mm m 1 HET NATIONAAL-SOCIALISME. PRIESTERJUBILEA. DINSDAG 22 AUGUSTUS 1933 m DE INNERLIJKE WORDING. PROVINCIAAL KAPITTEL PATERS CARMELIETEN. BROEDERS VAN Ste MARIE TE HUYBERGEN. RECTOR J. DULLAERT t PASTOOR J. VAN GROENINGEN t GOUDEN PRIESTERFEESTEN. Mil PATER JAC. J. ZEIJ SJ. BENOEMINGEN DE STERFDAG VAN PAUS PIUS X. DUITSCHE ACTIE IN NEDERLAND. FUSIE VAN KATH. DEMOCRATISCHE PARTIJEN. INVOER VAN BACON IN ENGELAND. I. De nationale gedachte in Duitgchland vóór den wereldoorlog. In onze artikelen over den groei van het Duitsche Nationaal-Socialisme gaven wij in korte samenvatting de hoofdmomenten van de uitwendige geschiedenis van het wonder baarlijk en moeilijk te begrijpen verschijn sel: de na lange treuzeling plotseling snel omhoog schietende en breed zich uitbreiden de nationaal-socialistische beweging. Willen wij dit verschijnsel ook begrijpen en met het oog op toestanden en ver schijnselen in ons eigen land moet dit in hooge mate gewenscht voorkomen, dan zullen wij thans moeten trachten ons een denkbeeld te vormen van de inwendige geschiedenis. Wij zullen daarom pogen, zij het andermaal betrekkelijk kort, na het uiterlijk gebeuren gezien te hebben, ook de innerlijke wording te beschouwen en te ver staan. Voor ons, nuchtere, vrijheidlievende Nederlanders, is dit inderdaad niet gemakke lijk. Onze staatkundige groei en onze volks mentaliteit zijn beide hemelsbreed verschil lend van die in het Duitsche Rijk. De leidende gedachte in de Duitsche ge schiedenis van de 19e eeuw is geweest het streven om het tot kultureel zelfbewustzijn gekomen Duitsche volk tot een politieke eenheid te vormen. Die nationale beweging stond in tegenstelling tot het historisch ge- wordene. Hfet Duitsche volk was over vele staten verdeeld. Die staten, door souvereine vorsten en hun bureaucratie geregeerd, moesten samengevoegd, opgelost worden tot één staat, wiens ontwikkeling gedragen en bepaald moest worden door zijn burgers. Daarom waren aanvankelijk Liberalisme en Nationalisme (begrepen als nationale een heidsbeweging) nauw met elkander verbon den. Daarom ook bestreed Metternich, de groote voorvechter van de op het Congres te Weenen nieuw bevestigde monarchistische sta ten wereld, zoowel het Nationalisme als het Liberalisme, beide voor hem stoelende op het revolutionnaire beginsel. Liberalisme en democratische beweging waren nog één. Beide staan vijandig tegen over de absolutistische monarchie, beide willen de individueele vrijheid en het mede beslissingsrecht van de burgers. Later eerst zou de scheiding komen bij het positie- nemen tegenover het kiesrecht. In 1848 mislukte de liberaal-democratische poging, de eenheid te scheppen. De traditio- neele historische machten behaalden de overwinning op de nationale beweging. Naast de radicale democratische beweging, welke de van ouds bestaande ordening door den Duitschen eenheidsstaat wilde vervan gen, stonden andere pogingen, om met de historische machten tot een vergelijk te komen. Maar wie zou de leiding in het Duitsche Rijk moeten hebben: Oostenrijk of Pruisen? Zoo stonden de Oostenrijksch ge zinde Grootduitschers aanstonds tegenover de Pruisisch georiënteerde Kleinduitschers. In beide groepen twistten bovendien met elkaar conservatievedemocratische en liberale elementen. De nationale vergade ring van 1848 is alleen in staat de vragen te stellen, maar onmachtig, ze te beantwoor den. Na 1848 wordt het Duitsche Rijk, onder Pruisische leiding, en met medewerking van liberale elementen, in den strijd tegen Oostenrijk en Frankrijk door Bismarck ge schapen. Het is een Vorsten-bond, maar aan de liberale burgerij zijn groote rechten ge- gegeven en nog grootere mogelijkheden geopend. De Pruisische Conservatieve (vooral: Adels-) Partij en de zich Nationaal- liberalen noemende Rechts-liberalen zijn de Regeeringspartijen. De links-liberale groe pen staan in de oppositie. Het Centrum werd door den liberalen tijdgeest, maar ook door Bismarck, beschouwd als de vertegenwoor diging van de groepen, wier instincten de stichting van het Rijk afwijzen. Het werd beschouwd als de erfgenaam van de Oosten- rijksch-georiënteerde grootduitsche groepen, als borstwering voor het particularisme, als drager van de ultramontaansche reactie, welke aan de liberale kuituur vijandig was, als vijand van de protestantsche en Pruisi sche traditie, als tegenstander van het evan gelische keizerrijk, als de anti-nationale partij van Rome. In den Kulturkampf vindt deze tegenstelling haar politieke uitdruk king. Het Centrum is de vijand van het Rijk, een „Reichsfeind". Een tweede „Reichsfeind" zijn de links- liberale en democratische elementen, de vooruitstrevende partij en de volgens Bismarck althans krypto-republikeinsche vrijzinnige partij. Werd ook bij ons omtrent 1848 Thorbecke niet republikein geschol den De derde „Reichsfeind" is de Sociaal-de mocratie. Zoowel Bismarck als het Libe ralisme beschouwden haar als de revolutie partij. Gepoogd werd haar door de Staats macht te vernietigen, al klaagde Bismarck er niet in, den sociaal-democraten het ac tieve en passieve kiesrecht te ontnemen. Hij gebruikte de sociale politiek als afweer middel tegen de sociaal-democratie: de eischen der arbeiders, die door de sociaal democratie misleid en misbruikt werden, dienden te worden ingewilligd. Aldus berustte het Duitsche Rijk op een vergelijk tusschen het autoritair-monarchale beginsel belichaamd in de persoon van den Pruisischen koning en Duitschen keizer en den liberalen vrijheidswil. In de bonds- statelijke organisatie, welke zoo ver ging, dat er geen eigenlijke Rijksregeering bestond, waren de historische rechten gewaarborgd. Het algemeene, gelijke en geheime kiesrecht en de sociaal-politieke wetgeving droegen het karakter van commissies, om alle volks lagen aan den nieuwen Staat te binden en voor zijn leven te interesseeren. Zoo bleef het, al werd geleidelijk de positie des kei zers sterker, die van den Bondsraad zwak ker. De vijandschap jegens het Centrum nam af, en zelfs de Linksliberalen werden als voorstanders van een wereldmacht-poli tiek onder von Billow in de Regeering be trokken. Maar onveranderd bleef de machtsver houding dezelfde, al verdrong de burgerij den adel steeds verder, al kwam in Pruisen de conservatieve invloed in de plaats van de liberale, al kwam na den ijzeren kanselier het persoonlijk regiment van Wilhelm II. Dit alles bracht geenerlei verandering in het karakter van het .Rijk, als een vergelijk tusschen de historische monarchale machten onder de leiding van Pruisen, met de liberale burgerij, die afstand gedaan had van den eisch tot directen regeeringsinvloed door middel van een in de Grondwet verankerd parlementair stelsel. Zoo kunnen we begrijpen, dat er in het vóóroorlogsche Duitsche Rijk geen Natio nalisme bestaan kon, dat den bestaanden Staat als onvoldoende en zelfs mislukte ver wezenlijking van het Duitsche eenheidsstre- ven werkelijk ernstig afwees. Zeker, niet het geheele Duitsche volk was een politieke eenheid geworden: Oostenrijk was daarbui ten gebleven. Maar een op nationale oplos singen zich beroepende oppositie tegen het bestaande regiem kon niet opkomen. Bis marck's Rijk werkte als de vervulling van het staatkundig-nationale eenheidsstreven. Alleen de Sociaal-democratie, haar ver wachtingen bouwende op de saamhoorigheid van de internationale proletarische klasse, die zich boven de natie uitstrekte, verscheen als anti-nationale partij. Wel kon in Oostenrijk een nationalistische beweging ontstaan, waar deze zich in de Alduitsche partij, de Duitsche arbeiderspartij enz. tot een met Hohenzollern-vereering ver bonden Los-van-Rome-beweging ontwikkel de. Maar in Duitschland werd het Rijk als de nationale Staat beschouwd. De oude grootduitsche droom was uitgedroomd, het Rijk van Bismarck was het nationale regiem en wie daar principieel tegen optrad was een „Reichsfeind", die de nationale eenheid van het Duitsche volk bedreigde. Wel echter was er een begin te bespeuren van een zekere nationalistische beweging, waarbij buiten-politieke voorstellingen een politieke rol gingen spelen. Zoo bijV. de Alldeutsche Bund. Hij wil Duitsche wereld- machtpolitiek rechtvaardigen en Duitsche wereldexpansie steunen. De Bismarcksche Europeesche politiek moest uitgroeien tot een Duitsche wereldmachtpolitiek. Hij ijvert voor koloniale politiek, voor vlootbouw, enz. Hij was geen oppositie-beweging, veeleer een propaganda- en aanvurings-organisatie Hij neigt naar aristocratische opvattingen, naar ras-gedachten (invloed van Chamber lain, den schoonzoon van Wagner); hij be schouwde het Germanendom als een ras, dat voorbestemd was een bijzondere positie onder het menschdom in te nemen. De re- geeringspolitiek naar buiten werd te zwak gevonden, er moest meer agressief worden opgetreden, al zou dan oorlog wel niet te vermijden zijn. De beteekenis van dit Na tionalisme was eigenlijk de poging om van de eenheid van het Duitsche volk op wereld- economisch gebied partij te trekken. Duitsch land moest worden, wat totdantoe Engeland was: de leidende wereldmarkt op economisch gebied. Terwijl deze Alduitschers antidemocra tisch en scherp anti-socialistisch optraden, geloofden de Nationaal-socialen van Frie- drich Naumann hoewel evenzeer bewust nationalistisch dat de binnenlandsche po litieke basis van het regeeringsstelsel uitge breid moest worden. Zoo naderde men tot de christelijk-sociale beweging, die de ar beidersklasse in de nationale traditie wilde brengen. Hief Naumann de leuze aan: „De mocratie en keizerschap", Prof. Man Weber. die dicht bij hem stond, verklaarde: „Wat ons ontbreekt is een nationale democratie, waaraan wij de leiding van Duitschland kunnen toevertrouwen". Zij meenden op na tionalen bodem te staan, doordat ze de eco nomische en politieke machtsontplooiing van de Duitsche natie naar buiten beschouw den als de noodzakelijke voorwaardevoor groote sociale hervormingen van binnen, en tevens, dat de macht naar buii i op den duur zonder nationalen zin van een politiek geïnteresseerde volksmassa niet behouden kan worden. Wat zij wilden was: een poli tiek van macht naar buiten en van sociale hervorming naar binnen. Zij wilden de ach ter de sociaal-democratie staande arbeiders klasse weer winnen voor een nationale po> litiek: koloniale expansie, wereldhandel, in- dustrialiseering, dus machtspolitiek steunend op democratiseering van den Staat. Dit bleven echter tegenover de histori sche werkelijkheden en krachten slechts bleeke constructies. Voor de verzoening van de sociaal-democratie met den nationalen staat was het te laat. Maar later, na den oorlog, zou een deel dezer mannen elkaar weervinden in de „na tionale oppositie". De grondslagen van het Rjjk van Bis marck lieten den ombouw in een modern burgerlijke democratie met socialen inslag niet toe, daar het opgebouwd was op een vergelijk tusschen de feodaal-autoritaire machten en de liberale burgerij. Het leger voelde zich als een instrument van het Staatsgezag, de keizer stond aan zijn hoofd, gelijk voorheen de koning van Pruisen aan het hoofd van zijn leger gestaan had. Maar het leger, voortgekomen uit algemeenen dienstplicht, was het volk. Zoo scheen een conflict tusschen monarchie en natie on mogelijk. De keizer was de representant van het volk. Al had men wel grieven tegen hem; de nationale burgerij zette soms wel een grooten mond op, maar blaffen was geen bijten. De liberale burgerij dacht er niet aan, de doorvoering van een democra tisch parlementair stelsel af te dwingen. De nationale eenheid werd niet bedreigd door het probleem: natie en vrijheid. Maar wel kwam dreigend op een ander probleem: het arbeidersvraagstuk, d.w.z. de verhouding tusschen de liberale burgerij en de arbei dersklasse. Deze voor een groot deel in de sociaal-democratie en de moderne vak beweging georganiseerd, stond tegenover de grondslagen van het Duitsche Rijk vreemd, ja vijandig. Zij voelde niets voor Bismarck's kunstige verbinding tusschen de historische machten en de liberale burgerij. Bij haar waren radicale democratie en radicale so ciale eischen onverbreekbaar met elkaar verbonden. Op dezen grondslag voerde zij een principieele oppositie. Zelfs de natio naal-socialen (Naumann) stonden steeds af wijzend tegenover de sociaal-democratie, die geheel geïsoleerd bleef, en daardoor ook niet voor het aanvaarden van politieke verant woordelijkheid kon gesteld worden. Maar tegen de bestaande politieke ordening kwam zij niet op. Er kwamen momenten, dat het schijnen kon, dat het parlementair stelsel de overwinning zou kunnen behalen (zoo bijv. na het Daily-Telegraph-interview van den keizer en Bulow's slappe verdediging van den monarch in den Rijksdag), maar ze bleven onbenut. Zelfs het drie-klassen- kiesrecht in Pruisen, waardoor de positie van den adel bevestigd bleef, werd niet door een meer democratisch stelsel vervan gen. Zoo stond het Rijk sterk. Het regiem kon niet geschokt worden door van onderen opkomende oppositie in den Rijksdag, zelfs niet door een sociaal-politieke revolutie. Het kon alleen vallen, als het zou blijken, dat het zijn taak niet meer kon vervullen, en daardoor het bestaan van het Rijk zelf in gevaar kwam. Zoo bleef het „tweede Rijk" van Bismarck tot den oorlog onverwrikt voortbestaan. Dat de Rijksdag, als de ver tegenwoordiging van het geheele volk, een krachtigen invloed kon uitoefenen, maar toch niet de macht had de samenstelling van de Regeering en de richting van de Staats- politiek te bepalen, was volkomen in over eenstemming met de mentaliteit van de Duitsche burgerij, ja zelfs van de sociaal democratie. Wat had deze moeten aanvan gen, als plotseling de politieke verantwoor delijkheid op haar schouders ware gelegd? Zij was een principieele oppositie en wenschte slechts in die voordeelige positie te blijven. En de politieke invloed van de burgerij bleef zuiver negatief: men kon hoogstens het werk van den Rijkskanselier bemoeilijken, maar op zijn benoeming of ontslag directen invloed uitoefenen, kon men niet, en wilde men zelfs ook niet. Dat de Regeering onafhankelijk de leiding had, sprak, vond men, vanzelf. Elke partij echter hoopte, dat de Regeering op haar wenschen acht zou slaan. Deze mentaliteit noemde men „nationale gezindheid". Zij was de volkomen aanvaar ding van den bestaanden Staat. Ook het Centrum, hoewel herhaaldelijk achteraf ge- De ingang op den oever van St. Anneke voor de nieuwe verkeerstunnel te Antwerpen, die 10 September door den Belgischen koning geopend wordt. zet, dacht daar in den grond toch niet an ders over. Alleen de sociaal-democratie deed daar in beginsel niet aan mee. Zij bleef een prin cipieel revolutionnaire partij, al waren er ook in haar stroomingen, om haar geleide lijk tot een sociaalpolitieke arbeiderspartij met zelfs imperialistische neigingen te laten uitgroeien. Men bleef echter steeds aan de fictie van een principieele afwijzing van het bestaande regiem vasthouden, ter wille van de partij-eenheid. Het Duitsche vóóroorlogsche nationalisme als sociologisch verschijnsel was dus niet meer dan een bepaalde stemming: trots over Duitschlands wereldpositie, in hoofdzaak niet politiek van karakter. Het program punt: „alle menschen van Duitsche afstam ming tot een politieke eenheid vereenigen", bestond zelfs niet in theorie- Dit nationa lisme kon samengaan zoowel met liberale als met democratische ideeën, en ook met de afwjjzing van een Westersch democra- tisme en parlementarisme. De Duitscher wenschte een staat met sterk gezag en krachtige leiding. Men sprak al wel van ras theorieën, maar deze waren meer een ver siersel aan de principieele tevredenheid met het bestaande Rijk. Het ging der burgerij goed, zij voelde zich behaaglijk, en ver langde niet naar politieken invloed en macht. De Rijksdag trok bekwame en krach tige figuren niet aan;, deze gingen in de bureaucratie of in handel, nijverheid en bankwezen. Zeker, er was een groot verschil tusschen een Zuid-Duitschen democraat, een Cen trumman en een Oost-Elbischen jonker. Maar alle drie waren ze „nationaal", d.w.z. met het bestaande regiem tevreden. En zoo bleef het, al nam de invloed van den adel af en steeg die van de industrieele en handels kringen. Het Rijk van Bismarck bevredigde het nationale bewustzijn. En de sociaal democratie was tenslotte nog maar alleen in haar fraseologie revolutionnair. Toen kwam het keerpunt. De wereld oorlog brak pit. Bestuur der Provincie. In het gisteren onder voorzitterschap van den Prior-Generaal der Orde, Pater Hilarius Don- vald, te Zenderen geopend provinciaal kapittel der Paters Carmelieten werd herkozen als provinciaal dr. Athanasius van Rijswijck en gekozen als definitoren de ZeerEerw. Paters prof. dr. Titus Brandsma, Joannes Kerkhof, Fidelis Metternich en drs. Herman Joseph Den- teneer. Het Generaal Kapittel. Door het generaal kapittel der Congregatie van de Eerw. Broeders van Huybergen, onder voorzitterschap van Z.H. Exc. Mgr. P. Hop mans, bisschop van Breda, zijn gekozen: tot Algemeen Overste de Eerw. Broeder Sylvester, tot Vicaris de Eerw. Broeder Silverius en tot assistenten de Eerw. Broeders Eligius, Cyrillus en Amandus. In den ouderdom van 58 jaren is overleden de Zeereerw. Pater J. A. Dullaert, van de con gregatie der Lazaristen, rector van het Gezel- lenhuis te Lutterade. Na voorzien te zijn van de laatste H. H. Sa cramenten is Zondag in den ouderdom van 54 jaren overleden de Zeereerw. heer J. C. J. van Groeningen, pastoor te Spijk bij Lobith. Pastoor H. J. van de Ven Met den vollen luister van zijn gouden getij heeft Zondag pastoor H. J. van de Ven te Scheveningen zijn 50-jarig priesterfeest ge vierd. Haarlems Bisschop, Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, die zijn eere-kanunnik bij diens Dankoffer pontificaliter wilde assisteeren, werd de tot in de uiterste hoeken gevulde St. An- tonius Abt kerk binnengeleid onder het gezang Ecce Sacerdos" uitgevoerd door het parochiale zangkoor. De jubileerende herder werd geassisteerd door de kapelaans J. Klumper en J. Desain als diaken en subdiaken, den Bisschop assisteerden mgr. M. P. J. Möllmann als presbyter assistens en mgr. dr. G. van Noort en mgr. dr. Th. Vlaming als troondiakens. Ceremoniarius was kapelaan C. Kempen. In het priesterkoor hadden plaats genomen de hoogeerw. heeren kanunniken L. Westerwoudt, J. C. Aalberse en H. A. Th. van Dam, alsmede de eere-kanunniken L. J. Boog- mans en W. P. H. Jansen. Het St. Romboutskoor had zijn partijen moe ten omzetten in verband met een ongesteldheid welke eenige tientallen zangers getroffen had na den maaltijd van Zaterdag, vermoedelijk tengevolge van ondeugdelijke aardappelen. Wij vernamen, dat allen in den loop van den dag hersteld zijn.) Ondanks deze omzetting werd onder leiding van den hoogeerw. kanunnik Jules van Nuffel de Missa Secunda van Jaap Vranken in alle perfectie uitgevoerd en was een ieder hierover vol lof. Onder het offertorium speelde de Mechelsche organist, Flor Peeters het koraal-voorspel van Max Reger. Het parochiekoor, opgesteld nabij het zijaltaar aan den Epistelkant zong het pro prium der H. Mis. Na de H. Mis welke o.m. door den Belgischen gezant, Z.Exc. Ch. Maskens werd bijgewoond, speelde Flor Peeters Toccata, Fuga en Hymne op het Ave Maris Stella, een eigen toondich- ting. Tijdens de kinderhulde bij het gouden priesterfeest van pastoor v. d. Ven te Scheveningen. Links van mgr. Aengenent pastoor v. d. Ven. Des middags gingen talloos velen, die pastoor Van de Ven in zijn rijk priesterleven mochten leeren kennen den bevlagden weg af naar „Maris Stella" waar in één der salons de ju bilaris recipieerde. Ook de burgemeester van 's Gravenhage, jhr mr. dr. L. H. W. Bosch rid der van Rosenthal kwam zijn gelukwenschen aanbieden. Om vier uur ving de kinderhulde aan. Met Z. H. Exc. mgr. Aengenent en de kanunniken, die de ochtendplechtigheid bijwoonden, ver schillende geestelijken en familieleden en vrien den had pastoor Van de Ven op het midden- balcon van Maris Stella plaats genomen. Voor afgegaan door een Welpenhorde lieten zich vijf keurig verzorgde groepen zien. Door het mee dragen van verschillende attributen en het uit beelden van tafereelen en waardigheden vorm den zij het H. Doopsel, in wit, het H. Vormsel, in rood, de H. Communie in goud, de Biecht, in paars, het Onderricht, in goudgeel. Een knapenkoor, in toog en superplie zong bij elk der vijf groepen een toepasselijk lied. De stoet ging den tuin van „Maris Stella" door waar hij door de parochianen, die zich hier verzameld hadden, werd gadegeslagen. Wederom defileerden de smaakvolle groepen. Een derde maal stelden zij zich allen op het voorplein op om het slotlied te zingen en daar na hun jubileerenden pastoor en hun Bisschop een groet te brengen. Met vanen en vlaggen sloot de Graal zich hierbij aan. Dan kregen de parochianen, komend uit den tuin van „Maris Stella" gelegenheid om te defileeren, waarbij de R. K. Harmonie „St. Cecilia" uit Voorburg onder leiding van den heer J. Bonte vroolijke marschen uitvoerde. Het défilé duurde gerui- men tijd. Des avonds om half acht heeft pastoor Van de Ven zijn gouden feest besloten met een plechtig Lof, dat ook door Z. H. Exc. mgr. Aen genent werd bijgewoond. Het zangkoor „Laus Deo" zong Adoremus in aeternum, van Arn. Vranken, O sacrum convi- vium Gregoriaansch, Magnificat van Palestrina, Salve Regina Gregoriaansch, Te Deum lauda- mus, van Loots en Tantum Ergo van Diepen- brock. Pastoor H. J. Ph. Thomann Het gouden priesterfeest van den zeereerw. heer Thomann pastoor der St. Agatha-kerk te Lisse is Zaterdag en Zondag op luisterrijke wijze gevierd. Zaterdagavond werd de jubi laris met een langen stoet van auto's „inge haald." ook de Harmonie en enkele sportver- eenigingen wandelden in den stoet mee. In de St. Agathakerk, die met grooten smaak was versierd met witte gladiolen en witte dahlia's werd een plechtig Lof gecelebreerd In een bijeenkomst in de Pastorie heeft de burgemeester den Pastoor mededeeling gedaan van zijn benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Zondagmorgen droeg Pastoor Thomann voor een stampvolle kerk een plechtige H. Mis op, daarbij geassisteerd door de kapelaans der pa rochie. Presbyter assistens was de zeereerw. heer W. Sentenie, pastoor der parochie van de H.H. Engelbewaarders te Lisse. Verschillende geestelijken uit de omgeving, onder wie de deken van Noordwijk, hadden in het Priester koor plaats genomen. De feestpreek werd gehouden door kapelaan J. P. van Zon uit Rotterdam, die tot tekst had gekozen: „Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde" en de hooge waardigheid van het H. Priesterschap schilderde. Te 1 uur kwamen de vertegenwoordigers der verschillende vereenigïngen bijeen in de jongensschool om den Pastoor te huldigen. Het lokaal waar de plechtigheid plaats had was waardig versierd. De oudste kapelaan, de wel- eerw. H. Tabink, bood namens de parochianen een geschenk, een enveloppe met inhoud aan. Vervolgens voerden nog het woord de burge meester dr. S. baron van Wijnbergen, het lid van het kerkbestuur, de heer Langeveld, en Ir. Haase, waarna de pastoor voor alle hem ge brachte hulde in een vriendelijk speechje dankte. Daarna had een zeer druk bezochte receptie plaats. Een plechtig Lof en een défilé der vereenl- gingen in den tuin der pastorie sloten den feestdag. In September zal ter viering van dit jubilé nog een grootsche feestavond worden gege ven. Op 26 Augustus a.s. viert Pater Jac. J. Zeij S.J., gedelegeerd Directeur-Generaal van het Apostolaat des Gebeds te Rome, den vijfentwin tigsten verjaardag van zijn priesterwijding. Pater Zeij, die te 's Gravenhage geboren is, was o.a. werkzaam als leeraar te Katwijk en te Pater Jac. J. Zeij, die 26 Augustus zijn 25-jarig priesterfeest viert Nijmegen, als retraite-pater in Manresa te Venlo en als Superior van het Retraitehuis „Loyola" te Vught! Ook was hij vele jaren directeur van het Apostolaat des Gebeds in Nederland en Redacteur van de „Heraut van het H. Hart"; daarenboven hield hij zeer vele lezingen in ons land over Vondel's Altaarge heimenissen", die later zijn uitgegeven, even als een geïllustreerde uitlegging van Vondel's groote gedicht „De Heerlijkheid der Kerke". Op 't oogenblik werkt Pater Zeij nog mee aan dr. Diferee's „Torentrans"-editie van Vondel's werken. Van de vele devotieboekjes, die hij schreef, is wel het meest bekend: „De Deugd voor iedereen", dat reeds een derden druk zag en vertaald werd in het Italiaansch en in het Duitsch. Velen onzer landgenooten zal het ongetwij feld genoegen doen, te vernemen dat Pater Zeij momenteel in het vaderland vertoeft en op den dag van zijn zilveren feest te 's Gravenhage in zijn oude parochiekerk van de H. Theresia (Westeinde) om half negen een H. Mis van dankbaarheid zal opdragen; terwijl des mid dags van half drie tot half vier aan de pastorie aldaar (Laan 27) gelegenheid zal zijn den ju bilaris te complimenteeren. Paters Augustijnen. Z.H. Exc. de Bisschop van Haarlem heeft benoemd tot kapelaan in de parochie van den H. Augustinus te Amsterdam den weleerw. pa ter Hilarius van den Broek en aan den wel eerw. pater Ruys eervol ontslag als zoodanig verleend. Verder heeft de H.E.P. Provinciaal geplaatst in het klooster Mariënhage te Eindhoven den weleerw. pater Gerardus Langemeijer, en aan het Gymnasium te Eindhoven den weleerw. pater Gregorius van Bohemen. ROME, 21 Augustus (H.N.) Ter herdenking van den sterfdag van Paus Pius X zijn giste ren in verschillende kerken van Rome Re quiemmissen opgedragen. KARDINAAL FUMASONI BIONDI NAAR 'S-BOSCH Naar „Het Huisgezin" meldt zal kardinaal Fumasoni Biondi Prefect der Propaganda op volger van wijlen kardinaal van Rossum een officieel bezoek brengen aan den Bosch. Den kardinaal wordt een groote ontvangst bereid, terwijl vermoedelijk in het concertgebouw te Den Bosch een vergadering zal worden gehou den. EEUWFEEST ABBé EMILE DUPLOYé Men meldt ons: Ter gelegenheid van de herdenking van den lOOsten geboortedag van den Franschen Steno grafieontwerper abbé Emile Duployé en het 60-jarig bestaan van het Institut Sténogra- phique de France, werd het Diplome d'hon- neur door den raad van dit lichaam toegekend aan onzen landgenoot, den heer R. H. Homul- le, ontwerper van het nationaal eenheidskort schrift als erkenning van zijn vele verdiensten voor de stenografie. Dezer dagen is de volgende circulaire va* een zekerèn heer Krieger, Verbands-Geschafte- Wart, Kerkhofweg 18, Venlo aan de metaal arbeiders rondgezonden, namens het „Deut sche Arbeidsfront": „Am 1. August 1933 würde in Venlo eine Geschaftsstelle des „Deutschen Metallarbei- ter-Verbandes" für ganz Holland eingerichtet. Jedem Deutschen Kollegen geben wir Gele- genheit zum Eintritt in unseren Verband. Für samtlichen deutschen Metallarbeiter ist es Ehre und Pflicht sich in einem deutschen Verbande zu organisieren. Diej enigen Kol legen, welche aus einem anderen Verbande ausgeschlossen wurden oder sich überschrei- ben lassen wollen, werden mit all ihren alten Rechten bei uns aufgenommen. Kollegen welche in Deutschland dem D. M. V. ange- hört haben und hier in Holland überschrie- ben wurden wird bis zum 1. Okt. d. J. Gele- genheit gegeben, sich wieder unserem Ver band anzuschliessen, andemfalls sie in Deutschland keinerlei Rechte haben und nach der Zeit auch nicht mehr in unsere Liste geführt werden. Ich Interzeichneter, weise ausdrücklich darauf hin, das der „Deutsche Metallarbei- ter-Verband" keine politische Organisation ist und auch deren Betatigung ausschliesst. Unser Verband ist eine Gewerkschaft, die dem deutschen Metallarbeiter eine Versiche- rung bietet zum Schutze gegen Gefahren soz. Art. Ferner mache ich darauf aufmerksam, dass nach den neuesten Bestimmungen der „Deutschen Arbeitsfront" jeder deutsche Ar- beiter in seinem Berufs-Verband organisiert sein muss. Wer dies unterlasst, muss bei sei ner Rückkehr nach Deutschland, die Folgen selbst tragen." Anmeldungen, bzw. Ueberschreibungen werden in der Geschaftsstelle entgegenge- nommen. Mit deutschem Gruss (w.g.) Krieger Verbands-Geschafts-Wart. De „Limburger Koerier", die deze circulaire publiceert, merkt hierbij op: Met nadruk schrijft de heer Krieger, dat dit „Verband" geen politiek karakter draagt. Natuurlijk! Men weet maar al te goed, dat dan deze organisatie van metaalbewerkers waarschijnlijk geen vier en twintig uur zou bestaan. Maar, dat men met dreigementen als welke de heer Krieger in zijn rond schrijven aanhaalt, menschen voor een orga- nisatie van zuiver „Sozialer Art," moet win nen, geeft toch wel te denken. En zij, die in het organisatieleven de leiding hebben, die dus ook weten, hoe men tot vóór een maand in het huidige Duitschland stond tegenover de stands- en vakorganisaties en die boven dien hebben zien gebeuren datgene, wat het gevolg was voor die organisaties door de „Gleichschaltung", zullen op dit oogenblik niet zonder verbazing en argwaan staan te genover deze plotselinge liefde voor een „Ar- beiter-Verband". Het is een zonderlinge geschiedenis! Eerst werden de vrije vakvereenigingen ook de christelijke in Duitschland opgeheven, omdat zij niet nationaal-socialistisch, dus po litieke Organisaties heetten te zijn. Daarna werd van boven-af een „Deutsche Arbeits front" uit den grond gestampt. Dat front is een orgaan van den Duitschen staat, of lie ver: een orgaan van de machthebbers in dien staat, met name van de leiders der Na- tionaal-Socialistische Arbeiderspartij, een politieke organisatie derhalve. Nu worden de Duitschers in Nederland bewerkt om tot de beroepsorganisaties van dat politieke front toe te treden. Niet terwille van de po litiek o neen! maar om de bescherming tegen sociaal gevaar. Men behoeft er zich niet over te verwonderen dat het den arbei ders bij deze goocheltoeren een beetje be gint te draaien. En de Nederlandsche auto riteiten mogen wel scherp toezien op dezen nieuwen vorm van sociale politiek in ons land. Bij deze laatste opmerking sluiten wij ons volkomen aan. In Duitschland zou dit optreden waarschijnlijk niet geduld worden; Nederland behoeft het op zijn grondgebied evenmin toe te staan. En het is ook in flagranten strijd met de zeer strenge bepalingen, welke de Minister van Justitie ten aanzien van de actie van vreemdelingen op ons grondgebied heeft voor geschreven. In een te Apeldoorn gehouden congres is een fqsie tot stand gekomen van de R.K. ar beiderspartij en de Kath. Democratische Par tij. De nieuwe partij heet Katholieke Demo cratische Arbeiders Partij. De besturen der beide vorige partijen zijn samengevoegd. R. K. Arbeiderspartij blijft, toch bestaan. Van het Ned. Correspondentiebureau te den Haag ontvingen wij intusschen het volgend communiqué: Het bestuur van de afdeeling Den Haag van de R.K. Arbeiderspartij deelt mede, dat het van zijn leden opdracht heeft gekregen, in verband met hetgeen op het gisteren te Apeldoorn gehouden congres heeft plaats ge had, zich niet als afdeeling van de K.D.A.P. te beschouwen, zich daarbij beroepende op de beginselverklaring van 2 Juli 1932. De afdee ling Den Haag wenscht op den daarin aange geven weg voort te gaan. De R.K. Arbeiders partij blijft met 9 afdeelingen bestaan. Ook de partij-secretaris, de heer F. Hoogduin, v. d. Neerstraat 148, 's-Gravenhage, zal voor- loopig het partij-secretariaat blijven waar nemen. BRIEVEN VAN TOOROP. Door bemiddeling van mevrouw Charley Toorop is de in 1929 door haar aan de Konink lijke Bibliotheek geschonken Toorop-collectie verrijkt met drie brieven aan de schilderes Anna van Prooyen, overleden in 1933 Tot 1910 was Anna van Prooyen werkzaam als teeken- leerares aan de Middelbare Meisjesschool te Groningen; haar oorspronkelijke denkbeelden met betrekking tot het teeken-onderwijs hadden de volle sympathie van Toorop zooals blijkt uit zijn brieven, waarvan twee respectievelijk ge dateerd zijn 27 Februari 1898 en 2 October 1899, terwijl de derde nóch plaats nóch datum ver toont. Daar de brieven als supplement aan de Toorop-collectie zijn toegevoegd, zijn zij voor- loopig nog niet te raadplegen. Belangrijke vermindering van ons contingent. Naar ons ter oore komt, zijn er in den laat- sten tijd onderhandelingen gevoerd met En geland in verband met de contingenteering van den invoer van bacon, aangezien, naar men weet, de overeenkomst, welke wij te dezer zaka met de Engelsche regeering hadden, medio Sep- tmber a.s. afloopt. Voorts vernamen wij, dat gebleken is, dat de Engelsche regeering het voornemen heeft den import van bacon aanzienlijk te beperken, zoo dat ook ons contingent een niet onbelangrijk* reductie zal ondergaan.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 3