FEDERATIE VAN R. K. GEMEENTE
RAADSLEDEN.
SOCIALE STUDIEDAGEN TE SEPPE.
héb
TEGEN POLITIEKE
HERRIE.
B§ PBHflfllMN
I w
EEN EUCHARISTISCH CONGRES-LIED
W. H NIJSTEN f.
HONDERDSTE „VADER
DES VADERLANDS"
STAATKUNDIG BEGINSELPROGRAM
NAAR KATHOLIEKE OPVATTING.
DE VEETELLING.
af*
HET FINANCIEEL BELEID.
DE KINDERTOELAGEN.
EERSTE CONGRES TE TILBURG.
Zorg voor de iverklooze
jeugd
OPENING.
Tal van autoriteiten in het Retraite
huis der Redemptoristen
hijeen.
Plechtig Lof.
Openingsvergadering.
Opzettelijk vermijden wij den veelal ge
bruikten titel „uniform-verbod", nu wij
enkele beschouwingen zullen wijden aan het
bij Koninklijke Boodschap d.d. 24 Juli 1933
bij de Tweede Kamer ingediende wetsont
werp „tot aanvulling van het Wetboek van
Strafrecht met het oog op kleedingstukken
en onderscheidingsteekenen, welke uitdruk
king zijn van een bepaald staatkundig
streven".
Immers het door de regeering voorgestel
de artikel als art. 435 a in het Wetboek
van Strafrecht in te voegen luidt als
volgt:
„Hij, die in het openbaar kleedingstukken
of opzichtige onderscheidingsteekenen draagt
of voert, welke uitdrukking zijn van een be
paald staatkundig streven, wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogste twaalf dagen
of geldboete van ten hoogste honderdvijftig
gulden".
Zooals men ziet, beoogt dit artikel niet te
brengen een uniformverbod in het algemeen,
alleen wil het verbieden het in het openbaar
dragen of voeren van kleedingstukken of
opzichtige onderscheidingsteekenen, welke
uitdrukking zijn van een bepaald staatkun
dig streven.
Dus zoo algemeen mogelijk: kleedingstuk
ken. Daaronder valt meer dan alleen maar
uniformen. Ook overigens gewone kleeding
stukken, als zwarte of bruine hemden, ge
heel gelijke kostuums, een bepaald soort
van hoeden of petten of mutsen, vallen
onder het begrip „kleedingstukken", mits
ze maar uitdrukking zijn van een bepaald
staatkundig streven.
Voorts: opzichtige onderscheidingsteeke
nen. Dus niet: eenvoudige, weinig in het oog
vallende insignes.
Uit de termen „dragen of voeren" blijkt,
dat hierbij ook gedacht moet worden aan
bepaalde vlaggetjes op fietsen, mascottes op
auto's, enz., mits ook deze uitdrukking zijn
van een bepaald staatkundig streven. Een
K.R.O.-vlaggetje valt hier dus niet onder,
wel een vlaggetje met een hakenkruis.
Niet de vraag is, of hij, die deze kleeding
stukken of onderscheidingsteekenen draagt
of voert, zelf daarmee beoogt, een bepaalde
politieke meening te demonstreeren, na
tuurlijk zal dit wel bijna altijd het geval
zijn; maar als hij 't ontkent, zal het vaak
moeilijk zijn, het tegendeel te bewijzen,
maar voldoende is, dat objectief deze klee
dingstukken of onderscheidingsteekenen
symbool zijn van een bepaald staatkundig
streven.
Of dit in elk concreet geval Inderdaad zoo
is, zal door den rechter moeten worden uit
gemaakt.
Hiertegen is echter juist van verschillen
de zijden bezwaar gemaakt. Men vreest
tweeërlei: eenerzijds, dat de rechter in den
politieken strijd zal betrokken worden; en
anderzijds, dat verschillende rechters hier
blijk zullen geven van geheel verschillende
opvattingen.
Beter zou men het daarom gevonden
hebben, wanneer de regeering met een
apart, speciaal wetje gekomen ware, waarin
het dragen van bepaalde, bijv. bij Alge-
meenen Maatregel van Bestuur aan te wij
zen uniformen, strafbaar werd gesteld. Men
wist dan precies, wat wel en wat niet ver
boden was- Niet alleen het publiek, maar
ook de politie, het openbaar ministerie en
de rechterlijke macht zouden dit dan gewe
ten hebben. Niet de buiten de politiek staan
de rechter, maar de regeering-zelve, zou
hier een oordeel hebben uitgesproken.
Op 't eerste gezicht moge er voor deze
meening veel te zeggen zijn, als men even
doordenkt, ziet men toch wel in, dat de door
de regeering gekozen weg beter tot het doel
leidt.
Wat is dat doel? Niet het dragen van
allerlei uniformen te verbieden, maar wel
't tegengaan van politieke herrieschopperij.
Het ostentatief dragen van kleedingstukken
of onderscheidingsteekenen met staatkun
dige strekking werkt, vooral in tijden van
sterke spanning, uittartend op de tegen
standers. Tot hoever dit alles leiden kan,
leert ons hetgeen op dit gebied in de laatste
jaren in Duitschland is voorgevallen. Men
moge daar tenslotte de grens van den bur
geroorlog nog niet overschreden hebben,
niemand zal kunnen ontkennen, dat men
daar die grens toch al bedenkelijk dichtbij
genaderd was.
Dit te voorkomen in ons land, is het doel,
dat men beoogt. Maar daarvoor is niet noo-
dig, dat er vele menschen voor den rechter
kunnen gedaagd worden, maar wel, dat
de politie, reeds vóór dat de herrie beginnen
kan, de bevoegdheid heeft handelend op te
treden.
Dit doel nu wordt door hetgeen de regee
ring voorstelt, volkomen bereikt. En veel
minder langs den anderen weg.
Immers als bepaald omschreven is, welke
uniformen en insignes men niet mag dragen,
dan kan men onmiddellijk een ander uni
form of insigne kiezen, en de politie staat
wederom machteloos.
En nu zwijgen we nog van het bezwaar
in ander verband reeds ondervonden dat
de regeering, bepaalde uniformen en insig
nes van bepaalde groepeeringen als verbo
den aanmerkende, daarmee aan andere
groepeeringen als 'tware een brevet van
burgerlijke braafheid uitreikt.
Om deze beide redenen geven wij daarom
de voorkeur aan een regeling, als door de
regeering voorgesteld.
Alleen zouden we willen opmerken, dat
we er met dit enkele verbod alleen nog niet
zijn.
Principiis obsta, is de oude, nog altijd
ware Horatiaansche raad- Willen wij niet
tot toestanden komen, als wij in andere
landen hebben kunnen gadeslaan, dan zal
er werd eigenlijk al reeds te lang ge
wacht! er met kracht moeten opgetreden
worden tegen alle politieke herrieschop
perij. Vrijheid! is een schoone leuze, maar
eigenlijk is vrijheid toch alleen de moge
lijkheid om het goede te doen. Alle optre
den, alle organisatie, alle samenspanning,
om de bestaande orde te verstoren en om te
wentelen, dient vooral in dezen internatio
naal woeligen tijd, terstond en met kracht te
worden tegengegaan. Wij zullen ons daar
om ernstig moeten afvragen, of onze wet op
vereeniging en vergadering geen wijziging
en' aanvulling behoeft. Wij zullen moeten
nagaan, of onze strafwetgeving tot het
tegengaan van ordeverstoring voor dezen
tijd nog als voldoende kan worden be
schouwd.
Het is een dwaasheid, om, als men weet,
dat er kerels met petroleum-kannen rond
sluipen, alleen de brandspuiten eens te gaan
nazien. Beter, veiliger ?al het zijn, die kerels
tijdig bij den kraag te vatten en ze ergens
op te sluiten.
Indien de regeering op het gebied der
politieke herrieschopperij krachtig en snel
optreedt, en niet blijft afwachten, tot het
kwaad reeds grooten omvang heeft aange
nomen, dan kan ze ervan overtuigd zijn, dat
ze niet alleen een groote meerderheid in de
Staten-Generaal achter zich zal hebben,
maar ook de overgroote meerderheid van
het Nederlandsche volk.
Groep deelnemers aan het Congres van
R. K. Gemeenteraadsleden te Tilburg voor
het stadhuis aldaar.
TERUGKEER DER ZWOLSCHE
DOMINICANEN.
De Inwijding van het nieuwe klooster.
Naar wij vernemen zullen de Eerw. Paters
Dominicanen Vrijdag 8 September hun ver
bouwde klooster te Zwolle weder gaan be
volken. Zeker zullen zij allen met een soort
heimwee het Nijmeegsche Albertinum verlaten
waar ze op 3 Januari hun toevlucht zochten en
negen maanden hartelijke gastvrijheid genoten,
maar hen zal toch ook groote vreugde bezielen,
nu ze hun dierbaar klooster, dat ze zelfs van uit
den trein op dien droeven avond in lichte laaie
nastaarden, in nieuwen luister herbouwd weder
mogen intrekken.
Zondag 10 September wordt het klooster op
nieuw ingewijd en zal de Hoogeerw. Pater-
Provinciaal B Schaab om 10 uur de plechtige
H. Mis celebreeren om Gods zegen over de
nieuwe kloostergemeente af te bidden.
Pater A. Sassen zal de kerkelijke geschiede
nis doceeren, Pater W. Ludwig de cosmologie en
psychologie, Pater P. Duncker H, Schrift, Pater
C. Pauwels Apologie ep ethica, Pater R. Thuys
de Geschiedenis der Wijsbegeerte, Pater Jos.
Hillen zal de accademia litteralis leiden. Een
bijzonder woord van lof past voor de firma
Braam en Bevuzen die met haar bekende ijver
en voortvarendheid den herbouw zoo spoedig
heeft beëindigd.
PATER A. N. BROCKEN M.S.C.
Benoemd tot Officier van
Oranje Nassau.
Bij Kon. besl. is benoemd tot officier in de
Orde van Oranje-Nassau pater A. N. Broeken,
provinciaal overste van de Nederlandsche Pro
vincie van de Missionarissen van het H. Hart,
te Tilburg.
H- PRIESTERWIJDINGEN.
Z. H. Exc. mgr. Johannes Roof S.J., vicaris
van Hiroshina in Japan diende Zondag in de
kerk van het Jesuietencollege te Valkenburg
het H. Priesterschap toe aan 26 scholastieken
van het seminarie te Valkenburg en aan 14
scholastieken van het college der Spaansche
gevluchte Jesuieten te Malbeek. De priesters
behoorden tot de volgende nationaliteiten:
Duitschland 18, Spanje 13, Columbia 6, Vereenig-
de Staten van Amerika 2 en Portugal 1.
Op de prijsvraag voor een lied bij het 32ste
internationale Eucharistisch Congres van
Buenos Aires zijn 80 inzendingen binnengeko
men.
De jury heeft haar keuze bepaald op een lied
gecomponeerd door Senora Sara Montes de
Oca de Cardenas.
OUD-BURGEMEESTER J. G- v- WESSEM t
In den ouderdom van 61 jaar is te Bussum
plotseling overleden de heer J. G. van Wessem
oud-burgemeester van Geldermalsen.
Te 's-Hertogenbosch is, na voorzien te zijn
van de H.H. Sacramenten der Stervenden, in
den ouderdom van 62 jaar overleden de heer
W. H. Nijsten, inspecteur bij de lichamelijke
opvoeding in de eerste inspectie.
Binnenkort kan de honderdste voorstelling
van „Vader des Vaderlands" bij het Vereenigd
Rotterdamsch Hofstad Tooneel worden tege
moet gezien.
NIEUWE LEENING ZUID-HOLLAND.
Emissie van f 1.000.000 4 pCt.
obligatie tegen 99 V2 pCt.
De heeren Heldring en Pierson en Broek-
man's Effectenkantoor berichten, dat de in
schrijving op de resteerende 1.000.000 4 pet.
obligatiën ten laste der Provincie Zuid-Holland,
in stukken van 1000 nominaal tot den koers
van 99% pet. zal zijn opengesteld te hunnen
kantore te 's-Gravenhage en Amsterdam, als
mede te Rotterdam ten kantore van de Disconto
Maatschappij en J. H. Schaay en Zonen, te
Haarlem ten kantore van Brinkman en Co. en
te Arnhem ten kantore van het Effectonkantoor
Arnhem op Maandag 4 September 1933 van des
voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur. Bij
overteekening zal de toewijzing systematisch
geschieden. De betaling der toegewezen obliga
tiën moet geschieden op Vrijdag 22 September.
Van de leening groot 2.000.000 zijn reeds ge
plaatst 1.000.000 tegen koersen varieerende
tusschen 99 pet. en 99% pet. De coupons zijn be
taalbaar op 1 April en 1 October.
Deze leening dient tot dekking van uitgaven
in verband met de uitvoering van het provin
ciaal wegenplan, de werken tot verbetering
van den vaarweg Amsterdam—GoudaRotter
dam en de verstrekking van voorschotten ten
behoeve van de drinkwatervoorziening. De
thans uit te geven zeventiende serie, groot
2.000.000 is aflosbaar in 40 gelijke jaarlijksche
termijnen te beginnen met 1934. Vervroegde ge-
heele of gedeeltelijke aflossing is voorbehou
den. Indien tot gedeeltelijke versterkte aflos
sing wordt overgegaan kunnen de verplichte
aflossingen in volgende jaren evenredig ver
minderd worden.
Op de provinciale begrooting voor 1933 is in
totaal voor rente en aflossing van vaste leening-
schuld uitgetrokken een bedrag van 2.466.226.
Aan de hand van de tot dusver bekende ge
gevens mag verwacht worden dat de gewone
dienst over het jaar 1932 met een batig saldo
van ongeveer 350.000 zal kunnen worden af
gesloten.
Commissie van voorbereiding
benoemd.
Naar „De R. K. Staatspartij" meedeelt is een
commissie ingesteld die tot taak zal hebben:
de samenstelling van een staatkundig begin
selprogram naar Katholieke opvatting voor
te bereiden en een zoodanig program van een
toelichting voorzien, aan het Partijbestuur voor
te leggen.
Nu van de zijde der uitgenoodigde perso
nen zonder uitzondering een gunstig en in
stemmend antwoord is ontvangen, kan de
samenstelling der commissie worden openbaar
gemaakt als volgt:
Prof. Mr. P. J. M. Aalberse, voorzitter van
de Katholieke Fractie van de Tweede Kamer
en van den Partijraad der R. K. Staatspartij,
Voorzitter der Commissie.
Mr. C. M. J. F. Goseling, lid der Tweede
Kamer, voorzitter van het bestuur der R. K.
Staatspartij, Ondervoorzitter der Commissie.
Prof. Mag. Dr. J. B. Kors O.P., Hoogleeraar
aan de Keizer Karei-Universiteit te Nijmegen.
Prof. J. H. Niekel, professor aan het Philo-
sophicum te Warmond.
Prof. Mr. W. Pompe, Hoogleeraar in het
Strafrecht aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Prof. Mr. P. W. Kamphuisen, Hoogleeraar
in het Staats- en Administratierecht aan de
Keizer Karei-Universiteit te Nijmegen.
Pater Dr. D. Beaufort O. F. M., directeur van
de Ontwikkelingscentrale van het R. K. Werk
liedenverbond te Utrecht.
De naam van het negende lid der Commissie
kan nog niet worden bekend gemaakt. Lang
durig verblijf buitenlands heeft de correspon
dentie verstoord.
Waarschuwing aan weigerachtige
veehouders.
f
De Crisis-Rundvee-Centrale verzoekt om
opneming van het volgende
„Den veehouders, wier rundveestapels bij de
door de Crisis-Rundveecentrale ingestelde
rundveetelling niet werden geteld of die heb
ben geweigerd de hun ter teekening aange
boden kaarten te onderteekenen, wordt drin
gend aangeraden zich vóór 31 Augustus a.s. in
verbinding te stellen met de Plaatselijke Com
missies van de Gewestelijke Varkenscentrale
in hun woonplaats, opdat de invulling en on-
derteekening der kaarten alsnog zal kunnen
geschieden. Is zulks vóór of op genoemden da
tum niet geschied, dan zal later blijken, dat
degenen, die in verzuim zijn gebleven, tegen
hun eigen belang in gehandeld hebben."
MONOPOLISEERING INVOER VAN
VRUCHTEN.
Crisis-tuinhouwbesluit 1933.
De tekst van het Maandag in werking getre
den Kon. besluit van den 23en Augustus 1933,
tot toepassing van artikel 10b der Landbouw-
Crisiswet 1933 op aardappelen, fruit, zuidvruch
ten en marmoezerij gewassen (Stbl. 454) luidt
als volgt:
Artikel 1. Voor de tijdvakken aanvangende
met ingang van nader door Ons te bepalen da
gen en eindigende op 1 Januari 1935 is de in
voer van aardappelen, fruit, zuidvruchten en
warmoezerijgewassen, bewerkt of onbewerkt,
verwerkt of onverwerkt, slechts toegestaan aan
de Nederlandsche groenten- en fruitcentrale.
Artikel 2. De aanvang van de in het vorig
artikel bedoelde tijdvakken kan verschillend
worden bepaald voor de verschillende in dat
artikel bedoelde producten, benevens voor de
verschillende soorten, kwaliteiten, bewerkingen
en verwerkingen van die producten.
Artikel 3. Ten aanzien van appelen, peren,
pruimen, perziken, druiven, abrikozen, bana
nen, citroenen, mandarijnen en sinaasappelen
vangt het in artikel 1 van dit besluit bedoelde
tijdvak aan met ingang van den dag van het in
werking treden van dit besluit.
Artikel 4. Dit besluit kan worden aange
haald onder den titel „Crisis-Tuinbouwbesluit
1933 I".
Artikel 5. Dit besluit treedt in werking met
ingang van den tweeden dag na dien van zijn
afkondiging. (Dit geschiedde op 26 Aug. j.l.)
Begrooting aangenomen.
BATAVIA, 28 Augustus (ANETA).
De Volksraad nam zonder hoofdelijke stem
ming de Afd. III (Financiën) van de begroo
ting voor het dienstjaar 1934 aan, inclusief de
verhoogde opcenten van de vennootschapsbe
lasting en de andere Nota's van Wijziging,
zoodat thans de geheele begrooting door den
Volksraad is afgehandeld.
BUITENZORG, 28 Augustus (ANETA).
Met ingang van 1 September a.s. is de stand
plaats- en kindertoelagenregeling zoodanig
gewijzigd, dat voortaan ook kindertoelagen
kunnen worden genoten door landsdienaren,
die buiten Ned.-Indië zijn werkzaam gesteld
onder genot van inkomsten, welke ten laste
der begrooting van Ned.-Indië komen, alsmede
door landsdienaren, die, buiten Ned.-Indië
verblijvend, wachtgeld of non-activiteitsbezol
diging genieten ten bedrage van 40 of min
der van het activiteitstractement.
De tweede congresdag ving aan met een door
de congressisten bijgewoonde H. Mis in de pa
tronaatskapel aan de Veemarktstraat, waarna
een gezamenlijk ontbijt volgde.
Om 11 uur werd de congresvergadering in
de „Looiersbeurs" heropend waarbij de voor
zitter de heer IJsselmuiden den inleider den
Zeerw. heer F. Frencken, directeur der K.J.V.
in het Bisdom Breda welkom heette en de be
langrijkheid van het door dezen socialen pries
ter in te leiden onderwerp: „Zorg voor de werk-
looze jeugd" zeker van zoo groote beteekenis
noemde als dat van den eersten congresdag.
Inleiding Directeur Frencken.
De inleider begon met de verklaring dat hij
bij de behandeling van het vraagstuk de prak
tijk als richtsnoer zou nemen. Het is een kwestie
waarover niet lang meer gesproken moet wor
den, maar ten opzichte waarvan daden moeten
worden gesteld.
Het is een gecompliceerd vraagstuk, nat
samenloopt met dat over de onzedelijkheid van
een groot deel der tegenwoordige jeugd en over
de verwildering der jeugd in onzen tijd. Ge
compliceerd ook om het contact van de jon
geren met de ouderen, want bij de zorg voor
de werklooze jeugd mag men er niet op uit
zijn om jongens te werk te stellen in de plaats
van oude werkkrachten. Daarbij zijn de objec
ten voor werkverschaffing erg schaarsch en
boven al 's lands schatkist laat niet toe veel
geld uit te geven voor werkloosheidsbestrijding
onder de jeugd.
Voor ons katholieken die de dragers zijn van
idealen kan de politiek geen reaalpolitiek zijn.
Wij hebben de oogen te openen voor het groote
vraagstuk der jeugd om te zorgen dat niet
de A.J.C. en andere jeugdorganisaties het doen
voorkomen alsof zij alleen de redders zijn van
de jeugd in Nederland. De jeugd van vandaag
vervolgde spr. kan men verdeelen in twee groe
pen. De eene groep leeft voor en door een over
tuiging, de tweede en dat is de groote massa
der jeugd is geroepen er geen beginsel op
na het houden. Zij loopt naar de bioscopen
en de strandbaden, is bij alle fiets- en wandel
tochten.
In die groepen maakt de werkloosheid haar
slachtoffers. Het eerste wat daarin redding
kan brengen is het wegnemen der oorzaken
en der gevolgen: het verschaffen van werk. Het
geven van cursussen, hoe nuttig overigens is
slechts lapwerk.
Men moet de jongens iets te doen geven, dat
nuttig is, waarbij zij zien iets te bereiken, waar
mede zij ook een kleinigheid verdienen. Werk-
objecten zijn er te vinden al is het alleen maar
voor den uitbouw van het jeugwerk zelf. Aan
de werkverschaffing heeft men een zekere vak
opleiding te verbinden.
In dit verband behandelde spr. ook de werk
verruiming voor het meisje en signaleerde het
euvel, dat nog 70.000 Duitsche dienstboden in
Nederland de plaatsen innemen, die onze eigen
meisjes moesten bezetten, terwijl Duitschland
onze menschen uitdrijft. Ergerlijk is het te
weten, zeide spr. dat wij in ons land geen steun
T.unnen vinden voor een meisjesindustrie, zoo
als b.v. de vervaardiging van handschoenen,
hetgeen in St. Willebrord is getracht op te rich
ten, terwijl we maar steeds onze handschoe
nen blijven importeeren. Zoo is er meer.
Niet overal intusschen zal rechtstreeksche
werkverschaffing de oplossing brengen. Daar
kunnen cursussen, maar dan cursussen inge
richt op de praktijk, in den nood voorzien. Bij
deze cursussen moet men de ontwikkeling niet
van de ontspanning scheiden.
Bovenal zal men moeten trachten, besloot
directeur Frencken bij onze jeugd het vertrou
wen te richten in de toekomst in God en in
de wenschen, waarbij de werkkampen en de
excursies de beste resultaten opleveren.
Door vele afgevaardigden werd naar aanlei
ding van de voordracht van directeur Frencken
het woord gevoerd.
De heer baron van Voorst tot Voorst wees op
het actieprogram der R. K. S. P., oj> de toe
komstige kernvorming, waardoor ook aan de
jongeren een plaats in de R. K. S. P. is ver-
gund.
De heer Stiekema bracht onder het oog, dat
't vooral in gemeenten met een gemengde be
volking, of waar de katholieken een kleine
minderheid vormen moeilijk is om principeel
jeugdwerk te voeren. Men heeft er de midde
len niet voor.
Mevr. Brouns v. Besouw ging in op het dienst
bode vraagstuk en op de kwestie van de ge
huwde vrouw en het meisje in fabriek en werk
plaats.
De heer van Dommelen vroeg naar de vor
deringen van het werk der commissie in zake
het streekplan voor de zorg van jonge werk-
loozen.
De heer Van Rijsewijk wees op de noodzake
lijkheid der vorming van leiders, terwijl de
heeren Stulemeyer en IJsselmuiden nog en
kele vragen van practischen aard stelden.
Directeur Frencken verzekerde alle vertrou
wen te hebben in de R.K. S. P., doch heeft
alleen een „Caveat consules" willen doen hoo-
ren. Daden moeten er gesteld worden, wil men
de jeugd behouden. Te lang heeft men de
rijpere jeugd gelaten, wat zij was. Wil onze
R.K.S.P. de jongeren behouden, dan moet zij
contact met de jongeren hebben en er voor
willen werken. Onze jeugd wil gaarne naar
de Staatspartij komen, maar deze moet dan ook
naar de jeugd gaan en voorlichting geven aan
de jeugdbeweging. Wij moeten komen van het
mechanische tot het organische.
In de gemengde gemeenten antwoordde de in
leider op de gestelde vragen is ook zeker een
oplossing mogelijk. Men zal er met andere
groepen moeten samenwerken en b.v. werk
verschaffing voor gezamelijke rekening moeten
doen maar het eigenlijke jeugdwerk kan toch
ook daar principieel worden geleid.
Bij de beantwoording der vragen van mevr.
Brouns en verschillende andere debaters stem
de directeur Frencken toe, dat bij het dienst-
bodevraagstuk de loonkwestie inderdaad een
factor is maar, overigens wees hij er op dat
het hier een moeilijk vraagstuk betreft, want
dat een herstel van het familiaal verband tus
schen dienstboden en gezin in vele opzichten
moreele gevaren inhoudt, die men niet moet
onderschatten.
Het streekplan, waarnaar door een der de
baters werd gevraagd is in wording zeide de
inleider en allernoodzakelijkst nieuwe bij de
vorming van leiders voor het jeugdwerk.
De heer IJsselmuiden dankte inleider en
debaters en schorste hierop de vergadering.
Aan de lunch werd nog een bijeenkomst ge
houden voor onderlinge gedachtenwisseling
over het werkloozenvraagstuk, die tot resultaat
had het aannemen der volgende resolutie.
Resolutie.
De feratie van Bonden en Centrales van R. K.
gemeenteraadsleden van Nederland spreekt als
resultaat van de gehouden inleidingen en naar
aanleiding der gevoerde besprekingen als haar
oordeel uit
1. dat de werkloosheidsvoorziening in den
ruimsten zin genomen zaak is zoowel van het
Rijk als van de gemeenten, al moet worden
vastgesteld, dat het Rijk in verschillende op
zichte een te groote mate de werkloosheids
bestrijding als wel de lasten der werkloozen
ondersteuning voor rekening der gemeenten
heeft gelaten.
2. dat de uitvoering en maatregelen van
werkloosheidsvoorziening met inachtneming
van bijzondere, plaatselijke omstandigheden
zooveel mogelijk in handen moet worden ge
legd van de gemeentebesturen, terwijl de mede
werking van het Rijk niet mede zal worden
aangewend om daardoor de gemeentelijke auto
nomie te beperken.
3. dat de verdeeling de lasten naar in de
wet neergelegde regelen zal geschieden en dat
de regelen zoodanig zullen zijn, dat de gemeen
ten de uit dien hoofde op te leggen financieele
verplichtingen redelijkerwijze zullen kunnen
dragen.
Besluit deze resolutie ter kennis te brengen
van de Regeering, de leden der Staten Gene
raal en de Pers.
Burgemeester Stulemeyer wenschte aangetee-
kend te zien, dat hij zich met deze resolutie niet
kon vereenigen. Het congres werd hierna ge
sloten.
S e p p e, 28 Augustus 1933.
Te midden van de stille Brabantsche hei, in
het gastvrije retraitehuis der Paters Redemp
toristen waren uit alle streken van Nederland
ruim honderd deelnemers bijeengekomen, pro
fessoren, burgemeesters, leden van de rechter
lijke macht, vooraanstaande geestelijken, ad
vocaten en voorzitters van standsorganisaties
om deze belangrijke studiedagen te Seppe bij
te wonen.
Aan deze studiedagen waren tevens twee
tentoonstellingen verbonden: de eene tentoon
stelling betreft een uitgebreide verzameling
van allerlei werken op sociaal economisch
gebied en de andere omvat een omvangrijke
collectie voortbrengselen op het terrein van
katholieke en profane beeldende kunsten.
Te ongeveer 6 uur vereenigden de deel
nemers zich in de stemmig-devote kapel van
het Retraitehuis, waar een plechtig Lof werd
gecelebreerd door Mgr. J. M. van Oers, vicaris-
generaal van het bisdom Breda. Na het Lof
hield deze een korte toespraak over de groote
beteekenis van deze sociale studiedagen in deze
stormachtige tijden, nu allerlei onbestemde
theorieën worden gepropageerd en 's Pausen
woord meer dan ooit een veilige raadsman is
bij het bouwen van een nieuwe christelijke
maatschappij. Daarom is het noodzakelijk, dat
een juiste opvatting van de beteekenis van
„Quadragesimo Anno" doordringt in al de
geledingen van ons katholieke vqlk waartoe
ongetwijfeld deze studiedagen onder Gods
zegen zeer veel zullen bijdragen.
Rede A. B. Michielsen.
De voorzitter van deze Sociale Studiedagen,
de heer A. B. Michielsen, opende dit congres
met een belangwekkende inleiding waaraan
we het volgende ontleenen:
De tijd waarin we leven, zoo begon spreker,
is vol felle tegenstellingen.
Terwijl over de heele wereld de meest ex
treme en egoistische opvattingen tegen elkaar
opbotsen, de tegenstellingen met den dag groo-
ter worden en tweedracht onder de volken en
de standen teweeg brengen, terwijl geestelijke
en stoffelijke nooden de individuen tot wan
hoop en vertwijfeling voeren, allerlei gevaren
zelfs niet meer gelocaliseerd zijn en het spook
van den honger niet alleen in China, maar zelfs
in het land van den dollar rondwaart, dringt
tot alle volken der wereld door, het woord van
den H. Vader, afkondigend een Heilig Jaar,
ter herdenking van het feit, dat 1900 jaren zijn
verloopen, sinds Jezus Christus, de God-Mensch,
de Vader aller Christenen, de Stichter van
onze H. Katholieke Kerk, den offerdood aan
het Kruis, tot verlossing van het menschelijk
geslacht, onderging.
Wij, Katholieken van Nederland, beseffen in
deze, ook voor ons benarde tijden, meer dan
ooit, dat wij God dankbaar moeten zijn voor
vele onverdiend ontvangen weldaden, dat al
léén redding mogelijk is door tusschenkomst
van den Lijder van 'Golgotha, dat een wereld
zonder Christus is als een uurwerk zonder wij
zerplaat en als een kompas zonder naald.
Maar wij beseffen bovendien, dat wij op
maatschappelijk terrein hebben te beleven de
wijze lessen van echte eenheid en eensgezind
heid tusschen de verschillende standen, welke
Paus Pius XI ons in zijn meesterstuk Quadra
gesimo Anno gaf.
Uit deze gedachte vooral werden deze studie
dagen geboren.
Wij staan voor een nieuwen tijd.
Na de ineenstorting van het oude als uit
eindelijk gevolg van den gruwelijken wereld
oorlog staan wij als het ware op den drempel
eener nieuwe maatschappij-orde, waarin ver
schillende, gedeeltelijk nog onbekende en nog
ongepeilde invloeden met kracht zullen door
breken.
Hoe zal die maatschappij-orde er uit zien
Wij weten het niet. Maar één gedachte bezielt
ons bovenal wèl en wij zullen die uitdragen
naar alle hoeken en pleinen, n.l. dat wij den
opbouw van die nieuwe samenleving niet mo
gen overlaten aan hen, die van oordeel zijn,
dat het nieuwe gebouw niet behoeft te rusten
op het oude beproefde Christendom want
deze bouwmeesters bouwen op drijfzand.
Wij, Katholieken, staan in positieve ver
houding tot den levenden God en den geheelen
Christus in beide naturen.
Er gaat tegenwoordig een strooming door de
wereld, welke alleen maar oog heeft voor de
oplossing der practische vragen van iederen
dag.
Het Christendom, de Katholieke Kerk, mag
bij het beslissende werk, dat in deze tijden al-
lerwege wordt voltrokken, niet stilzwijgend
toezien, maar zij heeft tot taak om te zorgen,
dat zij in deze geweldige periode der historie,
in dezen strijd om de groote levensproblemen,
het harde bindende cement harer onvergan
kelijke beginselen weet te mengen in de diep
ste voegen van het nieuwe gebouw, waar het
met dat gebouw zelf tot een onverbreekbaar
geheel zal gevormd worden.
Het besef van de behoefte om met elkander
hieromtrent van gedachte te wisselen, is de
tweede groote gedachte, welke bij het houden
dezer studiedagen voorzat.
We zijn weliswaar slechts een klein groepje
opperlieden bij het groote wereldbouwwerk,
waaraan de Kerk hare medewerking heeft te
verleenen, en waarbij zij haar keur heeft op te
drukken, maar toch is het van groot belang,
dat ieder onzer zijn juiste plaats kent en ook
weet, hoe hij zijn steen voor de toekomst het
beste legt. Allen dienen wij met Plato te ge
tuigen, dat men eerder een stad in de wolken
kan bouwen, dan een volk besturen zonder den
Godsdienst.
De Katholieke Kerk onderging in den loop
der eeuwen op de meest critieke punten der
geschiedenis, vaak een ongedachte vernieu
wing.
Die vernieuwing moet ons ook thans toe-
stroomen en wel door de aderen der jeugd,
met haar vurige en verheven idealen, met haar
onverwoestbaar optimisme en haar onverzette
lijke wilskracht. De jeugd, welke zich nu reeds
schouder aan schouder met ons moet scharen
in het zoete gareel van den arbeid in tallooze
vormen en die weldra onze dierbare taak uit
onze verouderde hand zal overnemen.
De opwekking tot de jeugd voor de grootsche
taak van de Kerk in de Maatschappij, is weer
een groote gedachte, welke van deze studieda
gen moet uitstralen. Maar boven al deze ge
dachten, welke bij de initiatiefnemers tot deze
studiedagen voorzaten, is er toch ééne, welke
op dit oogenblik den voorrang moet hebben,
n.l. den oproep tot U allen om de Encycliek
Quadragesimo Anno te bestudeeren.
In deze Encycliek, waarin de Heilige Vader
niet als mensch tot ons spreekt, maar als Paus,'
die het werk van Christus Zelf in de Kerk
voortzet, draagt Z. H. als een tweede Joannes
den Dooper, voorbode van een nieuwen tijd,
als het ware de bouwstoffen voor het nieuwe
maatschappij-gebouw aan hij schetst als een
vaardig bouwmeester met scherpe contouren
de lijnen, waarlangs het nieuwe gebouw moet
worden opgetrokken en wijst ons allen onze
taak en onze plaats aan.
Het wachten is nu op ons, op de arbeiders in
den dienst der Kerk, op geestelijken en leeken.
Maar vóór wij gaan werken, willen wij een
klaar inzicht hebben omtrent datgene, wat de
Paus van ons verlangt. We moeten elkaar ook
goed verstaan tijdens den arbeid, opdat wij
niet arbeiden als zij, die werkten aan den to
ren van Babel. Het is immers niet ongepast
hieraan te herinneren, want wanneer wij de
goed-bedoelde pogingen van zoovelen over de
geheele wereld, die werken aan het maat
schappelijk herstel, gadeslaan, dan valt het ons
op, dat er zooveel Babelsche verwarring
heerscht. Overal rondom ons zien we dwaling,
verdwazing en verwarring, waarvoor wij de
oogen niet mogen sluiten.
Het hart van den mensch smacht naar de
waarheid. Die waarheid zal ons echter niet als
een rijp geschenk van den hemel in den schoot
geworpen worden, we moeten vechten om haar
te veroveren. Maar alleen de gansche waarheid
maakt den mensch gelukkig, de halve waar
heid is vaak gevaarlijker dan een volledige
dwaling. Om de waarheid te veroveren moeten
wij echter de dwaling goed onderscheiden. Om
onze taak ten behoeve van het maatschappe
lijk herstel op de juiste wijze te volvoeren, is
het immers noodig, dat wij den juisten koers
weten te houden, te midden van de groote
dwaalstroomen van onzen tijd.
Wordt het nu geen tijd, dat de dragers der
Christelijke idee van rechtvaardigheid en naas
tenliefde in het maatschappelijk leven nu ook
een daad gaan stellen? De grootsche daad der
Christelijke solidariteit, consequent doorge
voerd in het practische leven van iederen dag
Met Mgr. Buchberger, Bisschop van Regens
burg, zou ik willen vragen: Roept niet de
„stormklok"? Dreigt er geen onweer? Flitst
niet de bliksem? Is de horizon niet rood van
den wereldbrand? Staan niet daemonisch ver
nielende krachten allerwege op?
Laat van ons niet gezegd kunnen worden,
dat wij de t'eekenen des tijds miskennen! Wij
hebben behoefte aan Katholieke actie, waarom
de Paus zoo dringend vraagt. Wij hebben be
hoefte aan priesters, die hun taak als pioniers
der christelijke charitas begrijpen en aan een
warmvoelend leekenapostolaat. Het voorbeeld
der heldenfiguren van de apostelen der liefde,
uit het verleden van alle tijden der Kerkelijke
Geschiedenis, legt ons een zwaren plicht op.
De gemeenschappelijke aanval van alle vor
men van ongeloof, zal in goedgezinde massa's
de christelijke liefde doen ontwaken; de liefde
die bruggen bouwt van den eenen stand naar
den andere, van het eene land naar het ande
re, bruggen van zieken naar gezonden, van
rijken naar armen, van het Westen naar het
Oosten. Eenmaal zal de groote dag der syn
these, komen, waarop naar wij hopen, alles
wat door de noodlottige Hervorming in het
oude Europa werd uiteengeslagen, zich zal
vereenigen onder de banier van het ééne Kruis,
ter verwezenlijking van het gebed van den
Zaligmaker: Ut sint omnes unum.
Daarom willen wij thans neerzitten aan de
voeten van zoovele geleerde docenten, om van
hen precies te leeren, wat de Paus in zijn be
roemd geworden zendbrief van ons verlangt.
Wij willen bovenal de wijze lessen, welke als
parelen van 's Vaders lippen zijn gevloeid, in
onze hoofden en niet minder in onze harten
opnemen.
„Hoe langer hoe meer", zei de heer van
Schaik, onze huidige Minister van Justitie,
dringt het besef door, dat de bron van alle
ellende in de eerste plaats is een geestelijke
crisis; de ware beginselen van recht en moraal,
gezag en vrijheid, van huwelijk en gezinsleven,
van eigendomsrecht en van eigendomsplicht,
zooals de Katholieke Kerk die de eeuwen door
heeft gepredikt, en zooals zij nog onverander
lijk door onzen roemrijk regeerenden Paus
Pius XI worden gepredikt, zijn niet voldoende
in acht genomen, ook niet altijd en in vollen
omvang door ons Katholieken zelf. Terugkeer
tot die beginselen zal beteekenen eene inter
nationale wedergeboorte. Aan de geestelijke
crisis is niet in de laatste plaats de economische
en maatschappelijke crisis te wijten.
Het werd reeds eerder zoo juist gezegd: „De
proclamatie van het winstinstinct tot de voor
naamste drijfkracht in de economie, de orde
loosheid der productie, hebben ons vlak bij den
chaos gebracht
Wij moeten naar ordening, naar overleg,
naar breideling van de tegen elkaar op wer
kende economische krachten. Kwesties van
valuta en dergelijke komen op de tweede
plaats".
De arbeider heeft thans vóór alles behoefte
aan werk; werk en nog eens werk! Wie hem
werk geeft is zijn grootste redder en weldoe
ner. Heeft hij weer verdienste en brood, dan
heeft hij weer een vasten bodem onder de
voeten en is er een grondslag waarop de ver
dere verheffing van zijn stand kan worden
voortgebouwd.
Wie hem opruit tegen Staat, Kerk, en Maat
schappij, in plaats van hem werk te geven,
stopt hem steenen in plaats van brood in de
leege handen.
We mogen ons echter niet ontveinzen, dat
er ook in onze Katholieke gelederen veel te
kortkomingen heerschen, al vermeerderen de
kruisen langs den weg ook van jaar tot jaar.
Is onze belijdenis er soms niet eene met de
lippen? Zijt gij er zeker van zoo vraag ik
aan de leeken, maar niet minder aan de Pries
ters dat onze goede plattelandsbevolking
de stormen zal trotseeren, welke in de toekomst
rondom hare zielen zullen woeden, vooral wan
neer de moeilijkheden nog toenemen en de
dwalingen met steeds grooter kracht en vrij
moedigheid op den voorgrond dringen? Zijt
gij er zeker van?
We moeten ons niet in de defensieve positie
laten dringen, maar daarentegen zorgen in het
offensief te blijven. We moeten verzamelen-
blazen voor alle krachten, die met de Godde
lijke genade willen medewerken, om in ons
Zuiden eenerzijds den vijand een gebiedend
halt! toe te roepen en die zich anderzijds willen
mobiel maken op godsdienstig, politiek, cultu
reel, sociaal en economisch, ja op ieder ter
rein des openbaren levens.
Wij komen dan bijeen, met de befaamde
Roomsche Blijdschap in het hart, met de tra-
ditioneele Brabantsche gemoedelijkheid in de
oogen en op de lippen, met onze Zuidelijke
geestdrift in het gemoed, in de ongetemperd
gastvrijheid van ons eigen retraitehuis, waar wij
godsdienstige wijding willen' schenken aan ons
streven. Wij komen bijeen als broeders, als
zonen van een Vader, die later samen den
Hemel willen bevolken, met het vaste besluit
om deze dagen niet alleen zoo leerzaam, maar
ook zoo gezellig mogelijk te maken.
Wanneer wij van elkaar gaan, dan zal ook
een der grootste winsten van ons samenzijn
hierin moeten bestaan, dat wij elkaar beter be
grijpen, beter aanvoelen, beter waardeeren,
dat we beter eikaars moeilijkheden leeren in
zien.
We moeten van hier vertrekken met een
nieuwen wil, een nieuwen geest, getuigende
van geestdriftig bereid-zijn tot medewerking
aan de grootsche taak, welke de Paus ons
voorhoudt, tot zegen ook van ons geheele
Bisdom.
OUD-MINISTER H- VAN DER YEGTE f
Te 's Gravenhage is overleden de oud
minister mr. H. van der Vegte. De ontslapene
was tijdens het ministerie de Geer van 8 Maart
192610 Augustus 1929 belast met de porte
feuille van Waterstaat.