PAMPUS WORDT EEN PHENOMEEN. iPïSX-.. SIR AUSTEN'S PERIODIEKE REDE. i ndEZOnDEM ÖTUKKEn 'ïv'i ïikhSfl V ur'. DINSDAG 11 JULI mb EEN ONBEWOOND EILAND, MID DEN IN EEN BEWOONDE WERELD. MARS VERLIEST TERREIN. .'/.--Pi! ...••H&ÈCij DE KATHOLIEKEN OP DE VLOOT. IVOORDEN, MAAR GEEN DADEN. OPLOSSING VAN GESCHILLEN MET JAPAN Een ondankbare resolutie. Wetsontwerp tot bekrachtiging van het gesloten verdrag. 1=1 DE GREEP NAAR DEN LUTINE- SCHAT. PROF. J. A. VAN DER KLOES ACHT SUCCES UITGESLOTEN. De goud- en zilverstaven door het drijfzand onbereikbaar. Wij en de stille Zuidzee Wanneer we van een onbewoond eiland hoo- ren of lezen denken wij Noordelingen onmid dellijk aan de Stille Zuidzee. Dit is zonder twij fel de verdienste der hedendaagsche filmcon cerns. Dank hun „filanthropisch" initiatief kunnen wij ons zoo maar 13000 mijl wegdenken en ons verplaatsen in die wondere wereld, waar een azuur blauwe zee in een witte schuim- streep sterft op een goudblond strand, waar slanke en sierlijk gebogen palmen zacht wie gen in den zephir wind, waar breedbladige ba naanstruiken en ander exotisch loover zich fe Muid«a Een der hoektorens van het Muiderslot, van waaruit het Pampus-eiland kan worden gezien. koesteren in een verrukkelijken zonneschijn Wij zien geen levende wezens, althans geen menschen, want anders was het eiland niet j ^^geanrilherUv"Wij''betVedeThet* gêheta- over deze ondiepten moesten heenhelpen. Het woord Pampus is later in het bijzonder overge gaan op het eiland of beter op het fort dat er gebouwd is, speciaal ter bescherming der Oranjesluizen voor Amsterdam. Nu de afsluit dijk tot stand is gekomen en de doorvoer-moge. lijkheid van groote schepen van uit de Noord zee naar Zuiderzee thans practisch niet meer bestaat, heeft ook fort Pampus zijn beteekenis verloren en wordt zooals gezegd ontruimd. Met het waardevolle document in onzen zak, reisden wij van Amsterdam verder naar Mui den, vanwaar tweemaal daags een bootdienst met het eiland wordt onderhouden. De boot „Pampus" van de N.V. Maatschappij v.h. firma H. Schouten lag reeds te stampen en klokslag kwart voor acht werden de trossen losgegooid. De „Pampus" is een aardig kittig sleepbootje met in het ruim een zware ruwoliemotor, die heel de romp doet sidderen. Puffend glijden wij de haven van het mooie Muiden uit. De zwaar- belooverde boomen spiegelen zich in het stille water van de haven, omstraald door een glorieus morgenlicht. Langzaam passeeren we aan stuur boord het mijmerende Muiderslot, verscholen in het groen en slechts hier en daar uitstekend met zijn slanke tinnen en torentjes. De dag blik kert in de groene glas-in-lood-raampjes, waar achter de romantiek nog schijnt te drcomen. Dan komen we in open vaarwater en onze boeg klieft de nog zilte golven van het IJsel- meer. Er staat een frissche Oosterbries. Vlak voor ons ligt het solitaire eiland op ongeveer 4 K.M. afstand. Schipper Wormhout kent de route. Hij zou u er geblinddoekt heen kunnen loodsen. Meer dan 9 jaar vaart hij op dit tra ject. Maar hij speelde een groote rol in de Pam- pus-hlstorie. Hij hielp mede het eiland opwer pen en heeft het begin der werkzaamheden vanaf de eerste heipalen (meer dan 5000 wa ren er den bodem ingedreven) tot de overbren ging der laatste „stukken" medegemaakt. Geen wonder dat hij van Pampus is gaan houden. „En nou meneer, nou wordt 't voor ons niet beter. Vroeger was dit een aardig kar weitje. De vennootschap had er wat aan en wij hadden er ook wat aan. Mijn contract loopt tot 28 Juli. Dan is 't af- geloopen met Pampus!" Wat er met hem zou gebeuren, zei hij niet, maar vanaf dit moment sprak schipper Worm hout niet meer, maar tuurde van onder zijn zwarte klep door de ruit van de stuurkajuit naar het naderende eiland. Dansend bereiken we den steiger. Een man met een militaire kepie op, komt aangeloopen. Hij groet de hem bekende werklieden die mee gekomen zijn en die er de laatste werkzaam heden komen verrichten. Hij vraagt ons wat wij komen doen. Het departementale papier doet hem aan slaan en ons verwelkomen. Hij stelt zich voor meer onbewoond. We bespeuren hoogstens een grimmige gorilla of een sluipend luipaard De j bQven den waL Rechtg twee meest romantische onder ons ontdekt ^cluen J boomen. Daarachtsr de twee mat-ijzeren koepels waaruit blinde kanónnen- i loopen steken. Ziedaar Pampus-eiland. j Om het eiland Pampus grondig te bezichti- gen hebt ge niet meer dan zes minuten noodig. Vier honderd zeven en twintig pas is de om- i trek van het ronde rondeel en als ga deze wandeling gemaakt hebt, kunt ge met gerust Ta diep het oerwoud in een beeldschoonen Tarsan maar dit zijn toevalligheden en trouwens dan is 't eiland geen onbewoond eiland meer. Hoe 't ook zij, we weten dat onbewoonde eilanden niet meer bestaan, althans zeer zeld zaam zijn, in elk geval dat zij zeer ver weg liggen. v>Qiiv De moderne Robinson Crusop. baar naar bUjS- Geen van ons zal 't in zijn hoofd halen in Wij wilden aldus doen, maar sergeant Alberts ons eilandenrijke vaderlandje naar een onbe- Jachtte. „De boo. is alweer bijna m Muiden, woond eiland te gaan zoeken. Hij zou vergeef- j meneer! U zult tot vier uur vanmiddag moe- sche moeite doen, althans wanneer hij zijn 1 telI wachten onderzoekingstocht vóór 15 Juli a.s. zou beëin- i °ns horloge wees half negen. di"en. Na dezen datum bestaat echter de kans Men was druk heziD me. de ontiuimin,, e dat hij triomphantelijk naar zijn haardstede in I vele kisten, gereedschappen en werktuigen de bewoonde wereld terugkeert, met het en- wachtten op de inlading. thousiasme van een ontdekkingsreiziger. Geest driftig zal hij de wereld kond doen een onbe woond eiland te hebben ontdekt. Een onbe woond eiland in een der Neder landsche wate ren „Niet mogelijk!".... zal de zeilende en Kano- ende wereld hem tegenwerpen. „Texel, Vlieland en Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog zijn alle bevolkt. XJrk, Schok land en Marken zijn bewoond; Voorne, Putten, IJsselmonde, Hoeksctiewaard, Goeree-Óver- flakkee, Schouwen-Duiveland, Tholen, Noord- Bcveland, Walcheren, Zuid-Beveland zijn zelfs dichtbevolkte eilanden. En de nieuwbakken ontdekkingsreiziger zal lachend toestemmen, maar zijn bewering hal- starrig blijven volhouden. De pasgeslaagde H.B.S.'er of Gymnasiast zal zijn vermoeide hersens nogmaals pijnigen. Hij zal misschien zijn Bos-atlas uithalen en nieuws gierig de blauwe partijen der Nederlandsche wateren afzoeken, om, zoo hij erg ijverig en secuur is, eindelijk zijn vinger te zetten op 't woord Pampus En 't is inderdaad 't eiland Pampus waar onze Robinson Crusoë zijn ontdekking deed. Wij vestigen den lezers er nogmaals zijn aan dacht op dat deze ontdekking pas na 15 Juli kan geschieden, want Pampuseiland behoort tot dan toe tot de bewoonde eilanden, meer nog het eiland behoort tot onze gerenommeerde verde digingswerken. Wie Pampus zegt, zegt Fort Pampus. Een geheimzinnig eiland. Het is een geheimzinnig eiland. Niemand mag het betreden. Menig nieuwsgierig zeiler, menig verwaande journalist, ja zelfs menige hoogge plaatste militaire overheid zag zich den toe gang onverbiddellijk geweigerd. De weg naar Pampus leidt over den Haag, zelfs voor hen, die uit Groningen of Arnhem komen. Duidelijker gezegd om toegang te krij gen tot het geheimzinnige eiland moet men via het Departement van Defensie, waar men een schriftelijke aanvrage moet indienen voor een authorisatie het „isle of mystery" te mogen betreden. V/ij vermochten deze ministerieele goedkeuring te verkrijgen en togen naar Pam pus om onze lezers eenige nadere bijzonderhe den te vertellen van dit kleine, thans nog be woonde, maar binnenkort onbewoonde eiland. Zooals wij reeds publiceerden zullen 15 Juli a.s. de beide militaire bewakers die er met hun gezinnen wonen worden weggehaald. Het ei land zal worden ontruimd en de beide woningen worden gesloopt. Een onnatuurlijk eiland. Fort Pampus is geen natuurlijk eiland, het werd door menschen daar bewust gecreëerd. Het woord Pampus behoort dan ook feitelijk aan de verzameling ondiepten, die aan de mon ding van het Y ten Oosten van Amsterdam lig gen. Ieder herinnert zich nog wel het bekende verhaal der scheepskameelcn, die in vroeger eeuwen de schepen voor Amsterdam bestemd, De Katholieke Marinevereeniging doet mid dels haar comité Den Helder een beroep op den steun van de katholieken. In een extra-uitgave schrijft „St. Christophorus" Zoudt ge denken, dat, zoo er agn boord van de Zeven Provinciën een sterke groep van practiseerende katholieken was geweest, 't ooit zoover gekomen was als nu gebeurd is Geen kwestie van 1 Thans waren er zes practiseerende katholieken onder de geheele bemanning van de „Zeven Provinciën", on der wie geen enkele officier en slechts één on derofficier, die toevallig aan den wal ver toefde met nog drie andere practiseerende katholieken. En van den door de vallende bom gedoode tamboer een jongen van nog geen 20 jaar is ons uit betrouwbare bron bekend, dat deze zich tegen het muitende commando verzet heeft, waardoor men hem met fusileeren bedreigde, hem de handen boeide en de daad zeker voltrekken zou ware het niet dat een korporaal vóór hem is gaan staan, toen men hem wilde neerschieten. Veel is er wat misschien nimmer opgehel derd zal worden, ook al niet, omdat het wel licht beter is veel met den mantel der liefde te bedekken, maar dat de katholieken bij de marine een zware taak hebben is 'n feit. Misschien wil de heer Gerth van Wijk, commandant van de Haagsche burgerwacht, van deze mededeeling kennis nemen (Red. v. „Msb.") DE DIRECTEUR VAN DE GRIFFIE DER TWEEDE KAMER. De heer J. C. Pippel 60 jaar. De directeur van de griffie der Tweede Ka mer, de heer J. G. Pippel, heeft gisteren zijn 60sten verjaardag gevierd en mocht daarbij veel blijken van belangstelling ondervinden uit de kringen van regeering, Kamer en Pers. Aan zijn woning werden talrijke bloemstuk ken bezorgd terwijl velen hem in den loop van den dag mondeling kwamen gelukwenschon. Het oude en nieuwe waarschuwingslichl op fort Pampus. De oude mistklok is pas vervangen door een modern electrisch waarschuwingslicht dat vanaf gisteren vanuit den vuurtoren Durgerdam kan worden ontstoken. Ook het electrisch mistsig- naal kan vandaar in werking worden gezet. Staal, beton en gastvrijheid. Behalve staal, beton en de kille vestingatmos feer vonden wij op Pampus-eiland ook warme gastvrijheid bij de familie Alberts. Zijn collega van de Wagt was op verlof, zoodat hij met zijn vrouw en een zoontje de eenige bewoners van het eiland vormde. „Vier jaar hebben we hier gelukkig ge leefd. 't Was er wel eenzaam. Vooral 's win ters verlangde je wel eens naar wat gezelschap. Enfin de volgende week zitten we weer op 't vaste land. Maar ik geloof dat ik nog wel 's heimwee naar Pampus krijg", zeide de jonge vrouw en haar man knikte instemmend. De volgende week zullen er geen menschenstem- men meer weerklinken. Hanengekraai, kippen- gekakel en hondengeblaf zal tot het verleden behooren. De stilte van het graf zal over Pam pus nederdalen Alleen bij mist zal de misthoorn zijn schelle fluittoon doen uitgalmen en ook de meeuwen en sterntjes zullen verschrikt heenvliegen. Pampus zal zijn teruggevallen in het pheno- meen der onbewoonde eilanden. *pe*. rvv u Ingediend is een wetsontwerp tot goedkeu ring van het op 19 April 1933 te 's Gravenhage tusschen Nederland en Japan gesloten verdrag tot beslechting van geschillen door rechtspraak, arbitrage en verzoening, met bijbehoorend protocol. Aan de memorie van toelichting is het na volgende ontleend: Terwijl de Ned. Regeering gaarne een ver drag zou hebben gesloten naar het type, zooals de laatste jaren tusschen Nederland en ver scheiden andere Staten tot stand zijn gekomen, heeft zij, nu overeenstemming op dien grond slag vooralsnog niet mogelijk bleek, niette min ook gaarne medegewerkt aan de totstand koming van een verdrag van eenigszins ande ren bouw, te meer daar tot nu toe tusschen beide landen elke algemeene regeling voor de oplossing van geschillen ontbrak. Het is het eerste vgrdrag van zoo algemeene strekking door Japan met eenig land aangegaan. Het is tevens een nieuwe bevestiging van de aloude vriendschapsbanden tusschen de beide landen. Het verdrag gaat uit van de gewone onder scheiding tusschen rechtsgeschillen en niet- rechtsgeschillen, welke niet door partijen als rechtsgeschillen worden beschouwd, aan de verzoeningsprocedure worden onderworpen, door beide partijen gezamenlijk, of door een harer. Bij de regeling van rechtsgeschillen is niet 't stelsel gevolgd van de in de laatste jaren door Nederland gesloten arbitrageverdragen, waarbij een geschil voor het Permanente Hof van Internationale Justitie kan gebracht wor den door een eenzijdige dagvaarding of ver zoekschrift van één der partijen In het onder havige verdrag is steeds een voorafgaand com promis noodig. Ook in het geval, dat bij ver schil van meening over de keuze van het in te roepen orgaan (Internationale Hof of Arbi trale rechtbank) zal het Internationale Hof bevoegd zijn. Het verdrag sluit zich in dit opzicht aan bij de oudere verdragen; ook in het in 1930 met de Vereenigde Staten van Ame rika gesloten verdrag is de noodzakelijkheid van een voorafgaand compromis voorzien. Het is niet te ontkennen, dat het stelsel van de noodzakelijkheid van een voorafgaand com promis in sommige omstandigheden een minder eenvoudige werking tengevolge kan hebben, dan het stelsel der eenzijdige dagvaarding. In verband met de omstandigheid, dat een bijzondere overeenkomst noodig is ten einde een beslissing over een rechtsgeschil te kunnen verkrijgen en eenig risico dus blijft bestaan, dat in een bepaald geval de weg eener gerech telijke of arbitrale beslissing moeilijker be gaanbaar blijkt, is de ruimere omschrijving van de bevoegdheid van de verzoeningscom missie waardoor deze als regel tot kennisne ming van alle geschillen bevoegd zal zijn, niet zonder belang. Verdrag met Venezuela. Ingediend is eveneens een wetsontwerp tot goedkeuring van het op 5 April 1933 te 's Gra venhage tusschen Nederland en Venezuela ge sloten verdrag tot beslechting van geschillen door arbitrage, rechtsspraak en verzoening. (Van onzen correspondent). Londen, 6 Juli 1933. Op drie dagen afstands van Rome bloeiden de vijgen van Carthago. Cato bracht eenige bijzon der groote mee van zijn bezoek aan Afrika in verband met Masinissa's aanspraken op het Car- thageensehe gewest Tisca, schilderde in den senaat dé macht en rijkdom van het overwon nen land, illustreerde zijn betoog met de groote vijgen, en drong erop aan een stad en een re publiek, die steeds Rome's veiligheid bedreigen zouden, te vernietigen. Van' dien dag af besloot hij, volgens Plutar- chus, elke rede die hij in den senaat hield, met do woorden: „Ook dunkt mij dat Carthago vol komen verwoest moet worden." En de invloedrijke Publius Scipio Nasica, die dit niet met hem eens was, besloot iedere rede even plichtmatig met de woorden: „Mij lijkt het noodzakelijk dat Carthago nog blijft voort bestaan." Dit is natuurlijk overbekend, en wij maken dan ook geen aanspraak op den primeür van het geval. Alleen in den senaat van Rome, en misschien in de Fransche nationale vergadering van 1789 kon een afgevaardigde op sublieme wijze iets doen, dat op zichzelf belachelijk was; in de meeste hedendaagsche parlementen daarentegen komt het vaker voor, dat afgevaardigden op be lachelijke wijze iets doen, dat op zichzelf subliem had kunnen zijn. Het is zeer twijfel achtig of eenzelfde man i.e. sir Austen Cham berlain ongestraft om de zooveel weken in het lagerhuis kan zeggen, dat aan het huidige Duitschland geen verdragherziening en geen gelijkheid van bewapening kan worden toege staan. De groote meerderheid is het volkomen met hem eens, maar wanneer hij de illustere vergadering nog eenige malen op diezelfde ont boezemingen onthaalt, dan voorspel ik dat de groote meerderheid het niet langer volkomen met hem eens zal zijn. Het parlement van West minster is niet de senaat van Rome. Bovendien is sir Austen Chamberlain niet Marcus Cato. Misschien lijkt sir John Simon meer op Scipio Nasica ik ken hen beiden te slecht om dit te beoordeelen maar wij mogen ons toch afvra gen, hoe lang sir John zonder zich belachelijk te maken, op iedere rede van sir Austen zal kun nen antwoorden, dat diens woorden de reactie weerspiegelen, welke de gebeurtenissen in Duitschland op het Engelsche volk gehad heb ben. afvragen welk nut dan die redevoeringen nog hebben. Zij verwekken ontstemming in Duitsch. land, zonder dat zij aan den anderen kant iets goeds uitwerken. Maar zelfs in Engeland wordt de bedoeling van sir Austen verre van algemeen begrepen. Ten onrechte immers legt men het zwaarte punt op zijn anti-nazi uitvallen. Ten onrechte krijgt men den indruk dat hij tegen beperking van bewpaening en tegen verdragsherziening is omdat Duitschland stout is. In werkelijk heid ligt de beteekenis van zijn redevoeringen uitsluitend in de hierboven aangehaalde pas sage. Zij is geen kritiek op de Duitsche, doch op de Britsche politiek zij het dan ook niet rechtstreeks. Het beginsel, waarvan sir Austen uitgaat, is: Door onder de bestaande omstan digheden andere volken, die dichter bij het gevaarlijkste punt (i.e. Duitschland) wonen dan Engeland, over te halen tot beperking hun ner bewapeningen, nemen wij een verantwoor delijkheid op ons die wij niet willen dragen. Op dit hoofdpunt is sir John Simon nimmer Ingegaan. Desondanks heeft sir Austen ook nooit gepoogd hem te dwingen erop in te gaan, door een uitspraak van het Parlement uit te lokken. Zoolang hij dit niet doet, kunnen zijn rede voeringen als nutteloos beschouwd worden. Zij zetten bovendien des te meer kwaad bloed doordat zij schijnbaar slechts tegen de nazis, maar feitelijk tegen het vóór-Hitleriaansche Duitschland evenzeer gericht zijn. Het is alsof sir Austen, ook al spreekt hij met waardeering over Stresemann, gaarne gebruik maakt van de gelegenheid om te doen voelen, dat hij Duitsch- land eigenlijk nooit vertrouwd heeft. Hij ver ried dit gisteren: „Zoowel vóór als na den oorlog vinden wij daar dezelfde gedragslijn", zeide hij. „Zoolang aan Duitschland iets geweigerd wordt, heet het levensbelangrijk. Maar zegt men: „Wij zullen het toestaan, en dan zullen onze betrekkingen op een bevredigenden grondslag komen", dan verliest de concessie alle waarde op het oogen- blik dat zij wordt toegestaan, en wordt zij ge bezigd als een sport om opnieuw hooger-op te komen". Hetzelfde is bijna tien jaren lang beweerd door velen, die het niet met sir Austen's bui- tenlandsch beleid eens waren. Nu geeft sir Austen te kennen dat hij het wel nooit beweerd, maar steeds gedacht heeft. De twes zzrdge boomen en de twee eenige huisjes op het eiland Pampus. Prof. J. A. van der Kloes schrijft in het jong ste nummer van „De Groene Amsterdammer" GEEN BINNENLANDSCHE PERS- TELEGRAMMEN. Het hoofdbestuur der P.T.T. heeft overwo gen ten behoeve van de dagbladpers binnen- landsche perstelegrammen in te voeren. Het heeft in verband hiermede een onderzoek in gesteld of hieraan behoefte bestaat. Wij vernemen thans, dat uit de ingestelde enquete is gebleken, dat het invoeren van bin- nenlandsche perstelegrammen vermoedelijk niet in een algemeen gevoelde behoefte zou voorzien en geen noemenswaardige toeneming van het telegraafverkeer zou geven. Dit laatste zou tot gevolg hebben, dat de in voering van binnenlandsche perstelegrammen voor het Staatsbedrijf een _te groot financieel nadeel zou opleveren, op grond waarvan voor alsnog hiertoe niet wordt overgegaan. EXAMEN VRIJE EN ORDEOEFENINGEN. De Minister van Onderwijs, Kunsten en We tenschappen brengt ter kennis van belangheb benden, dat het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid in de vrije en orde- oefeningen der gymnastiek, hetwelk te Utrecht zal worden afgenomen, zal aanvangen op 6 Sep tember a.s. Zij, die zich aan dit examen wenschen te on derwerpen, moeten zich voor 25 Augustus aan melden bij den voorzitter der examencommissie, den heer S. Brandsma te Rotterdam, inspecteur van het L. O. in de inspectie Brielle, met over- leggging van hun geboorte-akte. waaruit blijkt, dat zij den achttienjarigen leeftijd hebben vol bracht op 1 Augustus 1933. EEN DOODENSTAD IN TRIPOLI. In Sciara-Sciat, in Tripólitanië, is een zeer belangwekkende archeologische vondst gedaan. Het betreft hier n.ï. een doodenstad uit de 5e eeuw van onze jaartelling. Tot nu toe werden een twaalftal graftomben aan het licht ge bracht, welke voorzien zijn van opschriften, in Grieksche en Latijnsche karakters. De werkzaamheden worden inmiddels voort gezet; men neemt aan, dat men hier te doen heeft met overblijfselen uit de Christelijke be schavingsperiode, welke den invallen der Van- dale»- tTxiaaU is voorafgegaan. Austen Chamberlain, Sir Austen kan zichzelf bezwaarlijk wijs maken, dat zijn periodieke fulminaties tegen het nazi-regiem nog denzelfden machtigen indruk teweegbrengen als zijn eerste requisitoir, op Witten Donderdag. Toch was de gisteren door hem in het lagerhuis gehouden rede de sterk ste van die, welke hij tot nu toe aan dit on derwerp ten beste gegeven heeft. Maar in het lagerhuis kan men niet steeds eenzelfde rede in anderen vorm herhalen, zonder door het in dienen van concrete voorstellen te bewijzen, dat men het werkelijk ernstig meent. Kapt. Eden, de parlementaire secretaris van het Foreign Office, en Engelands vertegen woordiger ter ontwapeningsconferentie, had be weerd, dat deze conferentie eigenlijk niet ver daagd wa3. Hierop verklaarde sir Austen hoogst dank baar te zijn, omdat die conferentie eigenlijk wél verdaagd is: „Het oogenblilc", zeide hij, „was niet geschikt om verder te gaan. Laat de regeering voorzich tig zijn in het aanvaarden van verantwoorde lijkheid door andere naties, die dichter bij het gevaarlijke punt zijn, over te halen tot beper king harer bewapeningen' alvorens wij ervan verzekerd zijn, dat wij haar veiligheid niet in gevaar brengen". Dit is de kern van alle redevoeringen, door sir Austen sinds Witten Donderdag over de ont- wapeningspolitiek gehouden. Maar hij kan niet nalaten steeds opnieuw de nazis aan te klagen wegens hun vervolging der joden, hun onder drukking, der massa, hun vijandschap tegen pa cifisme. Hij weet dat hij aldus de openbare meening vertolkt; sir John Simon weet het ook. Sir John Simon bevestigt het steeds opnieuw. Maar heeft het eenig nut elke maand den Duitschers te doen weten, dat men hier voor hun regiem niet de geringste sympathie heeft en dat men de bedoelingen hunner leiders wan trouwt? Er is geen enkele reden om aan te nemen, dat zij zich hiervan iets aantrekken. En waarschijnlijk zullen zij zich, na iedere nieuwe uitbarsting van sir Austen, zoo moge lijk nog minder ervan aantrekken, omdat zij zien dat het bij woorden blijft. Het zou een parlementaire daad van sir Austen zijn, indien hij een resolutie indiende, waarin hij de twee hoofdpunten van zijn gisteren gehouden rede vastlegde, nl.: Ie. dat de Britsche regeering zich tegen ver- drags-herziening verzetten zal, zoolang Duitsch land niet duidelijk te kennen geeft, dat het een beperkte en redelijke herziening als finaal zal beschouwen; 2e. dat de Britsche regeering aan geen on derhandelingen over beperking van bewape ning zal deelnemen, zoolang Duitschland (ik citeer sir Austen's woorden) niet naar zijn eigen veiligheid streeft, doch naar een positie, waarin zij de wereld kan tarten en den vrede verstoren. Het is hoogst onwaarschijnlijk, dat de regee ring de aanneming van zulk een- resolutie zou adviseeren. Het is onzeker, of zij een meerder heid zou vinden. Werd zij aangenomen, dan zou de regeering er niet strikt door gebonden zijn, maar er toch rekening mee hebben te houden. Werd zij verworpen, dan zou men in en buiten Engeland weten dat het parlement in de ver houdingen in Duitschland geen aanleiding ziet wijziging te brengen in Engelands internatio naal beleid. Maar wat gebeurt thans? Om de zooveel we ken valt sir Austen Duitschland aan, terwijl hij, door zijn argumenten niet in een voorstel te formuleeren, den indruk verwekt ervan overtuigd te zijn, dat zulk een voorstel toch geen meerderheid zou vinden. Men mag zich „Slechts enkelen, onder de vaklieden zoowel als onder de leeken, hebben het rechte begrip omtrent drijfzand. Bij de vaklieden is het geen verschil tusschen practijk en theorie. Gebrek aan begrip ten dezen vindt men zoowel bij aan nemers en opzichters als bij mannen van hoog- wetenschappelijke opleiding. Meermalen heeft dat 'gebrek noodlottige gevolgen gehad. Dat het in weerwil daarvan tot dusver standgehou den heeft ligt waarschijnlijk aan de heerschen- de schaamte voor gemaakte fouten. Na kennisneming van het plah van den heer Fr. Beckers tot bemachtiging van den Lutine- schat schreef ik hem, dat dit plan m. i. tot mis lukking gedoemd is, althans in zijn tegenwoor- digen vorm en dat hij, na lezing van mijn on langs verschenen verhandeling over „zand en water in den aardbodem", waarschijnlijk over tuigd zou zijn, dat de ruimte binnen zijn trech ter niet droog te malen zal zijn wegens het ontstaan van drijfzand; ik verklaarde mij tot gedachtenwisseling bereid. Hoewel niets met de zaak te maken heb bende, heb ik mij tot dit schrijven verplicht geacht omdat er menschenlevens mede ge moeid kunnen zijn. Met het oog op de heer- schende onwetendheid met betrekking tot drijfzand heeft hot mij niet verbaasd er geen antwoord op te ontvangen. Hoe ik zelf tot kennis op dit gebied gekomen ben? Mijn ernstige studie daarvan dagteekent van den aanvang dezer eeuw. Lang tevoren had ik een Engelschen roman gelezen waarin van het voorkomen van drijfzand in een zeestrand en de vrees daarvoor bij de bevolking vermeld werden. Ook was mij het verhaal bekend van de in het Oostzeestrand bloot gekomen ge raamten van een ruiter en zijn paard uit wier houding bleek dat het dier met zijn voorpoo- ten in het drijfzand geraakt en de man over_ den kop daarvan voorover erin geschoten moest zijn. Als directeur der gemeentewerken te Dordrecht (1873—'82) had ik persoonlijk eenige malen met drijfzand te doen gehad. De bezinkvijvers en filters op het pompstation der drinkwaterleiding b.v. moesten een halven meter minder diep uitgevoerd worden dan ont worpen was (te Delfshaven was hetzelfde ge beurd); een zinker, die onder water, vorst- vrij, aan de straatleiding zou aangesloten wor den, moest hooger gehouden worden vanwege loopzand, enz. In een der eerste jaren dezer eeuw was ik voor wijlen Jan Smit VII, aannemer van wer ken voor den Noordooster Lokaalspoorweg, ar biter in een geschil over het al of niet schul dig zijn van boete wegens te late oplevering. Als zoodanig bezocht ik met hem de in uit voering zijnde werken, waaronder den onder bouw van een brug over de Vecht bij den Haandrik Bij dat werk deden zich moeilijk heden voor en kwam de vraag ter sprake: „Wat is drijfzand?" De fundeering van den pijler, een houten vloer op palen, was om onbekende redenen, wellicht bij vergissing, 1 meter dieper ontwor pen dan alle andere kunstwerken in denzelfden spoorweg. Men spoot de palen in, baggerde het zand er- tusschen weg, zaagde de boveneinden over een paar meter lengte onder water af, zette er een kistdam omheen en ging aan het leegpompen en droogleggen van de ruimten daarbinnen, doch dit bleek onmogelijk. Door den water druk van buiten werd het zand erbinnentot drijfzand en de kistdam stortte in, men plaat ste een wijderen en zwaarderen kistdam en die ging eveneens teniet. In die dagen werkte bij mij in de polytechni sche school een student, die op Terschelling bij een waterstaatsman in de leer was geweest en met dezen aldaar in gevaar had verkeerd door met 'n tweespan voor een boerenwagen in het drijfzand te geraken; door de zweep erop te leggen waren zij eraan ontkomen. Door zijn tusschenkomzt kreeg ik drijfzand van Ter schelling, aldaar duikelzand genoemd. Toentertijd was ik ook bevriend met wijlen Th. Stang den directeur der Haagsche Duin waterleiding. Door hem werd ik van nabij bekend met den duinbodem en het water daarin. Uit ons onderzoek bleek de volkomen gelijk heid van het duikelzand van Terschelling, het drijfzand uit de Overijsselsche Vecht en Sche- veningsch duinzand. Drijfzand is zand dat door een opwaartschen waterstroom zwevende wordt gehouden. In het zeestrand kan drijfzand ontstaan wanneer op een hoogen springvloed een lage eb volgt zoo- dai een jjroot verschil 1» hoogte ontstaat ius- (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie). BEZUINIGING Zou er in heel ons Nederlandsch woorden boek wel een woord te vinden zijn, dat meer angst, kommer en ellende in zich verborgen houdt dan dat, in dezen tijd zoo vaak gebruikte, maar nog veel meer misbruikte woord.... be zuiniging Van overheidswege is men met dit woord, althans bij het Rijk, geenszins zuinig, ja zelfs wel een weinig verkwistend. Onder dezen druk mantel gaat heel wat schuil, wat in wezen, niets met werkelijke zuinigheid te maken heeft. Er bestaat ook nog zoo iets als verkeerde bezuini ging. Het nieuwe kabinet heeft thans ook in die richting zijn eersten slag geslagen. Waren het tot nu toe steeds de vast aangestelde Rijks ambtenaren, die de eerste stooten moesten op vangen, thans wordt een lager doelpunt onder handen genomen, namelijk de personen, werk zaam op arbeidscontract. Bij het personeel der Directe Belastingen (gemakshalve neem ik hier een groep waarvan mij de meeste gegevens ten dienste staan) bevindt zich een steeds grooter wordend gedeelte van personen, werkzaam op arbeidscontract, waarbij vaders van groote ge zinnen. Velen zijn door de tijdsomstandigheden daar gekomen, enkelen op tamelijk jeugdigen leeftijd. Onder hen zijn er, die gewoon lager onderwijs hebben genoten, maar ook die Mulo, 3 of 5-jarige H. B. S. en diverse diploma's be zitten. Zijn er velen die drie, vier of vijf jaren reeds bij dezen tak van dienst werkzaam zijn. Bij de geleidelijke verplaatsing van hoogere be ambten, zijn deze arbeidscontractanten succes sievelijk de plaatsen gaan innemen van klerken. Daar ambtelijk het systeem van „loon naar arbeid" niet bestaat, althans niet wordt toege past, worden al deze personen over één kam geschoren en ontvangen allen dezelfde vergoe ding (zulks met uitzondering van degenen die eerst kort aangenomen zijn en minder ontvan gen). De vergoeding bedroeg tot nu toe drie gulden per werkdag verminderd met 4 pCt., welke bij het verlaten van den dienst weer wordt uit betaald. Op 26 April J.I. ontvingen de arbeidscontrac tanten een schrijven, waarin het bestaande arbeidscontract werd opgezegd tegen 1 Juli 1933. Drie maanden bleven zij in afwachting wat met hen zou gebeuren. Eindelijk 30 Juni, zou den zij het nu hooren of zouden zij den vol genden dag ontslagen zijn Bijna is de voor middag- verstreken, als er bekend gemaakt wordt, dat in afwachting van het nieuwe con tract, vanaf 1 Juli per dag uitbetaald zou wor den slechts 2.50. Een korting van 17 pCt. en dat op de toch al zoo kleine vergoeding. Maar zoo erg is het Goddank niet geworden. Eenige uren later werd medegedeeld, dat de nieuwe contracten zouden worden opgemaakt en de vergoeding zou bedragen ten hoogste 2.75 per dag. Dus toch een vermindering van 814 pCt. Mocht vroeger Minister de Geer verklaren, dat hij het billijk zou vinden, dat de arbeids contractanten, die daarvoor in aanmerking komen, een vaste aanstelling zouden krijgen, het huidige bewind schijnt hun positie nog te goed te ocrdeelen en heeft gemeend dat ook zij nog best wat konden missen. In dit geval moet geconstateerd worden, dat de meest noodzakelijke levensvoorwaarden ern stig bedreigd worden. Bij 'n inkomen van 15.84 per week wordt gebrek geleden, vooral waar men van dit loon een Bezin moet onderhouden. Bovendien is 't toch'ook n'fet bevorderlijk voor het werk, indien de zorgen voor het levensonder- j houd zoo zwaar worden. Ook mag niet vergeten worden dat velen, indien zij werkloos waren, meer aan ondersteuning zouden ontvangen. X. schen den grondwaterspiegel in het duin en den zeestand. In den duinbodem heeft voortdurend neer slag van water plaats; aan de landzijde ont staan daaruit beken, naar zee een doorgaande grondwaterstroom. Wanneer men in het strand een put laat zakken vindt men daarin zoet wa ter. Wordt zoo'n put door de zee overstroomd, dan zorgt de duinwaterstroom voor een lang zame vei-zoeting. In het strand op Schiermonni koog is door opvolgende stormvloeden een na tuurlijke zeewatervijver, ontstaan, die telkens op weg naar verzoeting is en dan weer door de zee wordt verzout. De Noordzee langs de Waddeneilanden heeft een dagelijksch getijverschil van 1.64 meter, doch dit verschil kan bij lage eb na spring vloed oploopen tot 3.28 meter. Dan is er aan leiding tot het ontstaan van drijfzand. Terschel ling is vanouds daarvoor bekend. Men treft het aldaar aan op de Boschplaat op 400 meter af stand uit den duinvoet, op den Noordvaarder is die afstand soms wel 2000 meter. Ook elders doet het zich in het strand voor; in Augustus 1932 b.v. te Katwijk. Daar zakte toen een tractor op rupsbanden tot vervoer van een motor-red dingsboot in het drijfzand; hij wefd met behulp van een zestal paarden en de noodige domme krachten eruitgehaald. Kort daarna zakte te Bloemendaal een paard voor een melkwagen plotseling tot zijn buik erin. Na veel moeite ge lukte het eenige planken onder het dier te trekken, zoodat ook dit ongeval goed afliep. Het is voor mij langen tijd een raadsel ge weest hoe de grondwaterstroom uit het duin op zoo groote afstanden uit den voet daarvan het zand tot drijfzand kan maken. De oplossing daarvan is echter zeer eenvoudig: tengevolge van sterke verdamping kan het onder druk ver- keorende duinwater het strandoppervlak niet bereiken. Op de grens tusschen droog en nat, waar het strandzand met water verzadigd is, houdt het verdampen op. Daar ontstaat dan ook het drijfzand. Beckers meent de ruimte boven het wrak te kunnen droogleggen en dan een oppervlakte van ongeveer 1*10 vierkante meters ter beschik- kin" te krijgen waarin een aantal arbeiders kunnen berisp om het Ê°ud en zilver blooJ te le "gen, dat clan door een lift omhoog zal worden gebracht. Wat is nu te verwachten? De toren wordt, aan de jukken op de pontons hangende boven het wrak gevaren en zaclitkens op den zeebodem neer"elaten, zoo dat hij telood daarop komt te staan. Dan vangt men aan te pompen, voorzich tig want, zoodra er een zeker verschil in wa terstand tusschen binnen en buiten bereikt is, begint er drijfzand te komen. Kwaad zal het niet dadelijk doen, het zal het zinken van den toren bevorderen en weldra zal diens onderrand het wrak bereiken. Dan wordt het meer en mesr gevaarlijk. Van droogleggen der binnenruimte kan geen sprake zijn, hoe harder er gepompt wordt op hoe grootere diepte het zand rondom het wrak in beweging komt en 't duurt niet lang of de toren dondert omver met allen, die erop staan.... tenzij het pompen snel genoeg- gestaakt wordt, dan zet het zand zich daarbin nen weldra vast en de toren blijft scheef over eind staan als gedenkteeken van de onwetend heid en de onkunde der. Nederlanders van de 20e eeuw op het punt van drijfzand. Dan is het wrak waarschijnlijk voor goed on bereikbaar gemaakt en het in de zaak gestoken kapitaal gaat denzelfden weg op als zijn voor gangers. Al de vroegere gedeeltelijk gelukte pogingen om den schat der Lutine te bemachtigen berust ten op het werk van de duikers in den natte en dat is m.i. de eenige kans van slagen. De tegenwoordige onderneming kan ook tot juais .«widers dan teleurstelling leiden-"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 6