s-Sète.
SINTE
MARG ARETHA
SCHOTLAND.
WELK BOEK
PINKSTERBEDE.
VOOR KNUTSELAARS.
ALLERLEI.
letterraadsel.
X
DE NATUUR IN.
ZATERDAG 3 JUNI 1933
10 JUNI.
Sinte Margaretha leest haar gemaal uit
de H. Boeken voor.
WAAR DE LOCOMOTIEF
YEN MET HOUT GESTOOKT
WORDEN.
DE VERJAARDAG DER
INFANTA.
Oplossing.
HELDEN.
Een vomwsel.
VERBORGEN PLAATS*
NAMEN.
X
WELK BEROEP
VAN 'N JONGEN, DIE 'N
MENSCHENVREEND WERD
gorkum of GORINCHEM
De zon tegemoet.
ONVERDIEND GEHAAT
HET VQGELENfLIED.
DE IJ5LANDSCHE VISCH.
UITSLAG PRIJSREBUS.
van den voricen
rebms.
W=tL
Laat, Heilige Geest, Uw stralen,
In 't diepst mijns harten dalen.
Verlicht mijn levenspad
O, Bron van troost en vrede,
Deel mij vrijgevig mede
Uw zeven-gaven-schat.
Doe mij van godsvrucht gloeien,
De deugden in mij bloeien,
Maar 'd ootmoed bovenal.
Geef kennis mij en waarheid,
Dat 'k wandel bij Uw klaarheid,
aardsche schaduwdal
Door t
Willem de Veroveraar, hertog van Norman-
dië, betwistte het Engelsche Rijk aan koning
Harold, die in den bloedigen slag bij Hastings
(1066) sneuvelde; nog in hetzelfde jaar trad
deze Willem als koning op. Hij regeerde als
onbeperkt heerscher en de verwanten van den
verslagen vorst moesten vluchten. Onder hen
waren Margaretha en haar broeder, Edgar
Atheling. Éérst wilden zij naar het zonnige
Hongarije, waar zij hun jeugd doorbrachten,
maar de grillige wind joeg hun vaartuig naar
de barre kusten van het woeste Schotland,
waar het in een kleine baai landde. Juist brak
'n streepje zonnelicht door de grauwe wolken.
De vrome Margaretha zag hierin den vinger
Gods'; nog heden ten dage heet deze inham
„St. Margaret's Hope".
Het eenvoudige landvolk kon niet uitgeke
ken komen naar de prachtige kleedij der vrou
wen, die er schooner uitzagen dan staatsie
dames aan 'skonings hof.
Wie zouden zij wel wezen? Iemand stelde
aanstonds zijne majesteit op de hoogte van het
voorname gezelschap, dat zijn gebied had be
treden. De vluchtelingen wisten niets daarvan.
Zij baanden zich met moeite een weg door het
onherbergzame heuvelland. Margaretha had het
kwaad genoeg te verantwoorden. De vermoei-
ziek. Haar handen omklemden het heilig, kruis
beeld van den Verlosser, dat zij meegebracht
had uit Engeland. Daar werd haar jongste zoon,
Edgar, aangediend. Krijgsrumoer drong tot in
de ooren van de stervende, voor wie de stille
fluisteringen der Eeuwigheid reeds begonnen
waren.
„Hoe is het met je vader, jongen, en met je
ljroel-?» „Moeder, zij zijn in behouden ha
ven!" antwoordde de dappere prins. Hij wist,
hoe zij tijdens den veldslag waren gesneuveld
en naar den hemel gegaan. Zoo kon de konings-
vrouwe van Schotland dan met 'n blijden glim
lach op haar zuiver gelaat naar diezelfde be
houden haven afsteken (1093).
Te Dunfermline groeven haar vrienden een
graf voor haar in de-kerk, die zij er gebouwd
had. De jonge prins Edgar, later koning Edgar,
stichtte een schoone kapel als schrijn voor het
kruis, dat zijn heilige Moeder vóór de poorten
der Eeuwigheid omklemd hield. ,,Holy Rood"
heette deze kapel.
De vrome Landsmoeder der Schotten, de
schutsvrouwe van kerk en behoeftigen, de bid
dende boetelinge op den koningstroon, werd in
het jaar der genade 1251 onder het getal der
heiligen opgenomen. De drie honderd armen
die zij dagelijks spijzigde met eigen hand,
zullen door hun gebed van dankbaarheid haar
zeker deze hooge genade hebben verworven.
„O God" zoo bidt den lQen Juni de H,
Kerk „die de H. Margaretha wonderbaar in
liefde jegens de noodlijdenden hebt gevormd;
geef, dat door haar voorspraak en haar voor
beeld uw liefde steeds in onze harten worde
vermeerderd. Door Christus onzen Heer".
ende tocht had véél van haar krachten ge
vergd en zij verzocht dan ook enkele oogen-
blikken te mogen rusten op 'n zwaar rotsblok,
dat juist in de nabijheid lag. Natuurlijk werd
aan dit verzoek met de meeste bereidwilligheid
voldaan en nog steeds bewaart „St. Margaret's
Stone" de herinnering aan deze kleine pauze
gedurende der bannelingen tocht.
Daar naderde het geluid van dreunende hoef-
slagen!
Vijanden? Verraden? Het hart van de hei
lige kromp ineen als de blaadjes van een
mimosa-plantje bij een ruwe aanraking, 'n
Groepje ruiters hield stil voor het kleine ge
zelschap. Namens Malcolm III, koning van
Schotland, werden de vluchtelingen welkom
geheeten en hun werd een schuilplaats en on
derkomen voorgesteld in het paleis des vor
sten te Dunfermline. Malcolm III was zelf eens
'n vluchteling geweest, toen de moordenaar
Macbeth het koninkrijk had overweldigd en hij
genoodzaakt was steun te zoeken bij den hei
ligen koning Edward, den Belijder, een achter
neer van Margaretha.
Het edele karakter en de koninklijke fier
heid van de Engelsche prinses ontroerden Mal
colm's hart zóó sterk, dat hij haar ten huwelijk
vroeg. Margaretha was op deze vraag niet
voorbereid. Liever had zij den sluier genomen
en een toevlucht gezocht in de verheven rust
van het klooster, maar God leidde haar zóó,
dat zij koningin van Schotland werd. Het hu
welijk werd te Dunfermline gesloten (gelegen
aan de Firth of Forth).
Wat heeft Margaretha, de vorstinne, al niet
gedaan om de woeste zeden uit die ruwe tijden
te verbeteren? Den koning, haar gemaal, las
zij dagelijks gedeelten uit de heilige Schriftuur
voor. Zij herstelde orde en regelmaat in het
paleis, hielp de bisschoppen bij het handhaven
der kerkelijke voorschriften, stichtte kloosters
en kapellen, verbeterde de Zondagsviering.
Van haar ging groote invloed uit op de Schot
ten. Niemand, die behoeftig was, verliet met
leege handen het vorstelijk lustslot. Ook leerde
zij de bevolking het weven van stoffen, die
weldra groote bekendheid verwierven.
Intusschen trok de koning met zijn dapperen
uit ten behoeve van Edgar, zijn zwager, wiens
gebied hij wilde heroveren op de Engelschen.
Zijn oudste zoon Edward stond hem trouw
terzijde.
Zekeren dag, toen Sinte Margaretha te Edin
burgh baar intrek had genomen, werd zij zwaar
(Uit het Engelsch vertaald
Het was de verjaardag der Infante*). Zij
was net twaalf jaar oud en de zon scheen stra
lend over de tuinen van het paleis. Hoewel
ze 'n echt prinsesje was en de Infanta van
Spanje, was ze toch maar ééns per jaar jarig,
net als de kinderen van heel arme menschen
en daarom was het natuurlijk van het grootste
belang voor héél het land, dat zij bij die ge
legenheid 'n overschoonen dag zou hebben.
Nou, het was 'n overschoone dag! De lang-ge-
streepte, tulpen stonden in het gelid als soldaten
en keken geringschattend over het gras naar
de rozen, zeggende:
„We zijn thans even schoon als jullie!
De granaatappelen sprongen open in de hitte
en toonden hun bloedende, roode harten.
De kleine Infanta wandelde over het terras
met haar makkertjes en speelde wegkruipertje
rond de steenen vazen en de bemoste stand
beelden. Op gewone dagen mocht ze alleen
maar met kinderen van haar eigen rang spe
len en dus speelde zij dan alléén, maar op
haar verjaardag hoefde dat niet en zij had voor
den 'koning mogen vragen wie ze wilde.
Een Afrikaansche goochelaar trad voor de
kinderen op. Hij had 'n platten mand meege
bracht, afgesloten met 'n rood kleed. Hij nam
uit zijn hoofddoek 'n roode fluit en begon erop
te spelen. Het duurde niet lang, of er kwam
beweging in het doek. Schriller en schriller
werden de tonen der muziek en twee groen
gouden slangen staken hun wonderlijk, wig
vormige koppen omhoog, waarna zij begonnen
te wiegelen als waterplanten. De kinderen
schrokken van hun gevlekte koppen en over-
beweeglijke tongen. Ze vonden het veel leuker,
toen de goochelaar een snaasappelboompje met
blanke bloesems en echte vruchten deed opko
men uit het dorre zand en toen hij den waaier
van het markiezinnetje de Las—Torres veran
derde in een blauwen vogel, die rond het
paviljoen vloog, zijn mooiste wijsjes zingend.
Prachtig was ook de plechtige rei-dans, uit
gevoerd door de koorknapen der kerk van
.Nuestra Senora del Pilar" („O. L. Vrouw op
den Pilaar", beroemd genadebeeld in de ca-
thedraal van Zaragoza). De Infanta had dezen
dans telken jare, geschetst vóór het hoogaltaar
der Madonna in Maria's maand, nog nimmer
aanschouwd. De knapen waren gekleed in
ouderwetsche hofdracht van blank fluweel;
hun vreemde, driekantige hoeden waren met
zilver gezoomd en bekranst met reusachtige
struisveeren. Hun donkere gelaatskleur en lang,
zwart haar deed de verblindende blankheid
n hun kleeding des te fraaier uitkomen.
Iedereen werd geboeid door de ernstige waar
digheid, waarmede zij de ingewikkelde figu
ren van den dans schetsten en door de gra
cieuze bevalligheid hunner langzame gebaren
en plechtige neigingen en toen zij him spel
hadden beëindigd met een zwaai van hun
weidsch-bepluimde hoeden naar de Infanta,
boog deze met véél hoofschheid terug en deed
een gelofte een groote waskaars te sturen naar
het genadebeeld van Nuestra Senora del Pilar.
Nu trad een troep zigeuners naar voren. Zij
gingen in een kring zitten als kleermakers en
speelden op hun droevige cithers, waarbij hun
hoofden schuddebolden, als vielen zij in slaap.
Plotseling stieten zij een schrillen kreet uit,
sprongen overeind en draaiden als gekken in
't rond, wild slaanden op hun rinkelende tam
boerijnen. Later kwamen zij met een beer
aanzetten, terwijl zij apen op hun schouders
droegen. De beer ging met de grootste deftig
heid op z'n kop staan en de verlepte apen
haalden allerlei streken uit met twee zigeuner
jongens, die zij als hun baasjes beschouwden,
vochten met kleine zwaarden, vuurden kanon
netjes af en marcheerden net zoo kranig als
'skonings eigen lijfwacht. Het was 'n groot
succes.
Prinses van koninklijken bloede aan het
Spaansche Hof.
Laten we 'ns over 't eerste plaatje denken,
'n Man met 'n geweer, 'n Zee....
'n Berg met vreemde planten....
Stil! dat is Robinson Crusoë.
Nummer twee is, laat 'ns kijken.
Ja, nu weet ik 't meteen.
Ik dacht ook al, waar zou 't op lijken!
Het is Heizen en avonturen van Mijnheer
Prikkebeen
Op 't derde plaatje ligt Don Quichotte.
Naast en half ónder z'n paard!
Hij kreeg ook zoo'n hevigen klap van de wiek.
Toen hij er op af stoof met groote vaart.
Nu sta ik stil bij 't vierde plaatje.
Wat kan 't zijn? 'n Jongen met pruik en
schel....
O, wacht, ik ben er achter.
Het is die ondeugende Pietje Bell!
Baron von Münchhausen,
Kon niet goed met kogels jagen.
Maar toen hij met spek begon te schieten
Kreeg hij 'n volle weitasch mee te dragen.
Als je naar 't zesde plaatje kijkt,
Naar die zee, ballon, en mannen,
Snap je, dat 't „Vijf weken in 'n Lucht
ballon" is!
Die Jules Vernehad groote plannen!
Ziezoo, 'k heb weer naar vermogen m'n
best gedaan!
Ik hoop er eens met 'n prijsje in te staan!
Want als vader abonné is op „De Maasbode"
Wordt je nogal eens zoo'n kansje geboden!
Alphen am RheinTOOS BRKL.
De uitslag der verloting wordt volgende
weèk bekend gemaakt.
Dat gebeurt in het land der 60.000 meren,
FinlandIk slaag er altijd in de hoogste klas
aan 't griezelen te brengen door te dreigen met
het uit het hoofd leeren van èl die namen I
Wanneer ze de meren van Friesland niet grif
kunnen opnoemen, verzucht ik luid; „Maar hoe
moeten het dan in 's hemelsnaam die arme
schoolkinderen in Finland wel stellen met hun
60.000 plassen 1"
Sleepbooten, kleine stoombooten, locomotie
ven worden daarginds alle met hout gestookt,
pijnhout, dennenhout, die belangrijk hars-ge-
halte bezitten, en daardoor een hooge stook-
waarde Zooals je bij ons de opslagplaatsen voor
steenkool langs de stations kunt zien, vind je
in Finland blokjes om bij te laden.
In 1927 gebruikten de fabrieken 1,5 mil-
lioen M3 brandhout, de middelen van vervoer
1,4 millioen M3 en de huishoudens 12,8 M3. Dat
kan in een land, dat de uitgebreidste woudge
bieden bezit van heel de aarde
Een van de menschen, die veel gedaan heb
ben tot bestrijding der slavernij, was John
Brown. Toen hij in zijn cel op den strop zat
te wachten, zonden invloedrijke vrienden hem
een boodschap: „Houd op met te strijden ten
gunste der slaven en we zullen gelegenheid
krijgen je in veiligheid te brengen". Brown's
antwoord luidde
„Het is voor mij beter te sterven, opdat, mijn
ziel leve en bidde, dat God de harten der men
schen zacht moge maken en teeder voor de
vrijheid van anderen."
Tijdens den wereldoorlog wilden de Engel
schen de Turksche troepen in den waan bren
gen, dat zij een landingspoging waagden in een
bepaalde baai, terwijl zij juist in een heel an
dere bedoelden te komenColonel Freyburg
begaf zich toen in het kille water en duwde
een vlot vóór zich uit, waarop zich brandende
toortsen bevonden. De granaten barstten links
en rechts rond hem los, maar hij wist zich
twee uren te handhaven, den tijd, die noodig
was voor het welslagen der krijgslist.
We nemen een vierkant stuk papier en leggen
de vouwen volgens de stippellijnen in figuur L
Voor het leggen van de vouwen langs de diago
nalen keer je het vouwblad om.
Vouw nu den dubbelen driehoek, dien we bij
figuur II zien. Vouw a op b en c op b, keer
het vouwsel om en doe met den ondersten drie
hoek hetzelfde. Je ziet dan het vierkante van
fig. Ill ontstaan.
Vouw ad langs db, terug vouwen, ab langs
bd en terug vouwen, nu weer ad langs bd en
ab langs bd het puntje neerdrukken, dan krijg
je fig. IV. Doe dit ook rechts. Het vouwblad
omkeeren en de heele geschiedenis herhalen
tot fig. V ontstaat.
Teeken een paar oogen en blaas het geheel
bij f op en je schrikt voor den sprekenden katte-
kop, dien je plotseling ziet.
CZAAR PETER ALEXIOWITZ
de Groote, besteeg reeds op tienjarigen leeftijd
den Russischen keizerstroon.
Eens bemerkte hij, dat een Fransch edel
man aan zijn hof eiken dag een andere uni
form droeg. Den alleenheerscher verdroot dit
en hij zeide tot den jeudigen edelman:
„Het komt mij voor dat U niet erg tevreden
is met uw kleermakerl"
namen de wijk naar den
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
staken de boerenhoeven In
De roovers
rotstop.
De soldaten
brand.
De blaren vielen reeds van de boomen.
Op de horens van den Paaschos staken
sinaasappels.
Waarom hebt u den brief niet op tijd
bezorgd
Wij gaan nu landen aan gindschen oever.
Waarom wou Willem die boodschap niet
doen
Het vel prijkte temidden van andere
jachttrofeeën.
En nu rennen jullie allemaal maar Aal
te gemoet
Vaal staken de schilderijen af tegen den
donkeren achtergrond.
De arme wees prees de milddadigheid
der oude dame.
Wij vonden het naar den trein niet te
kunnen halen.
In den vijver zwommen een woerd en
een paar zwanen.
Annie droeg een ring van goud aan haar
vinger.
Wij hebben ons daar kostelijk vermaakt.
15
Oplossing volgende week.
Mijn geheel bestaat uit
stelt een hoogtijdag voor.
X
X
X t
i x
ft X
i x
ft X
a ft x
ft X ff
X
X
dertien letters en
1
2
3
5
i t
5
9
10
11
12
13
1. Teeken in de muziek voorzacht.
2. Muurvak, om daarin een beeld, een groep
beelden, een vaas enz. te plaatsen.
3. Wegen, aan beide zijden met een of meer
rijen boomen beplant.
4. Arbeiders, die uit protest, ontevredenheid
of anderen hoofde het werk neerleggen.
5. Met geraas zich (tegen iets) bewegen.
6. Wagen, die 's morgens met keur van tuin-
producten langs de huizen gaat
7. Het te zoeken woord.
8. Een benaming voor Zuiderzee-bokking.
9. Een feest der oude Germanen.
10. Bloem, waaruit later een eetbare vrucht
zich ontwikkelt.
11. Fransche oorlogshaven aan de Westkust
12. Een hoogstammige boom met langgesteelde
blaren, die zich met den minsten wind ratelend
bewegen.
13. Romeinsch cijfer vor het getal 160.
Bijgaand no. één der nieuwe serie, voor de
teekenaars om van te smullen, want die mogen
er bijzetten, wat onze teekenaar vergat. De
niet-teekenaars duiden alleen het beroep maar
aan, doch loten niet mee naar den aparten tee-
kenprijs. Met dezen mee zijn er drie prijzen
en één troostprijs.
Elke week komt er één plaatje, tot de serie
van zes vol is. Pas dan verwacht ik de ant
woorden met of zonder teekening aan mijn
adres, niet eer. Het opsturen heeft dus nog
enkele weken den tijd!
Ruim 'n eeuw geleden kwam 'n jongen van
*n jaar of veertien in het Noordelijk stadsge
deelte van Londen langs de school, waarvan
hij het voorrecht had leerling te zijn. Plotse
ling werd zijn oor door zonderlinge geluiden
getroffen. Hij bleef staan om te luisteren. Aha,
dronken mannen, die 'n straatliedje lalden!
Daar kwamen zij al den hoek om, 'n doodkist
op hun schouders.
'n Groote menigte omstuwde hen met luid
gejoel en gekrijsch. De lijkkist maakte ver
vaarlijke toeren op de wankele schouders en
viel eensklaps met 'n smak op den grond. Luid
gelach! Na een korte beraadslaging werd be
sloten het vrachtje nog wat verder mee te slee
pen. Het stelletje deinde de straat af en ge
raakte uit zicht
Anthony Ashley Cooper zoo heette de
scholier stond als aan den grond genageld!
Mocht dat allemaal maar, omdat de doode 'n
arme drommel was zonder 'n vriend? Was dat
overeenkomstig de naastenliefde, zóó met 'n
gestorvene om te springen? „God geve mij de
genade mijn leven te wijden aan de verschop
pelingen en de vertrapten!"
'n Vluchtige gelofte? Neen, want zij werd ge
houden! De jongen werd Lord Shaftesbury of
liever, graaf Ashley. Reeds op vijf-en-twintig-
jarigen leeftijd was hij lid van de Engelsche
Tweede Kamer en wat heeft hij al niet gedaan
om het lot der verdrukten te verbeteren?
Er heerschten in dien tijd verschrikkelijke
toestanden aan de fabrieken. Te Stockford b.v.
had 'n jonge vrouw, midden in de week het
ongeluk door een machine der spinnerij te
worden gepakt, rondgeslingerd en bijna ver
brijzeld. Met gebroken leden en verminkt
lichaam werd zij meer dood dan levend weg
gedragen. De fabrikant trok toen heel kalm des
Zaterdags achttien stuivers af van haar loon,
voor dat gedeelte der week, dat nog niet af
geloopen was.
Tegen zulke toestanden moest 'n ridderlijke
geest als Lord Ashley wel in verzet komen.
Hij klaagde den harteloozen ondernemer bij de
Rechtbank aan en wón zijn proces! Ook deed
hij een wet aannemen, waarbij de arbeidsduur
voor alle betrokkenen van 6 uur 's morgens tot
6 uur 's avonds werd voorgesteld, 'n heele voor
uitgang. Zeer veel goed-willende en edele fa
brikanten juichten deze maatregelen toe, maar
sommigen wilden van Ashley niet veel hooren!
De Wet dwong hen tot menschelijkheid en
naastenliefde.
Voortaan géén kleine jongens meer aan
zwaren arbeid en géén meisjes voor de kip
karretjes in de mijnen. Géén afgejakkerde
schoorsteenvegertjes hoefden hun leven meer
te wagen op de steile daken! De woningen wer
den verbeterd; het lot der kleine bloemen-
verkoopstertjes verzacht. Scholen, die nood
lijdend waren, kregen steun van het Rijk en
achter dat alles drong de ridderlijke figuur van
Shaftesbury, die op'deze wijze zijn gelofte aan
'God inloste.
De zon is voor menigeen 'n dokter; haar
vriendelijke stralen monteren de stemming op
en bevorderen de gezondheid. De bleeke huid
van de stadskinderen, die aan zee hun kastee-
len en forten en loopgraven bouwen, wordt
door de zonnestralen bruin als die van 'n bui-
ten-man
De zon zendt niet alleen licht-bundels uit,
maar ook nog andere, voor het oog onzicht
bare, stralen, en die „verbranden" de huid.
„O, dan kan ik me thuis, achter de ruiten
óók wel aan die stralen blootstellen" merkt
hier 'n pienter meisje op.
Mi% kindjeHet zon-licht kan wel door
vensterglas heen, maar die tóóverstralen zien
daartoe geen kans. Dus, d'r zal niets anders
opzitten dan de buitenlucht in te gaan! Ten
minsteals je huis niet voorzien is van dat
nieuwe soort glas, dat knappe koppen hebben
vaarvaardigd om óók die bruin-makende-stra-
lenongehinderd door te laten, 'n Dokter had
'ns 'n paar patiëntjes, die maar niet flink
groeien wilden. Hij zond ze naar een Zwit-
sersche openlucht-school en plaatste hen in
den vroegen ochtend en laten middag, net als
hij van de geitjes had afgekeken, niet gedu
rende het heetst van den dag in den zonne
schijn. Deze bruinde hun huid en maakte, dat
in die huid iets ontstond, dat je noodig hebt
om sterke botten te krijgen. Kinderen, die me
in de zon gaan, moeten levertraan drinken en
dat is lang zoo plezierig niet dan wanneer je
huid het goedje fabriceert, dat juist in dien
traan zit!
Nat mag niemand zich aan zonne-bestraling
bloot stellen; oogen, hoofd en nek moeten
steeds beschermd zijn en 'n hoed met breeden
rand kan goeie diensten bewijzen om zonne
steek tegen te gaan. Bevind je je in een ver
gaderlokaaltje of 'n clubhuis, zorg dan, dat
de lucht in beweging blijft; stilstaande lucht,
besmet door de zomersche hitte en de zweet-
afscheiding van het lichaam, is nadeelig. Het
zit 'm niet zoozeer in het koolzuur, dat wij
uitademen, maar juist in die stilstaande lucht,
dat men zich in lokalen soms zoo naar voelt.
Hoe zit dat eigenlijk?
De kortere naam is „natuurlijk", het ge
mak dient den mensch! later ontstaan dan
de langere. Dat klopt ook met de oudste oor
konden; pas in 1290 wordt daarin van „Gor-
com" gerept, terwijl die van 1160 tot 1288 alléén
de namen „Gorinchem", „Gurinchem", „Ghori-
chem" en „Gorinchem" geven.
Reeds omtrent 1160 bevond het dorp zich aan
de samenvloeiing van Linge en Merwede. De
„Pinkstermarkt" werd binnen „Arkei's Oude
Veste" in 1287 gehouden, een gebruik, dat zich
tot op onzen tijd heeft gehandhaafd.
„Goor" beteekent 'n moerassig land en „hem"
zooveel als nederzetting. Dus Gorinchem: „Moe
rassige nederzetting!"
Dit zou men van den hazelworm kunnen
zeggen, een tot de orde der hagedissen be-
hoorend kruipdier zonder pooten, dat op een
slangetje gelijkt. Deze gelijkenis wordt het
stomme dier meestal noodlottig. De afkeer toch
van slangen js zóó hevig, dat alles wat s ang-
vormig is onder een oordeel valt en op s ag
gedood schijnt te moeten worden n
terwijl het meerendeel aller slangen me- vei-
giftig is! Hier te lande alléén de adder, aa e-
lijk herkenbaar aan de zig-zag-strepen ov
zijn huid!
De hazelworm wordt eenige decimeters i™o-
Zijn oogen doen aan die van 'n hagedis den
ken; ze hebben beweeglijke oogleden. De jonge
hazelwormen komen aanstonds ten getale van
zes tot twaalf levend uit de eieren te vooi-
schijn en zijn dan dof-wit van kleur. Eerst
later krijgen zij de grauwe kleur hunner
ouders met de zwarte lijn over den rug.
De hazelworm houdt niet van een vochtigen
bodem en voedt zich met pieren en naakte
slakken, 'n Tuinman heeft er dus al heelemaal
geen belang bij deze nuttige kruipers te ver
delgen. Hij stroopt zijn huid a£ op slangen
manier en verstijft over zijn volle lengte,
wanneer hij ruw wordt beet gepakt. Soms
laat hij 'n stuk van zijn staart in de handen
zijner achtervolgers achter! Later komt er wel
weer 'n nieuwe
Aan de spits van den tong bevindt zich een
inkeping. Het diertje houdt 'n winterslaap
hoe zou het 's winters aan wormen en slakken
moeten komen en maakt daartoe reeds in
September zijn aanstalten. Als het zonnetje
eens door de wintersche lucht komt gluren,
verlaat het zijn schuilplaats ooit voor enkele
uren, maar pas de zomerwarmte schenkt den
hazelworm weer nieuw leven en sneller stroo-
mend bloed.
is in Mei en Juni op z'n best en het rood
borstje heeft dan zelfs aan den langen dag
nog niet genoeg om zich geheel uit te fluiten.
Des avonds kan men dit lieflijke vogeltje nog
hooren, wanneer de nachtegaal al een flink
deel van zijn programma heeft afgewerkt!
Tegen Juli sterven de liedjes een voor een
uit. De jonge diertjes in het warme nest vragen
alle aandacht. Dat drenst maar om eten en dat
spert de gelige snaveltjes maar wijd open, zoo
dat de ouders nauwelijks tijd over hebben om
aan 'n vroolijk deuntje te beginnen. Na dezen
tijd komt de rui-tijd, de tijd van verveeren!
De oude plunje wordt vervangen door nieuwe,
minder fraaie, minder stralend, maar: war
mer! De fluitisten staken hun concert. Het is
Augustus geworden en alleen het getierelier
van het jonge volkje valt te genieten, wanneer
de zon de aarde met haar stralen streelt, maar
wat is dat vergeleken bij de heerlijke klanken
van Mei en vooral van Juni?
De koekoek en de wielewaal, 'n brok vlie
gend goud in de zonnestralen, zijn reeds naar
warmer streken vertrokken.
September komt.... en het vogelen-lied is
geheel verstomd!
De menschen van IJsland zijn öf boeren of
visschers! Van de honderd vinden er twintig
hun bestaan op zee. Langs de Zuidkust wemelt
het in de maanden tusschen Januari en April
van kabeljauw en soms worden er van deze
smakelijke zeebewoners gedurende die periode
wel 'n veertig millioen gevangen!
Natuurlijk worden die niet allemaal veror
berd door de IJslieden! Gedroogd ging de kabel
jauw meest naar Spanje toe, waar het zeeban
ket op de talrijke vastendagen zéér welkom
werd geheeten. Nu door de communistische
woelingen tegen Kerk en Staat dit land zoo
achteruit ging, is daar de klad ingekomen,
'n strop voor de duizenden zeevaarders en vis
schers!!
Maarde eiland-bewoners weten er zelf
óók wel raad mee. De op hooge latwerken ver
dorde visch „hangvisch!" wordt gebeukt
611 rauw, met boter besmeerd, genut
tigd. Probeer dat óók eens met 'n brokje stok
vis! Besteed daar nou 'ns 'n vrijen middag aan
en je zult in 'n heelen tijd je maag niet meer
voelen jeuken noch hooren knorren! Het is
daarginds wat voor ons de biefstuk is, je hartig
brokje tijdens den maaltiidl
Smakelijk eten!
Het boek werd gewonnen door ons trouwe
lezeresje Kathi E., 446 Galdersche Weg, Gin-
neken.
Een extra-prijs van den rebus-teekenaar
moet worden verdeeld tusschen:
Jan Br., den Briel en Anny Gr., Hoofdweg
278, BladeL
Geluk is altijd te koop, zelfs voor de be-
scheidenste beurs.