ALWEER DE SCHOOL. DE K. R. O. PHOHI-UITZENDINGEN. VRIJDAG 7 JULI 1933 CLEARING-WET- NOODRECHT VAN MR. MARCHANT. AFSCHEID VAN MISSIONARISSEN. EERSTE KAMER. PRINSES JULIANA TE LONDEN. De algemeene maatregel van bestuur. WERKVERSCHAFFINGEN DRENTE. IN AANLEG EN VERBETERING VAN KANALEN. Een werk van anderhalf millioen. WERKLOOZENZORG. KON. NED. MIDDENSTANDSBOND. UITVOER AARDAPPELEN NAAR DUITS CHL AND. Uitgifte van certificaten. HET LEIDSCHE STADHUIS. Zal aan den raad worden voorgesteld het plan-C. J. Blaauw te kiezen? INTERN. VROUWENRAAD TE STOCKHOLM. VREEMDE ARBEIDERS IN NEDERLAND. LUITENANT VEROORDEELD. VOOR REIZENDE R. K. JONGE- MANNEN. V Er moet overal bezuinigd worden en dus moet het lager onderwijs er ook aan geloo- ven. Want hebben wij om met het „Han delsblad" van Woensdagavond te spreken geen „royale onderwijswetten"? En „vloeit" het geld niet uit de openbare kassen, zooals de huidige Minister van Onderwijs schrijft? Als men zulke dingen maar dikwijls zegt, nog eens zegt, herzegt, drukt en nadrukt, ge looft iedereen ze wel. En als men durft vra gen naar de feitelijke werkelijkheid, dan le vert men volgens sommigen zoo ongeveer het bewijs, dat men zeker behoort tot de generatie, welke niet van het modernste nec- plus-ultra-onderwijs genoot. Wij echter zijn zoo naief te meenen en wij hebben bewij zen voor die meening dat zeer velen, die over onderwijszaken schrijven, er bitter wei nig van weten. Zelfs de wetenschap van de Kamer schijnt de huidige Minister van On derwijs niet bijster hoog aan te slaan, gezien de noodwet, welke hij haar op 3 Juli liet geworden. Wat wil Minister Mar chant De Minister wil bezuinigen. „Scherpe be zuiniging ook op de kosten van het onder- Wijs is noodzakelijk". En daarbij wil de be windsman, dat „aan het beginsel der vrijheid van onderwijs en aan het beginsel der finan- cieele gelijkstelling op geen enkele wijze te kort wordt gedaan". Misschien is het geoor loofd hier direct even de simpele vraag te stellen, of in de p r a c t ij k al niet herhaal delijk aan beide beginselen wordt tekort ge daan? De heer Minister is pas op zijn depar tement en dit departement schijnt niet geheel en al „bij". Zijn Excellentie zelf heeft zich hierover scherper uitgedrukt dan wij zouden durven maar voor ons staat vast, dat bo vengenoemde beginselen bij herhaling in den drang zijn gekomen. Een illuster voorbeeld is Maartensdijk, waar het gemeentebestuur zich boven de wet plaatste, ondanks de uit spraken der hoogste organen van bestuur. Een algemeen bewijs voor onze stelling zijn enkele cijfers, die hierna zullen volgen. Goed vooropgesteld moet worden, dat de Uitvoering van de grondwettelijke be ginselen lang niet altijd is als ze zou moeten zijn. Met die werkelijkheid als onder- of achtergrond, dienen de ministerieele voor stellen beschouwd. De voorstellen. De Minister grijpt diep in ten aanzien van den bouw der scholen. De getallen, recht gevend op een nieuwe school, worden na 1 Juli 1933 verdubbeld: zij worden 80, 120, 160 en 200. Tot in de kleinste gemeente toe, zal voortaan geen bijzondere school kunnen ver rijzen of er moeten 80 leerlingen zijn. Men mag niet meerekenen de leerlingen, die een gelijksoortige bijzondere school zouden ver laten, noch degenen, die een gelijksoortige school kunnen bezoeken binnen 6 kilometer afstand. Wij weten niet of de Minister, die een verwoed fietser is, zich realiseert wat de afstand van 6 kilometer in de stad voor kin deren beteekent, en wat een dergelijke af stand wil zeggen voor zeer jonge kinderen, die hem op z'n minst tweemaal per dag, vaak bij invallende duisternis, moeten afleggen. Vervolgens wordt bepaald, dat de gemeen teraden voortaan de aanvragen voor veran deringen in den bouw van scholen, of voor aanschaffing van leermiddelen (ex art. 72) kunnen afwijzen, als zij die niet normaal achten. De beroeps-instantie, welke anders de wet doorloopend kent, ontbreekt hier. Wel neemt de Kroon nu ook het oppertoe zicht over de gelden voor de gewone, dage lij ksche leermiddelen (art. 101, 55). Er is geen twijfel aan, of dit „noodrecht" grijpt zeer diep in. Maar de Minister, die uitdrukkelijk zegt, de gelijkstelling te willen handhaven, heeft, in afwijking van de methodes der vorige stopwetten, die slechts het bijzonder onderwijs troffen, ook 't open baar onderwijs aan zijn rationaliseerende distributie willen onderwerpen. Hij haalt een schrap door het twaalftal leerlingen, dat tot dusverre voldoende was om een openbare school te doen verrijzen en verklaart in art. 2 van zijn wet, dat voor den bouw van open bare scholen evenveel leerlingen zullen noo- dig zijn als voor de stichting van bijzondere scholen. Of dit met art. 195 van de Grondwet klopt, is een juridische vraag; de eerste ge dachte, welke bij den lezer opkomt, is: een keurige man, deze linksche Minister. Welis waar laat hij de gemeenten zitten met den strop, dat zij een openbare school moeten in standhouden zoolang er 8 leerlingen zijn, maar Voor de oprichting van openbare en bijzondere scholen stelt hij nu ten minste den regel van gelijkheid, die nooit gegolden heeft! De hem van de zaah. Eerlijk gezegd, staan wij verbaasd, dat een staatsman als mr. Marchant, nog wel geas sisteerd door een nieuwen hoofdambtenaar, die nu de „warboel" op Onderwijs eens zou •>r j-nen' me* zulk een wetje komt. Want wat is dit voorstel in wezen anders dan het stop- vai? 1922 met de beruchte, in Juni rA„ ',,!tSCwaple Paragraaf 11, welke de hee- ?Jr?ergen en Suring zoo scherp hebben bestreden? Wat is het effect van die maatregelen anders geweest, dan dat tijdelijk openbare scholen werden gebouwd voor kinderen, aan wie b ij z 0 n d e r e scholen werden onthouden? Dat men tweemaal bouwde voor dezelfde kinderen en dus niet bezuinigde, maar de gelijkstelling geweld aandeed? Ja, zal de IVTinister zeggen, dat was eigen lijk vooral plagerij van het bijzonder onder wijs, maar dat doe ik niet. Ik eisch nu even veel leerlingen voor de stichting van open bare als voor die van bijzondere scholen. Inderdaad, maar de Minister schrijft dat recht zóó in de wet, dat hij de toepassing in handen houdt, want hij krijgt de bevoegd heid uitzonderingen te maken. Voor deze principieel niet zeer wenschelijke figuur is in dit geval practisch veel te zeggen. Deze bevoegdheid van den Minister en trouwens het geheele bezuinigingsontwerp komt pas in helder licht te staan, als men bedenkt, dat 't leerlingen-aantal der open bare school hard achteruit loopt en dit onderwijs scholen te over heeft, terwijl het b ij zonder onderwijs zijn leerlingen Voortdurend ziet s t ij g e n en nog altijd scholen te kort heeft. Dat komt na tuurlijk van de p r a c t ij k der gelijkstelling, die niet heelemaal met de theorie klopt. En dit wijzen de cijfers uit, welke de Sta tistiek zoo goed was ons te leveren. In 1931 had het openbaar onderwijs in Ne derland op de gewone lagere scholen 441.150 leerlingen. Het gemiddeld aantal leerlingen per gewone 1. s. bedroeg 159. Het openbaar onderwijs moest dus, volgens dit cijfer, bezitten 441.150 159 2775 scholen. Maar het openbaar onderwijs had 3284 scho len. Dat is dus 500 scholen méér dan de re kening zou doen veronderstellen. Daartegenover telde h t bijzonder onder wijs 760.394 leerlingen. Het zou dus moeten hebben: 760.394 159 4783 scholen. Doch bet had er slechts 4252. Dat is dus, verge leken met het openbaar onderwijs, 500 scho len te weinig. Vanwege de p r a c t ij k der gelijkstelling! De achteruitgang van het leerlingen-aantal der openbare school gaat door, de vooruit- fang van het bijzonder onderwijs houdt aan. Hoe ter wereld kan men nu in de practijk gelijkstelling vinden in Minister Marchant's plan? Zeker, de Minister zal nu hier en dan daar een bijzondere en een openbare school toestaan, eerlijk naar eigen inzicht, maar waar moeten al die minderheden naar toe? Zijn die soms bestemd 'om de openbare scho len te vullen, en de vluchtheuvel-theorie tot waarheid te maken, die nu een bespotting is, nademaal juist deze openbare scholen, die alle vluchtelingen nu reeds kunnen opnemen, maar steeds de kleinste getallen leerlingen hebben? Is dit bezuiniging De ratio van dit wetsontwerp is bezuini ging. Maar de „Janboel" op het Bezuiden- hout schijnt nog niet veranderd. Weet één sterveling of het drakerige stopwetje 1922 en paragraaf 11 iets bezuinigd hebben? Dat weet niemand; wel weten wij, dat ze last be zorgden aan de besturen van protestantsche en katholieke scholen. En wat brengt deze wet, die tot 1935 zal gelden, nu op? Er staat geen letter van in de memorie. Zelfs professor van Poelje schijnt het niet te weten. Wat wij weten is, dat deze wet 'n poover bezuinigingsresultaat zal heb ben. Worden de Rijksuitgaven er lager door? Geen cent, want het Rijk betaalt alleen de salarissen der verplichte leerkrachten en daarmee heeft dit wetsontwerp niets te ma ken. Worden de gemeent e-u i t g a v e n er dan door verlaagd, zóó verlaagd, dat het Rijk er misschien de uitkeerings-formule krachtens de financieele verhouding wel door veranderen kan? Dat bestaat niet. De ge meenten moeten natuurlijk de verschuldigde aflossing en rente voor scholenbouw voldoen. Zij bedragen voor ruim 1000 gemeenten sa men nog geen 10 millioen, d.w.z. nog geen 8 pet. van de totaal-uitgaven voor het lager onderwijs. Op deze 10 millioen wordt niet bezuinigd. Bezuinigen moet geschieden op uitgaven, die er zijn. Maar zóó bezuinigt dit ontwerp niet. Conclusie Men praat voortdurend honderduit over ons „dure" onderwijs. Men insinueert dan dikwijls en declareert niet zelden, dat het bijzonder onderwijs de oorzaak van de duur te is. De waarheid is anders, zooals de offi- cieele verslagen over den toestand, zooals die einde 1928 was, leeren. Krachtens art. 72 eischt de kapitaalsdienst van de gemeenten de som van 9,9 millioen, n.l. 5,4 millioen voor het openbaar onderwijs met 472.432 leerlingen, en 4,5 millioen voor het bijzonder onderwijs met 683.448 leerlin gen. Op deze som valt natuurlijk niet te be zuinigen. De waarheid is verder, dat de gemeenten krachtens art. 101 aan instandhoudingskosten voor de scholen betalen 11,2 millioen, n.l. 6,1 millioen voor het openbaar onderwijs (of 13 per leerling) en 5,1 millioen voor het bijzonder onderwijs (of 7.50 per leerling). Op dit bedrag, pl.m. 10 per kind en per jaar, valt niet veel te bezuinigen, zeker niet met dit ontwerp, dat verlaagt èn verhoogt, al naargelang de plaats en volgens departe mentaal inzicht. Wij aanvaarden de goede bedoeling van den Minister, maar wij meenen te hebben bewezen, dat dit wetsontwerp niet bezuinigt op de huidige uitgaven en dat het wel dege lijk gevaren bergt voor het vrije onderwijs. Wil de Minister deze incidenteele wijziging der L. O.-wet aanvaard zien, dan verwachten wij, dat de rechtsche fracties hier amendee- rend zullen optreden. Bezuiniging als het moet, accoord. Doch een bezuiniging, welke geen bezuiniging is, maar een miskenning van den huidigen toe stand beteekent en, zoo niet formeel, dan toch wel zeker materieel een werkelijk ge vaar voor het bijzonder onderwijs kan be duiden, aanvaarden wij niet zonder verzet en wij hopen, dat onze fractie van dit verzet zal getuigen. Gisterenmorgen had in het Sanatorium te Heerlen het plechtig afscheid plaats van de Missionarissen P. Edoaldus Berden en P. Sigi- baldus Hogenboom, beide van de Orde der Minderbroeders, en van de Missie-Zusters Zr. Margrete, Zr. Remberta, Zr. Salvina, Zr. He- rina van de Congr. der Kleine Zusters van den H. Joseph. Om 8 uur werd de plechtige Hoogmis op gedragen door P. Edoaldus met assistentie van P. Sigibaldus als diaken en P. Judocus Spruit O. F. M., die tijdelijk in het land verblijft, als subdiaken. Na de H. Mis sprak P. Petrus Nielen O.F.M., Rector in de Laanderstraat, een woord van bemoediging tot de scheidenden. De gewijde redenaar wees hun vooral op de kracht van den Christus Eucharisticus, Die ons allen één doet zijn en ons bij ons opofferen uit liefde tot God en „Te Deum laudamus" doet uiten. Het één-zijn met Christus-Eucharisticus moet ook een troost zijn voor vertrekkenden zoowel als voor achterblij venden. Daar vinden wij elkaar weer. Daarna zette de Hoogeerw. Pater Provinciaal P. Honoratus Caminada met zijn assistenten het „Veni Creator aan, dat door het koor der Eerw. Zusters werd uitgezongen. Na het voorlezen van de brieven der resp. Oversten werden deze brieven door den Hoog eerw. P- Caminada aan ieder der scheidenden afzonderlijk overhandigd. Nadat de Missie- kruisen gewijd waren, werd ieder met het Mis sie-kruis omhangen. Het reisgebed werd gezamenlijk gezongen. Dan werd uitgeleide gedaan uit de kapel naar de auto's door eenige vooraanstaande Katho lieken daartoe welwillend beschikbaar gesteld. Per auto reed men naar Maastricht, waar de Bazel trein de Missionarissen onttrok aan het oog der achterblijvenden. Vaartwel! Gods zegen moge rusten op uw verdere Missionaris-leven. Tegen 18 Juli bijeengeroepen. De Eerste Kamer is bijeengeroepen tegen Dinsdag 18 Juli, des middags te 1 uur. De voorzitter der Eerste Kamer is voorne mens, aan de centrale afdeeling voor te stellen, in de afdeelingen te doen onderzoeken, onmid dellijk na de openbare vergadering van 18 Juli, een reeks wetsontwerpen, waaronder verschei dene tot regeling van den invoer van bepaalde artikelen en de wijziging der hooger onderwijs wet. Reuter seint uit Londen d.d. 6 Juli: H. K. H. Prinses Juliana maakte heden een tocht door de stad en bezichtigde de Tower en de parlementsgebouwen. De Prinses gebruikte den maaltijd op Ken sington Palace bij Prinses Alice en den graaf van Athlone. Onder de aanzittende gasten be vonden zich de gewezen koning Alphons van Spanje en de gezant van Brazilië met zijn echtgenoote. Na afloop van het diner woonde Prinses Ju liana de receptie bij die gegeven werd door Lady Ludlow, Gisteren is verschenen het Staatsblad, bevat tende een Koninklijk Besluit van 5 Juli tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 2 der Wet van 25 Juli 1932 (Clearing-Wet). In artikel 1 wordt bepaald, dat het doen te niet gaan van schulden, ontstaan in verband met invoer van bij K. B. aan te wijzen goede ren uit gebiedsdeelen van bij K. B. aan te wij zen vreemde mogendheden, welke beperken de bepalingen hebben getroffen ten aanzien van het internationaal betalingsverkeer, slechts geoorloofd is door storting van het verschul digde bedrag in Nederlandsche guldens bij de Nederlandsche Bank. Onder schulden, ontstaan in verband met in voer van goederen, worden ten dezen verstaan de voor in Nederland ingevoerde goederen verschuldigde koopprijzen, of indien de goede ren bij den invoer nog niet zijn verkocht, de uit den eersten verkoop in Nederland verschul digde koopprijzen. Artikel 2 bepaalt dat een aanwijzing haar kracht behoudt, totdat zij bij K. B .wordt in getrokken. Dit besluit tot intrekking geeft tevens de overgangsvoorzieningen, welke noodig moch ten blijken. Elke aanwijzing en elke intrekking van een aanwijzing wordt bekend gemaakt in de Nederlandsche Staatscourant. Artikel 3 bepaalt, dat een aanwijzing van goederen kan luiden algemeen voor de ge biedsdeelen van alle aangewezen of nog aan te wijzen vreemde mogendheden of bijzonder voor de gebiedsdeelen van een of meer dezer mogendheden. Het in artikel 1 vervatte verbod geldt ten aanzien van de schulden, ontstaan in verband met invoer, welke plaats vindt op of na den dag, waarop het besluit der aanwijzing in werking treedt. Voorts wordt in artikel 4 bepaald, dat aange wezen goederen, ten aanzien waarvan niet ten genoege van den Minister van Financiën wordt bewezen, dat zij niet worden ingevoerd uit een gebiedsdeel van een vreemde mogendheid, waarvoor de aanwijzing dier goederen geldt, geacht worden uit een zoodanig gebiedsdeel te worden ingevoerd. Volgens artikel 5 zal de grootte der te stor ten bedragen, voorzoover de in artikel 1 be doelde schulden niet in Nederlandsch courant luiden, worden bepaald door omrekening in Nederlandsch courant naar een telkens door de Nederlandsche Bank vast te stellen koers. De gelden, die ter voldoeninig van koopprij zen van goederen uit gebiedsdeelen van een aangewezen vreemde mogendheid gestort wor den bij de Nederlandsche Bank, zullen, aldus bepaalt artikel 6, volgens regelen door de Mi nisters van Financiën en van Economische Za ken, in overleg met de Nederlandsche Bank te stellen, kunnen worden aangewend ten be hoeve van in Nederland gevestigde personen, firma's en instellingen, wier vorderingen ge troffen worden door de beperkende bepalingen welke door de desbetreffende mogendheid ten aanzien van het internationaal betalingsver keer, zijn genomen. Daarbij wordt in acht genomen, dat de per sonen, firma's en instellingen, die op deze wijze betaling ontvangen van de aanspraken, welke zij terzake in het buitenland hebben, af stand doen ten behoeve van de schuldeischers, wier vorderingen, ingevolge artikel 1 zijn vereffend. In artikel 7 behoudt de Kroon zich voor in bijzondere gevallen vrijstelling te verleenen van het in artikel 1 vervatte verbod. Dit Koninklijk Besluit treedt in werking met ingang van den 2den dag na dien der dagtee- kening van het Staatsblad, waarin het is ge plaatst. Naar wij vernemen, heeft de regeering onder bepaalde voorwaarden de uitvoering van een aantal werkverschaffingen in het Zuid-Oosten van Drente, in de nabijheid van Coevorden, goedgekeurd. Deze werkverschaffingen, welker gezamen lijke kosten ongeveer anderhalf millioen zullen bedragen, betreffen het graven van een kanaal van Zwinderscheveld naar de Coevordensche grachten, het graven van een zijtak van dit ka naal naar Dalen, verbetering van den boven loop van het Drostediep en verbetering van de Hoogeveensche vaart. De goedkeuring van deze werkverschaffingen is geschied onder de voorwaarde, dat, voordat de middelen worden verstrekt, eerst desbe treffende publiekrechtelijke lichamen (water schappen) moeten zijn gereorganiseerd of op gericht, aangezien deze lichamen de verant woordelijkheid voor de uitvoering zullen moe ten dragen. Deze publiekrechtelijke corporaties zullen in de kosten moeten bijdragen en ook de provincie Drente zal een bijdrage moeten geven. Met betrekking tót de oprichting en reor ganisatie van waterschappen kan in de zomer- zitting van de provinciale staten van Drente behandeling van voorstellen worden tegemoet gezien. Het R. K. Werkliedenverbond wendde zich met een adres tot den minister van Sociale Zaken, waarin wordt opgemerkt, dat in de laatst gehouden Verbondsvergadering verschil lende ernstige klachten over de toepassing der rijkssteunregeling naar voren kwamen. Het Verbondsbestuur deelt den minister mede, dat vooreerst werd geklaagd over de toepas sing der steunregeling ten opzichte van hen, die spaargelden bezitten. Een tweede bezwaar geldt de toepassing der steunregeling ten op zichte van kostgangers, die bij familie inwo nen. Zij, die bij broers en zusters inwonen, krijgen minder uitkeering dan wanneer ze kost gangers zouden zijn bij vreemden. Deze toepassing der steunregeling lijkt het bestuur niet redelijk, omdat daardoor feitelijk het inwonen van kostgangers bij familieleden gestraft wordt. Een derde bezwaar geldt de bepaling in arti kel 11 der steunregeling, betreffende de z.g. „dubbel-uitgetrokkenen". Door deze bepaling wordt het mogelijk, dat ongeorganiseerden in een voordeeliger positie komen dan de geor- ganiseerden, omdat laatstgenoemden van het uitkeeringsbedrag de contributie voor hun or ganisatie moeten betalen. Tenslotte wordt nog de aandacht van den minister gevestigd op de lage steunregelingen, die vooral in plattelandsgemeenten nog voor komen en het geheel ontbreken van steun regelingen in sommige plaatsen, terwijl met aandrang gevraagd wordt, dat de regeering maatregelen neme, waardoor 'het invoeren van behoorlijke steunregelingen aan de gemeenten verplichtend wordt voorgeschreven. OMZETBELASTING De Reedersvereeniging voor de Ned. Haring- visscherij heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden, waarin ze verklaart overtuigd te zijn, dat invoering der omzetbelasting voor het bedrijf noodlottig zal zijn. Subsidiair ver zoekt adressante dringend het artikel haring op te nemen onder de vrijgestelde waren. Bij algemeene maatregel van bestuur kon dan wellicht vrijstelling worden verleend voor alle voor de uitoefening van het visscherijbedrijf onontbeerlijke benoodigdheden, Congres te Vlissingen. De middagvergadering van Woensdag werd bijgewoond door den Commissaris der Koningin in Zeeland. Aan H.M. de Koningin werd het volgende telegram gezonden: De Kon. Ned. Middenstandsbond in congres bijeen in hotel Britannië te Vlissingen veroor looft zich de vrijheid Uwe Majesteit bij her nieuwing hulde en trouw zijner leden over te brengen, daarbij den wensch uitsprekende, dat het Uwe Majesteit gegeven moge zijn in deze bijzonder moeilijke omstandigheden haar land en volk voor verdere economische inzinking te behoeden, mede in het onafwijsbaar belang van den handeldrijvenden en industrieelen midden stand. De Commissaris der Koningin sprak, als eere voorzitter van het Comité voor de ontvangst van het Middenstandscongres een hartelijk woord van welkom. Hierna werd, zooals gemeld, behandeld het prae-advies van den heer W. Lubberink, leeraar M.O. Staatswetenschappen te Haarlem over „ar beidsduur in verband met de werkloosheid" Een ampele discussie werd hierover gehouden, waarna de prae-adviseur zijn prae-advies nader toelichte. Hierna werd de eerste zitting gesloten. De congressisten vereenigden zich daarna aan een gezellig diner, waarna een feestavond werd gehouden. TWEEDE DAG. Donderdagachtend werd het dertigste natio naal Middenstandscongres voortgezet met de behandeling van het prae-advies van den heer Mr. Dr. H. J. D. van Lier, secretaris der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam over „Handelsregister en Middenstand". In een omvangrijk geschrift gaat de prae- adviseur de beteekenis na, die het handelsregis ter voor den middenstand heeft. In verband met dit prae-advies is aan de Rotterdamsche Kamer gedurende een korte pe riode een onderzoek ingesteld naar de verhou ding, waarin inlichtingen werden ingewonnen omtrent grootbedrijf- en kleinbedrijf zaken. Daarbij is gebleken, dat 65 pCt. van het to taal aantal inlichtingen gedurende dat tijdperk betrekking had op zaken, die in het kleinbe drijf zijn gerangschikt. Gerekend naar die maat staf mag dus worden aangenomen, dat de meeste informaties betrekking hebben op zaken, die in het kleinbedrijf thuis behooren. Elke maatstaf ontbreekt, om vast te stellen, of de inlichtingen voornamelijk ten behoeve van den groothandel en de nijverheid worden gevraagd en wel meer speciaal ten behoeve van den middenstand. Het gebruik, dat van het handelsregister wordt gemaakt, is in hoofdzaak van tweeërlei aard. Het handelsregister is namelijk te be schouwen als een instituut ter bevordering van de rechtszekerheid en als een instituut ter be vordering van de handelsbetrekkingen. Voor de bestrijding van de oneerlijke concurrentie doet men goed, de waarde van het register niet te hoog aan te slaan. Op het handelsregister als instituut ter bevordering van de rechtszekerheid heeft men het oog, als met het handelsregister noemt de burgerlijke stand van den handel. De schrijver geeft een uitvoerige critiek in het laatste verband op de stellingen in diens dissertatie van jhr. dr. J. C. Mellerus, secretaris van de Kamer van Koophandel te Haarlem. Het feit, dat de verplichting tot inschrijving zich niet tot alle zaken uitstrekt wordt door mr. dr. van Lier een miskenning van de beteekenis van het handelsregister als burgerlijke stand van handel en nijverheid genoemd. De beteekenis van het handelsregister als in stelling ter bevordering van de handelsbetrek kingen is 'n afgeleide, 't Register is ter wille van de bevordering van de rechtszekerheid in het leven geroepen, maar kan daardoor tegelijker tijd ter bevordering van de handelsbetrekkin gen dienst doen. De vraag of het als 'n bezwara moet worden beschouwd dat het handelsregister geen gegevens bevat omtrent soliditeit en sol vabiliteit, moet volgens schr. ontkennend be antwoord worden. Wat de vraag betreft, in welk opzicht de bestaande regeling inzake het handelsregister gewijzigd zou dienen te worden teneinde dit beter aan zijn doel te kunnen doen beantwoor den, komt de prae-adviseur tot de conclusie, dat de verplichting tot inschrijving tot alle zaken behoort te worden uitgebreid. Het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsontwerp tot opheffing van de onderscheiding tusschen handelsdaden en niet-handelsdaden doet ten deze reeds een eer sten stap in de goede richting. Men zal echter, wil men een werkelijk be vredigende regeling verkrijgen, verder moeten gaan en alle uitzonderingen, die niet bedoe len het begrip handel en nijverheid in den ruimsten zin of het begrip bedrijf, dat, zoo het genoemde wetsontwerp wet wordt, daarvoor in de plaats komt, nader te bepalen, moeten laten vervallen. Het sterkst klemt dit voor de uit zonderingen voor kleine handelslieden en am bachtslieden, omdat die, daar zij het veelvul- digst voorkomen, de meeste schuld hebben aan de onvolledigheid van het handelsregister. Er zou een financieele regeling kunnen worden ge troffen om aan de geldelijke bezwaren, aan de inschrijving verbonden, tegemoet te komen. B.v. zou bepaald kunnen worden dat geen re tributies verschuldigd zijn, wanneer de eigenaar der zaak gedurende de laatstverloopen drie be lastingjaren in de inkomsten-belastingjaren is aangeslagen naar een inkomen, dat beneden een bepaald bedrag blijft, hetwelk in verband met de algemeene daling van het levensniveau b.v. op 1500 te stellen ware. Aldus zou niet alleen de inschrijving van zaken, die thans nog buiten het handelsregister blijven, voor de betrokke nen, wat de geldelijke zijde betreft, volkomen aannemelijk zijn gemaakt, maar zouden boven dien nog bezwaren, die zich bij de tegenwoor dige regeling hebben doen gevoelen, worden ondervangen. Ook de uitzonderingen voor de minderjari gen behoort te vervallen. Indien deze, zonder dat zij handlichting hebben bekomen, aan het bedrijfsleven deelnemen, moet dit uit het han delsregister blijken. Slechts de uitzondering voor de publiekrechtelijke lichamen ware met het oog op het bijzondere karakter daarvan als overheidsinstelling, te handhaven. De inschrij ving van de zaken, door deze lichamen gedre ven, is noch voor de rechtszekerheid, noch voor de bevordering van de handelsbetrekkingen van belang. De minister van Economische Zaken heeft bepaald, dat met ingang van 1 Juli 1933 certi ficaten zullen worden afgegeven voor den uit voer van aardappelen naar Duitschland, tot eene zoodanige hoeveelheid als waarvan de in voer in dat land tegen een beperkt invoerrecht is toegestaan. Het bedrag bij de afgifte der certificaten, te heffen ter bestrijding van kosten aan het uit geven der certificaten verbonden,^ is bepaald op 5 cent per 100 K.G. REIZENDE TENTOONSTELLING VAN HET VEILIGHEIDSMUSEU'M. De directeur van het Veiligheidsmuseum te Amsterdam deelt ons mede dat op Zaterdag 8 Juli a.s. des voormiddags te 11 uur de Reizende Tentoonstelling van het Veiligheidsmuseum in de Ambachtsschool te Arnhem zal worden ge opend. De tentoonstelling kan op de uren, waarop de school voor de lessen geopend is, tot de groote vacantie bezocht worden, In uw courant treft men een uitvoerig artikel aan als antwoord op mijn schrijven in het nummer van 29 Juni. De schrijver van dit artikel vraagt zich verwonderd af, wat mij er toe leidde, om mijn zienswijze omtrent de Phohi-uitzendin- gen, nog eens onder de oogen van het publiek te brengen, daar de radio-omroep me toch in de gelegenheid gesteld had, die mondeling over het heele land te verkondigen. Inder daad heb ik ten zeerste dit edelmoedige ge baar gewaardeerd, want de leiders wisten, dat in deze kwestie mijn opvatting lijnrecht tegenover de hunne stond. Ik meende echter mijn opstel ingeleid te hebben met een duidelijke uiteenzetting van de redenen, die mij noopten, daarop in de krant nog even terug te komen. Verba volant, scripta man en t, woorden ver vliegen, 't geschrevene blijft. Ik stelde er dus prijs op, in een zoo gewichtige aange legenheid een opvatting, die door zeer velen gedeeld wordt, duidelijk uiteen te zetten. Zooals schrijver opmerkt, kon er dus ook geen sprake zijn van eenige tendenz bij het onvermeld laten van de antwoorden op mijn bezwaren in het vraaggesprek gegeven. De opzet was alleen den stand der kwestie hel der uiteen te zetten. met het bewuste artikel vóór ons stellen wij vast dat, naar den wezenlijken inhoud, de meening van pater Geurtjens in het vraaggesprek en in het dagblad-artikel van zijn hand volkomen dezelfde is". Juist, dat was de bedoeling ook, maar van het niet te overschatten nut der Phohi-uitzendin- gen voor de katholieke zaak in het algemeen, had ik in dat vraaggesprek, wegens den zeer beperkten tijd, maar met een enkel woord gewag gemaakt. Ik kon dus allicht den in druk gewekt hebben, dat ik de heele Phohi- uitzendingen veroordeelde of er althans on verschillig tegenover stond. En dat wilde ik volstrekt voorkomen. Waarom ik, volgens schrijver, met mijn artikel had behooren te komen vóór 24 Juni, datum der eerste uitzending, zie ik niet in. Het heeft toch nooit in mijn bedoeling ge legen tegen de Phohi-uitzending stemming te maken; integendeelIk heb het enkel over de doelstelling, die meer b ij zonder de missionarissen op het oog heeft, maar toch ook alle Nederlan ders over de wereld verspreid. Dat is dus maar een bijkomstigheid, die aan het groote nut der uitzendingen in het algemeen niets afdoet. Op dat groote nut heb ik in mijn artikel met allen nadruk gewezen, alsook op het voorbeeld, dat communistisch Moskou ons geeft en het gevaar dat daardoor dreigt. Doch dat gevaar dreigt niet rechtstreeks de missio narissen in de wildernis, maar wel de zeer velen, ook in beschaafdere omgeving en die dus wél de uitzendingen kunnen opvangen. Vandaar mijn stelling: steunt de Phohiniet ter wille van de missionarissen in de wilder nis, maar wegens het zeer belangrijke wereld apostolaat, dat de Phohi te vervullen heeft voor Nederlanders en Nederlandsche onder danen over de heele wereld verspreid. Tot slot geeft schrijver een verklaring: „Wanneer pater Geurtjens mocht vreezen, dat onze actie om de K. R. O.-Phohi-uitzen- dingen financieel te steunen, zal gaan ten koste van den steun aan de Missie, dan stellen wij er prijs op hier duidelijk te zeg gen, dat wij geen bijdrage wenschen van wie ook, die daaronder zijn geldelijk offer voor de Missie zou laten lijden". Van de edelmoedigheid der K. R. O. ten opzichte van de Missie ben ik ten volle over tuigd. De uit zijn aard zeer sympathieke opzet van deze uitzendingen geeft daarvan weer een schitterend bewijs. Is die vrees desalniettemin gegrond Velen beweren van ja; anderen van neen. Wat hier van zij, één ding staat, geloof ik wel vast: dat de radio ook een apostolaat te vervullen heeft, is nog niet voldoende tot de massa doorgedrongen. De radio wordt nog vrij algemeen als een ontspanning, een weelde-artikel beschouwd. En daarom ook doet het velen onaangenaam aan, dat juist in deze crisistijden, die ook op de Missies zoo buitengewoon zwaar drukken, deze kost bare uitzendingen worden ondernomen vooral voor de missionarissen in de wildernis, die er bovendien, volgens getuigenis van den schrijver zelf, de eerste jaren nog weinig van zullen kunnen profi teered Het missieveld is onmetelijk groot en ik zal me wel wachten, mij op te werpen als deskundige voor alle missies. Maar toch een zeer aanzienlijk percentage der Nederland sche missionarissen in de wildernis verblijft in Nederlandsch Oost-Indië. Daar zal er geen enkele voorloopig (en voorloopig beteekent daar gewoonlijk: zeer lang) van kunnen profiteeren. De missionarissen in de wildernissen van Nederlandsch Oost-Indië behooren tot de orde der Paters Capucijnen, der Paters van het Goddelijk Woord of tot de Missionarissen van het H. Hart. Bovendien zenden deze drie missioneerende orden hun leden uit naar vele andere, ook onherbergzame wereldstreken. Welnu, de gezaghebbende personen dezer drie orden hebben mij onomwonden ver klaard, dat zij in deze kwestie volkomen mijn zienswijze deelen. Het gaat hier dus mijnerzijds niet om het doordrijven van een persoonlijk inzicht. Daarom houde men mij ten goede, dat ik meende hierop nog even te moeten terug komen, hoe onprettig het ook is, om schoone bedoelingen en heerlijk enthousiasme te moeten drukken. H. GEURTJENS, M.S.C. Zooals bekend hebben indertijd, ingevolge besluit van den gemeenteraad te Leiden, vijf architecten een uitnoodiging ontvangen om een plan te ontwerpen voor den bouw van het nieuwe stadhuis op de Breestraat met behoud van den ouden gevel. Tevens werd een com missie benoemd teneinde de ingekomen plan nen te beoordeelen. De in te dienen ontwerpen moesten voldoen aan een program van eischen. De uitgenoodigde architecten waren de hee- ren C. J. Blaauw te Haarlem; A. J. Kropholler te Wassenaar; Ir. H. F. Mertens te Bilthoven; B. Buurman te Leiden en het architectenbureau van I» en ir. J. A. van der Laan te Leiden. Naar wij vernemen heeft de commissie van Beoordeeling haar rapport reeds aan B. en W. uitgebracht. Zijn wij wel ingelicht, dan geeft de commissie in haar rapport de voorkeur aan het ontwerp van den architect Blaauw te Haar lem en zullen B. en W. in overeenstemming met dit rapport binnenkort aan den Raad voorstel len dit plan voor den bouw van het nieuwe stadhuis aan te wijzen. De heer Blaauw heeft, zoo vernemen wij, zijn ontwerp zoodanig gemaakt, dat men de keuze heeft tusschen twee torens, waarvan één geheel overeenstemt met den vroegeren stadhuistoren. Het ontwerp Blaauw wijkt eenigszins af van het program van eischen, zooals dit door de commissie van Beoordeeling was vastgesteld. Met het oog hierop zijn ook de andere architec ten in de gelegenheid gesteld op dezelfde wijze van het program van eischen af te wijken. Een Nederlandsch voorstel aangenomen. Uit Stockholm wordt aan het persbureau Vaz Dias gemeld: In een groote openbare ver gadering in het Stockholmsche concertgebouw is, onder voorzitterschap van lady Aberdeen, het vraagstuk der internationale werkloosheid en haar problemen behandeld. Mrs. Matheson, Engeland, verklaarde dat de werkloosheid onder de meisjes minder groot is, dan onder de jongemannen. In Engeland doen plaatselijke opvoedingsautoriteiten, zoowel als het ministerie van den arbeid, preventief en adviseerend werk. Miss Kydd, Canada, vertelde, dan in haar land groote tehuizen voor werklooze ongehuw- den v/aren geopend, waarbij het departement van nationale defensie een groote steunende rol speelt. De werkloozen worden gekleed en gevoed, ontvangen eenig zakgeld, mogen me dewerken aan landontginning, helpen bij het herstellen van bouwwerken of historische mo numenten. In avondscholen worden de jongelui in de gelegenheid gesteld cursussen te volgen en hun opvoeding te voltooien. De presidente van den Nederlandschen natio- nalen Vrouwenraad, mej. mr. C. Frida Katz, verdedigde in de uitvoerende commissie een voorstel der Nederlandsche delegatie. Het gold hier een amendement op het voorstel van den Zweedsehen vrouwenraad, om zooveel moge lijk te trachten de jeugd, zoowel als vrouwen en meisjes te steunen in de ernstige tijden die de geheele internationale wereld doormaakt. Mej. mr. C. Frida Katz, sprekende over Vrou wengevangenissen, tuchtscholen en opvoedings gestichten zeide, dat de Nederlandsche vrou wen het als den plicht der vrouwen beschou wen, deze ver ingrijpende vraagstukken op ernstige wijze onder de oogen te zien. Men heeft reeds in de verschillende comité's voorbereidend werk hiervoor verricht. De kin derwetten werden onder de rubriek Childs Welfare behandeld, in het comité voor rechten en gelijke moraal de wetten voor de vrouwen. Men wenscht echter beide voorstellen, kin derwetten, tuchtscholen en opvoedingsgestich ten en dat der vrouwengevangenissen onder twee rubrieken te brengen. Mej. Mr. Katz hield haar rede in de Engel - sche taal zakelijk en overtuigend. Zij verwees o.m. naar de Nederlandsche vereeniging tot zedelijke verbetering van gevangenen, die uit stekend opbouwend werk verricht. De voorstellen van de Nederlandsche delega tie werden met algemeene stemmen door de executieve aangenomen. Arbeidsverklaring aan de grens noodzakelijk. Het komt in den laatsten tijd herhaaldelijk voor, dat naar Nederland komende vreemdelin gen, die Zich bereids in het buitenland voor arbeid in Nederland hebben verbonden (voor namelijk meisjes), bij aankomst aan de grens, niet zijn voorzien van een arbeidsverklaring als sedert 1 Maart 1933 is voorgeschreven, dan wel dat de in hun bezit zijnde arbeidsverklaring niet voldoet aan de gestelde eischen, bijzonder voor wat betreft het door het hoofd van politie ter plaatse te stellen en te bekrachtigen onder schrift. De betrokken vreemdelingen werden dan niet doorgelaten, hetgeen zoowel voor den werk nemer als voor den werkgever onaangenaam was. Ten einde deze onaangenaamheden te voor komen, vooral ook met het oog op het a.s. reis- seizoen, wanneer vele buitenlandsche dienst- krachten met eenige dagen of weken met vacan tie naar het buitenland zullen gaan, wordt bij deze nog eens er aan herinnerd, dat zoowel de naar Nederland komende vreemdelingen, die zich reeds in het buitenland voor een betrek king in Nederland hebben verbonden, als die, welke bereids hier een werkkring hebben en voor eenigen tijd met vacantie of anderszins naar het buitenland zijn vertrokken en weder naar Holland terugkeeren, behalve van het ver- eischte paspoort zoo noodig voorzien van een geldig visum bij overschrijding van de grens in het bezit moeten zijn van eene door de(n> betrokken werkgever(geefster) afgegeven en onderteekende verklaring, luidende als volgt: „Ondergeteekende(naam, voornamen en duidelijk adres van de(n) werkgever (-geef ster) verklaart, dat(naam, voornamen en woonplaats van de(n) betrokken arbeider(ster) bij hem (haar) op(datum) in dienst zal treden (is getreden) als (aard der be trekking) (of bij terugkeer van vacantie als anderszins in betrekking blijft). (Plaatsnaam) datum. (Onderteekening) Deze verklaring behoort voorzien te zijn van een onderschrift van het betrokken hoofd van politie ter plaatse van de(n) werkgever (geef ster), waaruit blijkt, dat de daarin genoemde werkgever (geefster) inderdaad als zoodanig bij hem bekend is (alzoo geen legalisatie der handteekening door den burgemeester, noch uit sluitend een stempel van het hoofd der politie). De betrokken vreemdeling (e) is verplicht bin nen 4 X 24 uur na aankomst in de gemeente van bestemming deze verklaring bij het hoofd van politie ter plaatse in te leveren. BANDOENG, 6 Juli. (ANETA). De Krijgsraad te Tjimahi veroordeelde den eersten luitenant der Infanterie de R. uit Djocjakarta wegens verduistering van circa 8000 tot een jaar en drie maanden gevange nisstraf, met vervallenverklaring van den mi litairen stand, onder toevoeging van den eisch tot onmiddellijke inhechtenis nemiijg. GOEDKOOPE TREIN. Er loopt een goedkoope trein van Leiden, Den Haag, Delft, Schiedam, Rotterdam en Dordrecht naar Middelburg en Vlissingen op Donderdag 13 Juli a.s. In Haarlem heeft de afdeeling der St. Jozefs- gezellenvereeniging Haarlem II, in het Amster- damsche kwartier, een hospitium geopend, een eenvoudige gelegenheid, waar reizende R. K. jongemannen een bescheiden onderdak kunnen vinden. De voorzitter van den dekenalen jeugd raad rector J. B. Timp, verrichtte de inwijding en herinnerde er aan, dat men vroeger een R. K. jongeman, die om nachtverblijf verzocht moest verwijzen naar het Leger des Heils of geld moest geven voor hotellogies. Hij bracht hulde aan kapelaan v. d. Lugt, de ziel van het werk bij wien het onmogelijke, mogelijk werd. Pastoor Roovers wijdde daarna het kruisbeeld van het hospitium. i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 3