, „ivoor met goud ingelegd!" „Maar nu de historie van m'n kostbaar be zit! Mr. Fringham, wees uw roem waardig!" De juwelier sloot de oogenzijn gezicht was vreemd vertrokken toen hij begon: ,,'k Zie een eenzaam huis.... daar is een man, die uit- heemsche sieraden verzamelt, hij bezit ook een prachtige ivoren vulpenhouder. Er gebeurt iets vreeselijks: de kostbaarheden worden gestolen en de eigenaar ligt vermoord voor de brand kast! De politie vindt noch de daders, noch de juweelen, maar de tuinman ontdekt de ivoren vulpen tusschen de hangplanten, in de steenen vaas van 't bordes. De dief heeft hem daarin geworpen omdat hij begrijpt, dat zoo'n vreemd voorwerp hem zou kunnen verraden! De erf genamen willen de vulpen niet behouden, hij wordt verkocht.... aan u!" Onder 't spreken scheen Fringham z'n kalmte herwonnen te hebben, hij opende de oogen en keek glimlachend rond. „Dank u!" zei Johnson laconiek, „deze ge schiedenis doet me denken aan den moord, die eenige weken geleden gepleegd werd op mr. Sturley, die in 'n landhuis bij de Rockey Mountains woonde. Daar werden ook uitheem' sche sieraden gestolen! Ik ben benieuwd, of mijn stukje ivoor werkelijk van dien stumper afkomstig is!" Fringham begon met zenuwachtige drukte "n gesprek over helderziendheid. Zijn medepassagiers luisterden geïnteresseerd en, toen de express in Rivertown stopte, stond Johnson met zichtbare spijt op. „Neem me niet kwalijk dat 'k wegloop, 'k had met 'n ouden vriend, die hier woont, afgespro ken hem tijdens het kwartier oponthoud te ont moeten...." „Idioot, dat 'n expresse vijftien minuten blijft staan" moppfrde Fringham. „We wachten op de wagens uit Bingstun, die aangehaakt moeten worden" verklaarde Cle veland, verbaasd over de achterdochtige blik ken, waarmee hij den medereiziger Johnson nakeer. Tien minuten later begreep hij, waaruit Fringham's onrust was voortgekomen.... Met 'n revolver in de hand stond Johnson plot seling voor de coupé-deur. „Hands up, Fringham!" De aangesprokene werd lijkbleekCle veland zag met ontzetting, hoe de twee heeren die Johnson vergezelden, Fringham vastgre pen, boeiden en meevoerden Zoodra 't drietal op het perron stond, zette de expresse zich in beweging. „Een minuut vertraging, dat is niet te veel voor de ontmaskering van 'n schurk!!" glim lachte Johnson „U zult wel brandend nieuws gierig zijn naar de oplossing van dit drama. Mag ik me eerst even voorstellen: Johnson, alias Strata, inspecteur van politie. Ik was belast met 't onderzoek in de moordzaak Sturley. Om allerlei redenen verdachtten wij Fringham, maar 't leek onmogelijk afdoende bewijzen te vinden. Ik heb dagen zoekgebracht met gege vens te verzamelen omtrent z'n levenswijze, eigenaardigheden, enz. Toen ontdekte ik dat hij al meerdere malen betrokken was in zaken, die niet pluis waren. Ik ontdekte tevens z'n zwak ka punt: 'n neiging met kinderlijke bluf de helderziende te spelen! Dit werd z'n ongeluk Toen ik uitgevischt had, dat hij vandaag naar New-City wilde vertrekken, besloot ik hem ge zelschap te houden. Ik hoopte dat hij via 'n gesprek over clair-voyance zichzelf in de val zou praten. Dank zij m'n ivoren vulpen is dit gelukt!" „Maar ik begrijp niet...." begon Cleveland ,,'t Is doodeenvoudig", 'n Jaar geleden loste lk voor dien armen Sturley 'n moeilijk zaakj op. Hij gaf me als extra bewijs van z'n dank baarheid 'n copie van z'n kostbare ivoren vul pen, die ik zoo bewonderde. Nu wilde ik eens zien, of Fringham zou schrikken, als hij 't ding onder z'n oogen kreeg. Hij zou natuurlijk denken, dat dit het origineele exemplaar was, niemand kon vermoeden, dat er een tweede van bestond!! Dat hij dit prachtige verhaal opdisch te, was boven alle verwachting, wantik wist, dat Sturley's vulpen niet gevonden was Ik vroeg in River-town 'n ijlgesprek met de villa bij Rockey Mountains. Ik kreeg den huis knecht aan de telefoon, en stuurde hem naar de vaas op het bordes en binnen twee minuten kwam hij opgewonden terug aan 't toestel „Mijnheer, de vulpen lag werkelijk tusschen de planten". Toen wist 'k genoeg! Ik lichtte de po litie in, en 't gevolg hebt u gezien". ,,'t Is.... 't iswilde Cleveland bewon deren. „Voor 'n groot deel bof!" vulde Strats aan maar z'n glimlach was daarom niet minder triomfantelijk. J. Dg (.NADRUK VERBODEN.) „Mijn vrouw en ik", zeide Poelberg, „hebben besloten, voorloopig niet tot een levensverze kering over te gaan. In deze moeilijke tijden zijn wij wel verplicht, meer aan het heden dan aan de toekomst te denken". Busman, de verzekeringsagent, knikte afwe zig. Hij luisterde slechts met een half oor naar de argumenten, die Poelberg ontwikkelde. Zijn oogen, waarin angst blonk, werden met de mag netische kracht getrokken naar het portret in de breede kostbare lijst, dat tegenover hem aan den wand hing. Een driedubbel-doorge fourneerde ezel was hij Waarom kon hij nooit zijn nieuwsgierige handen thuishouden, wan neer hij iets in het oog kreeg, wat kostbaar en antiek scheen Toen hij zoo straks een oogen blikje alleen gelaten werd in deze kamer, met de boodschap, dat de Poelbergs dadelijk zou den komen, was terstond zijn aandacht geval len op het portret van den heer des huizes. Het portret op zichzelf van het doodgewone nuchtere mannetje liet hem volkomen koud. Maar de lijst! Een meesterstukje van antieke houtbewerkingskunstHet dateerde van min stens anderhalve eeuw geleden Busmans vingers hadden getinteld van ver langen om het kostbare stuk in handen te ne men. Zoodra hij zich in de kamer alleen wist, kon hij zijn lust niet langer bedwingen. Voor zichtig had hij het portret van den muur ge nomen en de lijst aandachtig bekeken met het enthousiaste oog van den kenner. Toen hoorde hij stappen in de gang Met een beweging van schrik had hij het portret weer op zijn plaats teruggebracht. Het hing er nog maar juist, en Busman had amper tijd gehad zich om te wenden, toen de deur openging en het echtpaar Poelberg binnentrad. Doch, terwijl men zich aan tafel nederzette om mét de besprekingen aan te vangen, over viel den verzekeringsafent plots de verlammen de twijfel, of hij het kostbare stuk wel goed aan den muur had bevestigd. Hing het wel aan het stevige koperdraad, dat voor het torsen der zware lijst was bestemd Had hij Busman het niet inderhaast op gehangen aan het dunne zijden snoertje, dat, met onbekende bestemming, boven het koper draad gespannen was De lijst was Busman had het met eigen handen gevoeld buitengewoon zwaar; 'als er werkelijk een vergissing bij het ophangen had plaats gehad, kon het niet anders, of binnen enkele minuten moest het dunne zijden snoer tje doorbreken en zou het kostbare stuk op den grond te pletter vallen. Dit was de reden, waarom Busman niet zijn volle aandacht vermocht te concentreeren op de verzekeringszaken. Zou hij Poelbergs aandacht vestigen op het mogelijk dreigende gevaar Maar daardoor ver speelde hij onherroepelijk zijn kansen op het afsluiten van den post. Want de meeste men sehen houden er niet van, dat verzekerings agenten hun portretlij sten van den wand ne men om ze te bekijken Misschien ook was zijn vrees ongemotiveerd; had hij het schilderij wél goed opgehangen en liep alles nog goed af Met kracht dwong Busman zich tot zelfbe- heersching. Kalm en zakelijk begon hij uiteen te zetten, dat de nijpende verplichtingen van het heden ons niet mogen ontheffen van de zorg voor de toekomst. Wie kon weten, welke droeve verrassingen de dag van morgen bren gen zou Mocht een goed huisvader het risico voor die mogelijke verrassingen op"de zwakke schouders van zijn vrouw en kinderen laden Mevrouw Poelberg, die de „zwakke schou ders" een heel mooi argument vond, keek haar echtgenoot twijfelend aan. Doch deze schudde het hoofd. „Nonsens. Ik ben gelukkig goed gezond. Naar alle verwachting Busmans aandacht werd weder met magne tische kracht tot het portret getrokken. Ver beeldde hij 't zich, of was 't inderdaad waar, dat het lichtelijk bewoog Zijn twijfel duurde slechts kort. Want nau welijks een seconde later klonk een harde slag. Meneer Poelbergs conterfeitsel was van den wand gevallen. De prachtige, kostbare lijst lag in stukken op den grond. Busman kon een luiden kreet van schrik niet inhouden. Nu was alles verloren De Poelbergs hadden hem zoo straks, toen ze de kamer binnentraden, bij den wand zien staan. Natuurlijk zouden ze begrijpen, dat de verzekeringsagent het portret in de hand had genomen om het beter te kunnen bezichtigen. De verzekeringrpost was verkeken en boven dien zou hij nog een fHnke schadevergoeding moeten betalen „Ikstamelde hij onthutst. De Poelbergs keken hem aan. Hun oogen vertolkten een gemoedsbeweging, die bijna dier lijk scheen. Lieve deugdWaren die menschen zóózeer aan de portretlijst gehecht 't Leek Busman, alsof het tweetal zich op hem zou werpen. In stinctmatig zocht hij een goed heenkomen. „Ikstamelde hij nogmaals, terwijl hij naar zijn hoed greep. Maar mevrouw Poelberg hield hem terug. „Ga nu niet heen, meneer Busman" smeekte zij. „Het vallen van dat portret heeft immers niets te beteekenenLaten we nog eens over de levensverzekering pratenUw argumenten hebben een diepen indruk op ons gemaakt, nietwaar Arthur Poelberg, die nog altijd doodsbleek zag, viel zijn vrouw bij. „U hebt ons volkomen overtuigd, meneer Busman. Wij zien nu duidelijk in, dat we ver plicht zijn voor de toekomst te zorgen. Wat denkt U; een polis van 20.000 gulden?" Busman staarde de Poelbergs verdwaasd aan. „Kom, ga zitten drong de heer des huizes vriendelijk aan. „Een sigaartje En voelt U misschien iets voor een glas goede, oude port?" 't Werd Busman nu werkelijk angstig te moede. Waren die menschen plotseling krank zinnig geworden, of hielden ze hem voor den gek Maar opeens ging hem een licht op De Poelbergs waren bijgeloovigDe plotse linge val van het portret leek hun een voor teeken, dat Poelberg spoedig zou sterven. En zij vonden het opeens noodig, een levens verzekering aan te gaan J. D. [NADRUK VERBODEN.] Er was eens een klein meisje, dat Ada heette. Toen zij 3 jaar oud was, en al heel aardig spe- dc-n en praten kon, kwamen h'aar vader en moeder om bij een ontploffing in de fabriek, waar zij werkzaam waren. Ada begreep er niets van. Zij werd alleen ongeduldig, toen 's avond niemand kwam, om het eten klaar te maken en was bang, toen het donker werd. 's Avonds laat kwam toen de buurvrouw Dij haar. Ze riep Ada, die heel stil en bang in vaders grooten stoel zat, bij zich en droeg haar naar haar eigen huis. De volgende da gen kwamen er veel vreemde menschen, die Ada bekeken. De vrouwen huilden een beetje en stopten haar lekkers in de hand. Dat be viel Ada wel. Maar na eenige dagen kwam er een vrouw, met een zwarten wijden mantel en een witten kap, die Ada van haar ouder lijk huis wilde weghalen. Ada huilde en wilde niet scheiden van haar buurvrouw en haar speelkameraadjes. Maar de zwarte dame werd ongeduldig en Ada moest mee. Sedert dien dag werd zij boos en stil. In het weeshuis vond ze veel makkertjes. Het waren meest stille en vredelievende kin- dern. De groote hielpen in de huishouding, de klsintjes mochten spelen. Ada kon het goed met de kinderen vinden, omdat zij de aanvoer ster bij het kattenkwaad werd. Al gauw zette zij de grootere jongens er toe aan de muren te bekladden of spijkers in de tafels te slaan, menige ruit werd door haar opruien gebro ken en menig beker ging door haar schuld in scherven. Kwam dan de zuster, en bromde ze. dan genoot Ada. Zij haatte de zusters en deed ze graag verdriet. Men bemerkte al gauw, dat zij de schuld was van alle onrust, maar iedere straf maakte haar haat nog feller, vriende lijkheid verergerde den toestand. De zusters, zacht van nature, waren radeloos. Zij bedierf ook veel anderen, en de zusters schrokken dikwijls van den woedenden blik, die uit haar oogen straalde. Ook toen zij op school kwam, werd het niet anders. Zij had gemakkelijk kunnen leeren. Maar trotsch hield zij haar hoofdje in de hoogte en liet nooit merken of ze iets of niets be greep. Toen Ada acht jaar oud was en de kinderen onder toezicht van zuster Rosa, het was de zelfde, die Ada in het weeshuis had ge bracht op straat gingen, ontmoetten zij een vrouw. Zij begroette de zuster en na een oogen- blik keek ze de rij langs en riep plotseling: „Ada, ken je me nog? Wat ben je groot ge worden!" Ada keek de vrouw aan, haar oogen werden groot en verschrikt. Slechts één woord riep ze uit; „mama!" en vloog de vrouw in de armen. „Och, neen", zei de vrouw, „je moe der ben ik niet." En zich weer tot de zuster wendend ver volgde ze: „Toentertijd, toen haar ouders ge storven waren, heb ik haar een paar dagen bij mij in huis gehad. Dat maakt schijnbaar veel indruk op zoo'n kindje", en zich naar Ada over- buigend: „Vaarwel Ada". En ze draaide zich om, om weg te gaan. Ook de rij kinderen liep door. Ada had slechts oogen voor de weggaan de vrouw. Hoe was dat toch ook? Iets uit vroeger tijd lang, lang geleden, iets moois, een vage her innering, iets eetbaars, iets om te spelen, iets dat ze niet had vergeten en toch wist ze het niet meer. „Mama" zei men tegen een vrouw, die goed was. Het moest mama geweest zijn. zeker, het was mama; zij moest haar nog eens zien. Mama had haar niet herkend, het was ook zoo lang geleden, zij had haar vergeten Ada liep plotseling uit de rij het plein over achter de vrouw aan. De wielen van een auto gingen over haar kleine lichaampje. Toen Ada met vreeselijke pijn weer wakker werd, stond zuster Rosa naast haar bed. Zoo dra zij zag, dat de kleine zich bewoog, vulde haar oogen zich met tranen. „Waarom huilt U?" vroeg Ada met afwezige stem. „Uit vreugde, dat je weer bij ons mag blijven, Ada", antwoordde de zuster. „Uit vreugde?" herhaalde het kindermondje en" in haar stem klonk iets van twijfel en ge luk. Toen draaide Ada zich om en zweeg. De zuster stond heel stil voor het raam. De kamer was schemerdonker. Zij merkte niet, dat uit de oogen van het kleintje tranen vloei- den.a Het waren de eerste tranen, die Ada in dit huis vergoot. Het bleven ook de laatste. Toen zuster Rosa den volgenden morgen met een frisch boeketje bloemen in de kamer kwam, had de ziel het kinderlichaampje verlaten, en de nacht had de tranen doen opdrogen. De oogen waren ge sloten, op het voorhoofdje en om de samen geperste lippen lag weer de oude trotsche trek. Alleen om de mondhoeken was een nauw merkbaar lachje te zien. (NADRUK VERBODEN.) Probleem. Een kleine jongen stond op straat te huilen. Een oude heer kwam medelijdend naar hem toe en vroeg: „Waarom huil je zoo, ventje?" „M'n vader heeft m'n moeder voor een dom me gans uitgemaakt." „En verder?" „En m'n moeder heeft m'n vader voor ouden ezel gescholden." „En moet je daarom nu zoo huilen?" „Ja. mijnbeer, want ik vraag me af, wat ben ik nu "'P '"kv Zeg ventje, wil jij deze doos even voor mij wegbrengen'? Gewoon afgeven maar je hoeft er niets bij te zeggen. Als je 't doet, krijg je voor de moeite een kwartje." Jan Willems keek begeerig naar het lokken de geldstuk, en stak allebei zijn handen uit, om pakje en kwartje in ontvangst te nemen! „Zonder iets te zeggen, bezorgen in de Gou verneurstraat no. 26 hoor vent! hier is t kwartje Mijnheer v. d. Laan maakte rechtsomkeert in zich zelf glunderend over 't verwonderde gezicht, dat „Miems" zou zetten; als ze zijn Paaschcadeau zou ontvangen. Hij had nog in beraad gestaan, of hij 't zelf zou brengen. Maar achteraf vond hij 't leuker zoo. En vanavond zag hij zijn verloofde toch. Wat zou ze blij zijn: een pracht van een Paasch-ei met fijne bonbons, voor de a.s. schoonmama een groote taart, met gele kuiken tjes opgemaakt. En voor Miems nog extra een fijne flesch Coty. En nu naar huis. Even eten, zich klaarma ken en dan Jan Willems, nog steeds 't pakje en 't kwar tje in z'n handen, keek den aardigen meneer na, draaide zich om en guns een kwartje! voor hem! Wat een weelde. Vader had weinig of geen werk. Moeder sjouwde dag in dag uit. Ze knoopten iedere week de eindjes met heel veel moeite en in spanning aan elkaar Een kwartje! 't Was voor Jantje iets zóó on gewoons! Wat zou ie er al niet voor kunnen koopem Voor vader en moeder samen voor 'n dubbeltje. Of neen, vader een sigaar van 5, en moeder een zak koekjes van 10 cent. En Annie en Riet samen voor 5 cent drop of zooiets Hij zou ze laten kiezen En de overige 5 cent voor hem zelf. Wat zou ie nemen? Nou kon ie makkelijk die tol koopen en hield nog twee centen over. Neen, toch liever wachten. Van tollen kwam toch niets meer vandaag en morgen met Paschen zou hij niet mogen. Nou eerst 't pakje! Jan Willems stond opeens stijf van schrik, 't Pakje, wat had die meneer ook weer gezegd? Waar moest ie 't ook weer brengen? Lieve hemel! Goemans? Goentoer? goe goe En 't nummer? 't Nummer wist ie heele- rnaal niet meer. Hij prakkizeerde zich suf. Zijn plezier was van 't kwartje af en 't was nog wel zoo'n aardige meneer! Goeden groever Geheel terneergeslagen kwam Jantje thuis. Nog steeds in de eene hand 't pakje, in de an dere het kwartje. Met horten en stooten kwam 't verhaal er uit. Vader en moeder luisterden, piekerden, hiel pen 'm zoeken, z'n geheugen op frisschen Totdat de oudste zus vond, dat als Jan 't nummer niet wist, hij 't pakje toch niet kon bezorgen. Zelfs al schoot 'm de naam van de straat te binnen Vader gaf tenslotte zijn oudste dochter gelijk. Zonder nummer had je nog niets, al wist je de straat, En, wie weet was 't pakje van weinig of geen waarde. „Open maken?" De vraag kwam schuchter- weg uit 't hoekje, waar Riet zat. „Weineen", „welja, waarom niet?" „Nee" Tot vader den knoop doorhakte en meende, dat daar toch feitelijk niets op tegen was. De meisjes schoven dichter bij! Moeder bleef wat achteraf, half onwillig. Jantjes gezicht klaarde weer op! Vader haalde voorzichtig twee doozen en een pakje uit. „Voor Miems" las hij en zette één doos op zij waarop het kleine pakje kwam te liggen, om dat er eveneens „Voor Miems" op stond. „Voor samen" stond op de iets grootere-plattere doos. De een voor den ander dorst zijn meening niet voluit te zeggen. Alleen Riet vond, dat zooiets je uit den He mei werd gestuurd. Wat Moeder sterk meende te moeten betwijfelen. Jantje wilde den heelen avond op stap om den aardigen meneer te zoeken waartegen Vader bezwaar had. DE HEER. die heden morgen om 1 uur een pakje afgaf ter bezorging door een kleine jongen wordt ver zocht zich te vervoegen: Raamstraat: 9. Toen Wim v d. Laan deze kabouter las, ter wijl hij met Miems samen op de canapé was gezeten, waar hij een uur geleden een omstan dig verhaal en de beschrijving van zijn Paasch cadeau had gegeven, sprong hij op. „Nee maar!, dus geen oplichterij, maar iets anders Kom Miems! we gaan d'r op af! Je zult zien, ik had zoo m'n best gedaan Toen Wim en Miems uit Jantjes mond 't ver slag hadden vernomen, gingen ze weer terug naar huis. Moeder was óók zoo benieuwd. Maar Jantjes moeder kreeg 't Paaschcadeau, dat oorspronkelijk voor de a.s. Schoonmama bestemd was geweest en Jans Vader moest een rijksdaalder accepteeren, benevens de 2,- voor 't geplaatste „Kaboutertje". S. K. (NADRUK VERBODEN). - DE PRACHTPATSER. De Rus Zbyszko, die de sterkste man ter wereld heet te zijn, gaf eenige demonstraties op de tennisbanen van het gebouw voor K. en W. te R'dam. Daar Fred Gilles, correspondent van de „New- York Times", verplicht was, dien middag een „Brief uit Milaan" aan zijn blad te zenden en hij zich nog geen denkbeeld kon vormen, waar over op dat moment uit Milaan iets belangwek kends bericht kon worden, koos Fred de stoep van de Galleria Vittorio Emanuele uit, als de geschiktste plaats, om inspiratie op te doen. Aan de verbaasde blikken van de voorbijgan gers had hij lak en dat er af en toe iemand, die onbehoorlijk hard liep, over zijn beenen strui kelde, was de zaak van dien ander Hij zat. Hij zat er, omdat hij een origineel type was, die zich nooit uit het veld liet slaan, en omdat er te Milaan niets kon gebeuren, of hij zou het hier, op de Piazza del Duomo, aanschouwen. Het was wat warm dien middag en, nadat Fred zijn hoog, schrander voorhoofd met een kolossalen zakdoek voldoende bewreven had, meende hij, dat het toch verstandiger zou zijn, z'n hoed, een flambardmodel, maar niet meer op zijn hoofd te planten. Hij legde hem naast zich neer en ging nu opletten, wat 'm stof tot schrijven geven kon. Het geluk is als 'n ros. Het bezit de kuren van een volbloed, renpaard. Dagen lang had Fred z'n hersenen vergeefs afgemarteld, om een passend onderwerp te vinden, en ineens was het er Het was meer dan schandalig, zooals hier op de Piazza del Duomo gebedeld werd. Accidenti Hoe was het mogelijk, dat zooiets getolereerd werd in een stad, die zich kon beroemen op een Via Dante, op 'n monumente Leonardo da Vinei. De politie van Milaan moest zooiets tegen gaan. Er viel hier een plichtsverzuim te constateeren, waarover hij wel vijf brieven kon vol schrijven. Hij, Fred, zag toch kans wel tien mendicanti bij den kraag te vatten en die bedelaars te bren gen op een plaats, waar ze het niemand dan zichzelf lastig konden maken, Dat de politie van Milaan haar plicht niet deed, dat bewees die dikke agent aan den overkant Die dikke agent stond zijn lui leventje uit te leven en keek, of hij van een bedelaar geen kwaad wist. Bewees hij niet een groote lummel te zijn, door niet in te grijpen en in plaats daarvan brutaal naar Fred te loeren? Zeker, dat hij hier op de stoep zat, was misschien ook niet geheel volgens de politieverordeningen, maar ten eerste was Fred journalist en vervol gens moest-die agent beginnen bij het beletten van de bedelarij. Dan kon hij altijd nog terug komen, om Fred te verzoeken, daar niet langer te blijven zitten en liever op te stappen. Fred nam een notieboekje uit zijn linkerzij zak en begon een vlammend protest te schrij ven, dat als een aanklacht zou zijn tegen Mus solini's systeem. Het was een schande, het was een blamage, het was Juist toen hij zoover was gekomen, werd een zware hand op Fred's schouder gelegd en een reusachtige schaduw wierp zich over zijn notie- tieboekje. Fred keek op. De dikke agent stond vlak voor hem. Ga mee, zei de agent gemoedelijk, maar toch met een vastberadenheid welke geen tegenspartelen dulden zou, bedelaars kunnen we hier te Milaan niet gebruiken. Kom ga maar mee. Ik? stamelde Fred, terwijl zijn hand greep naar zijn hoofddeksel. Maar hij had zijn hoed nog niet te pakken. De agent hield hem hoog boven zijn hoofd. Afblijven! dreunde diens basstem. Dien hoed neem ik in beslag met alle geldstukken erin, die je bij elkaar hebt gebedeld. Je dacht misschien, dat ik het niet zag, omdat je er zoo'n onnoozel gezicht bij zette. En je hadt me ook eerst te pakken, want ik dacht, dat het zoo was. Ik veronderstelde, dat je zoo'n kalfskop alleen van nature kon hebben. Maarwilde Fred weer protesteeren, maar nog steeds kreeg hij geen kans. Het was handig aangelegd, gaf de agent toe, heel handig, door dien hoed eenvoudig naast je neer te leggen en zoo het medelijden van de burgers op te wekken Terwijl jij deedt, alsof je zat te suffen, telde ik mee, telkens als iemand wat in dien hoed wierp. Ik kan je pre cies vertellen, wat er in zit. Twaalf lire en dertig centesimi. En nou geen praatjes, alsje blieftdie praatjes kennen we.... ga maar mee1 R- (NADRUK VERBODEN). STEL JE VOOR.... dat het bij ons zóó was. In een parade, die te Holland in Michigan werd gehouden ter gelegenheid van het jaarlijksche lentefeest, moest bovenstaande groep de V>r-.k' u. uitstek van Nederland verheelden Te veel Schotsch bloed. Een gefortuneerde Engelschman moest een bloedtransfusie ondergaan. Een gezonde Schot MacTavish bood zijn bloed aan. De transfusie was zoo gelukkig,' dat de Engelschman een cheque van honderd gulden schreef voor Mac Tavish. Zes maanden later moest er nog eens trans fusie plaats hebben en weer bood de ^cnot zich aan. Dezen keer kreeg hij tien gulden. Een paar maanden daarna moest de operatie nog eens plaats hebben en weer was MacTavish present. Maar dezen keer kreeg de Schot niets meer. Moeilijk geval. ,,U bent dus niet getrouwd, oom?" „Neen, jongen." „Wie zegt u dan, wat je doen moet? <h Den heelen dag moest Hobby aan het brief, je denken, dat hij dien ochtend ontvangen had. Het behelsde een uitnoodiging van den heer Kreessy om dien avond met hem in het Luxor-restaurant te dineeren. Reeds vanaf zijn twaalfde jaar verzamelde Hobby handteekeningen. Oorspronkelijk irri teerde hij zijn schoolkameraden door hun papier en potlood voor te houden met het verzoek hun handteekening te willen zetten. Jong als hij was, begreep Hobby toen reeds, dat het heel wel mogelijk was, dat enkele zijner schoolmak kers zich later als beroemde mannen zouden ontpoppen. En de tijd had hem in het gelijk gesteld. Een zijner vriendjes van vroeger was minister geworden. Hobby was dan ook buiten gewoon trotsch op „de handteekening van den minister X, toen hij 12 jaar oud was". Hoe ouder Hobby werd, hoe driester hij op trad om toch maar handteekeningen te verza melen. Werd er een nieuwe speler in het Neder- landsch elftal opgenomen, Hobby mengde zich, gewapend met vulpen en potlood, onder de fotografen om vóór den wedstrijd gauw zijn kans waar te nemen. Na afloop kon je nooit weten, vooral niet als er mogelijk verloren wasOm van het gezeur af te zijn kreeg Hobby handteekeningen van menschen, dfé er anders niet over gedacht zouden hebben. Toen hij zestien jaar oud was, bezat hij er duizend. En toen kwam zijn groote kans: Hob by's ouders verhuisden van een provinciestadje naar de hoofdstad. Reeds twee jaar later had hij er tweeduizend. Filmsterren, zesdaagsche - renners, zwemmers, allen werden een prooi van Hobby. „Als ik er 2500 heb, schei ik er mee uit', vertelde hij aan zijn kennissen. Doch toen las hij in een tijdschrift een be richt over een excentrieken Amerikaan, Krees sy genaamd, die een verzameling bezat van meer dan 5000 handteekeningen van beroemde personen. Dat bericht deed Hobby besluiten er mee door te gaan. Vliegers, Daviscupspelers, die ons land be zochten, werden zijn slachtoffers. Op zijn vijf-en-twintigste .jaar had Hobby er zesduizend bij elkaar. Zorgvuldig werden ze ge sorteerd, totdat hij er 5013 overhield van per sonen, die inderdaad op een of andere wijze beroemd waren. Vervolgens schreef hij den heer Kreessy, die in Chicago woonde, een brief. Hij deed er een volledige lijst van alle in zijn bezit zijnde hand teekeningen bij, ondergebracht in verschillen de groepen. Het schrijven was overigens kort: wat was. de heer Kreessy bereid voor Hobby's verzame ling te betalen De heer Kreessy antwoordde, dat de verza meling hem vijf-en-twintig dollar waard was. Daarop schreef Hobby hem een hatelijken. sarcastischen brief met h t gevolg, dat de Amerikaan zijn bod verhoogde tot vijftig dol.ar. Hierop antwoordde Hobby heelemaal met. Intusschen breidde zijn verzameling zich lang zaam maar zeker uit. Hij hoorde van iemand, die de uitgebreidste verzameling literatuur be- bezat betrekking hebbend op den Krim-oorlog en hij slaagde er in een handteekening van den. eigenaar los te krijgen. Acht jaar lang had hij taal noch teeken van Kreessy vernomen. En nu opeens dat briefje. Met zijn keurig bijgehouden catalogus in zijn zak begaf Hobby zich op weg naar het Luxor- restaurant. Voor minder dan duizend dollar kreeg de Amerikaan zijn verzameling m geen geval, had hij voor zich zelf besloten. Dat was een bedrag, meende Hobby, dat hem wel toe kwam voor zijn jarenlang rusteloos verzame- 1SDe ontmoeting met Richard S. Kreessy In het Luxor-restaurant was zeer hartelijk. Ik had nooit gedacht" zei de Amerikaan met bewondering in zijn stem, „dat iemand er in zou slagen het record van mijn handteeke ningen verzameling te breken. En dan nog wel iemand als u, die zooveel jonger bent dan ik Ik neem werkelijk mijn hoedje voor u af. Vertelt u me eens, hoeveel hebt u er precies Daar komt 't, dacht Hobby. 10117", antwoordde hij. Kolossaal", bewonderde Kreessy, „ik heb er maar ruim negenduizend. Maar terzake, u be grijpt natuurlijk wel waarom ik u verzocht met mij te dineeren Hobby leunde voorover. „Ja, dat is niet moeilijk te begrijpen", meen de hij. „Des te beter", antwoordde Kreessy, terwijl hij vulpen en zakboekje te voorschijn haalde, ik schei er uit met verzamelen, maar ik zou mijn verzameling niet compleet achten zonder uw handteekening, wilt u dus zoo vnende ij c zijn".... s NADRUK VERBODEN). De Schotsche kippenboer „Ik heb vanochtend vroeg zes kippen bij je gekocht, MacCall, en nu heb je er mij slechts vijf geleverd." „Ja, dat klopt, die zesde legt haar ei geren al tijd tegen den namiddag, die stuur ik je dan daarna wel."

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4