UIT DE NOORSCHE MISSIE.
DREIGENDE UITBARSTING IN IERLAND.
O'DUFFY EN ZIJN BLAUWHEMDEN DRIJVEN
HUN VERZET TOT HET UITERSTE.
WILLEM VAN ORANJE
HERDACHT.
IN HET LAND, WAAR HIJ
GEBOREN WERD
De feestelijkheden te Siegen.
MANGE TUSEN TAKK.
IN BITTEREN NOOD.
Droef bestaan van Europeesche
werkloozen.
BALI IN BEN VOLKSRAAD.
13 AUGUSTUS KAN VOOR
IERLANDS LOT BESLISSEND ZIJN.-
LUCHTVAARTDIENST.
(Van een bijzonderen correspondent).
Siegen, 8 Augustus 1933,
Als de reiziger uit Nederland in deze dagen
in de oude stamlanden van onze vorsten, het
Nassauer-gebied, komt, hoeft hij niet te vra
gen om voorlichting: de gansche bevolking
zal hem deze ongevraagd geven, want zij viert
een feest van een inheemschen. held.
Men ondervindt dat reeds in Siegen, waar
het huwelijk tusschen Juliana van Stolberg
en Willem den Rijke werd voltrokken. De
archivaris der stad toont U' in het oude hoog
gelegen slot nog de zaal, waar dit plaats vond.
In tegenstelling met de meeste andere burch
ten is deze vrij goed bewaard; van de ver-
sterkingswerken moge het grootste deel ver
dwenen zijn, het slot zelf wordt nog gebruikt;
ten deele is het ingericht als museum, dat
naast vele der gegoten-ijzeren kachelplaten
der Siegensche industrie, vrij wat Duitsch
meubelwerk bewaart. Voor een ander deel
wordt het als jeugdherberg gebruikt.
De stad Siegen is gebouwd op zeven bergen
(die hier hooge heuvels zijn, maar die de
Siegeners doen gelooven, dat zij zich met
Rome kunnen meten) rondom zijn burcht en
telkens heeft men langs oude, ten deele nog
houten gevels, een aardigen doorkijk hier
heen.
Feestelijk is het uiterlijk van de stad: alle
straten zijn versierd met Duitsche en Oranje-
Nassauïsche vlaggen, met lampions en talrijke
portretten van den Prins (helaas werd in
groote hoeveelheid het z.g. schoolkinderportret
van Gabrielse naar Key verspreid); feestelijk
is ook de stemming der bewoners.
Zaterdagavond zetten de feestelijkheden in
met een concert op de Markt door één van
de zeer vele muziekvereenigingen, die Siegen
telt. Een zeer groot aantal Siegeners verdrong
zich in de aangrenzende straten en op het
plein. We wandelden er tusschen door om
uit te vorschen, of er al Nederlanders waren.
Gemakkelijk was dit niet, want uiterlijk is
er lang niet zoo'n onderscheid tusschen de be
volking van dit deel van Duitschland en de
Nederlanders als tusschen die van andere stre
ken en ons volk.
Er werd veel over de „Hollander" gesproken,
maar hen zelf vonden we nog niet. Vooral de
jeugd legde groote belangstelling aan den dag:
„Mutti, wenn die Hollander kommen, müssen
wir schnell gucken" hoorde ik zeggen. Hun
geduld werd lang op de proef gesteld, want
eerst tegen tien uur keerde een reisgezelschap
van ongeveer 100 man terug van de Dillen
burg.
Groot was de teleurstelling, want er was
niets bijzonders aan hen te zien; ouderen
daarentegen, die in den loop van den avond
gesprekken hadden gevoerd over de Hollan
ders, die niet zingen kunnen, kregen volop ge
legenheid hun bewering met bewijzen te sta
ven, want toen het Wilhelmus zou klinken,
speelde de muziek de melodie van Valerius,
zoodat de zangers op een erbarmelijke manier
in de war geraakten.
De Zondag, die wondermooi begon met
bazuingeschal over de nog in een vagen nevël
gehulde stad, was bestemd voor herdenking
dppr de Evangelische gemeenten. De feite
lijke stedelijke viering vond Maandag plaats.
Siegen heeft weinig tastbare herinneringen
Aan onzen Prins Willem, meer zijn er aan af
stammelingen van Jan den Oude en daarom
was ook Johan Maurits, de z.g. Braziliaan, die
ten tijde van Frederik Hendrik de Nederlan
den bijstond (hij is de stichter van het Mau-
ritshuis) uitgekozen ter herdenking. In den
tuin van het door zijn opvolgers over de door
hem aangelegde grafkelders gebouwde slot
was de „Festakt" ingericht.
Te voren had de burgemeester in het stad
huis de vele gasten, waaronder de groother
togin van Berlebech Wittgenstein en de Duit
sche gezant in Den Haag, en in het bijzonder
de Nederlanders welkom geheeten. Terwijl zij
zich naar den Schloszgarten begaven, trokken
ook alle Siegensche corporaties op. Behalve
de vele nationaal-socialistische troepen zagen
we afgevaardigden van schutters-, tooneel-,
zang- en vele andere vereenigingen met hun
kleurige vaandels, die, in dén schaduwrijken
tuin zeer goed uitkwamen. Ook waren er af
gevaardigden van het z.g. Oranienregiment,
een regiment, dat als troeplied het Wilhelmus
heeft en dat in 1833 in deze streken werd bij
eengeroepen.
Bezielend klaroent de muziek van het S.A.-
corps door de omgeving, totdat een koor de
plechtigheid opent met het pelgrimskoor uit
Tannhauser. Het woord is dan aan den de
geschiedenis der Oranjes kennenden archiva
ris Dr. Kruse, die vooral wijst op de wereld
historische beteekenis van den Prins, die het
nieuwe beginsel van het recht van weerstand
tegen de tyrannen het verst ingang deed
vinden.
Terwijl het koor Valerius' „Wilt heden nu
treden" zong, daalden de burgemeester van
Siegen met den Duitschen gezant en andere
krans! eggers af in den grafkelder, waar zij
kransen hechtten aan het graf van Johan Mau
rits. Nadat een donderend Deutschland- en
Horst-Wessellied waren gezongen hieven de
Nederlanders het Wilhelmus aan en aanstonds
gingen de vlaggen en handen weer omhoog.
In den zeer kleinen kring, die zich aan een
maaltijd vereenigde, was er gelegenheid nader
van gedachten te wisselen met de Nederland-
sche en Duitsche „Führer". En ook hierbij
trof het ons, hoe bezadigd de belangrijke lei
ders van het nieuwe Duitschland hun gedach
ten uiteenzetten, en hoe een zeer sterk ver
trouwen hen bezielt.
Nog meer herinneringen aan de Oranje's
biedt Siegerland; op ongeveer 15 K.M. afstand
ligt de Ginsbergerheide, waar de Prins in alle
heimelijkheid zijn troepen verzamelde, toen
de keizer hem in 1568 het werven verboden
had. Heden ten dage loopt een goede weg, die
beurtelings langs korenvelden en door bos-
schen gaat, tot nabij dit terrein; in de dagen
van Oranje wist nauwelijks een eenzame rei
ziger wat daar gebeurde. Uren ver van de
heerwegen strekten heide en bosch zich uit;
eenzaam stond op het hoogste punt een door
gangsburcht. Daar oefenden de grafelijke broe
ders hun troepen, vandaar trok Adolf naar de
Friesche heide.
Weinig is er van dezen burcht over; de funda
menten zijn grootendeels bloot gelegd, van de
muren staat nog één heel klein stukje over
eind. Maar dit stukje was dan ook uitgekozen
om er een gedenksteen in aan te brengen, waar
door de wandelaars herinnerd worden aan de
jaren 1568 en 1572.
Maar niet alleen om de onthulling hiervan
bij te wonen, hadden de Nederlanders zich aan
de beklimming van deze voor hen vrij steile
rots gewaagd; de jeugd uit het nabij gelegen
Hilchenbach voerde een zangspel uit, waarin
één van de vele rond dezen burcht geweven
sagen was verwerkt. Van de eenvoudige vrij-
■ttoedigheid van Duitsche kinderen, die zonder
tenigen opsmuk, maar onbedeesd optreden,
kunnen de Nederlandsche nog wel een lesje
krijgen. Hilchenbach, dat eens Oranje's troe
pen van voedsel voorzag, laafde ook thans weer
de door de heete zomerzon zeer dorstige deel
nemers.
Nog eens waren we in de gelegenheid de
muzikaliteit der Siegeners te leeren kennen,
want de dag werd besloten met een avond,
waarop zang, muziek en tooneel elkaar afwis-
Hem die machtig is alles te doen,
overvloediger dan wij bidden of
begrijpen, Hem zij eere door alle
geslachten der eeuwen. Eph. 3/20. 21.
Maar al te lang heb ik gewacht mijn plicht
van dankbaarheid te vervullen voor den heer
lijken steun, dien ik heb mogen ondervinden
naar aanleiding van mijne „Bede om hulp"
in de Katholieke pers van Nederland. De over
stelpende drukte der laatste dagen vóór mijn
vertrek en nog erger de eerste dagen na mijn
aankomst te Bergen, diene mij ter verontschul
diging.
Den 15den Juli 's morgens vroeg, vertrok ik
in gezelschap van twee Noorsche zusters uit
het St. Olavhuis te Bussum, het postulanten
huis onzer diocesaan-Coogregatie. Wij hadden
over Rotterdam willen vertrekken, maar plaats
gebrek op de booten van Rotterdam noopte ons
via Hamburg te reizen. Zoodoende hadden wij
ten tweede male gelegenheid kennis te maken
met „het nieuwe Duitschland". Wel ziet men
er veel vlaggenvertoon en guirlandes en para
den, maar de indruk dien men krijgt is, dat de
bezadigde Duitscher resigneert. Met stille hoop,
doch zonder overdreven verwachtingen ziet hij
uit naar de dingen, die komen gaan. Maar de
officieele beambten zijn beleefd, vriendelijk en
gedienstig, iets wat men vroeger niet altijd kon
zeggen van onze „broeders" over den Rijn. Toen
wij laat in den namiddag te Hamburg aankwa
men, reden wij aanstonds naar de kade, waar
de Noorsche boot reeds gereed lag voor het
vertrek de „Leda", ons mooie schip, dat de
wekelijksche verbinding onderhoudt tusschen
Bergen en Hamburg. Een hartelijk welkom van
kapitein en officieren en een herkennende groet
van de bemanning deden ons goed; en brieven
en telegrammen van welkom werden mij over
gereikt zoo gauw ik voet aan dek zette. En in
mijne hut lagen bloemen en allerlei goede
dingen voor de reis, een en ander op de heen
reis aan boord gebracht door onze goede zusters
te Bergen en Stavanger voor haar „aervserdige
fader", die repatrieerde. Ook het missiekoffer
was aan boord gebracht. Zouden wij morgen,
Zondag, de H. Mis kunnen lezen? „Kapitein,
wat soort weer krijgen we morgen vroeg?"
„Frissche bries volgens de weervoorspelling".
„Frissche bries, dat beteekent wel halfstorm
voor ons landkrabben?"
„Ja, we zullen nog al wat „slingering" krij
gen".
De vooruitzichten waren dus niet allerbest.
Doch 's morgens vroeg ontwaakte ik, doordat
de zon mij in 't gelaat scheen, en de zachte
deining van onze boot getuigde van een be
trekkelijk kalme zee. Ik op en naar dek! Er
woei een frisch briesje en het was nu juist geen
„zeetje om op de biljarten". De witgekuifde
golven kwamen majestatisch aanrollen. Maar
heerlijk scheen de morgenzon en onze boot lag
mooi in het watér en hield zich flink. Dus maar
gewaagd. Gauw de zusters gewekt en nog een
paar Duitsche toeristen, waarmee ik 's avonds
tevoren had kennis gemaakt, en het missie
koffer naar boven gebracht. Ik vroeg maar nie
mand en deed alsof ik thuis was. Alles sliep
immers nog. We vonden al spoedig de mooiste
plaats voor „kapel": het damessalon, dat voor
aan boven op het dek lag en met zijn glazen
wanden vrij uitzicht gaf op de zee. In minder
dan geen tijd was het altaartje gereed en de
kaarsen ontstoken. Zelfs bloemen ontbraken
nietWat was dat mooi. Een mis onder open
hemel! Nergens is de hemel zoo open als in
volle zee. Ik stond daar voor het geïmprovi
seerde altaar met vrijen blik over de oneindige
zeet terwijl ons schip zacht wiegde op de baren
èn de zon een schittering van licht uitstrooide
over het blauwe water. Was het wonder, dat
wij als Stefanus „de hemelen wijd geopend aan
schouwden en den "lenschenzoon, staande ter
rechterzijde Gods"? En we hebben gebid, gebid
zooals misschien nooit te voren. Het was een
heilige Mis van dankzegging tot God, die mijn
kort verblijf in mijn vaderland zoo rijk ge
zegend had. We hebben gebid voor alle, die
edelmoedige weldoeners, die hun groote en
kleine bijdrage zonden, gebid voor het katho
lieke Nederland, dat zelfs in deze harde tijden
de bede om hulp van een missionaris niet on
verhoord wilde laten. Wij hebben gebeden dat
God hen allen moge zegenen en wij vertrouwen,
dat God ons gebed heeft verhoord. Een der
Duitschers zei mij na de Mis: „Deze heilige
Mis zal altijd tot de schoonste herinneringen
mijns levens behooren".
Iets later op den voormiddag kwamen een
paar regenvlagen en werd de zee wat woeliger.
Als gewoonlijk werden offers gebracht aan Nep-
tun en velen dedenhet tegendeel van ont
bijten. Doch weldra brak de zon weer door en
het werd een heerlijke zeereis. En wat heb ik
heerlijk gerust. Gelegen in een lekkeren luien
stoel op het promenadedek, terwijl het oog
niets ontwaarde dan water en lucht, heb ik mij
overgegeven aan het „Dolce far niente". En
ik waagde er mijn huid maar aan, ook al wist
ik, dat ik thuis zou komen, bruingebrand door
de zon als een mulat. En eigenlijk eerst nu
had ik tijd om na te denken over mijn kort
bezoek aan mijn vaderland. Het geheel was als
een droom, maar een onvergetelijk mooie
droom.... De hartelijke en „gulle" ontvangst
bij Nederlands bisschoppen en het bemoedigend
woord van mijn vroegeren professor, Z. Exc.
Mgr. Diepen: „Ik wensch U goed succes, hoor,
in alle opzichten. Ook met uw school zal het
wel lukken. U heeft vele vrienden in ons bis
dom". Dat heb ik mogen ondervinden, meer
dan ik had durven droomen. Mijn „Vikingtocht"
door Noord-Brabants gouwen met de auto van
mijn broer en mijn neef als chauffeur, zal ik
nooit vergeten. Jammer dat ik niet meer tijd
heb kunnen nemen om al mijn vrienden en
studiemakkers te bezoeken. Overal vond ik
open harten en.... beurzen. „Nou, Harry, dat
doet me pleizier, dat ge bij mij ook komt. Ga
maar eens zitten. Natuurlijk krijg je van mij
ook wat voor Uw school." En dan werd het een
gezellig uurtje met „Zeg, weet ge 'tnog" enz.
Totdat ik moest opbreken en met tachtig kilo
metervaart naar de volgende pastorie tufte, tel
kens weer een briefje rijker. Hartelijk dank,
mijne vrienden. De Brabantsche gulle hartelijk
heid vindt men nergens anders ter wereld. En
verderde roerende brieven met „inhoud",
vergezeld van de beste wenschen en gebeden
van moeders van missionarissen e.a. En de
gouden regen van postwissels en girobriefjes
met giften van 50 cent en zoo hoogerop tot 100
gulden met vóórop een vorstelijke gift van een
edelmoedig onbekend weldoener, die mij aan
stonds de zekerheid gaf, dat ik wel aan het
gevraagde bedrag zou komen. Hier moet ik een
specialen dank zeggen aan den schrijver van
selden. De wijze, waarop hier onze oud-Ne-
derlandsche volksliederen werden vertolkt,
dwóng onze bewondering af. De vioolmuziek
echter, uitgevoerd door twee meisjes met een
uitgesproken Joodsch type, was vrij zoetelijk,
terwijl de Oranje, die ons in het fragment van
Goethe's Egmont, ten tooneele werd gebracht,
ons moeilijk in vervoering kon brengen.
Door de medewerking van Dr. Kruse waren
we Dinsdag nog in de gelegenheid een bezoek
te brengen aan de door hem bijeengebrachte
tentoonstelling ter eere van de feesten. Een
zeer groot deel der collectie van Beresteyn Is
hier aanwezig; daarnaast zagen we enkele zeer
belangrijke documenten, door Johan Maurits
bijeengebracht, o.m. een groot aantal afbeel
ding*»* ^an alle soorten dieren en planten, die
hij in Urazilië liet maken.
Des a^"onds ging dan de tocht naar Dillen
burg, Willems geboortestad.
het „Weekpraatje" in „De Maasbode" van 9 Juli.
Dat was de soliedste „Hors d Oeuvre" die ooit
geserveerd is. Ik zal het maar verklappen. De
eerste dag na het „Weekpraatje" bracht mij
tachtig girobriefjes, de tweede veertig, de der
de twintig en zoo begon het weer te druppelen
na die malsche gouden regenbui. De leuke
schrijver was dus toch „een tweede Mozes, die
almaar door water uit de rots kan slaan". Cra-
tias quam maximas.
Zoo lag ik in mijn stoel en droomde. En het
werd middag en avond en wij naderden de
Noorsche kust. En de zon, die ons zoolang heeft
gekoesterd, neigt ten ondergang. De dagvorstin
gaat sterven en begraven worden in de diepte
der wateren. Maar eerst zendt zij ons nog haar
afscheidsgroet. Als laatste vaarwel zendt zij
een roodgouden stralenbundel over de wijde
zee, zoodat ons schip zich voortbeweegt in een
brand van purper. En het licht verbleekt .en
de zon zinkt in haar graf, om morgen weer op
te staan in nieuwen glans. Zoo wil ik sterven.
in het licht der genade Gods met een laatsten
groet en zegenwensch aan alle dierbare vrien
den, aan de geheele wereld.
Groot is Jehova, de Heer.
Want hemel en aarde verkondigen zijn macht.
Hoe kunnen er toch Godloochenaars zijn?
's Morgens in de vroegte kwamen we te Bergen
aan en met een blij, verlicht 'hart stapte ik aan
wal. Vol oekonomische zorgen had ik de reis
aanvaard en nu kwam ik thuis „als een ander
Sinterklaas met de. school in mijn zak". Nog
maals heb ik een Mis van dankzegging ge
celebreerd, waaronder de zusters haar blij Te
Deum zongen. En daarna moest ik vertellen,
vertellen en nog eens vertellen. Ik had de giro
briefjes en de postwisselstrookjes meegebracht.
Die mochten de schoolzusters nu sorteeren en
de namen opschrijven „in het boek des levens".
En de briefjes lezen mochten zij ook. Dat was
interessant, vooral als zij een of ander bekende
ontdekte uit de geboorteplaats, wat nogal eens
gebeurde. Ook de inzameling onder de parochia
nen heeft aan mijn verwachting beantwoord,
zooat het verblijdende resultaat is, dat we....
te veel geld hebben. De schoolbouw is zoo goed
als gereed en als er geen onverwachte dingen
bijkomen, dan zullen wij een mooien duit over
houden. Doch reeds onderweg op zee was een
nieuwe wensch naar boven gekomen, een
wensch dien ik vroeger altijd onderdrukt had
centrale verwarming voor school en pastorie
en vereenigingslokalen. Wanneer men weet dat
door een eventueels centrale verwarming zes
tien kachels buiten dienst gesteld kunnen wor
den, dan zal men toegeven, dat dit geen luxe
zijn zou, maar een beduidende besparing, nog
afgezien van arbeidsbesparing Voor -onze zusters
die toch al de handen meer dan vol hebben. Ik
heb er vroeger nooit aan durven denken Uit
gebrek aan dubbeltjes. Doch nu heb ik een
kans (zie tekst boven dit schrijven). Ik heb
het aan onzen bisschop voorgesteld. Die had
zelf wel graag» het overschot gehad, maar
hij krijgt nu zelf ook centrale verwarming in
zijn huis. Dat treft juist goed. En daarom was
zijn antwoord: „Nu doe het dan maar, onder
voorwaarde, dat ge alles kunt betalen en geen
schuld maakt". Zal dat lukken? Ik geloof van
ja. Er zijn zeker nog een goed deel lezers, die
wat hebben willen sturen en die het niet ge
daan hebben, zooals dat dikwijls gaat. Dezen
kunnen dat nu nog doen. Mijn gironummer is
en blijft 156193. J. P. Snoeys, Langeweg. En
voor mijn persoonlijk adres is mijn naam en
Bergen, Noorwegen genoeg. Dus niet vergeten
dezen keer. Ik heb nog maar een forsch stootje
noodig, dan ben ik behouden aan waL
Eiken dag onder de H. Mis wil ik onze wel
doeners gedenken, zoolang ik nog leef; en op
den dag derinzegening van het nieuwe school
gebouw zullen alle onze parochianen en kinde
ren zich bij dat gebed aansluiten.
TE DEUM LAUDAMUS
en aan al onze weldoeners een hartelijk Noorsch
duizendmaal dank
MANGE TUSEN TAKK.
Mgr. H. SNOEYS,
Bergen, Noorwegen.
P.S. Zouden die bladen, die mijn „Bede om
hulp" hebben overgenomen, ook dit schrijven
willen opnemen? Dank.
Aan het verslag van de in Soerabaja gehouden
budget-enquête onder gesteunde Europeesche
werkloozen ontleent het „Sotr„ Hbld." het vol
gende:
Ruim 40 gezinnen, willekeurig uit de lijst
der gesteunden gekozen, werden door den In
specteur der afd. Werldoosheidszorg van het
Kantoor van Arbeid bezocht, en zijn bevindin
gen zijn in dit verslag neergelegd.
In de eerste plaats merkt men op hoe zij, die
werkloos geworden zijn, aanvankelijk meest
al trachten, er zonder de hulp van het comité
te komen. Liever maken zij zeiïs 't hoog noodige
ten gelde, dan zich bijtijds tot het comité te
wenden, ook al konden zij zich op die wijze
veel ontbering besparen. Maar men make daar
van den werklooze geen verwijt. Het is immers
zoo dóór en dóór menschelijk, dit pogen om zich
zonder hulp boven water te houden in de
meestal ij dele hoop, dat het wel gelukken zal,
binnenkort weer aan den slag te komen.
Ziehier een voorbeeld:
goede familie naar mijn indruk. Drie
kinderen. Een kind is kort geleden gestorven.
Voor de begrafeniskosten schoot het comité 50
voor, welke bedrag in payementen wordt terug
betaald. Bedden zijn in huis niet meer aan
wezig. Alle meubilair is vrijwel verkocht in den
tijd toen nog geen steun werd ontvangen. Een
naaimachine, welk een nuttig meubel in der
gelijke gezinnen indertijd gekocht voor 175
is verpand voor 23. Men slaapt op banken en
matrassen op den grond zonder een enkele
klamboe. Brood, boter, melk en vruchten zijn
hier vrijwel ongekende gerechten
Een dergelijk geval:
was werkzaam op een salaris van
450, is gehuwd en heeft vijf kinderen. Het
meubilair is geheel verkocht, op enkele kasten
na. Bedden kreeg men van de familie
En nog een ander geval:
heeft een steun van 60 en bewoont
thans met zijn vrouw en kinderen de garage
van zijn vroegere woning. Het schoolgeld van de
jongens bedraagt 24.50, dat van de meisjes
17.50.
Alle bezittingen zijn naar het pandhuis ge
bracht, geen uitzicht is er op inlossen dier arti
kelen. Aan schoolgeld is men niet minder dan
140 achterstallig
Zoo gaat het verslag voort.
OPENLUCHT-THEATER MOOI
OI STER WIJK
Men schrijft ons:
De directie van het Openluchttheater beleeft
wel succes met haar blijspel „In het Witte
Paard". Zondag 6 Augustus ging des middags
om 4 uur de. tweede opvoering en de lommer
rijke boschschouwburg rondom het Radven
was totaal uitverkocht. Ook voor de volgende
Zondagen is nu alreeds een druk bezoek ver
zekerd. „Het Witte Paard" belooft het groot
ste zomersucces te worden van dit kunstzin
nig Brabantsch seizoenstadje.
Krachtig pleidooi van den heer Monod
de Froideville.
In de „Koerier" vinden we opgenomen een
gedeelte van de rede van den heer Monod de
Froideville, waarin hij de tegenstanders van
de toelating der Missie op Bali heeft beant
woord.
We nemen er de volgende passages uit:
„De vrees van den heer Soekawati, vindt
zijn oorzaak in de voorstelling, welke hij zich
maakt van de wijze, waarop het Christendom
op Bali zou worden geïntroduceerd en gepro
pageerd: nl. als een stelselmatige en georgani
seerde aanval op het geloof en de maatschappe
lijke instellingen zijner voorvaderen.
Ik wil hem er voor waarschuwen dat sys
teem niet te vereenzelvigen met de methode
van enkele bijzondere en uitzonderlijke Chris-
tendom-propagandisten, die naar de mededee-
ling van den heer Soekawati, nu reeds op
Bali aanleiding geven tot allerlei moeilijkhe
den. Juist deze moeilijkheden zouden voorko
men zijn, indien missie en zending in haar
juisten vorm toegang was verleend tot Bali.
Ik wil hier opmerken, dat men deze colpor
teurs van boekjes, waarvan ik hier de waarde
niet in beoordeeling wil nemen vrijelijk toe
laat en toelaten moet en de groote organisa
ties, bij wie juist het goede beleid aanwezig
is, weert.
Ten aanzien van de missie in het bijzonder
raad ik den heer Soekawati aan zich op de
hoogte te stellen van haar geschiedenis in In-
dië, zoowel op Java als in de buitengewesten.
Hij zal daaruit kunnen leeren, met hoeveel
omzichtigheid, naast een niet uit te putten vol
hardingsvermogen, door de missionarissen is
gewerkt. Het zou een misvatting van den
heer Soekawati zijn, een misvatting, welke hij
overigens met meerdere anderen gemeen heeft,
te meenen, dat door onze priesters eenigerlei
dwang zou worden uitgeoefend. Wanneer ik
wijs op het moeizame werk van pastoor Van
Lith op Midden-Java en even vermeld, dat in
de missiegebieden in de buitengewesten onze
priesters meer dan tien jaren hebben gewerkt,
alvorens zij de eerste doopelingen tot zich za
gen komen, zal het voor hen, die de taak zui
ver willen bezien, voldoende zijn om hun de
overtuiging te schenken, dat slechts vrijwillig
tot ons gekomen wordt.
Wat wij vragen, is slechts dit: de gelegen
heid om hun, die geheel uit vrijen wil tot ons
komen, het Christelijk geloof en de Christe
lijke beginselen te verklaren.
Ik vraag nu den heer Soekawati, welke ele
ment van verstoring van rust en orde kan daar
nu in zitten?
Tweedracht zal men in de wereld nooit kun
nen voorkomen. Wat dit laatste betreft kan de
heer Soekawati te rade gaan bij de geschiede
nis van de missie en ik hoop, dat de waardee-
rtng, welke hij uitsprak voor de omzichtigheid
van de Katholieke Kerk, die geen gebruik
wilde maken van de toelating, haar reeds ver
leend,, hem ertoe brengen zal elke wantrou
wen tegenover haar bedoelingen en haar werk
wijze af te leggen. Ik hoop dat dit er hem ook
toe brengen zal zijn mede-Baliërs godsdienst
vrijheid te schenken.
De vertegenwoordiger voor Bali in ons mid
den heeft er nog eens den nadruk op gelegd,
dat heel het maatschappelijk leven en de socia
le organisatie van de eilandbewoners hun
grondslag en hun bekroning vinden in hun
geloof. Ik meen reeds eerder erop gewezen te
hebben, dat dit uitgewerkte en da a-ge
werkte vereenigingsleven op Bali vele overeen
komsten vertoont met het katholieke gilde-
wezen en dat de katholieke gedachte zich ge
makkelijk passen kan in deze uiterlijke n vele
opzichten zoo bewonderenswaardige organisa
tievormen.
Ik wil er dadelijk aan toevoegen, dat de
geestelijke en zedelijke inhoud van deze vor
men in vele opzichten anders zal worden.
Nogmaals, wij zullen Bali niets opdringen.
Zij, die gelooven, haasten niet en wij hebben
de eeuwigheid voor ons. Wij hebben als het
moet, bovenmenschelijk geduld, maar ik zie
nu Bali gesloten voor de Christelijke gedachte,
terwijl het wel openstaat voor allerlei vreem
de invloeden, welke, naar mijn overtuiging ver
nietigender zullen werken op den inhoud en
de vormen van het Balineesche gemeenschaps
leven dan ooit de heer Soekawati kan vreezen
van de Christelijke ideeën.
Daarom zie ik nog wel eens den tijd komen
dat de Baliër, die het oude om zich heen ziet
instorten, moreelen steun zal zoeken bij an
deren en dien zal vinden bij dat instituut,
dat hecht zal blijven tot het einde der eeuwen
toe"
EEN GOED APPELGEWAS.
In de Betuwe en in Maas en Waal.
Men schrijft ons uit „De Betuwe":
Een enkele publieke verkooping van winter-
fruit op het hout heeft reeds plaats gehad.
Wederom bestond daarvoor groote belangstel
ling en de prijs dien men voor de appelen aan
den boom weet te besteden is aan deze animo
evenredig, al zijn de grootste noteeringen van
vorige jaren verdwenen en is men wat voor
zichtiger geworden. Maar een topprijs voor
4.per H.L. voor goudreinetten op het hout
is toch nogal zeer behoorlijk, althans gaat nog
boven de verwachtingen. Andere soorten doen
minder, naar schatting 2 a 3 per H.L., Men
beweert ons met stelligheid, dat bellefleuren
voor 2 per mud ruim te krijgen zijn. Van deze
soort zit een zwaar gewas, in jaren is er niet
zooveel van deze handelsvarieteit geweest, dien
tengevolge blijft deze appel over het algemeen
iet of wat onder de maat en zullen de belle
fleurs klein van stuk blijven. In doorsnee is
er een goed appelgewas in de Betuwe, maar in
Maas en Waal moeten de boomgaarden nog
zwaarder zijn geladen.
Wat dit jaar bijzonder duidelijk valt waar te
nemen is het verschil in kwaliteit van de
vruchten, waaraan men door bespuiting de
noodige zorg besteed heeft en die, welke onge-
spoten zijn gebleven.
Het verschil is ditmaal zeer duidelijk en dat
zal zeker niet nalaten voor de toekomst een
vingerwijzing te zijn,
NEDERLANDSCHE OPERA
VOORSTELLINGEN.
Naar wij vernemen is het initiatief van den
Amsterdamschen Kunstkring Voor Allen om te
komen tot Opera-voorstellingen in het a.s. sei
zoen, zonder van buitenlandsche gezelschappen
gebruik behoeven te maken, met succes be
kroond. De hier opgerichte „Opera Studio in
Nederland", die de artistieke leiding aan den
bekenden dirigent Paul Pella heeft toever
trouwd, heeft thans in Amsterdam, Rotterdam,
Den Haag, Utrecht en Groningen een zoodanig
aantal voorstellingen gecontracteerd dat het
doorgaan der plannen is verzekerd, terwijl met
organisaties in diverse andere plaatsen nog
onderhandelingen in gevorderd stadium loo-
pende zijn.
Gebruik wordt gemaakt van eenige uitste
kende orkesten, terwijl ook de koorvraag op
alleszins bevredigende wijze is opgelost. Zoo
als bekend zal als koorleider en tweede diri
gent de heer Maurice van IJzer optreden, als
regisseur de heer van der Vies, als leidster van
het ballet mevrouw Ivonne Arntzenius-Georgi,
en het is verheugend te kunnen mededeelen dat
de uitnemende krachten die reeds zijn geën
gageerd voor het verreweg grootste deel tot nu
in het buitenland werkzame Nederlanders zijn.
O.a. werden reeds aan de instelling verbonden
de dames en heeren Dodie v. Rhijo-Stel wagen,
Lia Fuldauer, Ellen Schwarz, Betty Schmidt-
van den Bosch, Annie Lambrechts, Therese
Gerson, Else Muselli, H. van Bremen en L.
Smithuysen.
(Van onzen Correspondent).
Londen, 7 Augustus 1933.
Ofschoon de Iersche vrijstaat deel uitmaakt
van het Britsche gemeenebest en écenoih'sch
bijna uitsluitend op Groot-Brittannië aange
wezen is, oefent Engeland er niet den minsten
invloed uit op het politieke leven. Het oefent op
dit gebied in ieder geval minder invloed uit
dan sommige andere groote landen op aan
grenzende kleine, doch nominaal souvereine
volken doen.
Welke verantwoordelijkheid Engeland in het
verleden ook op zich geladen moge hebben,
de troebelen, waaraan Zuid-Ierland ten prooi
is sinds het eén eigen grondwet, een eigen
regeering en een eigert parlement kreeg, zijn
niet van Engelsch maaksel.
Ierland zou nooit ?ijn onafhankelijkheid ver
loren hebben, indien het niet zelfs in het
tijdperk zijner hoogste glorie steeds door
inwendige twisten verscheurd geworden was.
Het zou zijn onafhankelijkheid spoediger her
kregen hebben indien het onder vreemde
heerschappij minder verdeeld geweest was.
Het zal zijn onafhankelijkheid noch kunnen
vervolmaken, nóch handhaven, indien Ieren
voortgaan Ieren te bevechten.
De schuld hiervan moet gezocht worden nóch
bij deze of de vorige regeeringf nóch bij deze
of de vorige oppositie in het bijzonder. Zij kan
evenmin vastgesteld worden in overeenstem
ming met het antwoord, dat men persoonlijk
geeft op de vraag, of het regime-Cosgrave dan
wel het regime-de Valera voor Ierland de voor
keur verdient. De schuld vinden wij in het
karakter van het Iersche volk, dat eiken zin
voor compromis mist. Zoo vaak Ierland in den
Generaal O'Duffy^ de leider der Iersche
Blautvhemden,
loop der eeuwen op het punt stond, een periode
van rust en voorspoed in te gaan, zijn het Ieren
geweest, die alle kansen vernietigden, en het
land verder achterop brachten dan nooit.
En die Ieren waren zelden verraders, of ook
maar lauwe patriotten, doch bijna steeds vurige
.vaderlanders, die alles voor hun land ten offer
hadden willen brengen, behalve hun onver
zadigbare ij delheid.
Gaan wij een herhaling der Iersche tragedie
beleven?
Thans heerscht er in den Vrijstaat een span
ning, gelijk er sinds de dagen van den burger
oorlog niet geweest is. Het parlement en de
regeeringsgebouwen zijn in een gewapend
kamp herschapen. Politie-agenten, met revol
vers gewapend, hebben Leinster House, waar
de Dail vergadert, bezet. De regeeringsgebou
wen worden dag en nacht bewaakt. Zelfs af
gevaardigden worden door de politie-beambten
ondervraagd en aangehouden. Een door de
regeering ingestelde „geheime dienst", een
„Iersche Ogpoe", met meer macht bekleed dan
de gewone politie, neemt de eigenlijke hon
neurs waar. Geruchten omtrent voorgenomen
aanslagen, a la Guy Fawkes, op Leinster House,
doen de ronde. Ex-ministers zijn geen oogen-
blik langer meer zeker van hun vrijheid. Mr.
Ernest Blythe, die minister van financiën was
onder Cosgrave, leidt het verzet van diegenen,
die weigeren hun wapenen uit te leveren.
Alleen leden van het Iersche republikeinsche
leger, de ongeregelde troepen wier streven 't
is den Vrijstaat omver te werpen en de repu
bliek uit te roepen, worden door de ver
schillende polities niet lastig gevallen, en heb
ben het recht wapenen te bezitten, mits zij zich
niet ermede op straat vertoonen.
Beslag is gelegd op de wapenen van generaal
O'Duffy, den leider der fascistische „Blauw-
hemden", die zelf tien jaren aan het hoofd
der politie gestaan heeft. Commandant Cronin,
de secretaris-generaal der Blauwhemden, en
vele anderen blijven met succes uitlevering dei-
wapenen weigeren.
Heeft Mr. de Valera werkelijk redenen een
gewelddadige actie tegen zijn regiem te vree
zen?
Het blijkt niet, of althans zeer onvoldoende,
uit de berichten, welke de correspondenten der
Londensche bladen te Dublin verzonden heb
ben. Het is ternauwernood 14 dagen geleden,
dat de Army Comrades' Association omgezet
werd in een blauw-gehemde en fascistisch ge
tinte „Nationale Garde" onder leiding van
generaal O'Duffy. De regeering en haar aan- i
hangers waren onmiddellijk geneigd hieraan
een zeer ernstige beteekenis toe te kennen.
Heeft de nationale garde, welke uit hoogstens j
25.000 man bestaat, wellicht een aanhang, die
haar geduchter maakt dan zij op zichzelf ge
weest zou zijn? Of vreest de regeering de
populariteit en de energie van generaal
O'Duffy?
Te Londen spreekt men van andere mogelijk
heden. De Valera zou voelen, dat zijn positie
niet sterker kan worden dan zij na de verkie
zingen in het begin van dit jaar geweest is.
De economische „oorlog" met Engeland heeft
groote verwoestingen aangericht. Aan den an
deren kant wordt de pressie, door den extre-
mistischen vleugel der republikeinen op de
regeering uitgeoefend, voortdurend krachtiger.
Van die pressie is het ontslag van generaal
O'Duffy als hoofd der burgerwacht eenigt
maanden geleden het gevolg geweest.
Het kabinet had bezwaarlijk een grootere
fout kunnen begaan, dan zij gemaakt heeft
door zich te ontdoen van dezen man, die zulk
een grooten persoonlijken aanhang heeft on
der alle klassen der bevolking. Cosgrave moge
bekwaam zün, hü is niet populair. Hij is vooral
niet datgene, wat de Ieren al te zeer op prijs
stellen: romantisch. Als oppositieleider heeft
hij niet de merkwaardige eigenschappen ten
toon gespreid, die hem als hoofd der regeering
onderscheiden hadden. Maar juist hierdoor
kreeg een man als generaal O'Duffy als leider
van een nationale beweging tegen De Valera
reden van bestaan. Door hem te ontslaan, dreef
de Valera hem in de oppositie.
In weinige weken tijds hebben de verhou
dingen in den Vrijstaat een algeheele wij?iging
ondergaan. Van de betrekkeliike rust, die sinds
de verkiezingen geheerscht had, is weinig meer
te bespeuren. De passieve en parlementaire op
positie van Cosgrave heeft plaats gemaakt
voor het actieve en dreigende verzet van ge
neraal O'Duffy. In de steden wemelt het van
Blauwhemden. En men vermoedt, dat achter
dit fascistische gedoe de koel-berekenende
Cosgrave een rol speelt.
Kortom: de toestand heeft zich zeer merk
baar ten nadeele van de regeering gewijzigd.
Generaal O'Duffy en diens Nationale Garde
zijn bereid, dezelfde methodes toe te passen,
die de Valera en de republikeinen ten slotte
aan de macht gebracht hebben. Hun fascisme
zou hun het recht geven, hun doel langs niet-
parlementairen weg te verwezenlijken.
Zoo er één man in Ierland is, die weet hoe
gevaarlijk zulke methodes kunnen worden voor
een regeering, die over het hoogtepunt van
haar prestige heen is, dan is het de Valera.
Door het Iersche republikeinsche leger te dul
den, heeft hij de organisatie der Army Com
rades' Association, en vervolgens die der Na
tionale Garde mogelijk gemaakt. Hij zelf heeft
deze een leider geschonken in den persoon Van
generaal O'Duffy. Tot het verbieden van allé
semi-militaire organisaties durft hij niet over
gaan, daar het Iersche republikeinsche. leger
hierin nimmer zou toestemmen. Maar hij kan
thans nog, voor het te laat is, dit „leger" bij
de troepen van den Vrijstaat inlijven, de Na
tionale Garde ontbinden en de republiek uit
roepen.
Hij vreest de Blauwhemden. Hij heeft alle
parades van ge-uniformde troepen, die niet tot
het leger van den Vrijstraat behooren, verbo
den, nu het niet meer alleen zijn eigen „leger"
is, dat paradeert. Hij heeft ze vooral verboden,
omdat generaal O'Duffy op 13 Augustus te Du
blin een parade van 10.000 Blauwhemden zal
leiden om eer te bewijzen aan de nagedachte
nis van Collins, Griffith en O'Higgins, Iersche
patriotten, die door republikeinsche scherp
schutters vermoord werden.
Hij heeft, met het oog hierop, honderden po
ll tie-agenten benoemd en een politieke politie,
een Iersche „Ogpoe" Ingesteld. Want indien
O'Duffy zijn plannen doorzet, en de Valera ziet
zich gedwongen het Vrijstaat-leger met de on
derdrukking der betooging te belasten, dan is
het onzeker, of de troepen bereid zouden zijn
van leer te trekken tegen de mannen, die eens
hun wapenmakkers waren.
Generaal O'Duffy is populair bij de burger
wacht; hij heeft ook een persoonlijken aan
hang in het leger.
De 18de Augustus kan beslissend worde A
voor de onmiddellijke toekomst van den Vrij
staat.
Een nieuw periode van burgerstrijd kan wor
den ingeluid.
Maai ook is het mogelijk, dat Mr. de Va-'
lera den Gordiaanschen knoop doorhakt, exi
de republiek proclameert onder het motto:
Nu of nooit!
Beoordeelaars van den toestand te Dublin
zeggen, dat alleen door een wonder een nieu
we groote crisis in het nationale leven van
Ierland vermeden kan worden.
Dit „wonder" zou den vorm kunnen aanne
men van bijlegging van het onheilspelende
economische conflict met Engeland.
De Minister van Waterstaat heeft, gelet op,
art. 48 der Luchtvaartwet, als ambtenaren, be
doeld in genoemd artikel, aangewezen: a. den
directeur van den Luchtvaartdienst; b. de in7
specteurs en adjunct-inspecteurs bij den Lucht
vaartdienst; c. O. J. Selis, adjunct-referendaris
der posterijen, telegrafie en telefonie, gedeta
cheerd bij den Luchtvaartdienst; d. den direc
teur van den Rijksstudiedienst voor de Lucht
vaart te Amsterdam; e. dr. ir. L. J. G. v. EWijk,
ingenieur bij den Rijksstudiedienst voor de
Luchtvaart te Amsterdam; f. ten aanzien van
het luchtvaartterrein Schiphol: U. F. M. Del-
laert, havenmeester voor de Burgerlijke Lucht
vaart op het luchtvaartterrein Schiphol, E. van
de Beek, assistent op dat luchtvaartterrein, en:
R. Hofstra, chef van den Verkeersdienst op dat
luchtvaartterrein; g. ten aanzien van 't lucht
vaartterrein Vlissingen: ir. J, P. Walland, hoofd
ingenieur-directeur van den Rijkswaterstaat in
de directie Zeeland, ir. J. Volkers, ingenieur
van den Rijkswaterstaat, en C. Baggerman,
technisch-ambtenaar van den Rijkswaterstaat;
h. ten aanzien van het luchtvaartterrein Waal
haven: L. F. Bouman, havenmeester voor de
Burgerlijke Luchtvaart op het luchtvaartterrein
Waalhaven.
De toren van de Ned. Herv. Kerk te
Scheveningen, die, naar gebleken
is, ernstige teekenen van
verval vertoont