DE HOOGOVEN. DE KAARTLEGSTER. HET LAATSTE SCHOT. HET VOORSTEL. ALLERLEI HET PROEFGESCHENK. -O- 0 tro«a WOENSDAG 19 JULI 1933 Boven op den hoogoven staan twee mannen, hanteeren de zware kipkar, beladen met erts en kolenstooten ze in den trechterDaar broddelt het., walmt en sist., zonder ophou den, dag en nacht. Vlammen slaan opMet lange stangen gaari ze in de gloeiende massa., stooten en schuiven Boven hen de klok.. Morgen is het mijn trouwdag, zei de eene.... Diep onder hen klinkt het gerommel van de mijn, electrische machines suizen overal in het rond. Kolenwagens in eindelooze rijen van boven van de mijn.kruipen over het land. stompzinnig., de eene achter de andere nooit sneller, nooit langzamer. Zonder ophou den dag en nacht.. De mannen boven zeg gen niets meer. Trouwdag, denkt de eene. Kamer en keu- ken zal hij hebben, niet meer in het logement zitten met de anderen, in die enge ruimte., de bedden naast en boven elkander. Trouwdag, denkt de andere. Heiligen beelden zal hij hebben aan de muren en de vrouw zal hem het eten kokenhet bed op maken Dat is zijn bruid. Hij heeft haar gezien. stevig en krachtig is zij geweest die kan aanpakken.. Die zal het goed hebben 'n eigen kamer en 'n eigen keuken., wat n bofferd! Kinderen zal hij hebben., eerst een jongen., die heet Otto; dan., dan nog een jongen, dan misschien een meisje., dat zal Truus heeten.. of misschien Agnes? Rusteloos gaat de lift op en neer., brengt kolen en erts boven de aarde, altijd nieuwe wagens. De oven is gulzig.. Het broddelt en sit overdlVloeibaar erts druppelt naar be neden.. een vlammend meer is daar Hij brandt nu sinds weken, de nieuwe oven. de trots der mijn. Allen hebben rond hem gestaan, toen hij aangestoken werd. Dagenlang hebben zij hem gevoederd, volgestopt met hout en kolen boordevol tot aan den rand Trotsch heeft hij daar gestaan, toen hij aange stoken werd. Hij zou meer produceeren, de nieuwe, n Dubbele productie", zei de directeur trotsch! Nevenaan opende zij de luiken en lieten den gloeienden stroom er uit gudsen. Sissend schoot hij naar voren vond zijn weg., slingerde zich., stroomde in de gereed staande bedding., breidde zich uit eivol 'n verblindend licht straalde door de donkere babhMet lange stangen stonden zij en regelden den 'stroom., hielden den arm voor de oogen ter beschutting tegen het verblindende licht., En de oven siste en sproeide.. Toen was de groote dag gekomen voor den nieuwen., den grooten hoogoven. Beneden verdrongen zich in 't rond de directeuren en ingenieurs.. Spraken schoone woorden., de oven vloeide over van trots. Toen trad een dame naar voren, met de fakkel in de hand wierp deze midden in de houtwol. Hoogop spoot de vlam Zoo doop ik u en schenk u 't leven. En de vlam sloeg in den kolossalen buik en kraakte. Zocht iets.. Morgen is het mijn trouwdag! Boven op den heuvel schuift een vuurstroom naar het dal.. De wind vat de dampen en drijft ze de omstanders in het gezicht. Die wenden zich af. Voorzichtig, het gas is vergiftig! Een paar ademhalingen zijn voldoende, dan denkt men aan niets meer.. Niet meer aan het ellendige leven, zonder huis, zonder tehuis, in het- bedompte logement. Daar liggen zij, die van het werk komen., als dooden.. Hoo- ren niets., voelen niets., ze slapen slechts als blokken En 's avonds zitten ze in de kroegen, joelen en schreeuwen., drinken jenever. Naar huis? En als men nu geen tehuis heeft.. De lift belt.. Nieuwe wagens worden aan geschoven.. erts en kolen in eindelooze rijen.. Beneden hoopen zij zich op tot bergen., grijze magneten., rood ijzer., geel dolomiet.. Don deren in de karren., daartusschen glinsteren zilvergrijze kolen.. Morgen is het mijn trouwdag! Hij ziet den kameraad van terzijde aan. Nu is zij nog jong en krachtig.Maar hoe zien zij er uit de vrouwen, die hij in de vuile stegen zietbleek en zorgvolHet kléine huis vol kinderen., acht menschen in een ka mer, soms tien., en slechts twee bedden., 'n kamer en 'n keuken.De kinderen zijn lastig en huilen, de man vloektDe Heiligenbeel den? Hij weet soms niet eens meer dat zij aan den muur hangen., zoozeer worden z'n gedachten naar 't zorgvolle aardsche getrokken Overdag is hij in de mijn, 's avonds in de kroeg en 's nachts slaapt hij., als een blok., stof en schimmel bedekt alles., hij ziet het niet meer.. In het begin zijn ze samen door de velden gegaan., hand in hand., maar later? De kin deren hebben veel noodig.. en hij drinkt.. Niet meer zooals in het begin een je never.. Dan ziet hij de wereld anders. De zetbaas uit het logement schudt het hoofd. Zoo zal het komen., hij heeft het im mers al zoo dikwijls gezien., overal is het zoo., en toch gelooft hij nog, dat het bij hem beter zal worden.. Krijgt immers een kamer en een keuken, en gordijnen.en een heiligenbeeld.en een bed. Boven de sirene die zal spoedig huilen Dan is het verwisseling van ploegen, dan ko men er anderen., en zij gaan naar huis.naar het logement.in de woning, want morgen Morgen is het trouwdag.. En als hij weer naar de schacht gaat. weer de ijzeren trappen opklimt, dan is hij een andere., een echtgenoot.. En thuis zit de vrouw., zorgt voor hem.. Staat «aan het raam als hij de straat in komt.. Dan is alles heel anders.. De ventilators sissen en blazen., binnen in den oven is een lawaai als een orkaan. De gloeiende massa smelt het erts., en het ijzer drupt als vloeibaar vuur., verzamelt zich be neden.. broddelt op., wordt een vurige zee., brandt tegen het luik., wil eruit.. Nog enkele minuten, dan huilt de sirene. Daar staat een ertswagen., die moet er nog In.Met donderend lawaai storten de stukken ln de opening. Nu gauw, dan is het gedaan.. Zij springen er naar toeverdeelen de stukkendirect ■toet de serene huilen. Wat ia dat., de grond wankelt.» de ertsaa Linke Tinus had besloten zijn beroep den rug toe te keeren, hij had er genoeg van. Hij kon zich de weelde veroorloven, voor het vervolg fatsoenlijk te. gaan leven, hij was binnen. Het werd tijd het veld te ontruimen voor jongere krachten; hij was niet meer zoo katachtig-vlug en lenig als vroeger, was ook niet zoo gehaaid in de aanwending der technische hulpmiddelen van den laatsten tijd, die de jongens van van daag als de bekwaamste ingenieurs voor hun bedrijf wisten uit te buiten. Het was de groote fout van z'n mees.e col lega's geweest, dat ze van geen ophouden had den geweten: in den roes van hun mazzel had den ze vergeten, dat ze onophoudelijk dag en nacht, door de recherche achterna gezeten wer den, en bijna allen waren ze, vroeg of laat, tenslotte toch geknipt. Hem hadden ze nooit kunnen vangen, hij heette niet voor mets de Linke Tinus; voortaan zouden ze de kans met meer krijgen, nooit meer. De laatste buit was binnen. Drie weken ge leden had hij z'n laatsten slag geslagen, samen mét „manke Jet", een pracht-kraak, een mees terstuk van opzet en uitvoering. De buit was geweldig geweest, geld en juweelen, meer, veel meer dan ze gedacht hadden, het driedubbele van wat die krantenknullen vermeld hadden. Het was de kroon op het werk. Nu, na drie weken, was de politie nog even ver als bij de Ontdekking van den inbraak. Hij was hun weer te slim af geweest, hij. hij, de linke Tinus, de gehaaidste van de heele bende. Hij zette z'n pet op, had een afspraak met manke Jet, die den buit verborgen hield, de laatste voor hun vertrek; morgen zouden ze, ieder afzonderlijk, naar een verschillende rich ting de stad verlaten, na een paar dagen elkaar treffen in Brussel. Toen hij de deur uitging, zag hij op de vloermat een klein groen reclame kaartje liggen, hij raapte het op, las terloops; Mevrouw Farra del Lado Achterzij gracht 2851 Nelderziende in alle voorkomende zaken. Voor spelt onfeilbaar üw toekomst. 37-jarige praktijk. Consult dagelijks 310 uur. Dames f 1.— Heeren 1.50 Juist wilde hij het vodje wegsmijten, be dacht zich plotseling. „Daar kon ik voor de lol weieens naar toe gaan, eigenlijk linker dan op straat slenteren of in kroegen hangen. Ik heb nog een vol uur, wil eens weten, wat dat mera- kel te vertellen heeft". Hij liep naar het op gegeven adres, zag een openstaande voordeur, heesch zich een uitgesleten, half-vergane trap op. „Bij wie mot U weize?'.... „Bij die waarzegster". „O, - hier, één hoog vóór, loop u maar naar binne, ze is thuis, geloof ik". Linke Tinus stond in de kamer. Het was er halfduister, voor de ramen hingen versleten, donkerroode pluche gordijnen, op een kastje brandde een zwakschijnende schemerlamp, aan den zolder hing een vogelkooi, waarin een sla pende groene papagaai. In een hoek tegenover de deur, met den rug naar het venster, zat in een leunstoel een oude vrouw achter een rond roodbekleed tafeltje, waarop een groote zwarte kater en tweè stellen versleten speelkaarten. De haren der oude vrouw waren spierwit, het gelaat doorgroefd met ontelbare rimpels, de handen mager, dor en bevend, de houding ge> bogen, de oogen half gesloten. Ze sprak fluisterend, slechts nauw verstaan baar, uiterst langzaam: lek voorspel oe het verleden, het heden, de toekoenft, bij voorausbetaling". Tinus deed een greep in z'n gevulde broek zak, wierp een rijksdaalder op het tafeltje, ging op een uitgezakte fauteuil tegenover de oude 'vrouw zitten. Deze borg het geld in een reti cule aan de leuning van haar stoel, nam een spel kaarten, schudde ze, legde langzaam een tiental kaarten geopend voor zich. Met beven de vingers wees ze één voor één naar de voor haar liggende figuren, zei andermaal fluisterend in gebroken Hollandsch: „lek zie in een f remde stad.... von der Reise.... ruiten heer, harten tiengeld, viel geld.oe is gescheiden man.harten frouw oe verkeert met blonde frouwklave ren.... iek zie klein lichaamsgebrek.... ruiten boer naast ruiten ten.... heer viel geld.... uit f remde stadbij harten frouw.... harten heeris oe geldschoppen koning, oe moet daarvoor ien acht nemen.... zwart per soongefaar bij schoppen koning,... links onderaan". Tinus luisterde gespannen, wachtte. „lek die gefaar kan zien uit kristal.... met zekerkeit, voor rijksdaalderiek moet we ten,of verleden goed..., is oe geld, viel geld bij blonde frouw Tinus smeet opnieuw een rijksdaalder op het tafeltje, nog een. „Klöpt allemaal precies, moeder, zeg op, ver der, zeg op, waar, wat met die zwarte heer I" „lek oe zeg, diedie zwarte heer".... Plotseling was de kamer hel verlicht, de kaartlegster rukte de pruik van het hoofd, richtte een blinkende revolverloop op Tinus. „Handen hoogDie zwarte heer ben ik, dit maal ben je niet link genoeg geweest, Tinus, ik heb gespeculeerd op je bijgeloovigheid, daar hebben jullie allemaal een tik van te pakken. Voor de politie was je niet zoo gemakkelijk door de mand gezakt, ik heb meteen voor ge tuigen gezorgd." Vanachter de gordijnen kwamen twee recher cheurs te voorschijn, de boeien klikken om z'n polsen, knarsetandend liet hij zich wegvoeren, De kaartlegster nam de telefoon van een ver borgen plankje, instrueerde kort: Manke Jet onmiddellijk arresteeren. Huiszoe king doen tot de buit gevonden is van den in braak i^j Graaf Weitenstein." De redacteur haalde de schouders op. „Verzen brengen niets op", zei hij. „Magazine lezers geven er geen zier om, behalve als ze erg sentimenteel zijn. „Waarom", vroeg hij, haar het manuscript teruggevend, „probeert u het niet eens met proza". „Ik kan geen proza schrijven", bekende ze. „Poëzie is zooveel gemakkelijker". En ze zweeg verschrikt, bang, dat zij een dwaasheid gezegd had. Maar de redacteur lachte: „Goed!" riep hij uit. „Uitstekend! Menschen die geen twee regels proza aan elkaar kunnen rijgen, nemen hun toevlucht tot een versje, als ze iets aardigs presteeren willen op bruiloften of begrafenissen. Ha! ha! De primitieve letter- kundigen waren allen dichters. Proza-schrijven is de laatste ontwikkelingsphase De jonge vrouw luisterde mechanisch naar deze diepzinnigheden. Ik zal het probeeren", zei ze bedeesd. Nou, nou! Probeeren! Men kan niet zóó maar in één dag opklimmen van de afgronden der poëzie tot de bergtoppen van het proza. Maar ik mag u niet ontmoedigen, mevrouw. Hebt u ideën? Invallen? Oorspronkelijkheid? Dichters zijn te primitief om oorspronkelijk te zijn. „Dante", protesteerde ze flauw. „Was een foreigner", zei hij onwillig. „Ik heb hem hier nog ergens staan, dat is te zeggen een Fransche vertaling, maar ik lees geen Fransch. Neen, als u hier nu en dan een paar pond ver dienen wilt, beste mevrouw, dan moet u het met proza probeeren „Maar mijn hemel", riep ze plotseling uit met een verwoedheid, die hem ontstelde, „ik moet toch leven.... ik heb een kind! Zijn vader heb ik aan het land moeten geven.... den II November 1918.... het laatste schot. Dienze^f- den morgen werd James geboren. We hadden een klein flat achter Buckingham Palace Road. Ik kon het volk hooren jubelen voor het paleis. Ik was trotsch en gelukkig als een godin. James zou terugkeeren, zou ons kind en mij tegelijk aan het hart drukken. Alle gevaar, alle dood angst van vier jaren waren gewekenMaa. het laatste schot vermoordde James". Bleek en armzalig, begon ze zenuwachtig te snikken. De redacteur was bang voor huilende vrou wen. Onze lezers houden niet van poezie be tuigde hij onhandig. „Waarom", vervolgde hij, „hebt u nooit als de vraag niet ongepast is een werkkring gezocht?" „Omdat" ze keek hem vreemd aan dat ik ziek geweest benomdat En plotseling las hij in haar oogen, welke óntzettendste aller ziekten haar wellicht jaren lang belet had te werken voor het kind, dat geboren was ,toen het laatste schot viel. „En daarna?" vroeg hij. Was James een mooie jongen van zes jaar geworden. Ik had het geluk de kinderversjes te mogen schrijven voor „Homelife". Dat was drie pond per week, en met het pensioen.... „Homelife bestaat niet meer", merkte hij op Zij schudde het hoofd. En daarna ben ik weer een jaarziek geweest. Dat laatste schot.... ik wil zeggen ik kan dat laatste schot niet vergeten. De dok' ter, die aan het front was, zegt, dat het met het laatste schot geweest is. Soms probeer ik te gelooven, dat het niet het laatste schot Wa,Het'zal moeilijk zijn uit te maken", zei de redacteur, die met het geval geen raad wist, „het zal moeilijk zijn uit maken wie het. slachtoffer geweest is van het laatste schot „James!" riep He vrouw uit. „Het horloge van Haig ging vijf minuten na....! Ze streek met de hand over haar voorhoofd. „Onzin", zei ze verontschuldigend, ,,'t Is groo- te' onzin. U moet het mij niet kwalijk nemen. Ik raak die dwaze gedachte niet kwijt, maar ik weet, dat het onzin is. En toch als het horloge van Haig niet vijf minuten nagegaan was, dan zou James „Mevrouw", sprak de redacteur bedachtzaam, „ik neem die drie verzen van u. Het publiek houdt niet van verzen, maar ik zal ze plaat- De correct-gekleede jongeman had aan t dienstmeisje z'n kaartje afgegeven. Voordat Jpn van der Lant, directeur van het Tuinstadtheater, gelegenheid kreeg om het meisje de boodschap te doen overbrengen, dat mijnheer niet thuis en toch in ieder geval nooit in zijn particuliere woning te spreken was, stond degene, die blijkens het kaartje Armand de Buvel moest zijn, in den salon. Brutaal was 't, maar de jongeman deed het zoo kalm, of het de gewoonste zaak ter wereld was. Noch de directeur, noch zijn vrouw dacnten er ook maar aan hem een stoel te presenteeren, en daarom nam hij er eenvoudig een. Van der Lant keek zijn vrouw eens aan. Zij haalde haar schouders op. Toen lachten ze. Maak u 't dan alstublief kort meneer, ver zocht de directeur. Zoo kort mogelijk, zei het jongmensch en hij glimlachte. Ziet u, wanneer u ook maar eenig vermoeden had van het doel mijner komst, dan zoudt u mij mij zeker den stoel, dien ik nu zoo vrij was te nemen, hebben aangeboden en mevrouw had me dan allicht 'n kopje thee gepresenteerd. Maar u weet natuurlijk niet. Uw onbeschaamdheid gaat wat ver, meneer, viel van der Lant, zich meer en meer opwin dend, in de rede. Stil maar, Jan, lachte z'n vrouw, meneer bedoelt 't waarschijnlijk niet kwaad. Overigens 'n kopje thee, meneer De vrouw was nieuwsgierig. "Wanneer u koffie bij de hand heeft, ik prefereer koffie Van der Lant sprong op en wierp met bruusk gebaar de kamerdeur open. Als ik u verzoeken mag, meneer, de trap af, de gang recht uit en dan vindt u de buitendeur ...bonlour, meneer. De bezoeker stond op. Hij mompelde voor zich uit.En toch was het voor u iets bui tengewoons geweest.... ik weet nu eenmaal niet wat met dat geld, dat me zoo onverwacht in den schoot is geworpen, aan te vangen.... en een eigen theater uw volle eigendom.t was toch niet te versmaden.... enfin.... Vóór Amand de Buvel de kamer uit was, deed de directeur de deur weer dicht. Ga u toch nog eens even zitten, meneer, 't is mogelijk, dat het me interesseeren gaat. Vrouwtje, zou het erg lastig zijn, indien je meneer een kop koffie gereed maakte? Weineen, meneer kan intusschen vertel len en ik luister wel mee, indien meneer het tenminste permitteert. Niets liever dan dat, mevrouw. Ik steek dan maar direct van wal Maar steek eerst nog een sigaar op, lacnte Jan van der Lant, een vollen koker presen- Wat toch mogelijk is. Te Compiègne, waar keizerin Eugénie zoo nraag haar beroemde jours hield, begon in haar tegenwoordigheid de hertogin de Richelieu eens een verhaal met deze woorden. „Op zekeren dag zei Lodewljk XIV eens mijn gemaal....". Keizerin Eugénie onderbrak. V/at zegt U daar, hertogin, Lodewijk XIV tegen Uw man.... U bedoelt natuurlijk denk ik Lodewijk XV, of misschien wel Lodewijk XVI „Heelemaal niet. Ik bedoel wel degelijk den Zonnekoning. Mijn man was get>oren in 169® en was dus negentien jaar oud bij den dood van Lodewijk XIV, dien hij nog als_ page ge diend heeft. De hertog trouwde mij in 1780. Ik was toen vijftien jaar. Reken nu zelf maar uit. Want ik ben zelf nu over de negentig. Uw majesteit zal moeten toegeven, dat ik de ko- ningin niet verwar, en ik het geheugen der preciese data niet verloren ben Herinneren wij ons hierbij, dat keizerin Eugénie gestorven is na den grooten wereld oorlog, en dat er kortgeleden nog overlevenden waren van de beroemde „Séries de Compiègne Deze dus hebben nog de weduwe gekend van een tijdgenoot van den grooten Franschen ko ning. De hertog van Richelieu (Louis Francois Armand de Viqurof du Plessis) had op 84-jari- gen leeftijd mil. de Rothe getrouwd, die toen juist vijftien jaar oud was. O- 't Kan verkeeren. Paul Morand vertelt in zijn boek over Lon den een aardige anecdote over den huidigen Engelschen minister-president Ramsay Mac Donald, welk verhaal hij zelf uit den mond van den sociaal-democratischen voorman H. G. Wells gehoord heeft. Wells was eens in zijn jeugd aan het Victoria station te Londen om partijgenoot Ramsay Mac Donald af te halen om hem naar een meeting te brengen. Voorbij het Buckingham Palace, het paleis van den koning gaande, zag Mac Donald de Garde het eeresaluut brengen, en hij maakte de korzelige opmerking: „Dat moet allemaal weggebezemd worden!" „Gisteren", vertelde Wells verder, „kwam ik opnieuw voorbij Buckingham Palace, er had een receptie plaats, en de Garde presenteerde het geweer voor een mijnheer in hofkleeding, en deze was niemand anders dan.... Ramsay Mac Donald." „En mag ik sen „O, dank u!" riep ze verheugd, meer voor u schrijven?" „Probeer het met proza", drong hij aan. Op een papiertje krabbelde hij eenige woorden. „Gaat u hiermee naar de kas", zei hij Nogmaals dankend, en stralend van geluk, stond zij op. Toen zij een blik op het papiertje wierp, zag zij, dat er een bedrag van 10 op ingevuld was. Zij vergat hem de verzen ter hand te stellen en hij vergat er naar te vragen. Twee weken later kocht zij het nieuwe num mer van het „Thames Magarine". De verzen stonden er niet in, maar het maandblad ving aan met een rijk-geïllustreer de schets: „Het Laatste Schot". „Wat een onzin", zei ze, na het gelezen te hebben. ^üTbezoeker accepteerde en begon te vef- Het is een variatie op het thema: de oom in Amerika, gestorven aan een hartkwaal, zoo veel millioenen voor het eenige neefje achter latend. Mijn oom maakte zijn fortuin met in Amerika, maar in Zwabberdam, door middel van een groentendrogerij. Hij deed zaken in oorlogstijd en dat was nu juist zijn geluk, daar op een gegeven oogenblik plotseling ieder groentenblad van 'm een kwartje waard werd. Enfin, dat is een kwestie, die weinig ter zake doet. Hoofdzaak is, dat oom overigens In het geheel niet van de traditie afweek, maar han delde, zooals het een recht geaard oom, al of niet in Amerika, doch in ieder geval met de duiten, past. Oom ging op den juisten tijd dood en liet neefje zijn geheele fortuin na. Laat ik er eerlijk bijvoegen, dat neef voor dien tijd nog niet zooveel guldens bij elkaar had gezien, als nu bankjes van honderd. Enfin, dat is weer een ondergeschikte kwestie. Armand de Buvel schoof iets in zijn stoel achteruit. Hij lachte vergenoegd. Welke neef, in zijn omstandigheden, zou niet lachen. Me vrouw maakte van de gelegenheid gebruik om den aardigen jongeman z'n kop koffie te pre- senteeren. o, mevrouw, schrok de bezoeker, ik ge bruik ze altijd zonder melk Een ander kopje voor meneer, vrouwtje, verzocht de directeur. Nu komt de quintessence, meneer Jan van der Lant. 't Lijkt u natuurlijk, dat dit geld ontzettend gelukkig moet maken, maar toch wordt het tot last, als men het met op de juiste wijze te besteden weet, speciaal daar het for tuin zoo groot is. Wat er mede aan te vangen. Gaan speculeeren? Waarin? In olie, thee, koffie of groene erwten? M'n hemel, meneer, die ar tikelen zijn te dégoutant. Neen, mijn idee, waaraan kunstaspiraties niet vreemd zijn, is edeler. Waar een ieder in den lande overtuigd is, of minstens moest zijn van uw ernstig wil len en van het reeds bereikte in uw streven om de tooneelspeelkunst speciaal te maken tot een nationaal symbool nationale spelers en nationale gespeelden daar moet het een ieder onbevooroordeelde treffen, hoezeer u met moeilijkheden allerzijds te kampen heht, moei lijkheden, die culmineeren in het feit, dat u een eigen theater ontbreekt. Ook de middelen, dit ideaal te verwezenlijken, bezit u niet. Maar Het resultaat. De vrouwen in Amerika hebben het laatste „aar meer geld uitgegeven voor schoonheids middelen dan de minister van oorlog voor het heele leger. Men veronderstelt dat zij daardoor ook meer veroveringen hebben gemaakt. —O— Verklaring. Wat moet je toch altijd met die vijl?" vroeg de cipier achterdochtig. ,Ik leer manicuren", antwoordde de gevan gene. -O- Uit het programma van een Landbouwtentoonstelling. „10 uur: Binnenleiden van het hoornvee. 11 uur: Ontvangst der eeregasten. 12 uur: Gemeenschappelijke maaltijd". u begrijpt, meneer Jan van der Lant, waar het op °aan gaat. Een gedeelte van het fortuin, waarover hier sprake is, kan niet nuttiger be steed worden. U zoudt slechts te accepteeren hebben. De jongeman zweeg. Zijn toehoorders waren sprakeloos van ontroering. Van der Lant en zijn vrouw drukten den Maecenas de hand. Hij weerde hun dankbetuigingen. Hij staarde voor zich uit. Ook op zijn gelaat glansde nu ontroe ring. Langzaam nam hij uit zijn linkerbinnen zak een zwaar gevulde enveloppe- Met een plechtig gebaar stelde hij deze den directeur ter hand. Zie meneer, zei hij en zijn ontroering werd nu zoo sterk, dat hem de tranen in de oogen sprongen, hierbij ontvangt u dan mijn tooneelstuk, dat ik zooeven uitvoerig schetste, 't Is 'n kasstuk, meneer, en wie weet inspireert het werkelijk niet iemand, tot zoo'n daad Als dat gebeurt meneer Jan van der Lant, re ken ik ook nog op een bescheiden provisie. T. R. (NADRUK VERBODEN). HAJO. (NADRUK VERBODEN.) glijden weg.. De gassen.. Jesus Maria., de oven staat open. Een geweldige vuurzuil schiet ten hemel., zweept de lucht.. Een vreesdijke kreet.. De schachtmeester wordt doodsbleek, rukt de hefboom om., er was toch niemand.... springt naar buiten.. Daar., die brandende bundel., dat is een man.. Hij trekt hem naar boven., dooft de vlam men; Hij leeft nog.. Maar waar is de andere? Het waren er toch twee?.. Binnen in den oven broddelt het en sist., steunt en blaast. Morgen is het trouwdag.. 't Droeve lot van den mijnwerker is vol trokken! Henriette Remmerts had de vier kruisjes reeds van nabij in 't zicht, en was nog steeds mademoiselle. U moet zich Henriette echter niet voorstellen als het type van een oude vrijster in staat van wording, van een praat zieke bemoeial of van een kwezelachtige zeur kous, integendeel; zij was een dame met buiten gewoon prettige omgangsvormen, een nog fris- sche, volslanke verschijning, die in gezelschap in velerlei opzicht den toets met menig vol wassen bakvisch kon doorstaan en zich dan ook over gebrek aan conversatie geenszins te be klagen had. Daar kwam nog bij, dat Henriette, wat algemeen bekend was, de beschikking had over de rente van een aanzienlijk vermogen, zoodat het eigenlijk verwondering moest wek ken, dat Henriette nog steeds mejuffrouw Rem merts was. Deze ongehuwde staat, waarin Henriette tot nu toe haar leven had doorgebracht, was aller minst een gevolg van eenige terugstootendheid harerzijds tegenover de vertegenwoordigers van het sterk geslacht in haar omgeving of van afkeer tegen den huwelijksstaat in het alge meen. Nog minder van gebrek aan keuze van candidaten, er waren in den loop der jaren reeds heel wat vrijers komen opdagen maar vond haar oorzaak in tweeërlei omstandig heden van uiteenloopenden aard. De eerste was, dat Henriette tot voor onge veer een jaar de zorg voor haar aan chronische rheuma lijdende moeder onder geen voorwaar de uit eigen handen wilde geven, en hierin, zoolang haar moeder nog leefde, een onover komelijk beletsel tegen een huwelijk gevon den had. Nu, ruim een jaar na het overlijden van haar onvergetelijke moeder, behoefde te dien aanzien geen bezwaar meer te bestaan, doch er was bovendien een voorzichtige, van haar beleidvollen vader geërfde gereserveerd heid, die haar tot nu toe van dezen gewichtigen stap had weerhouden. Want het behoeft geen betoog, dat, ondanks Henriette's eenigszins ge vorderden leeftijd, het aantal pretendenten naar Henriette's hand en hart nadien nog grooter geworden was, doch het was juist die gereserveerde voorzichtigheid, de nuchtere kijk op menschen en omstandigheden, die haar tijdig hadden doen inzien, dat niet zoozeer hand en hart dan wel het in bijna vijf cijfers loopen- de inkomen voor de heeren veelal de meest be geerde aantrekkelijkheid in Henriette vormde. Het had er echter allen schijn van, dat Gerard van Vlooten in dit opzicht een uitzondering op den regel maakte. Volgens de door Henriette zorgvuldig ingewonnen informaties was van Vlooten een respectabel vrijgezel, die zijn jeugd in niet al te vlot gezelschap had doorgebracht, die nu ongeveer den veertigjarigen leeftijd be reikt had en blijkbaar den tijd gekomen achtte ziin kamerlevenbestaan voor den huiselijken haard prijs te geven. Hij dreef een groothandel in manufacturen, die weliswaar de laatste jaren in verband met de tijdsomstandigheden gerin gere winst opleverde, doch dit behoefde gezien Henriette's financieele positie geen overwegend bezwaar op te leveren. Gerard van Vlooten had op Henriette een degelijken, soliden indruk ge maakt; hij was een aangenaam causeur, had een correct voorkomen, innemende manieren, hield veel van muziek en schoone kunsten in 't algemeen, en was wars van Dancings en an dere soortgelijke amusementen. Het had Henriette verwonderd, dat Gerard zich niet reeds veel eerder een goede huis vrouw'gekozen had, maar Gerard,^ra^^f" tegen in, dat hij nu eenmaal vó<£ de ware niet gevonden had, ook zonder haar fortuin boven alle andere tot de zijne begeerde. Pratend over de materieele zijde had hij uit eigen beweging de voordeelen van huwelijksche voorwaarden aangestipt, en hieruit had'Henriette tezamen met andere aan wijzingen de gevolgtrekking gemaakt, dat het ditmaal een aanzoek uit oprechte genegenheid, hoogachting en liefde gold. Gerard zou den eerstvolgenden Vrijdag zijn verjaardag vieren, en alle teekenen wezen er op. dat dien dag de officieele verloving als voor bode van een spoedig huwelijk gevierd zou wor den. Reeds bij het ontbijt werd er 'n pakket be zorgd, hetwelk volgens het hem bekende hand schrift van Hentriette afkomstig was en dat bij opening een Japansch theeservies bleek te be vatten Gerard, die wel verstand van manufac- turen had, doch in zijn langjarig vrijgezellen- leven weinig aandacht geschonken had aan de kopjes, waarin hem hier en daar zijn koffie en thee geserveerd werd, kon den aard, de materie en den stijl van dit smaakvolle drinkgerei moei lijk naar waarde schatten. Hij constateerde al leen, dat het in een eenvoudigen cartonnen doos met 'wat vloeipapier verpakt was, maar zijn ge laat vertoonde duidelijk een uitdrukking van te leurstelling, toen hij op den bodem van de doos een reclame-drukwerkje van den leverancier ontdekte, dat er oogenschijnlijk bij vergissing was bijgepakt en waaruit hij meende te moeten opmaken, dat het afkomstig was van een hem bekend magazijn van goedkoop, tweedehandsch aardewerk. Op weg naar zijn kantoor kon Gerard de ge dachte niet van zich afzetten over al te ver ge dreven, aan krenterigheid grenzende spaarzaam heid, waarbij hij tenslotte conclusies ging trek ken, welke paralel liepen met geruchten, die hem wel eens over Henriette's overdreven zui nigheid ter oore gekomen waren. Er rees toen een twijfel in hem op omtrent de oprechtheid van Henriette's onbaatzuchtige neigingen, welke hij tijdens zijn omgang met haar had meenen te kunnen constateeren, en toen Henriette, kort na zijn komst op kantoor, hem telefonisch har telijk feliciteerde en in den loop van het ge sprek liet doorschemeren, dat het haar voor nemen was hem dien middag persoonlijk te komen gelukwenschen, bedankte Gerard haar zeer correct voor het fraaie geschenk, doch in zijn stem was minder hartelijkheid dan gewoon lijk en hij liet er terloops op volgen, dat hij dien middag noodzakelijk een zakenreis naar Ant werpen moest ondernemen. Toen Henriette de telefoon op den haak had neergelegd, glimlachte ze even, nauw zichtbaar. „Dus Gerard óók", dacht ze. En met een lang zaam handgebaar en een droeven blik in de oogen deed ze het etui met de brillanten man- chetknoopen, die ze Gerard als tweede verjaar dagsgeschenk had toegedacht, in haar taschje, bracht ze naar den juwelier, Om ze te laten om zetten als oorknoppen. HAJO. (NADRUK VERBODEN). EEN OORLOGSDANS van verkenners uit Ceylon, die de Wereldjamboree te G8d8R8 gaan bezoeken, voor 'n Londenscnen Blijft precies hetzelfde. „Neen, vrouwtje, wij kunnen van 't jaar geen vacantiereisje maken, wij moeten aan onze onbetaalde rekeningen denken". „Och, mannetje, dat kunnen wij onderweg net zoo goed doen",

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4