ALWEER DE SCHOOL.
DE K. R. O. PHOHI-UITZENDINGEN.
VRIJDAG 7 JULI 1933
CLEARING-WET-
NOODRECHT VAN MR. MARCHANT.
AFSCHEID VAN MISSIONARISSEN.
EERSTE KAMER.
PRINSES JULIANA TE LONDEN.
De algemeene maatregel van bestuur.
WERKVERSCHAFFINGEN
DRENTE.
IN
AANLEG EN VERBETERING
VAN KANALEN.
Een werk van anderhalf millioen.
WERKLOOZENZORG.
KON. NED. MIDDENSTANDSBOND.
UITVOER AARDAPPELEN NAAR
DUITS CHL AND.
Uitgifte van certificaten.
HET LEIDSCHE STADHUIS.
Zal aan den raad worden voorgesteld
het plan-C. J. Blaauw te kiezen?
INTERN. VROUWENRAAD TE
STOCKHOLM.
VREEMDE ARBEIDERS IN
NEDERLAND.
LUITENANT VEROORDEELD.
VOOR REIZENDE R. K. JONGE-
MANNEN.
V
Er moet overal bezuinigd worden en dus
moet het lager onderwijs er ook aan geloo-
ven. Want hebben wij om met het „Han
delsblad" van Woensdagavond te spreken
geen „royale onderwijswetten"? En „vloeit"
het geld niet uit de openbare kassen, zooals
de huidige Minister van Onderwijs schrijft?
Als men zulke dingen maar dikwijls zegt,
nog eens zegt, herzegt, drukt en nadrukt, ge
looft iedereen ze wel. En als men durft vra
gen naar de feitelijke werkelijkheid, dan le
vert men volgens sommigen zoo ongeveer
het bewijs, dat men zeker behoort tot de
generatie, welke niet van het modernste nec-
plus-ultra-onderwijs genoot. Wij echter zijn
zoo naief te meenen en wij hebben bewij
zen voor die meening dat zeer velen, die
over onderwijszaken schrijven, er bitter wei
nig van weten. Zelfs de wetenschap van de
Kamer schijnt de huidige Minister van On
derwijs niet bijster hoog aan te slaan, gezien
de noodwet, welke hij haar op 3 Juli liet
geworden.
Wat wil Minister Mar chant
De Minister wil bezuinigen. „Scherpe be
zuiniging ook op de kosten van het onder-
Wijs is noodzakelijk". En daarbij wil de be
windsman, dat „aan het beginsel der vrijheid
van onderwijs en aan het beginsel der finan-
cieele gelijkstelling op geen enkele wijze te
kort wordt gedaan". Misschien is het geoor
loofd hier direct even de simpele vraag te
stellen, of in de p r a c t ij k al niet herhaal
delijk aan beide beginselen wordt tekort ge
daan? De heer Minister is pas op zijn depar
tement en dit departement schijnt niet geheel
en al „bij". Zijn Excellentie zelf heeft zich
hierover scherper uitgedrukt dan wij zouden
durven maar voor ons staat vast, dat bo
vengenoemde beginselen bij herhaling in den
drang zijn gekomen. Een illuster voorbeeld
is Maartensdijk, waar het gemeentebestuur
zich boven de wet plaatste, ondanks de uit
spraken der hoogste organen van bestuur.
Een algemeen bewijs voor onze stelling zijn
enkele cijfers, die hierna zullen volgen.
Goed vooropgesteld moet worden, dat de
Uitvoering van de grondwettelijke be
ginselen lang niet altijd is als ze zou moeten
zijn. Met die werkelijkheid als onder- of
achtergrond, dienen de ministerieele voor
stellen beschouwd.
De voorstellen.
De Minister grijpt diep in ten aanzien van
den bouw der scholen. De getallen, recht
gevend op een nieuwe school, worden na 1
Juli 1933 verdubbeld: zij worden 80, 120, 160
en 200. Tot in de kleinste gemeente toe, zal
voortaan geen bijzondere school kunnen ver
rijzen of er moeten 80 leerlingen zijn. Men
mag niet meerekenen de leerlingen, die een
gelijksoortige bijzondere school zouden ver
laten, noch degenen, die een gelijksoortige
school kunnen bezoeken binnen 6 kilometer
afstand. Wij weten niet of de Minister, die
een verwoed fietser is, zich realiseert wat de
afstand van 6 kilometer in de stad voor kin
deren beteekent, en wat een dergelijke af
stand wil zeggen voor zeer jonge kinderen,
die hem op z'n minst tweemaal per dag, vaak
bij invallende duisternis, moeten afleggen.
Vervolgens wordt bepaald, dat de gemeen
teraden voortaan de aanvragen voor veran
deringen in den bouw van scholen, of voor
aanschaffing van leermiddelen (ex art. 72)
kunnen afwijzen, als zij die niet normaal
achten. De beroeps-instantie, welke anders
de wet doorloopend kent, ontbreekt hier.
Wel neemt de Kroon nu ook het oppertoe
zicht over de gelden voor de gewone, dage
lij ksche leermiddelen (art. 101, 55).
Er is geen twijfel aan, of dit „noodrecht"
grijpt zeer diep in. Maar de Minister, die
uitdrukkelijk zegt, de gelijkstelling te willen
handhaven, heeft, in afwijking van de
methodes der vorige stopwetten, die slechts
het bijzonder onderwijs troffen, ook 't open
baar onderwijs aan zijn rationaliseerende
distributie willen onderwerpen. Hij haalt een
schrap door het twaalftal leerlingen, dat tot
dusverre voldoende was om een openbare
school te doen verrijzen en verklaart in art.
2 van zijn wet, dat voor den bouw van open
bare scholen evenveel leerlingen zullen noo-
dig zijn als voor de stichting van bijzondere
scholen. Of dit met art. 195 van de Grondwet
klopt, is een juridische vraag; de eerste ge
dachte, welke bij den lezer opkomt, is: een
keurige man, deze linksche Minister. Welis
waar laat hij de gemeenten zitten met den
strop, dat zij een openbare school moeten in
standhouden zoolang er 8 leerlingen zijn, maar
Voor de oprichting van openbare en bijzondere
scholen stelt hij nu ten minste den regel van
gelijkheid, die nooit gegolden heeft!
De hem van de zaah.
Eerlijk gezegd, staan wij verbaasd, dat een
staatsman als mr. Marchant, nog wel geas
sisteerd door een nieuwen hoofdambtenaar,
die nu de „warboel" op Onderwijs eens zou
•>r j-nen' me* zulk een wetje komt. Want wat
is dit voorstel in wezen anders dan het stop-
vai? 1922 met de beruchte, in Juni
rA„ ',,!tSCwaple Paragraaf 11, welke de hee-
?Jr?ergen en Suring zoo scherp
hebben bestreden? Wat is het effect van die
maatregelen anders geweest, dan dat tijdelijk
openbare scholen werden gebouwd voor
kinderen, aan wie b ij z 0 n d e r e scholen
werden onthouden? Dat men tweemaal
bouwde voor dezelfde kinderen en dus niet
bezuinigde, maar de gelijkstelling geweld
aandeed?
Ja, zal de IVTinister zeggen, dat was eigen
lijk vooral plagerij van het bijzonder onder
wijs, maar dat doe ik niet. Ik eisch nu even
veel leerlingen voor de stichting van open
bare als voor die van bijzondere scholen.
Inderdaad, maar de Minister schrijft dat
recht zóó in de wet, dat hij de toepassing in
handen houdt, want hij krijgt de bevoegd
heid uitzonderingen te maken. Voor deze
principieel niet zeer wenschelijke figuur is
in dit geval practisch veel te zeggen.
Deze bevoegdheid van den Minister en
trouwens het geheele bezuinigingsontwerp
komt pas in helder licht te staan, als men
bedenkt, dat 't leerlingen-aantal der open
bare school hard achteruit loopt en dit
onderwijs scholen te over heeft, terwijl
het b ij zonder onderwijs zijn leerlingen
Voortdurend ziet s t ij g e n en nog altijd
scholen te kort heeft. Dat komt na
tuurlijk van de p r a c t ij k der gelijkstelling,
die niet heelemaal met de theorie klopt.
En dit wijzen de cijfers uit, welke de Sta
tistiek zoo goed was ons te leveren.
In 1931 had het openbaar onderwijs in Ne
derland op de gewone lagere scholen
441.150 leerlingen. Het gemiddeld aantal
leerlingen per gewone 1. s. bedroeg 159. Het
openbaar onderwijs moest dus, volgens dit
cijfer, bezitten 441.150 159 2775 scholen.
Maar het openbaar onderwijs had 3284 scho
len. Dat is dus 500 scholen méér dan de re
kening zou doen veronderstellen.
Daartegenover telde h t bijzonder onder
wijs 760.394 leerlingen. Het zou dus moeten
hebben: 760.394 159 4783 scholen. Doch
bet had er slechts 4252. Dat is dus, verge
leken met het openbaar onderwijs, 500 scho
len te weinig. Vanwege de p r a c t ij k der
gelijkstelling!
De achteruitgang van het leerlingen-aantal
der openbare school gaat door, de vooruit-
fang van het bijzonder onderwijs houdt aan.
Hoe ter wereld kan men nu in de practijk
gelijkstelling vinden in Minister Marchant's
plan? Zeker, de Minister zal nu hier en dan
daar een bijzondere en een openbare school
toestaan, eerlijk naar eigen inzicht, maar
waar moeten al die minderheden naar toe?
Zijn die soms bestemd 'om de openbare scho
len te vullen, en de vluchtheuvel-theorie tot
waarheid te maken, die nu een bespotting is,
nademaal juist deze openbare scholen, die
alle vluchtelingen nu reeds kunnen opnemen,
maar steeds de kleinste getallen leerlingen
hebben?
Is dit bezuiniging
De ratio van dit wetsontwerp is bezuini
ging. Maar de „Janboel" op het Bezuiden-
hout schijnt nog niet veranderd. Weet één
sterveling of het drakerige stopwetje 1922 en
paragraaf 11 iets bezuinigd hebben? Dat
weet niemand; wel weten wij, dat ze last be
zorgden aan de besturen van protestantsche
en katholieke scholen.
En wat brengt deze wet, die tot 1935 zal
gelden, nu op? Er staat geen letter van in de
memorie. Zelfs professor van Poelje schijnt
het niet te weten. Wat wij weten is, dat deze
wet 'n poover bezuinigingsresultaat zal heb
ben. Worden de Rijksuitgaven er lager
door? Geen cent, want het Rijk betaalt alleen
de salarissen der verplichte leerkrachten en
daarmee heeft dit wetsontwerp niets te ma
ken. Worden de gemeent e-u i t g a v e n
er dan door verlaagd, zóó verlaagd, dat het
Rijk er misschien de uitkeerings-formule
krachtens de financieele verhouding wel door
veranderen kan? Dat bestaat niet. De ge
meenten moeten natuurlijk de verschuldigde
aflossing en rente voor scholenbouw voldoen.
Zij bedragen voor ruim 1000 gemeenten sa
men nog geen 10 millioen, d.w.z. nog geen 8
pet. van de totaal-uitgaven voor het lager
onderwijs. Op deze 10 millioen wordt niet
bezuinigd. Bezuinigen moet geschieden op
uitgaven, die er zijn. Maar zóó bezuinigt dit
ontwerp niet.
Conclusie
Men praat voortdurend honderduit over
ons „dure" onderwijs. Men insinueert dan
dikwijls en declareert niet zelden, dat het
bijzonder onderwijs de oorzaak van de duur
te is. De waarheid is anders, zooals de offi-
cieele verslagen over den toestand, zooals die
einde 1928 was, leeren.
Krachtens art. 72 eischt de kapitaalsdienst
van de gemeenten de som van 9,9 millioen,
n.l. 5,4 millioen voor het openbaar onderwijs
met 472.432 leerlingen, en 4,5 millioen voor
het bijzonder onderwijs met 683.448 leerlin
gen. Op deze som valt natuurlijk niet te be
zuinigen.
De waarheid is verder, dat de gemeenten
krachtens art. 101 aan instandhoudingskosten
voor de scholen betalen 11,2 millioen, n.l.
6,1 millioen voor het openbaar onderwijs (of
13 per leerling) en 5,1 millioen voor het
bijzonder onderwijs (of 7.50 per leerling).
Op dit bedrag, pl.m. 10 per kind en per
jaar, valt niet veel te bezuinigen, zeker niet
met dit ontwerp, dat verlaagt èn verhoogt,
al naargelang de plaats en volgens departe
mentaal inzicht.
Wij aanvaarden de goede bedoeling van
den Minister, maar wij meenen te hebben
bewezen, dat dit wetsontwerp niet bezuinigt
op de huidige uitgaven en dat het wel dege
lijk gevaren bergt voor het vrije onderwijs.
Wil de Minister deze incidenteele wijziging
der L. O.-wet aanvaard zien, dan verwachten
wij, dat de rechtsche fracties hier amendee-
rend zullen optreden.
Bezuiniging als het moet, accoord. Doch
een bezuiniging, welke geen bezuiniging is,
maar een miskenning van den huidigen toe
stand beteekent en, zoo niet formeel, dan
toch wel zeker materieel een werkelijk ge
vaar voor het bijzonder onderwijs kan be
duiden, aanvaarden wij niet zonder verzet
en wij hopen, dat onze fractie van dit verzet
zal getuigen.
Gisterenmorgen had in het Sanatorium te
Heerlen het plechtig afscheid plaats van de
Missionarissen P. Edoaldus Berden en P. Sigi-
baldus Hogenboom, beide van de Orde der
Minderbroeders, en van de Missie-Zusters Zr.
Margrete, Zr. Remberta, Zr. Salvina, Zr. He-
rina van de Congr. der Kleine Zusters van den
H. Joseph.
Om 8 uur werd de plechtige Hoogmis op
gedragen door P. Edoaldus met assistentie van
P. Sigibaldus als diaken en P. Judocus Spruit
O. F. M., die tijdelijk in het land verblijft, als
subdiaken.
Na de H. Mis sprak P. Petrus Nielen O.F.M.,
Rector in de Laanderstraat, een woord van
bemoediging tot de scheidenden. De gewijde
redenaar wees hun vooral op de kracht van
den Christus Eucharisticus, Die ons allen één
doet zijn en ons bij ons opofferen uit liefde tot
God en „Te Deum laudamus" doet uiten. Het
één-zijn met Christus-Eucharisticus moet ook
een troost zijn voor vertrekkenden zoowel als
voor achterblij venden. Daar vinden wij elkaar
weer.
Daarna zette de Hoogeerw. Pater Provinciaal
P. Honoratus Caminada met zijn assistenten
het „Veni Creator aan, dat door het koor der
Eerw. Zusters werd uitgezongen.
Na het voorlezen van de brieven der resp.
Oversten werden deze brieven door den Hoog
eerw. P- Caminada aan ieder der scheidenden
afzonderlijk overhandigd. Nadat de Missie-
kruisen gewijd waren, werd ieder met het Mis
sie-kruis omhangen.
Het reisgebed werd gezamenlijk gezongen.
Dan werd uitgeleide gedaan uit de kapel naar
de auto's door eenige vooraanstaande Katho
lieken daartoe welwillend beschikbaar gesteld.
Per auto reed men naar Maastricht, waar de
Bazel trein de Missionarissen onttrok aan het
oog der achterblijvenden.
Vaartwel! Gods zegen moge rusten op uw
verdere Missionaris-leven.
Tegen 18 Juli bijeengeroepen.
De Eerste Kamer is bijeengeroepen tegen
Dinsdag 18 Juli, des middags te 1 uur.
De voorzitter der Eerste Kamer is voorne
mens, aan de centrale afdeeling voor te stellen,
in de afdeelingen te doen onderzoeken, onmid
dellijk na de openbare vergadering van 18 Juli,
een reeks wetsontwerpen, waaronder verschei
dene tot regeling van den invoer van bepaalde
artikelen en de wijziging der hooger onderwijs
wet.
Reuter seint uit Londen d.d. 6 Juli:
H. K. H. Prinses Juliana maakte heden een
tocht door de stad en bezichtigde de Tower
en de parlementsgebouwen.
De Prinses gebruikte den maaltijd op Ken
sington Palace bij Prinses Alice en den graaf
van Athlone. Onder de aanzittende gasten be
vonden zich de gewezen koning Alphons van
Spanje en de gezant van Brazilië met zijn
echtgenoote.
Na afloop van het diner woonde Prinses Ju
liana de receptie bij die gegeven werd door
Lady Ludlow,
Gisteren is verschenen het Staatsblad, bevat
tende een Koninklijk Besluit van 5 Juli tot
vaststelling van een algemeenen maatregel van
bestuur, als bedoeld in artikel 2 der Wet van
25 Juli 1932 (Clearing-Wet).
In artikel 1 wordt bepaald, dat het doen te
niet gaan van schulden, ontstaan in verband
met invoer van bij K. B. aan te wijzen goede
ren uit gebiedsdeelen van bij K. B. aan te wij
zen vreemde mogendheden, welke beperken
de bepalingen hebben getroffen ten aanzien
van het internationaal betalingsverkeer, slechts
geoorloofd is door storting van het verschul
digde bedrag in Nederlandsche guldens bij de
Nederlandsche Bank.
Onder schulden, ontstaan in verband met in
voer van goederen, worden ten dezen verstaan
de voor in Nederland ingevoerde goederen
verschuldigde koopprijzen, of indien de goede
ren bij den invoer nog niet zijn verkocht, de
uit den eersten verkoop in Nederland verschul
digde koopprijzen.
Artikel 2 bepaalt dat een aanwijzing haar
kracht behoudt, totdat zij bij K. B .wordt in
getrokken.
Dit besluit tot intrekking geeft tevens de
overgangsvoorzieningen, welke noodig moch
ten blijken. Elke aanwijzing en elke intrekking
van een aanwijzing wordt bekend gemaakt in
de Nederlandsche Staatscourant.
Artikel 3 bepaalt, dat een aanwijzing van
goederen kan luiden algemeen voor de ge
biedsdeelen van alle aangewezen of nog aan
te wijzen vreemde mogendheden of bijzonder
voor de gebiedsdeelen van een of meer dezer
mogendheden.
Het in artikel 1 vervatte verbod geldt ten
aanzien van de schulden, ontstaan in verband
met invoer, welke plaats vindt op of na den
dag, waarop het besluit der aanwijzing in
werking treedt.
Voorts wordt in artikel 4 bepaald, dat aange
wezen goederen, ten aanzien waarvan niet ten
genoege van den Minister van Financiën wordt
bewezen, dat zij niet worden ingevoerd uit
een gebiedsdeel van een vreemde mogendheid,
waarvoor de aanwijzing dier goederen geldt,
geacht worden uit een zoodanig gebiedsdeel te
worden ingevoerd.
Volgens artikel 5 zal de grootte der te stor
ten bedragen, voorzoover de in artikel 1 be
doelde schulden niet in Nederlandsch courant
luiden, worden bepaald door omrekening in
Nederlandsch courant naar een telkens door de
Nederlandsche Bank vast te stellen koers.
De gelden, die ter voldoeninig van koopprij
zen van goederen uit gebiedsdeelen van een
aangewezen vreemde mogendheid gestort wor
den bij de Nederlandsche Bank, zullen, aldus
bepaalt artikel 6, volgens regelen door de Mi
nisters van Financiën en van Economische Za
ken, in overleg met de Nederlandsche Bank te
stellen, kunnen worden aangewend ten be
hoeve van in Nederland gevestigde personen,
firma's en instellingen, wier vorderingen ge
troffen worden door de beperkende bepalingen
welke door de desbetreffende mogendheid ten
aanzien van het internationaal betalingsver
keer, zijn genomen.
Daarbij wordt in acht genomen, dat de per
sonen, firma's en instellingen, die op deze
wijze betaling ontvangen van de aanspraken,
welke zij terzake in het buitenland hebben, af
stand doen ten behoeve van de schuldeischers,
wier vorderingen, ingevolge artikel 1 zijn
vereffend.
In artikel 7 behoudt de Kroon zich voor in
bijzondere gevallen vrijstelling te verleenen
van het in artikel 1 vervatte verbod.
Dit Koninklijk Besluit treedt in werking met
ingang van den 2den dag na dien der dagtee-
kening van het Staatsblad, waarin het is ge
plaatst.
Naar wij vernemen, heeft de regeering onder
bepaalde voorwaarden de uitvoering van een
aantal werkverschaffingen in het Zuid-Oosten
van Drente, in de nabijheid van Coevorden,
goedgekeurd.
Deze werkverschaffingen, welker gezamen
lijke kosten ongeveer anderhalf millioen zullen
bedragen, betreffen het graven van een kanaal
van Zwinderscheveld naar de Coevordensche
grachten, het graven van een zijtak van dit ka
naal naar Dalen, verbetering van den boven
loop van het Drostediep en verbetering van de
Hoogeveensche vaart.
De goedkeuring van deze werkverschaffingen
is geschied onder de voorwaarde, dat, voordat
de middelen worden verstrekt, eerst desbe
treffende publiekrechtelijke lichamen (water
schappen) moeten zijn gereorganiseerd of op
gericht, aangezien deze lichamen de verant
woordelijkheid voor de uitvoering zullen moe
ten dragen. Deze publiekrechtelijke corporaties
zullen in de kosten moeten bijdragen en ook
de provincie Drente zal een bijdrage moeten
geven.
Met betrekking tót de oprichting en reor
ganisatie van waterschappen kan in de zomer-
zitting van de provinciale staten van Drente
behandeling van voorstellen worden tegemoet
gezien.
Het R. K. Werkliedenverbond wendde zich
met een adres tot den minister van Sociale
Zaken, waarin wordt opgemerkt, dat in de
laatst gehouden Verbondsvergadering verschil
lende ernstige klachten over de toepassing der
rijkssteunregeling naar voren kwamen.
Het Verbondsbestuur deelt den minister mede,
dat vooreerst werd geklaagd over de toepas
sing der steunregeling ten opzichte van hen,
die spaargelden bezitten. Een tweede bezwaar
geldt de toepassing der steunregeling ten op
zichte van kostgangers, die bij familie inwo
nen. Zij, die bij broers en zusters inwonen,
krijgen minder uitkeering dan wanneer ze kost
gangers zouden zijn bij vreemden.
Deze toepassing der steunregeling lijkt het
bestuur niet redelijk, omdat daardoor feitelijk
het inwonen van kostgangers bij familieleden
gestraft wordt.
Een derde bezwaar geldt de bepaling in arti
kel 11 der steunregeling, betreffende de z.g.
„dubbel-uitgetrokkenen". Door deze bepaling
wordt het mogelijk, dat ongeorganiseerden in
een voordeeliger positie komen dan de geor-
ganiseerden, omdat laatstgenoemden van het
uitkeeringsbedrag de contributie voor hun or
ganisatie moeten betalen.
Tenslotte wordt nog de aandacht van den
minister gevestigd op de lage steunregelingen,
die vooral in plattelandsgemeenten nog voor
komen en het geheel ontbreken van steun
regelingen in sommige plaatsen, terwijl met
aandrang gevraagd wordt, dat de regeering
maatregelen neme, waardoor 'het invoeren van
behoorlijke steunregelingen aan de gemeenten
verplichtend wordt voorgeschreven.
OMZETBELASTING
De Reedersvereeniging voor de Ned. Haring-
visscherij heeft aan de Tweede Kamer een
adres gezonden, waarin ze verklaart overtuigd
te zijn, dat invoering der omzetbelasting voor
het bedrijf noodlottig zal zijn. Subsidiair ver
zoekt adressante dringend het artikel haring
op te nemen onder de vrijgestelde waren. Bij
algemeene maatregel van bestuur kon dan
wellicht vrijstelling worden verleend voor alle
voor de uitoefening van het visscherijbedrijf
onontbeerlijke benoodigdheden,
Congres te Vlissingen.
De middagvergadering van Woensdag werd
bijgewoond door den Commissaris der Koningin
in Zeeland.
Aan H.M. de Koningin werd het volgende
telegram gezonden:
De Kon. Ned. Middenstandsbond in congres
bijeen in hotel Britannië te Vlissingen veroor
looft zich de vrijheid Uwe Majesteit bij her
nieuwing hulde en trouw zijner leden over te
brengen, daarbij den wensch uitsprekende, dat
het Uwe Majesteit gegeven moge zijn in deze
bijzonder moeilijke omstandigheden haar land
en volk voor verdere economische inzinking te
behoeden, mede in het onafwijsbaar belang van
den handeldrijvenden en industrieelen midden
stand.
De Commissaris der Koningin sprak, als eere
voorzitter van het Comité voor de ontvangst
van het Middenstandscongres een hartelijk
woord van welkom.
Hierna werd, zooals gemeld, behandeld het
prae-advies van den heer W. Lubberink, leeraar
M.O. Staatswetenschappen te Haarlem over „ar
beidsduur in verband met de werkloosheid"
Een ampele discussie werd hierover gehouden,
waarna de prae-adviseur zijn prae-advies nader
toelichte.
Hierna werd de eerste zitting gesloten.
De congressisten vereenigden zich daarna aan
een gezellig diner, waarna een feestavond werd
gehouden.
TWEEDE DAG.
Donderdagachtend werd het dertigste natio
naal Middenstandscongres voortgezet met de
behandeling van het prae-advies van den heer
Mr. Dr. H. J. D. van Lier, secretaris der Kamer
van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam
over „Handelsregister en Middenstand".
In een omvangrijk geschrift gaat de prae-
adviseur de beteekenis na, die het handelsregis
ter voor den middenstand heeft.
In verband met dit prae-advies is aan de
Rotterdamsche Kamer gedurende een korte pe
riode een onderzoek ingesteld naar de verhou
ding, waarin inlichtingen werden ingewonnen
omtrent grootbedrijf- en kleinbedrijf zaken.
Daarbij is gebleken, dat 65 pCt. van het to
taal aantal inlichtingen gedurende dat tijdperk
betrekking had op zaken, die in het kleinbe
drijf zijn gerangschikt. Gerekend naar die maat
staf mag dus worden aangenomen, dat de meeste
informaties betrekking hebben op zaken, die in
het kleinbedrijf thuis behooren. Elke maatstaf
ontbreekt, om vast te stellen, of de inlichtingen
voornamelijk ten behoeve van den groothandel
en de nijverheid worden gevraagd en wel meer
speciaal ten behoeve van den middenstand.
Het gebruik, dat van het handelsregister
wordt gemaakt, is in hoofdzaak van tweeërlei
aard. Het handelsregister is namelijk te be
schouwen als een instituut ter bevordering van
de rechtszekerheid en als een instituut ter be
vordering van de handelsbetrekkingen. Voor de
bestrijding van de oneerlijke concurrentie doet
men goed, de waarde van het register niet te
hoog aan te slaan. Op het handelsregister als
instituut ter bevordering van de rechtszekerheid
heeft men het oog, als met het handelsregister
noemt de burgerlijke stand van den handel. De
schrijver geeft een uitvoerige critiek in het
laatste verband op de stellingen in diens
dissertatie van jhr. dr. J. C. Mellerus, secretaris
van de Kamer van Koophandel te Haarlem. Het
feit, dat de verplichting tot inschrijving zich
niet tot alle zaken uitstrekt wordt door mr. dr.
van Lier een miskenning van de beteekenis van
het handelsregister als burgerlijke stand van
handel en nijverheid genoemd.
De beteekenis van het handelsregister als in
stelling ter bevordering van de handelsbetrek
kingen is 'n afgeleide, 't Register is ter wille van
de bevordering van de rechtszekerheid in het
leven geroepen, maar kan daardoor tegelijker
tijd ter bevordering van de handelsbetrekkin
gen dienst doen. De vraag of het als 'n bezwara
moet worden beschouwd dat het handelsregister
geen gegevens bevat omtrent soliditeit en sol
vabiliteit, moet volgens schr. ontkennend be
antwoord worden.
Wat de vraag betreft, in welk opzicht de
bestaande regeling inzake het handelsregister
gewijzigd zou dienen te worden teneinde dit
beter aan zijn doel te kunnen doen beantwoor
den, komt de prae-adviseur tot de conclusie, dat
de verplichting tot inschrijving tot alle zaken
behoort te worden uitgebreid. Het bij de Tweede
Kamer aanhangige wetsontwerp tot opheffing
van de onderscheiding tusschen handelsdaden en
niet-handelsdaden doet ten deze reeds een eer
sten stap in de goede richting.
Men zal echter, wil men een werkelijk be
vredigende regeling verkrijgen, verder moeten
gaan en alle uitzonderingen, die niet bedoe
len het begrip handel en nijverheid in den
ruimsten zin of het begrip bedrijf, dat, zoo het
genoemde wetsontwerp wet wordt, daarvoor in
de plaats komt, nader te bepalen, moeten laten
vervallen. Het sterkst klemt dit voor de uit
zonderingen voor kleine handelslieden en am
bachtslieden, omdat die, daar zij het veelvul-
digst voorkomen, de meeste schuld hebben aan
de onvolledigheid van het handelsregister. Er
zou een financieele regeling kunnen worden ge
troffen om aan de geldelijke bezwaren, aan de
inschrijving verbonden, tegemoet te komen.
B.v. zou bepaald kunnen worden dat geen re
tributies verschuldigd zijn, wanneer de eigenaar
der zaak gedurende de laatstverloopen drie be
lastingjaren in de inkomsten-belastingjaren is
aangeslagen naar een inkomen, dat beneden een
bepaald bedrag blijft, hetwelk in verband met
de algemeene daling van het levensniveau b.v.
op 1500 te stellen ware. Aldus zou niet alleen
de inschrijving van zaken, die thans nog buiten
het handelsregister blijven, voor de betrokke
nen, wat de geldelijke zijde betreft, volkomen
aannemelijk zijn gemaakt, maar zouden boven
dien nog bezwaren, die zich bij de tegenwoor
dige regeling hebben doen gevoelen, worden
ondervangen.
Ook de uitzonderingen voor de minderjari
gen behoort te vervallen. Indien deze, zonder
dat zij handlichting hebben bekomen, aan het
bedrijfsleven deelnemen, moet dit uit het han
delsregister blijken. Slechts de uitzondering
voor de publiekrechtelijke lichamen ware met
het oog op het bijzondere karakter daarvan als
overheidsinstelling, te handhaven. De inschrij
ving van de zaken, door deze lichamen gedre
ven, is noch voor de rechtszekerheid, noch voor
de bevordering van de handelsbetrekkingen van
belang.
De minister van Economische Zaken heeft
bepaald, dat met ingang van 1 Juli 1933 certi
ficaten zullen worden afgegeven voor den uit
voer van aardappelen naar Duitschland, tot
eene zoodanige hoeveelheid als waarvan de in
voer in dat land tegen een beperkt invoerrecht
is toegestaan.
Het bedrag bij de afgifte der certificaten, te
heffen ter bestrijding van kosten aan het uit
geven der certificaten verbonden,^ is bepaald
op 5 cent per 100 K.G.
REIZENDE TENTOONSTELLING VAN
HET VEILIGHEIDSMUSEU'M.
De directeur van het Veiligheidsmuseum te
Amsterdam deelt ons mede dat op Zaterdag 8
Juli a.s. des voormiddags te 11 uur de Reizende
Tentoonstelling van het Veiligheidsmuseum in
de Ambachtsschool te Arnhem zal worden ge
opend.
De tentoonstelling kan op de uren, waarop
de school voor de lessen geopend is, tot de
groote vacantie bezocht worden,
In uw courant treft men een uitvoerig
artikel aan als antwoord op mijn schrijven
in het nummer van 29 Juni.
De schrijver van dit artikel vraagt zich
verwonderd af, wat mij er toe leidde, om
mijn zienswijze omtrent de Phohi-uitzendin-
gen, nog eens onder de oogen van het publiek
te brengen, daar de radio-omroep me toch
in de gelegenheid gesteld had, die mondeling
over het heele land te verkondigen. Inder
daad heb ik ten zeerste dit edelmoedige ge
baar gewaardeerd, want de leiders wisten,
dat in deze kwestie mijn opvatting lijnrecht
tegenover de hunne stond.
Ik meende echter mijn opstel ingeleid te
hebben met een duidelijke uiteenzetting van
de redenen, die mij noopten, daarop in de
krant nog even terug te komen. Verba
volant, scripta man en t, woorden ver
vliegen, 't geschrevene blijft. Ik stelde er
dus prijs op, in een zoo gewichtige aange
legenheid een opvatting, die door zeer velen
gedeeld wordt, duidelijk uiteen te zetten.
Zooals schrijver opmerkt, kon er dus ook
geen sprake zijn van eenige tendenz bij het
onvermeld laten van de antwoorden op mijn
bezwaren in het vraaggesprek gegeven. De
opzet was alleen den stand der kwestie hel
der uiteen te zetten.
met het bewuste artikel vóór ons
stellen wij vast dat, naar den wezenlijken
inhoud, de meening van pater Geurtjens in
het vraaggesprek en in het dagblad-artikel
van zijn hand volkomen dezelfde is". Juist,
dat was de bedoeling ook, maar van het
niet te overschatten nut der Phohi-uitzendin-
gen voor de katholieke zaak in het algemeen,
had ik in dat vraaggesprek, wegens den zeer
beperkten tijd, maar met een enkel woord
gewag gemaakt. Ik kon dus allicht den in
druk gewekt hebben, dat ik de heele Phohi-
uitzendingen veroordeelde of er althans on
verschillig tegenover stond. En dat wilde ik
volstrekt voorkomen.
Waarom ik, volgens schrijver, met mijn
artikel had behooren te komen vóór 24 Juni,
datum der eerste uitzending, zie ik niet in.
Het heeft toch nooit in mijn bedoeling ge
legen tegen de Phohi-uitzending stemming
te maken; integendeelIk heb het enkel
over de doelstelling, die meer b ij zonder
de missionarissen op het oog
heeft, maar toch ook alle Nederlan
ders over de wereld verspreid. Dat is dus
maar een bijkomstigheid, die aan het groote
nut der uitzendingen in het algemeen niets
afdoet.
Op dat groote nut heb ik in mijn artikel
met allen nadruk gewezen, alsook op het
voorbeeld, dat communistisch Moskou ons
geeft en het gevaar dat daardoor dreigt. Doch
dat gevaar dreigt niet rechtstreeks de missio
narissen in de wildernis, maar wel de zeer
velen, ook in beschaafdere omgeving en die
dus wél de uitzendingen kunnen opvangen.
Vandaar mijn stelling: steunt de Phohiniet
ter wille van de missionarissen in de wilder
nis, maar wegens het zeer belangrijke wereld
apostolaat, dat de Phohi te vervullen heeft
voor Nederlanders en Nederlandsche onder
danen over de heele wereld verspreid.
Tot slot geeft schrijver een verklaring:
„Wanneer pater Geurtjens mocht vreezen,
dat onze actie om de K. R. O.-Phohi-uitzen-
dingen financieel te steunen, zal gaan ten
koste van den steun aan de Missie, dan
stellen wij er prijs op hier duidelijk te zeg
gen, dat wij geen bijdrage wenschen van
wie ook, die daaronder zijn geldelijk offer
voor de Missie zou laten lijden".
Van de edelmoedigheid der K. R. O. ten
opzichte van de Missie ben ik ten volle over
tuigd. De uit zijn aard zeer sympathieke
opzet van deze uitzendingen geeft daarvan
weer een schitterend bewijs. Is die vrees
desalniettemin gegrond Velen beweren
van ja; anderen van neen.
Wat hier van zij, één ding staat, geloof
ik wel vast: dat de radio ook een apostolaat
te vervullen heeft, is nog niet voldoende tot
de massa doorgedrongen. De radio wordt nog
vrij algemeen als een ontspanning, een
weelde-artikel beschouwd. En daarom ook
doet het velen onaangenaam aan, dat juist
in deze crisistijden, die ook op de Missies
zoo buitengewoon zwaar drukken, deze kost
bare uitzendingen worden ondernomen
vooral voor de missionarissen
in de wildernis, die er bovendien, volgens
getuigenis van den schrijver zelf, de eerste
jaren nog weinig van zullen kunnen profi
teered
Het missieveld is onmetelijk groot en ik
zal me wel wachten, mij op te werpen als
deskundige voor alle missies. Maar toch een
zeer aanzienlijk percentage der Nederland
sche missionarissen in de wildernis verblijft
in Nederlandsch Oost-Indië. Daar zal er geen
enkele voorloopig (en voorloopig beteekent
daar gewoonlijk: zeer lang) van kunnen
profiteeren.
De missionarissen in de wildernissen van
Nederlandsch Oost-Indië behooren tot de
orde der Paters Capucijnen, der Paters van
het Goddelijk Woord of tot de Missionarissen
van het H. Hart. Bovendien zenden deze drie
missioneerende orden hun leden uit naar vele
andere, ook onherbergzame wereldstreken.
Welnu, de gezaghebbende personen dezer
drie orden hebben mij onomwonden ver
klaard, dat zij in deze kwestie volkomen mijn
zienswijze deelen.
Het gaat hier dus mijnerzijds niet om het
doordrijven van een persoonlijk inzicht.
Daarom houde men mij ten goede, dat ik
meende hierop nog even te moeten terug
komen, hoe onprettig het ook is, om schoone
bedoelingen en heerlijk enthousiasme te
moeten drukken. H. GEURTJENS, M.S.C.
Zooals bekend hebben indertijd, ingevolge
besluit van den gemeenteraad te Leiden, vijf
architecten een uitnoodiging ontvangen om een
plan te ontwerpen voor den bouw van het
nieuwe stadhuis op de Breestraat met behoud
van den ouden gevel. Tevens werd een com
missie benoemd teneinde de ingekomen plan
nen te beoordeelen. De in te dienen ontwerpen
moesten voldoen aan een program van eischen.
De uitgenoodigde architecten waren de hee-
ren C. J. Blaauw te Haarlem; A. J. Kropholler
te Wassenaar; Ir. H. F. Mertens te Bilthoven;
B. Buurman te Leiden en het architectenbureau
van I» en ir. J. A. van der Laan te Leiden.
Naar wij vernemen heeft de commissie van
Beoordeeling haar rapport reeds aan B. en W.
uitgebracht. Zijn wij wel ingelicht, dan geeft
de commissie in haar rapport de voorkeur aan
het ontwerp van den architect Blaauw te Haar
lem en zullen B. en W. in overeenstemming met
dit rapport binnenkort aan den Raad voorstel
len dit plan voor den bouw van het nieuwe
stadhuis aan te wijzen.
De heer Blaauw heeft, zoo vernemen wij, zijn
ontwerp zoodanig gemaakt, dat men de keuze
heeft tusschen twee torens, waarvan één geheel
overeenstemt met den vroegeren stadhuistoren.
Het ontwerp Blaauw wijkt eenigszins af van
het program van eischen, zooals dit door de
commissie van Beoordeeling was vastgesteld.
Met het oog hierop zijn ook de andere architec
ten in de gelegenheid gesteld op dezelfde wijze
van het program van eischen af te wijken.
Een Nederlandsch voorstel aangenomen.
Uit Stockholm wordt aan het persbureau
Vaz Dias gemeld: In een groote openbare ver
gadering in het Stockholmsche concertgebouw
is, onder voorzitterschap van lady Aberdeen,
het vraagstuk der internationale werkloosheid
en haar problemen behandeld.
Mrs. Matheson, Engeland, verklaarde dat de
werkloosheid onder de meisjes minder groot is,
dan onder de jongemannen. In Engeland doen
plaatselijke opvoedingsautoriteiten, zoowel als
het ministerie van den arbeid, preventief en
adviseerend werk.
Miss Kydd, Canada, vertelde, dan in haar
land groote tehuizen voor werklooze ongehuw-
den v/aren geopend, waarbij het departement
van nationale defensie een groote steunende
rol speelt. De werkloozen worden gekleed en
gevoed, ontvangen eenig zakgeld, mogen me
dewerken aan landontginning, helpen bij het
herstellen van bouwwerken of historische mo
numenten.
In avondscholen worden de jongelui in de
gelegenheid gesteld cursussen te volgen en hun
opvoeding te voltooien.
De presidente van den Nederlandschen natio-
nalen Vrouwenraad, mej. mr. C. Frida Katz,
verdedigde in de uitvoerende commissie een
voorstel der Nederlandsche delegatie. Het gold
hier een amendement op het voorstel van den
Zweedsehen vrouwenraad, om zooveel moge
lijk te trachten de jeugd, zoowel als vrouwen
en meisjes te steunen in de ernstige tijden die
de geheele internationale wereld doormaakt.
Mej. mr. C. Frida Katz, sprekende over Vrou
wengevangenissen, tuchtscholen en opvoedings
gestichten zeide, dat de Nederlandsche vrou
wen het als den plicht der vrouwen beschou
wen, deze ver ingrijpende vraagstukken op
ernstige wijze onder de oogen te zien.
Men heeft reeds in de verschillende comité's
voorbereidend werk hiervoor verricht. De kin
derwetten werden onder de rubriek Childs
Welfare behandeld, in het comité voor rechten
en gelijke moraal de wetten voor de vrouwen.
Men wenscht echter beide voorstellen, kin
derwetten, tuchtscholen en opvoedingsgestich
ten en dat der vrouwengevangenissen onder
twee rubrieken te brengen.
Mej. Mr. Katz hield haar rede in de Engel -
sche taal zakelijk en overtuigend. Zij verwees
o.m. naar de Nederlandsche vereeniging tot
zedelijke verbetering van gevangenen, die uit
stekend opbouwend werk verricht.
De voorstellen van de Nederlandsche delega
tie werden met algemeene stemmen door de
executieve aangenomen.
Arbeidsverklaring aan de grens
noodzakelijk.
Het komt in den laatsten tijd herhaaldelijk
voor, dat naar Nederland komende vreemdelin
gen, die Zich bereids in het buitenland voor
arbeid in Nederland hebben verbonden (voor
namelijk meisjes), bij aankomst aan de grens,
niet zijn voorzien van een arbeidsverklaring als
sedert 1 Maart 1933 is voorgeschreven, dan wel
dat de in hun bezit zijnde arbeidsverklaring
niet voldoet aan de gestelde eischen, bijzonder
voor wat betreft het door het hoofd van politie
ter plaatse te stellen en te bekrachtigen onder
schrift.
De betrokken vreemdelingen werden dan niet
doorgelaten, hetgeen zoowel voor den werk
nemer als voor den werkgever onaangenaam
was.
Ten einde deze onaangenaamheden te voor
komen, vooral ook met het oog op het a.s. reis-
seizoen, wanneer vele buitenlandsche dienst-
krachten met eenige dagen of weken met vacan
tie naar het buitenland zullen gaan, wordt bij
deze nog eens er aan herinnerd, dat zoowel de
naar Nederland komende vreemdelingen, die
zich reeds in het buitenland voor een betrek
king in Nederland hebben verbonden, als die,
welke bereids hier een werkkring hebben en
voor eenigen tijd met vacantie of anderszins
naar het buitenland zijn vertrokken en weder
naar Holland terugkeeren, behalve van het ver-
eischte paspoort zoo noodig voorzien van een
geldig visum bij overschrijding van de grens
in het bezit moeten zijn van eene door de(n>
betrokken werkgever(geefster) afgegeven en
onderteekende verklaring, luidende als volgt:
„Ondergeteekende(naam, voornamen en
duidelijk adres van de(n) werkgever (-geef
ster) verklaart, dat(naam, voornamen en
woonplaats van de(n) betrokken arbeider(ster)
bij hem (haar) op(datum) in dienst zal
treden (is getreden) als (aard der be
trekking) (of bij terugkeer van vacantie als
anderszins in betrekking blijft).
(Plaatsnaam) datum.
(Onderteekening)
Deze verklaring behoort voorzien te zijn van
een onderschrift van het betrokken hoofd van
politie ter plaatse van de(n) werkgever (geef
ster), waaruit blijkt, dat de daarin genoemde
werkgever (geefster) inderdaad als zoodanig
bij hem bekend is (alzoo geen legalisatie der
handteekening door den burgemeester, noch uit
sluitend een stempel van het hoofd der politie).
De betrokken vreemdeling (e) is verplicht bin
nen 4 X 24 uur na aankomst in de gemeente
van bestemming deze verklaring bij het hoofd
van politie ter plaatse in te leveren.
BANDOENG, 6 Juli. (ANETA).
De Krijgsraad te Tjimahi veroordeelde den
eersten luitenant der Infanterie de R. uit
Djocjakarta wegens verduistering van circa
8000 tot een jaar en drie maanden gevange
nisstraf, met vervallenverklaring van den mi
litairen stand, onder toevoeging van den eisch
tot onmiddellijke inhechtenis nemiijg.
GOEDKOOPE TREIN.
Er loopt een goedkoope trein van Leiden, Den
Haag, Delft, Schiedam, Rotterdam en Dordrecht
naar Middelburg en Vlissingen op Donderdag
13 Juli a.s.
In Haarlem heeft de afdeeling der St. Jozefs-
gezellenvereeniging Haarlem II, in het Amster-
damsche kwartier, een hospitium geopend, een
eenvoudige gelegenheid, waar reizende R. K.
jongemannen een bescheiden onderdak kunnen
vinden. De voorzitter van den dekenalen jeugd
raad rector J. B. Timp, verrichtte de inwijding
en herinnerde er aan, dat men vroeger een
R. K. jongeman, die om nachtverblijf verzocht
moest verwijzen naar het Leger des Heils of
geld moest geven voor hotellogies. Hij bracht
hulde aan kapelaan v. d. Lugt, de ziel van het
werk bij wien het onmogelijke, mogelijk werd.
Pastoor Roovers wijdde daarna het kruisbeeld
van het hospitium. i