UIT BIADEM EU
TIJDSCHRIFTEN
mtzoriDtn
ii Q)TUKKE.n
PROTSERIGE ONTSPANNINGS
KAZERNE.
ENGELANDS RECHTERS.
ONDER LEIDING VAN EEN
CIRCUSMAN.
OPPERSTE HANDHAVERS DER
VOLKSRECHTEN.
Een frissche onderneming
POOLSCH HOF VAN BEROEP.
DE HEEREN LLOYD GEORGE EN
CROOK.
DE VERKIEZINGSLEUS VAN 1918-
NALATENSCHAP EN
BETROUWBAARHEID
brievenbuslichtingen.
T
Zij komen in opstand tegen «iun
salarisverlagingen
(Van onzen correspondent).
Londen, 18 Juli 1933.
Zij, die van Londen houden, hopen meer dan
dj verwachten dat de overheid haar goedkeu
ring niet hechten zal aan de gedrochtelijkheden,
Waarmede het in de laatste jaren toch reeds
twaar geteisterde Leicester Square bedreigd
wordt.
De Alhambra Schouwburg is aangekocht
door een maatschappij, omtrent welker samen
stelling nog weinig medegedeeld is, doch waar
van men weet, dat de circus-eigenaar Bertram
Mills erbij betrokken is.
Te oordeelen naar wat omtrent de plannen
der combinatie bekend gemaakt is, hoort een
circus-deskundige er zeker in thuis.
Verder schijnt een groote rol gespeeld te
worden door een Pool, of althans iemand met
een Poolschen naam, die de café- en restaurant
sectie van de ontspannings-kazerne op zich zal
nemen. Toen Blücher in Londen kwam, sprak
hij de berucht geworden woorden: „Wat een
stad zou dat zijn om te plunderen". Er komen
nog steeds veel vreemdelingen te Lon
den aan, die dezelfde meening toegedaan zijn.
De nieuwe Alhambra, of hoe het ding heeten
zal, zal geschoeid worden op zooveel mogelijk
on-Engelsche. leest. Zij zal 7000 personen tege
lijkertijd op verschillende manieren „vermaken"
In het sousterrain zal een danszaal voor 1600
dansers (frisch!) gebouwd worden; deze zal
echter gedurende de helft (vermoedelijk dus
gedurende de andere helft) van het jaar als
circus worden ggfcruikt. Enfin! dat komt op
hetzelfde neer. Voor het dansen van menschen
en olifanten zal mr. Bertram Mills bovenge
noemd verantwoordelijk zijn.
Verreweg het grootste gedeelte van het ge
bouw zal evenwel geëxploiteerd worden door
den man met den Poolschen naam, die de „lei
dende geest" van de onderneming schijnt te
(Van onzen correspondent).
Londen, 17 Juli 1933.
Op een vraag of de regeering bereid is de
salaris-verlagingen der rechters in te trekken,
heeft mr. Baldwin, de lord president of the
council, met nadruk ontkennend geantwoord.
De rechters in het hooggerechtshof zijn niet
voornemens zich hierbij neer te leggen.
De verlaging bedraagt 20 proc., en behalve
de lord kanselier, zijn veertig rechters erbij
betrokken. De salarissen beliepen, voor de ver
laging, van 5000 tot 10.000.
Financieele overwegingen spelen bij het ver
zet der rechters slechts een ondergeschikte rol.
Zij stellen zich op het principieele standpunt,
dat rechters in het hooggerechtshof buiten de
jurisdictie van de kroon en van het hoogge
rechtshof staan; dat zij bijgevolg niet vallen
onder de termen van de besparingswet, waar
alle landsambtenaren onderworpen zijn,
en dat de volmaakte onafhankelijkheid hunner
positie wordt aangetast door de toepassing der
wet op hun jaarwedden.
Volgens de leden van het hooggerechtshof
zou hun salarisverlaging dus onwettig zijn.
Het rechtsmiddel, waartoe zij in dit geval
hun toevlucht hebben te nemen, is de indiening
van een „petition of right". Deze term wordt
toegepast op de procedure, welke gevolgd wordt
door een onderdaan, die een eisch instelt tegen
de kroon, hetzij tot restitutie van, of schade
loosstelling voor eigendom, dat in bézit der
kroon gekomen is, hetzij tot schadeloosstelling,
wegens contractbreuk, namens de kroon begaan.
Dit recht van petitie dagteekent uit de mid
deleeuwen, en werd 78 jaren geleden in de
petition of right-wet opnieuw geregeld.
De petitie wordt overhandigd aan den minis
ter van binnenlandsche zaken, die haar aan
den koning voorlegt. Deze kan dan zijn „fiat
justitia" eraan hechten of onthouden, en nan-
zijn, behalve natuurlijk wat het kapitaal van delt in deze op advies van den attorney-gene-
m. ÏOO.OOO betreft, want dit zal wel direct of ral (procureur-generaal), die lid der regeering,
indirect geheel Engelsch zijn. Tot in de kleinste
bijzónderheden zullen, wat de inrichting en or
ganisatie betreft, eenige van de protsigste bui-
tenlandsche modellen gecopieerd worden. Alles
zal overdadig, blufferig en grof zijn (dit ten
minste leiden wij af uit hetgeen bij wijze van
reclame 'reeds medegedeeld is) en berekend op
de instincten van het meest snobistische deel
van het publiek.
De promotors schermen met het woord „in
temationaal". Er zullen „internationale" restau
rants komen, en dat z.g. internationalisme,
waarvan het Engelsche publiek nooit gediend is
geveest, zal hierin bestaan, dat op revue-achti
ge wijze buitenlandsche omgevingen nagemaakt
buitanlandsche gerechten opgediend en buiten
landsche koffiehuisbedienden, die anders geen
verlof zouden krijgen hier te werken, aange
steld worden. Het „internationale" zal zich
overigens vrijwel beperken tot zekere Midden-
Europeesche landen en landsdeelen. De gróót
ste gedrochtelijkheid zal waarschijnlijk bestaan
uit een Tiroolsch binnenplein, omringd door
„Tiroolsche" gebouwen.
De na-aperij van Midden-Europeesche ont
spanningskazernes zal zoover doorgedreven
worden, dat zelfs allerlei „effecten" waarop
zeker buitenlandsch publiek zoo gesteld is
ingevoerd zullen worden, zooals donderbuien
en andere weers- en natuurverschijnselen, zicht-
feOaS-'-zoowel als hoorbaar.
Ook is er sprake van, dat het in Engeland
geheel onbekende systeem tot het heffen van
entreegeld zal worden ingevoerd. Niets zal
worden -nagelaten om alles zoo on-Engelsch
mogelijk te maken.
De zaak is twee jaren lang min of meer
voorbereid door een filmcampagne, waarvan
eerst thans de beteekenis duidelijk begint te
worden. Londen is ni. overstroomd geweest met
sentimenteele eri meerendeels zeer slechte fil
men, waarin operette-achtige voorstellingen
gegeven werden van het heerlijke leven in
bier- en worsttuinen en in de idylische stad
jes, die er omheen gebouwd zijn. De Donau en
nog eens de Donau„nationale" costuums en
„nationale" gewoonten van Midden-Europa
droomerigheden en plattelanderigheden. Als
of al die geïmporteerde „Schmaltz" niet meer
dan genoeg was, maakte een Britsche filmon
derneming ook nog zoo iets Midden-Euro-
peesch een van de weinige gpoote filmen,
die den laatsten tijd in Britsche studio's gere
produceerd zijn. Er werd voor dit alles een
reusachtige reclame gemaakt, waarvan men het
doel niet begreep. Uit Amerika kwamen schit
terende filmen, ontleend aan de onuitputtelijke
Engelsche geschiedenis en letterkunde Elstree
toonde zijn hoogste kunst in weeë biertuin-ro-
mantiek.
Thans wordt het duidelijk, dat men bezig
geweest is het publiek „klaar te stoomen" voor
de 700.000 gedrochtelijkheid aan Leicester-
square.
In weerwil van al die reclame en propagan
da is het niet onmogelijk, dat de zaak geen
succes dus een fiasco zal worden. Londen be
hoort niet tot die steden, waar het welslagen
eener onderneming bij voorbaat verzekerd is,
wanneer zij maar met buitenlandsche na-aperij
voor den dag komt. Integendeel!
Ook leven de Londenaars anders dan de be
woners der groote midden-Europeesche steden.
Zij brengen een veel kleiner deel van hun tijd
in café's en restaurants doorde koffiehuis
sfeer heeft voor hen geen bekoring. Hun café's
zijn eenvoudig en, behalve door hun afmetin
gen, niet er op berekend den burgerfamilies,
die er binnenkomen, de uitroep „gus-gus
te ontlokken. Die Londenaars, die financieel
in staat zijn het niet-eenvoudige te genieten,
bezoeken deze restaurants en ontspannings
plaatsen, maar deze zijn dan tevens voornaam
en niet protsig.
Het equivalent van de groote massa, die in
sommige continentale steden dergelijke kolos
saalheids-établissementen bezoekt, woont hier
in de buitenwijken en voorsteden, en brengt
noch haar avonden, noch haar vrije dagen door
in bier- en worstkazernes, zelfs niet wanneer
zij. vermomd zijn als tuinen.
Het nieuwe Alhambra zal een zwembassin
hebben op zijn bovenste verdieping; als de
Londenaar wil zwemmen, dan heeft hij hier
toe op enkele mijlen van Leicestersquare ge
legenheid in overvloed. Hij geeft er niet de
voorkeur aan te zwemmen boven een pakhuis
van bier, worst, zure sauzen en goedkoope si
garen.
laMVl
Bevestigt straffen der oppositie-leden.
WARSCHAU, 20 Juli. (R. O.) Na een week
discussies en verhooren voor het hof van beroep
werd heden vonnis geveld tegen tien vooraan
staande afgevaardigden der oppositie, wien ten
laste wordt gelegd in 1929 gepoogd te hebben
de regeering met geweld omver te werpen.
Het hof bevestgde het vroegere vonnis, waar
bij bedoelde afgevaardigden tot gevangenis
straffen van anderhalf a drie jaar worden
veroordeeld.
Het proces dat in eerste instantie een gewei
dige sensate teweegbracht, ging nu bijna onop
gemerkt voorbij.
ofschoon niet steeds lid van het kabinet
Deze politiek-jurWische functionaris is de eer
ste law officer, en heeft de bescheiden jaar
wedde van 2000, waarbij evenwel 15.000
tot 16.000 emolumenten komen. De attorney-
general adviseert steeds tot verleening van het
„fiat", behalve wanneer hij van oordeel is, dat
de petitie een beuzelarij tot onderwerp heeft.
Het fiat wordt aan het departement van bin
nenlandsche zaken gezegeld en vervolgens aan
den petitionisfr ter hand gesteld. Deze depo
neert het dan aan het centraal bureau van het
hooggerechtshof, terwijl een eveneens gezegel
de copy wordt toegezonden aan den procureur
der schatkist, met een eisch tot verweer of in
williging namens de kroon. Gewoonlijk komt
de petitie dan voor een der kamers van het
hooggerechtshof (king's bench of chancery
court), die den eisch toe- of afwijst.
In dit geval zal dus de petitie gebracht wor
den voor rechters, die behooren tot het hoog
gerechtshof, welker leden de petitie uitgebracht
hebben.
Het hooggerechtshof neemt in Engeland his
torisch en constitutioneel een geheel andere
plaats in dan overeenkomstige lichamen in
eenig ander land.
Het hoogste rechtsprekende gezag berust bij
het hoogerhuis in zijn hoedanigheid van opper
ste hof van beroep. Zijn bevoegdheid beperkt
zich evenwel slechts tot Groot-Brittannië en
Noord-Ierland, terwijl de juridische commissie
van de privy council het opperste hof van be
roep is voor het geheele rijk. In strijd met wat
veelal aangenomen wordt spreekt niet het
hoogerhuis in zijn geheel recht, doch door een
commissie, bestaande uit zeven peers en an
dere leden van het huis, die hooge rechterlijke
ambten bekleeden of bekleed hebben. Zij voe
ren den titel van lord of appeal, hebben een
jaarwedde van 6000, en worden voorgezeten
door den lord high chancellor, die voorzitter
van het hoogerhuis en steeds lid van het kabi
net is. Als hoofd der rechterlijke macht heeft
hij den voorrang boven alle leden van het ka
binet, met inbegrip van den eersten minister.
Na de leden van het koninklijk huis en den
aartsbisschop van Canterbury neemt hij de
eerste plaats in het land in, zoo men een uit
zondering maakt voor buitenlandsche ambas
sadeurs, die als vertegenwoordigers van sou-
vereinen of staatshoofden bij den koning den
zelfden rang hebben als de niet rechtstreeks
van den souverein afstammende prinsen van
den bloede. Zij figureeren op de hoflijst min
of meer als de verst-verwijderde bloedverwan
ten van den souverein. Dit geldt niet voor ge
zanten van lageren rang. Dezen immers zijn
niet geaccrediteerd bij „het hof van St. James'
De hooge plaats, welke de lord kanselier
inneemt, is kenschetsend voor de beteekenis
welke gehecht wordt aan de rechterlijke macht-
De rangorde is kerk, rechterlijke macht, regee
ring. Ook de aartsbisschop van York heeft den
voorrang boven den eersten minister.
Het opperste hof van appèl (hoogerhuis) heeft
jurisdictie over heel Groot-Brittannië en Noord-
Ierland, maar overigens hebben Engeland, Wales
en Noord-Ierland eenerzijds, Schotland ander
zijds elk hun eigen rechterlijke macht.
Wat Engeland en Wales aangaat is de hoogste
rechtsprekende autoriteit het opperste hof van
rechtspleging, waarvan de lord high chancellor,
de lord chief justice, de master of the rolls
(oorspronkelijk rijksarchivaris) en de presiden
ten der divisies of kamers ex officio lid zijn, en
waarin verder vijf lord justices zitting hebben.
Dit opperste hof is een hof van appèlvan zijn
beslissingen kan alleen in beroep gegaan worden
bij het hoogerhuis. Hierop volgt in de hiërarchie
der rechtspleging het hooggerechtshof, dat ver
deeld is in „divisies". De lord high chancellor
oefent zijn rechtsprekend gezag uit als voor
zitter van de chancery division, de lord chief
justice is voorzitter van de king's bench division.
In eerstgenoemde afdeeling hebben 6, in laatst
genoemde 16 rechters zitting. Onder het hoog
gerechtshof ressorteeren voorts het hof van be
roep in strafzaken, en de verificatie-, echtschei-
dings- en admiraliteitsdivisies, benevens tal van
„hoven" en „kamers".
De jaarwedden der rechters en ambtenaren
zijn, volgens continentale begrippen, buitenspo
rig hoog. Ex-lord kanseliers ontvangen een pen
sioen van 5000 de lord chief justice beurt
8000, de lord justices ontvangen 5000 per
jaar. Door zulke jaarwedden wordt het den
bekwaamsten juristen mogelijk gemaakt rech
terlijke aanstellingen te aanvaarden, ofschoon
een advocatenpractijk van den eersten rang
financieel onberekenbaar ver boven het ambts
inkomen van een lord chancellor staat. Hoewel
het voorkomt, dat juristen ter belooning van
aan de regeering bewezen diensten, en ook wel
eens omdat de eerste minister hun geen post
in het kabinet willen aanbieden, tot rechter in
het opperste in het hooggerechtshof benoemd
worden, zij/ &st over het geheel de grootste en
beroemdste rechtsgeleerden van hun tijd die in
het hof zitting krijgen. In dit opzicht wijkt de
samenstelling der rechterlijke macht in Enge
land aanmerkelijk af van die in sommige andere
landen, waar de jaarwedden niet geschikt zijn
om de schitterendste Juridische vernuften aan
t® trekken.
De hooge salarissen worden niet alleen ge
wettigd, doordat het een nationaal belang is
dat rechters dezelfde intellectueele capaciteiten
bezitten als de beste advocaten, maar ook omdat
de wettelijke onaantastbaarheid van hun ambt
aldus gedoubleerd wordt met volmaakte finan
cieele onafhankelijkheid. Hierbij komt dat de
JAMMER VOOR THORBECKE
De „Avondpost" spot
Het is jammer voor den liberalen staats
man Thorbecke, dat in zijn tijd de heer
August Hey ting niet heeft geleefd.
Dan zou deze hem voor een gruwelijke
fout, door „achteloosheid" ontstaan, hebben
behoed.
De heer Heyting is een man, over wiens
ijver en toewijding voor de zaken, die hij op
zich neemt, wij niet gering denken. Hij is
sinds eenigen tijd redacteur van „Het Klok-
ketouw", het orgaan van de Haagsche afdee
ling der Evangelische Maatschappij. En zie
nu dit laatste nummer. Mogen wij u den in
houd meedeelen
Het motto boven het blad is van August
Heyting. Het eerste artikeltje is van „de Re
dactie" (lees: August Heyting). Dan volgt een
stukje„Wat is Nelis 7" onderteekend: H. De
scherpzinnige lezer vermoedt al, wie zich
achter deze letter verbergt. Daarna een groot
artikelDe millioenen-sneeuw der leenin
gen aan Roomsche religieuzen", door A. H.
De afkorting brengt u ook hier al op het
spoor! Weer een uitvoerig artikel: „Niet het
Lam Gods, maar het gouden kalf", door A. H.
Vervolgens voor de variatie een versje van
6 regels, „De Zoekende", geschreven door....
natuurlijk! Een jubel-artikel over een Pro-
testantsch adresboek: „A. H.". Weer een
versje, maar nu van 4 regels„August Hey
ting" Daarna krijgt de diepe en knappe dich
ter Antonie Donker in een groot artikel op
z'n falie van August Heyting. Tenslotte een
gedichtje van 12 regels„De Trooster". Dich
ter August Heyting.
Hierna volgen de advertenties. Niet van
August Heyting, voor zoover wij weten. Hoe
wel we er ons hoofd niet op zouden geven.
Wij hebben het u gezegd: hij is een vol
ijverig man en de afdeeling der Evangelische
Maatschappij mag hem wel in goud beslaan.
Maar nu Thorbecke dan. Die staat bij
Heyting, naast Antonie Donker, in het zwarte
boekje. Waarom Thorbecke heeft in 1848
,door een achteloosheid het paard van Troje
binnengehaald." En die achteloosheid was
de grondwettelijke vrijheid, ook aan de
Roomsche Kerk verleend. Nu weten wij het.
Het was dus geen beginsel, geen overtuiging,
geen welbewuste staatkunde van Thorbecke.
Neen. Het was „achteloosheid". Hij heeft er
niet op gelet. Het dacht heelemaal niet aan
de Rooimsc-he Kerk, en toen (dit in vertrou
wen) na de afkondiging der nieuwe Grond
wet een politiek vriend hem eens op het Bin
nenhof staande hield en vroeg: „Weet je wel,
dat je nu ook de Roomsche Kerk vrijheid
hebt gegeven?" keek Thorbecke hem ver
baasd aan en zei:
„Groote grutten, dat 's waar ook, daar
had ik heelemaal niet aan gedacht!"
En aan die „achteloosheid", ziet u, dankt
nu de Katholieke Kerk haar positie in ons
land.
Jammer voor Thorbecke, dat de heer
August Heyting toen niet heeft geleefd. Dan
had hij hem kunnen waarschuwen. Nu is het
te laat.
ALLES HANGT VAN DEN PERSOON AF
Naar aanleiding van den door ons geuiten
wensch, dat bezoldigde beambten in dienst van
speciale organisaties geen zitting nemen in de
Staten-Generaal schrijft de „Volkskrant":
De Katholieke Arbeidersbeweging heeft
reeds lang rekening gehouden met de op
vatting, dat men niet tegelijk gesalarieerd
bestuurder en lid van de Tweede Kamer moet
zijn, en zoo is haar practijk dat zoodra
iemand uit de „beweging" lid wordt van de
Tweede Kamer, hij ophoudt gesalarieerd be
stuurder te zijn van de Arbeidersbeweging.
Natuurlijk bereikt men hiermee niet, dat hij
van dat oogenblilc af ook niet meer op de
hoogte is van de toestanden onder de arbei
dersmassa, van haar nooden en behoeften,
evenmin, dat hij daarvoor geen belangstel
ling meer zal aan den dag leggen.
Daqfom ligt het voor de hand, dat met het
doorknippen om met dr. Kuyper te spre
ken der „zilveren koorden" tusschen de
Arbeidersbeweging en den afgevaardigde
naar de Kamer niet allen bevredigd zijn.
Niet, natuurlijk, diegenen die met leede
oogen de „verproletariseering" van de Kamer
gadeslaan en- graag alles wat ze beneden hun
maat oordeelen uit de Kamer zouden willen
verwijderd houden.
Het gaat niet om het salaris, dat de arbei
ders-Kamerleden als bestuurder der Arbei
dersbeweging genoten (dat salaris is voor
geldmagnaten maar een peulschilletje); het
gaat om den natuurlijken en zedelijken band,
die tusschen de beweging en den ex-bestuur
der blijft bestaan.
Wij zeggen dit niet omdat we op het ge
nomen besluit zouden willen zien teruggeko
men, integendeel, het is een verstandig be
sluit.
Maar indien men de zelfstandigheid, de
onbevangenheid van onze arbeiders-Kamer
leden in twijfel wil trekken (wat iets anders
is dan hun volkomen redelijke sympathie
met een bepaald en groot volks- en nationaal
belang), dan is de vraag gewettigd, of in de
Kamer geen leden kunnen zitting hebben,
die, al of niet door een salaris of andere
geldelijke vocrrdeelen aan bepaalde belangen
gebonden, veel minder onbevangen zijn dan
arbeiders-afgevaardigden.
We willen maar zeggen, dat het al of niet
ontvangen van een salaris niet de norm, stel
lig niet de eenige norm is voor de zelfstan
digheid en onafhankelijkheid der afgevaar
digden.
Alles hangt van den persoon af.
DE LOONSTANDAARD
De strijd om het loonpeil is niet alleen meer
een twistpunt tusschen rechtstreeks belangheb
benden, ook andere standen ondervinden daar
van den invloed en in verband daarmee zeggen
ook de economisten daarover hun meening.
Zoo schrijft de sociaal-democratische dr. J
Tinbergen, die onlangs is benoemd tot hoog-
ieeraar aan de handelshoogeschool te Rotter
dam, in het religieus-socialistisch weekblad
„Tijd en Taak":
Er is het inzicht dat een loondaling de
werkgelegenheid vergroot, er is het inzicht
dat de lonen op de werkgelegenheid geen
invloed hebben, of zelfs loonstijging de werk'
gelegenheid vergroot. Het is de strijd om het
z.g.n. koopkrachtargument. Zij die van loon
daling onheil verwachten wijzen n-I. op de
geringere koopkracht van lager betaalde
arbeiders. Deze zou anderen weer het werk
ontnemen. Daartegenover wijzen degenen die
van loonsverlaging werkvermeerdering ver
wachting op het feit dat door loondaling de
kosten omlaag gaan en daarom bedrijven weer
kunnen werken die het eerst niet konden.
Terwijl ze er tevens op wijzen dat al neemt
de koopkracht van één arbeider, die een lager
loon krijgt, af, het maar helemaal de vraag is
of door een meerder aantal werkende arbei
ders niet deze ongunstige werking in een gun
stige zou kunnen veranderen. Ik zou onvoor-
waardelik tot degenen behoren die van loon
daling meer werk verwachten, als er niet één
punt is dat vaak wordt vergeten en dat is
dat in een tijd als de tegenwoordige het
verschijnsel van het zgn. oppotten een rol van
betekenis speelt. Onder oppotten verstaat men
het niet uitgeven of „investeren" (voor het
uitbreiden of oprichten van ondernemingen
besteden) van geld. Dat gebeurt door mensen
met hoge inkomens in een zware krisis als nu
vrij veel en is oorzaak van verdere inkrim
ping van de produktie. Geld daarentegen dat
niet aan „rijken" maar aan arbeiders wordt
uitbetaald, wordt niet opgepothet blijft cir-
kuieren. Dit is een argument ten gunste van
iopnvasthouden. Of het sterk genoeg is om het
van de tegengestelde argumenten te winnen
betwijfel ik. Met de nadruk op twijfelik
weet het niet. Het is echter eigenaardig
ook dat is geen argument voor loonsverlaging
dat in de Verenigde Staten, waar de lonen
fabelachtig gedaald zijn sinds de krisis (zeker
met 35 pet. voor de uurlonen), de werkgele
genheid veel slechter is dan hier. Natuurlik
kunnen andere verschillen hier een rol hebben
gespeeld. Het is alles niet zo eenvoudig te
zeggen.
(Van onzen correspondent).
LONDEN, 17 Juli 1933.
De publicatie door de „Daily Telegraph" van
de oorlogsmemoires van mr. Lloyd George
heeft aanleiding gegeven tot eenige polemiek
in de correspondentie-kolommen van dat blad.
Er is niets dat den gewezen premier meer
ergert dan wanneer men hem zekere uiterst fel
anti-Duitsche uitlatingen of handelingen uit
zijn oorlogsjaren voorhoudt, aangezien die uit
latingen bijzonder scherp contrasteeren met de
zeer vriendschappelijke houding, welke hij de
laatste tien jaren jegens Duitschland aangeno
men heeft.
Het meest hindert hem de beruchte „Hang
the Kaiser"-episode, welke bij de „Khaki"-
verkiezingen in December 1918 zulk een groote
rol speelde. Want terwijl vroegere leuzen hier
mede verontschuldigd konden worden, dat in
tijd van oorlog niets nagelaten of verzwegen
mag worden wat tot de overwinning kan bij
dragen, werd het „Hang the Kaiser'-devies
aangeheven na den wapenstilstand en in een
binnenlandschen stembusstrijd.
Nu heeft mr. Lloyd George, in zijn mémoi
res bespiegelingen houdend over de verant
woordelijkheid voor den oorlog, geschreven:
„Ik zpu tegen de meesten hunner veeleer een
verdict van manslag dan van moord uitbren
gen".
rechterlijke macht collectief, en de rechter in
dividueel, niet alleen recht spreken van boven
af „in naam des konings", maar ook de voor
naamste bewakers zijn van de rechten en vrij
heden van het volk. Vandaar dat hun onafhan
kelijkheid niet alleen formeel, maar ook feitelijk
volkomen moet zijn. Noch de regeering, noch
zelfs het parlement kunnen eenig gezag uit
oefenen, zelfs niet indirect, over een eenmaal
benoemd rechter. Indien een regeering of een
parlement of beiden om redenen van regeerings-
of zelfs van vermeend staatsbelang een daad
zouden begaan of toelaten, welke inconstitu
tioneel is, indien ook maar één burger aan
vervolging zou bloot staan in strijd met de oude
grondwettelijke rechten van den Engelschman,
dan zou het de rechterlijke macht, en zij alleen
zijn, die dezen toeleg zou kunnen verijdelen.
Zulk een toeleg heeft zij reeds menigmaal ver
ijdeld. Zij, en niet het parlement, is in hoogste
instantie het bolwerk van de volksrechten en
-vrijheden.
Van het oogenblik af, waarop de wetgever
kan ingrijpen in de positie van den rechter,
wordt de onaantastbaarheid van deze, en dus
zijn volkomen onafhankelijkheid bedreigd. Het
parlement stelt de jaarwedden vasthet heeft
ook het recht ze te wijzigen. Het mist evenwel
het recht verandering aan te brengen in de jaar
wedden der reeds benoemde rechters.
Dit is het standpunt, waarop zich de leden
van het hooggerechtshof stellen, en het is ver
moedelijk het eenig-juiste. De consequentie
hiervap is evenwel, dat het parlement ook het
recht mist de salarissen van reeds benoemde
rechters te verhoogen.
Henderson arriveert op zijn Europeesche
rondreis aan het Anhalter station te
Berlijn.
Haarlokken en jasknoopen
Beethoven moet zich minstens iedere week
van zijn bestaan 'n nieuwe jas hebben laten
aanmaken, om zooveel knoopen na te laten als
hij schijnt gedaan te hebben.
En wanneer de groote Napoleon bij de ver
rijzenis des vleesches alle haarlokken op zijn
geniaal hoofd moet terugvinden, die men van
hem bewaart, dan zal hij zich zelf niet meer
herkennen.
Vooral in Italië maken de haarlokken van
Napoleon op dit oogenblik een actueel punt
van bespreking en prettige sensatie uit, dat
alleen door de interesse in Balbo'S eskader 'n
beetje overschaduwd wordt.
'n Poosje terug is de vereeniging „Bescher
ming van dieren", afdeeling Bologna in het
bezit gekomen van een Napoleon's lok, en al
heel graag gelooft de vereeniging, dat deze
authentieke lok juist die lok is geweest, die
over 's keizers voorhoofd piekte.
Op' dit oogenblik evenwel poogt 'n familie
uit Milaan zich befaamd te maken met het
sensationeele nieuws, dat zij zelfs van twee
haarlokken, afkomstig van den beroemden
Corsikaan, in 't bezit is, en wel van een blonde
en 'n bruine.
Deze gelukkige familie, van Toskaansche
afkomst, luistert naar den naam van Mattei.
Overovergrootmoeder Mattei is in 1868 gestor
ven, en zij was 'n tante van den bekenden
dokter Franserco Antonmarchi, dezelfde, die
Napoleon op zijn sterfbed verzorgd heeft.
Dokter Antonmarchi had mogen studeeren op
kosten van die tante en toen Napoleon voor
altijd de oogen gesloten had, trok de arts weer
naar Toskane en zijn tante terug.
Zooals bekend is, bleef Antonmarchi niet
achter bij de velen, die in nauwer contact ge
staan hebben tot den grooten veroveraar, en
dies schreef ook hjj zijn memoires, welke in
dies schreef ook hij zijn memoires en verhaalt
van Napoieon's laatsten wensch, dat hem na
zijn sterven de haren zouden worden afge
knipt, opdat ze konden verdeeld worden aan
de trouwe Bonapartisten.
Het een en het ander maakt het wel logisch
en ook psychologisch juist, dat de dokter een
lok van Napoleon's haar zelf behouden heeft,
en dat dit haar in het bezit van tante Matteï
is geraakt. Het is in oud, vergeeld papier
gewikkeld; en een vrouwenhand heeft er op
geschreven: haren van keizer Napoleon I, ge
kregen van dr. Antonmarchi.
Dezelfde dokter heeft het doodenmasker van
Napoleon afgenomen, en daaruit is het te ver
klaren, dat de familie niet alleen de haarlok
ken, maar ook een der eerste bronzen afgiet
sels van dat masker in haar bezit heeft.
Al die kostbaarheden, die dr. Antonmarchi
aan zijn tante schonk, heeft zij nagelaten aan
haar zoon, die directeur was van een omnibus
maatschappij te Parijs; en vervolgens ging
de erfenis van vader op zoon over, zoodat de
familie Matteï te Milaan er Bologna nu mee
de oogen uitsteekt.
Naar aanleiding hiervan schreef een zekere
heer G. G. Crook, een accountant te Norwich,
in de „Daily Telegraph" een „ingezonden"
stuk, waarin hij zeide: „Opnieuw verloochent
mr. Lloyd George zijn eigen woorden. Bij de
verkiezingen van 1918 was zijn leus „Hang the
kaiser", klaarblijkelijk heeft hij zijn verdict
omgezet van „moord" in „manslag"".
Een dag later verscheen de „Daily Tele
graph" met het volgende stukje van mr. Lloyd
George:
„Sir Mr. G. G. Crook, van Norwich,
wé'nscht te weten, hoe ik mijn schatting van den
graad van misdadige verantwoordelijkheid der
oorlogsstichters in overeenstemming kan bren
gen met de verklaring die ik volgens hem in
1918 afgelegd zou hebben n.l. dat ik wenschte
„to hang the Kaiser".
„Zou hij zoo vriendelijk willen zijn mij te
verwijzen naar eenige rede of mededeeling,
waarin ik deze frase gebruikte? Ik heb haar
vaak aan mij toegekend gezien; ik heb haar
vaak geloochend. Ik doe dit opnieuw, en her
haal mijn eisch dat mr. Crook zijn mededeeling
zal waarmaken. Uw dw. D. Lloyd George".
Mr. Crook antwoordde niet en een week later
kwam de „Daily Telegraph" uit met 'n twee
den brief van mr. Lloyd George, waarin deze
zijn eisch herhaalde:
„Ik heb uw correspondent uitgedaagd mij te
verwijzen naar een rede of mededeeling, waarin
ik de phrase gebezigd heb. Ik heb een heele
week op zijn antwoord gewacht. Hij heeft nog
niet het fatsoen gehad te doen wat men onder
deze omstandigheden van een gentleman ver
wacht zich rechtvaardigen of zich veront
schuldigen".
Een gentleman is volgens mr. Lloyd George
een gewezen Britsch premier die, wanneer er
in zijn land een algemeene werkstaking uitge
broken is, in de anti-Britsche Hearstpers van
Amerika artikelen schrijft tegen de Britsche
regeeririg. Mr. Lloyd George heeft deze defi
nitie van een gentleman wel nooit in woorden,
maar toch fn daden geformuleerd. Op de
zelfde wijze heeft hij in 1918 op alle andere
manieren dan met zijn eigen woorden te kennen
gegeven datde keizer gehangen moest
worden.
Tenslotte antwoordde mr. Crook, en hij deed
dit niet op de gelukkigste manier. Hij beriep
zich namelijk op een boek over „Lloyd George
and Liberalism", geschreven door den zeer anti-
Lloyd Georgiaanschen publicist Robertson die
o.a. beweerde dat de leus „Hang the Kaiser"
den leider der coalitie in 1918 de verkiezingen
hielp winnen.
Verontwaardigd antwoordde mr. Lloyd
George hierop:
„Mr. Crook, van Norwich" erkent dat deze
woorden niet van mij, maar van iemand an
ders waren. Een aanhaling uit een door wrok
ingegeven pamflet, waarin ik uitgescholden
word wegens andere woorden, die ik bezigde,
is geen rechtvaardiging, noch een verontschul
diging."
Ontegenzeglijk! Maar mr. Crook heeft met
beweerd dat mr. Lloyd George ooit de woor
den „Hang the Kaiser" zelf gebezigd heeft. Zi
zijn de verkiezingsleus geweest in een stem
busstrijd, welke gevoerd werd onder leiding
van mr. Lloyd George. Deze wist zeer goed,
dat er nooit sprake van kon zijn de uitlevering
van keizer Wilhelm, die zich in ons land be
vond, ernstig te eischen. Hij wist zelfs, dat in
dien ons land karakterloos genoeg mocht zijn
den keizer wèl uit te leveren, de geallieerden
hem niet zouden kunnen „straffen", laat staan
ophangen. Mr. Lloyd George wist, dat de leus
„Hang the Kaiser", letterlijk opgevat, belache
lijk was. Wat er hoogstens mede uitgedrukt
kon worden, was dat diegenen, die volgens de
geallieerden verantwoordelijk waren voor den
oorlog, en ook diegenen die „oorlogsmisdaden"
begaan hadden, gestraft moesten worden of al
thans straf verdienden. Het is twijfelachtig, of
mr. Lloyd George ooit geloofd heeft in de
praktische mogelijkheid hen te streffen; wi
mogen ons ook afvragen, of hij geloofde in het
moreele recht der geallieerden hen te straffen.
Dit alles nog afgezien van de vraag, die stel
lig ontkennend beantwoord moet worden, of
de Engelschen (of de geallieerden) juridisch
bevoegd waren een vonnis uit te spreken over
leiders van het volk, waartegen zij oorlog ge
voerd hadden, en die hun niet gedurende den,
oorlog in handen gevallen waren.
De woorden „Hang the Kaiser" zijn niet door
mr. Lloyd George gebruikt. De algemeenere
leus van „bestraffing der oorlogsmisdadigers",
welke in die woorden vervat was, is misschien
niet in zijn brein gerijpt, maar wel heeft hij
zich meester ervan gemaakt teneinde in 1918
de stembusoverwinning te verzekeren aan de
coalitie, welker dictator hij was.
Mr. Lloyd George heeft gelijk, indien hij de
autoriteit van mr. Robertson verwerpt; min
der gemakkelijk zal het hem vallen de autori
teit te verwerpen van de Encyclopaedia Britan-
nica,-en van den grooten biograaf en histori
cus, G. E. Buckle, die daarin onder het hoofd
„English History" schrijft:
„In antwoord op een populaire agitatie voor
het terechtstaan van den keizer, bestraffing
van oorlogsmisdadigers en volledige schade
loosstelling door Duitschland, kondigde mr.
Lloyd George aan den vooravond der verkie
zingen aan dat deze punten vervat waren in
het coalitie-program."
QUO VADIS7
Vooral de rijksambtenaren hebben wel het
recht tot de regeering de vraag te richten: Quo
Vadis?
Toch niet altijd maar door kan men de sala
rissen verminderen en wat wordt er beoogd
met het in steeds grooter aantal aangestelde per
sonen op arbeidscontract? Welke bedoeling heeft
de regeering hiermede? Bezuiniging door zooveel
mogelijk vaste ambtenaren te vervangen door
arbeidscontractanten? De aanvulling der hoo-
gere rangen automatisch stop te zetten door
geen jongere ambtenaren aan te stellen?
Waarheen moet het gaan indien handel en
industrie zich zullen herstellen en het groote
leger van arbeidscontractanten terug gaat naar
het particulier bedrijf waaruit zij zijn gekomen?
Waarheen zouden zij anders gaan, waar zij door
den staat zoo stiefmoederlijk behandeld worden,
die hen met eèn karig loon heeft betaald, gebrek
heeft laten lijden met een netto inkomen van
15.84 per week, onverschillig hoeveel jaren zij
reeds in rijksdienst werkten. Pensioen, huwe
lijks- en kindertoelagen was geen spek voor hun
bek. Waarheen, klinkt ook bij hen de vraag, zal
de toekomst hen leiden? Naar een bescheiden
positie in vasten dienst, maar dan in elk geval
zoodanig dat een menschwaardig bestaan ge
waarborgd wordt, of is het aanstellen van ar
beidscontractanten maar een tijdelijk verschijn
sel en worden ze na verloop van tijd weer ver
vangen door jonge ambtenaren en zullen zij zich
dus op het particulier bedrijf weer moeten toe
leggen, of indien dit hun niet kan opnemen, de
rijen der werkloozen aanvullen?
Wordt ook de volkswelvaart niet bedreigd als
de overheid het voorbeeld geeft van misbruik
maken van den nood der tijden, door personeel
aan te nemen tegen een salaris, dat ver beneden
het levenspeil ligt; waarheen moet het dan gaan
als de particulieren dit voorbeeld volgen?
Alleen door toepassing van de encyclieken
Rerum Novarum en Quadragesimo Anno, zal het
waarachtig geluk en voorspoed voor het geheele
volk in al zijn geledingen verzekerd kunnen
worden. Eerst dan, wanneer als leidraad voor
alle regeeringsmaatregelen bovengenoemde, en
cyclieken in praktijk gebracht worden, zal ook
op de vraa'g „waarheen?" een bevredigend antr
woord gegeven kunnen worden.
C.
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie).
LUCHTDIENST OP NEW FOUNDLAND-
LONDEN, 19 Juli (V.D.) De onder-secretaris
voor de luchtvaart, Sir Philip Sassoon, heeft
in het lagerhuis verklaard, dat vertegenwoor
digers van de regeeringen van het Vereenigd
Koninkrijk, Canada en New-Foundland hadden
geconfereerd over zekere algemeene punten
betrekking hebbende op een mogelijke organi
satie van een luchtdienst van en naar New-
Foundland.
Hij kon geen nadere inlichtingen verschaffen,
maar ten einde ieder misverstand te vermijden,
legde hij er den nadruk op, dat op het oogen
blik geen concreet plan voor een dergelijken
dienst werd besproken.
BEZUINIGING OP ONDFRWIJS.
Dezer dagen kwam mij in uw courant het
ingezonden stuk van abonné X. onder oogen,
die meende aan de regeering eenige aanwijzin
gen te moeten geven wat betreft de bezuini
ging op het onderwijs.
De heer X. wil alle salarissen teruggebracht
__en tot die van de derde klas standplaatsen
en motiveert dezen maatregel door 't feit, dat
deze korting volgens hem door le en 2e klas-
sers niet zoo zwaar gevoeld zal worden, omdat
zeer velen onder hen door bijbetrekkingen o.a.
avondcursussen en dubbele inkomsten van man
en vrouw, groote bijverdiensten hebben. Deze
bewering doet mij veronderstellen, dat de heer
M. zeer slecht op de hoogte is met sommige
toestanden op onderwijsgebied of dat hij zigh
blind staart op eenige van zijn kennissen, dib
toevallig zoo gelukkig zijn, door een of andere
bijbetrekking wat bij te verdienen.
Hieromtrent zou ik gaarne het volgende naar
voren willen brengen.
le. Noemt de heer X 4 a 8 pet. korting,
ook al zou men eenige; bijverdiensten hebben,
een kleinigheid.
In dezen tijd is elke. gulden er eèn, vooral
nu de salarissen toch reeds tot ver beneden
het peil gekort zijn.
2e. Weet verder de heer X. wel, dat dubbele
inkomsten van man en vrouw gelukkig sterk aan
het vermindéren zijn, zeker hij het Katholiek
Onderwijs zoodat het belachélijk is om dit feit
als een veelvoorkomende bijverdienste vqpg^te
stellen.
3e. Weet de heer X. wel, dat in vele ge
meenten, de avondcursussen wegens den slech-
ten finantieelen toestand totaal zijn opgeheven,
zoodat dus deze, volgens hem zoo rijke bron,
vooral nu zij zoo weldadig 't verlies zou kun-
nen vergoeden, geheel is verdroogd.
En ten laatste.
Is de heer X wel goed op de hoogte, wie
in den regel nog profiteeren van deze mooie
avondcursussen?
Alle leerkrachten? lang met. Zq die het
minst verdienen ook niet.
Op een school, en lang niet op alle scholen,
komen daar slechts een a twee en in enkele
gevallen drie leerkrachten voor in aanmerking,
en dat zijn dan nog in den regel de meest ver
dienenden o.a. het hoofd der school en een of
twee van de oudste onderwijzers desnoods nog
in het bezit van hoofdakte of andere aktes.
Dit is billijk, dat wil ik niet ontkennen; doch
wie zijn altijd buitengesloten? De jongere leer
krachten, die als 't nog langer zoo doorgaat,
met een fooi naar huis gestuurd worden. Do
heer X. zal hieruit kunnen concludeeren, dat
zijn motieven, welke hij naar voren brengt om
zijn voorstel te rechtvaardigen, totaal alle grond
missen.
Tenslotte moet de heer X. redelijk nadenkend,
inzien, dat er op de salarissen geen kortingen
meer toelaatbaar zijn, zonder 't onderwijs en zij
die zich er aan toewijden, nog meer te bena-
deelen. n
Hengelo (O). u
Inzake het aantal brievenbuslichtingen, door
de Posterijen in verschillende steden en dorpen
in Nederland uitgevoerd, veroorloof ik mij, het
volgende op te merken:
Te Rotterdam worden 54 bussen G maal, per
dag gelicht (aan bijkantoren, postagentschap
pen en op centralë punten in de stad)voorts alle
andere bussen 4 maalte Den Haag licht men
36 bussen 6 maal, de overige 4 maal per dag.
Het schijnt alsof iedereen de beschikking heett
over zes iichtingen daags, doch dan moet men
er aan toevoegen„indien men zijn brieven
den Posterijen achterna brengt" want percents
gewijze woont slechts een klein gedeelte der
bevolking van Rotterdam en/of Den Haagdicht
bij die bussen, welke 6 maal daags woMen ge
licht terwijl het overgroote deel aan de
dichtstbij gelegen brievenbus slechts over 4 lich-
'"ErTo f "wil'men van de 6 lichtingen gebruik
maken, dan moeten de meeste menschen de
brievenbus dicht bij hun huis voorbijloopen en
hunne brieven posten in bussen, die op veel
grooteren afstand van hun Rus gelegen zijn.
Dat toch kan niet de werkelijke bedoeling zijn
van den postdienst.
Vergelijkt men dezen toestand met dien m
anderen plaatsen in Nederland, zoo tiet men,
dat dorpen als 's-Gravenzande en Alphen a/a.
Riin waar ik toevallig dezer dagen vertoefde,
ook4 lichtingen per dag hebben. VOor het
overgroote deel'zijn de belangrijke sted«n Rot
terdam en Den Haag dus met alle Nederland-
sche dorpen van deze categorie gelijk gesteld in
aantal brievenbuslichtingen per dag.
Doch veel kleinere en minder belangrijke
steden dan Rotterdam en Den Haag, b.v. Vlaar-
dingen, Maassluis, Delft, Hilversum e. a. heb
ben 5 lichtingen per dag en worden dus met
één lichting meer daags, boven het grootste ge
deelte der Residentie, resp. Handelsstad ge
steld.
Amsterdam staat met deze stadjes ten minste
nog gelijk met 5 lichtingen daags, terwijl buur
ten, waar geen trams rijden, over 6 lichtingen
beschikken. In de buurten met trams heeft men
n.l. de- brievenbussen aan de tramwagens, met
^In'd^hoop^dat deze vergelijking tot gevolg
moge hebben, dat in Rotterdam en Den Haag uit
hoofde van de belangrijkheid dezer steden, een
vergrooting van het aantal buslichtmgen ^aagi
aan die bussen, welke 4 maal worden gelicht,
wordt ingevoerd, verblijf ik intusschen, U be
leefd dankend voor de verleende plaatsruimte,
P. L. J. HAM, Rotterdam,