DUITSCHE EMIGRE'S.
WOENSDAG 2Ï JUNT Ï933
MOEDER HOORT THUIS.
OMZICHTIGHEID MET TAL VAN
OPLOSSINGEN.
mm
REIZIGERSVERKEER TIJDENS DE-
PINKSTEREN.
APOTHEKER'S WEL EN WEE
DE INVASIE IN HET GAST-
VRIJE FRANKRIJK.
Gevaren, aan de vestiging dier buiten
landers verbonden
DE SCHEUTISTEN-MÏSSIES IN
JEHOL.
De houding der Japanners.
Meer reizigers, minder opbrengst.
DE JOURNALISTEN DER „KLEINE
ACHT".
DE FRANSCHE ACADEMIE VAN
WETENSCHAPPEN.
En haar Nederlandsche
Iandsche leden".
huiten-
Cursus te Genève, in Augustus
September a.s.
CONTINGENTEERINGEN.
DE HAVENS VAN DANZIG EN
VAN GDINGEN.
DE NIEUWE REGEERING VAN
DANZIG.
lij t" tfi ifflili
mm
De economische waarde van den
vrouwelijken gezinsarbeid.
(Van onzen correspondent).
PARIJS, 12 Juni 1933.
Gedurende vijf dagen is het vraagstuk van
den terugkeer der arbeidende moeder naar den
huiselijken aard door dit belangrijke congres
besproken en de talrijke afgevaardigden uit
alle werelddeelen hebben zich van de groote
moeilijkheden, die zich bij 'het streven om de
gehuwde vrouw buiten den industrieelen ar
beid te houden, voordoen, kunnen overtuigen.
Het geheele vraagstuk van de bescherming van
moeder en kroost moest onder het oog worden
gezien en wat het belangrijke en het practische
van dil congres moet worden genoemd, was de
omzichtigheid met tal van oplossingen, die
theoretisch zeer voor de hand liggend schijnen,
doch in werkelijkheid maar al te vaak tegen
het beoogde doel ingaan.
Het congres heeft een zeer groot aantal bij
eenkomsten gebruikt, im zich door de gedele
geerden der verschillende landen op de hoogte
te doen stellen van den omvang van den arbeid
van de gehuwde vrouw in de nijverheid van
elk land en van de bijzondere aspecten, die
de arbeid der moeder in de verschillende lan
den vertoont. Het heeft daardoor tot uitgangs
punt voor de bestrijding van den arbeid, die de
vrouw van haar gezin verwijderd heudt de
overweging genomen, dat in het algemeen de
moeder in het bijzonder en de gehuwde vrouw
in het algemeen, zich slechts gedwongen naar
de fabriek begeeft om een aanvulling, in den
regel de noodzakelijke aanvulling van het loon
van den man, te verkrijgen.
Om nu direct een voorbeeld te geven, hoe
moeilijk dit kwaad te bestrijden is, herinneren
we aan wat de heer Eblé zei omtrent een even
tueel wettelijk verbod: de wet kan rechtstreeks
slechts negatief werken. Bijvoorbeeld door
werkverbod, maar welk een groot gevaar ligt
in dit verbod, waar de vrouw, door de mate-
rieele noodzakelijkheid gedwongen, in vele
gevallen zal trachten buiten het verbod te blij
ven door niet te huwen. Positief kan de wet
slechts werken door de sociale maatregelen,
die den toestand van het gezin zoodanig ver
beteren, dat aan de vrouw het, motief, waarom
zij naar de fabriek gaat, wordt ontnomen.
Best, zei de heer Zamansky, de voorzitter
van den grooten Franschen Katholieken pa
troonsbond, maar neem ook die maatregelen
met de uiterste omzichtigheid. Er is een lof
waardig streven om de gehuwde vrouw te
hulp te komen bij haar taak, bijvoorbeeld door
aan de fabrieken of arbeidscentra allerlei in
stellingen te verbinden, waardoor zij haar moe
derplichten nog eenigszins kan waarnemen.
Bijvoorbeeld de kinderbewaarplaatsen en zui
gelingenzalen. Op zich zelf lijkt dat heel mooi,
maar nog afgescheiden van het feit, dat het
geen gezinsopvoeding geeft, kosten die instel
lingen zeer veel en spreker is er van over
tuigd, dat als die belangrijke sommen werden
gebruikt voor verbetering van het loon van
het gezin, men veel verder zou komen en de
moeder in het gezin zou houden. Ook hier
weer is groote voorzichtigheid noodig, om niet
het tegengestelde te bereiken van wat men wil.
Voor wat de materieele middelen betreft, om
het verval in de geboortecijfers, ontzettend en
onvermijdelijk gevolg van deh vrouwenarbeid,
tegen te gaan, kwamen alle woordvoerders op
het congres tot de slotsom dat slechts billijker
familieloon, bijvoorbeeld door familietoeslagen
op het loon van den gehuwden arbeider, één
der hoofdoorzaken van het kwaad kan weg
nemen.
Het congres verklaarde dan ook: „overwe
gend, dat de voornaamste oorzaak van den ar
beid van de moeder buiten den huiselijken
kring, de onvoldoendheid is van de inkomsten
van het gezin om de moeder in staat te stellen,
thuis te blijven, dat het bedrijf het loon der
arbeiders moet regelen naar de normale be
hoeften van een gezin, hetwelk te bereiken is
door verschillende instellingen, als compen
satiekassen voor familietoeslag, rekening hou
dend met de tegenwoordigheid der vrouw in
het gezin".
Voorts wordt bepleit, dat in afwachting van
de veralgemeening van het familieloon, aan de
vrouw tenminste minder sloopende werkzaam
heden worden toevertrouwd, werk van be
perkten duur, gecontroleerd en behoorlijk be
taald werk aan huis; verder worden aanbevolen
instellingen tot steun van de gezinnen, met
onderlinge verzekeringen tegen sommige ge
varen, voorlichting voor economische huishou
ding, enz.
De eenheid, de stabiliteit, de beveiliging van
het gezin, de vakopleiding, die op de welvaart
van het gezin invloed uitoefent, de fiscale ge
rechtigheid, die de groote gezinnen beduiden
de opheffingen verleent, dienen door de na
tionale wetgeving, evenals door de intematio-
Maar, zoo de industrie schuld heeft aan den
nale conventies, beveiligd te worden,
arbeid der gehuwde vrouw, aangezien de bij
zondere geschiktheid voor sommigen arbeid
haar de vrouw doet zoeken, of het gebrek aan
arbeidskrachten in tijden van welvaart haar
ook de vrouw naar de fabriek doet roepen,
om niet eens te spreken van de economische
voordeelen, tengevolge van het lager loon,
waarmee de vrouw zich tevreden moet stellen,
ook de vrouw zelf stuwt op het kwaad aan,
nog anders dan onder den drang van het in
komstentekort van het gezin.
Mej. Lalieux heeft dien kant van het vraag
stuk aftus samengevat: De vrouw blijft naar
de werkplaats gaan, hetgeen zij als jong meisje
reeds gewoon was te doen. De gehuwde vrouw
is dikwijls ongeschikt voor den huiselijken
arbeid, buiten welken zij gehouden werd door
den arbeid buitenshuis vóór haar huwelijk;
voorts blijft zij werken om het loon om de
kosten van de installatie van het huishouden
te dekken, en verder omdat gemak-gevende
instellingen als de bewaarplaatsen, haar het
werk gemakkelijk maken; zelfs de inkorting
van den arbeidsdag, die het gemakkelijker
maakt, naast den huiselijken arbeid nog ander
werk te -doen, werkt noodlottig.
Ook het woningvraagstuk mag niet uit het
oog verloren en de groote woonkazernes bren
gen de jonge moeder er toe te doen „als ieder
een" en houden haar in de gewoonte van het
naar de fabriek gaan gevangen.
We hebben hier met vele kringloopen van
oorzaken te doen; bovengenoemde toestanden
worden niet weinig door de omstandigheden
in de hand gewerkt en brengen de vrouw tot
de geringschatting van den huiselijken ar
beid.
Wat die onderschatting van de economische
waarde van den arbeid in het gezin betreft,
waren in de congreszaal zeer sprekende voor
beelden van gezinsbegrootingen opgehangen,
waaruit blijkt, hoe de arbeid van de vrouw
in het gezin een waarde vertoont, die in den
regel zeker niet overtroffen wordt door het
loon, dat de vrouw met den arbeid buitenshuis
verdient.
Bevorder de geschiktheid van de vrouw voor
het behoorlijk en economisch volbrengen harer
gezinstaak en de reden om buiten het gezin
te gaan werken zal geen steek meer houden.
Dat de vrouw dat niet wil inzien, bewijst, dat
het vraagstuk meer nog dan een economisch
een moreel vraagstuk is.
Zelfs, wanneer de vrouw aan den arbeid
buitenshuis de voorkeur geeft, moét zij er
▼sn teruggebracht worden in haar eigen be
lang. Want, niet alleen, dat de arbeid der ge
huwde vrouw van ontzettend nadeel is voor
de geboorten, en een allernoodlottigsten in
vloed heeft op de kindersterfte en de kracht
van haar geslacht, het huwelijk zelf lijdt on
der de afwezigheid van de vrouw van den
huiselijken haard en de vrouwenarbeid is een
aanzienlijke reden voor het uiteenvallen van
het geheele gezin.
Het verweer tegen den vrouwenarbeid is
dan ook het sterkst, daar waar de opvatting
van het gezin nog overeenkomstig de heilig
heid van het huwelijk 13. Het is geen toeval,
dat de niet-katholieke landen bovenaan staan
op de recordlij sten van den arbeid van de
gehuwde vroUw. In een land als Zweden bij
voorbeeld bedraagt het aantal gehuwde ar
beidsters 52.000 op 83.000 industrieele arbeid
sters in het geheel. Mej. Canuti, de Italiaan-
sche gedelegeerde, heeft in dat opzicht bijzon
der sprekende gegevens aan het congres ver
strekt.
De omvang van dit congres laat ons helaas
niet toe, den moreelen kant van het vraag
stuk zoo uitvoerig te resumeeren als de be
langrijke voordrachten zouden verdienen. Als
over eenlgen tijd het congres-verslag zal
verschijnen, hopen we, dat al onze sociale
werksters en werkers het zullen bestudeeren.
Het zal een rijke bron zijn voor den socialen
arbeid en een practische belichting van de
richtsnoeren, door onzen grooten socialen
Paus gegeven. Want, heel dit congres heeft
zijn sociale propaganda ondernomen als een
missie van gehoorzaamheid aan de onderrich
tingen van Christus en Zijn Kerk, en daarom
is deze sociale arbeid niet gericht op verge
makkelijking van lusten en ontkoming van
lasten, maar op het aanvaarden van plichten
en strijd, overeenkomstig de natuurlijke wet,
om den mensch de taak te doen vervullen
waarvoor God hem schiep.
Om de moeder aan het gezin terug te geven,
daarvoor is dus allereerst een Inwendige voor
bereiding noodig, en het congres heeft het
zoo duidelijk uitgesproken: de arbeid van de
gehuwde farouw is een karakteristieke uitdruk
king van onze hedendaagsche beschaving, van
haar materialisme en haar individualisme en
daarom komt het er in de eerste plaats op
aan in de geesten de gezonde opvatting van
de sociale orde te herstellen, die voor het ge
zin normale levensvoorwaarden eischt.
Om de moeder in het gezin te houden is het
niet alleen voldoende bij de moeders te plei
ten, men komt dan in den regel te laat,
maar de jongelieden van beiderlei kunne, moe
ten opgevoed worden in het bewustzijn van
het nobele en groote van het gezinsleven, wat
slechts hun geluksbron kan zijn.
Onnoodig te zeggen, .dat de religieuse op
voeding de ware bron voor de liefde tot het
gezin is. Gezin, parochie en school, de bonden
en goede werken zijn gehouden zich voor die
wederopvoeding in te spannen, welke alleen
duurzaam den slechten tijdgeest kan bestrij
den. Wanneer er een betere geest komt, ge
zonder opvattingen, Christelijke erkenningen,
dan zullen de schadelijke invloeden (litera
tuur, tooneel, film, radio, kortom alle instru
menten om de meeningen te leiden, helaas
te dikwerf te misleiden) hun kracht verliezen
of zich ten goede keeren. En dan zullen de
materieele middelen ook doeltreffend worden.
Het is hoog tijd het gaat om het behoud
van geslacht en beschaving dat alle hulp
middelen in dienst worden gesteld en samen
werken om den Christelijken familiezin te
herstellen, de moeder terug te geven aan haar
gezin, aan de kinderen hun natuurlijke op
voeders te verzekeren en door onderlinge in
spanning de vrouw haar waardigheid terug
te geven.
Aan het einde van het congres is bijzondere
hulde gebracht aan eenige sociale werksters.
die niet alleen voor dit congres maar voor de i
bescherming van de vrouw groote verdiensten j
hebben vergaard, in het bijzonder aan mej. j
Butillard, mevr. SteenbergheEngeringh, Mary
G. Hawks, mevr. de Vélard, het Madrileensche
gemeenteraadslid mej. Echarri.
Het congres is besloten met een grootsche
propagandameeting, onder eerevoorzitterschap
van den Kardinaal-Aartsbisschop van Parijs.
MOEDER EN KIND. Het jonge zeeleeuwtje, dat Zaterdag in de
Rotterdamsche Diergaarde werd geboren, op de rotsen.
(Van onzen correspondent.)
Uit berichten, welke in het Missiehuis „Spar-
rendaal" uit het door de Japanners bezette
gebied zijn ontvangen, aldus het Juni-num-
mer van de „Annalen der Congregatie van
Scheut" blijkt, dat de Missieposten met hun
Missionarissen niets geleden hebben. Er is
tegenwoordig zelfs op vele plaatsen een groote
en ernstige bekeeringsbeweging gaande. Ge
heele dorpen willen zich bekeeren.
In de streek van den Hoofdmissiepost, zoo
schrijft men ons nog, is het rustiger dan het
sinds jaren geweest is; het schijnt, dat de roo-
vers en soldaten bang zijn om naar deze
streek te komen. In het Westen van het Vica
riaat zijn er echter vele soldaten aangekomen,
zoogenaamd om de Japanners te bevechten.
Onnoodig te zeggen, wat een ellende dat voor
de menschen daar is. In de Apost. Prefectuur
van Hata (toevertrouwd aan de Inlandsche
geestelijkheid) is het nog veel erger. Daar
houden soldaten en roovers zich op. Daarbij
zijn de meeste soldaten uit de Provincie zelf
en betalen dus hoegenaamd niets.
Naar aanleiding van de bezetting van de
stad Jehol door de Japanners valt nog te mel
den: „Dank zij de genomen maatregelen, waar
aan ook pater Conard (pastoor in Jehol) deel
nam, werd de stad voor plundering gespaard.
Toen de brigade-generaal Kawagara in aan
tocht was, ging pater Conard met den presi
dent van de Kamer van Koophandel, den di
recteur der Hoogere School en een tolk, hem
tegemoet. In het voormalige gouverneurs
paleis hield de generaal een speech. Hij zette
het doel der Japanners uiteen, n.l. Mandsjoe-
koeo de helpen de provincie van bandieten en
roovers te zuiveren. Aan het einde zijner rede
voering richtte de generaal zich speciaal tot
pater Conard en zeide hem, dat zijn Oversten
hem speciaal opdracht hadden gegeven, de Ka
tholieke Mlfigie in de Provincie Jehol te be
schermen
Bij de komst van den divisie-generaal Nisji
behoorde Pater Conard ook wederom tot het
comité van ontvangst.
JAARRINGEN IN HET HAAR.
E. C. Hoed van het Scientific Crime Detec
tion Labaratory der universiteit van Chicago
heeft jaarringen ontdekt in het menschelijke
haar, zoodat men microscopisch uit iémands
haar diens leeftijd kan bepalen!
Jaar-ringen in den eigenlijken zin des woords
zijn het niet, want bij iemand van 20 jaar vindt
men 6 ringen op eiken 0.1. m.m. (bij een veer
tiger het dubbele aantal).
Een misdadiger kan er dus voortaan „bij de
haren bijgesleept" worden en de politie zal
zich met haarkloverijen moeten gaan bezig
houden, terwijl de inbreker zal kunnen getui
gen, dat het „een haar had gescheeld" of men
had zijn schuld bewezen. Kaalhoofdige misda
digers zullen verder in een bevoorrechte positie
komen te verkeeren; doch de dames van ze
keren leeftijd, die zich het haar verven, zullen
daardoor niet langer hun leeftijd kunnen „ver
bloemen"!
(Natuur en Techniek.)
UNIFORMVERBOD IN FINLAND.
Naar een Wolff-telegram uit Helsingfors
meldt, heeft de Finsche regeering het dragen
van buitenlandsche uniformen tot nader order
verboden.
Het verbod schijnt enkel en alleen met het
oog op de 3 Juli a.s. plaats hebbende rijksdag
verkiezingen en de daarmede samenhangende
verkiezingsagitatie te zijn uitgevaardigd.
P a r ij s, 15 Juni.
Een der leden van den Parijschen municipalen
raad heeft opgaaf verzocht van het aantal Duit-
sche uitgewekenen, die zich in Frankrijk zoeken
te vestigen. Het antwoord is tot dusver uitge
bleven en men weet niet of hun aantal 20 of
50.000 bedraagt. In het laatste tiental jaren zijn
er veel meer Italianen, Spanjaarden, Russen,
enz. zich in dit land komen vestigen, zonder
dat hun komst tot groote ongerustheden aan
leiding gaf. Waarom is die immigratie der Duit-
schers wel verontrustend
Frankrijk heeft altijd zijn grenzen wijd open
gezet voor uitgewekenen, ook in geval zij, als
ongewenschte gasten, in het oog moesten wor
den gehouden. Men vroeg hun slechts, Frankrijk
niet te compromitteeren en was onbegrijpelijk
lankmoedig als ze dat toch deden. En wijl
uitgewekenen gemakkelijk immigranten worden,
heeft men ook de assimilatie aangemoedigd.
Het vraagstuk der uitgewekenen, die naar
Frankrijk de wijk namen, was in de eerste
plaats een politievraagstuk en eerst daarna een
immigratiekwestie. Zoolang de in massa uit
gewekenen tot de werknemers behoorden, kon
den die uitgewekenen geheel op één lijn worden
gesteld met de vreemde arbeidskrachten. Zij
konden dus op den steun rekenen, dien Frank
rijk, sedert lang gedwongen door het tekort aan
handen vreemden werkkrachten aan te trekken,
aan dergelijke immigranten verleent. De immi
gratiepolitiek zelf was afhankelijk van de
arbeidsmarkt en de maatregelen, die genomen
werden, dienden alleen om de Fransche arbei
ders te beschermen en als regulateur voor de
arbeidsmarkt.
Sinds de jodenuittocht uit Duitschland is de
zaak in een ander licht komen te staan. Naar
mate de Duitsche uitgewekenen hier langer
verblijven, doen zich meer klachten voor en
men kan die met geen mogelijkheid op rekening
van een anti-semitisme stellen, dat trouwens in
Frankrijk reeds lang is overleden.
Waren de uitgewekenen enkel arbeiders, dan
zou deze immigratie veel gemakkelijker te rege
len zijn, doch nu zij behooren tot de groepen,
die zelfs geruimen tijd in het land kunnen
verblijven alvorens zij onder bepaalde vesti
gingsbepalingen vallen, heeft men niet direct
vat op hen. Zij komen met een gewoon paspoort
de grens over, dus zonder controle van hun
kwaliteit en ze hebben zelfs twee maanden den
tijd, voor ze een verblijfsverklaring moeten
doen. Ze hebben zich over Frankrijk verspreid
naar eigen goeddunken, meest met de hulp van
hun geloofsgenooten en beproeven door relaties
of op grond van het karakter hunner komst hulp
te verkrijgen, om een bestaansmiddel te vinden.
Op die manier is van een oordeelkundige assi
milatie geen sprake. Zij treden overal als con
currenten op en het vraagstuk wordt niet ver
gemakkelijkt door de wijze, waarop zij die con
currentie betrachten.
Het is duidelijk, dat in een land met oude
cultuur een plotselinge invasie van doktoren,
advocaten, enz. niet zonder gevaar is voor den
welstand in die vrije beroepen en dat vooral
in crisistijd de kunstenaren, die het toch al heel
moeilijk hebben, met beduchtheid kijken naar
de vakbroeders, die door de omstandigheden
aan het leven geen anderen eisch stellen, dan
het te kunnen uithouden.
Voor den toch reeds zoo zwaar getroffen mid
denstand is het gevaar nog nijpender. De
patroonsvereenigingen toonen dan ook groote
ongerustheid en de voorzitter van de federatie
van de groote Katholieke patroonsbonden deelde
ons mede, dat het klachten regent. Maar die
klachten betreffen niet de vestiging der Duitsche
joodsche winkeliers en de daaruit voortvloeien
de concurrentie; waarvan men verschoond wil
blijven is de volkomen ruïneerende concurrentie
die met de komst der Duitsche jodénmassa haar
intrede heeft gedaan.
Men neemt namelijk op het oogenblik, óók te
Parijs, een als paddestoelen uit den grond schie
ten van magazijnen met „eenheidsprijs" waar.
Die zaken verkoopen slechts enkele artikelen,
van massieve inkoopen, waartoe de gewone win
kelier niet in staat is, afkomstig, dikwijls van
gelegenheidskoopen, als faillissementen, douane
veilingen, enz. Veelal zijn de magazijnhouders
niet anders dan de filiaalhouders van machtige
maatschappijen, die tegen zeer lage prijzen
onophoudelijk vernieuwde artikelen op de markt
werpen.
Die „Prix Unique"-zaken hebben zich ook
niet met het continueeren van hun artikelen op
te houden, terwijl de gevestigde winkelier niet
in die mate, als de maatschappijen over het
kapitaal beschikken, om de ontwikkeling van
de concurrentie bij te houden, en omdat hij ook
gehouden is te verkoopen wat hij heeft en wat-
men bij hem zoekt, terwijl de „Uniprix", zooals
ze worden genoemd, slechts hebben aan té bie
den, wat ze toevallig laag konden inkoopen.
Met de groote magazijnen hebben de kleine
winkeliers langzamerhand de concurrentie lee-
ren volhouden, wijl die niet met ongeregelde
goederen kunnen werken, zeer hooge admi
nistratie- en andere kosten hebben, extra door
den fiscus worden belast, enz. en per slot van
rekening hier slechts in het groot doen, wat de
winkelier oók in het klein kan doen.
Met de „Uniprix" staat het echter geheel
anders. De heer Delcourt-Haillot noemde ver
schillende vormen van „Uniprix"-inkoopen
inkoopen van fabrieken met onvoldoende pro
ductie men dwingt den fabrikant door groote
leveringen, die zijn fabriek gaande houden, de
arbeiders voor de keuze te stellen zich met de
helft van het salaris tevreden te stellen, of
zich de werkgelegenheid te zien ontga«a; men
koopt den stock van gerechtelijlü en tsmae-
verkoopingen (als vcwrbseid gaf hij het gewal
van een curator, lie den voorraad van 3030
dozijnen messen van een productieprijs van
60 francs leverde voor 30 francs), aankoop»
tegen dumpingsprijzen ofwel aankoópen voor
reclamq voor het lanceeren van een artikel.
In Duitschland had reeds dr. Brüning tegen
dat soort winkeliers maatregelen genomen en
het feit, dat zooveel middenstanders achter
Hitler aanloopen, is mede te verklaren uit de
fnuikende concurrentie, die zij van de z.g. vlie
gende, gelegenheids- en uniprixwinkels onder
vonden.
Uit Duitschland verjaagd, dreigt dat soort
winkeliers nu elders zijn tenten op te slaan en
de heer Delcourt-Haillot klaagt nu, dat tal van
die winkeliers nu hun nefaste concurrentie in
Frankrijk beginnen.
Natuurlijk wordt hier slechts een enkelen
vorm van gevaarlijke concurrentie in het licht
gesteld. Ook in andere dan winkelierskringen
gaan klachten op en een zoo onpartijdig man
als dr. René Martial, die een specialist is op
het gebied van immigratie, heeft deze week
uitgesproken, dat op het oogenblik de invasie
van Duitsche uitgewekenen een zeer ernstigen
weerslag kan hebben, zoowel in sociaal als in
economisch oogpunt. Er is wel een interminis
terieels commissie benoemd, om zich met het
vraagstuk bezig te houden, maar de heer Martial
gelooft niet, dat die veel doen kan, omdat
Frankrijk geen immigratiepolitiek heeft.
Dr. Martial herinnerde er aan, dat in 1830 ook
een belangrijke immigratie van Duitsche uit
gewekenen in Frankrijk plaats had, maar de
omstandigheden waren toen gunstig voor een
langzame assimilatie, die dan ook heeft plaats
gehad. Thans zijn de omstandigheden totaal
anders. Niettemin verklaart hij, dat het onver
mijdelijk is dat een uitgewekene na korten tijd
immigrant wordt. Men moet dus selectie- en
verspreidingsmaatregelen nemen; waardoor de
assimilatie bevorderd wordt en de nieuw geves
tigde een aanwinst en niet een gevaar voor het
land worde. De overheidsdiensten toonen daar
echter weinig geschiktheid voor en men ziet
zelfs de „uitgewezenen" stuk voor stuk, kalmpjes
binnen de grenzen terugkomen. Zelfs de wetten
die de aanwezigheid der vreemde werkkrachten
regelen, kunnen niet toegepast worden
Dr. Martial is dan ook van meening dat de over
heid door de komst der Duitsche uitgewekenen
volkomen verrast is geworden.
Intusschen, maatregelen tegen die „invasie"
krijgen gauw een politiek karakter en zullen
spoedig als anti-semitische uitingen uitgekreten
worden.Daardoor is de kans groot, dat geen
maatregelen zullen genomen worden, om deze
bezwaarlijke immigratie, waarop men reeds zoo
weinig vat heeft, ongevaarlijk te maken. Als
men de officieele cijfers van voor eenigen tijd
voor juist houdt, zou het aantal uitgeweken
Duitschers in Frankrijk op het oogenblik 25.000
bedragen, waaronder 5000 Israëlieten. Maar deze
cijfers worden zelfs door de steuncomité's voor
onjuist gehouden. Zij doen trouwens weinig
ter zake, vooral als men ze vergelijkt met de
zeer hooge cijfers van vreemde werkkrachten,
in Frankrijk aanwezig. Het gaat in dit geval
minder om het aantal, dan wel om de klasse,
waartoe zij behooren. Op de arbeidsmarkt keert
de dam gauw het schip. Bij de vrije beroepen
en de middenstandsconcurrentie staat de zaak
er anders voor.
Zal dat in de practijk niet tot betreurenswaar
dige wrijvingen leiden
We lezen in „Spoor- en Tramwegen":
Het weder was overweldigend mooi, het aan.
tal reizigers was grooter dan in vorige jaren
en de opbrengst was geringer. (De op 1 April
j.l. ingevoerde tariefverlagingen bedroegen on
geveer 20 pet.). Te Amsterdam C.S. bedroeg
op den eersten Pinksterdag het aantal reizigers
(vertrek of aankomst zonder abonné's) 25.000
(1933) tegen 17.000 (1932), en te Rotterdam
D.P. 20.000 (1933) tegen 14.000 (1932); het ver
keer was dus op den eersten Pinksterdag an
derhalf maal zoo groot als een jaar geleden.
Op den tweeden Pinksterdag was het verkeer
op beide stations iets grooter dan in 1932 en
iets grooter dan op den vorigen dag.
Te Amsterdam C.S. daalde op de twee Pink
sterdagen tegenover 1832 de voorloópig ge
schatte opbrengst van ƒ67.000 op 59.000 (12
pet.) .terwijl het aantal plaatskaarten steeg van
41.000 op 51.000 (25 pet.). Te Rotterdam D.P.
daalde over vier dagen tegen 1932 de voorloo-
pig geschatte opbrengst 2 pet., terwijl het aan
tal plaatskaarten 25 pet. steeg. Op beide sta
tions betreft de toeneming een verkeer over
korte afstanden (naar de zee en naar de vij
vers), terwijl te Amsterdam bovendien een
daling in het verkeer over lange afstanden
plaats vond.
Op het station Groningen daalde over zes
dagen de opbrengst van 30.000 (1932) op
27.000 (1933); daaronder zijn vacantiekaarten
begrepen ad ƒ12.000 en ƒ10.000. De opbrengst
der vacanntiekaarten bedraagt dus op dit uit
middelpuntig gelegen station 40 pet. van de
totale opbrengst (zonder abonnés). De omvang
van het" verkeer met vacantiekaarten bleef na
genoeg onveranderd.
Het tekort aan rollend materieel leidde tot
voorziene moeilijkheden, waarvan de bestrij
ding succes heeft gehad. In 1913 bedroeg het
aantal zitplaatsen in onze rijtuigen 160.000 en
thans 200.000; het verkeer is echter veel sterker
dan 25 pet. gestegen. Evenmin als bij andere
spoorwegen is het rijtuigpark der Ned. Sp. er
anders dan 'met kunst- en vliegwerk op
berekend om exceptioneel groot verkeer te be
dienen, hetwelk slechts op een paar dagen des
jaars plaats vindt. Bedraagt de omvang van
het verkeer op een gemiddelden werkdag 100,
dan bedraagt deze op een gemiddelden Zondag
80, en op ieder der beide Pinksterdagen 160.
Daarbij zijn er lijnen,waar het verkeer op
Pinksterdagen meer dan verdubbelt, terwijl
het op andere baanvakken bijna geheel ver-
dwint. En bovendien komt de spitsbelasting
op Feestdagen op geheel andere uren voor dan
op gewone werkdagen. I.Iet Pinksteren 1933
deed zich daarbij de omstandigheid voor, dat,
in het jaar 32-33 het aantal zitplaatsen 3e klasse
(door buitendienststelling van rijtuigen met
11.000 (van de 140.000) was verminderd. Daar
door werd het op drukke dagen onvermijdelijk
een deel der overtollig geworden oude AB-rij-
tuigen voor de 3e klasse te gebruiken. Daarbij
is het noodig, ze tevens tijdig tevoren daartoe
aan te wijzen en te beplakken (of op deugde
lijker wijze te merken), om vertraging bij
plaatszoeken en instappen etc. te vermijden.
Zooals gezegd zijn deze bezwaren in de afge-
loopen Pinksterdagen zoo goed mogelijk over
wonnen."
Naar aanleiding van de verkiezing van prof.
dr. P. Zeeman tot buitengewoon lid der acade
mie van wetenschappen te Parijs is het vol
gende van belang.
Er zijn slechts 12,buitenlandsche leden der
academie. Zij worden gekozen uit alle verschil
lende vakken der natuurwetenschap.
In de laatste 25 jaren waren van der Waals,
Lorentz en Kamerlingh Omnes in deze groep,
gelijktijdig echter waren nooit meer dan twee
hunner opgenomen.
Een lijstje van de Nederlanders, die achter
eenvolgens buitengewoon lid der Parijsche
Academie waren, is belangwekkend, omdat er
uit blijkt, dat na Petrus Camper meer dan een
eeuw moest voorbij gaan, voordat van der
Waals een plaats kon innemen.
Jaar der
verkiezing.
C. Huygens 1666
Hartsceker 1699
Ruysch 1127
Boerhaave1730
Van Swieten 1750
Camper 1785
Van der Waals1916
Lorentz 1910
Kamerlingh Omnes 1925
P. Zeeman 1933
Onze correspondent te Genève meldt ons
De in de volkenbondsstad wonende journalis
ten uit België, Denemarken, Nederland, Noor
wegen, Spanje, Tsjecho-Slowakije, Zweden en
Zwitserland (de statengroep, die als Kleine
Acht" menigmaal gemeenschappelijke bespre
kingen over het verloop der ontwapeningscon
ferentie heeft gehouden) hebben, onder leiding
van dr. W. Weibel, buitenlandsch redacteur der
„Neue Zürcher Zeitung", het initiatief genomen
tot het organiseeren van een jaarlijks vóór en
tijdens de algèmeene volkenbondsvergadering
te houden cursus voor journalisten uit deze acht
kleinere staten.
Het doel van den cursus is eenerzijds de ver
breiding van de volkenbondsgedachte, ander
zijds de ontwikkeling van de wederzijdsche ken
nis omtrent elkanders staat en volk en van de
vriendschappelijke betrekkingen tusschen de
vertegenwoordigers der pers van de „Kleine
Acht".
De cursus zal gehouden worden in het ge
bouw, waar sinds twee jaren de Scandinavische
volkenbondscursussen gehouden worden.
Dit jaar zal de cursus op 25 Augustus aanvan
gen en tot ongeveer 10 September voortduren.
Ö.a. zal onze landgenoot dé heer A. Pelt van
de informatie-afdeeling van het volkenbonds
secretariaat een voordracht houden over de
organisatie en werkzaamheden van dit zoo be
langrijke onderdeel van den volkenbondsarbeid,
terwijl zijn Belgische collega Blondeel over de
Londensche wereldconferentie en over de con
venties van Oslo en van Ouchy spreken zal.
Voorts zal men voordrachten kunnen aan-
hooren over de ontwapeningsconferentie, over
het Chineesch-Japansche geschil, over de werk
loosheid en het internationale arbeidsbureau,
over de kleine entente en het pact van vier,
over het minderhedenvraagstuk, enz.
Natuurlijk zullen ook de vergaderingen van
den volkenbondsraad en van de volkenbonds
vergadering worden bijgewoond en onderwerp
van gemeenschappelijke besprekingen vormen.
Het organisatie-comité hoopt ook, dat de
ministers en andere gedelegeerden der „Kleine
Acht" ter volkenbondsvergadering zich zullen
bereid verklaren, de cursus-deelnemers te ont
vangen en dat wellicht enkelen hunner ook
zelf een cursus-voordracht zullen willen hou
den.
Deelnemers aan den cursus zullen gelegen
heid hebben, tot een maximum van 30 personen,
in het Scandinavische cursusgebouw zelf (on-
geveeAO minuten te voet van het volkenbonds-
secretfflnaat gelegen) te wonen tegen een prijs
van 5 Zw. franken, kamer en pension inbe
grepen, per dag. De cursus-deelnemers kun
nen ook een algemeen abonnement op de Zwit-
sersche spoori»fcen tegen den halven prijs (46
Zwitsersche franken, derde klasse, voor 14 dagen
of "*9 >zn- voor een maand) verkrijgen.
Opmerkingen en wenschen van de
Tweede Kamer.
De verslagen der Tweede Kamer zijn ver
schenen van een groot aantal contingenteerings-
wetsontwerpen. O. m. werden de volgende op
merkingen gemaakt:
Algemeen. Verscheidene leden waren van oor
deel, dat, nu de genomen maatregelen inzake
contingenteering van den invoer van onderschei
dene goederen bevredigende resultaten ople
veren, het volgen van den wettelijken weg, zoo
als de crisisinvberwet dit voorschrijft, noode-
loozen omslag met zich medebrengt- Zij achtten
dan ook den tijd' gekomen tot wijziging van de
crisis-invoerwet.
Andere leden wilden zich de mogelijkheid
van controle in de toekomst voorbehouden.
Bote r
Enkele leden waren van oordeel, dat de con
tingenteering niet aan de gestelde verwachtin
gen heeft beantwoord. Zij stelden dan ook voor,
het percentage te verlagen.
Wollen en halfwollen stof
fen, tricotgoederen, boven
kleeding.
Door eenige leden werd nog eens gewezen
op den uiterst ongpnstigen invloed, welke de
import, speciaal van Japansche en Russische
goederen op de Nederlandsche markt uitoefent
Waar de contingenteering naar de waarde wordt
berekend, heeft de sterke waardedaling een
meer dan normalen invoer ten gevolge en wor
den meer in het bijzonder tal van textielgoe-
deren tegen prijzen, lager dan de waarde der
grondstoffen, aangeboden.
Afgescheiden van de resultaten, welke de
conferentie te Londen zal opleveren, meenden
deze leden, dat sterk ingrijpen een gebiedende
eisch is. Zij drongen dan ook aan op een aan
merkelijke verlaging van het invoercontingent.
Porselein, aardewerk, muur-
en wandtegels.
Enkele leden merkten op, dat de contingen
teering, zooals die tot heden werd toegepast,
weinig of geen baat geeft aan de Maastricht-
sche industrie. Zij achtten maatregelen van an
deren aard noodzakelijk.
Andere leden konden zulks niet toegeven.
De bestaande contingenteering stelt de Maas-
trichtsche industrie in staat, althans voor zoo
ver het betreft sanitair aardewerk, bijna de
geheele binnenlandsche markt te voorzien.
Rund- en Kalfsvleesch.
Enkele leden wenschten, in verband met den
ongunstigen toestand in het bedrijfsleven hier
te lande een sterkere contingenteering dan in
i het wetsontwerp wordt voorgesteld.
Historie en heden
Stryd tegen kwakzalvers en andere
moeilijkheden
Den eenen zijn brood is den anderen zijn
dood, zegt het spreekwoord, en dat geldt ook
in de wereld der geneesmiddelen. De groote,
industrieele concerns, waar de pillen gestan
daardiseerd en wel aan den loopenden band
afgeleverd worden, maken langzaam maar
zeker een eind aan het mooie en eens bloeien
de bedrijf der apothekers. Deze heeren worden
meer en meer tot zetbazen van de I. G, terug
gebracht en hun leven wordt niet mee" gevuld
met eigen werk van hand en hoofd. Zij geven
over de toonbank door andéren gemaakte en
ingepakte preparaten af en incasseeren het
geld daarvoor en dat is al. Of Hitier daarin
verandering kan brengen staat nog te bezien
alhoewel de bond van N.S.D.A.P. apothekers
leerlingen er stormachtig om vraagt.
Eigenlijke apothekers dateeren in Duitsch
land al van 1404, toen er een in Neurenberg
verscheen, terwijl er in Leipzig vijf jaar later
een volgde. In 1481 verleenden burgemeesters
en raadsheeren van de oude en nieuwe steden
Berlijn en Cölln aan de Spree, aan Jan Tem
pelhof het privilege om pillen en dergelijke
dingen binnen hun muren te fabriceeren en
te verkoopen, maar het duurde meer dan een
jaar vóór de keurvorst dit privilege beves
tigde.
En dat kwam wijl men in die dagen net
zoo erg als tegenwoordig tegen kwakzalvers
en dergelijke lieden te kampen had, waar men
het onderscheid tusschen den een en den ander
maar niet zoo op 't eerste gezicht wist vast
te stellen. Intusschen waren het alweer die
arme joden, die het hier ontgelden moesten.
Ditmaal echter niet zij alléén. Ze hadden het
gezelschap van de barbiers. De joden en de
barbiers werden voor de ergste kwakzalvers
de middeleeuwen in Duitschland gehou
den en er bestaat zelfs een klacht over hun
knoeierijen, die in Wurzburg, zoo lang geleden
als 1573, opgesteld werd. Waaruit men in alle
gevallen zien kan, dat het geweeklaag over de
joden bij onze buren niet van gisteren da
teert.
Inmiddels moet er toch wel enorm veel noo
dig zijn geweest om ln die lang vervlogen
dagen voor een kwakzalver te worden aange
zien.- De werkelijke apothekers arbeidden on
der voorlichting van wetenschappelijke hand
boeken, waarin het bloed van echte Turken
b.v. werd geroemd of uitgedroogde padden of
geroosterde menschenhersens, tanden van snoe
ken en vossen, longen van herten, enz. Eerst
wanneer men deze dingen onder de knie wist
te krijgen, had men recht op den titel van
kwakzalver en dat moet dus wel geen kleinig
heid geweest zijn.
Erkend echter moet worden dat de auto
riteiten bijna alles wat in hun macht lag ge
daan hebben, om via de apothekers het licha
melijk welzijn van hun onderdanen te bevor
deren. Het was een privilege, het beroep van
pillendraaier te mogen uitoefenen. Éénmaal ge
vestigd genoten zij een monopolie op hun ge
bied. Hun aantal werd wettelijk geregeld.
Later werd controle over hun winkels inge
voerd en daar deden de raadsheeren graag aan
mee, want zulk eene inspectie eindigde ge
woonlijk met een groote fuif, welke de apo
theker zich gedwongen zag te geven om de
inspectie goed te laten afloopen. Uit deze maat
regelen bloeide die apothecarische concessie
op, welke onder zeker toezicht erfelijk en ook
verkoopbaar was en die nog hier en daar in
Duitschland bestaat. Eerst in 1894 werd de per
soneels concessie ingevoerd.
Bijna van meet af aan heeft men van de
apothekers een zekere mate van wetenschap
pelijke ontwikkeling geëischt. De gilden
brachten het instituut der leerlingen of ge
zellen mee en in de 19de eeuw begon mén
een academische opleiding te eischen. Tegen
woordig duurt deze tweemaal twee jaar, welke
van elkaar door een jaar van praktischen
arbeid gescheiden zijn. Een staatsexamen be
zegelt al dit leeren. Nog twee jaar later kan
de apotheker zijn z.g. approbatie krijgen en
dan mag hij een apotheek koopen, pachten of
wat dan ook en zelfstandig leiden. Hij kan
ook op een nieuwe concessie wachten, maar
deze worden slechts in verhouding tot de be
volkingsaanwas uitgedeeld en in doorsnee duurt
dat wachten tot de liefhebber 55 jaar oud is.
Zooals men ziet is dit vak tot zijn hoogste
hoogte opgevoerd, juist toen het voor zijn
diepste keldering iat, want tegenwoordig is
de apotheker in hoofdzaak nog maar zetbaas
van de groot-industrie. Men wil hier tegen
een beetje remedieeren door een scherpe schei
dingslijn tusschen apothekers en drogisten te
trekken, maar dat kan hoogstens financieel
van nut zijn. Men wil daarentegen de scherpe
scheidingslijn wegdoezelen, die tusschen wer
kelijke apotheekbezitters en- gewone apothe
kers bestaat, die geen zelfstandig bestaan
voeren. Er wordt nog op een paar andere ge
neesmiddelen gezinspeeld maar het ziet er
niet naar uit of het groote kwaad te keeren is.
Echter kunnen de apothekers hun vrijen tijd
ook in andere richting goed besteden zooals
dat uit illustre voorbeelden af te leiden valt.
Strasser, de nu bijna vergeten opbouwer van
de N.S.D.A.P. was immers ook van het vak.
De beroemde Ibsen ook en Fontane even
eens. Klaproth heeft het van zijn simpele pil-
lendraaierskruk tot hoogen, scheikundigen
roem gebracht; de apotheker Marggraf was de
man, die de suiker in de suikerbieten vond
en zijn collega Sertümer was de eerste, die
het morfium uit het opium los peuterde. Dat
wil heel wat zeggen en daarom hoeven de
apothekers de hoop nog niet op te geven, hoe
zeer de pharmaceutische industrie ook aan hun
welzijn knagen mag.
DANZIG, 19 Juni (R.O.) Hier gepubliceer
de statistieken toonen aan, dat terwijl de haven
van Danzig kwijnt, die van Gdingen, in den
Poolschen corridor, aan belangrijkheid toe
neemt.
De eerste tien dagen van Juni werden 9.793
ton goederen ingeladen te Danzig, tegen 16.405
ton te Gdingen. In dezelfde periode werden te
Danzig ontvangen 82, 564 ton tegen 150.000 ton
in Gdingen.
Van Danzig uit werden 45.000 ton steenkolen
verscheept, tegen 136.000 ton uit Gdingen.
De handel te Danzig bevindt zich dan ook
in zulle een kritieken toestand, dat, naar alge
meen gevoelen, het nog slechts enkele weken
zoo kan doorgaan.
In handelskringen van de vrije stad Danzig
acht men de Poolsche regeering voor dezen
gang van zaken verantwoordelijk, omdat zij
verschillende subsidies en faciliteiten aan Gdin
gen heeft verleend.
Met Warschau wordt op het oogenblik over
leg gepleegd inzake de bestaande overeenkom
sten, krachtens welke Polen verplicht is vol-
ledig gebruik te maken van de haven van Dan
zig.
DANZIG, 19 Juni. (W.B.) De nieuwe regee
ring van Danzig is gevormd.
President en leider van buitenl. zaken is: Dr.
Rauschning (nat. soc.)
Voorloopige vice-president en senator va*
binnenl. zaken: Greiser (nat. soc.)
De overige regeeringsleden behooren ook t4t
de N.SD.AP. behalve twee eentr-jrrvied'm.