DE UITGANGEN DES LEVENS VOORJAARSVERGADERING R. K. WERKLIEDENVERBOND GALILEO GALILET. DONDERDAG 22 JUNI 1933 HET KABINET-RUYS EN DE WERKLOOZENZORG. MOTOR RIJDT OP TWEE FIET SENDE MEISJES. ERNSTIG ONGELUK BIJ EDE. ZORG VOOR DE JEUGDIGE WERKLOOZEN. Instelling van een jeugd- werkloozendienst. H. M. DE KONINGIN-MOEDER. Eenige dagen absolute rust voorgeschreven. Motorrijder en duopassagier gedood, een der meisjes zwaar gewond. Nazis en liet organisatierecht der Duitschers in Nederland. HET BELEG VAN NIJNSEL. OPZETTELIJK IN VERDACHTEN TOESTAND BRENGEN VAN VEE. Jr. POSTHUMA. Uittreden uit een 24-tal organisaties SECRETARIS-GENERAAL VOOR ECONOMISCHE ZAKEN. Benoeming van mr, dr. A. van Rliijn te verwachten. DE LOONSVERLAGING VAN HET AMSTERDAMSCHE GEMEENTE- PERSONEEL Alle organisaties tegen het voorstel van B. en W. 1633 - 22 JUNI - 1933. Juich en zing lof, woonstede van Sion, want groot is in uw midden de Heilige van Israël." (Les uit den profeet Isdias. Epistel op het Feest van het H. Hart.). O, Hart, dat de menschen zoozeer heeft bemindDe liefde op haar hoogtepunt uit zich slechts in kreten, in afgebrokkelde verzuchtingen, soms alleen nog in klanken, wanneer de vervoering de schouwende ziel het Onuitsprekelijke doet naderen. Doch al toos hebben die kreten en verzuchtingen der liefde eenzelfde karakter: zij zijn boor devol zoowel van smart als van vreugde. De tegenstellingen zijn hier vereenigd als in één levensbesef; de vreugde der liefde gaat harmonisch samen met de smart om dat de liefde niet wordt bemind. In de Mis liturgie van het feest van het Allerheiligst Hart vinden wij deze twee-eenheid der lief de telkens terugO, gij die voorbijgaat langs de wegen, zie toe of er een smart is gelijk Mijne Smart.... Hoon verwacht Mijn Hart en jammer.... En dan weer triomf kreten om de liefde van Hem, Die ons ver lost heeft, uit Wiens Zijde water en bloed vloeide: water om ons te reinigen, bloed om ons te versterken. O, Hart, dat de men schen zoozeer heeft bemind Het Feest van het Allerheiligst Hart des Zaligmakers, het Feest van Zijne allerzoet ste en allersmartelijkste liefde tot ons, komt na een lange reeks van feesten, waarin de Kerk de heilsfeiten der Verlossing heeft herdacht. Wij hebben de Passie meegeleefd en ons hart in ons is ontsteld geworden. De blijdschap, die met palmen wuift, ver stikt in het verraad en de verloochening. Dan komt die dag van bitter wee: de gee- seling, de kroning met doornen, de lijdens- tocht tot buiten de poorten van Jerusalem, gal en alsem en de bittere dood. Wij heb ben de Opstanding meegeleefd, als verloste gevangenen zijn wij in den geest mede op gevaren ten hemel. Wij hebben den Troos ter ontvangen, den Geest der Waarheid, Die ons alle waarheid leeren wil, opdat wij veilig zouden gaan door alle duisternissen van ons aardsche leven. Wij hebben onzen ontroerden dank uitgesproken voor het Sa crament der Liefde; voor de Spijs, die de liefde in ons voedt, zoodat God in ons woont. En nu vereeren wij nog eens het essentieele van heel dezen wonderbaren ontwikkelingsgang van Gods Liefde jegens den mensch. Want het essentiëele van dien ontwikkelingsgang is toch de Menschwor- ding van Gods Zoon. De Menschwording, die wederom haar centrum vindt in het God-menschelijk Hart van den Zaligmaker. Want uit het hart zijn de uitgangen des levens. Uit het hart welt de bloedstroom op, die leven zendt en leven wekt in heel ons lichaam. Uit het hart komen ook de zuivere ontroeringen van mededoogen en medelijden, het hart van den mensch gaat liefde-zoekend en liefde-schenkend tot den naaste uit en wie zijn hart sluit voor zijn broeder, hoe kan de liefde Gods in hem wonen? Zoo is waarlijk het feest van het Allerheiligst Hart de apotheose der Mensch wording, en de gloed van heel de feesten- rij onze Verlossing herdenkend, wordt eaamgetrokken in dit brandpunt. De vereering van het Allerheiligst Hart des Zaligmakers is in den goeden zin popu lair onder ons, en dit is begrijpelijk, omdat zij zoo luide spreekt tot het hart van den mensch, zelfs tot heel zijn wezen. De Hei land heeft deze vereering en dit feest als 't ware Zelf ingesteld, en Hij wil zich uit putten in beloften van liefde en toegene genheid voor hen, die Zijne heilige Mensch- heid eer-en in haar Hart Doch deze heilige Menschheid van den Verlosser zóó veree- rende, eeren wij tevens ook ons eigen mensch-zijn. Want wij zijn verwant aan den God-mensch, Dien wij niet alleen Heer, maar ook Broeder mogen noemen, en ons hart heeft verwantschap aan Zijn Godde lijk Hart. Zijn Hart is toonbeeld en middel punt aller harten, en de mogelijkheid Hem na te volgen, om ons hart gelijkvormig te maken aan het Zijne, is niet vaag en theo retisch, doch concreet en reëel. Want in alle omstandigheden van ons leven kunnen wij ons afvragen, hoe het Hart van onzen Verlosser in die omstandigheden zou heb ben gereageerd, en wij zullen altoos aan- knoopingspunten vinden om onze gedrags lijn te bepalen, om ons eigen hart te doen spreken in harmonie met het Hart des Za ligmakers. En dan vinden wij bij uitstek in het Hart van den Heiland dezelfde trekken, die wij ook ontwaarden in de werking van den Heiligen Geest in onze zielen en in heel de samenleving: kracht en liefde, harmo nisch vereenigd. Kracht, ook felle en toor nende kracht, vooral tegen hen, die ergernis geven aan de kleinen, tegen de huichelaars, tegen de veinzers, tegen de gepleisterde graven, die van binnen vol bederf en ver rotting zijn. Doch liefde, met al haar oot moed en zachtmoedigheid, voor al wat zwak is en klein en bedrukt en beangst. Liefde ook voor het zwakste symptoom van goeden wil, te midden van een beangstigend struikelen en vallen. Liefde voor ieder op recht pogen, ook waar het dolende de goe de wegen zoekt. Liefde ook voor het zwak ste vonkje van liefde bij den armzaligsten mensch; doch kracht, onverbiddelijke kracht, tegen ieder verleugend leven, dat de kiem des doods in zich draagt, daar het schijnt geïnspireerd door den vader der leugentaal. En tusschen kracht en liefde is ook in het Hart van den Zaligmaker geen scheiding, alleen het tastende van onze taal schijnt hier grenzen te trekken, want tenslotte is de kracht van dit Goddelijk Hart ook weer het teeken Zijner Liefde; een liefde, die woedt en toornt, waar zij het heil der zie len bedreigd ziet. O, Hart, dat de menschen zoozeer heeft bemind.... Waarom klaagt Gij dan, zoo teeder en zoo bedroefd, o Hart van mijn Zaligmaker? Dat Gij niets dan hoon en jammer verwacht voor Uw Hart, dat de voorbijgangers langs de wegen geen smart zien, zoo groot als de smart van Uw Hart. Gij klaagt en met reden, want ons hart is te kil en koud en geen kool uit dien vuur oven van liefde, Uw Goddelijk Hart, kan branden in het onze. Wij erkennen dit alles en toch blijft ons nederig gebed: Heer, maak ons hart gelijkvormig aan Uw Hart. Wij kunnen 't niet uit onze kracht alleen. Doch het grootste middel om onze harten gelijkvormig te maken aan het Uwe, is: ons te laten beminnen door U. Onze ziel te voeden met die godgelatenheid en stilte, waarin Gij door Uwe influisteringen ons hart vormt naar het Uwe. Want dit willen wij belijden tot het einde toe: uit Uw Hart zijn de uitgangen des levens, ook van het Eeuwige Leven, waar wij zullen rusten aan Uwe Borst en het eeuwig rhythme zullen hooren van den klop van Uw Goddelijk Hart. Fen van de verdiensten van het afge treden kabinet-Ruys de Beerenbrouck, speciaal van den premier, zal steeds blijven de zorg voor de werkloozen. Dat wordt ook door politieke tegenstan ders, die èn het gepresteerde en het moei lijke van het vraagstuk onbevangen en deskundig beoordeelen ronduit erkend. Het N.V.V. heeft aan de regeering een uitvoerig adres gericht met wenschen en verlangens inzake de werkloozenzorg. Eerste onderteekenaar was de tweede voorzitter van het N.V-V., de heer r. v.d. Walle en een der redacteuren van „tiet Volk" is eens met hem gaan P^ten- De heer van de Walle zeide, dat het adres was verzonden, omdat er nog zoo oneindig veel te doen bleef op het terrein der werk loozenzorg, nu de economische crisis de wereld zóó lang blijft teisteren. De heer van de Walle wil een soort vijfjaren-plan voor uit te voeren werken en er moet meer gecentraliseerd worden gewerkt. Op dit punt is ook onder de vorige regeering wel wat gedaan, maar volgens den heer van de Walle niet voldoende. Dat neemt niet weg, dat hij terstond liet volgen, dat hij „groote waardeering" heeft gehad en die ook heeft uitgesproken „voor het vele be langrijke werk, dat is verricht". Verder verklaarde de heer van de Walle: De verhouding tusschen Binnenlandsche Zaken en ons was altijd goed. Natuurlijk was er verschil van meening, maar ik heb overigens groote achting en waardeering voor verschillende personen, aan het ministerie werkzaam. Zij hebben enorm veel werk ten bate van de werkloozenzorg verricht. Dat in het Departement van Binnenlandsche Zaken een conservatieve geest heerschte, is genoegzaam bekend. Maar dat neemt niet weg, dat daar zeer veel arbeid, die voor ons land van enorme beteekenis is geweest, is verricht. Niemand beter dan ik kan beoordeelen, wat is gedaan en hoe ondankbaar die arbeid ge meenlijk is. Men maakt het velen niet spoedig naar den zin in dit soort werk. Er komt altijd een soort wisselwerking tot uitdrukking tusschen hetgeen gedaan wordt en wat gedaan zou kunnen worden en het gaat daarbij den een dikwijls te ver en den ander niet ver genoeg. Ik hoop inmiddels, dat het nieuwe ministerie met succes zal weten te werken en dat ik later van dit nieuwe ministerie zal kunnen zeggen, wat ik van het vorige heb gezegd. Deze verklaring eert den heer van de Walle en het afgetreden kabinet met diens premier. Vooral de roepers om den sterken man hebben vaak al te weinig oog gehad voor het vele goede, dat door minister Ruys en zijn mannen onder de moeilijkste en inge wikkeldste omstandigheden is verricht. Naar men ons meldt, moet H. M. de Koningin- Moeder tengevolge van eene knieverstuiking eenige dagen op Soestdijk absolute rust houden. Gasten op Soestdijk. Prins en Prinses Dietrich von Wiel zullen heden ten Paleize Soestdijk aankomen en en kele dagen bij H. M. de Koningin-Moeder blij ven vertoeven. Gisterenavond te ongeveer 7 uur heeft op den asphaltweg LunterenEde, een motor ongeluk plaats gehad, waarvan de gevolgen zeer ernstig waren. Op dat moment reden nabij de z.g. Goorsteeg, halfweg EdeLunte ren, twee meisjes, de 12-jarige Jansje Meilink en de 12-jarige Hendrika v. d. Weyde, beiden woonachtig te Ede. De meisjes wilden met de fiets den weg oversteken en gaven daartoe een teeken met de hand. Op dat moment naderden met vrij groote snelheid de motor rijders T. Bakker uit Utrecht, die den motor bestuurde en B. Lagerwey uit Lunteren, die op de duo was gezeten. Zij hebben hoogst waarschijnlijk de signalen der beide meisjes niet opgemerkt, althans eerst op het aller laatste oogenblik hebben de beide mannen de fietsende meisjes ontwaard. De bestuurder trachtte nog uit te wijken, doch kon een aan rijding niet meer voorkomen. De meisjes wer den met fiets en al tegen den grond gesmakt, terwijl de motor tegen een langs den weg staanden boom botste. De beide motorrijders werden van den motor geslingerd en zeer ernstig gewond bleven zij, buiten bewustzijn, op den weg liggen. Onmiddellijk werden geneesheeren en rijks- en gemeentepolitie gewaarschuwd. Dr. Ger ritsen en Dr. Appel, beiden uit Lunteren, ver leenden de eerste hulp. Niet lang na het on geval bezweek de ongeveer 35-jarige bestuur der aan de gev"'gen van de bekomen ver wondingen. De 35-jarige Lagerwey lag ster vende op den weg, zijn toestand was hope loos. Het 12-jarige meisje Jansje Meilink werd met een hersenschudding en verschillende verwondingen opgenomen, terwijl het ander meisje licht gewond werd. De motor werd zwaar beschadigd, beide fietsen werden totaal vernield. Het stoffelijk overschot van B. is voorloopig door de politie in bewaring genomen, die ook den motor in beslag genomen heeft. Ook de duopassagier overleden Naar wij nader vernemen, was commissaris H. P. J. Hulsman van Ede ter plaatse aan wezig. Met behulp van gemeente- en rijks politie werd de P van het ongeval af gezet en het verkeer geregeld. Eenige hon derden personen waren na het gebeurde daar heen gekomen. In den loop van den av°nd is ook de duo passagier overleden. Het stoffelijk overschot van de beide slachtoffers is naar Lunteren overgebracht. De consternatie m het dorp was zeer groot. DE AANGEHOUDEN POSTAMBTENAAR ingesloten. De ondergeschikte ambtenaar bij den dienst der P.T.T. die gelijk gemeld, Zaterdag j.i. js aangehouden als verdacht zich aan frauduleuze handelingen te hebben schuldig gemaakt, is gisteren, na te zijn voorgeleid bij den Officier van Justitie, in het Huis van Bewaring inge sloten. TERUG UIT DE MISSIE. Pater Auerbach, Lazarist is na een twintig jarig verblijf in de misse van Centraal Amerika dezer dagen bij zijn familie in Rotterdam met vacantie gekomen. De tweede dag van de voorjaarsvergadering van het R. K. Werkliedenverbond werd inge zet met een H. Mis in de St. Martinuskerk, welke, bij gelegenheid van het vijfentwintig jarig bestaan der gecentraliseerde beweging, door den bonds-adviseur Kan. J. G. van Schaik werd opgedragen. De vergadering, die om kwart over tien in het jaarbeursrestaurant werd voortgezet, ving aan met de verkiezingen. De aftredende ver- bondsbestuurders, H. Brouwer, J. Th. Nijkamp, C. Roestenberg, A. v. Rijen en P. S. S. Serrarens werden herkozen. Tot lid van de commissie voor Volksgezondheid werd herkozen de heer A. J. M. Angenent, terwijl in de controle-com missie werd herkozen de heer E. v. d. Zande. Tot bestuursleden van „Herwonnen Levens kracht" werden herkozen de heeren L. H. v. Rooyen en P. J. S. Serrarens. Na de bestuursverkiezingen hield de beer Jos Veldman, voorzitter van de Jonge Werk man en bestuurslid van het werkliedenverbond een inleiding over den nood van de jeugdige arbeiders. Spr. kwam daarbij tot de volgende conclusies: Jeugdige werkloozen. Naar ruwe schatting zijn er in ons land ca. 100.000 jeugdige werkloozen, waarvan, gezien de verhoudingen in het Nederlandsehe volk, ca. 30.000 katholiek zullen zijn. Zeer velen daarvan verkeeren in nood: zij hebben het vertrouwen in de toekomst verloren, worden door wanhoop gedreven tot de uitersten van fascisme of com munisme en gaan niet zelden moreel geheel ten gronde. De taak der Overheid is: te bevorderen, dat de jeugdige werkloozen nuttige bezigheid ver krijgen en daarom subsidieere de Overheid in stellingen, welke op dit gebied werkzaam zijn. De wetgever neme die maatregelen, waar door de provinciale en gemeentelijke besturen kunnen worden gedwongen op dit terrein hun plicht te vervullen. De taak van de arbeidersbeweging, omvat tende de organisatie der jeugdigen en der vol wassenen, is, het wekken of het verlevendigen van het vertrouwen bij de jeugdige werkloozen in de heilzame uitwerking van de doorvoering der christelijke beginselen op maatschappelijk gebied in den geest der Encycliek Quadragesi- mo Anno en het zooveel mogelijk beperken en verzachten der gevolgen van den huidigen toe stand, zoolang deze voortduurt. Dit kan gebeu ren door het In het leven roepen van vakoplei ding, ontwikkelings- en ontspanningswerk en i het verschaffen van bezigheid, al dan niet met een daaraan verbonden kamp of internaat. Het Verbondsbestuur dient daarom in het leven te roepen een jeugd-werkloozen-dienst. Met de leiding van dezen dienst wordt belast een comité, bestaande uit een vertegenwoordi- j ger van het Verbond, de betrokken Vakbonden, de Diocesane Bonden en De Jonge Werkman. Dit comité heeft tot taak het verrichten van datgene, wat ertoe leiden kan, dat contact verkregen wordt met alle tot onze beweging behoorende jeugdige werkloozen en het bevor deren en maken van plannen voor de vervul ling van de omschreven taak. Wil deze taak naar behooren worden vervuld, dan zal de uit voering sterk gedecentraliseerd moeten geschie den. Daarom worden met de uitvoering belast de Diocesane- en (of) plaatselijke organisaties. Willen de financieele en andere lasten, aan het werk voor de jeugdige werkloozen verbon den, behoorlijk worden verdeeld, dan moeten de Diocesane, respectievelijk de plaatselijke organisaties van jeugdigen en volwassenen op zich nemen het beschikbaar stellen van loca- liteiten en werkgelegenheden en de zorg voor de instandhouding daarvan. De vakbonden moeten bijdragen in de finan cieele lasten, verbonden aan het onderhouden van de jeugdige werkloozen tijdens hun uit zending of tewerkstelling. Na de rede van den heer J. Veldman, sprak de Bondsadviseur, Kanunnik J. G. v. Schaik, proost van het Metropolitaan kapittel, ter her denking van het 25-jarig bestaan der centrali satie in onze katholieke arbeidersbeweging. Uitvoerig schetste spr. de geschiedenis van de arbeidersbeweging aan de hand van het leven van dr. Ariëns, waarbij spr. de beteeke nis van dezen priester te zamen met die van dr. Schaepman en Poels vaststelde. Terugblikkend op het verleden sinds 1890 meende spr. wel te mogen zeggen, dat duidelijk is uitgekomen, welk een weldaad de krachtige leiding van het Kerkelijk Gezag voor onzen ge- organiseerden arbeidersstand is geweest. Zonder die leiding en het soms krachtig in grijpen, zou thans het Werkliedenverbond met zijn 200.000 leden niet in ongebroken eenheid en in volle krachtsontplooiing in Nederland bestaan. Wij betuigen daarom vandaag onzen dank en onze trouw aan het Episcopaat van Nederland. Ten slotte spoorde spr. zijn gehoor aan om meer contact te zoeken met de massa der georgani- seerden en wekte op om deel te nemen aan de retraites. In het middaguur vereenigden alle aanwezi gen zich aan een gemeenschappelijken maal tijd, waar enkele woorden van gelukwensch werden gesproken. Discussies. De middag werd vervolgens besteed aan discussies over de inleiding van den heer Veld man. Natuurlijk was men algemeen van gevoelen, dat hulp dringend noodig is. De uitvoering is inmiddels niet zonder moeilijkheden. In ver band met een en ander werd bijvoorbeeld ge wezen, op het feit, dat vaak jeugdige arbeiders worden ontslagen om ze te vervangen door meisjes. De toevloed van Duitsche dienstmeis jes bijv. dient eveneens ernstig bekeken te worden. Opgemerkt werd ook, dat men wel degelijk onderscheid moet maken tusschen de werk- looze jongens, die nog nooit een vak hebben beoefend en die, welke reeds eenigen tijd in betrekking zijn geweest. Een organisatie, zoo als de inleider bedoelt zal ook eenige moeilijk heden brengen in het diocees Haarlem, waar de jongens tot 25 jaar van de Josephgezellen lid zijn. Een fout werd het genoemd, dat in het plan geen aandacht is besteed aan werklooze meisjes. De Zeereerw heer v. d. Berg, directeur van van K. J. C. pleitte in het bijzonder voor een internaat, waar de jeugdige werkloozen des noods maar eenige weken per jaar eens kunnen vertoeven. Dit werk dient apart te staan van de directe werkzaamheden, welke vooral plaat selijk zullen zijn. De instantie, door den inleider bedoeld, kan inderdaad belangrijk werk doen. De heer Veldman wees er in zijn antwoord aan de sprekers op, dat het organiseeren van werkkampen voor de katholieken nog iets nieuws is. Het vinden van productief werk voor jeug dige katholieken is zeer moeilijk, waar nog bij komt dat men daarmede gevaar loopt de werk gelegenheid voor ouderen te verminderen. Wanneer de „dienst" er eenmaal is, zal men zich daarop hebben te bezinnen. Ook arbeids- oefenplaatsen, die in het buitenland (Duitsch- land en Engeland) zoo succesvol werken, kun nen hier worden aangewend. Bijv. in leeg staande fabrieken in de industriecentra. Hoofd zaak is, dat wij aan onze nieuwe regeering opnieuw om subsidieering van dit werk moeten vragen. Ook voor Haarlem meende spr., dat het noodzakelijk was, dat de zaak, zij het dan in overleg met de Josephgezellen, zal wor den aangevat. Het is niet alleen een paeda- gogische, maar zeker ook een sociale kwestie. Besloten werd, dat het Bondsbestuur den in de inleiding genoemden dienst zoo spoedig mogelijk zal instellen, opdat hij tevens ook zoo spoedig mogelijk in werking zal kunnen treden. Een nog op de agenda staand voorstel van den Grafischen Bond werd aangehouden tot een spoedig weer te houden verbondsvergade ring. Organisatierecht van Duit schers in Nederland. Aan het eind van de vergadering deed de bondsvoorzitter, de heer A. C. de Bruyn, de volgende mededeeling: Onder bedreiging, dat zij die zich niet aan sluiten bij de „Duitsche kolonie", de Duitsche nationaliteit zullen verliezen en bij eventuee- len terugkeer in Duitschland als vreemdelin gen worden beschouwd en alle recht op eenige uitkeering zullen verliezen, zijn in Limburg alle vereenigingen van Duitschers, ook de be kende Kettelerbund „gleichgeschaltet". De „Duitsche kolonie" staat onder leiding van een nationaal-socialist. Het schijnt de bedoeling, dat het voorbeeld, in Limburg gegeven, in alle „gouwen" van Nederland moet worden gevolgd. Er moet ernstig bezwaar tegen worden ge maakt, dat vreemdelingen in ons land, een wel zeer bedenkelijke politieke activiteit ont plooien. Vooral onze plaatselijke leiders zijn gewaarschuwd. Het is wel in strijd met de geaardheid van ons Nederlandsehe volk, dat aan katholieke (Duitsche) arbeiders, de vrijheid ontnomen wordt, zich te organiseeren, zooals zij zelf willen en zooals onze Bisschoppen wenschen. De tweedaagsche vergadering van het R.K. Werkliedenverbond werd hierna op de ge bruikelijke wijze gesloten. Honderd met rieken en schoppen gewapende boeren belegeren twee inbrekers. Zondagmorgen omstreeks kwart voor acht, toen de meisjes van Oirschot en van Nuland uit de Nijnselsche kerk per rijwiel huiswaarts reden naar hunne woningen in de Vresselsche Heide passeerden zij langs den kunstweg Nijn- selLieshout de wening van den landbouwer P. M. van Erp in de Wijdeven en bemerkten dat een raam was opgeschoven en één der ruiten was stukgeslagen. Oogenblikkelijk, aldus de 's Hert. Crt.", begrepen zij, dat er iets moest gebeurd zijn, temeer daar zij nog geen 5 minu ten geleden de bewoners van dat huis, man en vrouw, waren tegengekomen, die hun Zondags plichten gingen vervullen ter kerke te Nijnsel. Zij fietsten zoo spoedig mogelijk naar de nabij- liggende woning van van Nuland, alwaar zij den broer van een hunner gingen waarschuwen, die wederom zijn buren waarschuwde ,die toen in allerijl gewapend met rieken en knuppels naar het bewuste huis reden, om dat te be waken. Reeds zeer spoedig bleek het, dat tijdens de afwezigheid der bewoners was ingebroken, en dat de dieven zich nog in het perceel op hielden. Langzamerhand kwamen er meer menschen, die zich allen bij de bewakers aan sloten, waarna besloten werd om de bewoners, die in de kerk zaten, te waarschuwen, hetgeen dan ook geschiedde. Niet alleen, de bewoners verlieten de kerk, maar met hen vele andere kerkgangers, die van de inbraak op de hoogte kwamen. Intusschen stelde men den burgemees ter van St. Oedenrode van het gebeurde in kennis, die de hulp inriep van gemeente- en rijkspolitie. Intusschen werd het woonhuis nog door een menigte, die was aangegroeid tot wel 100 per sonen bewaakt, waarvan allen zich voorzien hadden van schoppen, rieken of wel een stuk hout of dergelijke om desnoods de dieven-in- brekers in bedwang te kunnen houden. De inbrekers lieten zich wel eenige keeren voor het raam zien, doch schenen niet den moed te hebben, om naar buiten te komen, vermoedelijk bevreesd dat zij kennis zouden moeten maken met de verschillende voorwer pen, waarmede de omringenden bewapend wa ren. Na ongeveer drie kwartier verschenen de rijks- en gemeente-politie ter plaatse, die de woning binnentraden en daar de inbrekers aan hielden. Zij hadden het geheele huis doorsnuf feld, kasten opengebroken, bedden leeggehaald, kortom alles lag door het huis door elkaar. In den tijd, dat op de politie gewacht werd, had den enkele personen den omtrek van de woning afgezocht, alwaar onder het dennenhout zeer gauw een tweetal fietsen werden gevonden, vermoedelijk van de inbrekers afkomstig. De daders werden aan flinke touwen geboeid, waar na ze onder een groot geleide van nieuwsgie rigen door de politie naar het gemeentehuis werden gebracht. Het bleken te zijn P. W. V. uit Nistelrode, den laatsten tijd verblijvende te 's-Hertogenbosch, die reeds ruim 10 jaren voor verschillende misdrijven in de gevangenis heeft doorgebracht en M. de B. uit Gemonde (ge meente Schijndel) die bijna drie jaren gevan genisstraf achter den rug heeft. Beiden beken den de inbraak gepleegd te hebben met de be doeling te stelen. Een koevoet en het goud, dat zij gevonden hadden, hadden zij verstopt in een bos stroo in den stal. Bij zijn verhoor deelde V. mede, dat hij blij was, dat de politie ter plaatse verscheen, daar hij bevreesd was ge weest, dat, wanneer de boeren het huis binnen waren gekomen ze hem dan zeker zouden heb ben afgemaakt. Verwacht mag worden, dat de verschillende diefstallen gedurende den laatsten tijd in Nijnsel gepleegd, door deze personen ge schied zijn, althans, dat zij er meer van weten. In den loop van den dag werden de schuldigen op verschillende plaatsen geconfronteerd. De daders zijn Dinsdag naar Den Bosch ge bracht. Veearts van rechtsvervolging ontslagen. De veearts H. ter B. te Naarden, is door den Kantonrechter te Hilversum ter zake van het opzettelijk in verdachten toestand brengen van vee, veroordeeld tot 10.boete subs. 3 dagen. Door de Amsterdamsche rechtbank werd dit vonnis, met vermindering van de boete, beves tigd, terwijl het Hof aldaar, verdachte tot de minimum-boete van ƒ0.50 veroordeelde. Na cassatie door den Hoogen Raad, heeft de advocaat-generaal bij het Haagsch Gerechtshof tot vrijspraak gerequireerd. Het Hof heeft gisteren den heer Ter B. ont slagen van rechtsvervolging. Naar aanleiding van hetgeen wij aan de „Telegraaf' ontleenden over dr. Posthuma vernemen wij nader, dat dr. Posthuma zich bovendien uit tal van andere besturen en lichamen, waarin hij zitting had, heeft te rug getrokken of dit eerlang zal doen. Het plan daartoe had hij reeds een drietal jaren geleden opgevat, doch door het toen intreden van de crisis, die steeds grooter om vang aannam en waarbij hij verschei den nieuwe functiën zich zag opgedragen, werd het hem on mogelijk aan zijn voornemen gevolg te geven. Thans echter ziet hij zich door al die verscheiden werkzaamheden zoo overstelpt, dat hij in plaats van zich met de groote lijnen te kunnen bezig houden, overladen is met de be handeling van allerlei detailkwesties, terwijl de ontelbare vergaderingen overigens vrijwel geheel zijn tijd in beslag nemen. In die omstandigheden voelde hij zich na haast 40 jaren actief te hebben medegewerkt aan het groote maatschappelijk werk, genoopt uit al de door hem bekleede functiën ontslag te nemen. In totaal zijn dat er ongeveer 24, waarbij naast die in de landbouworganisaties er zijn van voorzitter of lid van organen op het gebied van crisiswetgeving, de Internatio nale Kamer van Koophandel, het Nationaal Crisiscomité, den Nijverheidsraad e.a. Huiselijke en familie-omstandigheden hebben den oud-minister mede tot zijn besluit ge bracht. Hij zal nu nog alleen zijn functies in „Cen traal Beheer" blijven vervullen. Dr. F. EPosthuma Naar wij vernemen is dezer dagen te var- wachten de benoeming van mr. dr. A. A. van Rhijn, administrateur aan het depa?tement van sociale zaken, tot secretaris-generaal van het departement van economische zaken. PATER G- VERMIN t. Bij de familie te Noordwijkerhout is bericht ingekomen dat te Madras (Br. Indië) is over leden de weleerw. pater G. Vermin van de Congregatie van Mill Hill. De overledene was sedert 31 jaren als mis- sionnaris werkzaam. Het staat thans wel vast, dat de in het G. O. georganiseerde organisaties van het gemeente- personeel van meening zijn dat het voorstel van B. en W. tot invoering van loonsverlaging voor het gemeentepersoneel, geen basis kan zijn voor het voeren van onderhandelingen in de centrale commissies voor georganiseerd overleg. De federatie van overheidspersoneel stelt zich zelfs op het standpunt, dat zij in 't geheel niet over loonsverlaging wil onderhandelen. De overige organisaties hebben uitsluitend bezwaar tegen het voorstel van B. en W. in zijn huidigen vorm. Voordracht van B. en W verschijnt Zaterdag. Naar wij vernemen, ligt het in de bedoeling om de voordracht van B. en W. betreffende de loononderhandelingen in het Georganiseerd Overleg en betreffende de toepassing van een loonsverlaging voor het gemeentepersoneel, a.s. Zaterdagavond te doen verschijnen. Uitspraak van den raad op 6 Juli a.s. De gemeenteraad zal over deze voordracht beraadslagen op 5 en 6 Juli a.s. NIEUW SCHOUWTOONEEL Naar wij vernemen is 't tableau de la troupe van dit gezelschap intusschen aangevuld en zal het bestaan uit de dames Jacqueline Rooyaards- Sandberg, Dogi Rugani, Jetty van Dijk-Riecker, Lena Kley en Fientje Berghegge en de heeren Ko van Dijk, Frits Bouwmeester, Lau Ezerman, Jacques Snoek, Eduard Palmers, Sam de Vries en Arend Hauer. De volgende stukken zijn op het repertoire genomen: „De Metro" tooneelspel in negen tafereel en door Elmer Rice; ,,Het Woud" een spel van ernst en humor door A. N. Ostrowski; „Achter den Horizont" tooneelspel in zes tafree- len door Eugene O' Neill; „Mijlpalen" door Ar nold Bennett en Edward Knoblauch; „De Schel menstreken van Scapin" blijspel in drie be drijven van Moliere; „De Macht der Duisternis" drama van Leo Tolstoi: „Helene" comedie in drie bedrijven door Paul Geraldy en „De Vrouw van Craig" tooneelspel in drie bedrijven door George Kelly. Artistieke leiders zijn Ko van Dijk en Frits Bouwmeester, de zakelijke leider, Jacques Snoek, terwijl de heer F. J. Wertwijn als admi nistrateur aan het gezelschap is verbonden. Voorloopig zal het kantoor gevestigd zijn: Baarsjesweg 174, Amsterdam (W). TELEFOONVERKEER MET BRITSCH-INDlë Zooals bekend, werd aanvang 1933 de radio- telefonische verbinding van Engeland met Bom bay en Poona in Britsch Indië geopend. Ten be hoeve van de gebruikers in Nederland heeft de Nederlandsehe P.T.T.-dienst de noodige stap pen gedaan om aan dit verkeer deel te nemen. Met ingang van 19 Juni j.l. is aan dit verkeer uitbreiding gegeven zoodat thans mede zijn aangesloten Calcutta, Madras, Akola, Amraoti, Indore, Nagpur, Matheran en Mahabaloshwar. Heden, 22 Juni, is het 300 jaren geleden, j dat Galileo Galilei door het H. Officie werd veroordeeld, en in de bladen wordt wederom aandacht gewijd aan deze geruchtmakende zaak, welke men zoo gaarne tegen de Kerk en dan liefst tegen de onfeilbaarheid van den Paus! uitspeelt. Het kan daarom zijn nut hebben de juiste toedracht even naar voren te brengen, hetgeen wel het best kan geschieden met de beknopte, maar klare uiteenzetting, door president de Jong van Rijsenburg gegeven in het tweede deel van zijn bekend „Handboek der Kerkgeschiede nis" (blz. 300—302). Prof. de Jong schrijft: Onder Paulus V valt de eerste periode van het Galilei-proces? Galileo Galilei (1564 —1642) professor te Pisa en Padua, later mathe maticus van den groothertog van Toscane, een der grondleggers der moderne physica, een groot astronoom en mathematicus, had met den door hem verbeterden, pas door den Neder lander Lipperhey uitgevonden verrekijker, be langrijke sterrekundige ontdekkingen gedaan, die hem het systeem van Ptolomaeus deden verlaten, volgens hetwelk de aarde het middel punt is van het wereldstelsel en stilstaat, ter wijl de zon en de planeten zich om haar be wegen. In zijn Nuntius Sidereus (1610) aan vaardde hij de opvatting, door den Duitschen kanunnik Copernicus ontwikkeld. De revolutio- nibus orbium coelestium, 1543) dat de zon stil staat en de aarde draait. Copernicus, zoo meende men, had zijn systeem als een hypothese op gesteld, om de astronomische berekeningen ge makkelijker te maken. Hij was wel door ver schillende Katholieken en Protestanten (Me- lanchton en Luther) bestreden, maar Paulus II bijvoorbeeld had de opdracht van zijn werk aanvaard. Galilei verdedigde echter het systeem als een onomstootbare waarheid; al zou deze later blijken, de argumenten die hij gaf, waren niet juist; de beslissende zijn eerst later gevon den. Hij werd dan ook door vele vakgenooten bestreden, doch men verzette zich vooral te gen het nieuwe systeem, omdat men meende dat het afbreuk deed aan de philosophic van Aristoteles en aan de betrouwbaarheid der zin nelijke waarneming; het zou vervolgens vreemd zijn, dat de aarde, het tooneel van de verlossing en de menschwording, niet het middelpunt der wereld was en het scheen duidelijk de H. Schrift te weerspreken, b.v. „Hij heeft de aarde onbe wegelijk gegrondvest" (Par. XVI, 43); „de zon komt op en gaat onder en keert terug naar haar plaats" Eccl.us. I 46). Josue sprak: „Zon beweeg u niet tegen Gabaonen de zon en de maan stonden stil, opdat het volk zich op zijne vijanden kon wreken" (Jos. X 1214). Tegenwoordig is men het er algemeen over eens dat deze woorden niet letterlijk moeten worden opgevat, dat de gewijde schrijvers in natuur kundige dingen niet spreken volgens de inner lijke waarheid, doch volgens den uiterlijken schijn, of zooals de verschijnselen zich aan onze zintuigen vertoonen, gelijk wij thans nog doen. In een brief aan Castelli O.S.B. en in zijn Is- toria e demonstrazioni intorno alle macchie so- lari (1613) beantwoordde Galilei in dezen geest de moeilijkheden. Ook Bellarminus en de an dere theologen wisten, dat de H. Schrift niet altijd letterlijk behoeft te worden opgevat, b.v. in de anthropomorphistische uitdrukkingen: God wandelt door het paradijs enz. In een brief aan den Carmeliet Foscarini, die G. verde digde had Bellarminus aangeraden de leer van Copernicus slechts hypothetisch voor te stellen. Was er een afdoend bewijs, dan zou men kun nen zeggen, dat men tot dusver de H. Schrift niet goed verstaan had; tot zoolang mocht men van de tot dusver gehouden verklaring der Vaders niet afwijken. Doch men was zoo vast overtuigd van de waarheid van het oude sy steem, dat door Galilei niet weerlegd was, de Protestanten hadden bovendien de H. Schrift zoo dikwijls misbruikt, terwijl een leek zich hier begaf op theologisch gebied, dat zich al- lerwege verzet openbaarde. Dat een Dominicaan tegen hem gepreekt zou hebben volgens den tekst „Viri Galilaei, quid statis aspicientes in coelum", is een fabel. Galilei ging zelf naar Rome om zich te verdedigen. De consultoren van het H. Officie (of van de Inquisitie) verklaarden (24 Febr. 1616), dat de stelling, dat de zon het middelpunt der wereld en onbewegelijk is, phi- losophisch dwaas en absurd en formeel kettersch is, als in strijd met de H. Sschrift in strijd met haar letterlijken zin en de verklaring der theologen; de tweede stelling, dat de aarde niet het middelpunt der wereld is, noch onbe wegelijk, minstens als een dwaling in het ge loof. Den volgenden dag, op een vergadering onder voorzitterschap des Pausen werd aan Bel larminus opgedragen eerst te beproeven Galilei op vriendschappelijke wijze van zijn meening af te brengen. Toen dit mislukte, werd hem ver boden de opvatting van Copernicus te ver dedigen en te houden (26 Febr.) Gelilei beloofde te zullen gehoorzamen en ging weer naar Flo rence terug. 5 Maart sprak de congregatie van den Index een algemeene veroordeeling uit over de theorie van Copernicus en verbood diens werk „donec corrigatur" (d.w.z. op enkele met name genoemde plaatsen moest het helio centrische stelsel als hypothese inplaats van als these worden voorgesteld) en alle boeken, die het nieuwe systeem positief zouden leeren, wat tot 1757 van kracht bleef. Galilei bleef echter innerlijk zijn overtuiging trouw en publiceerde in 1632 met het Imprima tur van den magister Sacri Palatii, zonder echter de door dezen vereischte veranderingen te heb ben aangebracht, een Dialogo sopra i due mas- simi sistemi del mondo, waarin simplicio met uiterst onnoozele argumenten, het oude systeem verdedigt, zoodat zijn tegenstanders het eigen lijk winnen. Galilei werd voor de Inquisitie gedaagd, doch zeer welwillend behandeld; hij was bevriend met Urbanus VIII. Hij verklaarde de leer van Copernicus niet innerlijk gehouden te hebben. 22 Juni 1633 veroordeelde het H. Officie hem tot gevangenisstraf en om 3 jaar lang éénmaal in de week, de 7 boetepsalmen te bidden (wat zijn dochter, een kloosterzuster voor hem zou doen)het motief was verdenking van ketterij „als geloofd en gehouden hebbende een valsche leer en in strijd met de H. Schrift te weten: dat de zon het middelpunt is van het heelal, dat zij niet beweegt enz." Op de knieën zwoer Galilei nu zijn dwaling af; het „E pur si muove" is een fabel, honderd jaar later ont staan. Op den dag der veroordeeling werd zijn straf reeds verminderd: als verblijf wees men hem aan het paleis van den groothertog te Rome, de Villa Medici; 2 December mocht hij reeds naar zijn woning te Florence gaan, onder voorwaarde alleen te wonen en geen menschen te ontvangen behalve bloedverwanten en vrien den. Later publiceerde hij nog geschriften. De kerkelijke of pauselijke onfeilbaarheid komt niet in het gedrang. De congregatie van den Index kan geen geloofsdecreten uitvaardi gen, wel die van het H. Officie. Maar deze deed dit 'noch in 1616, noch in 1633. Zij vaardigde disciplinaire besluiten uit, maatregelen tegen Galilei, ofschoon de motieven (rationes consi- derantes) van dogmatischen aard waren; niet echter een doctrinair decreet, b.v. het is geloofs leer, dat de zon zich beweegt enz. Bovendien: de Paus heeft de besluiten wel goedgekeurd, doch slechts in forma communi, als besluiten der congregatie, niet in forma specifica, waar door zij tot Pauselijke decreten verheven zouden zijn. De kardinalen bedoelden natuurlijk niet de wetenschap te belemmeren, ofschoon het niet te ontkennen valt, dat hun censuur een beletsel was voor verder onderzoek. Hun fout was, dat zij, te vast overtuigd van het oude systeem, meenden, dat hier niet van den letter lijken zin van de H. Schrift mocht worden af geweken. Het oordeel had moeten luiden (in den geest van Bellarminus' brief aan Foscarini): zoolang geen duidelijk bewijs van het nieuwe systeem gegeven is, moet men zich houden aan den letterlijken zin der H. Schrift. Van ver» valsching der procesacten is geen sprake". A

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 3