UIT BIADEM EU TIJDSCHRIFTEN mtzoriDtn ii Q)TUKKE.n PROTSERIGE ONTSPANNINGS KAZERNE. ENGELANDS RECHTERS. ONDER LEIDING VAN EEN CIRCUSMAN. OPPERSTE HANDHAVERS DER VOLKSRECHTEN. Een frissche onderneming POOLSCH HOF VAN BEROEP. DE HEEREN LLOYD GEORGE EN CROOK. DE VERKIEZINGSLEUS VAN 1918- NALATENSCHAP EN BETROUWBAARHEID brievenbuslichtingen. T Zij komen in opstand tegen «iun salarisverlagingen (Van onzen correspondent). Londen, 18 Juli 1933. Zij, die van Londen houden, hopen meer dan dj verwachten dat de overheid haar goedkeu ring niet hechten zal aan de gedrochtelijkheden, Waarmede het in de laatste jaren toch reeds twaar geteisterde Leicester Square bedreigd wordt. De Alhambra Schouwburg is aangekocht door een maatschappij, omtrent welker samen stelling nog weinig medegedeeld is, doch waar van men weet, dat de circus-eigenaar Bertram Mills erbij betrokken is. Te oordeelen naar wat omtrent de plannen der combinatie bekend gemaakt is, hoort een circus-deskundige er zeker in thuis. Verder schijnt een groote rol gespeeld te worden door een Pool, of althans iemand met een Poolschen naam, die de café- en restaurant sectie van de ontspannings-kazerne op zich zal nemen. Toen Blücher in Londen kwam, sprak hij de berucht geworden woorden: „Wat een stad zou dat zijn om te plunderen". Er komen nog steeds veel vreemdelingen te Lon den aan, die dezelfde meening toegedaan zijn. De nieuwe Alhambra, of hoe het ding heeten zal, zal geschoeid worden op zooveel mogelijk on-Engelsche. leest. Zij zal 7000 personen tege lijkertijd op verschillende manieren „vermaken" In het sousterrain zal een danszaal voor 1600 dansers (frisch!) gebouwd worden; deze zal echter gedurende de helft (vermoedelijk dus gedurende de andere helft) van het jaar als circus worden ggfcruikt. Enfin! dat komt op hetzelfde neer. Voor het dansen van menschen en olifanten zal mr. Bertram Mills bovenge noemd verantwoordelijk zijn. Verreweg het grootste gedeelte van het ge bouw zal evenwel geëxploiteerd worden door den man met den Poolschen naam, die de „lei dende geest" van de onderneming schijnt te (Van onzen correspondent). Londen, 17 Juli 1933. Op een vraag of de regeering bereid is de salaris-verlagingen der rechters in te trekken, heeft mr. Baldwin, de lord president of the council, met nadruk ontkennend geantwoord. De rechters in het hooggerechtshof zijn niet voornemens zich hierbij neer te leggen. De verlaging bedraagt 20 proc., en behalve de lord kanselier, zijn veertig rechters erbij betrokken. De salarissen beliepen, voor de ver laging, van 5000 tot 10.000. Financieele overwegingen spelen bij het ver zet der rechters slechts een ondergeschikte rol. Zij stellen zich op het principieele standpunt, dat rechters in het hooggerechtshof buiten de jurisdictie van de kroon en van het hoogge rechtshof staan; dat zij bijgevolg niet vallen onder de termen van de besparingswet, waar alle landsambtenaren onderworpen zijn, en dat de volmaakte onafhankelijkheid hunner positie wordt aangetast door de toepassing der wet op hun jaarwedden. Volgens de leden van het hooggerechtshof zou hun salarisverlaging dus onwettig zijn. Het rechtsmiddel, waartoe zij in dit geval hun toevlucht hebben te nemen, is de indiening van een „petition of right". Deze term wordt toegepast op de procedure, welke gevolgd wordt door een onderdaan, die een eisch instelt tegen de kroon, hetzij tot restitutie van, of schade loosstelling voor eigendom, dat in bézit der kroon gekomen is, hetzij tot schadeloosstelling, wegens contractbreuk, namens de kroon begaan. Dit recht van petitie dagteekent uit de mid deleeuwen, en werd 78 jaren geleden in de petition of right-wet opnieuw geregeld. De petitie wordt overhandigd aan den minis ter van binnenlandsche zaken, die haar aan den koning voorlegt. Deze kan dan zijn „fiat justitia" eraan hechten of onthouden, en nan- zijn, behalve natuurlijk wat het kapitaal van delt in deze op advies van den attorney-gene- m. ÏOO.OOO betreft, want dit zal wel direct of ral (procureur-generaal), die lid der regeering, indirect geheel Engelsch zijn. Tot in de kleinste bijzónderheden zullen, wat de inrichting en or ganisatie betreft, eenige van de protsigste bui- tenlandsche modellen gecopieerd worden. Alles zal overdadig, blufferig en grof zijn (dit ten minste leiden wij af uit hetgeen bij wijze van reclame 'reeds medegedeeld is) en berekend op de instincten van het meest snobistische deel van het publiek. De promotors schermen met het woord „in temationaal". Er zullen „internationale" restau rants komen, en dat z.g. internationalisme, waarvan het Engelsche publiek nooit gediend is geveest, zal hierin bestaan, dat op revue-achti ge wijze buitenlandsche omgevingen nagemaakt buitanlandsche gerechten opgediend en buiten landsche koffiehuisbedienden, die anders geen verlof zouden krijgen hier te werken, aange steld worden. Het „internationale" zal zich overigens vrijwel beperken tot zekere Midden- Europeesche landen en landsdeelen. De gróót ste gedrochtelijkheid zal waarschijnlijk bestaan uit een Tiroolsch binnenplein, omringd door „Tiroolsche" gebouwen. De na-aperij van Midden-Europeesche ont spanningskazernes zal zoover doorgedreven worden, dat zelfs allerlei „effecten" waarop zeker buitenlandsch publiek zoo gesteld is ingevoerd zullen worden, zooals donderbuien en andere weers- en natuurverschijnselen, zicht- feOaS-'-zoowel als hoorbaar. Ook is er sprake van, dat het in Engeland geheel onbekende systeem tot het heffen van entreegeld zal worden ingevoerd. Niets zal worden -nagelaten om alles zoo on-Engelsch mogelijk te maken. De zaak is twee jaren lang min of meer voorbereid door een filmcampagne, waarvan eerst thans de beteekenis duidelijk begint te worden. Londen is ni. overstroomd geweest met sentimenteele eri meerendeels zeer slechte fil men, waarin operette-achtige voorstellingen gegeven werden van het heerlijke leven in bier- en worsttuinen en in de idylische stad jes, die er omheen gebouwd zijn. De Donau en nog eens de Donau„nationale" costuums en „nationale" gewoonten van Midden-Europa droomerigheden en plattelanderigheden. Als of al die geïmporteerde „Schmaltz" niet meer dan genoeg was, maakte een Britsche filmon derneming ook nog zoo iets Midden-Euro- peesch een van de weinige gpoote filmen, die den laatsten tijd in Britsche studio's gere produceerd zijn. Er werd voor dit alles een reusachtige reclame gemaakt, waarvan men het doel niet begreep. Uit Amerika kwamen schit terende filmen, ontleend aan de onuitputtelijke Engelsche geschiedenis en letterkunde Elstree toonde zijn hoogste kunst in weeë biertuin-ro- mantiek. Thans wordt het duidelijk, dat men bezig geweest is het publiek „klaar te stoomen" voor de 700.000 gedrochtelijkheid aan Leicester- square. In weerwil van al die reclame en propagan da is het niet onmogelijk, dat de zaak geen succes dus een fiasco zal worden. Londen be hoort niet tot die steden, waar het welslagen eener onderneming bij voorbaat verzekerd is, wanneer zij maar met buitenlandsche na-aperij voor den dag komt. Integendeel! Ook leven de Londenaars anders dan de be woners der groote midden-Europeesche steden. Zij brengen een veel kleiner deel van hun tijd in café's en restaurants doorde koffiehuis sfeer heeft voor hen geen bekoring. Hun café's zijn eenvoudig en, behalve door hun afmetin gen, niet er op berekend den burgerfamilies, die er binnenkomen, de uitroep „gus-gus te ontlokken. Die Londenaars, die financieel in staat zijn het niet-eenvoudige te genieten, bezoeken deze restaurants en ontspannings plaatsen, maar deze zijn dan tevens voornaam en niet protsig. Het equivalent van de groote massa, die in sommige continentale steden dergelijke kolos saalheids-établissementen bezoekt, woont hier in de buitenwijken en voorsteden, en brengt noch haar avonden, noch haar vrije dagen door in bier- en worstkazernes, zelfs niet wanneer zij. vermomd zijn als tuinen. Het nieuwe Alhambra zal een zwembassin hebben op zijn bovenste verdieping; als de Londenaar wil zwemmen, dan heeft hij hier toe op enkele mijlen van Leicestersquare ge legenheid in overvloed. Hij geeft er niet de voorkeur aan te zwemmen boven een pakhuis van bier, worst, zure sauzen en goedkoope si garen. laMVl Bevestigt straffen der oppositie-leden. WARSCHAU, 20 Juli. (R. O.) Na een week discussies en verhooren voor het hof van beroep werd heden vonnis geveld tegen tien vooraan staande afgevaardigden der oppositie, wien ten laste wordt gelegd in 1929 gepoogd te hebben de regeering met geweld omver te werpen. Het hof bevestgde het vroegere vonnis, waar bij bedoelde afgevaardigden tot gevangenis straffen van anderhalf a drie jaar worden veroordeeld. Het proces dat in eerste instantie een gewei dige sensate teweegbracht, ging nu bijna onop gemerkt voorbij. ofschoon niet steeds lid van het kabinet Deze politiek-jurWische functionaris is de eer ste law officer, en heeft de bescheiden jaar wedde van 2000, waarbij evenwel 15.000 tot 16.000 emolumenten komen. De attorney- general adviseert steeds tot verleening van het „fiat", behalve wanneer hij van oordeel is, dat de petitie een beuzelarij tot onderwerp heeft. Het fiat wordt aan het departement van bin nenlandsche zaken gezegeld en vervolgens aan den petitionisfr ter hand gesteld. Deze depo neert het dan aan het centraal bureau van het hooggerechtshof, terwijl een eveneens gezegel de copy wordt toegezonden aan den procureur der schatkist, met een eisch tot verweer of in williging namens de kroon. Gewoonlijk komt de petitie dan voor een der kamers van het hooggerechtshof (king's bench of chancery court), die den eisch toe- of afwijst. In dit geval zal dus de petitie gebracht wor den voor rechters, die behooren tot het hoog gerechtshof, welker leden de petitie uitgebracht hebben. Het hooggerechtshof neemt in Engeland his torisch en constitutioneel een geheel andere plaats in dan overeenkomstige lichamen in eenig ander land. Het hoogste rechtsprekende gezag berust bij het hoogerhuis in zijn hoedanigheid van opper ste hof van beroep. Zijn bevoegdheid beperkt zich evenwel slechts tot Groot-Brittannië en Noord-Ierland, terwijl de juridische commissie van de privy council het opperste hof van be roep is voor het geheele rijk. In strijd met wat veelal aangenomen wordt spreekt niet het hoogerhuis in zijn geheel recht, doch door een commissie, bestaande uit zeven peers en an dere leden van het huis, die hooge rechterlijke ambten bekleeden of bekleed hebben. Zij voe ren den titel van lord of appeal, hebben een jaarwedde van 6000, en worden voorgezeten door den lord high chancellor, die voorzitter van het hoogerhuis en steeds lid van het kabi net is. Als hoofd der rechterlijke macht heeft hij den voorrang boven alle leden van het ka binet, met inbegrip van den eersten minister. Na de leden van het koninklijk huis en den aartsbisschop van Canterbury neemt hij de eerste plaats in het land in, zoo men een uit zondering maakt voor buitenlandsche ambas sadeurs, die als vertegenwoordigers van sou- vereinen of staatshoofden bij den koning den zelfden rang hebben als de niet rechtstreeks van den souverein afstammende prinsen van den bloede. Zij figureeren op de hoflijst min of meer als de verst-verwijderde bloedverwan ten van den souverein. Dit geldt niet voor ge zanten van lageren rang. Dezen immers zijn niet geaccrediteerd bij „het hof van St. James' De hooge plaats, welke de lord kanselier inneemt, is kenschetsend voor de beteekenis welke gehecht wordt aan de rechterlijke macht- De rangorde is kerk, rechterlijke macht, regee ring. Ook de aartsbisschop van York heeft den voorrang boven den eersten minister. Het opperste hof van appèl (hoogerhuis) heeft jurisdictie over heel Groot-Brittannië en Noord- Ierland, maar overigens hebben Engeland, Wales en Noord-Ierland eenerzijds, Schotland ander zijds elk hun eigen rechterlijke macht. Wat Engeland en Wales aangaat is de hoogste rechtsprekende autoriteit het opperste hof van rechtspleging, waarvan de lord high chancellor, de lord chief justice, de master of the rolls (oorspronkelijk rijksarchivaris) en de presiden ten der divisies of kamers ex officio lid zijn, en waarin verder vijf lord justices zitting hebben. Dit opperste hof is een hof van appèlvan zijn beslissingen kan alleen in beroep gegaan worden bij het hoogerhuis. Hierop volgt in de hiërarchie der rechtspleging het hooggerechtshof, dat ver deeld is in „divisies". De lord high chancellor oefent zijn rechtsprekend gezag uit als voor zitter van de chancery division, de lord chief justice is voorzitter van de king's bench division. In eerstgenoemde afdeeling hebben 6, in laatst genoemde 16 rechters zitting. Onder het hoog gerechtshof ressorteeren voorts het hof van be roep in strafzaken, en de verificatie-, echtschei- dings- en admiraliteitsdivisies, benevens tal van „hoven" en „kamers". De jaarwedden der rechters en ambtenaren zijn, volgens continentale begrippen, buitenspo rig hoog. Ex-lord kanseliers ontvangen een pen sioen van 5000 de lord chief justice beurt 8000, de lord justices ontvangen 5000 per jaar. Door zulke jaarwedden wordt het den bekwaamsten juristen mogelijk gemaakt rech terlijke aanstellingen te aanvaarden, ofschoon een advocatenpractijk van den eersten rang financieel onberekenbaar ver boven het ambts inkomen van een lord chancellor staat. Hoewel het voorkomt, dat juristen ter belooning van aan de regeering bewezen diensten, en ook wel eens omdat de eerste minister hun geen post in het kabinet willen aanbieden, tot rechter in het opperste in het hooggerechtshof benoemd worden, zij/ &st over het geheel de grootste en beroemdste rechtsgeleerden van hun tijd die in het hof zitting krijgen. In dit opzicht wijkt de samenstelling der rechterlijke macht in Enge land aanmerkelijk af van die in sommige andere landen, waar de jaarwedden niet geschikt zijn om de schitterendste Juridische vernuften aan t® trekken. De hooge salarissen worden niet alleen ge wettigd, doordat het een nationaal belang is dat rechters dezelfde intellectueele capaciteiten bezitten als de beste advocaten, maar ook omdat de wettelijke onaantastbaarheid van hun ambt aldus gedoubleerd wordt met volmaakte finan cieele onafhankelijkheid. Hierbij komt dat de JAMMER VOOR THORBECKE De „Avondpost" spot Het is jammer voor den liberalen staats man Thorbecke, dat in zijn tijd de heer August Hey ting niet heeft geleefd. Dan zou deze hem voor een gruwelijke fout, door „achteloosheid" ontstaan, hebben behoed. De heer Heyting is een man, over wiens ijver en toewijding voor de zaken, die hij op zich neemt, wij niet gering denken. Hij is sinds eenigen tijd redacteur van „Het Klok- ketouw", het orgaan van de Haagsche afdee ling der Evangelische Maatschappij. En zie nu dit laatste nummer. Mogen wij u den in houd meedeelen Het motto boven het blad is van August Heyting. Het eerste artikeltje is van „de Re dactie" (lees: August Heyting). Dan volgt een stukje„Wat is Nelis 7" onderteekend: H. De scherpzinnige lezer vermoedt al, wie zich achter deze letter verbergt. Daarna een groot artikelDe millioenen-sneeuw der leenin gen aan Roomsche religieuzen", door A. H. De afkorting brengt u ook hier al op het spoor! Weer een uitvoerig artikel: „Niet het Lam Gods, maar het gouden kalf", door A. H. Vervolgens voor de variatie een versje van 6 regels, „De Zoekende", geschreven door.... natuurlijk! Een jubel-artikel over een Pro- testantsch adresboek: „A. H.". Weer een versje, maar nu van 4 regels„August Hey ting" Daarna krijgt de diepe en knappe dich ter Antonie Donker in een groot artikel op z'n falie van August Heyting. Tenslotte een gedichtje van 12 regels„De Trooster". Dich ter August Heyting. Hierna volgen de advertenties. Niet van August Heyting, voor zoover wij weten. Hoe wel we er ons hoofd niet op zouden geven. Wij hebben het u gezegd: hij is een vol ijverig man en de afdeeling der Evangelische Maatschappij mag hem wel in goud beslaan. Maar nu Thorbecke dan. Die staat bij Heyting, naast Antonie Donker, in het zwarte boekje. Waarom Thorbecke heeft in 1848 ,door een achteloosheid het paard van Troje binnengehaald." En die achteloosheid was de grondwettelijke vrijheid, ook aan de Roomsche Kerk verleend. Nu weten wij het. Het was dus geen beginsel, geen overtuiging, geen welbewuste staatkunde van Thorbecke. Neen. Het was „achteloosheid". Hij heeft er niet op gelet. Het dacht heelemaal niet aan de Rooimsc-he Kerk, en toen (dit in vertrou wen) na de afkondiging der nieuwe Grond wet een politiek vriend hem eens op het Bin nenhof staande hield en vroeg: „Weet je wel, dat je nu ook de Roomsche Kerk vrijheid hebt gegeven?" keek Thorbecke hem ver baasd aan en zei: „Groote grutten, dat 's waar ook, daar had ik heelemaal niet aan gedacht!" En aan die „achteloosheid", ziet u, dankt nu de Katholieke Kerk haar positie in ons land. Jammer voor Thorbecke, dat de heer August Heyting toen niet heeft geleefd. Dan had hij hem kunnen waarschuwen. Nu is het te laat. ALLES HANGT VAN DEN PERSOON AF Naar aanleiding van den door ons geuiten wensch, dat bezoldigde beambten in dienst van speciale organisaties geen zitting nemen in de Staten-Generaal schrijft de „Volkskrant": De Katholieke Arbeidersbeweging heeft reeds lang rekening gehouden met de op vatting, dat men niet tegelijk gesalarieerd bestuurder en lid van de Tweede Kamer moet zijn, en zoo is haar practijk dat zoodra iemand uit de „beweging" lid wordt van de Tweede Kamer, hij ophoudt gesalarieerd be stuurder te zijn van de Arbeidersbeweging. Natuurlijk bereikt men hiermee niet, dat hij van dat oogenblilc af ook niet meer op de hoogte is van de toestanden onder de arbei dersmassa, van haar nooden en behoeften, evenmin, dat hij daarvoor geen belangstel ling meer zal aan den dag leggen. Daqfom ligt het voor de hand, dat met het doorknippen om met dr. Kuyper te spre ken der „zilveren koorden" tusschen de Arbeidersbeweging en den afgevaardigde naar de Kamer niet allen bevredigd zijn. Niet, natuurlijk, diegenen die met leede oogen de „verproletariseering" van de Kamer gadeslaan en- graag alles wat ze beneden hun maat oordeelen uit de Kamer zouden willen verwijderd houden. Het gaat niet om het salaris, dat de arbei ders-Kamerleden als bestuurder der Arbei dersbeweging genoten (dat salaris is voor geldmagnaten maar een peulschilletje); het gaat om den natuurlijken en zedelijken band, die tusschen de beweging en den ex-bestuur der blijft bestaan. Wij zeggen dit niet omdat we op het ge nomen besluit zouden willen zien teruggeko men, integendeel, het is een verstandig be sluit. Maar indien men de zelfstandigheid, de onbevangenheid van onze arbeiders-Kamer leden in twijfel wil trekken (wat iets anders is dan hun volkomen redelijke sympathie met een bepaald en groot volks- en nationaal belang), dan is de vraag gewettigd, of in de Kamer geen leden kunnen zitting hebben, die, al of niet door een salaris of andere geldelijke vocrrdeelen aan bepaalde belangen gebonden, veel minder onbevangen zijn dan arbeiders-afgevaardigden. We willen maar zeggen, dat het al of niet ontvangen van een salaris niet de norm, stel lig niet de eenige norm is voor de zelfstan digheid en onafhankelijkheid der afgevaar digden. Alles hangt van den persoon af. DE LOONSTANDAARD De strijd om het loonpeil is niet alleen meer een twistpunt tusschen rechtstreeks belangheb benden, ook andere standen ondervinden daar van den invloed en in verband daarmee zeggen ook de economisten daarover hun meening. Zoo schrijft de sociaal-democratische dr. J Tinbergen, die onlangs is benoemd tot hoog- ieeraar aan de handelshoogeschool te Rotter dam, in het religieus-socialistisch weekblad „Tijd en Taak": Er is het inzicht dat een loondaling de werkgelegenheid vergroot, er is het inzicht dat de lonen op de werkgelegenheid geen invloed hebben, of zelfs loonstijging de werk' gelegenheid vergroot. Het is de strijd om het z.g.n. koopkrachtargument. Zij die van loon daling onheil verwachten wijzen n-I. op de geringere koopkracht van lager betaalde arbeiders. Deze zou anderen weer het werk ontnemen. Daartegenover wijzen degenen die van loonsverlaging werkvermeerdering ver wachting op het feit dat door loondaling de kosten omlaag gaan en daarom bedrijven weer kunnen werken die het eerst niet konden. Terwijl ze er tevens op wijzen dat al neemt de koopkracht van één arbeider, die een lager loon krijgt, af, het maar helemaal de vraag is of door een meerder aantal werkende arbei ders niet deze ongunstige werking in een gun stige zou kunnen veranderen. Ik zou onvoor- waardelik tot degenen behoren die van loon daling meer werk verwachten, als er niet één punt is dat vaak wordt vergeten en dat is dat in een tijd als de tegenwoordige het verschijnsel van het zgn. oppotten een rol van betekenis speelt. Onder oppotten verstaat men het niet uitgeven of „investeren" (voor het uitbreiden of oprichten van ondernemingen besteden) van geld. Dat gebeurt door mensen met hoge inkomens in een zware krisis als nu vrij veel en is oorzaak van verdere inkrim ping van de produktie. Geld daarentegen dat niet aan „rijken" maar aan arbeiders wordt uitbetaald, wordt niet opgepothet blijft cir- kuieren. Dit is een argument ten gunste van iopnvasthouden. Of het sterk genoeg is om het van de tegengestelde argumenten te winnen betwijfel ik. Met de nadruk op twijfelik weet het niet. Het is echter eigenaardig ook dat is geen argument voor loonsverlaging dat in de Verenigde Staten, waar de lonen fabelachtig gedaald zijn sinds de krisis (zeker met 35 pet. voor de uurlonen), de werkgele genheid veel slechter is dan hier. Natuurlik kunnen andere verschillen hier een rol hebben gespeeld. Het is alles niet zo eenvoudig te zeggen. (Van onzen correspondent). LONDEN, 17 Juli 1933. De publicatie door de „Daily Telegraph" van de oorlogsmemoires van mr. Lloyd George heeft aanleiding gegeven tot eenige polemiek in de correspondentie-kolommen van dat blad. Er is niets dat den gewezen premier meer ergert dan wanneer men hem zekere uiterst fel anti-Duitsche uitlatingen of handelingen uit zijn oorlogsjaren voorhoudt, aangezien die uit latingen bijzonder scherp contrasteeren met de zeer vriendschappelijke houding, welke hij de laatste tien jaren jegens Duitschland aangeno men heeft. Het meest hindert hem de beruchte „Hang the Kaiser"-episode, welke bij de „Khaki"- verkiezingen in December 1918 zulk een groote rol speelde. Want terwijl vroegere leuzen hier mede verontschuldigd konden worden, dat in tijd van oorlog niets nagelaten of verzwegen mag worden wat tot de overwinning kan bij dragen, werd het „Hang the Kaiser'-devies aangeheven na den wapenstilstand en in een binnenlandschen stembusstrijd. Nu heeft mr. Lloyd George, in zijn mémoi res bespiegelingen houdend over de verant woordelijkheid voor den oorlog, geschreven: „Ik zpu tegen de meesten hunner veeleer een verdict van manslag dan van moord uitbren gen". rechterlijke macht collectief, en de rechter in dividueel, niet alleen recht spreken van boven af „in naam des konings", maar ook de voor naamste bewakers zijn van de rechten en vrij heden van het volk. Vandaar dat hun onafhan kelijkheid niet alleen formeel, maar ook feitelijk volkomen moet zijn. Noch de regeering, noch zelfs het parlement kunnen eenig gezag uit oefenen, zelfs niet indirect, over een eenmaal benoemd rechter. Indien een regeering of een parlement of beiden om redenen van regeerings- of zelfs van vermeend staatsbelang een daad zouden begaan of toelaten, welke inconstitu tioneel is, indien ook maar één burger aan vervolging zou bloot staan in strijd met de oude grondwettelijke rechten van den Engelschman, dan zou het de rechterlijke macht, en zij alleen zijn, die dezen toeleg zou kunnen verijdelen. Zulk een toeleg heeft zij reeds menigmaal ver ijdeld. Zij, en niet het parlement, is in hoogste instantie het bolwerk van de volksrechten en -vrijheden. Van het oogenblik af, waarop de wetgever kan ingrijpen in de positie van den rechter, wordt de onaantastbaarheid van deze, en dus zijn volkomen onafhankelijkheid bedreigd. Het parlement stelt de jaarwedden vasthet heeft ook het recht ze te wijzigen. Het mist evenwel het recht verandering aan te brengen in de jaar wedden der reeds benoemde rechters. Dit is het standpunt, waarop zich de leden van het hooggerechtshof stellen, en het is ver moedelijk het eenig-juiste. De consequentie hiervap is evenwel, dat het parlement ook het recht mist de salarissen van reeds benoemde rechters te verhoogen. Henderson arriveert op zijn Europeesche rondreis aan het Anhalter station te Berlijn. Haarlokken en jasknoopen Beethoven moet zich minstens iedere week van zijn bestaan 'n nieuwe jas hebben laten aanmaken, om zooveel knoopen na te laten als hij schijnt gedaan te hebben. En wanneer de groote Napoleon bij de ver rijzenis des vleesches alle haarlokken op zijn geniaal hoofd moet terugvinden, die men van hem bewaart, dan zal hij zich zelf niet meer herkennen. Vooral in Italië maken de haarlokken van Napoleon op dit oogenblik een actueel punt van bespreking en prettige sensatie uit, dat alleen door de interesse in Balbo'S eskader 'n beetje overschaduwd wordt. 'n Poosje terug is de vereeniging „Bescher ming van dieren", afdeeling Bologna in het bezit gekomen van een Napoleon's lok, en al heel graag gelooft de vereeniging, dat deze authentieke lok juist die lok is geweest, die over 's keizers voorhoofd piekte. Op' dit oogenblik evenwel poogt 'n familie uit Milaan zich befaamd te maken met het sensationeele nieuws, dat zij zelfs van twee haarlokken, afkomstig van den beroemden Corsikaan, in 't bezit is, en wel van een blonde en 'n bruine. Deze gelukkige familie, van Toskaansche afkomst, luistert naar den naam van Mattei. Overovergrootmoeder Mattei is in 1868 gestor ven, en zij was 'n tante van den bekenden dokter Franserco Antonmarchi, dezelfde, die Napoleon op zijn sterfbed verzorgd heeft. Dokter Antonmarchi had mogen studeeren op kosten van die tante en toen Napoleon voor altijd de oogen gesloten had, trok de arts weer naar Toskane en zijn tante terug. Zooals bekend is, bleef Antonmarchi niet achter bij de velen, die in nauwer contact ge staan hebben tot den grooten veroveraar, en dies schreef ook hjj zijn memoires, welke in dies schreef ook hij zijn memoires en verhaalt van Napoieon's laatsten wensch, dat hem na zijn sterven de haren zouden worden afge knipt, opdat ze konden verdeeld worden aan de trouwe Bonapartisten. Het een en het ander maakt het wel logisch en ook psychologisch juist, dat de dokter een lok van Napoleon's haar zelf behouden heeft, en dat dit haar in het bezit van tante Matteï is geraakt. Het is in oud, vergeeld papier gewikkeld; en een vrouwenhand heeft er op geschreven: haren van keizer Napoleon I, ge kregen van dr. Antonmarchi. Dezelfde dokter heeft het doodenmasker van Napoleon afgenomen, en daaruit is het te ver klaren, dat de familie niet alleen de haarlok ken, maar ook een der eerste bronzen afgiet sels van dat masker in haar bezit heeft. Al die kostbaarheden, die dr. Antonmarchi aan zijn tante schonk, heeft zij nagelaten aan haar zoon, die directeur was van een omnibus maatschappij te Parijs; en vervolgens ging de erfenis van vader op zoon over, zoodat de familie Matteï te Milaan er Bologna nu mee de oogen uitsteekt. Naar aanleiding hiervan schreef een zekere heer G. G. Crook, een accountant te Norwich, in de „Daily Telegraph" een „ingezonden" stuk, waarin hij zeide: „Opnieuw verloochent mr. Lloyd George zijn eigen woorden. Bij de verkiezingen van 1918 was zijn leus „Hang the kaiser", klaarblijkelijk heeft hij zijn verdict omgezet van „moord" in „manslag"". Een dag later verscheen de „Daily Tele graph" met het volgende stukje van mr. Lloyd George: „Sir Mr. G. G. Crook, van Norwich, wé'nscht te weten, hoe ik mijn schatting van den graad van misdadige verantwoordelijkheid der oorlogsstichters in overeenstemming kan bren gen met de verklaring die ik volgens hem in 1918 afgelegd zou hebben n.l. dat ik wenschte „to hang the Kaiser". „Zou hij zoo vriendelijk willen zijn mij te verwijzen naar eenige rede of mededeeling, waarin ik deze frase gebruikte? Ik heb haar vaak aan mij toegekend gezien; ik heb haar vaak geloochend. Ik doe dit opnieuw, en her haal mijn eisch dat mr. Crook zijn mededeeling zal waarmaken. Uw dw. D. Lloyd George". Mr. Crook antwoordde niet en een week later kwam de „Daily Telegraph" uit met 'n twee den brief van mr. Lloyd George, waarin deze zijn eisch herhaalde: „Ik heb uw correspondent uitgedaagd mij te verwijzen naar een rede of mededeeling, waarin ik de phrase gebezigd heb. Ik heb een heele week op zijn antwoord gewacht. Hij heeft nog niet het fatsoen gehad te doen wat men onder deze omstandigheden van een gentleman ver wacht zich rechtvaardigen of zich veront schuldigen". Een gentleman is volgens mr. Lloyd George een gewezen Britsch premier die, wanneer er in zijn land een algemeene werkstaking uitge broken is, in de anti-Britsche Hearstpers van Amerika artikelen schrijft tegen de Britsche regeeririg. Mr. Lloyd George heeft deze defi nitie van een gentleman wel nooit in woorden, maar toch fn daden geformuleerd. Op de zelfde wijze heeft hij in 1918 op alle andere manieren dan met zijn eigen woorden te kennen gegeven datde keizer gehangen moest worden. Tenslotte antwoordde mr. Crook, en hij deed dit niet op de gelukkigste manier. Hij beriep zich namelijk op een boek over „Lloyd George and Liberalism", geschreven door den zeer anti- Lloyd Georgiaanschen publicist Robertson die o.a. beweerde dat de leus „Hang the Kaiser" den leider der coalitie in 1918 de verkiezingen hielp winnen. Verontwaardigd antwoordde mr. Lloyd George hierop: „Mr. Crook, van Norwich" erkent dat deze woorden niet van mij, maar van iemand an ders waren. Een aanhaling uit een door wrok ingegeven pamflet, waarin ik uitgescholden word wegens andere woorden, die ik bezigde, is geen rechtvaardiging, noch een verontschul diging." Ontegenzeglijk! Maar mr. Crook heeft met beweerd dat mr. Lloyd George ooit de woor den „Hang the Kaiser" zelf gebezigd heeft. Zi zijn de verkiezingsleus geweest in een stem busstrijd, welke gevoerd werd onder leiding van mr. Lloyd George. Deze wist zeer goed, dat er nooit sprake van kon zijn de uitlevering van keizer Wilhelm, die zich in ons land be vond, ernstig te eischen. Hij wist zelfs, dat in dien ons land karakterloos genoeg mocht zijn den keizer wèl uit te leveren, de geallieerden hem niet zouden kunnen „straffen", laat staan ophangen. Mr. Lloyd George wist, dat de leus „Hang the Kaiser", letterlijk opgevat, belache lijk was. Wat er hoogstens mede uitgedrukt kon worden, was dat diegenen, die volgens de geallieerden verantwoordelijk waren voor den oorlog, en ook diegenen die „oorlogsmisdaden" begaan hadden, gestraft moesten worden of al thans straf verdienden. Het is twijfelachtig, of mr. Lloyd George ooit geloofd heeft in de praktische mogelijkheid hen te streffen; wi mogen ons ook afvragen, of hij geloofde in het moreele recht der geallieerden hen te straffen. Dit alles nog afgezien van de vraag, die stel lig ontkennend beantwoord moet worden, of de Engelschen (of de geallieerden) juridisch bevoegd waren een vonnis uit te spreken over leiders van het volk, waartegen zij oorlog ge voerd hadden, en die hun niet gedurende den, oorlog in handen gevallen waren. De woorden „Hang the Kaiser" zijn niet door mr. Lloyd George gebruikt. De algemeenere leus van „bestraffing der oorlogsmisdadigers", welke in die woorden vervat was, is misschien niet in zijn brein gerijpt, maar wel heeft hij zich meester ervan gemaakt teneinde in 1918 de stembusoverwinning te verzekeren aan de coalitie, welker dictator hij was. Mr. Lloyd George heeft gelijk, indien hij de autoriteit van mr. Robertson verwerpt; min der gemakkelijk zal het hem vallen de autori teit te verwerpen van de Encyclopaedia Britan- nica,-en van den grooten biograaf en histori cus, G. E. Buckle, die daarin onder het hoofd „English History" schrijft: „In antwoord op een populaire agitatie voor het terechtstaan van den keizer, bestraffing van oorlogsmisdadigers en volledige schade loosstelling door Duitschland, kondigde mr. Lloyd George aan den vooravond der verkie zingen aan dat deze punten vervat waren in het coalitie-program." QUO VADIS7 Vooral de rijksambtenaren hebben wel het recht tot de regeering de vraag te richten: Quo Vadis? Toch niet altijd maar door kan men de sala rissen verminderen en wat wordt er beoogd met het in steeds grooter aantal aangestelde per sonen op arbeidscontract? Welke bedoeling heeft de regeering hiermede? Bezuiniging door zooveel mogelijk vaste ambtenaren te vervangen door arbeidscontractanten? De aanvulling der hoo- gere rangen automatisch stop te zetten door geen jongere ambtenaren aan te stellen? Waarheen moet het gaan indien handel en industrie zich zullen herstellen en het groote leger van arbeidscontractanten terug gaat naar het particulier bedrijf waaruit zij zijn gekomen? Waarheen zouden zij anders gaan, waar zij door den staat zoo stiefmoederlijk behandeld worden, die hen met eèn karig loon heeft betaald, gebrek heeft laten lijden met een netto inkomen van 15.84 per week, onverschillig hoeveel jaren zij reeds in rijksdienst werkten. Pensioen, huwe lijks- en kindertoelagen was geen spek voor hun bek. Waarheen, klinkt ook bij hen de vraag, zal de toekomst hen leiden? Naar een bescheiden positie in vasten dienst, maar dan in elk geval zoodanig dat een menschwaardig bestaan ge waarborgd wordt, of is het aanstellen van ar beidscontractanten maar een tijdelijk verschijn sel en worden ze na verloop van tijd weer ver vangen door jonge ambtenaren en zullen zij zich dus op het particulier bedrijf weer moeten toe leggen, of indien dit hun niet kan opnemen, de rijen der werkloozen aanvullen? Wordt ook de volkswelvaart niet bedreigd als de overheid het voorbeeld geeft van misbruik maken van den nood der tijden, door personeel aan te nemen tegen een salaris, dat ver beneden het levenspeil ligt; waarheen moet het dan gaan als de particulieren dit voorbeeld volgen? Alleen door toepassing van de encyclieken Rerum Novarum en Quadragesimo Anno, zal het waarachtig geluk en voorspoed voor het geheele volk in al zijn geledingen verzekerd kunnen worden. Eerst dan, wanneer als leidraad voor alle regeeringsmaatregelen bovengenoemde, en cyclieken in praktijk gebracht worden, zal ook op de vraa'g „waarheen?" een bevredigend antr woord gegeven kunnen worden. C. (Buiten verantwoordelijkheid der redactie). LUCHTDIENST OP NEW FOUNDLAND- LONDEN, 19 Juli (V.D.) De onder-secretaris voor de luchtvaart, Sir Philip Sassoon, heeft in het lagerhuis verklaard, dat vertegenwoor digers van de regeeringen van het Vereenigd Koninkrijk, Canada en New-Foundland hadden geconfereerd over zekere algemeene punten betrekking hebbende op een mogelijke organi satie van een luchtdienst van en naar New- Foundland. Hij kon geen nadere inlichtingen verschaffen, maar ten einde ieder misverstand te vermijden, legde hij er den nadruk op, dat op het oogen blik geen concreet plan voor een dergelijken dienst werd besproken. BEZUINIGING OP ONDFRWIJS. Dezer dagen kwam mij in uw courant het ingezonden stuk van abonné X. onder oogen, die meende aan de regeering eenige aanwijzin gen te moeten geven wat betreft de bezuini ging op het onderwijs. De heer X. wil alle salarissen teruggebracht __en tot die van de derde klas standplaatsen en motiveert dezen maatregel door 't feit, dat deze korting volgens hem door le en 2e klas- sers niet zoo zwaar gevoeld zal worden, omdat zeer velen onder hen door bijbetrekkingen o.a. avondcursussen en dubbele inkomsten van man en vrouw, groote bijverdiensten hebben. Deze bewering doet mij veronderstellen, dat de heer M. zeer slecht op de hoogte is met sommige toestanden op onderwijsgebied of dat hij zigh blind staart op eenige van zijn kennissen, dib toevallig zoo gelukkig zijn, door een of andere bijbetrekking wat bij te verdienen. Hieromtrent zou ik gaarne het volgende naar voren willen brengen. le. Noemt de heer X 4 a 8 pet. korting, ook al zou men eenige; bijverdiensten hebben, een kleinigheid. In dezen tijd is elke. gulden er eèn, vooral nu de salarissen toch reeds tot ver beneden het peil gekort zijn. 2e. Weet verder de heer X. wel, dat dubbele inkomsten van man en vrouw gelukkig sterk aan het vermindéren zijn, zeker hij het Katholiek Onderwijs zoodat het belachélijk is om dit feit als een veelvoorkomende bijverdienste vqpg^te stellen. 3e. Weet de heer X. wel, dat in vele ge meenten, de avondcursussen wegens den slech- ten finantieelen toestand totaal zijn opgeheven, zoodat dus deze, volgens hem zoo rijke bron, vooral nu zij zoo weldadig 't verlies zou kun- nen vergoeden, geheel is verdroogd. En ten laatste. Is de heer X wel goed op de hoogte, wie in den regel nog profiteeren van deze mooie avondcursussen? Alle leerkrachten? lang met. Zq die het minst verdienen ook niet. Op een school, en lang niet op alle scholen, komen daar slechts een a twee en in enkele gevallen drie leerkrachten voor in aanmerking, en dat zijn dan nog in den regel de meest ver dienenden o.a. het hoofd der school en een of twee van de oudste onderwijzers desnoods nog in het bezit van hoofdakte of andere aktes. Dit is billijk, dat wil ik niet ontkennen; doch wie zijn altijd buitengesloten? De jongere leer krachten, die als 't nog langer zoo doorgaat, met een fooi naar huis gestuurd worden. Do heer X. zal hieruit kunnen concludeeren, dat zijn motieven, welke hij naar voren brengt om zijn voorstel te rechtvaardigen, totaal alle grond missen. Tenslotte moet de heer X. redelijk nadenkend, inzien, dat er op de salarissen geen kortingen meer toelaatbaar zijn, zonder 't onderwijs en zij die zich er aan toewijden, nog meer te bena- deelen. n Hengelo (O). u Inzake het aantal brievenbuslichtingen, door de Posterijen in verschillende steden en dorpen in Nederland uitgevoerd, veroorloof ik mij, het volgende op te merken: Te Rotterdam worden 54 bussen G maal, per dag gelicht (aan bijkantoren, postagentschap pen en op centralë punten in de stad)voorts alle andere bussen 4 maalte Den Haag licht men 36 bussen 6 maal, de overige 4 maal per dag. Het schijnt alsof iedereen de beschikking heett over zes iichtingen daags, doch dan moet men er aan toevoegen„indien men zijn brieven den Posterijen achterna brengt" want percents gewijze woont slechts een klein gedeelte der bevolking van Rotterdam en/of Den Haagdicht bij die bussen, welke 6 maal daags woMen ge licht terwijl het overgroote deel aan de dichtstbij gelegen brievenbus slechts over 4 lich- '"ErTo f "wil'men van de 6 lichtingen gebruik maken, dan moeten de meeste menschen de brievenbus dicht bij hun huis voorbijloopen en hunne brieven posten in bussen, die op veel grooteren afstand van hun Rus gelegen zijn. Dat toch kan niet de werkelijke bedoeling zijn van den postdienst. Vergelijkt men dezen toestand met dien m anderen plaatsen in Nederland, zoo tiet men, dat dorpen als 's-Gravenzande en Alphen a/a. Riin waar ik toevallig dezer dagen vertoefde, ook4 lichtingen per dag hebben. VOor het overgroote deel'zijn de belangrijke sted«n Rot terdam en Den Haag dus met alle Nederland- sche dorpen van deze categorie gelijk gesteld in aantal brievenbuslichtingen per dag. Doch veel kleinere en minder belangrijke steden dan Rotterdam en Den Haag, b.v. Vlaar- dingen, Maassluis, Delft, Hilversum e. a. heb ben 5 lichtingen per dag en worden dus met één lichting meer daags, boven het grootste ge deelte der Residentie, resp. Handelsstad ge steld. Amsterdam staat met deze stadjes ten minste nog gelijk met 5 lichtingen daags, terwijl buur ten, waar geen trams rijden, over 6 lichtingen beschikken. In de buurten met trams heeft men n.l. de- brievenbussen aan de tramwagens, met ^In'd^hoop^dat deze vergelijking tot gevolg moge hebben, dat in Rotterdam en Den Haag uit hoofde van de belangrijkheid dezer steden, een vergrooting van het aantal buslichtmgen ^aagi aan die bussen, welke 4 maal worden gelicht, wordt ingevoerd, verblijf ik intusschen, U be leefd dankend voor de verleende plaatsruimte, P. L. J. HAM, Rotterdam,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 2