100 JAREN 0\^0RD-BEWEGING DE VOORUITZICHTEN. HET NIEUWE OOSTENRIJK, MUZIKALE STRAATROEPEN SIR STAFFORD CRIPPS' ZONDERLINGE PLANNEN EEN SOCIALISTISCHE DICTATUUR. NATIONALE ANGLICAANSCHE HERDENKING. „DE OOSTENRIJKERS ZIJN GEEN LICHTZINNIG VOLK." DE MENSCHEN GAAN UIT, De pleisterplaats Utrecht. GREGORIAANSCHE STUDIEDAGEN. minst niet ervan bewust dat het isset te ttaat is zichzelf te regeeren ook hebben de gebeur tenissen in andere landen het niet ervan over tuigd, dat dictators, ook al kunSK» zij dicteeren, vaak de bekwaamheid hebben die vereischt wordt om te regëeren. Verder zijn de Engel- schen van nature ongeschikt om den stok, waar mee ze geranseld worden, te omhelzen en te vereeren. Sir John Simon heeft Zaterdagavond in een openbare rede „zekere leiders van de officieele labourpartv" aan den kaak gesteld omdat zij „openlijk opkomen voor een wijze van regeeren die slechts beschreven kan worden als de sabo tage van onze parlementaire instellingen". Ook al mag men niet te veel beteekenis hech ten aan die lawaaiige groep van socialisten en would-be dictators, het is zeker nuttig dat op de ware beteekenis van hun actcie de nadruk gelegd wordt. Sir John is er zeker van dat de „on-Britsche voorstellen" van sir Stafford en diens vrienden om „het parlement te saboteeren, mislukken zullen". Zeer waarschijnlijkWij mogen aannemen dat dergelijke plannen de labourparty geen goed, doch veel kwaad zouden doen. Maar afgezien hiervan vergeet sir Stafford dat een partij, die de meerderheid in het parle ment heeft, alleen zoo lang over de administra tieve machine des lands beschikt als zij binnen de perken der constitutie regeert. Geen amb tenaar, geen officier is gehouden, de orders van een minister op te volgen, zoo die orders in strijd zijn met de constitutie. Hij vergeet boven dien dat de rechterlijke macht in Engeland, in hooger mate nog dan het parlement, de be waakster is van de volksvrijheden. Al wat sir Stafford voorneemt te doen, indien hij de meer derheid in het parlement krijgt, is onmogelijk, omdat de constitutie en de constitutioneele in stellingen boven het parlement staan. Wat hij wil volbrengen, zou alleen kunnen gedaan wor den door middel van een revolutie, d. w. z. door gewelddadige omverwerping der constitutie, door onttroning der rechterlijke macht. De medewerking van politie, leger en vloot zou onontbeerlijk zijn. En dezen zouden zich tenzij vrijwillig niet beschikbaar behoeven te stellen aan een anti-constitutioneel bewind. Teneinde een revolutie te maken, is het niet noodig dat men eerst een meerderheid in het parlement krijgt. Wie hierop wacht erkent althans in een land als Engeland dat revolu tie ónmogelijk is. En dit is dan ook de beteekenis van het kabaal, dat sir Stafford Cripps maakt. Marseillaansche Bouillabesse „O o buon peê O buon pei Neen, als ze bij ons „Vèrsche schelle.... of andere visch" roepen, dat klinkt bij lange zoo zangerig niet. Maar de Marseillaansche vischverkoopsters mogen den meest muzikalen straatroep van alle volken hebben, als je dien hoort, maak-je dan uit de voeten. De Hollandsche zintuigen worden dan op een te zware proef gesteld. Er gaat een vervaarlijk luchtje mee ge paard; maar haal in 's hemels naam je neus niet op, want die voor den Marseillaan meest beleedigende twijfel in zijn versche visch ont ketent altijd een lawine van verwenschingen waar geen ontkomen aan is. Je ben zoo genoeglijk de Canebière afge- slenterd. Die boulevard ligt zoo breed open voor de royale Zuiderzon. De terrassen in de schaduw zijn van sprankelende vroolijkheid. De Marseillanen sprankelen nog iets meer. En iosé van den Oostenrijkschen zaakgelastigde. Aan de leer der „continuïteit" of „apostolische opvolging" paarde zich logischerwijs de drang naar gemeenschap met andere kerken, die op apostolische opvolging aanspraak maken. Dit tot een hereenigings-beweging aangegroeide streven zou zich in verschillende, vaak tegen strijdige vormen uiten, o.a. in dien van (Anglo) Katholiek-protestantsehe hereeniging, maar van oorsprong was het Katholiek, en iri dien zin werd het 't naarstigst toegepast door de Angli- caansche kerk, die zich steeds Heilig en Katho liek genoemd heeft. De waarde, welke de Trac- tarians hechtten aan de Sacramenten en aan het ritueel gaf aan het Katholieke karakter der beweging een hooger relief. De uiterlijke „Roomschheid", die met steeds grooter hardnekkigheid en enthousiasme toege past is geworden, bleek gelijk te verwachten was groote aantrekkingskracht uit te-oefenen op de niet-evangelisch georiënteerde Anglica nen. De drang naar de H. Communie (dat in werkelijkheid Anglicaansche geestelijken, aan gezien hun wijdingen ongeldig zijn, geen con secratie verrichten kunnen, doet in dit verband niet ter zake) sproot voort uit de innerlijke behoeften van een volk, dat geslachten lang bijna verstoken was gebleven van de toediening van het Sacrament; de toenemende aanhanke lijkheid aan Roomsch-getint ritueel daarente gen was veeleer een bevrediging van de op het theatrale af gelichte sentimentaliteit, welke de geloofsopvattingen van den doorsnee-Engelsch- man kenmerkt. Het is waar dat de Anglicanen aan de liturgische gewaden en aan het ritueel dezelfde symboliek toekennen als wij, en dat juist die symboliek, verheven en eerbiedwaar dig, alle theatraliteit uitsluit. Terwijl echter in onze kerk het feit, dat de symbolische handelin gen, de liturgische gewaden en versierselen, en de teekenen van vereering door de geloovigen, uiterlijk aantrekkelijk en aangrijpend zijn, slechts een gelukkige bijomstandigheid is, heeft het bij de Anglo-Katholieke propaganda steeds een groote rol gespeeld. Zelfs Katholieken heb ben zich hierdoor wel verteederd, zoo niet ge vleid gevoeld. Zij zagen er het bewijs in van de suggestieve macht, die uitgaat van de Ka tholieke kerken en gebruiken. Ik zou er veeleer een volkomen misvatting in willen zien van de onweerstaanbare macht van ons geloof. Maar hoe men den drang naar indrukwekkend ritueel, terwille van het ritueel, ook beoordee- len moge, erkend moet in ieder geval worden, dat het een der middelen is geweest,, waardoor het kerkelijk leven in Engeland voor alge- heele verdorring bewaard gebleven is. De Evan- gelischen zelf zijn zich v/aarschijnlijk niet be wust van wat zij aan de Oxford-beweging dan ken. Haar ontwikkeling wordt door Katholieken zeer verschillend beoordeeld, en door niet-En- gelschen vaak gunstiger en verdraagzamer dan door Engelschen. Persoonlijk stem ik naar ik hoop ten onrechte in met hen die van haar weinig of niets verwachten voor de be keering van Engeland. Maar dat zij het gods dienstig leven in dit land niet alleen uit een schijndood opgewekt, maar zelfs met grooter kracht bezield heeft dan het ooit sinds de her vorming gehad heeft, mag haar zeker als een onschatbare verdienste aangerekend worden. Het is niet haar schuld, dat er niet een zuiver der en moediger beweging ontstaan is, die op datzelfde doel had kunnen afstreven. Teneinde persoonlijk met de vertegenwoor digers der Nederlandsche pers kennis te maken, heeft de onlangs benoemde Oostenrijk- sche zaakgelastigde, de heer G. Alexich, giste renmiddag in het Carlton-hotel te Amsterdam den journalisten een thee aangeboden. Tijdens deze thee heeft de heer Alexich een korte in leiding gehouden, waarin hij sprak over het huidige, of zooals hij het ook wilde noemen, het nieuwe Oostenrijk. Het was den heer Alexich opgevallen, hoe in Nederland evenals in de geheele wereld, een algemeene verbazing heerscht over de energie en de vastberadenheid, waarmee de huidige Oostenrijksche regeering de oplossing van de zware problemen, waarvoor Oostenrijk gesteld is, ter hand heeft genomen. De Oostenrijker toch gold in het buitenland als een beminne lijk maar een lichtzinnig en weinig energiek mensch. Een menigte tooneelstukken en films heeft er niet weinig toe bijgedragen om die meening te verbreiden. Ook de bescheidenheid van den Oostenrijker heeft mede hieraan schuld. De Oostenrijkers schaamden zich ervoor anderen met hun zorgen lastig te vallen, zelfs om an deren te laten bemerken, dat zij werkelijk ook werkten en ernstig waren. Wij echter, aldus de heer Alexich, jonge Oostenrijkers, die den oorlog hebben meege maakt, die in de zware na-oorlogsche jaren met moeite ons vernietigde vaderland weer omhoog moesten helpen, wij stellen ons met alle kracht teweer tegen deze scheeve voor stelling van den Oostenrijker, zooals het zaken- instinct van de operette-fabrikanten en de fantasieën van Hollywood haar in de wereld gebracht 'hebben. De frontstrijders, onder wie deze reactie ontstond, hebben lang in hun egen land moe ten vechten, voor zij voor de jeugd den weg hadden vrijgemaakt. De kringen, die de ontwikkeling in Oosten rijk het meest remden, vonden liun steun in het parlement, waarvan het grootste deel uit menschen bestond, in wien den zin voor de werkelijkheid en voor de eischen van den nieuwen tijd geheel was uitgestorven. Nu deze hinderpaal is opgeruimd, kon ook de regeering eindelijk haar kracht ontplooien en de maatregelen nemen, welke voor ver betering van den toestand noodig zijn. Binnen afzienbaren tijd zal men de Oostenrijksche grondwet op grondwettige wijze verbeteren en vervangen door een grondwet, die een snel en bij de behoeften van land en tijd aangepast optreden mogelijk maakt. Economisch is voor alles noodig, dat het zakenleven nieuwe prikkels krijgt. Thans, nu het particuliere kapitaal, zich slechts met tegenzin met nieuwe investaties inlaat, moet de Staat inspringen en' trachten zelf arbeid- gelegenheid te scheppen. Het is noodzakelijk, dat Staat en gemeenten groote werken onder nemen. Spr. noemde daarvan electrificatie van de spoorlijnen WeenenSalzburg en Weenen Graz, de oprichting van een electrische kracht centrale aan den Donau, de vernieuwing van de groote brug over den Donau, de „Reichs- brijcke", ten koste van 50 milloen schilling, de moderniseering en den aanleg van straat wegen, waarvoor 60 millioen zijn uitgetrokken. Door dezen wegenbouw hoopt men het vreem delingenverkeer weer meer aan te trekken. Ook met de drooglegging van meren en moe rassen gaat men een aanvang maken, waarvan de drooglegging van de „Neusiedlersee" in hei Burgemanocfe voornaamste Is. - De meesten dezer werken worden met krach*, ten van den vrijwilligen arbeidsdienst onder nomen, een instelling, die thans ook in Oosten rijk is ingevoerd. Er zijn thans reeds ongeveer vijftig arbeiderskampen. Met hetzelfde doel, zorg voor de jeugd, heeft de regeering ook het plan opgevat 1500 jonge lieden als aspiranten in de staatsbureaux op te nemen, waar zij tegen een geringe belooning minstens gelegenheid hebben te leeren werken. Ook de particuliere bedrijven hoopt men voor dit plan te kunnen winnen. De werkverschaffing zou veel intensiever aangepakt kunnen worden, als men niet zoo deerlijk onder het gebrek aan kapitaal te lijden had. Wij hopen, aldus spr., dat het de regeering in de naaste toekomst zal gelukken, de inter nationale leening van 1932 binnen te krijgen, In aansluiting daaraan zal men een groote bin- nenlandsche leening organiseeren, waarvan de opbrengst bijna geheel ten goede komt voor da uitvoering van het werkverschaffingsprogram. Als wij dan in staat zijn ons economisch leven frisch bloed toe te voeren, dan kunnen wij be wijzen, dat wij den steun van het buitenland waardig zijn. In aansluiting hierop heeft de heer H. Tulp, vertegenwoordiger van de Oostenr. Spoorwegen, het een en ander meegedeeld over de gemak kelijke en goedkoope gelegenheden, die- de Oostenrijksche Spoorwegen dezen zomer aan bieden om Oostenrijk te bezoeken. Men orga niseert dezen zomer een goedkoope twaalf- daagsehe reis naar Oostenrijk per z.g. verras- singstrein, voor den grooten katholiekendag, welke te Weenen gehouden wordt, hoopt men eveneens op vele buitenlandsche bezoekers, eeh andere attractie vormen de beroemde Festspiele te Salzburg, waarvan wij het programma reeds eerder vermeldden. En de Oostenrijksche Spoor wegen geven onder bepaalde voorwaardeij reducties van 50 pet. Nadere inlichtingen ver schaft het Propaganda-bureau der Oostenrijk sche Spoorwegen, Stationsplein 22, Utrecht. De zaakgelastigde, de heer Alexich, voegde hier nog aan toe, dat het geenszins de bedoe ling is om Nederlanders, die hun vacantie in hun eigen land willen doorbrengen, naar Oos tenrijk te lokken. Doch men hoopt, dat dege nen, die toch naar het buitenland willen gaan, zich de schoonheid van Oostenrijk en de groote behoefte van dit land aan toeristen zullen Jierr inneren. (Van onzen correspondent) Londen, 26 Juni 1933. Sir Stafford Cripps, de zoon van den socia- listischen Parmoor, en een advocaat van naam, zooal niet van beteekenis, is het hart en de ziel van de Socialist League, een organisatie, welke uitgaat van het in onzen tijd zoo gebrui kelijke standpunt, dat men met Mussolini-allu res het succes bereiken kan, waarop men door zijn verstand en talent niet de minste kans heeft. Sir Stafford Cripps is 'n man mat 'n grooten mond, waaruit dikke woorden komen, en één daarvan is het woord dictatuur. Zooals de meeste acht-jarige jongens admiraal of roover- hoofdman hopen te worden, niet alleen omdat het hun aantrekkelijker, maar ook omdat het hun gemakkelijker toeschijnt dan het ambt van kruier of schoorsteenveger, zoo hebben aan komende staatslieden licht een neiging tot de dictatuur, welke de aantrekkelijkste en gemak kelijkste vorm van gezagsuitoefening is. Sir Stafford is echt-socialist zooals trouwens iedere socialist, met uitsluiting van alle anderen, echt-socialist is. Ofschoon het woord sociaal democraat van Engelsche afkomst is, heeft het uitsluitend in Duitschland en de daaraan ver wante en grenzende landen burgerrecht ver kregen; desniettemin is het Engelsche socialis me steeds democratisch, constitutioneel en par lementair geweest. Alleen dank zij zijn demo cratisch karakter konden zijn belijders 'tot twee maal toe een regeering vormen met een min derheid in het parlement; dank zij zijn socia listisch karakter liepen beide regeeringen op een jammerlijk fiasco uit. Sir Stafford evenwel schijnt het fiasco niet in het socialisme, doch in de democratie zijner partij te zoeken, en hij hoopt, dat wanneer deze gebannen wordt, het socialisme in Engeland een werkelijke kans zal hebben. Hij is sterk gekant tegen de leiding van den wel-is-waar zeer „linkschen", maar toch gematigd-verwoeden mr. Lansbury, of schoon ook deze, door den nood gedreven, wel eens doet alsof hij iets van een socialistische dictatuur voelt. Hij is een nog grooter verguizer van mr. Henderson, die door-en-door parle mentair en democratisch is, maar daarentegen is hij een vurig bewonderaar van zichzelf. Hij is zijn eigen candidaat voor het leiderschap der partij, en hoopt de volksgunst te winnen door revolutionnaire dictatuursplannen. Hij stelt zich op het standpunt, dat socialis me nooit verwezenlijkt kan worden door de bestaande parlementaire methodes. Krijgen de socialisten een meerderheid, dan zouden zij het Hoogerhuis afschaffen, en zich meester maken van de financieele machinerie des lands. Zij zouden onmiddellijk stappen nemen om de industrie te socialiseeren. De partij zou den eersten minister benoemen, en geregeerd zou worden door middel van decreten welker gel digheid voor geen hof gewraakt zou kunnen worden. Kortom: met een kleine meerderheid in het parlement zal sir Stafford het kapitalisme en bovendien de Britsche Constitutie tot moes hakken. Zijn dictatuurs-aspiraties, ijverig gepropa geerd door de vlugschriften der socialist League, hebben tot nu toe slechts genade gevonden in de oogen van hen, die kunnen hopen van zoo'n Robespierre-comedie profijt te zullen trekken de T. U. C. (vakvereenigingscongres) staat er Vijandig tegenover. De vestiging eener dictatuur is meestal het gevolg van de onbekwaamheid van een volk om zichzelf te regeerendoor gaans is zoo'n volk hierop geweldig trotsch, omdat dit meer met zijn eigenwaan strookt dan dat hij zich ervoor zou schamen, en er een teeken van nationale inferioriteit in zou zien. Het Engelsche volk evenwel is zich in het (Van onzen correspondent) Op de kade van de „Vieux Port". UNIFORMVERBOD Prof. Josephus Jitta schrijft in de „Groene' over een uniformverbod o.a. Ik vrees, dat dit middel erger is dan de kwaal. Want men zal nauwkeurig moeten aan geven, wat onder een uniform moet worden verstaan. Het zal wel niet in de bedoeling liggen van degenen, die om een uniformverbod vra gen, onder de nieuwe strafbepalingen ook de verpleegsters te doen vallen; evenmin de ijs- co-mannen, de Graalmeisjes en de soldaten van het Leger des Heils. Zelfs al zou men het uniformverbod be perken tot het dragen van militaire unifor men, dan zou de formule nog niet doel tref fen. Degenen, die men wil treffen, zouden wel zorg dragen zulke costuums uit te zoe ken, dat zij juist buiten de bepaling zouden vallen. Het Leger des Heils zou echter ge heel tegen de bedoeling in worden getroffen en verschillende portiers van bioscopen, café's en dansgelegenheden, die voor de uitoefening van hun beroep blijkbaar verplicht zijn uni formen te dragen, die van die van een vice- admiraal nauwelijks kunnen worden onder scheiden, zouden zonder eenig practjsch nut gedwongen worden hun kleeding te wijzigen. Onze Utrechtsche redacteur schrijft: Hoe het reizen ook in den loop der lange jaren van vroeger en der korte jaren van thans vereenvoudigd is en comfortabeler werd, niet valt te ontkennen, dat er een goed ding was, dat voor altijd zijn bestaansrecht verloren scheen te hebben en dat was het pleisteren. Als vroeger de paarden van de diligence verwisseld moesten worden en de reizigers de gelegenheid kregen om een oogenblik de bee- nen te strekken na zooveel uur aan een stuk in den hobbelenden wagen te hebben gezeten, was de man, in wiens stal de moede paarden werden ondergebracht, tevens zoo attent om herbergier van zijn stiel te zijn, hetgeen den reiziger een niet onaangename verpoozing bood. De trein wist daarentegen niet van moede paarden en stijve reizigers en had bovendien geen tijd om een beetje te blijven wach ten aan de stations. En de luidkeels hun koffie, chocolade en sigaretten aanprijzende Ako's, waren toch eigenlijk maar een zwakke vervanging der vriendelijke herbergiers, die zich buigend en noodend opstelden aan het portier van de diligence en die in de gelag kamer een knappend vuur of een koelen dronk, mitsgaders een knappe dochter hadden. Maar daar zijn de autobussen gekomen, die de treinen wel niet vervangen hebben, maar het „Voor-een-dagje-uitgaan" toch in geheel nieuwe banen hebben geleid en die het pleis teren weer invoerden als een vanzelfsprekende gelegenheid om „iets" te gebruiken. En zulk een moderne pleisterplaats is Utrecht geworden. Het is nu de tijd om uit te gaan. Patrona ten gaan uit en scholen, collectanten en H.H. koorzangers, viischcolleges en zelatrices. Alles wat een pot heeft, die verteerd moet worden, gaat uit en men gaat op 't oogenblik nu een maal per autobus. 's Morgens tegen elf uur arriveeren de bus sen op het Vredenburg. De scholen en patronaten klimmen dan onder ontstellend veel lawaai naar buiten en stellen zich op in een woelige rij. En op een der tallooze ter-rassen haalt een kellner haas tig alle bierviltjes op en draagt koffie aan voor den meester en den chauffeur en melk of limonade voor de kinderen. En als deze hun halve hoofd in de groote glazen steken, begint de drukte pas een weinig te luwen. Uit den aard der zaak is het anders met H.H. Collectanten. Zij aanvaarden den uitgaansdag minder vanzelfsprekend dan de kinderen en zijn dus om half elf 's morgens nog wat gereserveerd. Zij scharen zich niettemin gemoedelijk om een tafeltje en om den geestelijk-adviseur en ste ken een versche sigaar op. Een vertelt de laat ste grap van zijn oudsten jongen, die van den zomer zeven wordt. De chauffeur zit mede aan. En van de zelatrices is het voorloopig vol doende alleen mede te deelen, dat zij veel giegelen en „gut" zeggen. lederen morgen komen de autobussen. Vier, vijf, zes staan er zeker op het Vredenburg. Utrecht is een drukbezochte pleisterplaats. De herbergiers, die hQteljers heeten, zijn in den grond van de zaak nog dezelfden als vroe ger. Alleenalleen vrees ik, dat in de gelag kamer de knappe dochter niet meer.... Neen, dat is wel voor goed voorbij. banken, wist Jeanne zelf me al te vertellen, lijkt me nog al een goede karaktertrek maar, gezien het feit, dat mijn Henri ondanks z'n uitingen van andere strekking erg veel waarde aan geld hecht, geloof ik niet, dat die Fred. Visser heel veel kans maakt." „Ik meen, dat de afspraak was, dat Jeanne Letteren ging studeeren." „Het een behoeft het ander niet uit te slui ten. En, als het óók waar is, wat hij aan Jeanne gezegd heeft, dat hij heel goede voor uitzichten bij die firma heeft" „Vooruitzichten'n Mooie tijd voor een jongmensch zonder" „Een verloving is nog geen huwelijk. En Henritoen wij trouwden, hadt je óók nog maar vooruitzichten en ó<jk nog geen geld. Heb je er ondanks spijt van „Nee, Berta, ,dat niet." „Maar Mam, waarom nou toch niet Fred is toch een heel fatsoenlijke jongen, en hij wordt de volgende maand al drie-en-twintig. Z'n chef zegt zelf, dat hij heele goede vooruitzichten heeft. Ach, dat nare geld toch, mam, ik wil juist geen man, die van huis uit geld heeft. Pa zegt altijd„De waarde van den man moet niet beoordeeld worden naar hetgeen hij is of heeft, maar naar de wijze, waarop hij zijn dage- lijksche plichten ten uitvoer brengt." Zóó'n man is Fred, mam, en dat hij geen geld heeft, nou, daar komt-ie zelf eerlijk voor uithij is zoo heel anders dan die opscheppers zooals Tom Hoogervorst en Daan de Leeuwe en al die an derenen o, mam, mammie, ik hóud toch zooveel van Fredik wil vast nooit mét een anderen man trouwen." „Kindlief, draaf nu eens niet zoo door. Je bent toch geen bakvisch meer, je bent een dame van negentien jaar, Jeanne, en je weet zoo zoetjes aan zelf óók wel, wat er allemaal voor een huwelijk komt kijken. Ik wil graag gelooven, dat Fred een oppassend jongmensch is en misschien brengt hij het ook in z'n leven nog wel eens tot iets, maar dat is toch nog geen voldoende waarborg voor een gelukkig huwelijk." „Fred is al iets, mam, hij is door de Directie van z'n maatschappij in Middelburg juist hier naar toe gestuurd, omdat-ie zoo bij de hand is en hij wordt nog procuratiehouder ook. En het is heelemaal niet noodig, mam, dat hij in 't be gin zooveel geld verdient; als 't moet kan ik zelf ook nog wel m'n handen uit de mouwen steken. De Nederlandsche leeraar zegt zelf, dat ik talent heb; mijn opstellen zijn de beste van de heele klasseik kan er best wat bijverdie nen met redactiewerk aan een courant of met achterlijke kinderen bijwerken en pianolessen." „Jeanne, ik zou dat heusch voorloopig maar uit je hoofd zettenals je dat met alle geweld wilt, zal ik er wel eens met Pa over spreken, maar ik weet van te voren al, wat-ie zeggen zal. Waarschijnlijk geeft Pa er heelemaal geen antwoord op." „O ja. Mam, doet U dat Vanavond nog, ja, mammiedan kan met Paschen ons en gagement er nog dooro mam, ik houd toch zoo ontzettend veel van Fred „MamWat heeft Pa gezegd „Pa zei heel weinig kind, pa zegt nooit veel. Maar ik heb wel gemerkt, dat hij liever had, dat je voorloopig je studieplannen doorzet eerlijk gezegd, ben ik het daar pok mee eens. Maar als jullie werkelijk veel van elkaar hou den, dan zal je ook kunnen wachten, tot Freds vooruitzichten werkelijkheid zijn geworden." „Paps, pappie, ik houd het nou werkelijk niet meer uit. Waarom vindt U het toch niet goed? Mam zegt zelf, dat U ook geen geld hadt, toen U met mam getrouwd benO, pap, Fred is toch zoo degelijk en flinkals U hem toch maar eens zag; hij is heel anders dan al die andere lawaaimakers. Hij gaat nooit uit, en hij drinkt niet en hij werkt zoo hard's avonds studeert hij nog handelswetenschappen en eco nomiemaar pap, we kunnen toch eerst een paar jaar verloofd zijn, ik kan wel tien jaar wachten, paps; waarom vindt U het nou niet goed „Ik heb niet gezegd, kindje, dat ik er ab soluut op tégen was „En Dinsdag heeft mam er nog met U over gesproken, en toen bent U er heelemaal niet op ingegaan, pap" „Ik zeg nooit zoo veel, kindje, dat weet je ■yvel. Maar ik heb intusschen eens terdege naar jou Freddie geïnformeerd. Het schijnt inder daad een heel solied Jongmensch te zijn, en dat is voor mij de hoofdzaak- Zoolang hij nog on- yoldoepde inkomsten heeft, zou een huwelijk natuurlijk dwaasheid zijn. Maar, dat neemt niet wég, dat ik daarom bezwaar zou moeten ma ken tegen je verloving. Z'n vooruitzichten ja, dat moeten we afwachten, maar ik merk wel, dat m'n Jeannetje nu eenmaal den waren Jacob, ik bedoel haar waren Freddie gevon den heeft. Laat 'ns kijken, 't is nou Vrijdag; Iaat hem morgen dan maar komen kennisma ken. Dan kunnen we Zondag, lsten Paaschdag, 4e verloving vieren." „O paps Pappie" „En, wat voor indruk heeft m'n Henri van onzen aanstaanden schoonzoon gekregen „Het lijkt me inderdaad een bedaard en de gelijk jongmensch, Berta. Hij is geen opschep per en geen lawaaimaker, is heel matig past uitstekend bij onze Jeanne. Volgens die informatie moet z'n vader juist zoo'n type ge weest zijnhard werker, heel eenvoudig, nogal arm-doenheeft een slordige drie- ton nagelaten." [NADRUK VERBODEN.l HAJO. Aan de universiteit te Freiburg (Zw.) De Académie grégorienne, in 1901 door Peter Wagner gesticht als faculteit van de Freiburg- sche Universiteit, houdt 12 en 13 Juli haar gre- goriaansche studiedagen onder leiding van prof. dr. G. Fellerer, den energieken opvolger van prof. Wagner. Naast practische uitvoeringen van 't collegium musicum vocale der Universiteit on der leiding van prof. Fellerer, zullen als spre kers optreden: prof. G. Fellerer: Ziele und Auf- gaben der gregoriaanschen Akademie Frei burg i. d. Schweiz; idem: Choral und Choral reformen vom Mittelalter bis zur Einfiihrung der Editio Vaticana; prof. B. Reiser O.S.B. Auf- gaben der Choralpflege in der Gegenwert; prof. J. Bovet: Le Chant Grégorien et l'en- seignement du chant grégorien dans la Suisse Romande. met de versche „marée", met de doode vis- schen en de levende schaaldieren, met de glib berige kwallen en de vinnige krabben, met de zilverblanke katvischjes, die de lekkerste „friture" geven, en de violette of oranje-klep- rige anemonen en pulpen, poliepen en arapè- des, met de jodiumgeurige oursins, die je voor wreede kastanjebolsters zou houden en waar uit de Marseillaansche zoo gaarne het scharla ken vleesch plukt. Dat zijn de beroemde Marseillaansche visch- kraampjes, met de overvloedige aanlokkelijk heden en glibberige afzichtelijkheden; met de dieren van het strand en de diepzee, van de kreekkolk en de wrakspleten van dat schrik- verspreidend aquarium waarin de Marseillaan nu eenmaal alles eetbaar vindt. Van de onge- parkeerde oesters of de mosselen van den vie- zen mierhoop, tot de anemoonvoetjes en poul- pions, die een werkelijke lekkernij zijn toe. Even als de Bouillabesse. Daar geen woord kwaads van. Je mengt de rascasse, met het blanke gestampte vleesch van den loup, de schelvisch van de rotsige kust, met al die katvischjes als de uiterst klein sardientjes en de ansjovis uit de Golf du Lion, dé gratige pageot en de weeke mulet uit de zilte meren van de Rhone-delta, met de alikruikjes en aanverwante schelpdieren, de grimmige arapèdes en andere veelvoeters, de „Henri, nog een kop thee? Ga je vanavond nog naar die vergadering Wat ik zeggen wou, Henri, ik heb nog even iets met je te bespre ken, nogal van belang vind ik; je hebt toch nog wel een kwartiertje, hè „Maar natuurlijk, vrouw, is het erg van be lang „Erg, ja en neen, zooals je 't opneemt, maar ik heb Jeanne beloofd er vanavond met je over te spreken. Er is een pretendent voor onze oudste dochter, een jongmensch van een jaar of vijfentwintig; je zult hem niet kennen, hij woont hier trouwens pas een half jaartje." „Jeanne is nog een kind I" „Jeanne is negentien, en haalt in Juli haar einddiploma gymnasium, ze is dus een jonge dame. Overigens heb ik er zelf ook nog geen oordeel over. 't Is een zekere Fred Visser; Jeanne heeft hem leeren kennen op die fancy- fair in „Amicitia". Hij is op kantoor bij Rut gers' -Handelsmaatschappij, je weet wel, uit Middelburg. Ik heb vanmiddag eens terloops geïnformeerd bij de Van Weyerens. 't Moet een heel oppassend jongmensch zijn en ook wel van goede familie, maar ongefortuneerd dat steekt-ie trouwensniet onder stoelen of PROPAGANDA VOOR DE ZUIDERZEE WERKEN IN ITALIë. Men bericht ons uit Milaan, dat aldaar en in andere Italiaansche steden, de secretaris der Ne derlandsche Kamer v.an Koophandel in Italië, de heer M. J. J. de Visser, conferenties heeft ge houden over de Zuiderzeewerken, gevolgd door de vertooning van een film, afgestaan door de Vepeeniging „Nederland in den Vreemde" uit Amsterdam. Het succes der conferenties en film- vertQoningen, alles in het Italiaansch, wa3, door het zeer talrijk aanwezige publiek, van diep aard, dat zij in het volgend winterseizoen her haald zullen worden. mosselen en krabben en wat je nog meer aan versch goedje vindt. Je kleurt 't met safraan en maakt het geurig met de kruiden van alle windstreken, maar als je geen oer-echt Mar seillaan ben, kun-je 't toch niet zoo lekker klaar maken als je in het Marseille in de kade kroegjes kunt eten op den dag, dat men la Marseille „O, o, buon pei roept en je naast de stalletjes de tafel gedekt vindt

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 2