mtzoriDEn
UIT BLADEM Eli
TIJDSCHRIFTEN
ALS DE VOS DE PASSIE PREEKT...!
OTUKKEM
HONGARIJE VOERT
ACTIE.
r ui, I.». 3
DONDERDAG 22 JUNI 1933
HET AANTAL PRIESTERS OP DE
GEHEELE WERELD.
INVALIDITEITS- EN OUDERDOMS-
VERZEKERING
WINSTGEVEND ZAAKJE.
LOUIS DAVIDS.
PROPAGANDA VOOR VREEM
DELINGEN EN VOOR LAND-
GENOOTEN.
SF
S. D. A. P. EN EXTREMISME.
VIJF EN TWINTIG JAREN.
u _J
HOUDT DEN GOEDEN KOERS SS
PLAATST REGELMATIG
UW KABOUTERTJE!
i
Cijfers uit de Missiën.
In de Juni-aflevering van het „Koloniaal
Missietijdschrift", waarin professor Groenen
een krachtig beroep doet op degenen, die hel
pen kunnen, nu veel anderen door de tijds
omstandigheden uitvallen, geeft genoemde
schrijver het aantal katholieke priesters,' dat
volgens de nieuwste statistieken op de wereld
zou zijn. Dit aantal bedraagt in totaal 321.000.
Daarvan zijn er 257.000 wereldlijk priester en
64.000 priester-kloosterling.
In Europa zijn er 252.000; in Amerika 51.500;
in Afrika 4800; in Azië 10.500 en in Australië
2209 priesters.
In vergelijking met de cijfers van het begin
dezer eeuw is er een toeneming van bijna
100.000 priesters, want de laatste statistiek,
ongeveer dertig jaar geleden samengesteld,
gaf 230.000 priesters.
Hoe groot dit getal ook is en vooral hoe ver
blijdend de toeneming, toch is er nog een groot
tekort aan priesters.
Ook is het wel belangrijk te publiceeren de
nieuwst verschenen statistiek van dr. Bernard
Ahrens, welke statiestiek gepubliceerd werd
in de „Annalen der Broederschap van den H.
Geest" April-afl. 1933). Op het oogenblik zijn
in de Katholieke Missiën 15.561.804 Katholie
ken, waarvan 14.410.65? inboorlingen die te
midden van 1 milliard heidenen en van onge
veer 24 millioen ketters en schismatieken wo
nen. Er zijn ruim "59.000 missie-staties met
57.000 kerken en kapellen. Er zijn in de Missie
werkzaam 15.086 priesters (waarvan 1/3 in-
landsche geestelijken), bovendien 5364 broeders
en 30.929 zusters (waarvan ongeveer 50% in-
landsche zusters). Bij dit missie-personeel
moeten ook gerekend worden 43.000 onder
wijzers en 62.000 Katechisten. Er zijn 2834
studenten, die zich op het onmiddellijk ont
vangen der H.H. Wijdingen voorbereiden.
Wat het schoolwezen betreft: er zijn 24.779
katechismusscholen die door 745.000 kinderen
worden bezocht; verder 26.937 lagere scholen
met 1.468.000 kinderen; 827 ambachtsscholen
met ongeveer 30.000 leerlingen; 1172 middel
bare scholen met 8142 studenten; 468 inrich
tingen voor Hooger Onderwijs met 119.000
studenten en 17 erkende Universiteiten met
11.500 studenten (vrouwelijke studenten en
toehoorders medegerekend)
In de missielanden bestaan 1609 weeshuizen
waar 76.500 knideren verzorgd worde*; 677
ziekenhuizen en hospitalen met 242.000 pa
tiënten. Er zijn verder 2222 apotheken waar
kosteloos aan 15 millioen noodlijdenden medi
cijnen en verbandstoffen worden verstrekt.
In de missie zijn verder 145 drukkerijen, 10
wetenschappelijke Observatoria, terwijl 165
tijdschriften worden uitgegeven. In de laatste
ze3 jaar steeg het aantal Katholieken met
2.828.957 waarvan 2.450.000 inboorlingen. In de
eerste tien jaar van het Pontificaat van Paus
Pius XI werden 128 zelfstandige nieuwe mis
siegebieden opgericht.
Toepassing der wetgeving
Den len April 1933 is het tusschen Neder
land en België gesloten verdrag, waarbij ge
lijkstelling plaats heeft van elkanders onder
danen voor de toepassing der wederzijdsche
wetgeving op het punt der Invaliditeits- en
Ouderdomsverzekering, in werking getreden.
In ruwe trekken bepaalt dit verdrag het
volgende:
Indien de zetel van een onderneming ge
vestigd is in België en in Nederland een werk
wordt uitgeoefend met arbeiders, die in België
hun wettelijke woonplaats hebben, dan vallen
deze arbeiders niet meer onder de Ned. Inva
liditeitswet, doch onder de Belgische wetten.
Is de zetel der onderneming gevestigd in
Nederland en wordt in België gewerkt met
arbeiders, die in Nederland hun wettelijke
woonplaats hebben, dan vallen deze arbei
ders onder de Ned. Invaliditeitswet.
Voor transportondernemingen bestaat een
uitzondering; het beste kan zulks worden
toegelicht met een voorbeeld. Stel een in Rot
terdam gevestigde transportonderneming heeft
op haar schepen, welke in Nederland en Bel
gië varen, arbeiders werkzaam, waarvan een
deel in Nederland en een deel in België hun
wettelijke woonplaats hebben. De Ned. arbei
ders vallen dan onder de bepalingen der Ned.
de Belgische arbeiders onder de bepalingen
der Belgische wet. Dubbele verzekeringsplicht
en het dubbel betalen van premie is derhalve
na 1 April 1933 vervallen.
Indien een Belgische arbeider, welke in
België verplicht verzekerd was en den leeftijd
van 35 jaar heeft bereikt, na 1 April 1933 in
Nederland in een Ned. onderneming komt
Werken, moet deze arbeider voor de Ned. In
validiteitswet worden ingeschreven en moe
ten voor hem zegels op de Ned. rentekaart wor
den geplakt.
Voor de Ned. of Belgische arbeiders, die in
beide landen verzekerd zijn geweest, zullen
na 1 April 1933 alle zegels bij het^ berekenen
Van een rente worden medegeteld en de ren
ten, indien er voldoende zegels zijn geplakt,
worden uitbetaald, onverschillig of zij in Ne
derland of België wonen.
Nadere inlichtingen ten kantore van de Ra
den van Arbeid.
DE TOREN GROEIT. Het afbouwen van den
toren voor 't nieuwe Boymans-Museum te
Rotterdam
NEDERLANDSCH SPORTPARK.
Dividend 3 pet.
In de jaarl'ijksche algemeene vergadering van
aandeelhouders van de Mij. „Het Nederlandsehe
Sportpark", gehouden op 20 Juni 1933, werden
de balans en de winst- en verliesrekening goed
gekeurd.
Besloten werd tot uitkeering van een dividend
van 3 pet.
De aftredende raad van commissarissen, J. F
de Beaufort, A. B. van Holkema en mr. F. A.
Kokosky, werd herkozen.
ROTTERDAMSCHE COMMISSIE VOOR
R. K. VACANTIE-KOLONIES.
Renteverlaging goedgekeurd.
De Trustee der 6 pet. obligatie-leening der
Rotterdamsche Commissie voor R. K. Vacantie-
Kolonies te Rotterdam, bericht ons, dat bij be
sluit van de algemeene vergadering der obli
gatiehouders, gehouden op 20 Juni 1933, ont
heffing is verleend tot betaling van de coupons
per 1 Juni 1933 en 1 December 1933.
Voorts is besloten de rente der obligatiën
terug te brengen op 4 pet.; de desbetreffende
obligatiën dienen ter afstempeling aangeboden
te worden bij de Incasso-Bank N.V., te Rot
terdam, Leuvehaven.
Naar wij vernemen zijn aan den heer Louis
Davids de leiding en de exploitatie opgedragen
van het nieuw in te richten Leidscheplein-
theater te Amsterdam.
Dit theater zal worden ingericht in het vroe
gere Cornelius Broerehuis. De ingang zal na
een verbouwing komen aan het Leidscheplein.
Dë schouwburg zal meer in het bijzonder zijn
aangewezen op intieme kunst, zgn. Kammer-
spiele, kleine revues, operettes en goede caba
retkunst. Het theater zal 350 zitplaatsen bevat
ten. Het tooneel zal volgens de modernste vin
dingen worden ingericht. Foyer, garderobes
e.d, zullen aan de eischen van dezen tijd vol
doen.
D* heer Louis Davids denkt 1 October a.s. het
fatzoen te openen.
Hoe de een geld verdient en hoe 'n
ander erin loopt.
voor filmideeën. Origineele scenario's
zijn geld waard. Er bestaat een groote vraag
naar verhalen voor sprekende films en week
bladen
Wie zegt U, dat ge niet schrijven kunt 7 Ook
mr. zoo en zoo en miss zoo en zoo dachten, dat
ze niet schrijven konden. En thans verdienen
ze honderd dollar in de week met short stories,
die ze in hun vrijen tijd schrijven.
Aldus luidende advertenties treft men ge
regeld in de Amerikaansche bladen aan en de
stellers er van zijn er op uit, van de zwakheid
van velen voor het se voir imprimé, het zich
gedrukt zien, te profiteeren.
Vaak staat er het portret bij of zelfs een
schriftelijke verklaring van zoo'n gelukkige,
die dacht, niet te kunnen schrijven en nu geld
als water verdient, zulks dank zij de vriende
lijke bemiddeling van het bureau, dat er zijn
speciaal werk van maakt, de producten van
beginnende schrijvers en ook wel dichters in
de pers onder te brengen.
Onlangs heeft de hoofdredacteur van een
door een vereeniging van beroepsschrijvers
uitgegeven 'blad een boekje open gedaan over
den zwendel in het „se voir imprimé", waar
van regelmatig honderden het slachtoffer
worden.
Hij liet zijn dochter onder een schuilnaam
op zoo'n advertentie antwoorden. Ze stuurde
een verschrikkelijk verhaal, waarvan 't bloed
afdroop, naar twee der 't meest adverteerende
bureaux, de Daniel O'Halley Co. Inc. van Man
hattan en de Universal Scenario Co. van Holly
wood.
Het laatste bureau schreef terug, dat het
verhaal eenvoudig bewonderenswaardig was
en uitnemend geschikt voor een film. Het bood
aan, een resumé van 500 woorden er van in de
door het bureau uitgegeven „Scenario Bulletin
Review" te publiceeren en persoonlijk de voor
naamste filmproducenten te bewerken. Dit
alles voor het onbeduidende bedrag van tien
dollars. Het bureau Malley was al even enthou
siast en beloofde hetzelfde voor 21,50 dollar.
Ket verhaal zou dan tevens gecopyright wor
den, wat inmiddels automatisch gebeurt, als
het in zoo'n review komt, die in z'n geheel
voor twee dollar „copyright" is.
Een volgende maal stuurde „Lottie Perkins",
zooals de dochter van den hoofdredacteur zich
noemde, een soort roman in van dertig duizend
woorden, getiteld „De verdwenen tweeling",
een draak van een ding vol van de raarste en
idiootste zinnen.
De directeur van het bureau, die er ditmaal
inliep, schreef terug, het manuscript met steeds
stijgende bewondering te hebben gelezen. Hij
oordeelde, dat de karakters der hoofdpersonen
meesterlijk geteekend waren en den lezer in
levende lijve voor oogen kwamen. Hij stelde
voor, het boek tegen een vergoeding van 375
te puhliceeren. Lottie Perkins zou dan 40
van de opbrengst krijgen, die natuurlijk fabel
achtig zou zijn en de eerste uitgave rijkelijk
zou vergoeden.
Een ander bureau was iets duurder, maar
beloofde ook meer en verklaarde zich enthou
siast over de ontdekking van een nieuw talent.
Drie bureaux, die nog aan den tand gevoeld
werden, pleitten voor onmiddellijke publicatie
en verzekerden de schrijfster roem en eer,
mitsgaders een bonk geld.
Na dergelijke ervaringen werd een nader
onderzoek ingesteld. Men wist 'n aantal slacht
offers op te sporen en toen bleek, dat de boe
ken in nooit meer dan honderd exemplaren
werden gedrukt. En gemiddeld moet een zwen-
delbureau twee honderd dollar winst per klant
maken.
Dat de exploitatie van het „se voir imprimé"
in de Vereenigde Staten een winstgevend zaak
je is, blijkt wel hieruit, dat alle groote steden
er een aantal van kennen, allemaal met de
mooist klinkende namen
KON. NED. HOOGOVENS STAALFABR-
IJzer naar Noord-Amerika.
Met het gisteren vanuit de zeehaven van de
hoogovens te IJmuiden vertrokken Noorsche s.
Hellen werd een volle lading piekijzer, circa
6000 tons, naar Providence (N. A.) verscheept.
R. K. LEERGANGEN.
Tll^BURG-, 21 Juni. Aan da Academie voor Beel
dende on Bouwende Kunsten der R. K. Leergan
gen, slaagden voor het examen architect le ge
deelte do heeren Ch. Estourgle te Nijmegen, J.
da Reus te Oss en A. van Schendel te Zeven
bergen.
Men is in 't kamp der Socialen,
Den laatsten tijd wel aan het malen:
Men kan elkaar niet meer verstaan
De harmonie is naar de maan!
Teruggang in het aantal leden:
Elk heeft, of vindt daarvoor een reden.
Daar stilstand achteruitgang is.
Loopt het bij onze vrienden mis.
De secretaris, Hitler II,
Droomt van een groote S. D. A. P.l
En wil een Roode Weermacht maken,
(Wat zij bij de fascisten laken).
Het Hoofdbestuur verklaarde: „Neen!"
Waar wil de Secretaris heen?
Dit voorstel van den Secretaris
Wekt slechts den schijn, of er gevaar is!
Een ander zegt: „Waarom nog dralen?
Wij moeten nu maar bakzeil halen.
Concessies geven op z'n tijd,
Wellicht dat dit tot voorspoed leidtl
Men zal als Kamerlid verkoren
Zich voortaan niet aan Rusland storen
Zoo'n lid werkt niet in 's Lands belang
En brengt principes in 't gedrang".
Bij staking hoort geen sabotage!
Ik vind zooiets voor ons blamage,
Staakt voo) caan volgens Recht en Wet,
Geen groote bek meer opgezet!
Voorts breng ik, met een glas champagne.
Eerbiedig hulde aan Oranje!
Marinebond en al wat muit
Die oproerkraaiers sluit ik uit!"
't Is, inderdaad, een pracht „gebaar"
Maar, hoe brengt Duijs het voor elkaar?
't Is mooi, .maar ziet wat Marx hetn leerde!
Is het de nood, die Duys bekeerde?
Wanneer een advocaat zóó spreekt,
Is 't of de vos de Passie preekt.
Wanneer de Vos zoo schoon gaat praten....
Houdt dan de ganzen -in de gaten!
En binnenkort, 't zal niet lang duren.
Komt no. 3 met een brochure,
En neemt de burgerpers tot tolk.
Inplaats van 't eigen blad „Het Volk"!
Waaruit den leek zou gaan besluiten:
Hoe „vrij" ze in ,,'t Volk" hun meening uiten
Ik heb respect voor hun gepraat
Maar zie verlangend naar een daad.
LUISTERVINK.
In een der restauratie-zalen van het parle
mentsgebouw in Boedapest zijn vijf konings
burchten op de wanden afgèmaald. Dit is zeer
wijze symboliek, want terwijl de vroede vade
ren van Hongarije al tafelende politiek maken,
vallen hun blikken, waarheen ze die ook wen
den, op de burchten en dit moet op hun natio
nale gezindheid een gunstigen invloed uit
oefenen.
Waren de burchten vroeger teekenen van
glorie, tegenwoordig hebben ze tot taak het
parlement eraan te herinneren, dat Hongarije
gevierendeeld is. Vier van deze koninklijke
huizen staan in gebieden, die door Trianon aan
andere landen zijn geschonken.
De vijfde burcht is nog gebleven, de parle
mentariërs behoeven slechts op het bordes van
het parlementsgebouw te gaan staan om haar
in natura aan de overzijde van den Donau op
de bergen te zien staan.
De zaal, waarin deze wandschilderingen zich
bevinden, is overigens niet een van de aan
trekkelijkste. Veel vreemdelingen bezoeken het
immense parlementsgebouw, dat een met han
digheid bijeengebrachte bloemlezing van vele
stijlen is, maar de gidsen zullen nooit verzui
men om de zaal met de burchten te vertoonen,
want deze is voor het protesteerende Hongarije
van onze dagen ten aanzien van den vreem
deling belangrijker, dan welk majestueus bouw
werk.
Dit, wat de propaganda betreft ten aanzien
van vreemdelingen en parlementsleden. Voor
de gewone landgenooten beschikt men nog over
eenige andere middelen. Wij waren tijdens onze
Hongaarsche reis in de gelegenheid daarvan
een korten, maar onvergankelijken indruk te
krijgen. Ter gelegenheid van de jaarbeurs, die
in Boedapest gehouden werd, gaf men op een
avond in het operette-theater een groote en
nationale sportdemonstratie, waarbij de rijks
bestuurder Horthy in eigen persoon en alle
rijksgrooten verschenen. Het vas een uitgele
zen publiek van meer dan twee duizend per
sonen.
Het interessante lag echter niet in de zaal,
maar op het tooneel. Daar werden op gezette
tijden nummers vertoond door kindertjes van
acht tot tien jaar, gestoken in de landelijke
kleederdrachten van verschillende Hongaarsche
streken. Ze deden in hun schilderachtige jak
jes onschuldige rhythmische zangspelletjes, tot
er een bord ten tooneele verscheen, waarop
stond,, Verdrag van Trianon. Dan werden de
zingende kindertjes een bende woeste vechters
bazen, die zich op het bord stortten om er met
voelen en vuisten splinters van te maken. En
men bleek zeer vindingrijk in het bedenken
van variabele manieren om het verdrag van
Trianon in het spel van kinderen te brengen.
Zoo werkt de Revisionsliga niet zonder han
digheid op de emoties van de massa. Dit spel
was natuurlijk netjes geënscèneerd door met
verstand opereerende groote menschen. Maar
bij de kinderen op het tooneel werd het volle
ernst, die nog grooter werd onder de aanmoe
digingen, die van de officieele autoriteiten in
de zaal kwamen.
De oorzaak van deze niets ontziende methoden
van sterrftningmaken zijn wij eenige dagen later
pas gaan begrijpen in Szeged, de tweede stad
van Hongarije, vroeger de hoofdstad van het
zuidelijke deel van het duizendjarig rijk. Vroe
ger wederom, men weet de dingen in Hon
garije nog slechts bij wijze van vergelijking.
Vroeger was Szeged een met kracht vooruit
strevende en groeiende stad met een geweldig
achterland. Tegenwoordig ligt Szeged op tien
minuten afstand van de Joego-Slavische grens.
Midden in haar ontwikkeling is Szeged plot
seling gestuit en zoo is het thans een stad vol
van de meest krasse tegenstellingen. Daar zijn
nieuwe, groote gebouwen, ziekenhuizen, onder
wijsinstellingen, een geweldige kathedrale kerk,
straten van monumentale weidschheid, maar*
vele van die straten zijn niet meer bestraat,
v/at niet eens een groote last is, want het leven
is eruit verdwenen, traag trekt er nu en dan
eens een boerenkar door en buiten de hoofd
straat van Szeged valt er nauwelijks een leven
de ziel op straat te bekennen.
Wij hebben in den schemeravond door Szeged
geloopen en vele schoone monumenten bezich
tigd van Hongarije's groote mannen. Deze stee-
nen gelaatstrekken waren dan ook de eenige
menschelijke gezichten, die wij op deze wande
ling zagen, Toen het donker was, pinkte er
hier en daar een lantaarn aan. Op het ph n
voor den hoogen stadsschouwburg brandde één
lantaarn, die de duisternis alleen nog accen
tueerde en enkele vereenzaamde gestalten slo
pen by na het theater in. Een doode stad, waar
in men zich na een paar uren al neerslachtig
voelde.
Den volgenden ochtend was met het zonlicht
het leven er weer draaglijk en het werd zelfs
opgewekt toen wij in platte boeren wagentjes
in het hooi gingen zitten om over bochtige
landwegen door vlakke velden naar de Roe-
meensche grens te rijden. De grens is een wil
lekeurig zandpad, dat door het land loopt, daar
naast een greppel, die bij de grenswijziging
kanaal heette. Op een paar honderd meter af
stand ligt de Roemeensche grenswacht, een met
machinegeweren bewapende fortificatie, bezet
door Servische soldaten, die niet precies tot
het puik der civilisatie gerekend kunnen wor
den. De commandant van de Roemeensche
grenswacht komt naar ons toe.
In de wijd verspreide boerenwoningen woont
een in zichzelf gekeerde en arme bevolking. Er
staat ook ergens een school in dit land, waar
van de kinderen ter eere van ons bezoek hun
beste jurken hebben aangetrokken, jurken,
waarvoor de dochter van een Nederlandschen
steuntrekker zich terecht zou schamen. Dat is
geen slonsigheid van de bevolking, want als
men bedenkt, dat de boer, die ons karretje be
stuurde, drie dagen •verken om twee
Pengö te verdienen, dan kan mm ink. de jur
ken begrijpen.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
HET DIENSTBODENVRAAGSTUK EN HET
NIJVERHEIDSONDERWIJS VOOR
MEISJES.
Allerlei maatschappelijke invloeden, te veel
om hier op te noemen, brachten ons in het
laatste gedeelte van de vorige eeuw het dienst-
bodenvraagstuk n.l. het tekort aan bekwaam
en betrouwbaar personeel voor huishoudelijke
hulp in de gezinnen.
Als bekend mag verondersteld worden, dat
het tekort aan goede keukenmeisjes de stoot
gegeven heeft aan het oprichten van kookscho
len 1890). Eveneens weet men, dat deze
eerste kookscholen niet bezocht zijn geworden
door a.s. dienstboden, maar dat de eerste leer
lingen, meisjes en vrouwen waren uit andere
kringen der samenleving. Pas in het begin van
1900, toen het aantal scholen uitgebreid en z.g.
vrouwenscholen en vakscholen opgericht wer
den, is dit anders geworden. En nu hebben wij
al sedert tientallen jaren den toestand, dat hon
derden leerlingen uit alle kringen der samen
leving de Nijverheidsscholen, de middelbare en
de lagere nijverheidsscholen, bevolken.
En nog altijd bestaat het dienstbodenvraag-
stuk nog altijd is er een tekort aan bekwaam
en betrouwbaar personeel voor huishoudelijk
werk.
En dat dit zoo is, dat het tekort aan voldoende
geschoolde krachten op de arbeidsmarkt nog niet
is ingehaald, wordt de Nijverheidsscholen ver
weten. Het wordt gebruikt als een wapen, om
het N. O. v. M. verdacht te maken om te
motiveeren dat het onverantwoord is, voor dit
onderwijs zooveel geld uit te geven.
Dit is een groot gevaar. Het wordt hoog tijd
uit de kringen van het Nijverheidsonderwijs
eens tegen deze voorstelling van zaken te pro
testeeren en deze questie eens van eene andere
zijde te belichten.
Wat toch is het geval?
Honderden leerlingen verlaten jaarlijks onze
scholen na eene driejarige opleiding. Waar blij
ven zij? Wat worden zij? Hierop kan geantwoord
worden: de grootste helft wordt dienstbode of
verricht huiselijke arbeid en naaiwerk voor
eigen gezin of voor de naaste familieleden.
In dezen tijd van het jaar komen bij de direc
trices der scholen voortdurend aanvragen in.
Meestal kan men niet aan alle voldoen. Her
haaldelijk hoort men: nu ik .eenmaal een leer
ling van de school gehad heb, wil ik er liefst
weer een hebben. Zij hebben tenminste leeren
denken bij haar werk. Men stelt dus oud-leer
lingen wel op prijs er is meer vraag dan
aanbod.ook al, omdat de pas geslaagden voor
vele betrekkingen nog te jong zijn.
En dus is er nog een tekort en het
dienstbodenvraagstuk bestaat nog altijd, al ne
men ook de afmetingen af.
Maar is dit te verwonderen?
Het dienstbodenvraagstuk is zéér gecompli
ceerd. De toestand van heden is het gevolg van
de eeuwen die vooraf gingen. Alles gaat langs
den weg der evolutie ook al lijkt het soms
anders.
Kan iets, wat nu zoo langzamerhand ontstaan
is, in een tijdperk van 20 jaar in eens verande
ren?
De Nijverheidsscholen werken krachtig mee
om dit belangrijke vraagstuk tot oplossing te
brengen. Zij doen dit door hare opleiding van
werkgeefster en werkneemster beide. Door het
N.O. is de belangstelling voor huishoudelijk werk
voor huishouding voeren toegenomen. Het
aantal practische menschen is vermeerderd
evenals het aantal vakkundige huisvrouwen. Wij
mogen gerust zeggen dat de taak van huisvrouw
en dienstbode door ons onderwijs op hooger plan
plan is gebracht. Wij zijn op den goeden weg.
Maar deze weg is lang.
Het zou buitengewoon te betreuren zijn, als
door onoordeelkundige bezuiniging dit nuttige,
sociale werk in zijn groei gestuit werd.
N. van BERKUM.
WERKLOOSHEIDSBESTRIJDING.
Geachte Redactie,
Nu algemeen naar werkverschaffing en ver
ruiming wordt omgezien, lijkt het mij niet on
dienstig de aandacht van betrokkenen te vesti
gen op het feit, dat zeer veel hinder ondervon
den wordt van het bepalen van een maximum
leeftijd voor sollicitatie.
b.v.: onlangs stelde Amsterdam in een sollici
tatie-oproep den maximum-leeftijd voor politie
agent-sollicitanten op 28 jaar! Is iemand van
b.v. 30 jaar dan ongeschikt voor dat ambt?
Wanneer men derhalove een zoo ruim mogelijk
arbeidsveld wil bestrijken, dan dient bovenge
noemde misstand uit den weg te worden ge
ruimd, zoodat niet bij voorbaat een heele cate
gorie van gezonde en werkwillende menschen
wordt uitgesloten.
Ook het terugbrengen van den pensioenge
rechtigden leeftijd op 55 jaar verdient aanbeve
ling. Of nu al steun wordt uitgekeerd aan jonge
krachten, ofwel, dat ouden werkers een langere
rustige oude dag wordt bezorgd, blijft financieel
wel hetzelfde.
Hoogachtend,
M. A. v. d. WOLF.
NASCHRIFT DER REDACTIE: Grenzen stel
len heeft immer iets willekeurigs, maar is toch
noodig. Werd in dit geval 30 jaar gesteld, dan
zou men weer kunnen vragen: is iemand van
32 jaar dan ongeschikt? Intusschen steekt wel
een grond van waarheid in de opmerkingen.
NOORSCHE MISSIE. MGR. SNOEYS.
Waarom nam die goede Pater Mgr. Snoeys
geen giro-rekening? Het is toch zoo
eenvoudig en voor rekeninghouders veel
gemakkelijker dan al dat gedoe met postwis-
seltjes e.d., waarvoor nog behoorlijk port ver
schuldigd is terwijl wij, met het invullen van
ons formuliertje dadelijk klaar zijn.
Bij elke „bede" voor een mij sympathiek
doel, en waarbij geen giro-nummer wordt ver
meld, verzucht ik: „Waarom geen giro-reke
ning?" En ik zal wel niet de eenige zijn.
Mag ik allen „bedelaars" pardon Mgr.!
in overweging geven steeds een rekening te
openen? Ongetwijfeld komt het de inzameling
ten goede.
VAN DIJK.
.'ïWi f .-• x*
SALARISVERLAGING
Onder het hoofd „Wel Onderscheiden" schrijft
de „Standaard":
De Minister van binnenlandsche Zaken
heeft bij Gemeenten en Provincies gegevens
gevraagd omtrent de salarieering van dege-
nenen, die hij haar in directen dienst zijn
Blijkbaar zit hier de bedoeling achter, om te
zorgen, dat er meer evenwicht komt tusschen
de salarissen, die het Rijk betaalt, en die de
andere publiekrechtelijke lichamen geven.
Uit deze gegevens zal zeer zeker blijken,
dat er van een algemeenê, over heel de lijn
geldende salarisverlaging voor gemeentelijk
en provinciaal personeel geen sprake zal
kunnen zijn. Omdat vele publieke lichamen
de bezuiniging in deze richting reeds in zeer
sterke mate toepasten, en ook, omdat niet
overal de salarissen uitgingen boven hetgeen
redelijk mag worden geacht.
Men moet zich ook hier hoeden voor gene
raliseeren.
De toestanden zijn overal lang niet gelijk.
Als ons daarop wordt gewezen, nemen wij
zulke opmerkingen gaarne over, hoewel wij
meenen haar steeds in het oog te hebben
gehouden.
Als wij op de verkeerde verschillen wezen,
hadden wij steeds voor onze aapdacht de toe
standen in verschillende groote gemeenten
en in de provinciën.
Het kan echter zijn nut hebben nogmaals
te wijzen op het feit, dat in velerlei kleine
gemeenten de salarissen der ambtenaren
verre van hoog zijn te noemen. Het is niet
onmogelijk, dat men hier en daar zelfs te
schriel was.
Als in zulke gevallen de ambtenaren onder
een algemeene salarisverlaging vielen, zou
dit tot onbillijkheden kunnen leiden, die nie
mand mag begeeren.
Onmogelijk is het niet, dat de algemeene
roep, dat de salarissen moeten worden ver
laagd, ook daar tot bij zonderen ijver zou
kunnen roepen, waar er van een onevenredig
heid geen sprake kan zijn.
De bezuiniging is een middel, dat recht
vaardig moet worden toegepast.
Salarisverlaging moet niet een doel op
zichzelf zijn, maar behoort slechts daar te
geschieden, waar zij noodig en billijk is in
verband met de daling van het algemeene
levenspeil en de moeilijkheden der publieke
lichamen.
Wil men evenwicht brengen tusschen Rijk
en Gemeenten inzake de salarissen, dan mag
natuurlijk ook het feit niet worden voorbij
gezien, dat het Rijk in den kindertoeslag
rekening houdt met de groote gezinnen, wat
bij alle gemeenten lang niet het geval is.
Hoe dit alles echter ook zij, men moet ook
hier wel onderscheiden.
MAG HET WORDEN GEDULD?.
Naar aanleiding van het communistische con
gres „tegen oorlog en fascisme", zooals het
wordt aangekondigd tegen 25 Juni, stelt het
„Huisgezin" de vraag:
of het congres moet worden gedoogd, of
de oneerlijke, partijdige, laaghartige aanval
len op het heele Nederlandsehe volk, dat het
communisme verwerpt, mogen worden ge
duld.
Van een wetenschappelijke, academische
gedachtenwisseling kan op het congres geen
sprake wezen: het is niets anders dan een
propaganda-instrument, dat vinnig zal worden
gehanteerd.
Daar komt dit bij, dat het uitdagende com
munistische congres de talrijke en strijdbare
fascisten te Utrecht tot verweer en afweer
gereed zal vinden.
Het zal allicht bij meer of minder groote en
dikke woorden niet blijven: de fascisten voe
ren gaarne den stok, en de communisten (in
beginsel tegen den oorlog, maar niet tegen den
oorlog ten behoeve van de sovjet-republiek en
haar medestandsters) zullen zich niet als lam
meren laten afmaken.
Met name in Utrecht zijn ernstige rustver
storingen niet uitgesloten, en daarom klemt
dubbel de vraag, of 't congres voortgang mag
hebben.
Maar ook afgezien hiervan is er alle reden
om de vraag uit te maken, of in ons land
openbare communistische vergaderingen, waar
alles wat nationaal is wordt omlaag gehaald,
waar openlijk de oorlog en de revolutie wordt
gepredikt, waar de beroepsopruiers hun trieste
werk doen, kunnen worden toegelaten.
De communisten kunnen het allerlaatst te
gen een congresverbod bezwaar hebben, daar
hun partij in Rusland van haar vijanden niet
het honderdste deel gedoogt van datgene wat
hier tot dusver haar geestverwanten zich
veroorloofden.
Wanneer de overheid hier te lande doet,
niet wat de Russische overheid tegen haar
vijanden meedoogenloos en stelselmatig on
derneemt, maar voor de ophitserij en op-
ruierij een stokje steekt, kunnen de com
munisten ten onzent geen reden tot klagen
aanvoeren.
Daarom nogmaals: mag het Utrechtsche
congres worden geduld?
De socialistische pers bevat de verslagen van
vergaderingen, welke gehouden zijn ter be
spreking van den strijd tegen de extremisti
sche groepen.
Te Amsterdam sprak de heer Albarda. Uit
het verslag lichten wij deze passage:
Algemeen werd in scherpe bewoordingen
het verschijnen van de brochure van mr.
Duijs afgekeurd. Albarda sloot zich bij deze
woorden aan, toen hij voor repliek het woord
verkreeg. Hij bleek van meening, dat vraag
stukken de sociaal-democratische politiek
betreffende voor het front van de partij
moeten worden behandeld, maar dat men
ze niet, uitgegeven bij een burgerlijke uit
geverij en ingeleid door een interview in
„De Telegraaf" aan de bourgeoisie behoorde
aan te bieden.
Intusschen, men moge de wijze, waarop mr.
Duijs de kwestie aan het rollen bracht dan
afkeuren, in het wezen der zaak schijnt de
leiding vrij dichtnaast hem te staan. Te Rot
terdam zette de heer de la Bella uiteen,
waarom communisten en fascisten te zdïnen
vijanden der S.D.A.P. moeten heeten.
Zij zijn immers, beiden onze grootste
vijand. De communisten zeggen dat openlijk
en in Duitschland richtten zij zich in hoofd
zaak tegen onze partij. In plaats van door
constructief parlementair werk het fascisme
den wind uit de zeilen te nemen, werden
zij juist de wegbereiders van Hitier. En
mocht er in onze rijen nog eenige twijfel
hebben bestaan of het optreden der com
munisten iets met onze belangen te maken
heeft, het is thans duidelijk gebleken, dat
het communisme naast het fascisme de
grootste vijand der arbeidersklasse is en tot
het uiterste dient bestreden te worden. Dit
geldt ook voor de O.S.P. en dergelijke groe
pen, die blijkens haar bestrijding ons zien
als hun ergste vijanden.
Als curiositeit, waarvan men ook in onze
kringen nog wel leeren kan, deelen wij de
meening mee van een eenvoudigen, werkloozen
transportarbeider te Dordrecht, die daar zeide:
Leiders en leden moeten zich beschouwen
als kinderen uit één gezin en elkaar de be
hulpzame hand bieden. Dan zijn wij gemak
kelijk in staat het hoofd te bieden aan fas
cisme en communisme en laten wij hier van
daan gaan met het vaste voornemen een
intensieve propaganda te voeren, van huis
tot huis, van man tot man, van hart tot
hart en laten wij de menschen opzoeken en
aansporen voor het socialistische ideaal te
werken!
Als men voor socialistisch leest solidaris
tisch, kan ieder katholiek deze woorden tot de
zijne maken.
Het Nederlandsch R. K. Werkliedenverbond
herdacht het vijf en twintigjarig bestaan der
gecentraliseerde Katholieke Arbeidersbewe
ging.
Voordat, in het begin van 1925, het R. K.
Werkliedenverbond stands- en vakorganisatie
in één geheel omsloot, aldus „De Volkskrant",
waren de beide vertakkingen onzer beweging
haar eigen weg gegaan.
De standsorganisatie zag in 1906 haar cen
trale: de Federatie der vijf diocesane bonden,
to-t stand komen. Het Vakbureau, de nationale
centralisatie der vakbonden, werd in 1909 ge
sticht. Sedert 1925 zijn, zooals we reeds zeiden,
de beide vertakkingen in één bedding geleid.
Het blad vervolgt:
Maar gedurende een kwart eeuw, voor den
eenen tak wat langer, voor den anderen wat
korter, bezitten we thans onze gecentrali
seerde Katholieke Arbeidersbeweging. Een
schutsmuur tegen het communisme en het
socialisme, een schutsmuur ook tegen het
fascisme, dat in Duitschland door het schan
daal te München en zijn roof aan de confes-
sioneele jeugdorganisaties één zijner hatelijk
ste karaktertrekken openbaarde.
Is de Katholieke Arbeidersbeweging en
het strekt haar tot eer en verdienste een
schutsmuur tegen het kwade, het beletten
van kwaad is tenslotte maar een negatief
goed. Ook in positieven zin heeft zij in de
verloopen kwarteeuw veel tot stand ge
bracht: voor haar leden, voor den arbeid,
voor het vaderland, voor de gemeenschap,
voor de Kerk.
Zij heeft, ongetwijfeld, de financieele posi
tie der arbeiders verbeterd: van werk-slaven
heeft zij hen opgeheven tot zelfbewuste deel
nemers aan het productieproces. Maar zij
heeft ook hun blik, hun inzichten, hun denk
beelden verruimd; zij heeft hun belangstel
ling opgewekt voor hetgeen ligt buiten den
onmiddellijk, beperkten kring van hun
dagelijksch werk; zij heeft hen tot volwaar
dige volksgenooten gemaakt. En zij verzuimt
niets om hen af te trekken van minderwaar
dige ontspanning en verzet en hun genot te
doen vinden in de goederen eener hoogere
beschaving.
De crisis, „door de bandeloosheid eener ont
kerstende maatschappij" veroorzaakt, aldus
„De Volkskrant' terecht, zal de toetssteen zijn
voor de hechtheid, de onwankelbaarheid van
de katholieke arbeidersbeweging.
Zij zal zich niet laten verwrikken door de
verlokkingen van hen, die de eene of de
andere dictatuur voorstaan. Zij zal den rech
ten weg blijven bewandelen, den weg van
den plicht, van den arbeid, van de trouw
aan de vaderlandsche instellingen. Zij kan
haar genegenheid niet verpanden aan vreem
de, on- en anti-nationale insluipsels en lee
ringen; zij wenscht het hoofd niet te buigen
voor uitheemsche bedenksels en vindingen.
Een kwart eeuw is zij, geleid door mannen
die vertrouwen wekten en vertrouwen ver
dienden, tot zegen geweest voor honderddui
zenden; zij blijve dit ook in de toekomst, die,
hoe betrokken en somber, toch met de wol
ken dit gemeen heeft, dat ze een zilveren
rand bezit: den zilveren rand van den zegen
der kerkelijke overheid.
„EEN GEVAARLIJK HEERSCHAP"
De soc.-dem heer S. de Wolff had in 1931
voorspeld, dat in het voorjaar van 1932 het
dieptepunt van de crisis zou zijn overwonnen.
Hij heeft in 1932 gezwegen, maar beweert nu,
Juni 1933 in „Het Volk", dat hij gelijk heeft
gehad. Deze broodetende profeet krijgt nu in.
„De Vrijz.-Dem." het volgende te slikken:
Wij gunnen den heer De Wolff zijn vol
doening. Maar hoe geleerd en kundig in aard-
sche en hemelsche dingen hij moge zijn,
wij blijven tegen hem waarschuwen als een
gevaarlijk heerschap. Gevaarlijk niet als
wetenschappelijk vorscher, maar gevaarlijk
in zijn pogingen om uit zijn wetenschappe
lijke vondsten conclusies te trekken voor het
staatkundig, economisch en sociaal beleid.
Voor ieder, die niet de feiten bij vooropge
zette stellingen tracht aan te passen, staan
die feiten op het oogenblik al weten wij
dan volgens prof. de Wolff van de werke
lijkheid niets aldus: met de werkloosheid
is het miserabel gesteld; financieel staan wij
op het kantje van buitelen; als straks de
Duitsche stoot aankomt, gaan wij misschien
omver; van de economische conferentie heeft
niemand groote verwachtingen; onder deze
omstandigheden moet Nederland ook nog In-
dië financieren; het Aziatisch-Europeesche
probleem is geen stap nader tot zijn oplos
sing gekomen. Zelfs al zouden de laatste
Amerikaansche verschijnselen krachtens
hunne oorzaak voldoende stevig materiaal
bieden om ze te begroeten als de eerste zachte
glooiing uit de diepte, zullen wij, indien niet
de uiterste krachten worden ingespannen, op
de glooiing verongelukken.
De man, die op dit oogenblik ons komt
vertellen: het einde der depressie is er, ver
zet u tegen elke loonsverlaging, anders gaat
gij als paria's de hausse in, die man is ge
vaarlijk, want als zijn stemming zich mees
ter maakt van de massa, is de ondergang
zeker.
De arbeiders moeten stellig niet als paria's
de hausse in, maar het land moet ook niet als
paria de hausse in, want dan gaat de hausse
ons voorbij. Wij moeten stellig geen pessi
misten worden. Als er een streepje licht ver
schijnt, is dit een heerlijke aanmaning om het
hoofd niet te laten hangen. Maar wie meent,
dat wij verder wel kunnen doorboeren, zonder
ons van de ontwrichting iets aan te trekken,
vergist zich. Als het bedrijf niet wordt ge
saneerd, zal het voor het profijt van de hausse
te laat wezen.