DE HOOGOVEN.
DE KAARTLEGSTER. HET LAATSTE SCHOT.
HET VOORSTEL.
ALLERLEI
HET PROEFGESCHENK.
-O-
0
tro«a
WOENSDAG 19 JULI 1933
Boven op den hoogoven staan twee mannen,
hanteeren de zware kipkar, beladen met erts
en kolenstooten ze in den trechterDaar
broddelt het., walmt en sist., zonder ophou
den, dag en nacht.
Vlammen slaan opMet lange stangen gaari
ze in de gloeiende massa., stooten en schuiven
Boven hen de klok..
Morgen is het mijn trouwdag, zei de
eene....
Diep onder hen klinkt het gerommel van
de mijn, electrische machines suizen overal in
het rond. Kolenwagens in eindelooze rijen van
boven van de mijn.kruipen over het land.
stompzinnig., de eene achter de andere
nooit sneller, nooit langzamer. Zonder ophou
den dag en nacht.. De mannen boven zeg
gen niets meer.
Trouwdag, denkt de eene. Kamer en keu-
ken zal hij hebben, niet meer in het logement
zitten met de anderen, in die enge ruimte., de
bedden naast en boven elkander.
Trouwdag, denkt de andere. Heiligen
beelden zal hij hebben aan de muren en de
vrouw zal hem het eten kokenhet bed op
maken
Dat is zijn bruid. Hij heeft haar gezien.
stevig en krachtig is zij geweest die kan
aanpakken.. Die zal het goed hebben 'n
eigen kamer en 'n eigen keuken., wat n
bofferd!
Kinderen zal hij hebben., eerst een jongen.,
die heet Otto; dan., dan nog een jongen, dan
misschien een meisje., dat zal Truus heeten..
of misschien Agnes?
Rusteloos gaat de lift op en neer., brengt
kolen en erts boven de aarde, altijd nieuwe
wagens. De oven is gulzig.. Het broddelt en
sit overdlVloeibaar erts druppelt naar be
neden.. een vlammend meer is daar
Hij brandt nu sinds weken, de nieuwe oven.
de trots der mijn. Allen hebben rond hem
gestaan, toen hij aangestoken werd. Dagenlang
hebben zij hem gevoederd, volgestopt met hout
en kolen boordevol tot aan den rand
Trotsch heeft hij daar gestaan, toen hij aange
stoken werd.
Hij zou meer produceeren, de nieuwe, n
Dubbele productie", zei de directeur trotsch!
Nevenaan opende zij de luiken en lieten den
gloeienden stroom er uit gudsen.
Sissend schoot hij naar voren vond zijn
weg., slingerde zich., stroomde in de gereed
staande bedding., breidde zich uit eivol
'n verblindend licht straalde door de donkere
babhMet lange stangen stonden zij en regelden
den 'stroom., hielden den arm voor de oogen
ter beschutting tegen het verblindende licht.,
En de oven siste en sproeide..
Toen was de groote dag gekomen voor den
nieuwen., den grooten hoogoven. Beneden
verdrongen zich in 't rond de directeuren en
ingenieurs.. Spraken schoone woorden., de
oven vloeide over van trots. Toen trad een
dame naar voren, met de fakkel in de hand
wierp deze midden in de houtwol. Hoogop
spoot de vlam
Zoo doop ik u en schenk u 't leven.
En de vlam sloeg in den kolossalen buik en
kraakte. Zocht iets..
Morgen is het mijn trouwdag!
Boven op den heuvel schuift een vuurstroom
naar het dal.. De wind vat de dampen en
drijft ze de omstanders in het gezicht. Die
wenden zich af.
Voorzichtig, het gas is vergiftig!
Een paar ademhalingen zijn voldoende, dan
denkt men aan niets meer.. Niet meer aan
het ellendige leven, zonder huis, zonder tehuis,
in het- bedompte logement. Daar liggen zij,
die van het werk komen., als dooden.. Hoo-
ren niets., voelen niets., ze slapen slechts
als blokken
En 's avonds zitten ze in de kroegen, joelen
en schreeuwen., drinken jenever. Naar huis?
En als men nu geen tehuis heeft..
De lift belt.. Nieuwe wagens worden aan
geschoven.. erts en kolen in eindelooze rijen..
Beneden hoopen zij zich op tot bergen., grijze
magneten., rood ijzer., geel dolomiet.. Don
deren in de karren., daartusschen glinsteren
zilvergrijze kolen..
Morgen is het mijn trouwdag! Hij ziet
den kameraad van terzijde aan.
Nu is zij nog jong en krachtig.Maar hoe
zien zij er uit de vrouwen, die hij in de vuile
stegen zietbleek en zorgvolHet kléine
huis vol kinderen., acht menschen in een ka
mer, soms tien., en slechts twee bedden., 'n
kamer en 'n keuken.De kinderen zijn lastig
en huilen, de man vloektDe Heiligenbeel
den? Hij weet soms niet eens meer dat zij
aan den muur hangen., zoozeer worden z'n
gedachten naar 't zorgvolle aardsche getrokken
Overdag is hij in de mijn, 's avonds in de
kroeg en 's nachts slaapt hij., als een blok.,
stof en schimmel bedekt alles., hij ziet het
niet meer..
In het begin zijn ze samen door de velden
gegaan., hand in hand., maar later? De kin
deren hebben veel noodig.. en hij drinkt..
Niet meer zooals in het begin een je
never.. Dan ziet hij de wereld anders.
De zetbaas uit het logement schudt het
hoofd. Zoo zal het komen., hij heeft het im
mers al zoo dikwijls gezien., overal is het
zoo., en toch gelooft hij nog, dat het bij
hem beter zal worden..
Krijgt immers een kamer en een keuken, en
gordijnen.en een heiligenbeeld.en een bed.
Boven de sirene die zal spoedig huilen
Dan is het verwisseling van ploegen, dan ko
men er anderen., en zij gaan naar huis.naar
het logement.in de woning, want morgen
Morgen is het trouwdag..
En als hij weer naar de schacht gaat. weer
de ijzeren trappen opklimt, dan is hij een
andere., een echtgenoot.. En thuis zit de
vrouw., zorgt voor hem.. Staat «aan het raam
als hij de straat in komt.. Dan is alles heel
anders..
De ventilators sissen en blazen., binnen in
den oven is een lawaai als een orkaan. De
gloeiende massa smelt het erts., en het ijzer
drupt als vloeibaar vuur., verzamelt zich be
neden.. broddelt op., wordt een vurige zee.,
brandt tegen het luik., wil eruit..
Nog enkele minuten, dan huilt de sirene.
Daar staat een ertswagen., die moet er nog
In.Met donderend lawaai storten de stukken
ln de opening.
Nu gauw, dan is het gedaan.. Zij springen
er naar toeverdeelen de stukkendirect
■toet de serene huilen.
Wat ia dat., de grond wankelt.» de ertsaa
Linke Tinus had besloten zijn beroep den rug
toe te keeren, hij had er genoeg van. Hij kon
zich de weelde veroorloven, voor het vervolg
fatsoenlijk te. gaan leven, hij was binnen. Het
werd tijd het veld te ontruimen voor jongere
krachten; hij was niet meer zoo katachtig-vlug
en lenig als vroeger, was ook niet zoo gehaaid
in de aanwending der technische hulpmiddelen
van den laatsten tijd, die de jongens van van
daag als de bekwaamste ingenieurs voor hun
bedrijf wisten uit te buiten.
Het was de groote fout van z'n mees.e col
lega's geweest, dat ze van geen ophouden had
den geweten: in den roes van hun mazzel had
den ze vergeten, dat ze onophoudelijk dag en
nacht, door de recherche achterna gezeten wer
den, en bijna allen waren ze, vroeg of laat,
tenslotte toch geknipt. Hem hadden ze nooit
kunnen vangen, hij heette niet voor mets de
Linke Tinus; voortaan zouden ze de kans met
meer krijgen, nooit meer.
De laatste buit was binnen. Drie weken ge
leden had hij z'n laatsten slag geslagen, samen
mét „manke Jet", een pracht-kraak, een mees
terstuk van opzet en uitvoering. De buit was
geweldig geweest, geld en juweelen, meer, veel
meer dan ze gedacht hadden, het driedubbele
van wat die krantenknullen vermeld hadden.
Het was de kroon op het werk. Nu, na drie
weken, was de politie nog even ver als bij de
Ontdekking van den inbraak. Hij was hun weer
te slim af geweest, hij. hij, de linke Tinus, de
gehaaidste van de heele bende.
Hij zette z'n pet op, had een afspraak met
manke Jet, die den buit verborgen hield, de
laatste voor hun vertrek; morgen zouden ze,
ieder afzonderlijk, naar een verschillende rich
ting de stad verlaten, na een paar dagen elkaar
treffen in Brussel. Toen hij de deur uitging,
zag hij op de vloermat een klein groen reclame
kaartje liggen, hij raapte het op, las terloops;
Mevrouw Farra del Lado
Achterzij gracht 2851
Nelderziende in alle voorkomende zaken. Voor
spelt onfeilbaar üw toekomst. 37-jarige praktijk.
Consult dagelijks 310 uur.
Dames f 1.— Heeren 1.50
Juist wilde hij het vodje wegsmijten, be
dacht zich plotseling. „Daar kon ik voor de lol
weieens naar toe gaan, eigenlijk linker dan op
straat slenteren of in kroegen hangen. Ik heb
nog een vol uur, wil eens weten, wat dat mera-
kel te vertellen heeft". Hij liep naar het op
gegeven adres, zag een openstaande voordeur,
heesch zich een uitgesleten, half-vergane
trap op.
„Bij wie mot U weize?'....
„Bij die waarzegster".
„O, - hier, één hoog vóór, loop u maar naar
binne, ze is thuis, geloof ik".
Linke Tinus stond in de kamer. Het was er
halfduister, voor de ramen hingen versleten,
donkerroode pluche gordijnen, op een kastje
brandde een zwakschijnende schemerlamp, aan
den zolder hing een vogelkooi, waarin een sla
pende groene papagaai. In een hoek tegenover
de deur, met den rug naar het venster, zat in
een leunstoel een oude vrouw achter een rond
roodbekleed tafeltje, waarop een groote zwarte
kater en tweè stellen versleten speelkaarten.
De haren der oude vrouw waren spierwit, het
gelaat doorgroefd met ontelbare rimpels, de
handen mager, dor en bevend, de houding ge>
bogen, de oogen half gesloten.
Ze sprak fluisterend, slechts nauw verstaan
baar, uiterst langzaam:
lek voorspel oe het verleden, het heden,
de toekoenft, bij voorausbetaling".
Tinus deed een greep in z'n gevulde broek
zak, wierp een rijksdaalder op het tafeltje, ging
op een uitgezakte fauteuil tegenover de oude
'vrouw zitten. Deze borg het geld in een reti
cule aan de leuning van haar stoel, nam een
spel kaarten, schudde ze, legde langzaam een
tiental kaarten geopend voor zich. Met beven
de vingers wees ze één voor één naar de voor
haar liggende figuren, zei andermaal fluisterend
in gebroken Hollandsch:
„lek zie in een f remde stad.... von der
Reise.... ruiten heer, harten tiengeld, viel
geld.oe is gescheiden man.harten frouw
oe verkeert met blonde frouwklave
ren.... iek zie klein lichaamsgebrek.... ruiten
boer naast ruiten ten.... heer viel geld.... uit
f remde stadbij harten frouw.... harten
heeris oe geldschoppen koning, oe
moet daarvoor ien acht nemen.... zwart per
soongefaar bij schoppen koning,... links
onderaan".
Tinus luisterde gespannen, wachtte.
„lek die gefaar kan zien uit kristal.... met
zekerkeit, voor rijksdaalderiek moet we
ten,of verleden goed..., is oe geld, viel geld
bij blonde frouw
Tinus smeet opnieuw een rijksdaalder op het
tafeltje, nog een.
„Klöpt allemaal precies, moeder, zeg op, ver
der, zeg op, waar, wat met die zwarte heer I"
„lek oe zeg, diedie zwarte heer"....
Plotseling was de kamer hel verlicht, de
kaartlegster rukte de pruik van het hoofd,
richtte een blinkende revolverloop op Tinus.
„Handen hoogDie zwarte heer ben ik, dit
maal ben je niet link genoeg geweest, Tinus,
ik heb gespeculeerd op je bijgeloovigheid, daar
hebben jullie allemaal een tik van te pakken.
Voor de politie was je niet zoo gemakkelijk
door de mand gezakt, ik heb meteen voor ge
tuigen gezorgd."
Vanachter de gordijnen kwamen twee recher
cheurs te voorschijn, de boeien klikken om z'n
polsen, knarsetandend liet hij zich wegvoeren,
De kaartlegster nam de telefoon van een ver
borgen plankje, instrueerde kort:
Manke Jet onmiddellijk arresteeren. Huiszoe
king doen tot de buit gevonden is van den in
braak i^j Graaf Weitenstein."
De redacteur haalde de schouders op.
„Verzen brengen niets op", zei hij. „Magazine
lezers geven er geen zier om, behalve als ze
erg sentimenteel zijn. „Waarom", vroeg hij, haar
het manuscript teruggevend, „probeert u het
niet eens met proza".
„Ik kan geen proza schrijven", bekende ze.
„Poëzie is zooveel gemakkelijker".
En ze zweeg verschrikt, bang, dat zij een
dwaasheid gezegd had. Maar de redacteur
lachte:
„Goed!" riep hij uit. „Uitstekend! Menschen
die geen twee regels proza aan elkaar kunnen
rijgen, nemen hun toevlucht tot een versje, als
ze iets aardigs presteeren willen op bruiloften
of begrafenissen. Ha! ha! De primitieve letter-
kundigen waren allen dichters. Proza-schrijven
is de laatste ontwikkelingsphase
De jonge vrouw luisterde mechanisch naar
deze diepzinnigheden.
Ik zal het probeeren", zei ze bedeesd.
Nou, nou! Probeeren! Men kan niet zóó
maar in één dag opklimmen van de afgronden
der poëzie tot de bergtoppen van het proza.
Maar ik mag u niet ontmoedigen, mevrouw.
Hebt u ideën? Invallen? Oorspronkelijkheid?
Dichters zijn te primitief om oorspronkelijk te
zijn.
„Dante", protesteerde ze flauw.
„Was een foreigner", zei hij onwillig. „Ik heb
hem hier nog ergens staan, dat is te zeggen een
Fransche vertaling, maar ik lees geen Fransch.
Neen, als u hier nu en dan een paar pond ver
dienen wilt, beste mevrouw, dan moet u het
met proza probeeren
„Maar mijn hemel", riep ze plotseling uit met
een verwoedheid, die hem ontstelde, „ik moet
toch leven.... ik heb een kind! Zijn vader
heb ik aan het land moeten geven.... den II
November 1918.... het laatste schot. Dienze^f-
den morgen werd James geboren. We hadden
een klein flat achter Buckingham Palace Road.
Ik kon het volk hooren jubelen voor het paleis.
Ik was trotsch en gelukkig als een godin. James
zou terugkeeren, zou ons kind en mij tegelijk
aan het hart drukken. Alle gevaar, alle dood
angst van vier jaren waren gewekenMaa.
het laatste schot vermoordde James".
Bleek en armzalig, begon ze zenuwachtig te
snikken.
De redacteur was bang voor huilende vrou
wen.
Onze lezers houden niet van poezie be
tuigde hij onhandig. „Waarom", vervolgde hij,
„hebt u nooit als de vraag niet ongepast is
een werkkring gezocht?"
„Omdat" ze keek hem vreemd aan
dat ik ziek geweest benomdat
En plotseling las hij in haar oogen, welke
óntzettendste aller ziekten haar wellicht jaren
lang belet had te werken voor het kind, dat
geboren was ,toen het laatste schot viel.
„En daarna?" vroeg hij.
Was James een mooie jongen van zes jaar
geworden. Ik had het geluk de kinderversjes te
mogen schrijven voor „Homelife". Dat was drie
pond per week, en met het pensioen....
„Homelife bestaat niet meer", merkte hij op
Zij schudde het hoofd.
En daarna ben ik weer een jaarziek
geweest. Dat laatste schot.... ik wil zeggen
ik kan dat laatste schot niet vergeten. De dok'
ter, die aan het front was, zegt, dat het met
het laatste schot geweest is. Soms probeer ik
te gelooven, dat het niet het laatste schot
Wa,Het'zal moeilijk zijn uit te maken", zei de
redacteur, die met het geval geen raad wist,
„het zal moeilijk zijn uit maken wie het.
slachtoffer geweest is van het laatste schot
„James!" riep He vrouw uit. „Het horloge van
Haig ging vijf minuten na....!
Ze streek met de hand over haar voorhoofd.
„Onzin", zei ze verontschuldigend, ,,'t Is groo-
te' onzin. U moet het mij niet kwalijk nemen.
Ik raak die dwaze gedachte niet kwijt, maar ik
weet, dat het onzin is. En toch als het horloge
van Haig niet vijf minuten nagegaan was, dan
zou James
„Mevrouw", sprak de redacteur bedachtzaam,
„ik neem die drie verzen van u. Het publiek
houdt niet van verzen, maar ik zal ze plaat-
De correct-gekleede jongeman had aan t
dienstmeisje z'n kaartje afgegeven.
Voordat Jpn van der Lant, directeur van het
Tuinstadtheater, gelegenheid kreeg om het
meisje de boodschap te doen overbrengen, dat
mijnheer niet thuis en toch in ieder geval nooit
in zijn particuliere woning te spreken was, stond
degene, die blijkens het kaartje Armand de
Buvel moest zijn, in den salon.
Brutaal was 't, maar de jongeman deed het
zoo kalm, of het de gewoonste zaak ter wereld
was. Noch de directeur, noch zijn vrouw dacnten
er ook maar aan hem een stoel te presenteeren,
en daarom nam hij er eenvoudig een.
Van der Lant keek zijn vrouw eens aan. Zij
haalde haar schouders op. Toen lachten ze.
Maak u 't dan alstublief kort meneer, ver
zocht de directeur.
Zoo kort mogelijk, zei het jongmensch en
hij glimlachte. Ziet u, wanneer u ook maar
eenig vermoeden had van het doel mijner komst,
dan zoudt u mij mij zeker den stoel, dien ik
nu zoo vrij was te nemen, hebben aangeboden
en mevrouw had me dan allicht 'n kopje thee
gepresenteerd. Maar u weet natuurlijk niet.
Uw onbeschaamdheid gaat wat ver, meneer,
viel van der Lant, zich meer en meer opwin
dend, in de rede.
Stil maar, Jan, lachte z'n vrouw, meneer
bedoelt 't waarschijnlijk niet kwaad. Overigens
'n kopje thee, meneer
De vrouw was nieuwsgierig.
"Wanneer u koffie bij de hand heeft, ik
prefereer koffie
Van der Lant sprong op en wierp met
bruusk gebaar de kamerdeur open.
Als ik u verzoeken mag, meneer, de trap af,
de gang recht uit en dan vindt u de buitendeur
...bonlour, meneer.
De bezoeker stond op. Hij mompelde voor
zich uit.En toch was het voor u iets bui
tengewoons geweest.... ik weet nu eenmaal
niet wat met dat geld, dat me zoo onverwacht
in den schoot is geworpen, aan te vangen....
en een eigen theater uw volle eigendom.t
was toch niet te versmaden.... enfin....
Vóór Amand de Buvel de kamer uit was,
deed de directeur de deur weer dicht.
Ga u toch nog eens even zitten, meneer,
't is mogelijk, dat het me interesseeren gaat.
Vrouwtje, zou het erg lastig zijn, indien je
meneer een kop koffie gereed maakte?
Weineen, meneer kan intusschen vertel
len en ik luister wel mee, indien meneer het
tenminste permitteert.
Niets liever dan dat, mevrouw. Ik steek
dan maar direct van wal
Maar steek eerst nog een sigaar op, lacnte
Jan van der Lant, een vollen koker presen-
Wat toch mogelijk is.
Te Compiègne, waar keizerin Eugénie zoo
nraag haar beroemde jours hield, begon in haar
tegenwoordigheid de hertogin de Richelieu eens
een verhaal met deze woorden.
„Op zekeren dag zei Lodewljk XIV eens
mijn gemaal....".
Keizerin Eugénie onderbrak.
V/at zegt U daar, hertogin, Lodewijk XIV
tegen Uw man.... U bedoelt natuurlijk denk
ik Lodewijk XV, of misschien wel Lodewijk
XVI
„Heelemaal niet. Ik bedoel wel degelijk den
Zonnekoning. Mijn man was get>oren in 169®
en was dus negentien jaar oud bij den dood
van Lodewijk XIV, dien hij nog als_ page ge
diend heeft. De hertog trouwde mij in 1780.
Ik was toen vijftien jaar. Reken nu zelf maar
uit. Want ik ben zelf nu over de negentig. Uw
majesteit zal moeten toegeven, dat ik de ko-
ningin niet verwar, en ik het geheugen der
preciese data niet verloren ben
Herinneren wij ons hierbij, dat keizerin
Eugénie gestorven is na den grooten wereld
oorlog, en dat er kortgeleden nog overlevenden
waren van de beroemde „Séries de Compiègne
Deze dus hebben nog de weduwe gekend van
een tijdgenoot van den grooten Franschen ko
ning. De hertog van Richelieu (Louis Francois
Armand de Viqurof du Plessis) had op 84-jari-
gen leeftijd mil. de Rothe getrouwd, die toen
juist vijftien jaar oud was.
O-
't Kan verkeeren.
Paul Morand vertelt in zijn boek over Lon
den een aardige anecdote over den huidigen
Engelschen minister-president Ramsay Mac
Donald, welk verhaal hij zelf uit den mond
van den sociaal-democratischen voorman H. G.
Wells gehoord heeft.
Wells was eens in zijn jeugd aan het Victoria
station te Londen om partijgenoot Ramsay Mac
Donald af te halen om hem naar een meeting
te brengen.
Voorbij het Buckingham Palace, het paleis
van den koning gaande, zag Mac Donald de
Garde het eeresaluut brengen, en hij maakte
de korzelige opmerking: „Dat moet allemaal
weggebezemd worden!"
„Gisteren", vertelde Wells verder, „kwam ik
opnieuw voorbij Buckingham Palace, er had
een receptie plaats, en de Garde presenteerde
het geweer voor een mijnheer in hofkleeding,
en deze was niemand anders dan.... Ramsay
Mac Donald."
„En mag ik
sen
„O, dank u!" riep ze verheugd,
meer voor u schrijven?"
„Probeer het met proza", drong hij aan.
Op een papiertje krabbelde hij eenige
woorden.
„Gaat u hiermee naar de kas", zei hij
Nogmaals dankend, en stralend van geluk,
stond zij op. Toen zij een blik op het papiertje
wierp, zag zij, dat er een bedrag van 10
op ingevuld was.
Zij vergat hem de verzen ter hand te stellen
en hij vergat er naar te vragen.
Twee weken later kocht zij het nieuwe num
mer van het „Thames Magarine".
De verzen stonden er niet in, maar het
maandblad ving aan met een rijk-geïllustreer
de schets: „Het Laatste Schot".
„Wat een onzin", zei ze, na het gelezen te
hebben.
^üTbezoeker accepteerde en begon te vef-
Het is een variatie op het thema: de oom
in Amerika, gestorven aan een hartkwaal, zoo
veel millioenen voor het eenige neefje achter
latend. Mijn oom maakte zijn fortuin met in
Amerika, maar in Zwabberdam, door middel
van een groentendrogerij. Hij deed zaken in
oorlogstijd en dat was nu juist zijn geluk, daar
op een gegeven oogenblik plotseling ieder
groentenblad van 'm een kwartje waard werd.
Enfin, dat is een kwestie, die weinig ter zake
doet. Hoofdzaak is, dat oom overigens In het
geheel niet van de traditie afweek, maar han
delde, zooals het een recht geaard oom, al of
niet in Amerika, doch in ieder geval met de
duiten, past. Oom ging op den juisten tijd dood
en liet neefje zijn geheele fortuin na. Laat ik
er eerlijk bijvoegen, dat neef voor dien tijd
nog niet zooveel guldens bij elkaar had gezien,
als nu bankjes van honderd. Enfin, dat is weer
een ondergeschikte kwestie.
Armand de Buvel schoof iets in zijn stoel
achteruit. Hij lachte vergenoegd. Welke neef,
in zijn omstandigheden, zou niet lachen. Me
vrouw maakte van de gelegenheid gebruik om
den aardigen jongeman z'n kop koffie te pre-
senteeren.
o, mevrouw, schrok de bezoeker, ik ge
bruik ze altijd zonder melk
Een ander kopje voor meneer, vrouwtje,
verzocht de directeur.
Nu komt de quintessence, meneer Jan van
der Lant. 't Lijkt u natuurlijk, dat dit geld
ontzettend gelukkig moet maken, maar toch
wordt het tot last, als men het met op de juiste
wijze te besteden weet, speciaal daar het for
tuin zoo groot is. Wat er mede aan te vangen.
Gaan speculeeren? Waarin? In olie, thee, koffie
of groene erwten? M'n hemel, meneer, die ar
tikelen zijn te dégoutant. Neen, mijn idee,
waaraan kunstaspiraties niet vreemd zijn, is
edeler. Waar een ieder in den lande overtuigd
is, of minstens moest zijn van uw ernstig wil
len en van het reeds bereikte in uw streven
om de tooneelspeelkunst speciaal te maken tot
een nationaal symbool nationale spelers en
nationale gespeelden daar moet het een
ieder onbevooroordeelde treffen, hoezeer u met
moeilijkheden allerzijds te kampen heht, moei
lijkheden, die culmineeren in het feit, dat u
een eigen theater ontbreekt. Ook de middelen,
dit ideaal te verwezenlijken, bezit u niet. Maar
Het resultaat.
De vrouwen in Amerika hebben het laatste
„aar meer geld uitgegeven voor schoonheids
middelen dan de minister van oorlog voor het
heele leger.
Men veronderstelt dat zij daardoor ook meer
veroveringen hebben gemaakt.
—O—
Verklaring.
Wat moet je toch altijd met die vijl?" vroeg
de cipier achterdochtig.
,Ik leer manicuren", antwoordde de gevan
gene.
-O-
Uit het programma van een
Landbouwtentoonstelling.
„10 uur: Binnenleiden van het hoornvee.
11 uur: Ontvangst der eeregasten.
12 uur: Gemeenschappelijke maaltijd".
u begrijpt, meneer Jan van der Lant, waar het
op °aan gaat. Een gedeelte van het fortuin,
waarover hier sprake is, kan niet nuttiger be
steed worden. U zoudt slechts te accepteeren
hebben.
De jongeman zweeg. Zijn toehoorders waren
sprakeloos van ontroering. Van der Lant en
zijn vrouw drukten den Maecenas de hand. Hij
weerde hun dankbetuigingen. Hij staarde voor
zich uit. Ook op zijn gelaat glansde nu ontroe
ring. Langzaam nam hij uit zijn linkerbinnen
zak een zwaar gevulde enveloppe- Met een
plechtig gebaar stelde hij deze den directeur
ter hand.
Zie meneer, zei hij en zijn ontroering
werd nu zoo sterk, dat hem de tranen in de
oogen sprongen, hierbij ontvangt u dan mijn
tooneelstuk, dat ik zooeven uitvoerig schetste,
't Is 'n kasstuk, meneer, en wie weet inspireert
het werkelijk niet iemand, tot zoo'n daad
Als dat gebeurt meneer Jan van der Lant, re
ken ik ook nog op een bescheiden provisie.
T. R.
(NADRUK VERBODEN).
HAJO.
(NADRUK VERBODEN.)
glijden weg.. De gassen.. Jesus Maria., de
oven staat open. Een geweldige vuurzuil schiet
ten hemel., zweept de lucht..
Een vreesdijke kreet..
De schachtmeester wordt doodsbleek, rukt
de hefboom om., er was toch niemand....
springt naar buiten.. Daar., die brandende
bundel., dat is een man..
Hij trekt hem naar boven., dooft de vlam
men; Hij leeft nog.. Maar waar is de andere?
Het waren er toch twee?..
Binnen in den oven broddelt het en sist.,
steunt en blaast.
Morgen is het trouwdag..
't Droeve lot van den mijnwerker is vol
trokken!
Henriette Remmerts had de vier kruisjes
reeds van nabij in 't zicht, en was nog steeds
mademoiselle. U moet zich Henriette echter
niet voorstellen als het type van een oude
vrijster in staat van wording, van een praat
zieke bemoeial of van een kwezelachtige zeur
kous, integendeel; zij was een dame met buiten
gewoon prettige omgangsvormen, een nog fris-
sche, volslanke verschijning, die in gezelschap
in velerlei opzicht den toets met menig vol
wassen bakvisch kon doorstaan en zich dan ook
over gebrek aan conversatie geenszins te be
klagen had. Daar kwam nog bij, dat Henriette,
wat algemeen bekend was, de beschikking had
over de rente van een aanzienlijk vermogen,
zoodat het eigenlijk verwondering moest wek
ken, dat Henriette nog steeds mejuffrouw Rem
merts was.
Deze ongehuwde staat, waarin Henriette tot
nu toe haar leven had doorgebracht, was aller
minst een gevolg van eenige terugstootendheid
harerzijds tegenover de vertegenwoordigers van
het sterk geslacht in haar omgeving of van
afkeer tegen den huwelijksstaat in het alge
meen. Nog minder van gebrek aan keuze van
candidaten, er waren in den loop der jaren
reeds heel wat vrijers komen opdagen maar
vond haar oorzaak in tweeërlei omstandig
heden van uiteenloopenden aard.
De eerste was, dat Henriette tot voor onge
veer een jaar de zorg voor haar aan chronische
rheuma lijdende moeder onder geen voorwaar
de uit eigen handen wilde geven, en hierin,
zoolang haar moeder nog leefde, een onover
komelijk beletsel tegen een huwelijk gevon
den had. Nu, ruim een jaar na het overlijden
van haar onvergetelijke moeder, behoefde te
dien aanzien geen bezwaar meer te bestaan,
doch er was bovendien een voorzichtige, van
haar beleidvollen vader geërfde gereserveerd
heid, die haar tot nu toe van dezen gewichtigen
stap had weerhouden. Want het behoeft geen
betoog, dat, ondanks Henriette's eenigszins ge
vorderden leeftijd, het aantal pretendenten
naar Henriette's hand en hart nadien nog
grooter geworden was, doch het was juist die
gereserveerde voorzichtigheid, de nuchtere kijk
op menschen en omstandigheden, die haar
tijdig hadden doen inzien, dat niet zoozeer hand
en hart dan wel het in bijna vijf cijfers loopen-
de inkomen voor de heeren veelal de meest be
geerde aantrekkelijkheid in Henriette vormde.
Het had er echter allen schijn van, dat Gerard
van Vlooten in dit opzicht een uitzondering op
den regel maakte. Volgens de door Henriette
zorgvuldig ingewonnen informaties was van
Vlooten een respectabel vrijgezel, die zijn jeugd
in niet al te vlot gezelschap had doorgebracht,
die nu ongeveer den veertigjarigen leeftijd be
reikt had en blijkbaar den tijd gekomen achtte
ziin kamerlevenbestaan voor den huiselijken
haard prijs te geven. Hij dreef een groothandel
in manufacturen, die weliswaar de laatste jaren
in verband met de tijdsomstandigheden gerin
gere winst opleverde, doch dit behoefde gezien
Henriette's financieele positie geen overwegend
bezwaar op te leveren. Gerard van Vlooten had
op Henriette een degelijken, soliden indruk ge
maakt; hij was een aangenaam causeur, had
een correct voorkomen, innemende manieren,
hield veel van muziek en schoone kunsten in
't algemeen, en was wars van Dancings en an
dere soortgelijke amusementen.
Het had Henriette verwonderd, dat Gerard
zich niet reeds veel eerder een goede huis
vrouw'gekozen had, maar Gerard,^ra^^f"
tegen in, dat hij nu eenmaal vó<£
de ware niet gevonden had,
ook zonder haar fortuin boven alle andere tot
de zijne begeerde. Pratend over de materieele
zijde had hij uit eigen beweging de voordeelen
van huwelijksche voorwaarden aangestipt, en
hieruit had'Henriette tezamen met andere aan
wijzingen de gevolgtrekking gemaakt, dat het
ditmaal een aanzoek uit oprechte genegenheid,
hoogachting en liefde gold.
Gerard zou den eerstvolgenden Vrijdag zijn
verjaardag vieren, en alle teekenen wezen er
op. dat dien dag de officieele verloving als voor
bode van een spoedig huwelijk gevierd zou wor
den. Reeds bij het ontbijt werd er 'n pakket be
zorgd, hetwelk volgens het hem bekende hand
schrift van Hentriette afkomstig was en dat bij
opening een Japansch theeservies bleek te be
vatten Gerard, die wel verstand van manufac-
turen had, doch in zijn langjarig vrijgezellen-
leven weinig aandacht geschonken had aan de
kopjes, waarin hem hier en daar zijn koffie en
thee geserveerd werd, kon den aard, de materie
en den stijl van dit smaakvolle drinkgerei moei
lijk naar waarde schatten. Hij constateerde al
leen, dat het in een eenvoudigen cartonnen doos
met 'wat vloeipapier verpakt was, maar zijn ge
laat vertoonde duidelijk een uitdrukking van te
leurstelling, toen hij op den bodem van de doos
een reclame-drukwerkje van den leverancier
ontdekte, dat er oogenschijnlijk bij vergissing
was bijgepakt en waaruit hij meende te moeten
opmaken, dat het afkomstig was van een hem
bekend magazijn van goedkoop, tweedehandsch
aardewerk.
Op weg naar zijn kantoor kon Gerard de ge
dachte niet van zich afzetten over al te ver ge
dreven, aan krenterigheid grenzende spaarzaam
heid, waarbij hij tenslotte conclusies ging trek
ken, welke paralel liepen met geruchten, die
hem wel eens over Henriette's overdreven zui
nigheid ter oore gekomen waren. Er rees toen
een twijfel in hem op omtrent de oprechtheid
van Henriette's onbaatzuchtige neigingen, welke
hij tijdens zijn omgang met haar had meenen
te kunnen constateeren, en toen Henriette, kort
na zijn komst op kantoor, hem telefonisch har
telijk feliciteerde en in den loop van het ge
sprek liet doorschemeren, dat het haar voor
nemen was hem dien middag persoonlijk te
komen gelukwenschen, bedankte Gerard haar
zeer correct voor het fraaie geschenk, doch in
zijn stem was minder hartelijkheid dan gewoon
lijk en hij liet er terloops op volgen, dat hij dien
middag noodzakelijk een zakenreis naar Ant
werpen moest ondernemen.
Toen Henriette de telefoon op den haak had
neergelegd, glimlachte ze even, nauw zichtbaar.
„Dus Gerard óók", dacht ze. En met een lang
zaam handgebaar en een droeven blik in de
oogen deed ze het etui met de brillanten man-
chetknoopen, die ze Gerard als tweede verjaar
dagsgeschenk had toegedacht, in haar taschje,
bracht ze naar den juwelier, Om ze te laten om
zetten als oorknoppen.
HAJO.
(NADRUK VERBODEN).
EEN OORLOGSDANS van verkenners uit
Ceylon, die de Wereldjamboree te G8d8R8 gaan bezoeken, voor 'n Londenscnen
Blijft precies hetzelfde.
„Neen, vrouwtje, wij kunnen van 't jaar
geen vacantiereisje maken, wij moeten aan onze
onbetaalde rekeningen denken".
„Och, mannetje, dat kunnen wij onderweg
net zoo goed doen",