DE UITGANGEN DES LEVENS
VOORJAARSVERGADERING
R. K. WERKLIEDENVERBOND
GALILEO GALILET.
DONDERDAG 22 JUNI 1933
HET KABINET-RUYS EN DE
WERKLOOZENZORG.
MOTOR RIJDT OP TWEE FIET
SENDE MEISJES.
ERNSTIG ONGELUK BIJ EDE.
ZORG VOOR DE JEUGDIGE
WERKLOOZEN.
Instelling van een jeugd-
werkloozendienst.
H. M. DE KONINGIN-MOEDER.
Eenige dagen absolute rust
voorgeschreven.
Motorrijder en duopassagier gedood,
een der meisjes zwaar gewond.
Nazis en liet organisatierecht der
Duitschers in Nederland.
HET BELEG VAN NIJNSEL.
OPZETTELIJK IN VERDACHTEN
TOESTAND BRENGEN VAN VEE.
Jr. POSTHUMA.
Uittreden uit een 24-tal
organisaties
SECRETARIS-GENERAAL VOOR
ECONOMISCHE ZAKEN.
Benoeming van mr, dr. A. van Rliijn
te verwachten.
DE LOONSVERLAGING VAN HET
AMSTERDAMSCHE GEMEENTE-
PERSONEEL
Alle organisaties tegen het
voorstel van B. en W.
1633 - 22 JUNI - 1933.
Juich en zing lof, woonstede van
Sion, want groot is in uw midden
de Heilige van Israël."
(Les uit den profeet Isdias. Epistel
op het Feest van het H. Hart.).
O, Hart, dat de menschen zoozeer heeft
bemindDe liefde op haar hoogtepunt
uit zich slechts in kreten, in afgebrokkelde
verzuchtingen, soms alleen nog in klanken,
wanneer de vervoering de schouwende ziel
het Onuitsprekelijke doet naderen. Doch al
toos hebben die kreten en verzuchtingen
der liefde eenzelfde karakter: zij zijn boor
devol zoowel van smart als van vreugde.
De tegenstellingen zijn hier vereenigd als
in één levensbesef; de vreugde der liefde
gaat harmonisch samen met de smart om
dat de liefde niet wordt bemind. In de Mis
liturgie van het feest van het Allerheiligst
Hart vinden wij deze twee-eenheid der lief
de telkens terugO, gij die voorbijgaat
langs de wegen, zie toe of er een smart is
gelijk Mijne Smart.... Hoon verwacht Mijn
Hart en jammer.... En dan weer triomf
kreten om de liefde van Hem, Die ons ver
lost heeft, uit Wiens Zijde water en bloed
vloeide: water om ons te reinigen, bloed
om ons te versterken. O, Hart, dat de men
schen zoozeer heeft bemind
Het Feest van het Allerheiligst Hart des
Zaligmakers, het Feest van Zijne allerzoet
ste en allersmartelijkste liefde tot ons, komt
na een lange reeks van feesten, waarin de
Kerk de heilsfeiten der Verlossing heeft
herdacht. Wij hebben de Passie meegeleefd
en ons hart in ons is ontsteld geworden.
De blijdschap, die met palmen wuift, ver
stikt in het verraad en de verloochening.
Dan komt die dag van bitter wee: de gee-
seling, de kroning met doornen, de lijdens-
tocht tot buiten de poorten van Jerusalem,
gal en alsem en de bittere dood. Wij heb
ben de Opstanding meegeleefd, als verloste
gevangenen zijn wij in den geest mede op
gevaren ten hemel. Wij hebben den Troos
ter ontvangen, den Geest der Waarheid,
Die ons alle waarheid leeren wil, opdat wij
veilig zouden gaan door alle duisternissen
van ons aardsche leven. Wij hebben onzen
ontroerden dank uitgesproken voor het Sa
crament der Liefde; voor de Spijs, die de
liefde in ons voedt, zoodat God in ons
woont. En nu vereeren wij nog eens het
essentieele van heel dezen wonderbaren
ontwikkelingsgang van Gods Liefde jegens
den mensch. Want het essentiëele van dien
ontwikkelingsgang is toch de Menschwor-
ding van Gods Zoon. De Menschwording,
die wederom haar centrum vindt in het
God-menschelijk Hart van den Zaligmaker.
Want uit het hart zijn de uitgangen des
levens. Uit het hart welt de bloedstroom
op, die leven zendt en leven wekt in heel
ons lichaam. Uit het hart komen ook de
zuivere ontroeringen van mededoogen en
medelijden, het hart van den mensch gaat
liefde-zoekend en liefde-schenkend tot den
naaste uit en wie zijn hart sluit voor zijn
broeder, hoe kan de liefde Gods in hem
wonen? Zoo is waarlijk het feest van het
Allerheiligst Hart de apotheose der Mensch
wording, en de gloed van heel de feesten-
rij onze Verlossing herdenkend, wordt
eaamgetrokken in dit brandpunt.
De vereering van het Allerheiligst Hart
des Zaligmakers is in den goeden zin popu
lair onder ons, en dit is begrijpelijk, omdat
zij zoo luide spreekt tot het hart van den
mensch, zelfs tot heel zijn wezen. De Hei
land heeft deze vereering en dit feest als
't ware Zelf ingesteld, en Hij wil zich uit
putten in beloften van liefde en toegene
genheid voor hen, die Zijne heilige Mensch-
heid eer-en in haar Hart Doch deze heilige
Menschheid van den Verlosser zóó veree-
rende, eeren wij tevens ook ons eigen
mensch-zijn. Want wij zijn verwant aan
den God-mensch, Dien wij niet alleen Heer,
maar ook Broeder mogen noemen, en ons
hart heeft verwantschap aan Zijn Godde
lijk Hart. Zijn Hart is toonbeeld en middel
punt aller harten, en de mogelijkheid Hem
na te volgen, om ons hart gelijkvormig te
maken aan het Zijne, is niet vaag en theo
retisch, doch concreet en reëel. Want in
alle omstandigheden van ons leven kunnen
wij ons afvragen, hoe het Hart van onzen
Verlosser in die omstandigheden zou heb
ben gereageerd, en wij zullen altoos aan-
knoopingspunten vinden om onze gedrags
lijn te bepalen, om ons eigen hart te doen
spreken in harmonie met het Hart des Za
ligmakers. En dan vinden wij bij uitstek in
het Hart van den Heiland dezelfde trekken,
die wij ook ontwaarden in de werking van
den Heiligen Geest in onze zielen en in heel
de samenleving: kracht en liefde, harmo
nisch vereenigd. Kracht, ook felle en toor
nende kracht, vooral tegen hen, die ergernis
geven aan de kleinen, tegen de huichelaars,
tegen de veinzers, tegen de gepleisterde
graven, die van binnen vol bederf en ver
rotting zijn. Doch liefde, met al haar oot
moed en zachtmoedigheid, voor al wat
zwak is en klein en bedrukt en beangst.
Liefde ook voor het zwakste symptoom van
goeden wil, te midden van een beangstigend
struikelen en vallen. Liefde voor ieder op
recht pogen, ook waar het dolende de goe
de wegen zoekt. Liefde ook voor het zwak
ste vonkje van liefde bij den armzaligsten
mensch; doch kracht, onverbiddelijke kracht,
tegen ieder verleugend leven, dat de kiem
des doods in zich draagt, daar het schijnt
geïnspireerd door den vader der leugentaal.
En tusschen kracht en liefde is ook in het
Hart van den Zaligmaker geen scheiding,
alleen het tastende van onze taal schijnt
hier grenzen te trekken, want tenslotte is
de kracht van dit Goddelijk Hart ook weer
het teeken Zijner Liefde; een liefde, die
woedt en toornt, waar zij het heil der zie
len bedreigd ziet.
O, Hart, dat de menschen zoozeer heeft
bemind.... Waarom klaagt Gij dan, zoo
teeder en zoo bedroefd, o Hart van mijn
Zaligmaker? Dat Gij niets dan hoon en
jammer verwacht voor Uw Hart, dat de
voorbijgangers langs de wegen geen smart
zien, zoo groot als de smart van Uw Hart.
Gij klaagt en met reden, want ons hart is
te kil en koud en geen kool uit dien vuur
oven van liefde, Uw Goddelijk Hart, kan
branden in het onze. Wij erkennen dit alles
en toch blijft ons nederig gebed: Heer,
maak ons hart gelijkvormig aan Uw Hart.
Wij kunnen 't niet uit onze kracht alleen.
Doch het grootste middel om onze harten
gelijkvormig te maken aan het Uwe, is: ons
te laten beminnen door U. Onze ziel te
voeden met die godgelatenheid en stilte,
waarin Gij door Uwe influisteringen ons
hart vormt naar het Uwe. Want dit willen
wij belijden tot het einde toe: uit Uw Hart
zijn de uitgangen des levens, ook van het
Eeuwige Leven, waar wij zullen rusten aan
Uwe Borst en het eeuwig rhythme zullen
hooren van den klop van Uw Goddelijk
Hart.
Fen van de verdiensten van het afge
treden kabinet-Ruys de Beerenbrouck,
speciaal van den premier, zal steeds blijven
de zorg voor de werkloozen.
Dat wordt ook door politieke tegenstan
ders, die èn het gepresteerde en het moei
lijke van het vraagstuk onbevangen en
deskundig beoordeelen ronduit erkend.
Het N.V.V. heeft aan de regeering een
uitvoerig adres gericht met wenschen en
verlangens inzake de werkloozenzorg.
Eerste onderteekenaar was de tweede
voorzitter van het N.V-V., de heer r. v.d.
Walle en een der redacteuren van „tiet
Volk" is eens met hem gaan P^ten-
De heer van de Walle zeide, dat het adres
was verzonden, omdat er nog zoo oneindig
veel te doen bleef op het terrein der werk
loozenzorg, nu de economische crisis de
wereld zóó lang blijft teisteren. De heer
van de Walle wil een soort vijfjaren-plan
voor uit te voeren werken en er moet meer
gecentraliseerd worden gewerkt. Op dit
punt is ook onder de vorige regeering wel
wat gedaan, maar volgens den heer van
de Walle niet voldoende. Dat neemt niet
weg, dat hij terstond liet volgen, dat hij
„groote waardeering" heeft gehad en die
ook heeft uitgesproken „voor het vele be
langrijke werk, dat is verricht".
Verder verklaarde de heer van de Walle:
De verhouding tusschen Binnenlandsche
Zaken en ons was altijd goed. Natuurlijk was
er verschil van meening, maar ik heb
overigens groote achting en waardeering voor
verschillende personen, aan het ministerie
werkzaam. Zij hebben enorm veel werk ten
bate van de werkloozenzorg verricht. Dat
in het Departement van Binnenlandsche
Zaken een conservatieve geest heerschte, is
genoegzaam bekend. Maar dat neemt niet weg,
dat daar zeer veel arbeid, die voor ons land
van enorme beteekenis is geweest, is verricht.
Niemand beter dan ik kan beoordeelen, wat
is gedaan en hoe ondankbaar die arbeid ge
meenlijk is. Men maakt het velen niet spoedig
naar den zin in dit soort werk. Er komt altijd
een soort wisselwerking tot uitdrukking
tusschen hetgeen gedaan wordt en wat gedaan
zou kunnen worden en het gaat daarbij den
een dikwijls te ver en den ander niet ver
genoeg.
Ik hoop inmiddels, dat het nieuwe ministerie
met succes zal weten te werken en dat ik
later van dit nieuwe ministerie zal kunnen
zeggen, wat ik van het vorige heb gezegd.
Deze verklaring eert den heer van de
Walle en het afgetreden kabinet met diens
premier.
Vooral de roepers om den sterken man
hebben vaak al te weinig oog gehad voor
het vele goede, dat door minister Ruys en
zijn mannen onder de moeilijkste en inge
wikkeldste omstandigheden is verricht.
Naar men ons meldt, moet H. M. de Koningin-
Moeder tengevolge van eene knieverstuiking
eenige dagen op Soestdijk absolute rust houden.
Gasten op Soestdijk.
Prins en Prinses Dietrich von Wiel zullen
heden ten Paleize Soestdijk aankomen en en
kele dagen bij H. M. de Koningin-Moeder blij
ven vertoeven.
Gisterenavond te ongeveer 7 uur heeft op
den asphaltweg LunterenEde, een motor
ongeluk plaats gehad, waarvan de gevolgen
zeer ernstig waren. Op dat moment reden
nabij de z.g. Goorsteeg, halfweg EdeLunte
ren, twee meisjes, de 12-jarige Jansje Meilink
en de 12-jarige Hendrika v. d. Weyde, beiden
woonachtig te Ede. De meisjes wilden met de
fiets den weg oversteken en gaven daartoe
een teeken met de hand. Op dat moment
naderden met vrij groote snelheid de motor
rijders T. Bakker uit Utrecht, die den motor
bestuurde en B. Lagerwey uit Lunteren, die
op de duo was gezeten. Zij hebben hoogst
waarschijnlijk de signalen der beide meisjes
niet opgemerkt, althans eerst op het aller
laatste oogenblik hebben de beide mannen de
fietsende meisjes ontwaard. De bestuurder
trachtte nog uit te wijken, doch kon een aan
rijding niet meer voorkomen. De meisjes wer
den met fiets en al tegen den grond gesmakt,
terwijl de motor tegen een langs den weg
staanden boom botste. De beide motorrijders
werden van den motor geslingerd en zeer
ernstig gewond bleven zij, buiten bewustzijn,
op den weg liggen.
Onmiddellijk werden geneesheeren en rijks-
en gemeentepolitie gewaarschuwd. Dr. Ger
ritsen en Dr. Appel, beiden uit Lunteren, ver
leenden de eerste hulp. Niet lang na het on
geval bezweek de ongeveer 35-jarige bestuur
der aan de gev"'gen van de bekomen ver
wondingen. De 35-jarige Lagerwey lag ster
vende op den weg, zijn toestand was hope
loos. Het 12-jarige meisje Jansje Meilink werd
met een hersenschudding en verschillende
verwondingen opgenomen, terwijl het ander
meisje licht gewond werd.
De motor werd zwaar beschadigd, beide
fietsen werden totaal vernield. Het stoffelijk
overschot van B. is voorloopig door de politie
in bewaring genomen, die ook den motor in
beslag genomen heeft.
Ook de duopassagier overleden
Naar wij nader vernemen, was commissaris
H. P. J. Hulsman van Ede ter plaatse aan
wezig. Met behulp van gemeente- en rijks
politie werd de P van het ongeval af
gezet en het verkeer geregeld. Eenige hon
derden personen waren na het gebeurde daar
heen gekomen.
In den loop van den av°nd is ook de duo
passagier overleden. Het stoffelijk overschot
van de beide slachtoffers is naar Lunteren
overgebracht. De consternatie m het dorp was
zeer groot.
DE AANGEHOUDEN POSTAMBTENAAR
ingesloten.
De ondergeschikte ambtenaar bij den dienst
der P.T.T. die gelijk gemeld, Zaterdag j.i. js
aangehouden als verdacht zich aan frauduleuze
handelingen te hebben schuldig gemaakt, is
gisteren, na te zijn voorgeleid bij den Officier
van Justitie, in het Huis van Bewaring inge
sloten.
TERUG UIT DE MISSIE.
Pater Auerbach, Lazarist is na een twintig
jarig verblijf in de misse van Centraal Amerika
dezer dagen bij zijn familie in Rotterdam met
vacantie gekomen.
De tweede dag van de voorjaarsvergadering
van het R. K. Werkliedenverbond werd inge
zet met een H. Mis in de St. Martinuskerk,
welke, bij gelegenheid van het vijfentwintig
jarig bestaan der gecentraliseerde beweging,
door den bonds-adviseur Kan. J. G. van Schaik
werd opgedragen.
De vergadering, die om kwart over tien in
het jaarbeursrestaurant werd voortgezet, ving
aan met de verkiezingen. De aftredende ver-
bondsbestuurders, H. Brouwer, J. Th. Nijkamp,
C. Roestenberg, A. v. Rijen en P. S. S. Serrarens
werden herkozen. Tot lid van de commissie
voor Volksgezondheid werd herkozen de heer
A. J. M. Angenent, terwijl in de controle-com
missie werd herkozen de heer E. v. d. Zande.
Tot bestuursleden van „Herwonnen Levens
kracht" werden herkozen de heeren L. H. v.
Rooyen en P. J. S. Serrarens.
Na de bestuursverkiezingen hield de beer
Jos Veldman, voorzitter van de Jonge Werk
man en bestuurslid van het werkliedenverbond
een inleiding over den nood van de jeugdige
arbeiders. Spr. kwam daarbij tot de volgende
conclusies:
Jeugdige werkloozen.
Naar ruwe schatting zijn er in ons land ca.
100.000 jeugdige werkloozen, waarvan, gezien
de verhoudingen in het Nederlandsehe volk, ca.
30.000 katholiek zullen zijn. Zeer velen daarvan
verkeeren in nood: zij hebben het vertrouwen
in de toekomst verloren, worden door wanhoop
gedreven tot de uitersten van fascisme of com
munisme en gaan niet zelden moreel geheel
ten gronde.
De taak der Overheid is: te bevorderen, dat
de jeugdige werkloozen nuttige bezigheid ver
krijgen en daarom subsidieere de Overheid in
stellingen, welke op dit gebied werkzaam zijn.
De wetgever neme die maatregelen, waar
door de provinciale en gemeentelijke besturen
kunnen worden gedwongen op dit terrein hun
plicht te vervullen.
De taak van de arbeidersbeweging, omvat
tende de organisatie der jeugdigen en der vol
wassenen, is, het wekken of het verlevendigen
van het vertrouwen bij de jeugdige werkloozen
in de heilzame uitwerking van de doorvoering
der christelijke beginselen op maatschappelijk
gebied in den geest der Encycliek Quadragesi-
mo Anno en het zooveel mogelijk beperken en
verzachten der gevolgen van den huidigen toe
stand, zoolang deze voortduurt. Dit kan gebeu
ren door het In het leven roepen van vakoplei
ding, ontwikkelings- en ontspanningswerk en i
het verschaffen van bezigheid, al dan niet met
een daaraan verbonden kamp of internaat.
Het Verbondsbestuur dient daarom in het
leven te roepen een jeugd-werkloozen-dienst.
Met de leiding van dezen dienst wordt belast
een comité, bestaande uit een vertegenwoordi- j
ger van het Verbond, de betrokken Vakbonden,
de Diocesane Bonden en De Jonge Werkman.
Dit comité heeft tot taak het verrichten van
datgene, wat ertoe leiden kan, dat contact
verkregen wordt met alle tot onze beweging
behoorende jeugdige werkloozen en het bevor
deren en maken van plannen voor de vervul
ling van de omschreven taak. Wil deze taak
naar behooren worden vervuld, dan zal de uit
voering sterk gedecentraliseerd moeten geschie
den.
Daarom worden met de uitvoering belast de
Diocesane- en (of) plaatselijke organisaties.
Willen de financieele en andere lasten, aan
het werk voor de jeugdige werkloozen verbon
den, behoorlijk worden verdeeld, dan moeten
de Diocesane, respectievelijk de plaatselijke
organisaties van jeugdigen en volwassenen op
zich nemen het beschikbaar stellen van loca-
liteiten en werkgelegenheden en de zorg voor
de instandhouding daarvan.
De vakbonden moeten bijdragen in de finan
cieele lasten, verbonden aan het onderhouden
van de jeugdige werkloozen tijdens hun uit
zending of tewerkstelling.
Na de rede van den heer J. Veldman, sprak
de Bondsadviseur, Kanunnik J. G. v. Schaik,
proost van het Metropolitaan kapittel, ter her
denking van het 25-jarig bestaan der centrali
satie in onze katholieke arbeidersbeweging.
Uitvoerig schetste spr. de geschiedenis van
de arbeidersbeweging aan de hand van het
leven van dr. Ariëns, waarbij spr. de beteeke
nis van dezen priester te zamen met die van
dr. Schaepman en Poels vaststelde.
Terugblikkend op het verleden sinds 1890
meende spr. wel te mogen zeggen, dat duidelijk
is uitgekomen, welk een weldaad de krachtige
leiding van het Kerkelijk Gezag voor onzen ge-
organiseerden arbeidersstand is geweest.
Zonder die leiding en het soms krachtig in
grijpen, zou thans het Werkliedenverbond met
zijn 200.000 leden niet in ongebroken eenheid
en in volle krachtsontplooiing in Nederland
bestaan.
Wij betuigen daarom vandaag onzen dank en
onze trouw aan het Episcopaat van Nederland.
Ten slotte spoorde spr. zijn gehoor aan om meer
contact te zoeken met de massa der georgani-
seerden en wekte op om deel te nemen aan
de retraites.
In het middaguur vereenigden alle aanwezi
gen zich aan een gemeenschappelijken maal
tijd, waar enkele woorden van gelukwensch
werden gesproken.
Discussies.
De middag werd vervolgens besteed aan
discussies over de inleiding van den heer Veld
man.
Natuurlijk was men algemeen van gevoelen,
dat hulp dringend noodig is. De uitvoering is
inmiddels niet zonder moeilijkheden. In ver
band met een en ander werd bijvoorbeeld ge
wezen, op het feit, dat vaak jeugdige arbeiders
worden ontslagen om ze te vervangen door
meisjes. De toevloed van Duitsche dienstmeis
jes bijv. dient eveneens ernstig bekeken te
worden.
Opgemerkt werd ook, dat men wel degelijk
onderscheid moet maken tusschen de werk-
looze jongens, die nog nooit een vak hebben
beoefend en die, welke reeds eenigen tijd in
betrekking zijn geweest. Een organisatie, zoo
als de inleider bedoelt zal ook eenige moeilijk
heden brengen in het diocees Haarlem, waar
de jongens tot 25 jaar van de Josephgezellen
lid zijn.
Een fout werd het genoemd, dat in het plan
geen aandacht is besteed aan werklooze meisjes.
De Zeereerw heer v. d. Berg, directeur van
van K. J. C. pleitte in het bijzonder voor een
internaat, waar de jeugdige werkloozen des
noods maar eenige weken per jaar eens kunnen
vertoeven. Dit werk dient apart te staan van de
directe werkzaamheden, welke vooral plaat
selijk zullen zijn.
De instantie, door den inleider bedoeld, kan
inderdaad belangrijk werk doen.
De heer Veldman wees er in zijn antwoord
aan de sprekers op, dat het organiseeren van
werkkampen voor de katholieken nog iets
nieuws is.
Het vinden van productief werk voor jeug
dige katholieken is zeer moeilijk, waar nog bij
komt dat men daarmede gevaar loopt de werk
gelegenheid voor ouderen te verminderen.
Wanneer de „dienst" er eenmaal is, zal men
zich daarop hebben te bezinnen. Ook arbeids-
oefenplaatsen, die in het buitenland (Duitsch-
land en Engeland) zoo succesvol werken, kun
nen hier worden aangewend. Bijv. in leeg
staande fabrieken in de industriecentra. Hoofd
zaak is, dat wij aan onze nieuwe regeering
opnieuw om subsidieering van dit werk moeten
vragen. Ook voor Haarlem meende spr., dat
het noodzakelijk was, dat de zaak, zij het dan
in overleg met de Josephgezellen, zal wor
den aangevat. Het is niet alleen een paeda-
gogische, maar zeker ook een sociale kwestie.
Besloten werd, dat het Bondsbestuur den in
de inleiding genoemden dienst zoo spoedig
mogelijk zal instellen, opdat hij tevens ook
zoo spoedig mogelijk in werking zal kunnen
treden.
Een nog op de agenda staand voorstel van
den Grafischen Bond werd aangehouden tot
een spoedig weer te houden verbondsvergade
ring.
Organisatierecht van Duit
schers in Nederland.
Aan het eind van de vergadering deed de
bondsvoorzitter, de heer A. C. de Bruyn, de
volgende mededeeling:
Onder bedreiging, dat zij die zich niet aan
sluiten bij de „Duitsche kolonie", de Duitsche
nationaliteit zullen verliezen en bij eventuee-
len terugkeer in Duitschland als vreemdelin
gen worden beschouwd en alle recht op eenige
uitkeering zullen verliezen, zijn in Limburg
alle vereenigingen van Duitschers, ook de be
kende Kettelerbund „gleichgeschaltet". De
„Duitsche kolonie" staat onder leiding van een
nationaal-socialist.
Het schijnt de bedoeling, dat het voorbeeld,
in Limburg gegeven, in alle „gouwen" van
Nederland moet worden gevolgd.
Er moet ernstig bezwaar tegen worden ge
maakt, dat vreemdelingen in ons land, een
wel zeer bedenkelijke politieke activiteit ont
plooien. Vooral onze plaatselijke leiders zijn
gewaarschuwd.
Het is wel in strijd met de geaardheid van
ons Nederlandsehe volk, dat aan katholieke
(Duitsche) arbeiders, de vrijheid ontnomen
wordt, zich te organiseeren, zooals zij zelf
willen en zooals onze Bisschoppen wenschen.
De tweedaagsche vergadering van het R.K.
Werkliedenverbond werd hierna op de ge
bruikelijke wijze gesloten.
Honderd met rieken en schoppen
gewapende boeren belegeren
twee inbrekers.
Zondagmorgen omstreeks kwart voor acht,
toen de meisjes van Oirschot en van Nuland uit
de Nijnselsche kerk per rijwiel huiswaarts
reden naar hunne woningen in de Vresselsche
Heide passeerden zij langs den kunstweg Nijn-
selLieshout de wening van den landbouwer
P. M. van Erp in de Wijdeven en bemerkten
dat een raam was opgeschoven en één der
ruiten was stukgeslagen. Oogenblikkelijk, aldus
de 's Hert. Crt.", begrepen zij, dat er iets moest
gebeurd zijn, temeer daar zij nog geen 5 minu
ten geleden de bewoners van dat huis, man en
vrouw, waren tegengekomen, die hun Zondags
plichten gingen vervullen ter kerke te Nijnsel.
Zij fietsten zoo spoedig mogelijk naar de nabij-
liggende woning van van Nuland, alwaar zij
den broer van een hunner gingen waarschuwen,
die wederom zijn buren waarschuwde ,die toen
in allerijl gewapend met rieken en knuppels
naar het bewuste huis reden, om dat te be
waken. Reeds zeer spoedig bleek het, dat tijdens
de afwezigheid der bewoners was ingebroken,
en dat de dieven zich nog in het perceel op
hielden. Langzamerhand kwamen er meer
menschen, die zich allen bij de bewakers aan
sloten, waarna besloten werd om de bewoners,
die in de kerk zaten, te waarschuwen, hetgeen
dan ook geschiedde. Niet alleen, de bewoners
verlieten de kerk, maar met hen vele andere
kerkgangers, die van de inbraak op de hoogte
kwamen. Intusschen stelde men den burgemees
ter van St. Oedenrode van het gebeurde in
kennis, die de hulp inriep van gemeente- en
rijkspolitie.
Intusschen werd het woonhuis nog door een
menigte, die was aangegroeid tot wel 100 per
sonen bewaakt, waarvan allen zich voorzien
hadden van schoppen, rieken of wel een stuk
hout of dergelijke om desnoods de dieven-in-
brekers in bedwang te kunnen houden.
De inbrekers lieten zich wel eenige keeren
voor het raam zien, doch schenen niet den
moed te hebben, om naar buiten te komen,
vermoedelijk bevreesd dat zij kennis zouden
moeten maken met de verschillende voorwer
pen, waarmede de omringenden bewapend wa
ren. Na ongeveer drie kwartier verschenen de
rijks- en gemeente-politie ter plaatse, die de
woning binnentraden en daar de inbrekers aan
hielden. Zij hadden het geheele huis doorsnuf
feld, kasten opengebroken, bedden leeggehaald,
kortom alles lag door het huis door elkaar. In
den tijd, dat op de politie gewacht werd, had
den enkele personen den omtrek van de woning
afgezocht, alwaar onder het dennenhout zeer
gauw een tweetal fietsen werden gevonden,
vermoedelijk van de inbrekers afkomstig. De
daders werden aan flinke touwen geboeid, waar
na ze onder een groot geleide van nieuwsgie
rigen door de politie naar het gemeentehuis
werden gebracht. Het bleken te zijn P. W. V.
uit Nistelrode, den laatsten tijd verblijvende te
's-Hertogenbosch, die reeds ruim 10 jaren voor
verschillende misdrijven in de gevangenis heeft
doorgebracht en M. de B. uit Gemonde (ge
meente Schijndel) die bijna drie jaren gevan
genisstraf achter den rug heeft. Beiden beken
den de inbraak gepleegd te hebben met de be
doeling te stelen. Een koevoet en het goud, dat
zij gevonden hadden, hadden zij verstopt in een
bos stroo in den stal. Bij zijn verhoor deelde
V. mede, dat hij blij was, dat de politie ter
plaatse verscheen, daar hij bevreesd was ge
weest, dat, wanneer de boeren het huis binnen
waren gekomen ze hem dan zeker zouden heb
ben afgemaakt. Verwacht mag worden, dat de
verschillende diefstallen gedurende den laatsten
tijd in Nijnsel gepleegd, door deze personen ge
schied zijn, althans, dat zij er meer van weten.
In den loop van den dag werden de schuldigen
op verschillende plaatsen geconfronteerd.
De daders zijn Dinsdag naar Den Bosch ge
bracht.
Veearts van rechtsvervolging
ontslagen.
De veearts H. ter B. te Naarden, is door den
Kantonrechter te Hilversum ter zake van het
opzettelijk in verdachten toestand brengen van
vee, veroordeeld tot 10.boete subs. 3 dagen.
Door de Amsterdamsche rechtbank werd dit
vonnis, met vermindering van de boete, beves
tigd, terwijl het Hof aldaar, verdachte tot de
minimum-boete van ƒ0.50 veroordeelde.
Na cassatie door den Hoogen Raad, heeft de
advocaat-generaal bij het Haagsch Gerechtshof
tot vrijspraak gerequireerd.
Het Hof heeft gisteren den heer Ter B. ont
slagen van rechtsvervolging.
Naar aanleiding van hetgeen wij
aan de „Telegraaf' ontleenden over
dr. Posthuma vernemen wij nader, dat
dr. Posthuma zich
bovendien uit tal van
andere besturen en
lichamen, waarin hij
zitting had, heeft te
rug getrokken of dit
eerlang zal doen.
Het plan daartoe
had hij reeds een
drietal jaren geleden
opgevat, doch door
het toen intreden
van de crisis, die
steeds grooter om
vang aannam en
waarbij hij verschei
den nieuwe functiën
zich zag opgedragen,
werd het hem on
mogelijk aan zijn
voornemen gevolg te
geven. Thans echter ziet hij zich door al die
verscheiden werkzaamheden zoo overstelpt, dat
hij in plaats van zich met de groote lijnen te
kunnen bezig houden, overladen is met de be
handeling van allerlei detailkwesties, terwijl
de ontelbare vergaderingen overigens vrijwel
geheel zijn tijd in beslag nemen.
In die omstandigheden voelde hij zich na
haast 40 jaren actief te hebben medegewerkt
aan het groote maatschappelijk werk, genoopt
uit al de door hem bekleede functiën ontslag
te nemen. In totaal zijn dat er ongeveer 24,
waarbij naast die in de landbouworganisaties
er zijn van voorzitter of lid van organen op
het gebied van crisiswetgeving, de Internatio
nale Kamer van Koophandel, het Nationaal
Crisiscomité, den Nijverheidsraad e.a.
Huiselijke en familie-omstandigheden hebben
den oud-minister mede tot zijn besluit ge
bracht.
Hij zal nu nog alleen zijn functies in „Cen
traal Beheer" blijven vervullen.
Dr. F. EPosthuma
Naar wij vernemen is dezer dagen te var-
wachten de benoeming van mr. dr. A. A. van
Rhijn, administrateur aan het depa?tement van
sociale zaken, tot secretaris-generaal van het
departement van economische zaken.
PATER G- VERMIN t.
Bij de familie te Noordwijkerhout is bericht
ingekomen dat te Madras (Br. Indië) is over
leden de weleerw. pater G. Vermin van de
Congregatie van Mill Hill.
De overledene was sedert 31 jaren als mis-
sionnaris werkzaam.
Het staat thans wel vast, dat de in het G. O.
georganiseerde organisaties van het gemeente-
personeel van meening zijn dat het voorstel
van B. en W. tot invoering van loonsverlaging
voor het gemeentepersoneel, geen basis kan zijn
voor het voeren van onderhandelingen in de
centrale commissies voor georganiseerd overleg.
De federatie van overheidspersoneel stelt zich
zelfs op het standpunt, dat zij in 't geheel niet
over loonsverlaging wil onderhandelen. De
overige organisaties hebben uitsluitend bezwaar
tegen het voorstel van B. en W. in zijn huidigen
vorm.
Voordracht van B. en W
verschijnt Zaterdag.
Naar wij vernemen, ligt het in de bedoeling
om de voordracht van B. en W. betreffende de
loononderhandelingen in het Georganiseerd
Overleg en betreffende de toepassing van een
loonsverlaging voor het gemeentepersoneel, a.s.
Zaterdagavond te doen verschijnen.
Uitspraak van den raad
op 6 Juli a.s.
De gemeenteraad zal over deze voordracht
beraadslagen op 5 en 6 Juli a.s.
NIEUW SCHOUWTOONEEL
Naar wij vernemen is 't tableau de la troupe
van dit gezelschap intusschen aangevuld en zal
het bestaan uit de dames Jacqueline Rooyaards-
Sandberg, Dogi Rugani, Jetty van Dijk-Riecker,
Lena Kley en Fientje Berghegge en de heeren
Ko van Dijk, Frits Bouwmeester, Lau Ezerman,
Jacques Snoek, Eduard Palmers, Sam de Vries
en Arend Hauer.
De volgende stukken zijn op het repertoire
genomen: „De Metro" tooneelspel in negen
tafereel en door Elmer Rice; ,,Het Woud" een
spel van ernst en humor door A. N. Ostrowski;
„Achter den Horizont" tooneelspel in zes tafree-
len door Eugene O' Neill; „Mijlpalen" door Ar
nold Bennett en Edward Knoblauch; „De Schel
menstreken van Scapin" blijspel in drie be
drijven van Moliere; „De Macht der Duisternis"
drama van Leo Tolstoi: „Helene" comedie in
drie bedrijven door Paul Geraldy en „De Vrouw
van Craig" tooneelspel in drie bedrijven door
George Kelly.
Artistieke leiders zijn Ko van Dijk en Frits
Bouwmeester, de zakelijke leider, Jacques
Snoek, terwijl de heer F. J. Wertwijn als admi
nistrateur aan het gezelschap is verbonden.
Voorloopig zal het kantoor gevestigd zijn:
Baarsjesweg 174, Amsterdam (W).
TELEFOONVERKEER MET BRITSCH-INDlë
Zooals bekend, werd aanvang 1933 de radio-
telefonische verbinding van Engeland met Bom
bay en Poona in Britsch Indië geopend. Ten be
hoeve van de gebruikers in Nederland heeft de
Nederlandsehe P.T.T.-dienst de noodige stap
pen gedaan om aan dit verkeer deel te nemen.
Met ingang van 19 Juni j.l. is aan dit verkeer
uitbreiding gegeven zoodat thans mede zijn
aangesloten Calcutta, Madras, Akola, Amraoti,
Indore, Nagpur, Matheran en Mahabaloshwar.
Heden, 22 Juni, is het 300 jaren geleden, j
dat Galileo Galilei door het H. Officie werd
veroordeeld, en in de bladen wordt wederom
aandacht gewijd aan deze geruchtmakende zaak,
welke men zoo gaarne tegen de Kerk en dan
liefst tegen de onfeilbaarheid van den Paus!
uitspeelt.
Het kan daarom zijn nut hebben de juiste
toedracht even naar voren te brengen, hetgeen
wel het best kan geschieden met de beknopte,
maar klare uiteenzetting, door president de
Jong van Rijsenburg gegeven in het tweede deel
van zijn bekend „Handboek der Kerkgeschiede
nis" (blz. 300—302).
Prof. de Jong schrijft:
Onder Paulus V valt de eerste periode
van het Galilei-proces? Galileo Galilei (1564
—1642) professor te Pisa en Padua, later mathe
maticus van den groothertog van Toscane, een
der grondleggers der moderne physica, een
groot astronoom en mathematicus, had met den
door hem verbeterden, pas door den Neder
lander Lipperhey uitgevonden verrekijker, be
langrijke sterrekundige ontdekkingen gedaan,
die hem het systeem van Ptolomaeus deden
verlaten, volgens hetwelk de aarde het middel
punt is van het wereldstelsel en stilstaat, ter
wijl de zon en de planeten zich om haar be
wegen. In zijn Nuntius Sidereus (1610) aan
vaardde hij de opvatting, door den Duitschen
kanunnik Copernicus ontwikkeld. De revolutio-
nibus orbium coelestium, 1543) dat de zon stil
staat en de aarde draait. Copernicus, zoo meende
men, had zijn systeem als een hypothese op
gesteld, om de astronomische berekeningen ge
makkelijker te maken. Hij was wel door ver
schillende Katholieken en Protestanten (Me-
lanchton en Luther) bestreden, maar Paulus
II bijvoorbeeld had de opdracht van zijn werk
aanvaard. Galilei verdedigde echter het systeem
als een onomstootbare waarheid; al zou deze
later blijken, de argumenten die hij gaf, waren
niet juist; de beslissende zijn eerst later gevon
den. Hij werd dan ook door vele vakgenooten
bestreden, doch men verzette zich vooral te
gen het nieuwe systeem, omdat men meende
dat het afbreuk deed aan de philosophic van
Aristoteles en aan de betrouwbaarheid der zin
nelijke waarneming; het zou vervolgens vreemd
zijn, dat de aarde, het tooneel van de verlossing
en de menschwording, niet het middelpunt der
wereld was en het scheen duidelijk de H. Schrift
te weerspreken, b.v. „Hij heeft de aarde onbe
wegelijk gegrondvest" (Par. XVI, 43); „de zon
komt op en gaat onder en keert terug naar
haar plaats" Eccl.us. I 46). Josue sprak: „Zon
beweeg u niet tegen Gabaonen de zon en
de maan stonden stil, opdat het volk zich op
zijne vijanden kon wreken" (Jos. X 1214).
Tegenwoordig is men het er algemeen over eens
dat deze woorden niet letterlijk moeten worden
opgevat, dat de gewijde schrijvers in natuur
kundige dingen niet spreken volgens de inner
lijke waarheid, doch volgens den uiterlijken
schijn, of zooals de verschijnselen zich aan onze
zintuigen vertoonen, gelijk wij thans nog doen.
In een brief aan Castelli O.S.B. en in zijn Is-
toria e demonstrazioni intorno alle macchie so-
lari (1613) beantwoordde Galilei in dezen geest
de moeilijkheden. Ook Bellarminus en de an
dere theologen wisten, dat de H. Schrift niet
altijd letterlijk behoeft te worden opgevat, b.v.
in de anthropomorphistische uitdrukkingen:
God wandelt door het paradijs enz. In een brief
aan den Carmeliet Foscarini, die G. verde
digde had Bellarminus aangeraden de leer van
Copernicus slechts hypothetisch voor te stellen.
Was er een afdoend bewijs, dan zou men kun
nen zeggen, dat men tot dusver de H. Schrift
niet goed verstaan had; tot zoolang mocht men
van de tot dusver gehouden verklaring der
Vaders niet afwijken. Doch men was zoo vast
overtuigd van de waarheid van het oude sy
steem, dat door Galilei niet weerlegd was, de
Protestanten hadden bovendien de H. Schrift
zoo dikwijls misbruikt, terwijl een leek zich
hier begaf op theologisch gebied, dat zich al-
lerwege verzet openbaarde. Dat een Dominicaan
tegen hem gepreekt zou hebben volgens den
tekst „Viri Galilaei, quid statis aspicientes in
coelum", is een fabel. Galilei ging zelf naar
Rome om zich te verdedigen. De consultoren van
het H. Officie (of van de Inquisitie) verklaarden
(24 Febr. 1616), dat de stelling, dat de zon het
middelpunt der wereld en onbewegelijk is, phi-
losophisch dwaas en absurd en formeel
kettersch is, als in strijd met de H. Sschrift in
strijd met haar letterlijken zin en de verklaring
der theologen; de tweede stelling, dat de aarde
niet het middelpunt der wereld is, noch onbe
wegelijk, minstens als een dwaling in het ge
loof. Den volgenden dag, op een vergadering
onder voorzitterschap des Pausen werd aan Bel
larminus opgedragen eerst te beproeven Galilei
op vriendschappelijke wijze van zijn meening
af te brengen. Toen dit mislukte, werd hem ver
boden de opvatting van Copernicus te ver
dedigen en te houden (26 Febr.) Gelilei beloofde
te zullen gehoorzamen en ging weer naar Flo
rence terug. 5 Maart sprak de congregatie van
den Index een algemeene veroordeeling uit
over de theorie van Copernicus en verbood
diens werk „donec corrigatur" (d.w.z. op enkele
met name genoemde plaatsen moest het helio
centrische stelsel als hypothese inplaats van
als these worden voorgesteld) en alle boeken,
die het nieuwe systeem positief zouden leeren,
wat tot 1757 van kracht bleef.
Galilei bleef echter innerlijk zijn overtuiging
trouw en publiceerde in 1632 met het Imprima
tur van den magister Sacri Palatii, zonder echter
de door dezen vereischte veranderingen te heb
ben aangebracht, een Dialogo sopra i due mas-
simi sistemi del mondo, waarin simplicio met
uiterst onnoozele argumenten, het oude systeem
verdedigt, zoodat zijn tegenstanders het eigen
lijk winnen. Galilei werd voor de Inquisitie
gedaagd, doch zeer welwillend behandeld; hij
was bevriend met Urbanus VIII. Hij verklaarde
de leer van Copernicus niet innerlijk gehouden
te hebben. 22 Juni 1633 veroordeelde het H.
Officie hem tot gevangenisstraf en om 3 jaar
lang éénmaal in de week, de 7 boetepsalmen
te bidden (wat zijn dochter, een kloosterzuster
voor hem zou doen)het motief was verdenking
van ketterij „als geloofd en gehouden hebbende
een valsche leer en in strijd met de H. Schrift
te weten: dat de zon het middelpunt is van het
heelal, dat zij niet beweegt enz." Op de knieën
zwoer Galilei nu zijn dwaling af; het „E pur
si muove" is een fabel, honderd jaar later ont
staan. Op den dag der veroordeeling werd zijn
straf reeds verminderd: als verblijf wees men
hem aan het paleis van den groothertog te
Rome, de Villa Medici; 2 December mocht hij
reeds naar zijn woning te Florence gaan, onder
voorwaarde alleen te wonen en geen menschen
te ontvangen behalve bloedverwanten en vrien
den. Later publiceerde hij nog geschriften.
De kerkelijke of pauselijke onfeilbaarheid
komt niet in het gedrang. De congregatie van
den Index kan geen geloofsdecreten uitvaardi
gen, wel die van het H. Officie. Maar deze deed
dit 'noch in 1616, noch in 1633. Zij vaardigde
disciplinaire besluiten uit, maatregelen tegen
Galilei, ofschoon de motieven (rationes consi-
derantes) van dogmatischen aard waren; niet
echter een doctrinair decreet, b.v. het is geloofs
leer, dat de zon zich beweegt enz. Bovendien:
de Paus heeft de besluiten wel goedgekeurd,
doch slechts in forma communi, als besluiten
der congregatie, niet in forma specifica, waar
door zij tot Pauselijke decreten verheven zouden
zijn. De kardinalen bedoelden natuurlijk niet
de wetenschap te belemmeren, ofschoon het
niet te ontkennen valt, dat hun censuur een
beletsel was voor verder onderzoek. Hun fout
was, dat zij, te vast overtuigd van het oude
systeem, meenden, dat hier niet van den letter
lijken zin van de H. Schrift mocht worden af
geweken. Het oordeel had moeten luiden (in den
geest van Bellarminus' brief aan Foscarini):
zoolang geen duidelijk bewijs van het nieuwe
systeem gegeven is, moet men zich houden aan
den letterlijken zin der H. Schrift. Van ver»
valsching der procesacten is geen sprake". A