K
i
2
POLLY'S AANBIDDERS
TREINCONVERSATIE
CORISANDE.
ZIJN ALIBI.
HET MASKER.
WOENSDAG 16 AUGUSTUS 1933
-
m&i
i
11 1
IKi!
ROOSEVELT KENT VEEL TALEN.
F
Te Scarborough werd het jaarlijksche con
gres van Britsche natuurkundigen gehouden,
en Jack Grindlay moest de gebeurtenis verslaar.
voor de „Huil Observer". Jack Grindlay wist
wist van natuurkunde niet meer af dan het
weinige, dat hij op school ervan geleerd had
verminderd met het vele, dat hij ervan ver
geten had. Maar de „Observer', met een ge
controleerde oplage van 125.000, ging op de
wetenschap niet al te diep in, en Grindlay';
rol beperkte zich dan ook voornamelijk tot het
maken van verslagen betreffende de feest
maaltijden en officieele ontvangsten dus van
de natuurkunde in haar gekookte, gebraden en
in gelei vervatte aspecten. Vertelde één der
congres-deelnemers iets erg opzienbarends
b.v. dat schildpadden in haar vroeger ontwik
kelingsstadium boschnegers geweest waren
dan moest Grindlay deze onthulling zoo smake
lijk mogelijk uitwerken; de „Observer" maakte
er dan een paar mooie opschriften bij, en het
verslag verscheen in druk met de portretten
van den geleerden redenaar, de schildpad en
den boschneger.
Dr. Waggett, de jonge Hullsche natuurkun
dige, nam ook aan het congres deel. Hij be
hoorde nog maar tot de „massa" der geleerden
en was heel blij met zijn benoeming tot tijde
lijk leeraar aan een der middelbare scholen
van de stad zijner inwoning. Maar hij was eer
zuchtig. Hij was nog jong genoeg om eerzuchtig
te zijn. En, ofschoon hij op het congres deel uit
maakte van de honderden, die luisterden, hoopte
hij, dat zich de gelegenheid zou voordoen tot
spreken. En, als hij sprak, dan zou hij iets
zeggen, dat zijn beroemdste collega's versteld
zou doen staan. „Jong natuurkundige veroor
zaakt revolutie in de beginselen der Physica
Een Britsche Einstein op het congres te Scar
borough" zouden de bladen boven zijn ont
hullingen drukken.
Het eenige, dat hem nog van dezen triomf
scheidde was, dat er volstrekt niets van belang
was, dat hij den geleerden heeren zou kunnen
mededeelen, en waarvan zij zelve niet veel
beter op de hoogte waren dan hij.
Jack Grindlay en dr. Waggett hadden niets
met elkaar gemeen, behalve hun leeftijd en
hun aanbidding voor Polly Hewitt, de zeer
bekoorlijke dochter van een houthandelaar te
Huil. En, daar Polly met haar familie een paar
weken te Scarborough doorbracht, was het
zoowel den journalist als den natuurkundige
aangenaam, dat het congres juist daar gehou
den werd. Polly's belangstelling voor de natuur
kundige discussies, die gehouden werden in de
groote zaal van het Grand Hotel, was verdacht
groot, en als de gedelegeerden in de aangren
zende St. Nicholas Gardens verpoosden, dan
geurde Polly menigmaal als een geurige bloem
temidden van hun stoffige wijsheid.
Erkend moet worden, dat de pers, althans in
den persoon van Jack Grindlay, haar belang
stelling deelde met de wetenschap, vertegen
woordigd door dr. Waggett.
De aanbidding der beide heeren was niet
„officieel"; züj was daarom niet minder vurig.
Polly wist dit. Wat zij niet wist was, óf zij
werkelijk van een van beiden hield, en zoo ja,
van wien. Jack Grindlay was, naar het uiter
lijk, nogal erg gewoon. Zij had hem voor het
eerst gezien, een goed jaar geleden, toen hij
de opening van een hospitaal voor zijn krant
moest photografeeren, want Jack moest nu en
dan „inspringen" in de photografische afdee-
ling. Hij had op een zeer warmen dag gesjouwd
met een geweldige camera, en de indruk, dien
Polly toen van „de pers" gekregen had, was
niet al te schitterend geweest. Maar ondanks
zijn zwoegen had Jack aan het mooie meisje zijn
aandacht gewijd. Hij had gezegd: „Ga daór
staan, jonge dame, dan komt u vóór-op-de-kiek.
Geef mij uw adres, dan stuur ik u eenige
nummers van de krant toe".
Toen pa Hewitt hoorde, hoe het portret van
zijn dochter in de krant kwam, liet hij Jack bij
zich op kantoor komen en gaf hem een inter
view over het dumpen van Russisch hout. En
Jack Grindlay was werkelijk een beste, aardige
kerel, en erg oplettend, maarze wist het
niet: hij was wel héél gewoon.
Dr. Waggett daarentegen was opvallend knap,
monumentaal en decoratief. Hij was een aca
demisch gevormd man, en zijn oom was alder
man in Leeds. Dr. Waggett kwam reeds sinds
eenige jaren bij de Hewitts overhuis, en Polly
had zich eenigszins plichtmatig aan zijn
overigens keurige attenties onderworpen. Hij
was gemaakt meende zij van het hout,
waaruit men groote mannen snijdt. Zij beminde
hem niet.geen sprake van, maar zij bewon
derde hem. Er was daarentegen weinig bewon
derenswaardigs in Jack Grindlay. Maar was hy
niet heel beminnelijk, op een eenvoudige, na
tuurlijke manier
Op den tweeden dag had zij Jack gevraagd:
„Zou dr. Waggett niet het woord voeren op het
congres?"
„Hij!" had Jack met minachting uitgeroepen.
„Die telt hier in het geheel niet mee".
Polly voelde zich tegelijkertijd gekrenkt door
deze onderschatting van den grooten man, en
gevleid door de jalouzie van den kleinen.
„Ik zou trotsch zijn, als hij hier succes had",
zei ze, zonder zelf te weten, of zij het meende.
In sombere stemming was Jack de St. Nicho
las Gardens ingegaan. Daar zouden de gedele
geerden door het gemeentebestuur op een tea
onthaald worden. Hij was verscheidene minu
ten te vroeg, en bleef staan bij een bollen tuin
spiegel. Daar zag hij de voorhoede der geleerd
heid aankomen. Hij wachtte af, met de handen
op den rug. En zoo gebeurde het, dat hij met
moeite een schreeuw kon onderdrukken, want
onwillekeurig een stap achteruitgaand had
hij zijn hand bijna gebrand aan het metaal, dat
aan de volle kracht der zon blootgesteld wa;
geweest. Hij keerde den bol half om; de koele
zijde werd thans door de zon beschenen.
En toen kreeg hij in een inval, die op het
misdadige af onwetenschappelijk was.
De voorhoede naderde en hij liep haar tege
moet. Hij zag dr. Waggett, die zich in gezel
schap bevond van Polly. Het meisje groette
hem vroolijk, maar de jonge geleerde gaf hem
van uit de hoogte een genadigen knik. Dit
stuitte Polly, die dan ook demonstratief op
Jack toetrad.
„Hij meent het zoo kwaad niet. mr. Grindlay",
zei ze onhandig.
„Ik ook niet", antwoordde hij nogal norsch.
Zij waren nu bij den tuinspiegel gekomen.
„Een oogenblik, miss Hewitt", zei hij stil
staande. „Misschien is het onbescheiden, maar.
houdt u van dien.... geleerde?"
Zij bloosde. Wie zal ooit uitmaken, waarom
zij bloosde? Maar zij antwoordde: „Die vraag
is onbescheiden", en wendde zich af.
„Hé, dat is vreemd", prevelde Jack zeer hoor
baar, en betastte den bol.
„Wat is vreemd?" vroeg zij, met verbazing
bemerkend, dat hij het metaal scheen te lief
kozen. v
Juist toen de heer Reuvers reeds meende
alleen te zullen blijven en hij zich behagelijk
neerzette in een hoekje van z'n rook-coupé
werd het portier opengesmeten en een klein
mannetje vertoonde zich aan den ingang.
Moeizaam heesch hij een zwaren koffer naar
binnen en liet zich neervallen op de bank
tegenover Reuvers.
„Hè, hè", hijgde hij „is dat loopen op
mijn leeftijd! Nou, dat was op het nippertje!
Jonge, wat ben ik blij, dat ik 'm nog net ge
haald heb; had ik me anders een uur moeten
wachten, een uur meneer! „Ja" vervolgde hij
dan verder, na nog even diep te hebben adem
gehaald, „de verbinding is hier schitterend!"
Dan opeens vestigde hij z'n blikken strak op
een nagenoeg gelijksoortigen koffer als die van
hem, welke koffer zich bevond naast de zit
plaats van z'n overbuur.
„Hè", grinnikte hij dan, „een collega?"
De heer Reuvers knikte wat stuursch met het
hoofd.
„Best mogelijk" veronderstelde hij, zonder
dieper op het onderwerp in te gaan.
„En waar doet U in?" wilde de nieuwbakken
buurman echter weten, met een vertrouwelijk
heid, die aan het onbescheidene grensde.
Een oogenblik aarzelde de ander, overwegend
of hij niet liever het gesprek zou afsnijden door
een kort, onhebbelijk antwoord; dan bedacht
hij zich echter en sprak, nog steeds weinig
toeschietelijk „witgoederen!".
„Wel, wel!" verbaasde de ander zich, „da's
toevallig.... ik ook! Ook witgoederen! Zoo.... ja,
daar valt nog wel 'es wat in te doen. 't Is anders
slapjes tegenwoordig hoor! Geen behoorlijke
order sleep je meer binnen. Nou ja (hij boog
zich vertrouwelijk wat naar voren) te verdie
nen is het er altijd wel... en ik zeg maar: als
't niet uit de lengte gaat, dan moet 't maar uit
de breedte! Ja, waar of niet?
En de man knipte vertrouwelijk een oog
dicht.
„Ja", vond nu ook de ander, „het is een heele
toer, tegenwoordig wat te verdienen... eerlijk
te verdienen!" voegde hij er wat haastig nog
bij, waarop het manneke bevestigend met het
hoofd knikte.
„Daar zeg je zoo wat! Daar zeg je zoo wat....
éérlijk! Maar ja, wie is er eerlijk op het mo
ment? Als je eerlijk bent word je niet rijk!
O, zoo! Wees daarvan verzekerd. Daar heb je
nu bijvoorbeeld ons vak! Dacht je, dat ik niet
eres smokkelde met m'n leveranties? Dacht je
dat? Nou, dan heb je het mis! Om te beginnen
laat ik, als het even kan, als 't niet te veel in
de gaten loopt, geen monster achter. Reuze
methode, meneer! Moet je ook doen. En bij de
bestellingnou, wie doet je wat? Stuur je
toch zóó een mindere kwaliteit!"
„Kom", zei de ander ongeloovig, „en als ze
't dan merken?"
„Vergissing, meneer, vergissing! Wie vergist
'r zich niet tegenwoordig? Kassiers... bankdirec
teuren.... alle menschen, meneer! Daar heb je
nou bijvoorbeeld dat dorp.... dat gat, waar ik nu
voor het eerst naar toe moet. Kom, hoe heet 't?
Buitendorp of Kluitendorp.... weet ik veel. Nou,
dacht u, meneer, dacht u dat ze daar verstand
hebben van witgoederen?
Geen sprake van! Je levert maar wat! Je laat
je mooiste spullen kijken, en als het op bestel
len aankomt, dan lever je maar wat! Wat doet
het er toe? Merken ze toch niet daarbuiten!
Zijn me nogal zakenlui! D'r is, geloof ik, op
die vlek maar één firma in onze branche
Peters of Pieters.... nee, toch Peters] „Ja",
vervolgde hij dan nog vertrouwelijker „met
die namen moet je meer oppassen dan met je
leveranties! Die lui daarbuiten zijn dadelijk op
hun teentjes getrapt, als je hun naam niet weet!
Denken allemaal, dat ze wereldzaken hebben.
Enfin U reist ook de provincie, dus u weet 'r
alles van!"
Zeker, zeker!" knikte de ander bevestigend.
,Zeg!" begon dan opnieuw het manneke,
„voor welke firma bent u feitelijk verkooper?"
„Kijk" wees de heer Reuvers opeens, „hier
zijn we al aan Buitendorp. En... eh... wat
vroeg u ook weer? O, ja.... waar ik verkooper
was? Tja.... ik ben geen verkooper, ziet u, ik
ben winkelier. Ik woon in Buitendorp. En mijn
naam is Peters
(NADRUK VERBODEN).
G. B.
Moeders, zorgt dat de maaltijden van
iederen dag de noodige voedingsstoffen be
vatten. Zooals gij weet, zijn de bestanddeelen
onzer voeding: water, eiwitten, koolhydraten,
(meel en suiker), vetten, zouten en stoffen
die men vitaminen noemt. Het eiwit wordt
in hoofdzaak geleverd door melk, vleesch,
visch en eieren, de koolhydraten door meel,
brood en aardappelen, de vetten door boter
en vet, de zouten en vitaminen door groen
ten en fruit. Zorgt dus dat elk bestanddeel
op het dagelijksch menu in behoorlijke hoe
veelheid vertegenwoordigd is.
GEZONDHEIDSRAAD.
De zonnekant is koud, en de schaduwkant
is warm", antwoordde hij, groette beleefd en
voegde zich bij een troepje collega's, die den
stoet besloten.
Den volgenden dag werd het woord gegeven
aan dr. Waggett voor het doen van een belang
rijke mededeeling. Hij had ontdekt, zeide hij
met indrukwekkende stem, dat zich omstandig
heden konden voordoen, waaronder de naar de
schaduw gekeerde helft van een nikkelen bol
verwarmd kan worden door de zonnestralen,
die de andere en koel blijvende helft beschijnen.
Het verschijnsel had zich voorgedaan met een
bol in de St. Nicholas Gardens, en zou aanlei
ding kunnen worden tot de herziening van
zekere fundamenteele wetten. De jonge geleerde
onderwierp in verband hiermede de volgende
theorie aan het oordeel der vergadering....
Na breedvoerige debatten werd een excursie
ondernomen naar de St. Nicholas Gardens, waar
evenwel juist de tuinman het gras, met inbe
grip van den bol, besproeide. Een nader onder
zoek werd dus uitgesteld tot den volgenden
dag, maar de naam van dr. Waggett zweefde
op aller lippen.
Het onderzoek evenwel zou nimmer plaats
hebben, want de „Huil Observer" gaf dienzelf
den avond nog een afdoende verklaring van het
opzienbarende verschijnsel.
Twee dagen lang bleef dr. Waggett's roem op
aller lippen; daarna vergat en vergaf de weten
schappelijke wereld hem zijn flater.
Polly trouwde een jaar later met den ge
meentesecretaris van Beverley. Zij vergaf Wag
gett noch Grindlay, maar vergat hen.
B.
(NADRUK .VERBODEN.)
„Zeg, Rawlins; zou je vier weken lang de
vragenrubriek van „Dainty Life" voor ons
kunnen doen
„O, ja, hoeveel is 't
Rawlins deed alles op journalistiek gebied
wat van hem verlangd werd. Dat was zijn
specialiteit. Hij sprong, als het moest, invoor
hoofdartikelschrijvers van bladen van welke
richting ook; hij zette, als het hem gevraagd
werd, kinderrubrieken in elkaar, hetzij als
Uncle Jack, hetzij als Aunt Mary; hij maakte
verslagen op elk gebied voor kranten, die op
een gegeven oogenblik een verslaggever te
weinig hadden; hij stelde recepten op voor de
„American Housewife" als Mrs. Joan Vander-
milt met lumbago te bed lag; hij leverde
„short stories" een uur nadat een cm copy
verlegen krant of tijdschrift erom gevraagd
had, hij produceerde moppenrubrieken en
schreef gedichten als bladvulling voor adver
tentiepagina's. Niemand wist hoe hij het aan
legde, maar hij leefde er goed van en menig
beroemd New-Yorksch journalist mocht dit
Manusje-van-Alles zijn inkomen benijden.
Er was dus geen enkele reden, waarom hij
weigeren zou vier weken lang de plaats van
„Corisande" in te nemen als vraagbakin van
de lezeressen van „Dainty Life". Het antwoord
op de vraag „Hoeveel is 't was zeer bevre
digend geweest. Rawlins noteerde dus de op
dracht in een zakboekje, zooals een handels
reiziger een order noteert, zeer voldaan om
dat een drukke dag nog met een extra op
dracht bekroond was geworden, verliet zijn
klein kantoortje bij Madisonsquare en spoorde
naar Mount Vernon waar hij een bescheiden,
maar niet onverdienstelijke villa bewoonde.
Het humeur van Mrs. Rawlins was dien
avond niet al te zonnig. Den laatsten tijd was
de verhouding tusschen deze echtgenooten niet
zooals zij eenmaal geweest was. Mr. Rawlins
moest het met verdriet erkennen. Materieele
voorspoed had June geen goed gedaan. Sinds
het inkomen van haar echtgenoot van een zeer
bescheiden bedrag gestegen was tot een niet
onbelangrijke som, had zij „airs" aangenomen
ook tegenover hem, die hard werken moest
om het geld te verdienen. De oude vertrouwe
lijke verhouding bestond niet meer, noch de
onderlinge verdraagzaamheid die bij hem
misschien te vaak in schuldige toegevendheid
ontaard was.
Zij maakte dien avond een scène om een
kleinigheid; het eindigde, wel-is-waar, met de
gebruikelijke verzoening, en dan was zij weer
even lief en onweerstaanbaar als vroeger,
maar Mr. Rawlins voelde dat hij, ondanks al
zijn liefde voor June op den duur niet tegen
de steeds weerkeerende kibbelpartijen opge
wassen zou zijn.
Den volgenden middag liep hij het bureau
van „Dainty Life" binnen in zijn tijdelijke
hoedanigheid van Corisande. Het lezen en be
antwoorden van de vragen zou hem niet meer
dan twee uren kosten. „Dainty Life" was een
mondain weekblad. De vragen gingen niet
over „het verwijderen van vlekken uit mijn
Zondagsche japon" of „wat kan men nog
doen met ongebruikte eierschalen 7"
Corisande las en beantwoordde de vragen
met groot talent en nog grooter onverschillig
heid, tot een keurig met violette inkt geschre
ven briefje hem een uitroep van verbazing
ontlokte:
„Waarde Corisande. Ik smeek u, geef mij
raad. Sta mij met uw ervaring terzijde. Mijn
man, met wien ik acht jaren gelukkig ge
trouwd ben, is niet dezelfde meer voor mij.
Vroeger geduldig en verdraagzaam, is hij thans
opvliegend en kort-aangebonden
Het was een lange brief, en de onderteeke-
ning luidde: June Rawlins.
Voor het eerst in zijn lange en eervolle
loopbaan dacht Mr. Rawlins na alvorens te
schrijven. Zou werkelijk hij, en niet zij, de
schuldige zijn Had hij misschien alles te veel
van zijn standpunt bezien Maar neen, hij
wist beter. Hij was niet veranderd. Maar zij
was prikkelbaar, hoogmoedig, gemelijk ge
worden. En toch, zij vroeg raad; zij voelde dus
instinctmatig dat ook zij niet geheel vrij van
schuld was. En zij vreesde, evenals hij, dat
op den duur verwijdering tusschen hen ont
staan zou.
Eindelijk schreef hij:
„J. R. Bronx (de voorstad, waarin Mount
Vernon ligt). Poog zijn genegenheid te her
winnen door dubbel-goed voor hem te zijn.
Verras hem nu en dan. Geef hem lievelings
schotels te eten. Wees verdraagzaam en toe
gevend als hij eens uit zijn humeur is. Knor
niet wanneer hij eens te laat thuis komt van
de golflinks. Mannen zijn heel vatbaar voor
zulke attenties. Gij zult zien hoe snel hij erop
reageert
Twee dagen later kwam „Dainty Life" uit,
en June Rawlins las den raad, dien Corisande
haar gaf.
„Vrouwen zoeken altijd de schuld bij haar
seksegenooten", bromde zij ontevreden, maar
zij herlas het advies en belde om het keuken
meisje. Dien avond kreeg Mr. Rawlins kabel
jauw te eten een gerecht, waarvoor hij een
geestdrift" koesterde een edeler streven waar
dig. Hij was uitbundig in zijn vreugdebetui
gingen, en moest voor zichzelf erkennen, dat
ook hij den laatsten tijd in zonnigheid mis
schien te kort geschoten had.
Den volgenden dag kwam hij een half uur
te laat thuis, maar June beknorde hem niet,
en zei, hem omhelzend: „Arme jongen, heb
je weer zoolang moeten werken om voor je
verkwistend vrouwtje geld te verdienen?"
Toen Mr. Rawlins weer op het bureau van
„Dainty Life" kwam, vond hij opnieuw een
briefje van June Rawlins onder de correspon
dentie. Het was uitbundig in zijn dankbetui
gingen. „Mijn man is geheel veranderd. Ik
dank dit aan uw Corisande", besloot de schrijf
ster.
Den volgenden dag vervoegde Mrs. Rawlins
zich aan het bureau, waar het weekblad uit
gegeven werd.
„Zou ik de dame, die onder den naam Co
risande schrijft, misschien kunnen spreken
vroeg zij den portier.
„Zij is op het oogenblik niet aanwezig,
mevrouw. Kan ik haar misschien een bood
schap voor u overbrengen als zij nog komen
mocht".
„Als u zoo vriendelijk wilt zijn, haar dit
pakje te overhandigen. Neen, u hoeft niet
te zeggen van wie het is; er is een briefje bij".
Zij ging winkelen, en tegen half zes dacht
zij dat het een aardige verrassing voor Mr.
Rawlins zou zijn als zij hem van zijn kan
toortje kwam halen. Dit was in geen maanden
gebeurd.
Zij liet zich dus naar de 24th street rijden
waar hij, enkele huizen van Madison-square
af, zijn veelzijdigen arbeid verrichtte. „Ja, Mr.
Rawlins is er nog", verzekerde de liftjongen,
en voerde haar omhoog. Zij opende de deur
van zijn kantoortje:
„Hullo boy 1" riep zij.
„Hullo, June
Maar nog vóór zij elkaar omarmen konden,
staarden zij beiden met groote oogen naar het
hoektafeltje, waarop een pas-uitgepakte doos
heerlijke bonbons stond.
B,
(NADRUK VERBODEN).
Toen Mac Ondry, chef van de crimineele
politie, de „zaak", op zijn gemak overdacht,
was de heele toedracht hem duidelijk, op één
punt na.
Wanneer hij dat ééne punt zou hebben op
gelost, kon hij met een gerust hart verlenging
der voorloopige hechtenis aanvragen van z'n
arrestant, Joe Blake.
Dat eene punt was het alibi van den ver
meenden moordenaar. Er waren wel tien feiten,
die 'n streng bewijs vormden voor de schuld
van Joe Blake. Maar z'n alibi was in orde en
goed ook.
Mac Ondry liet nogmaals z'n gedachten over
't heele „geval" gaan:
Barones Fydorae bewoonde een groote villa
met 'n huishoudster, die geen vlieg kwaad zou
doen èn een tuinman, waarvan niets dan
goed te vertellen viel.
Scherp en secuur had Mac die twee onder
vraagd, hoewel hij tevoren wist met onschul-
digen te doen te hebben.
Hun verklaringen waren vrijwel eenslui
dend.
In den loop van den vorigen dag hadden
beiden 'n langen vrij mageren man voor het
tuinhek gezien. Op 'n vraag van den tuinman
had de bedelaar, want daarvoor hadden ze
hem aangezien, om 'n hap eten gevraagd.
Met goedvinden van de barones had de man
in de keuken, 't verlangde genuttigd en nog
'n geldstuk ontvangen. Daarna was hij ver
trokken. Bij 't raam onder de slaapkamer was
hij dien dag niet geweest En toch waren
de voetstappen van 't tuinhek tot de keuken,
en die welke voor het slaapkamerraam nog
duidelijk zichtbaar waren, van denzelfden
persoon!
Dien avond moest de barones vermoord zijn,
na 'n heftige worsteling en wel om circa half
één. Mac Ondry kon dien tijd met zekerheid
bepalen, daar de pendule, die tijdens de wor
steling op den grond gevallen moest zijn, dat
uur aanwees. En hierin zat voor hem 't onop
losbare van 't geval. Zoowel de tuinman en
de dienstbode wisten stellig, dat de klok pre
cies liep en nooit stilstond. De barones wond
ze eigenhandig iedere week op, en eergisteren
was de huishoudster daar nog getuige van ge
weest.
Gisterenavond om half 9, toen de barones
haar laatste kop thee gebracht kreeg, had de
dienstbode dat wist ze met pertinente ze
kerheid de klok hooren slaan. Zij had nog
even met de thans vermoorde mevrouw ge
praat en, toen ze naar bed ging, was 't op de
klok 10 over half 9.
Omstreeks tien uur had ze wel wat gestom
mel gehoord, maar er niet veel aandacht aan
gewijd. Wel had ze na een tweeden slag even
aan de deur van de gang geluisterd (ze sliep
beneden de barones) maar absoluut niets meer
gehoord.
Haar wekker stónd toen op 5 voor tien
Mac Ondry spande z'n hersens tot het
uiterste in.
Als nu de klok op circa 10 uur was blijven
stilstaan, zou de ontbrekende schakel gevon
den zijn.
Immers èn 't feit, dat de dienstbode gestom
mel had gehoord, èn 't feit, dat Joe Blake van
half elf tot den anderen morgen in 'n klein
hotel ter plaatse had doorgebracht, waren van
bijzonder gewicht. Maar de klok wees
duidelijk half één.
En om half één lag Joe Blake al ruim 'n uur
in zijn bed. Dat verzekerden de hotelier en
twee andere bezoekers.
Nauwkeurig had Mac een en ander onder
zocht en niets tegen die bewering in kunnen
brengen
En toch
De schoenen van Joe Blake pasten precies
in de voetstappen, die bij 't tuinhek en voor 't
slaapkamerraam waren gevonden. (Joe be
weerde dat wel honderd menschen van zijn
kaliber dergelijke schoenen droegen).
Joe's kleeren vertoonden duidelijk de spo
ren van een hevige worsteling. (Joe gaf op
met 'n hond gevochten te hebben).
Joe's hand vertoonde een versche diepe na-
gelindruk. (Hiervoor had hij zoo gauw geen
verklaring)
De gasten en de holelier, die getuigden, dat
Joe om half elf was binnengekomen legden
eenparig de verklaring af, dat Joe zenuw
achtig wes. Hiertegenover hield Joe vol
nèt als anders te zijn geweest. Op de vraag,
hoe hij dan aan ruim 500 aan contanten en
een juweelen broche kwam (de broche werd
door de huishoudster als eigendom der baro
nes herkend) verklaarde Joe de laatste gevon
den te hebben, toen hij in de keuken had ge
geten. De 500 kon hij aannemelijk verkla
ren, alhoewel Mac Ondry vérre van overtuigd
was.
Mac wist, dat Joe reeds ééns voor moord
was veroordeeld tot 12 jaren
Als die klok maar niet op half één was blij
ven stilstaan
Plots sprong Mac Ondry recht! Eureka! Dat
was de oplossing. Snel stelde hij zich in ver
binding met het parket en gelastte, dat Joe,
begeleid door twee agenten naar de kamer zou
gebracht worden, waar de moord bedreven was.
Twee uur later waren de officier, de beklaag
de en Mac Ondry daar aanwezig. Joe zette zijn
gedachtengang nogmaals uiteen. Hij gaf den
officier nogmaals gelijk ten aanzien van de
klok, maar met vaste hand zette Mac de klok
recht!
„Of de heeren even wilden luisteren?"
Joe Blake schoof onrustig geen en weer,
wat den officier niet ontging.
Mac zette de wijzer een half uur verder en
toen deze op één uur stond, sloeg 't slagwerk
duidelijk tien forsche slagen.
Joe Blake had wèl 't uurwerk verschoven,
maar vergeten 't slagwerk te regelen.
S. K.
Moeder, geef uw kinderen op geregelde
tijden hun maaltijd en geef ze niets tusschen-
door, ook zoetigheid tusschen dé maaltijden
niet dan bij hooge uitzondering .Gij zult dan
zelden over slecht eten van uw kinderen
te klagen hebben. Zorg dat het schoolkind
na een stevig ontbijt naar school gaat en let
zelf op, dat het daaraan den noodigen tijd
besteedt. Naast brood, bóter, slappe thee met
gekookte melk, is een bord warme pap des
morgens voor uw kinderen een zeer ge
schikte spijs.
GEZONDHEIDSRAAD.
HOE JONG ROTTERDAM HET ZICH GEMAKKELIJK MAAKT. Het kinderstrand langs de Schie tusschen
Blydorp en Bergpolder; men kan jt. zelfs kampeeren en z'n aardappeltjes boven een houtvuurtje poffen..,.
(Historisch)
Het was de laatste dag dien wij, reservisten
van Boschoord in de gastvrije kazerne door
brachten. We hadden, o zaligheid, ons beschei
den tractement ontvangen, en verheugden ons
op het gemeenschappelijk diner met cabaret
voorstelling die ons gedwongen samenzijn zou
besluiten. Een gewichtig en omvangrijk ser
geant-majoor verzamelde ons onder zijn hoede
en begon met stentorstem de laatste orders voor
te lezen. Niemand luisterde; een soldaat is nu
eenmaal niet belangstellend, zoolang hij niet
belanghebbend is. En zoo liet ook ik de order
die mijn noodlot beduidde, aan mij voorbijgaan.
De order luidde: „De reservisten behoorende
tot de regimenten Grenadiers en Jagers mar-
cheeren morgenochtend af om 7 uur, onder
commando van den oudsten reserve-sergant"
Maar toen wees de geweldige, alomtegen
woordige majoor met een krommen, niet-over-
zindelijken duim op mij en zei, met genoeg spot
in zijn stem om me dol te maken: „Die oudste
sergeant, dat ben jij"! Lezer weet ge wat het
beteekent zeventig jongelui die de vrijheid
tegemoet gaan en in rang je collega's zijn, on
der je hoede te laten afzwaaien? Ik wel! Weg
waren voor mij de genoegens van het diner
en de revue die ik in elkaar had gezet. Bij voor
baat noemden mijn strijdmakkers mij al „ko
lonel".
Na een boozen korten nacht verzamelde ik de
zeventig katterige dapperen onder mijn vleu
gelen. Handen werden geschud, grapp.en ver
kocht en toen klonk mijn stem, die van zenuw
achtigheid oversloeg: „Geeft acht! Voorwaarts
marsch"! We marcheerden de kazernepoort uit
Allen in militairen feestdos gestoken, dat wil
zeggen in onze beste buitenmodelletjes met
model bepakking en geweer. Niet zoodra waren
wij buiten of het lieve leven begon al. Iedereen
praatte en lachte om het hardst en óm het
luidst, een sociëteit op Zaterdagavond was er
niets bij. Of ik ook snauwde: „Monden dicht",
het hielp niets en ik voegde mij gelaten in
mijn lot. In de buurt van het station werd het
drukker; op dien tijd vertrok er een trein
met bestemming naar Rotterdam. Een stroom
van kantoor- en winkelmeisjes spoedden zich
naar hun trein en bekeken ons, zwoegende
lastdieren, niet onwelgevallig, ja zelfs meer dan
goed was voor de gefnoedsrust van de jeugdige
landsverdedigers. Opens voelde ik onder de
soldaten en onder het publiek een nauwbe-
dwongen vroolijkheid. Ik begreep er niets van
en speurde vol angstige voorgevoelens naar on
gerechtigheden in de troep rond. En toen viel
mijn oog op het achterste gelid. Een Grenadier,
mijn beste vrind, had het noodig geoordeeld in
zijn gezicht eenige veranderingen aan te bren
gen.
Daar marcheerde in al de reusachtigheid
van zijn bijna 2 M. lengte een echteSin
terklaas! Een Sinterklaas in grijs buitenmodel,
met ransel en geweeren met een vriendelijk
oud glimlachend gelaat, waarvan een smoeze
lig grijze baard tot op zijn patroontasschen af
stroomde, inderdaad hoogst eerbiedwaardig. De
ellendeling had een Sintsrklaasmasker opgezet
en marcheerde met opgeheven hoofd temidden
zijner grinnikende kornuiten en tot uitbundig
pleizier van het publiek, dat deze krankzinnige
vertooning ten volle apprecieerde. Niet aldus
is. Ik had Sinterklaas wel willen verscheuren
ofwel levend verslinden. Maar die genoegdoe
ning had ik, dat de Grenadier op mijn bevel
het Sinterklaasgezicht voor het zijne verruilde
en me bovendien nog uitlachte ook.
Een échte kolonel had het geval ook gezien
en deze dappere kon, evenmin als ik in dien
tijd, den humor van het geval snappen. Dies
sloop hij mij achterna tot op het perron, en daar
incasseerde ik temidden van een aandachtig
luisterend publiek van burgers en militairen,
een standje dat aan kernachtigheid van uit
drukkingen en onmogelijkheid van zinsbouw
niets te wensch overliet. En zijn afscheidswoor
den waren: „In den Haag zul je er wel meer
van hooren!"
In den gereserveerden trein nam de vroolijk
heid nog meer toe. Ramen werden opgeschoven
en kleedingstukken, welke men bij voorkeur
's nacht pleegt te dragen, werden met touwtjes
vastgebonden en wapperden vroolijk langs den
trein, 't Was mèèr dan een imposant schouw
spel, het leek wel een gekkenhuis op wielen.
Mijn vriend, de kolonel was zoo goed als
zijn woord. In den Haag rapporteerde hij over
den zwaar-gewapenden Sinterklaas. En aange
zien in 't Nederlandsche leger toen ter tijd Sin
terklazen nog niet organiek waren ingedeeld,
haperde er dus iets aan de samenstelling van
mijn detachement. Met de beminnelijke recht
vaardigheid die in zulke gevallen méér voor
komt, werd ik, en niet de reserve-Sinterklaas'
bestraft, En in den Haag mocht de leider (of
lijder?) van het detachement drie dagen na
dienen.
Een fourier annexeerde mij en drie mooie
herfstdagen mocht ik hemden, sokken en andere
soldatenkleeren uitzoeken, tellen en admini-
streeren. Als een gebroken man stak ik me weer
in het burgerpak.
P. R.
De president der Vereenigde Staten beschikt
over een talenkennis, waarop slechts weini
ge menschen zich kunnen beroemen. Bij de
besprekingen met Herriot bleek, dat hij zeer
vloeiend Fransch sprak. Toen dr. Luther als
Duitsch gezant zijn geloofsbrieven overhandig
de, onderhield Roosevelt zich met hem in
correct Duitsch. En toen'hij enkele dagen ge
leden generaal Balbo in audiëntie ontving, was
deze zeer verrast, toen de president hem in
vloeiend Italiaansch welkcm heette.
Het Amerikaansche blad, waaraan wij deze
bijzonderheden ontleenen vertelt verder, dat
Roosevelt slechts eenmaal groote moeite heeft
gehad om zich met zijn bezoeker te onderhou
den, en wel bij gelegenheid van het bezoek
van den Engelschen minister-president Mac
Donald. Deze Engschman spreekt zijn taal met
een Schotsch accent, waardoor het voor een
Amerikaan vrijwel onverstaanbaar wordt.
Maar ook het Amerikaansch Engelsch is ge
woonlijk geen juweeltje van zuiverheid van
taal en uitspraak. Maar de voornaamste reden,
waarom Roosevelt en Mac Donald elkander
niet konden verstaan, was waarschijnlijk meer
van zakelijken dan van taalkundigen aard.