s-Sète. SINTE MARG ARETHA SCHOTLAND. WELK BOEK PINKSTERBEDE. VOOR KNUTSELAARS. ALLERLEI. letterraadsel. X DE NATUUR IN. ZATERDAG 3 JUNI 1933 10 JUNI. Sinte Margaretha leest haar gemaal uit de H. Boeken voor. WAAR DE LOCOMOTIEF YEN MET HOUT GESTOOKT WORDEN. DE VERJAARDAG DER INFANTA. Oplossing. HELDEN. Een vomwsel. VERBORGEN PLAATS* NAMEN. X WELK BEROEP VAN 'N JONGEN, DIE 'N MENSCHENVREEND WERD gorkum of GORINCHEM De zon tegemoet. ONVERDIEND GEHAAT HET VQGELENfLIED. DE IJ5LANDSCHE VISCH. UITSLAG PRIJSREBUS. van den voricen rebms. W=tL Laat, Heilige Geest, Uw stralen, In 't diepst mijns harten dalen. Verlicht mijn levenspad O, Bron van troost en vrede, Deel mij vrijgevig mede Uw zeven-gaven-schat. Doe mij van godsvrucht gloeien, De deugden in mij bloeien, Maar 'd ootmoed bovenal. Geef kennis mij en waarheid, Dat 'k wandel bij Uw klaarheid, aardsche schaduwdal Door t Willem de Veroveraar, hertog van Norman- dië, betwistte het Engelsche Rijk aan koning Harold, die in den bloedigen slag bij Hastings (1066) sneuvelde; nog in hetzelfde jaar trad deze Willem als koning op. Hij regeerde als onbeperkt heerscher en de verwanten van den verslagen vorst moesten vluchten. Onder hen waren Margaretha en haar broeder, Edgar Atheling. Éérst wilden zij naar het zonnige Hongarije, waar zij hun jeugd doorbrachten, maar de grillige wind joeg hun vaartuig naar de barre kusten van het woeste Schotland, waar het in een kleine baai landde. Juist brak 'n streepje zonnelicht door de grauwe wolken. De vrome Margaretha zag hierin den vinger Gods'; nog heden ten dage heet deze inham „St. Margaret's Hope". Het eenvoudige landvolk kon niet uitgeke ken komen naar de prachtige kleedij der vrou wen, die er schooner uitzagen dan staatsie dames aan 'skonings hof. Wie zouden zij wel wezen? Iemand stelde aanstonds zijne majesteit op de hoogte van het voorname gezelschap, dat zijn gebied had be treden. De vluchtelingen wisten niets daarvan. Zij baanden zich met moeite een weg door het onherbergzame heuvelland. Margaretha had het kwaad genoeg te verantwoorden. De vermoei- ziek. Haar handen omklemden het heilig, kruis beeld van den Verlosser, dat zij meegebracht had uit Engeland. Daar werd haar jongste zoon, Edgar, aangediend. Krijgsrumoer drong tot in de ooren van de stervende, voor wie de stille fluisteringen der Eeuwigheid reeds begonnen waren. „Hoe is het met je vader, jongen, en met je ljroel-?» „Moeder, zij zijn in behouden ha ven!" antwoordde de dappere prins. Hij wist, hoe zij tijdens den veldslag waren gesneuveld en naar den hemel gegaan. Zoo kon de konings- vrouwe van Schotland dan met 'n blijden glim lach op haar zuiver gelaat naar diezelfde be houden haven afsteken (1093). Te Dunfermline groeven haar vrienden een graf voor haar in de-kerk, die zij er gebouwd had. De jonge prins Edgar, later koning Edgar, stichtte een schoone kapel als schrijn voor het kruis, dat zijn heilige Moeder vóór de poorten der Eeuwigheid omklemd hield. ,,Holy Rood" heette deze kapel. De vrome Landsmoeder der Schotten, de schutsvrouwe van kerk en behoeftigen, de bid dende boetelinge op den koningstroon, werd in het jaar der genade 1251 onder het getal der heiligen opgenomen. De drie honderd armen die zij dagelijks spijzigde met eigen hand, zullen door hun gebed van dankbaarheid haar zeker deze hooge genade hebben verworven. „O God" zoo bidt den lQen Juni de H, Kerk „die de H. Margaretha wonderbaar in liefde jegens de noodlijdenden hebt gevormd; geef, dat door haar voorspraak en haar voor beeld uw liefde steeds in onze harten worde vermeerderd. Door Christus onzen Heer". ende tocht had véél van haar krachten ge vergd en zij verzocht dan ook enkele oogen- blikken te mogen rusten op 'n zwaar rotsblok, dat juist in de nabijheid lag. Natuurlijk werd aan dit verzoek met de meeste bereidwilligheid voldaan en nog steeds bewaart „St. Margaret's Stone" de herinnering aan deze kleine pauze gedurende der bannelingen tocht. Daar naderde het geluid van dreunende hoef- slagen! Vijanden? Verraden? Het hart van de hei lige kromp ineen als de blaadjes van een mimosa-plantje bij een ruwe aanraking, 'n Groepje ruiters hield stil voor het kleine ge zelschap. Namens Malcolm III, koning van Schotland, werden de vluchtelingen welkom geheeten en hun werd een schuilplaats en on derkomen voorgesteld in het paleis des vor sten te Dunfermline. Malcolm III was zelf eens 'n vluchteling geweest, toen de moordenaar Macbeth het koninkrijk had overweldigd en hij genoodzaakt was steun te zoeken bij den hei ligen koning Edward, den Belijder, een achter neer van Margaretha. Het edele karakter en de koninklijke fier heid van de Engelsche prinses ontroerden Mal colm's hart zóó sterk, dat hij haar ten huwelijk vroeg. Margaretha was op deze vraag niet voorbereid. Liever had zij den sluier genomen en een toevlucht gezocht in de verheven rust van het klooster, maar God leidde haar zóó, dat zij koningin van Schotland werd. Het hu welijk werd te Dunfermline gesloten (gelegen aan de Firth of Forth). Wat heeft Margaretha, de vorstinne, al niet gedaan om de woeste zeden uit die ruwe tijden te verbeteren? Den koning, haar gemaal, las zij dagelijks gedeelten uit de heilige Schriftuur voor. Zij herstelde orde en regelmaat in het paleis, hielp de bisschoppen bij het handhaven der kerkelijke voorschriften, stichtte kloosters en kapellen, verbeterde de Zondagsviering. Van haar ging groote invloed uit op de Schot ten. Niemand, die behoeftig was, verliet met leege handen het vorstelijk lustslot. Ook leerde zij de bevolking het weven van stoffen, die weldra groote bekendheid verwierven. Intusschen trok de koning met zijn dapperen uit ten behoeve van Edgar, zijn zwager, wiens gebied hij wilde heroveren op de Engelschen. Zijn oudste zoon Edward stond hem trouw terzijde. Zekeren dag, toen Sinte Margaretha te Edin burgh baar intrek had genomen, werd zij zwaar (Uit het Engelsch vertaald Het was de verjaardag der Infante*). Zij was net twaalf jaar oud en de zon scheen stra lend over de tuinen van het paleis. Hoewel ze 'n echt prinsesje was en de Infanta van Spanje, was ze toch maar ééns per jaar jarig, net als de kinderen van heel arme menschen en daarom was het natuurlijk van het grootste belang voor héél het land, dat zij bij die ge legenheid 'n overschoonen dag zou hebben. Nou, het was 'n overschoone dag! De lang-ge- streepte, tulpen stonden in het gelid als soldaten en keken geringschattend over het gras naar de rozen, zeggende: „We zijn thans even schoon als jullie! De granaatappelen sprongen open in de hitte en toonden hun bloedende, roode harten. De kleine Infanta wandelde over het terras met haar makkertjes en speelde wegkruipertje rond de steenen vazen en de bemoste stand beelden. Op gewone dagen mocht ze alleen maar met kinderen van haar eigen rang spe len en dus speelde zij dan alléén, maar op haar verjaardag hoefde dat niet en zij had voor den 'koning mogen vragen wie ze wilde. Een Afrikaansche goochelaar trad voor de kinderen op. Hij had 'n platten mand meege bracht, afgesloten met 'n rood kleed. Hij nam uit zijn hoofddoek 'n roode fluit en begon erop te spelen. Het duurde niet lang, of er kwam beweging in het doek. Schriller en schriller werden de tonen der muziek en twee groen gouden slangen staken hun wonderlijk, wig vormige koppen omhoog, waarna zij begonnen te wiegelen als waterplanten. De kinderen schrokken van hun gevlekte koppen en over- beweeglijke tongen. Ze vonden het veel leuker, toen de goochelaar een snaasappelboompje met blanke bloesems en echte vruchten deed opko men uit het dorre zand en toen hij den waaier van het markiezinnetje de Las—Torres veran derde in een blauwen vogel, die rond het paviljoen vloog, zijn mooiste wijsjes zingend. Prachtig was ook de plechtige rei-dans, uit gevoerd door de koorknapen der kerk van .Nuestra Senora del Pilar" („O. L. Vrouw op den Pilaar", beroemd genadebeeld in de ca- thedraal van Zaragoza). De Infanta had dezen dans telken jare, geschetst vóór het hoogaltaar der Madonna in Maria's maand, nog nimmer aanschouwd. De knapen waren gekleed in ouderwetsche hofdracht van blank fluweel; hun vreemde, driekantige hoeden waren met zilver gezoomd en bekranst met reusachtige struisveeren. Hun donkere gelaatskleur en lang, zwart haar deed de verblindende blankheid n hun kleeding des te fraaier uitkomen. Iedereen werd geboeid door de ernstige waar digheid, waarmede zij de ingewikkelde figu ren van den dans schetsten en door de gra cieuze bevalligheid hunner langzame gebaren en plechtige neigingen en toen zij him spel hadden beëindigd met een zwaai van hun weidsch-bepluimde hoeden naar de Infanta, boog deze met véél hoofschheid terug en deed een gelofte een groote waskaars te sturen naar het genadebeeld van Nuestra Senora del Pilar. Nu trad een troep zigeuners naar voren. Zij gingen in een kring zitten als kleermakers en speelden op hun droevige cithers, waarbij hun hoofden schuddebolden, als vielen zij in slaap. Plotseling stieten zij een schrillen kreet uit, sprongen overeind en draaiden als gekken in 't rond, wild slaanden op hun rinkelende tam boerijnen. Later kwamen zij met een beer aanzetten, terwijl zij apen op hun schouders droegen. De beer ging met de grootste deftig heid op z'n kop staan en de verlepte apen haalden allerlei streken uit met twee zigeuner jongens, die zij als hun baasjes beschouwden, vochten met kleine zwaarden, vuurden kanon netjes af en marcheerden net zoo kranig als 'skonings eigen lijfwacht. Het was 'n groot succes. Prinses van koninklijken bloede aan het Spaansche Hof. Laten we 'ns over 't eerste plaatje denken, 'n Man met 'n geweer, 'n Zee.... 'n Berg met vreemde planten.... Stil! dat is Robinson Crusoë. Nummer twee is, laat 'ns kijken. Ja, nu weet ik 't meteen. Ik dacht ook al, waar zou 't op lijken! Het is Heizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen Op 't derde plaatje ligt Don Quichotte. Naast en half ónder z'n paard! Hij kreeg ook zoo'n hevigen klap van de wiek. Toen hij er op af stoof met groote vaart. Nu sta ik stil bij 't vierde plaatje. Wat kan 't zijn? 'n Jongen met pruik en schel.... O, wacht, ik ben er achter. Het is die ondeugende Pietje Bell! Baron von Münchhausen, Kon niet goed met kogels jagen. Maar toen hij met spek begon te schieten Kreeg hij 'n volle weitasch mee te dragen. Als je naar 't zesde plaatje kijkt, Naar die zee, ballon, en mannen, Snap je, dat 't „Vijf weken in 'n Lucht ballon" is! Die Jules Vernehad groote plannen! Ziezoo, 'k heb weer naar vermogen m'n best gedaan! Ik hoop er eens met 'n prijsje in te staan! Want als vader abonné is op „De Maasbode" Wordt je nogal eens zoo'n kansje geboden! Alphen am RheinTOOS BRKL. De uitslag der verloting wordt volgende weèk bekend gemaakt. Dat gebeurt in het land der 60.000 meren, FinlandIk slaag er altijd in de hoogste klas aan 't griezelen te brengen door te dreigen met het uit het hoofd leeren van èl die namen I Wanneer ze de meren van Friesland niet grif kunnen opnoemen, verzucht ik luid; „Maar hoe moeten het dan in 's hemelsnaam die arme schoolkinderen in Finland wel stellen met hun 60.000 plassen 1" Sleepbooten, kleine stoombooten, locomotie ven worden daarginds alle met hout gestookt, pijnhout, dennenhout, die belangrijk hars-ge- halte bezitten, en daardoor een hooge stook- waarde Zooals je bij ons de opslagplaatsen voor steenkool langs de stations kunt zien, vind je in Finland blokjes om bij te laden. In 1927 gebruikten de fabrieken 1,5 mil- lioen M3 brandhout, de middelen van vervoer 1,4 millioen M3 en de huishoudens 12,8 M3. Dat kan in een land, dat de uitgebreidste woudge bieden bezit van heel de aarde Een van de menschen, die veel gedaan heb ben tot bestrijding der slavernij, was John Brown. Toen hij in zijn cel op den strop zat te wachten, zonden invloedrijke vrienden hem een boodschap: „Houd op met te strijden ten gunste der slaven en we zullen gelegenheid krijgen je in veiligheid te brengen". Brown's antwoord luidde „Het is voor mij beter te sterven, opdat, mijn ziel leve en bidde, dat God de harten der men schen zacht moge maken en teeder voor de vrijheid van anderen." Tijdens den wereldoorlog wilden de Engel schen de Turksche troepen in den waan bren gen, dat zij een landingspoging waagden in een bepaalde baai, terwijl zij juist in een heel an dere bedoelden te komenColonel Freyburg begaf zich toen in het kille water en duwde een vlot vóór zich uit, waarop zich brandende toortsen bevonden. De granaten barstten links en rechts rond hem los, maar hij wist zich twee uren te handhaven, den tijd, die noodig was voor het welslagen der krijgslist. We nemen een vierkant stuk papier en leggen de vouwen volgens de stippellijnen in figuur L Voor het leggen van de vouwen langs de diago nalen keer je het vouwblad om. Vouw nu den dubbelen driehoek, dien we bij figuur II zien. Vouw a op b en c op b, keer het vouwsel om en doe met den ondersten drie hoek hetzelfde. Je ziet dan het vierkante van fig. Ill ontstaan. Vouw ad langs db, terug vouwen, ab langs bd en terug vouwen, nu weer ad langs bd en ab langs bd het puntje neerdrukken, dan krijg je fig. IV. Doe dit ook rechts. Het vouwblad omkeeren en de heele geschiedenis herhalen tot fig. V ontstaat. Teeken een paar oogen en blaas het geheel bij f op en je schrikt voor den sprekenden katte- kop, dien je plotseling ziet. CZAAR PETER ALEXIOWITZ de Groote, besteeg reeds op tienjarigen leeftijd den Russischen keizerstroon. Eens bemerkte hij, dat een Fransch edel man aan zijn hof eiken dag een andere uni form droeg. Den alleenheerscher verdroot dit en hij zeide tot den jeudigen edelman: „Het komt mij voor dat U niet erg tevreden is met uw kleermakerl" namen de wijk naar den 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. staken de boerenhoeven In De roovers rotstop. De soldaten brand. De blaren vielen reeds van de boomen. Op de horens van den Paaschos staken sinaasappels. Waarom hebt u den brief niet op tijd bezorgd Wij gaan nu landen aan gindschen oever. Waarom wou Willem die boodschap niet doen Het vel prijkte temidden van andere jachttrofeeën. En nu rennen jullie allemaal maar Aal te gemoet Vaal staken de schilderijen af tegen den donkeren achtergrond. De arme wees prees de milddadigheid der oude dame. Wij vonden het naar den trein niet te kunnen halen. In den vijver zwommen een woerd en een paar zwanen. Annie droeg een ring van goud aan haar vinger. Wij hebben ons daar kostelijk vermaakt. 15 Oplossing volgende week. Mijn geheel bestaat uit stelt een hoogtijdag voor. X X X t i x ft X i x ft X a ft x ft X ff X X dertien letters en 1 2 3 5 i t 5 9 10 11 12 13 1. Teeken in de muziek voorzacht. 2. Muurvak, om daarin een beeld, een groep beelden, een vaas enz. te plaatsen. 3. Wegen, aan beide zijden met een of meer rijen boomen beplant. 4. Arbeiders, die uit protest, ontevredenheid of anderen hoofde het werk neerleggen. 5. Met geraas zich (tegen iets) bewegen. 6. Wagen, die 's morgens met keur van tuin- producten langs de huizen gaat 7. Het te zoeken woord. 8. Een benaming voor Zuiderzee-bokking. 9. Een feest der oude Germanen. 10. Bloem, waaruit later een eetbare vrucht zich ontwikkelt. 11. Fransche oorlogshaven aan de Westkust 12. Een hoogstammige boom met langgesteelde blaren, die zich met den minsten wind ratelend bewegen. 13. Romeinsch cijfer vor het getal 160. Bijgaand no. één der nieuwe serie, voor de teekenaars om van te smullen, want die mogen er bijzetten, wat onze teekenaar vergat. De niet-teekenaars duiden alleen het beroep maar aan, doch loten niet mee naar den aparten tee- kenprijs. Met dezen mee zijn er drie prijzen en één troostprijs. Elke week komt er één plaatje, tot de serie van zes vol is. Pas dan verwacht ik de ant woorden met of zonder teekening aan mijn adres, niet eer. Het opsturen heeft dus nog enkele weken den tijd! Ruim 'n eeuw geleden kwam 'n jongen van *n jaar of veertien in het Noordelijk stadsge deelte van Londen langs de school, waarvan hij het voorrecht had leerling te zijn. Plotse ling werd zijn oor door zonderlinge geluiden getroffen. Hij bleef staan om te luisteren. Aha, dronken mannen, die 'n straatliedje lalden! Daar kwamen zij al den hoek om, 'n doodkist op hun schouders. 'n Groote menigte omstuwde hen met luid gejoel en gekrijsch. De lijkkist maakte ver vaarlijke toeren op de wankele schouders en viel eensklaps met 'n smak op den grond. Luid gelach! Na een korte beraadslaging werd be sloten het vrachtje nog wat verder mee te slee pen. Het stelletje deinde de straat af en ge raakte uit zicht Anthony Ashley Cooper zoo heette de scholier stond als aan den grond genageld! Mocht dat allemaal maar, omdat de doode 'n arme drommel was zonder 'n vriend? Was dat overeenkomstig de naastenliefde, zóó met 'n gestorvene om te springen? „God geve mij de genade mijn leven te wijden aan de verschop pelingen en de vertrapten!" 'n Vluchtige gelofte? Neen, want zij werd ge houden! De jongen werd Lord Shaftesbury of liever, graaf Ashley. Reeds op vijf-en-twintig- jarigen leeftijd was hij lid van de Engelsche Tweede Kamer en wat heeft hij al niet gedaan om het lot der verdrukten te verbeteren? Er heerschten in dien tijd verschrikkelijke toestanden aan de fabrieken. Te Stockford b.v. had 'n jonge vrouw, midden in de week het ongeluk door een machine der spinnerij te worden gepakt, rondgeslingerd en bijna ver brijzeld. Met gebroken leden en verminkt lichaam werd zij meer dood dan levend weg gedragen. De fabrikant trok toen heel kalm des Zaterdags achttien stuivers af van haar loon, voor dat gedeelte der week, dat nog niet af geloopen was. Tegen zulke toestanden moest 'n ridderlijke geest als Lord Ashley wel in verzet komen. Hij klaagde den harteloozen ondernemer bij de Rechtbank aan en wón zijn proces! Ook deed hij een wet aannemen, waarbij de arbeidsduur voor alle betrokkenen van 6 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds werd voorgesteld, 'n heele voor uitgang. Zeer veel goed-willende en edele fa brikanten juichten deze maatregelen toe, maar sommigen wilden van Ashley niet veel hooren! De Wet dwong hen tot menschelijkheid en naastenliefde. Voortaan géén kleine jongens meer aan zwaren arbeid en géén meisjes voor de kip karretjes in de mijnen. Géén afgejakkerde schoorsteenvegertjes hoefden hun leven meer te wagen op de steile daken! De woningen wer den verbeterd; het lot der kleine bloemen- verkoopstertjes verzacht. Scholen, die nood lijdend waren, kregen steun van het Rijk en achter dat alles drong de ridderlijke figuur van Shaftesbury, die op'deze wijze zijn gelofte aan 'God inloste. De zon is voor menigeen 'n dokter; haar vriendelijke stralen monteren de stemming op en bevorderen de gezondheid. De bleeke huid van de stadskinderen, die aan zee hun kastee- len en forten en loopgraven bouwen, wordt door de zonnestralen bruin als die van 'n bui- ten-man De zon zendt niet alleen licht-bundels uit, maar ook nog andere, voor het oog onzicht bare, stralen, en die „verbranden" de huid. „O, dan kan ik me thuis, achter de ruiten óók wel aan die stralen blootstellen" merkt hier 'n pienter meisje op. Mi% kindjeHet zon-licht kan wel door vensterglas heen, maar die tóóverstralen zien daartoe geen kans. Dus, d'r zal niets anders opzitten dan de buitenlucht in te gaan! Ten minsteals je huis niet voorzien is van dat nieuwe soort glas, dat knappe koppen hebben vaarvaardigd om óók die bruin-makende-stra- lenongehinderd door te laten, 'n Dokter had 'ns 'n paar patiëntjes, die maar niet flink groeien wilden. Hij zond ze naar een Zwit- sersche openlucht-school en plaatste hen in den vroegen ochtend en laten middag, net als hij van de geitjes had afgekeken, niet gedu rende het heetst van den dag in den zonne schijn. Deze bruinde hun huid en maakte, dat in die huid iets ontstond, dat je noodig hebt om sterke botten te krijgen. Kinderen, die me in de zon gaan, moeten levertraan drinken en dat is lang zoo plezierig niet dan wanneer je huid het goedje fabriceert, dat juist in dien traan zit! Nat mag niemand zich aan zonne-bestraling bloot stellen; oogen, hoofd en nek moeten steeds beschermd zijn en 'n hoed met breeden rand kan goeie diensten bewijzen om zonne steek tegen te gaan. Bevind je je in een ver gaderlokaaltje of 'n clubhuis, zorg dan, dat de lucht in beweging blijft; stilstaande lucht, besmet door de zomersche hitte en de zweet- afscheiding van het lichaam, is nadeelig. Het zit 'm niet zoozeer in het koolzuur, dat wij uitademen, maar juist in die stilstaande lucht, dat men zich in lokalen soms zoo naar voelt. Hoe zit dat eigenlijk? De kortere naam is „natuurlijk", het ge mak dient den mensch! later ontstaan dan de langere. Dat klopt ook met de oudste oor konden; pas in 1290 wordt daarin van „Gor- com" gerept, terwijl die van 1160 tot 1288 alléén de namen „Gorinchem", „Gurinchem", „Ghori- chem" en „Gorinchem" geven. Reeds omtrent 1160 bevond het dorp zich aan de samenvloeiing van Linge en Merwede. De „Pinkstermarkt" werd binnen „Arkei's Oude Veste" in 1287 gehouden, een gebruik, dat zich tot op onzen tijd heeft gehandhaafd. „Goor" beteekent 'n moerassig land en „hem" zooveel als nederzetting. Dus Gorinchem: „Moe rassige nederzetting!" Dit zou men van den hazelworm kunnen zeggen, een tot de orde der hagedissen be- hoorend kruipdier zonder pooten, dat op een slangetje gelijkt. Deze gelijkenis wordt het stomme dier meestal noodlottig. De afkeer toch van slangen js zóó hevig, dat alles wat s ang- vormig is onder een oordeel valt en op s ag gedood schijnt te moeten worden n terwijl het meerendeel aller slangen me- vei- giftig is! Hier te lande alléén de adder, aa e- lijk herkenbaar aan de zig-zag-strepen ov zijn huid! De hazelworm wordt eenige decimeters i™o- Zijn oogen doen aan die van 'n hagedis den ken; ze hebben beweeglijke oogleden. De jonge hazelwormen komen aanstonds ten getale van zes tot twaalf levend uit de eieren te vooi- schijn en zijn dan dof-wit van kleur. Eerst later krijgen zij de grauwe kleur hunner ouders met de zwarte lijn over den rug. De hazelworm houdt niet van een vochtigen bodem en voedt zich met pieren en naakte slakken, 'n Tuinman heeft er dus al heelemaal geen belang bij deze nuttige kruipers te ver delgen. Hij stroopt zijn huid a£ op slangen manier en verstijft over zijn volle lengte, wanneer hij ruw wordt beet gepakt. Soms laat hij 'n stuk van zijn staart in de handen zijner achtervolgers achter! Later komt er wel weer 'n nieuwe Aan de spits van den tong bevindt zich een inkeping. Het diertje houdt 'n winterslaap hoe zou het 's winters aan wormen en slakken moeten komen en maakt daartoe reeds in September zijn aanstalten. Als het zonnetje eens door de wintersche lucht komt gluren, verlaat het zijn schuilplaats ooit voor enkele uren, maar pas de zomerwarmte schenkt den hazelworm weer nieuw leven en sneller stroo- mend bloed. is in Mei en Juni op z'n best en het rood borstje heeft dan zelfs aan den langen dag nog niet genoeg om zich geheel uit te fluiten. Des avonds kan men dit lieflijke vogeltje nog hooren, wanneer de nachtegaal al een flink deel van zijn programma heeft afgewerkt! Tegen Juli sterven de liedjes een voor een uit. De jonge diertjes in het warme nest vragen alle aandacht. Dat drenst maar om eten en dat spert de gelige snaveltjes maar wijd open, zoo dat de ouders nauwelijks tijd over hebben om aan 'n vroolijk deuntje te beginnen. Na dezen tijd komt de rui-tijd, de tijd van verveeren! De oude plunje wordt vervangen door nieuwe, minder fraaie, minder stralend, maar: war mer! De fluitisten staken hun concert. Het is Augustus geworden en alleen het getierelier van het jonge volkje valt te genieten, wanneer de zon de aarde met haar stralen streelt, maar wat is dat vergeleken bij de heerlijke klanken van Mei en vooral van Juni? De koekoek en de wielewaal, 'n brok vlie gend goud in de zonnestralen, zijn reeds naar warmer streken vertrokken. September komt.... en het vogelen-lied is geheel verstomd! De menschen van IJsland zijn öf boeren of visschers! Van de honderd vinden er twintig hun bestaan op zee. Langs de Zuidkust wemelt het in de maanden tusschen Januari en April van kabeljauw en soms worden er van deze smakelijke zeebewoners gedurende die periode wel 'n veertig millioen gevangen! Natuurlijk worden die niet allemaal veror berd door de IJslieden! Gedroogd ging de kabel jauw meest naar Spanje toe, waar het zeeban ket op de talrijke vastendagen zéér welkom werd geheeten. Nu door de communistische woelingen tegen Kerk en Staat dit land zoo achteruit ging, is daar de klad ingekomen, 'n strop voor de duizenden zeevaarders en vis schers!! Maarde eiland-bewoners weten er zelf óók wel raad mee. De op hooge latwerken ver dorde visch „hangvisch!" wordt gebeukt 611 rauw, met boter besmeerd, genut tigd. Probeer dat óók eens met 'n brokje stok vis! Besteed daar nou 'ns 'n vrijen middag aan en je zult in 'n heelen tijd je maag niet meer voelen jeuken noch hooren knorren! Het is daarginds wat voor ons de biefstuk is, je hartig brokje tijdens den maaltiidl Smakelijk eten! Het boek werd gewonnen door ons trouwe lezeresje Kathi E., 446 Galdersche Weg, Gin- neken. Een extra-prijs van den rebus-teekenaar moet worden verdeeld tusschen: Jan Br., den Briel en Anny Gr., Hoofdweg 278, BladeL Geluk is altijd te koop, zelfs voor de be- scheidenste beurs.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9