I I m i KEUZEN DEK ZEE. 40» DE H. FRANCISCUS EN DE WOLF VAN GUBBIO, de h. maagd verscheen m mmmm Al l I BI H. dttija/pUölTA ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1933 TE FATIMA. IETS OVEK JE VOORNAAM, De koning der bedelaars - fmm Walvisschen en fyalvisch vaart» VAN 'N PAUS, DIE SLECHTS DRIE WEKEN REGEERDE. YOOR KNUTSELAARS. Een duiventil. WIE ZIET 'T? Schoensmeer Oplossing vorig letterraadsel. Oplossing der aardrijkskundigs namen. Oplossing van den vorigem rebus. Tijdens het leven van den H. Franciscus hield zich in de omgeving van de stad Gubbio èen wolf op, die door menschen en dieren werd gevreesd. Niets was voor hem veilig en de goede lieden durfden hun woonplaats haast niet meer te verlaten, zóó bang waren zij een prooi van het verscheurend dier te zullen wor den. Moésten zij dan tóch op reis, dan gordden zij zich aan als soldaten, die ten oorlog tijgen. Ze wapenden zich van top tot teen en gingen meest in eikaars gezelschap; een, alléén, moest het tóch afleggen. St. Franciscus spreeJet tot den wolf van Gubbio. De heilige Franciscus besloot den wolf eens op te zoeken. Misschien viel er met hem wel te pratenDe medebroeders hadden in zoo'n gevaarlijk avontuur heelemaal geen lust en lieten Franciscus aan zijn lot over !l De wolf deed zich niet lang wachten. Met opengesper- den muil kwam hij op den minderbroeder af, maar deze teekende een kruis over hem en zie, aanstonds vlijde bet dier zich neer aan zijn voeten. „Broeder wolfaldus sprak de Heilige „je hebt in deze streken 'n heelen slechten naam en dien heb je volkomen verdiend. Je hebt heel wat dieren verslonden en, wat nog erger is, menschen ook. Ik weet wel, dat je niet zoo kwaad bent en soms alleen maar zoo han delde, door honger gedreven, maar de men schen staan nu eenmaal niet daarbij stilAls je me nu belooft, niemand meer lastig te val len, zal ik probeeren, dat je met hen goeie maatjes wordtAccoord De wolf knikte met z'n woesten kop, nét of hij alles goed had verstaan. Hij tilde z'n rech terpoot op en stak dien den heilige toe, op de manier van menschen, die mekaar den handslag geven. „In naam van Jesus Christus, ga met mij mee en toon je goeie voornemensbeval bem daar op de heilige Franciscus. Het dier gehoorzaam de als 'n trouwe hond. Zóó kwamen die twee te Gubbio op de markt aan. Héél de stad was i uitgeloopen om dat wonder van nabij te zien. ,.,p,e schooljongens hadden, als altijd, de beste M 'plaatsjes, want die zaten boven in de boomeni „Menschen I" zeide de Heilige, „beste men schen, God heeft jullie door dezen wolf wil len straffen voor al het kwaad, dat hier be dreven wordt. Wanneer je daarmede niet op houdt, komen jullie in den muil van de hel terecht en dat is nóg erger dan in den muil van 'n wolf te zijn. Bekeert U en geeft broe der wolf dagelijks wat voer; hij wil voortaan goeie maatjes met jullie zijn, nietwaar Het ruige dier boog zijn kop, als wilde hij in het bijzijn van allen beterschap beloven. Ook gaf hij zijn nieuwen vriend weer 'n poot en be gon maar dadelijk, wolven hebben nu eenmaal hongerige magen, zijn kostje op te halen langs de huizenl De jongens holden achter hem aan en hij beet hen niet eens! Een trok hem zelfs aan z'n Staart, maar toen gingen zijn haren toch even overeind staan! Twee jaren hebben de menschen van Gubbio het dier in hun mid den gehad en hij deed geen vlieg kwaad. Toen stierf hij van ouderdom. St. Franciscus en het lam Onze Lievè Vrouwe verscheen te Löttrdes aan de heilige Bernadètte. Te Beauraing zeggen de kinderen Voisin en vele anderen Haar gezien te hebben. Maar wie heeft er wel eens van Onze Lieve Vrouwe van Fatima (ten N. van Lissabon) gehoord, het Portugeesche Lourdes? Toch is er wél het een en ander over gepu bliceerd. „De Maasbode" gaf er o.m. op 7 Juni 1931 een geïllustreerde pagina over. Maria's bezoek daarginds is tot een rijkdom van genade en grooten troost geworden. Alle bisschoppen van Portugal, met den aartsbis schop-kardinaal van Lissabon aan het hoofd, wijdden het land aan O. L. Vrouw van Fati ma toe. Ontelbaren vereeren Haar elke maand van den 12en op den 13en als Koningin des Hemels. Zij geniet in Portugal hooge vereering. en eigenlijk moesten allen, die den rozenkrans bidden, daarbij dikwijls aan de H. Maagd van Fatlma denken. Op den 13en Mei van het jaar der genade 1917 hoedden drie kleine Portugeesjes de scha- Pen in de eenzame vallei. Cova da Iria, niet ver van Fatima gelegen. Het waren Lucië, 'n meisje van tien jaar, en haar neefjes Frans en Jacinta, negen en zeven jaar oud. Zij baden gezamenlijk 'n tientje van den rozenkrans, zoo als ze altijd deden, wanneer ze het sobere middagmaal gebruikten. Plotseling straalde er een lichtglans vóór hun oogen. O, dachten ge, het gaat zeker onweren- Ze dreven de wollige diertjes bijeen en wilden een schuilplaats graan zoeken. Maar daar lichtte het wéér, glanzender, stralender dan te voren. Een Dame werd zichtbaar, een zeer schóóne Dame, met een lieve stem als van zacht tinkend zilver. Zij zweefde boven den top van 'n kleinen eik, die er net uitzag, of hij in zijn groei was blijven steken. De kinderen stonden verbaasd te kij ken! Wat 'n mooien, witten mantel droeg de Vrouwe! Net of-ie van sneeuw geweven was! Wat blonk het gouden borduursel op Heur kleed! De kralen van den rozenkrans, dien Zij in Haar teeder gevouwen handen hield, leken net parels, zóó blonken ze. De herdertjes knip ten met hun oogen, als ze al dat Licht zagen en durfden haast niet op te zien naar de Ver schijning. Gelukkig, dat Lucie, als de oudste, eerbiedig het woord nam om te vragen: „Wie is XJ en wat wenscht U?" Het antwoord kwam in de zachte taal als van allemaal zilveren schelletjes: „Komt hier den dertienden dag der vijf vol gende maanden, op dezen tijd. Op den 13eh October zal ik jullie zeggen, wie ik ben en wat ik verlang!" „Zullen wij met ons drietjes den Hemel ver dienen?" haastte het herderinnetje zich te vragen. „Ja, maar je moet eiken dag den rozenkrans bidden!" „Kunt U ons geen teeken geven, dat U ver schenen is? De grooten zullen het natuurlijk niet gelooven!" „Op den 13en October zal ik een groot won der werken!" besloot de Vrouwe en ver dween. Opgetogen van vreugde verhaalden Frans en Jacinta dien avond aan hun ouders, wat zij aanschouwd hadden. Lucie vertelde het pas later aan haar moeder. Elke maand gingen zij op den afgesproken tijd naar de vallei, maar den 13en October konden zij niet, want toen hield de burgemeester hen gevangen. Twee dagen stookte hij de kinderen op om te zeg gen, dat ze alles verzonnen hadden. Ook pro beerde hij hun een geheim te ontfutselen, dat de Dame hun verteld had. De kleinen lieten hun hemelsche Moeder gelukkig niet in den steek voor zoo'n eigenwijzen burgemeester en ze hielden alles vol, zooals ze het steeds ver haald hadden. De Verschijning had hun bevolen achter ieder tientje van den rozenkrans dit te bidden' „Mijn Jezus, vergeef ons èn behoed ons tegen de helsche vlammen. Ontferm U over de zielen in het vagevuur, vooral over de meest ver latene 1" Ook moesten de kinderen het spoe dige einde van deil wereldoorlog afsmeeken. De 13e October brak aan. Ondanks den stroomenden regen hadden zich zestigduizend toeschouwers naar Fatima begeven, die getui gen wilden zijn van het beloofde wonder. De Vrouwe verscheen en wees naar de zon. Zij maakte zich bekend als O. L. Vrouw-van- den-rozenkrans en beloofde sommige te gene zen, niet allen. De H. Jozef en het Kindeke Jezus stonden naast Haar en werden door de kinderen gezien; de oogen der grootere men schen werden echter gehouden, dat zij het niet zagen. Wat allen wél zagen, al die duizenden aanschouwden, was dit: De zon veranderde van kleur en werd vaal en aschgrauw; zij draaide als een rad om 'n as en bij haar onwentelen verspreidde zij een licht, dat aan den regenboog deed denken. Driemaal herhaalde zich dit hemelsche teeken. De menigte riep, weende, bad, smeekte; de zon hernam haar gewonen loop, als werd zij niet door Hoogere Leiding bestuurd en de begena digde kinderen keerden naar huis terug. Degenen, die op de geleerden hadderi ge hoopt, welke het hemelscb verschijnsel uit hun boekjes en becijferingetjes wel zouden verkla ren, werden teleurgesteld. De mannen der wetenschap konden voor dit teeken géén ver klaring geven. Er bleef dus niets anders over dan het wonder. (Wordt vervolgd). Iedere vóór-naam heeft z'n eigen beteekenis, al valt die niet zoo dadelijk in 't oog. De Oos terlingen waren zéér vindingrijk op dit punt. Het meisje „Dorcas" was genoemd naar de gazelle, maar wie zou kunnen vermoeden, dat achter Jonas' naam 'n duif stak en dat „Judith" „de geprezene" beteekent Adam was de man der „roode aarde" en Eva „het leven", Abra ham „de groote vader" en David „de welbe minde", Mattheüs" „de gift des Heeren" en „Johannes", „Gods genadige gift". Maar je woü liever iets ovër de „moderne" namen hooren Goed, je zult je zin hebben. Dan vraag ik allereerst wél excuus aan de meisjes, die Maria heeten, naar de H. Maagd nog welMen neemt n.l. aan, dat deze naam „pijnlijk, bitter" beteekent, wel naar het bit tere zwaard Van droefheid, dat Haar Hart door kliefde, „Edith" is 'n „rijke gift of kostbare gave" en „Öorothea" is zelfs „Gods' gave." „Catherina" legt 'n zwaren plicht op, want zij Was „de Reine";, „Cecilia" daarentegen de „Blinde". Elisabeth is de „God van den eed" en de „welgeboorne" in Eugénie. „Griselda" schijnt mij voor meisjes weinig verkieslijk, want wie heet er nu graag „steenen heldin Margaretha voor „paarl" is veel en veel mooier 'n Lezeres je in Maastricht heet „Inez", het Por tugeesche woord Voor Agnes, de „Kuische". Ge vaarlijker is stellig „Mathilda", „machtige slag veld-maagd Hoor je dat, Tilla'? En nu de jongens Jan, genadige gift des Heeren, noem jij maar eens 'n paar vrinden op! Je broertje Aart? Je zoekt het aardig ver uit de buurt, want hij is naar de stad Adria genoemd, hetgeen hij met de Adriatische Zee gemeen heeft. „En Henry dan Die regeert het huis, m'n jongen, en ik hoop en vertrouw, dat hij daarbij niet al te veel spektakel maaktBlijf je oom Geert uit de buurt, want hij is sterk met de speer, doch je vriend Theo mag je gerust na- daren; hij toch is 'n geschenk van God. Je neef Walter is 'n machtig krijgsman en je buur jongen Willem de helm der standvastigheid Met lauweren gekroond is de patroon van Rot terdam, S. Laurentius én de patroon van Utrecht, S. Martijn, is krijgshaftig. Je oom Eduard moet je steeds in hooge eere houden; is hij niet de rijke wachter De opgewekte natuur zit in Hubertus en de vermaarde krijgsman in Louis of Lodewijk. Eric, die z'n jaartallen zoo slecht kent, zal van zijn naam, de machtige, afstand moeten doen, als hij ze hiet vóór het Kerst rapport bemachtigt en Owen zal zijn gedrag moeten vferbeteren, wil hij nog langer mogen luisteren naar den naam lammetje Alfred, de goede raadgever, lijkt mij 'n heel geschikte vriend voor Arnold, die zoo sterk is als 'n arend en van zijn kracht wel eens misbruik zou kun nen maken. Limburgsche Joep of Jozef „moge toenemen" in ijver en Paulus, de kleine, moge nog wat groeien. Nu heb ik ze allemaal gehad, geloof ik? Prachtig werd in Frankrijk genoemd „Ie rol Pétaud". De naam schijnt wel afgeleid van het Latijn- sche werkwoord: peto: ik vraag! Veel gezag had Zijne Majesteit over. zijn onderdanen niet. Men stoorde zich heel weinig aan zijn bévelen. Nog heet in Frankrijk een vereeniging, waar ieder maar op zijn eigen houtje handelt, „la cour du roi Pétaud": het Hof van koning Pe toud j 'n Bazaar in het geraamte van'n.Walvisch! Btackgang eiland Wight, Engeland. De Walvischvaart is niet de geschiedenis van enkele zeelui, die er met hun schuit 'n paar weken op uit trekken om ergens wat visch te gaan vangen in hun netten! De. jacht op wal- visschen valt met de geschiedenis van Vele volkeren, Amerikanen, Engelschen, Noren, Hol landers samen. Deze wilde jacht gaat over zeeën van Noord tot Zuid, van Oost naar West, van de Noordelijke IJszee tot de Zuidpoolstreken toe! Je begrijpt daaruit al direct, dat er menig interessant avontuur op al deze verre tochten is gebeurd! Het buitmaken van deze „drijvende rijkdom men" is eigenlijk al begonnen met de tochten der Noormannen, die omstreeks 800 twee ne derzettingen op Groenland stichtten. Later ont dekken .de. Hollanders deze reuzen der zee, vooral ook cjoor de bekende expeditie van Wil lem Barentsz, die via het Noorden China en Indië hoopte te bereiken. Je weet, dat Barentsz in 1597 op het onherbergzame Nova Zembla is gestorveh en dat een Noorsch ontdekkingsrei ziger bijna drie eeuwen later zijn winterkwar tier ontdekte. Zijn dagboek öf journaal ligt in het Rijksmuseum te Amsterdam voor iederen bezoeker te kijk. Kameraads van Barentsz be reikten over Lapland het kleine waterrotten-, nest aan de Noordzee en vertelden hier van de walvisschen, die zij tijdens hun barre omzwer vingen hadden gezien. De Engelschen, destijds onze grootste concur renten ter zee hebben met hun zeevaarders 'n dergelijk avbntuur beleefd. Aan de Groenlahd- sche kust zette het schip „Salutation" acht man aan land, om wild te jagen. Het vaartuig zag. zich door zeer ongunstig weer genoodzaakt de kust te verlaten en de acht matrozen hadden 't De staartvan de walvisch te Blachgang. Let op de reusachtige uitsteeksels. nakijken! Ze hadden slechts 'n paar honden, 'n vuurstepn-geweer, 'n stel spiesen en 'n ton del-doos (bus met vuurslag en droog zwam om vuur te maken) bij zich! Dat was al. Gelukkig zaten de zeelui uit die dagen nogal niet zoo héél gauw met de handen in 't haar! Ze vonden brandhout op het strand, door de Hollandsche walvisch-vaarders verlaten hutten enwal russen, je weet wel, die schattige schoothóhdjes van duizend kilo, met d'r slagtanden! Dat be- teekende vuur, warmte en eten; wat wil 'n mensch op Groenland nog meer? Zoo nu en dan hadden zij'n klein fortuintje: ze velden 'n ijsbeer 3 weken eten! en vonden walvischspek, Waar de olie was uitgehaald door onze volks- genoóten. Maanden hielden zij het zoo vol,, tot tenslotte een schip uit Huil hen afhaalde. Sjoh- ge, sjonge, wat zagen ze d'r uit! Zoo zwart als schoorsteenvegers en al hun kleeren aan flarden! 't Was géén gezicht voor 'n modeshow, hoor! Doch 'n knies-oor, die over zulke kleinig heden valt! Ze mochten er niet minder om aan boOrd en kregen van hun Engelsche reederij niet zoo'n geringe belooning voor de uitgestane ontberingen en angst! Enkele jaren later 1633 lieten Holland sche zéelüi zeven vrijwilligers op Groenland achter om waarnemingen te dóen omtrent weer en Wind, dieren en planten. Deze matrozen vulden trouw eiken dag het journaal in het eihdigde op 30 April 1634. Tóen waren ze allen dood door scheurbuik en ontbering. Scheur buik heeft weinig of niets met ,buik" te maken, het wóórd: „scheurbuik" zéker niet. Het is 'n ziekte, Waaraan honderden walvisch- en In- dië-vaarders ten gronde zijn gegaan. Slechte voeding (hadden ze maar genoeg sinaasappels of citroenen gebruikt), gemis van beweging, van lücht eh licht schijnen haar te veroorzaken. Er ontstaat weekheid, zwelling, paarskleurige rood heid en pijh" Van het tandvleesch, de tanden gaan losstaan en het einde is 'n akelige dood. Het daaropvolgende jaar doorstonden zeven nieuwe vrijwilligers het Noorden goed, maar in 1635 vonden er weer 7 den dood. Het was de laatste keer, dat dit avontuur werd gewaagd. 'n Zeer verwonderlijke ontmoeting met wal- visch-jagers had schipper Jan Cornelis, die in 1646 Tessel verliet met bestemming naar Spits bergen. Toén Zijn mannen in de IJszee twee walvisschen haZaten, meenden zij op 'n groote ijsschol eenige ijsberen te ontdekken, hoewel de harpoenier zei dat het iets anders moest zijn! Ze gingen er op af en weet je wat ze zagen? Vier irtahnen; bijeen met één doode! Het bleken Ertgelschen te Zijn, die geruimen tijd niets an ders-te bikken-hadden gekregen dan 'nleeren riem, waarvan ieder per dag 'n o! zoo'n klein stukje mocht snoepen. Ik denk, dat bouillon van 'n Malthezer leeuwtje haast net zoo lekker smaakt! Enfin, ieder zijn meug, zei de boer, en hij beet in een versche slak! Hoe ze zoo aan die schots gekomen waren? Wel, hun schip was er tegen op geloopen. De schol wou daar niet voor opzij. Toen moest de schuit wel uit den weg; ze Verzonk in de diepte. Vier-en-twintlg man sprongen over op't ijs; de rest ging in n' sloep en kwam om. Deze vier waren degenen, die het avontuur overleefden. Eigenlijk overleefde slechts één 't, want de andere drie stierveh aan boord van schipper Cornelius, ondanks de goede zorgen van diens scheepsdokter. Die ééne heeft zijn vaderland via Delft veilig bereikt. ■'■ctffe hadden het daar over den harpoenier. Dat is de man, die dén harpoen, 'n lang ijzer met Scherpen weerhaak, naar zijn prooi werpt. Juis ter: wierp! Want in 1865 is 'n kanon uitgevon- déh, dat den harpoenier in staat stelt de visch te sthietén. De pijl bezit een langen staart van touw, die afloopt, zoodat men het zeemonster gemakkelijk te pakken kan krijgen. Geharpoeneerd was ook de walvisch, in wier geraamte 'n ondernemende Engelschman 'n héëlén galanteriewinkel of bazar heeft gebouwd. We vonden deze hoogst eigenaardige zaak op het eiland Wight (Spr.: oe-eit), te Blackgang! fs Groenlandsche walvisch, van kop tot staart gemeten 24.5 meter lang, vertoonde zich in het jaar 1845 aan het verwonderde speuroog van 'H vuurtorenwachter. Het arme dier bleek zwaar gewond en hét kostte hiet veel moeite het buit tè maken. Het spek werd voor olie gebruikt en het geraamte opgezet. Uit de tong, vijf meter(!) lang, werd olie gewonnen, die vele vaten vulde! Wij wandelden onder en langs het geraamte van het enorme dier en verwon- derdeh ons, dat het zóó groot was! De meneer, die Ket toezicht hield, gaf ons 'n paar plaatjes mee, die wij beloofden in deze courant af te drukken. Je kunt daarop, hóóp ik, duidelijk zien, dat 'n Walvisch geen graten heeft, zoo als 'n gewone visch, maar beenderen, ribben, 'n wervelkolom enz. Oud nieuws Vertel ik je dan ook, wanneer ik voor heden besluit met de belangrijke mededeeling, dat de walvisch, als koe of paard, 'n zoogdier is, .(Wordt vervolgd). DE BEHRING-STRAAT, welke tusschen Azië en Amerika 'n smalle doorvaart vormt, is ge noemd naar den zeevaarder Vitus Behring, die op bevel van Peter den Groote de Ame- rikaansche kust moest gaan onderzoeken. Zijn' manschappen en ook hijzelf, hadden veel te lijden van koude en slecht vqedsel, velen stierven door scheurbuik en het barre klimaat, 8 December 1741 blies ook Behring den laatsten adem uit. Zijn voedsel had gedurende zijn uiterste dagèn bestaan uit zee-otter-vleesch. DE HERBERGIER' VAN „De Dubbele Witte Sleutels", 'n kroeg op de Markt te Rotterdam, waar nu onze courant „De Maasbode" wordt gedrukt, was niemand minder ctan Olivier van Noort! In 1597 kreeg hij 6000 ponden kruit, als ook enkele schepen onder zijn bevel, waarmede hij naar de Straat van Magelhaens voer. Daar zag hij zich genoodzaakte den Vice-admiraal, van Ilpendam, aan de onherbergzame kust achter te laten, slechts van weinig voedsel voorzien. Zijn reis om de wereld duurde drie jaar; meer dan 200 man kwamen in gevech ten om. DE EERSTE VUURTOREN wérd gebouwd bij Alexandrië in 270 v. Chr. Men noemde het bouwwerk „pharos", naar het Egyptisch voor „zon" „phrah". De Franschen spreken immers nog van 'n „phare". De toren was uit witte steenen vervaardigd en voorkwam heel wat ellende aan die gevaarlijke kust met al haar ondiepten en banken, Naturlijk was er géén electrisch licht; het vuur werd door brandende houtblokken veroorzaakt en was reeds op ver ren afstand te bespeuren. Ze zeggen, dat Sos- trates dit wereldwonder bouwde. DE VUURTOREN EDDYSTONE aan de Engelsche Zuidkust heeft tot héél wat moeite aanleiding gegeven. De éérste toren aldaar was van hout. Soms doofden de golven het kaars licht, dat erin brandde. In 1703 verging het bouwwerk, 'n Halve eeuw later trof zijn op volger hetzelfde lot!'De derde Eddystone werd uit steen opgetrokken en was in 1759 gereed; twintig kaarsen leverden de verlichting bij nacht en ontijd!!! Ook deze derde toren werd door een anderen vervangen, die in 1882 gereed kwam en een sterk licht uitzendt; het werk kostte 'n millioen gulden! DOOR EEN VERGIFTIGDE PIJL, afkom stig uit den boog Van 'n Keulenaar, werd grave Dirk IV van Holland, toen hij met een klein gevolg door Dordrecht wandelde, in de dij gewond. Twee dagen later overleed hij en werd in de abdij van Egmond begraven (1049). Deze graaf had in 1048 het ongeluk op een töurnooi te Luik den broeder Van Keulen's aartsbisschop ts dóoden. Met moeite en nood wist hij aan de handen der wrekers te ont komen; velen zijner dienaren werden ver moord. De vertoornde kerkvorst, gesteund door de Bisschoppen van Luik en Utrecht, liet nu Dordrecht bezetten, doch grave Dirk wist die stad bij verrassing gedurende den nacht te heroveren, en richtte er een vreeselijk bloed bad aan.1 Tenslotte sneuvelde hij zelf! TIJDENS DEN BLOEDIGEN OPSTAND der Sepoys (spr.: sie-pooiz; inlandsche soldaten, Mohammedanen of Hindoe's, welke dienen in het Britsch-Indische leger; het woord betee kent eenvoudig: soldaten) tegen het Engelsche gezag, met moeite onderdrukt, vloden alle -Engelschen uit de heilige stad Benares, bevreesd voor de woede der revolutionnairen. Alleen, dr. Hay bleef op zijn post, omdat hij de zieken in de hospitalen niet aan hun lot wilde over laten, zieken, wier verwanten misschien zou den komen om hem te dooden. DE AMERIKAANSCHE MACHINIST Wil liam Ingram moest een trein met gevangenen naar Elmira brengen. De trein verongelukte, doch de dappere machinist bleef op zijn post, dien hij gemakkelijk had kunnen verlaten door even van de locomotief te springen. Tot de menschen, die hem wilden redden, riep hij, dat zij beter zouden doen zich uit de voeten te maken, daar de ketel op het punt van springen stond. Levend verbrand vond men den dappe ren kerel tenslotte tegen de vuurhaard zijner machine aangedrukt. EEN BOOT VLOOG IN BRAND op het Erie- meer. Het schip was met teer en terpentijn ge laden, zoodat de vlammen snel om zich heen grepen. Onder de passagiers ontstond de groot ste verwarring. Allen vluchtten naar het nog veilige voor-dek. De loods, John Maynard, hield, echter onvervaard het stuurrad omkneld eh richtte het ongeluksvaartuig naar een veilige haven. Midden in de laaiende vlammen bleef deze dappere zeenym op z'n post en redde het leven van velen. Toen de boot landde, was Maynard'reeds gestorven. Na den dood van Paus Julius III, die van 1550-1555 de H. Kerk bestuurde, kwamen de kardinalen -te Rome bijeen om een waardigen opvolger te kiezen. De Mis van den H. Geest werd gecelebreerd en de Kroonprinsen der H. Kerk zochten hunne cellen op in het Vatikaan. Het Heilig Collegetelde in die dagen 57 ledën; twintig hunner waren niet in de gelegenheid den nieuwen Paus te helpen kiezen. Heel veel mensehen hoopten en vertrouw den, dat de vergaderde prelaten hun stem zou den geven aan den geleerden en grooten kar dinaal Marcello Cervini. Algemeen werd hij als toekomstig Plaatsbekleeder van Christus op den Romeinschen Stoel genoemd, maar een Italiaansch spreekwoord zegt: wie als Paus het conclaaf (zaal, waarin de kardinalen voor de pauskeuze vergaderen) binnengaat, komt er als kardinaal weer uit! Ditmaal zou dat spreekwoord echter hiet opgaan, want kardi naal Cervini werd wel degelijk gekozen! Hij veranderde zijn naam niet, maar noemde zich Marcello II. Het is wel Vreemd, maar needs bij zijn ge boorte had een sterrenwichelaar verzekerd, dat dit knaapje nog eens 'n groot Licht in Gods' Kerk zou worden! Vooreerst scheen deze voor spelling niet in vervulling te zullen gaan, want de kleine Marcello had met allerlei ziek ten te kampen, zoodat zijn ouders tot streng vasten, aalmoezen en andere goede werken hun toevlucht namen om hun zoontje te mogen be houden. De Hemel verhoorde dit gebed en Marcello groëide op tot 'n flinken jongen, wiens beste vrienden de studieboeken waren. Zijn vader was zelf ook 'n bolleboos, want de Paus raadpleegde hem bij de moeilijke vraag- De heilige Paus Marcellus II, die God's Kerk slechts drie weken bestuurde. stukken der tijdrekenkunde. Als student ver meed hij zorgvuldig slechte kameraden; dege nen. die de gewoonte hadden lichtzinnige taal uit te slaan, verstomden, wanneer zij Marcello Cervini zageh aankomen. Later zette de jeugdige student zijn studies in de Eeuwige Stad voort. Daar zaten de men schen leelijk in de war, want de wichelaars hadden 'n nieuwen zondvloed voorspeld, die geen steert op den anderen zou laten! Marcello stelde die bijgeloovige lieden echter volkomen gerust en bewees, hoe noodeloos zij zich be zorgd maakten. De H. Vader "noodlgde hem uit aan zijn tafel. Toen de pest in 1526 uitbrak, keerde hij naar zijn geboorteplaats weer. Daar hielp hij zijn vader op diens landgoederen en blonk vooral uit door de goede behandeling der behoeftige daggelders. Toch kon hij Rome niet vergeten ert in 1534 zag de Pausstede hem terug. Zijn groote vroomheid en scherp verstand waren oorzaak, dat hij door kardinaal Farnese aan het pause lijk Hof Werd geplaatst, waar hij al hooger en hooger in rang opklom. Hij werd kardinaal en stichtte iedereen door zijn gebed en zijn stren ge levenswijze; wanneer het belang van den godsdienst dit eischte, ging hij zelfs voor Kei zer Karei V en diens bedreigingen niet op zij. Geen wonder, dat men hem als vanzelf tot op volger van Sint Petrus aanwees. Toen men hem met zijne uitverkiezing feli citeerde en een lang leven tóewehschte, sprak hij: „Wanneer het Gods H. Wil is, moge ik lang leven, maar een kort leven verhindert het bedrijven van veel kwaad". Aan het pau selijk Mof werd alles Zoo sober mogelijk in gericht. De familieleden, die zich in fijne spul len hadden gestoken, kregen bevel die dingen weg te doen. In alles gaf Marcellus II het goede voorbeeld. Dé H. Ignatius was zijn vriend; steeds moésten twee Jesuieten in het Vaticaan verblijf houden. Het drukkende gewicht van zijn H. Ambt sloopte de zwakke krachten des Pausen eer der, dan zelfs degenen, die voor zijn gezond heid vreesden, gedacht hadden. Dag en nacht was de H. Vader met de belangen van Kerk en godsdienst bezig. Het strenge vasten en de vele audiënties putten hem uit. De voetwas- sching op Witte Donderdag kon hij ternau wernood ten einde brengen. Koorts en hoest- aanvallen maakten hem den arbeid haast on mogelijk. Eind April overviel hem 'n lange slaap; hij kwam nog één keer tot bewustzijn; Op den éérsten morgen van Maria's maand gaf hij zijn sterke ziel aan haar Schepper weer. Twee en twintig dagen had hij de H. Kerk bestuurd. Geheel de Christenheid rouwde. Zijn naam leeft nog altijd voort in de schoone Mis, die Palestrina componeerde, de „missa papae Marcelli", welke nog wel wordt gezongen bij hooge plechtigheden. Bovenstaande teekening stelt een duiventil voor, Van dun karton gemaakt. De maten zijn aangegeven. Eerst maken we de zijkanten. Hiervoor teekenen we een recht hoek, lang 21 c.M. en breed 6 c.M. Verdeel de zen grooten rechthoek in zes kleine rechthoe ken 6X3^ c.M. De breedte van den grooten rechthoek wordt dan de lengte van de kleine rechthoeken. Teeken en snijd de vlieggaten. Denk er om, dat je den onderkant vast laat zitten, hier enkel 'n ritslijntje. De uitgesne den stukken ombuigen. Rits nu de zes zijden. Teeken den uitslag van het dak (fig. II). Eerst den driehoek abc teekenenbreng hoek abc over in c. Dit doen we zootrek met een wille keurige passeropening boog e f uit b. Zet de passerpunt in c en trek boog gi. Je vindt dan punt h. Van c door h trek je c d b c. Ver bind d met a en je hebt den tweeden driehoek. Zoo kun je verder gaan en alle driehoeken teekénen. Gemakkelijk is het om een malletje té maken, een stukje papier zoo groot als a b c en dit telkens langs een zijde te leggen en om te trekken I VI. Nummer laatst Wie heeft daar nog nooit z'n vinger in gé- stoken? Die mag niet meedoen aan deze se rie 1 Die het wél ééns deden, mogen dé namén der geteekende zes voorwerpen, al of niet van tèekenwèrk vergezeld, opzenden aan postbus 8, te Hilversum. De volgende week Zaterdag, 9 September, sluit de termijn en komt de op lossing in de krant. Drie prijzèn was vóór 'n halve eeuw 'n onbekend artikel 1 De menschen moesten zich behelpen met Zwart sel, opgelost in een hoeveelheid water. Het was toen 'n heele toer om 'n glans op het leer te bekomen 1 Dóórnat schoeisel wordt met zéér droog zaag sel gevuld om het vocht uit het leer te ver wijderen. Beauraing. 1 B, voor de helft van B. en W.; 2 bes; 3 braam; 4 bedacht; 5 Beaurang; 6 geba zel, 7 dries; 8 ons9 g voor gram. Putten, Noorden, Heerde, Aalten, Doorn, Baarn, Raalte, De Voorst, Zwolle, Kampen, Rij- sen, Dalen, Ruinen, Ballo, Eelde, Grouw, Balk, Drachten, Eenrum, Beerta, Urk, Tolen, Kapeile. Het kan ons niet verschrikken. Al wat naar buiten woelt, Wanneer men maar van binnen, De schoonste ruste voelt! In het algemeen verwachten wij van rebus sen en letterraadsels géén oplossing aan ons adres. ^0 ^Ju

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9