PAMPUS WORDT EEN PHENOMEEN.
iPïSX-..
SIR AUSTEN'S PERIODIEKE REDE.
i
ndEZOnDEM
ÖTUKKEn
'ïv'i ïikhSfl
V
ur'.
DINSDAG 11 JULI mb
EEN ONBEWOOND EILAND, MID
DEN IN EEN BEWOONDE
WERELD.
MARS VERLIEST TERREIN.
.'/.--Pi!
...••H&ÈCij
DE KATHOLIEKEN OP DE VLOOT.
IVOORDEN, MAAR GEEN DADEN.
OPLOSSING VAN GESCHILLEN
MET JAPAN
Een ondankbare resolutie.
Wetsontwerp tot bekrachtiging van
het gesloten verdrag.
1=1
DE
GREEP NAAR DEN LUTINE-
SCHAT.
PROF. J. A. VAN DER KLOES ACHT
SUCCES UITGESLOTEN.
De goud- en zilverstaven door het
drijfzand onbereikbaar.
Wij en de stille Zuidzee
Wanneer we van een onbewoond eiland hoo-
ren of lezen denken wij Noordelingen onmid
dellijk aan de Stille Zuidzee. Dit is zonder twij
fel de verdienste der hedendaagsche filmcon
cerns. Dank hun „filanthropisch" initiatief
kunnen wij ons zoo maar 13000 mijl wegdenken
en ons verplaatsen in die wondere wereld, waar
een azuur blauwe zee in een witte schuim-
streep sterft op een goudblond strand, waar
slanke en sierlijk gebogen palmen zacht wie
gen in den zephir wind, waar breedbladige ba
naanstruiken en ander exotisch loover zich
fe Muid«a
Een der hoektorens van het Muiderslot,
van waaruit het Pampus-eiland kan
worden gezien.
koesteren in een verrukkelijken zonneschijn
Wij zien geen levende wezens, althans geen
menschen, want anders was het eiland niet j ^^geanrilherUv"Wij''betVedeThet* gêheta-
over deze ondiepten moesten heenhelpen. Het
woord Pampus is later in het bijzonder overge
gaan op het eiland of beter op het fort dat er
gebouwd is, speciaal ter bescherming der
Oranjesluizen voor Amsterdam. Nu de afsluit
dijk tot stand is gekomen en de doorvoer-moge.
lijkheid van groote schepen van uit de Noord
zee naar Zuiderzee thans practisch niet meer
bestaat, heeft ook fort Pampus zijn beteekenis
verloren en wordt zooals gezegd ontruimd.
Met het waardevolle document in onzen zak,
reisden wij van Amsterdam verder naar Mui
den, vanwaar tweemaal daags een bootdienst
met het eiland wordt onderhouden. De boot
„Pampus" van de N.V. Maatschappij v.h. firma
H. Schouten lag reeds te stampen en klokslag
kwart voor acht werden de trossen losgegooid.
De „Pampus" is een aardig kittig sleepbootje
met in het ruim een zware ruwoliemotor, die
heel de romp doet sidderen. Puffend glijden wij
de haven van het mooie Muiden uit. De zwaar-
belooverde boomen spiegelen zich in het stille
water van de haven, omstraald door een glorieus
morgenlicht. Langzaam passeeren we aan stuur
boord het mijmerende Muiderslot, verscholen
in het groen en slechts hier en daar uitstekend
met zijn slanke tinnen en torentjes. De dag blik
kert in de groene glas-in-lood-raampjes, waar
achter de romantiek nog schijnt te drcomen.
Dan komen we in open vaarwater en onze
boeg klieft de nog zilte golven van het IJsel-
meer. Er staat een frissche Oosterbries. Vlak
voor ons ligt het solitaire eiland op ongeveer
4 K.M. afstand. Schipper Wormhout kent de
route. Hij zou u er geblinddoekt heen kunnen
loodsen. Meer dan 9 jaar vaart hij op dit tra
ject. Maar hij speelde een groote rol in de Pam-
pus-hlstorie. Hij hielp mede het eiland opwer
pen en heeft het begin der werkzaamheden
vanaf de eerste heipalen (meer dan 5000 wa
ren er den bodem ingedreven) tot de overbren
ging der laatste „stukken" medegemaakt. Geen
wonder dat hij van Pampus is gaan houden.
„En nou meneer, nou wordt 't voor ons
niet beter. Vroeger was dit een aardig kar
weitje. De vennootschap had er wat aan en
wij hadden er ook wat aan.
Mijn contract loopt tot 28 Juli. Dan is 't af-
geloopen met Pampus!"
Wat er met hem zou gebeuren, zei hij niet,
maar vanaf dit moment sprak schipper Worm
hout niet meer, maar tuurde van onder zijn
zwarte klep door de ruit van de stuurkajuit
naar het naderende eiland.
Dansend bereiken we den steiger. Een man
met een militaire kepie op, komt aangeloopen.
Hij groet de hem bekende werklieden die mee
gekomen zijn en die er de laatste werkzaam
heden komen verrichten. Hij vraagt ons wat
wij komen doen.
Het departementale papier doet hem aan
slaan en ons verwelkomen. Hij stelt zich voor
meer onbewoond. We bespeuren hoogstens een
grimmige gorilla of een sluipend luipaard De j bQven den waL Rechtg twee
meest romantische onder ons ontdekt ^cluen J boomen. Daarachtsr de twee
mat-ijzeren koepels waaruit blinde kanónnen-
i loopen steken. Ziedaar Pampus-eiland.
j Om het eiland Pampus grondig te bezichti-
gen hebt ge niet meer dan zes minuten noodig.
Vier honderd zeven en twintig pas is de om-
i trek van het ronde rondeel en als ga deze
wandeling gemaakt hebt, kunt ge met gerust
Ta
diep het oerwoud in een beeldschoonen Tarsan
maar dit zijn toevalligheden en trouwens dan
is 't eiland geen onbewoond eiland meer.
Hoe 't ook zij, we weten dat onbewoonde
eilanden niet meer bestaan, althans zeer zeld
zaam zijn, in elk geval dat zij zeer ver weg
liggen. v>Qiiv
De moderne Robinson Crusop. baar naar bUjS-
Geen van ons zal 't in zijn hoofd halen in Wij wilden aldus doen, maar sergeant Alberts
ons eilandenrijke vaderlandje naar een onbe- Jachtte. „De boo. is alweer bijna m Muiden,
woond eiland te gaan zoeken. Hij zou vergeef- j meneer! U zult tot vier uur vanmiddag moe-
sche moeite doen, althans wanneer hij zijn 1 telI wachten
onderzoekingstocht vóór 15 Juli a.s. zou beëin- i °ns horloge wees half negen.
di"en. Na dezen datum bestaat echter de kans Men was druk heziD me. de ontiuimin,, e
dat hij triomphantelijk naar zijn haardstede in I vele kisten, gereedschappen en werktuigen
de bewoonde wereld terugkeert, met het en- wachtten op de inlading.
thousiasme van een ontdekkingsreiziger. Geest
driftig zal hij de wereld kond doen een onbe
woond eiland te hebben ontdekt. Een onbe
woond eiland in een der Neder landsche wate
ren
„Niet mogelijk!".... zal de zeilende en Kano-
ende wereld hem tegenwerpen.
„Texel, Vlieland en Terschelling, Ameland en
Schiermonnikoog zijn alle bevolkt. XJrk, Schok
land en Marken zijn bewoond; Voorne, Putten,
IJsselmonde, Hoeksctiewaard, Goeree-Óver-
flakkee, Schouwen-Duiveland, Tholen, Noord-
Bcveland, Walcheren, Zuid-Beveland zijn zelfs
dichtbevolkte eilanden.
En de nieuwbakken ontdekkingsreiziger zal
lachend toestemmen, maar zijn bewering hal-
starrig blijven volhouden.
De pasgeslaagde H.B.S.'er of Gymnasiast zal
zijn vermoeide hersens nogmaals pijnigen. Hij
zal misschien zijn Bos-atlas uithalen en nieuws
gierig de blauwe partijen der Nederlandsche
wateren afzoeken, om, zoo hij erg ijverig en
secuur is, eindelijk zijn vinger te zetten op 't
woord Pampus
En 't is inderdaad 't eiland Pampus waar
onze Robinson Crusoë zijn ontdekking deed.
Wij vestigen den lezers er nogmaals zijn aan
dacht op dat deze ontdekking pas na 15 Juli kan
geschieden, want Pampuseiland behoort tot dan
toe tot de bewoonde eilanden, meer nog het
eiland behoort tot onze gerenommeerde verde
digingswerken. Wie Pampus zegt, zegt Fort
Pampus.
Een geheimzinnig eiland.
Het is een geheimzinnig eiland. Niemand mag
het betreden. Menig nieuwsgierig zeiler, menig
verwaande journalist, ja zelfs menige hoogge
plaatste militaire overheid zag zich den toe
gang onverbiddellijk geweigerd.
De weg naar Pampus leidt over den Haag,
zelfs voor hen, die uit Groningen of Arnhem
komen. Duidelijker gezegd om toegang te krij
gen tot het geheimzinnige eiland moet men
via het Departement van Defensie, waar men
een schriftelijke aanvrage moet indienen voor
een authorisatie het „isle of mystery" te mogen
betreden. V/ij vermochten deze ministerieele
goedkeuring te verkrijgen en togen naar Pam
pus om onze lezers eenige nadere bijzonderhe
den te vertellen van dit kleine, thans nog be
woonde, maar binnenkort onbewoonde eiland.
Zooals wij reeds publiceerden zullen 15 Juli
a.s. de beide militaire bewakers die er met hun
gezinnen wonen worden weggehaald. Het ei
land zal worden ontruimd en de beide woningen
worden gesloopt.
Een onnatuurlijk eiland.
Fort Pampus is geen natuurlijk eiland, het
werd door menschen daar bewust gecreëerd.
Het woord Pampus behoort dan ook feitelijk
aan de verzameling ondiepten, die aan de mon
ding van het Y ten Oosten van Amsterdam lig
gen. Ieder herinnert zich nog wel het bekende
verhaal der scheepskameelcn, die in vroeger
eeuwen de schepen voor Amsterdam bestemd,
De Katholieke Marinevereeniging doet mid
dels haar comité Den Helder een beroep op den
steun van de katholieken. In een extra-uitgave
schrijft „St. Christophorus"
Zoudt ge denken, dat, zoo er agn boord
van de Zeven Provinciën een sterke groep
van practiseerende katholieken was geweest,
't ooit zoover gekomen was als nu gebeurd
is Geen kwestie van 1 Thans waren er zes
practiseerende katholieken onder de geheele
bemanning van de „Zeven Provinciën", on
der wie geen enkele officier en slechts één on
derofficier, die toevallig aan den wal ver
toefde met nog drie andere practiseerende
katholieken. En van den door de vallende
bom gedoode tamboer een jongen van nog
geen 20 jaar is ons uit betrouwbare bron
bekend, dat deze zich tegen het muitende
commando verzet heeft, waardoor men hem
met fusileeren bedreigde, hem de handen
boeide en de daad zeker voltrekken zou ware
het niet dat een korporaal vóór hem is gaan
staan, toen men hem wilde neerschieten.
Veel is er wat misschien nimmer opgehel
derd zal worden, ook al niet, omdat het wel
licht beter is veel met den mantel der liefde
te bedekken, maar dat de katholieken bij de
marine een zware taak hebben is 'n feit.
Misschien wil de heer Gerth van Wijk,
commandant van de Haagsche burgerwacht,
van deze mededeeling kennis nemen
(Red. v. „Msb.")
DE DIRECTEUR VAN DE GRIFFIE
DER TWEEDE KAMER.
De heer J. C. Pippel 60 jaar.
De directeur van de griffie der Tweede Ka
mer, de heer J. G. Pippel, heeft gisteren zijn
60sten verjaardag gevierd en mocht daarbij
veel blijken van belangstelling ondervinden
uit de kringen van regeering, Kamer en Pers.
Aan zijn woning werden talrijke bloemstuk
ken bezorgd terwijl velen hem in den loop van
den dag mondeling kwamen gelukwenschon.
Het oude en nieuwe waarschuwingslichl
op fort Pampus.
De oude mistklok is pas vervangen door een
modern electrisch waarschuwingslicht dat vanaf
gisteren vanuit den vuurtoren Durgerdam kan
worden ontstoken. Ook het electrisch mistsig-
naal kan vandaar in werking worden gezet.
Staal, beton en gastvrijheid.
Behalve staal, beton en de kille vestingatmos
feer vonden wij op Pampus-eiland ook warme
gastvrijheid bij de familie Alberts. Zijn collega
van de Wagt was op verlof, zoodat hij met
zijn vrouw en een zoontje de eenige bewoners
van het eiland vormde.
„Vier jaar hebben we hier gelukkig ge
leefd. 't Was er wel eenzaam. Vooral 's win
ters verlangde je wel eens naar wat gezelschap.
Enfin de volgende week zitten we weer op 't
vaste land. Maar ik geloof dat ik nog wel 's
heimwee naar Pampus krijg", zeide de jonge
vrouw en haar man knikte instemmend. De
volgende week zullen er geen menschenstem-
men meer weerklinken. Hanengekraai, kippen-
gekakel en hondengeblaf zal tot het verleden
behooren. De stilte van het graf zal over Pam
pus nederdalen Alleen bij mist zal de misthoorn
zijn schelle fluittoon doen uitgalmen en ook
de meeuwen en sterntjes zullen verschrikt
heenvliegen.
Pampus zal zijn teruggevallen in het pheno-
meen der onbewoonde eilanden.
*pe*. rvv u
Ingediend is een wetsontwerp tot goedkeu
ring van het op 19 April 1933 te 's Gravenhage
tusschen Nederland en Japan gesloten verdrag
tot beslechting van geschillen door rechtspraak,
arbitrage en verzoening, met bijbehoorend
protocol.
Aan de memorie van toelichting is het na
volgende ontleend:
Terwijl de Ned. Regeering gaarne een ver
drag zou hebben gesloten naar het type, zooals
de laatste jaren tusschen Nederland en ver
scheiden andere Staten tot stand zijn gekomen,
heeft zij, nu overeenstemming op dien grond
slag vooralsnog niet mogelijk bleek, niette
min ook gaarne medegewerkt aan de totstand
koming van een verdrag van eenigszins ande
ren bouw, te meer daar tot nu toe tusschen
beide landen elke algemeene regeling voor de
oplossing van geschillen ontbrak. Het is het
eerste vgrdrag van zoo algemeene strekking
door Japan met eenig land aangegaan. Het is
tevens een nieuwe bevestiging van de aloude
vriendschapsbanden tusschen de beide landen.
Het verdrag gaat uit van de gewone onder
scheiding tusschen rechtsgeschillen en niet-
rechtsgeschillen, welke niet door partijen als
rechtsgeschillen worden beschouwd, aan de
verzoeningsprocedure worden onderworpen,
door beide partijen gezamenlijk, of door een
harer. Bij de regeling van rechtsgeschillen is
niet 't stelsel gevolgd van de in de laatste jaren
door Nederland gesloten arbitrageverdragen,
waarbij een geschil voor het Permanente Hof
van Internationale Justitie kan gebracht wor
den door een eenzijdige dagvaarding of ver
zoekschrift van één der partijen In het onder
havige verdrag is steeds een voorafgaand com
promis noodig. Ook in het geval, dat bij ver
schil van meening over de keuze van het in
te roepen orgaan (Internationale Hof of Arbi
trale rechtbank) zal het Internationale Hof
bevoegd zijn. Het verdrag sluit zich in dit
opzicht aan bij de oudere verdragen; ook in
het in 1930 met de Vereenigde Staten van Ame
rika gesloten verdrag is de noodzakelijkheid
van een voorafgaand compromis voorzien. Het
is niet te ontkennen, dat het stelsel van de
noodzakelijkheid van een voorafgaand com
promis in sommige omstandigheden een minder
eenvoudige werking tengevolge kan hebben,
dan het stelsel der eenzijdige dagvaarding.
In verband met de omstandigheid, dat een
bijzondere overeenkomst noodig is ten einde
een beslissing over een rechtsgeschil te kunnen
verkrijgen en eenig risico dus blijft bestaan,
dat in een bepaald geval de weg eener gerech
telijke of arbitrale beslissing moeilijker be
gaanbaar blijkt, is de ruimere omschrijving
van de bevoegdheid van de verzoeningscom
missie waardoor deze als regel tot kennisne
ming van alle geschillen bevoegd zal zijn, niet
zonder belang.
Verdrag met Venezuela.
Ingediend is eveneens een wetsontwerp tot
goedkeuring van het op 5 April 1933 te 's Gra
venhage tusschen Nederland en Venezuela ge
sloten verdrag tot beslechting van geschillen
door arbitrage, rechtsspraak en verzoening.
(Van onzen correspondent).
Londen, 6 Juli 1933.
Op drie dagen afstands van Rome bloeiden de
vijgen van Carthago. Cato bracht eenige bijzon
der groote mee van zijn bezoek aan Afrika in
verband met Masinissa's aanspraken op het Car-
thageensehe gewest Tisca, schilderde in den
senaat dé macht en rijkdom van het overwon
nen land, illustreerde zijn betoog met de groote
vijgen, en drong erop aan een stad en een re
publiek, die steeds Rome's veiligheid bedreigen
zouden, te vernietigen.
Van' dien dag af besloot hij, volgens Plutar-
chus, elke rede die hij in den senaat hield, met
do woorden: „Ook dunkt mij dat Carthago vol
komen verwoest moet worden."
En de invloedrijke Publius Scipio Nasica, die
dit niet met hem eens was, besloot iedere rede
even plichtmatig met de woorden: „Mij lijkt
het noodzakelijk dat Carthago nog blijft voort
bestaan."
Dit is natuurlijk overbekend, en wij maken
dan ook geen aanspraak op den primeür van
het geval.
Alleen in den senaat van Rome, en misschien
in de Fransche nationale vergadering van 1789
kon een afgevaardigde op sublieme wijze iets
doen, dat op zichzelf belachelijk was; in de
meeste hedendaagsche parlementen daarentegen
komt het vaker voor, dat afgevaardigden op be
lachelijke wijze iets doen, dat op zichzelf
subliem had kunnen zijn. Het is zeer twijfel
achtig of eenzelfde man i.e. sir Austen Cham
berlain ongestraft om de zooveel weken in
het lagerhuis kan zeggen, dat aan het huidige
Duitschland geen verdragherziening en geen
gelijkheid van bewapening kan worden toege
staan. De groote meerderheid is het volkomen
met hem eens, maar wanneer hij de illustere
vergadering nog eenige malen op diezelfde ont
boezemingen onthaalt, dan voorspel ik dat de
groote meerderheid het niet langer volkomen
met hem eens zal zijn. Het parlement van West
minster is niet de senaat van Rome. Bovendien
is sir Austen Chamberlain niet Marcus Cato.
Misschien lijkt sir John Simon meer op Scipio
Nasica ik ken hen beiden te slecht om dit te
beoordeelen maar wij mogen ons toch afvra
gen, hoe lang sir John zonder zich belachelijk te
maken, op iedere rede van sir Austen zal kun
nen antwoorden, dat diens woorden de reactie
weerspiegelen, welke de gebeurtenissen in
Duitschland op het Engelsche volk gehad heb
ben.
afvragen welk nut dan die redevoeringen nog
hebben. Zij verwekken ontstemming in Duitsch.
land, zonder dat zij aan den anderen kant iets
goeds uitwerken.
Maar zelfs in Engeland wordt de bedoeling
van sir Austen verre van algemeen begrepen.
Ten onrechte immers legt men het zwaarte
punt op zijn anti-nazi uitvallen. Ten onrechte
krijgt men den indruk dat hij tegen beperking
van bewpaening en tegen verdragsherziening is
omdat Duitschland stout is. In werkelijk
heid ligt de beteekenis van zijn redevoeringen
uitsluitend in de hierboven aangehaalde pas
sage. Zij is geen kritiek op de Duitsche, doch op
de Britsche politiek zij het dan ook niet
rechtstreeks. Het beginsel, waarvan sir Austen
uitgaat, is: Door onder de bestaande omstan
digheden andere volken, die dichter bij het
gevaarlijkste punt (i.e. Duitschland) wonen
dan Engeland, over te halen tot beperking hun
ner bewapeningen, nemen wij een verantwoor
delijkheid op ons die wij niet willen dragen.
Op dit hoofdpunt is sir John Simon nimmer
Ingegaan. Desondanks heeft sir Austen ook
nooit gepoogd hem te dwingen erop in te gaan,
door een uitspraak van het Parlement uit te
lokken.
Zoolang hij dit niet doet, kunnen zijn rede
voeringen als nutteloos beschouwd worden. Zij
zetten bovendien des te meer kwaad bloed
doordat zij schijnbaar slechts tegen de nazis,
maar feitelijk tegen het vóór-Hitleriaansche
Duitschland evenzeer gericht zijn. Het is alsof
sir Austen, ook al spreekt hij met waardeering
over Stresemann, gaarne gebruik maakt van de
gelegenheid om te doen voelen, dat hij Duitsch-
land eigenlijk nooit vertrouwd heeft. Hij ver
ried dit gisteren:
„Zoowel vóór als na den oorlog vinden wij
daar dezelfde gedragslijn", zeide hij. „Zoolang
aan Duitschland iets geweigerd wordt, heet het
levensbelangrijk. Maar zegt men: „Wij zullen
het toestaan, en dan zullen onze betrekkingen
op een bevredigenden grondslag komen", dan
verliest de concessie alle waarde op het oogen-
blik dat zij wordt toegestaan, en wordt zij ge
bezigd als een sport om opnieuw hooger-op te
komen".
Hetzelfde is bijna tien jaren lang beweerd
door velen, die het niet met sir Austen's bui-
tenlandsch beleid eens waren. Nu geeft sir
Austen te kennen dat hij het wel nooit beweerd,
maar steeds gedacht heeft.
De twes zzrdge boomen en de twee eenige huisjes op het eiland Pampus.
Prof. J. A. van der Kloes schrijft in het jong
ste nummer van „De Groene Amsterdammer"
GEEN BINNENLANDSCHE PERS-
TELEGRAMMEN.
Het hoofdbestuur der P.T.T. heeft overwo
gen ten behoeve van de dagbladpers binnen-
landsche perstelegrammen in te voeren. Het
heeft in verband hiermede een onderzoek in
gesteld of hieraan behoefte bestaat.
Wij vernemen thans, dat uit de ingestelde
enquete is gebleken, dat het invoeren van bin-
nenlandsche perstelegrammen vermoedelijk
niet in een algemeen gevoelde behoefte zou
voorzien en geen noemenswaardige toeneming
van het telegraafverkeer zou geven.
Dit laatste zou tot gevolg hebben, dat de in
voering van binnenlandsche perstelegrammen
voor het Staatsbedrijf een _te groot financieel
nadeel zou opleveren, op grond waarvan voor
alsnog hiertoe niet wordt overgegaan.
EXAMEN VRIJE EN ORDEOEFENINGEN.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen brengt ter kennis van belangheb
benden, dat het examen ter verkrijging van de
akte van bekwaamheid in de vrije en orde-
oefeningen der gymnastiek, hetwelk te Utrecht
zal worden afgenomen, zal aanvangen op 6 Sep
tember a.s.
Zij, die zich aan dit examen wenschen te on
derwerpen, moeten zich voor 25 Augustus aan
melden bij den voorzitter der examencommissie,
den heer S. Brandsma te Rotterdam, inspecteur
van het L. O. in de inspectie Brielle, met over-
leggging van hun geboorte-akte. waaruit blijkt,
dat zij den achttienjarigen leeftijd hebben vol
bracht op 1 Augustus 1933.
EEN DOODENSTAD IN TRIPOLI.
In Sciara-Sciat, in Tripólitanië, is een zeer
belangwekkende archeologische vondst gedaan.
Het betreft hier n.ï. een doodenstad uit de 5e
eeuw van onze jaartelling. Tot nu toe werden
een twaalftal graftomben aan het licht ge
bracht, welke voorzien zijn van opschriften, in
Grieksche en Latijnsche karakters.
De werkzaamheden worden inmiddels voort
gezet; men neemt aan, dat men hier te doen
heeft met overblijfselen uit de Christelijke be
schavingsperiode, welke den invallen der Van-
dale»- tTxiaaU is voorafgegaan.
Austen Chamberlain,
Sir Austen kan zichzelf bezwaarlijk wijs
maken, dat zijn periodieke fulminaties tegen het
nazi-regiem nog denzelfden machtigen indruk
teweegbrengen als zijn eerste requisitoir, op
Witten Donderdag. Toch was de gisteren door
hem in het lagerhuis gehouden rede de sterk
ste van die, welke hij tot nu toe aan dit on
derwerp ten beste gegeven heeft. Maar in het
lagerhuis kan men niet steeds eenzelfde rede in
anderen vorm herhalen, zonder door het in
dienen van concrete voorstellen te bewijzen,
dat men het werkelijk ernstig meent.
Kapt. Eden, de parlementaire secretaris van
het Foreign Office, en Engelands vertegen
woordiger ter ontwapeningsconferentie, had be
weerd, dat deze conferentie eigenlijk niet ver
daagd wa3.
Hierop verklaarde sir Austen hoogst dank
baar te zijn, omdat die conferentie eigenlijk wél
verdaagd is:
„Het oogenblilc", zeide hij, „was niet geschikt
om verder te gaan. Laat de regeering voorzich
tig zijn in het aanvaarden van verantwoorde
lijkheid door andere naties, die dichter bij het
gevaarlijke punt zijn, over te halen tot beper
king harer bewapeningen' alvorens wij ervan
verzekerd zijn, dat wij haar veiligheid niet in
gevaar brengen".
Dit is de kern van alle redevoeringen, door
sir Austen sinds Witten Donderdag over de ont-
wapeningspolitiek gehouden. Maar hij kan niet
nalaten steeds opnieuw de nazis aan te klagen
wegens hun vervolging der joden, hun onder
drukking, der massa, hun vijandschap tegen pa
cifisme. Hij weet dat hij aldus de openbare
meening vertolkt; sir John Simon weet het ook.
Sir John Simon bevestigt het steeds opnieuw.
Maar heeft het eenig nut elke maand den
Duitschers te doen weten, dat men hier voor
hun regiem niet de geringste sympathie heeft
en dat men de bedoelingen hunner leiders wan
trouwt? Er is geen enkele reden om aan te
nemen, dat zij zich hiervan iets aantrekken.
En waarschijnlijk zullen zij zich, na iedere
nieuwe uitbarsting van sir Austen, zoo moge
lijk nog minder ervan aantrekken, omdat zij
zien dat het bij woorden blijft. Het zou een
parlementaire daad van sir Austen zijn, indien
hij een resolutie indiende, waarin hij de twee
hoofdpunten van zijn gisteren gehouden rede
vastlegde, nl.:
Ie. dat de Britsche regeering zich tegen ver-
drags-herziening verzetten zal, zoolang Duitsch
land niet duidelijk te kennen geeft, dat het
een beperkte en redelijke herziening als finaal
zal beschouwen;
2e. dat de Britsche regeering aan geen on
derhandelingen over beperking van bewape
ning zal deelnemen, zoolang Duitschland (ik
citeer sir Austen's woorden) niet naar zijn eigen
veiligheid streeft, doch naar een positie, waarin
zij de wereld kan tarten en den vrede verstoren.
Het is hoogst onwaarschijnlijk, dat de regee
ring de aanneming van zulk een- resolutie zou
adviseeren. Het is onzeker, of zij een meerder
heid zou vinden. Werd zij aangenomen, dan zou
de regeering er niet strikt door gebonden zijn,
maar er toch rekening mee hebben te houden.
Werd zij verworpen, dan zou men in en buiten
Engeland weten dat het parlement in de ver
houdingen in Duitschland geen aanleiding ziet
wijziging te brengen in Engelands internatio
naal beleid.
Maar wat gebeurt thans? Om de zooveel we
ken valt sir Austen Duitschland aan, terwijl
hij, door zijn argumenten niet in een voorstel
te formuleeren, den indruk verwekt ervan
overtuigd te zijn, dat zulk een voorstel toch
geen meerderheid zou vinden. Men mag zich
„Slechts enkelen, onder de vaklieden zoowel
als onder de leeken, hebben het rechte begrip
omtrent drijfzand. Bij de vaklieden is het geen
verschil tusschen practijk en theorie. Gebrek
aan begrip ten dezen vindt men zoowel bij aan
nemers en opzichters als bij mannen van hoog-
wetenschappelijke opleiding. Meermalen heeft
dat 'gebrek noodlottige gevolgen gehad. Dat
het in weerwil daarvan tot dusver standgehou
den heeft ligt waarschijnlijk aan de heerschen-
de schaamte voor gemaakte fouten.
Na kennisneming van het plah van den heer
Fr. Beckers tot bemachtiging van den Lutine-
schat schreef ik hem, dat dit plan m. i. tot mis
lukking gedoemd is, althans in zijn tegenwoor-
digen vorm en dat hij, na lezing van mijn on
langs verschenen verhandeling over „zand en
water in den aardbodem", waarschijnlijk over
tuigd zou zijn, dat de ruimte binnen zijn trech
ter niet droog te malen zal zijn wegens het
ontstaan van drijfzand; ik verklaarde mij tot
gedachtenwisseling bereid.
Hoewel niets met de zaak te maken heb
bende, heb ik mij tot dit schrijven verplicht
geacht omdat er menschenlevens mede ge
moeid kunnen zijn. Met het oog op de heer-
schende onwetendheid met betrekking tot
drijfzand heeft hot mij niet verbaasd er geen
antwoord op te ontvangen.
Hoe ik zelf tot kennis op dit gebied gekomen
ben? Mijn ernstige studie daarvan dagteekent
van den aanvang dezer eeuw. Lang tevoren had
ik een Engelschen roman gelezen waarin van
het voorkomen van drijfzand in een zeestrand
en de vrees daarvoor bij de bevolking vermeld
werden. Ook was mij het verhaal bekend van
de in het Oostzeestrand bloot gekomen ge
raamten van een ruiter en zijn paard uit wier
houding bleek dat het dier met zijn voorpoo-
ten in het drijfzand geraakt en de man over_
den kop daarvan voorover erin geschoten
moest zijn. Als directeur der gemeentewerken
te Dordrecht (1873—'82) had ik persoonlijk
eenige malen met drijfzand te doen gehad. De
bezinkvijvers en filters op het pompstation
der drinkwaterleiding b.v. moesten een halven
meter minder diep uitgevoerd worden dan ont
worpen was (te Delfshaven was hetzelfde ge
beurd); een zinker, die onder water, vorst-
vrij, aan de straatleiding zou aangesloten wor
den, moest hooger gehouden worden vanwege
loopzand, enz.
In een der eerste jaren dezer eeuw was ik
voor wijlen Jan Smit VII, aannemer van wer
ken voor den Noordooster Lokaalspoorweg, ar
biter in een geschil over het al of niet schul
dig zijn van boete wegens te late oplevering.
Als zoodanig bezocht ik met hem de in uit
voering zijnde werken, waaronder den onder
bouw van een brug over de Vecht bij den
Haandrik Bij dat werk deden zich moeilijk
heden voor en kwam de vraag ter sprake:
„Wat is drijfzand?"
De fundeering van den pijler, een houten
vloer op palen, was om onbekende redenen,
wellicht bij vergissing, 1 meter dieper ontwor
pen dan alle andere kunstwerken in denzelfden
spoorweg.
Men spoot de palen in, baggerde het zand er-
tusschen weg, zaagde de boveneinden over een
paar meter lengte onder water af, zette er een
kistdam omheen en ging aan het leegpompen
en droogleggen van de ruimten daarbinnen,
doch dit bleek onmogelijk. Door den water
druk van buiten werd het zand erbinnentot
drijfzand en de kistdam stortte in, men plaat
ste een wijderen en zwaarderen kistdam en die
ging eveneens teniet.
In die dagen werkte bij mij in de polytechni
sche school een student, die op Terschelling
bij een waterstaatsman in de leer was geweest
en met dezen aldaar in gevaar had verkeerd
door met 'n tweespan voor een boerenwagen in
het drijfzand te geraken; door de zweep erop
te leggen waren zij eraan ontkomen. Door zijn
tusschenkomzt kreeg ik drijfzand van Ter
schelling, aldaar duikelzand genoemd.
Toentertijd was ik ook bevriend met wijlen
Th. Stang den directeur der Haagsche Duin
waterleiding. Door hem werd ik van nabij
bekend met den duinbodem en het water
daarin.
Uit ons onderzoek bleek de volkomen gelijk
heid van het duikelzand van Terschelling, het
drijfzand uit de Overijsselsche Vecht en Sche-
veningsch duinzand.
Drijfzand is zand dat door een opwaartschen
waterstroom zwevende wordt gehouden. In het
zeestrand kan drijfzand ontstaan wanneer op
een hoogen springvloed een lage eb volgt zoo-
dai een jjroot verschil 1» hoogte ontstaat ius-
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie).
BEZUINIGING
Zou er in heel ons Nederlandsch woorden
boek wel een woord te vinden zijn, dat meer
angst, kommer en ellende in zich verborgen
houdt dan dat, in dezen tijd zoo vaak gebruikte,
maar nog veel meer misbruikte woord.... be
zuiniging
Van overheidswege is men met dit woord,
althans bij het Rijk, geenszins zuinig, ja zelfs
wel een weinig verkwistend. Onder dezen druk
mantel gaat heel wat schuil, wat in wezen, niets
met werkelijke zuinigheid te maken heeft. Er
bestaat ook nog zoo iets als verkeerde bezuini
ging.
Het nieuwe kabinet heeft thans ook in die
richting zijn eersten slag geslagen. Waren het
tot nu toe steeds de vast aangestelde Rijks
ambtenaren, die de eerste stooten moesten op
vangen, thans wordt een lager doelpunt onder
handen genomen, namelijk de personen, werk
zaam op arbeidscontract. Bij het personeel der
Directe Belastingen (gemakshalve neem ik hier
een groep waarvan mij de meeste gegevens ten
dienste staan) bevindt zich een steeds grooter
wordend gedeelte van personen, werkzaam op
arbeidscontract, waarbij vaders van groote ge
zinnen. Velen zijn door de tijdsomstandigheden
daar gekomen, enkelen op tamelijk jeugdigen
leeftijd. Onder hen zijn er, die gewoon lager
onderwijs hebben genoten, maar ook die Mulo,
3 of 5-jarige H. B. S. en diverse diploma's be
zitten. Zijn er velen die drie, vier of vijf jaren
reeds bij dezen tak van dienst werkzaam zijn.
Bij de geleidelijke verplaatsing van hoogere be
ambten, zijn deze arbeidscontractanten succes
sievelijk de plaatsen gaan innemen van klerken.
Daar ambtelijk het systeem van „loon naar
arbeid" niet bestaat, althans niet wordt toege
past, worden al deze personen over één kam
geschoren en ontvangen allen dezelfde vergoe
ding (zulks met uitzondering van degenen die
eerst kort aangenomen zijn en minder ontvan
gen).
De vergoeding bedroeg tot nu toe drie gulden
per werkdag verminderd met 4 pCt., welke bij
het verlaten van den dienst weer wordt uit
betaald.
Op 26 April J.I. ontvingen de arbeidscontrac
tanten een schrijven, waarin het bestaande
arbeidscontract werd opgezegd tegen 1 Juli 1933.
Drie maanden bleven zij in afwachting wat
met hen zou gebeuren. Eindelijk 30 Juni, zou
den zij het nu hooren of zouden zij den vol
genden dag ontslagen zijn Bijna is de voor
middag- verstreken, als er bekend gemaakt
wordt, dat in afwachting van het nieuwe con
tract, vanaf 1 Juli per dag uitbetaald zou wor
den slechts 2.50. Een korting van 17 pCt. en
dat op de toch al zoo kleine vergoeding. Maar
zoo erg is het Goddank niet geworden. Eenige
uren later werd medegedeeld, dat de nieuwe
contracten zouden worden opgemaakt en de
vergoeding zou bedragen ten hoogste 2.75
per dag.
Dus toch een vermindering van 814 pCt.
Mocht vroeger Minister de Geer verklaren,
dat hij het billijk zou vinden, dat de arbeids
contractanten, die daarvoor in aanmerking
komen, een vaste aanstelling zouden krijgen,
het huidige bewind schijnt hun positie nog te
goed te ocrdeelen en heeft gemeend dat ook zij
nog best wat konden missen.
In dit geval moet geconstateerd worden, dat
de meest noodzakelijke levensvoorwaarden ern
stig bedreigd worden. Bij 'n inkomen van 15.84
per week wordt gebrek geleden, vooral waar
men van dit loon een Bezin moet onderhouden.
Bovendien is 't toch'ook n'fet bevorderlijk voor
het werk, indien de zorgen voor het levensonder-
j houd zoo zwaar worden. Ook mag niet vergeten
worden dat velen, indien zij werkloos waren,
meer aan ondersteuning zouden ontvangen.
X.
schen den grondwaterspiegel in het duin en
den zeestand.
In den duinbodem heeft voortdurend neer
slag van water plaats; aan de landzijde ont
staan daaruit beken, naar zee een doorgaande
grondwaterstroom. Wanneer men in het strand
een put laat zakken vindt men daarin zoet wa
ter. Wordt zoo'n put door de zee overstroomd,
dan zorgt de duinwaterstroom voor een lang
zame vei-zoeting. In het strand op Schiermonni
koog is door opvolgende stormvloeden een na
tuurlijke zeewatervijver, ontstaan, die telkens
op weg naar verzoeting is en dan weer door
de zee wordt verzout.
De Noordzee langs de Waddeneilanden heeft
een dagelijksch getijverschil van 1.64 meter,
doch dit verschil kan bij lage eb na spring
vloed oploopen tot 3.28 meter. Dan is er aan
leiding tot het ontstaan van drijfzand. Terschel
ling is vanouds daarvoor bekend. Men treft het
aldaar aan op de Boschplaat op 400 meter af
stand uit den duinvoet, op den Noordvaarder
is die afstand soms wel 2000 meter. Ook elders
doet het zich in het strand voor; in Augustus
1932 b.v. te Katwijk. Daar zakte toen een tractor
op rupsbanden tot vervoer van een motor-red
dingsboot in het drijfzand; hij wefd met behulp
van een zestal paarden en de noodige domme
krachten eruitgehaald. Kort daarna zakte te
Bloemendaal een paard voor een melkwagen
plotseling tot zijn buik erin. Na veel moeite ge
lukte het eenige planken onder het dier te
trekken, zoodat ook dit ongeval goed afliep.
Het is voor mij langen tijd een raadsel ge
weest hoe de grondwaterstroom uit het duin
op zoo groote afstanden uit den voet daarvan
het zand tot drijfzand kan maken. De oplossing
daarvan is echter zeer eenvoudig: tengevolge
van sterke verdamping kan het onder druk ver-
keorende duinwater het strandoppervlak niet
bereiken. Op de grens tusschen droog en nat,
waar het strandzand met water verzadigd is,
houdt het verdampen op.
Daar ontstaat dan ook het drijfzand.
Beckers meent de ruimte boven het wrak te
kunnen droogleggen en dan een oppervlakte
van ongeveer 1*10 vierkante meters ter beschik-
kin" te krijgen waarin een aantal arbeiders
kunnen berisp om het Ê°ud en zilver blooJ
te le "gen, dat clan door een lift omhoog zal
worden gebracht.
Wat is nu te verwachten? De toren wordt,
aan de jukken op de pontons hangende boven
het wrak gevaren en zaclitkens op den zeebodem
neer"elaten, zoo dat hij telood daarop komt te
staan. Dan vangt men aan te pompen, voorzich
tig want, zoodra er een zeker verschil in wa
terstand tusschen binnen en buiten bereikt is,
begint er drijfzand te komen. Kwaad zal het
niet dadelijk doen, het zal het zinken van den
toren bevorderen en weldra zal diens onderrand
het wrak bereiken. Dan wordt het meer en mesr
gevaarlijk. Van droogleggen der binnenruimte
kan geen sprake zijn, hoe harder er gepompt
wordt op hoe grootere diepte het zand rondom
het wrak in beweging komt en 't duurt niet
lang of de toren dondert omver met allen, die
erop staan.... tenzij het pompen snel genoeg-
gestaakt wordt, dan zet het zand zich daarbin
nen weldra vast en de toren blijft scheef over
eind staan als gedenkteeken van de onwetend
heid en de onkunde der. Nederlanders van de
20e eeuw op het punt van drijfzand.
Dan is het wrak waarschijnlijk voor goed on
bereikbaar gemaakt en het in de zaak gestoken
kapitaal gaat denzelfden weg op als zijn voor
gangers.
Al de vroegere gedeeltelijk gelukte pogingen
om den schat der Lutine te bemachtigen berust
ten op het werk van de duikers in den natte
en dat is m.i. de eenige kans van slagen.
De tegenwoordige onderneming kan ook tot
juais .«widers dan teleurstelling leiden-"