I
I
m
i
KEUZEN DEK ZEE.
40»
DE H. FRANCISCUS EN
DE WOLF VAN GUBBIO,
de h. maagd verscheen
m
mmmm
Al l I BI H.
dttija/pUölTA
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1933
TE FATIMA.
IETS OVEK JE VOORNAAM,
De koning der bedelaars
-
fmm
Walvisschen en fyalvisch vaart»
VAN 'N PAUS, DIE SLECHTS
DRIE WEKEN REGEERDE.
YOOR KNUTSELAARS.
Een duiventil.
WIE ZIET 'T?
Schoensmeer
Oplossing vorig letterraadsel.
Oplossing der aardrijkskundigs
namen.
Oplossing van den vorigem
rebus.
Tijdens het leven van den H. Franciscus
hield zich in de omgeving van de stad Gubbio
èen wolf op, die door menschen en dieren werd
gevreesd. Niets was voor hem veilig en de
goede lieden durfden hun woonplaats haast
niet meer te verlaten, zóó bang waren zij een
prooi van het verscheurend dier te zullen wor
den. Moésten zij dan tóch op reis, dan gordden
zij zich aan als soldaten, die ten oorlog tijgen.
Ze wapenden zich van top tot teen en gingen
meest in eikaars gezelschap; een, alléén, moest
het tóch afleggen.
St. Franciscus spreeJet tot den wolf van
Gubbio.
De heilige Franciscus besloot den wolf eens
op te zoeken. Misschien viel er met hem wel
te pratenDe medebroeders hadden in zoo'n
gevaarlijk avontuur heelemaal geen lust en
lieten Franciscus aan zijn lot over !l De wolf
deed zich niet lang wachten. Met opengesper-
den muil kwam hij op den minderbroeder af,
maar deze teekende een kruis over hem en
zie, aanstonds vlijde bet dier zich neer aan
zijn voeten.
„Broeder wolfaldus sprak de Heilige
„je hebt in deze streken 'n heelen slechten
naam en dien heb je volkomen verdiend. Je
hebt heel wat dieren verslonden en, wat nog
erger is, menschen ook. Ik weet wel, dat je niet
zoo kwaad bent en soms alleen maar zoo han
delde, door honger gedreven, maar de men
schen staan nu eenmaal niet daarbij stilAls
je me nu belooft, niemand meer lastig te val
len, zal ik probeeren, dat je met hen goeie
maatjes wordtAccoord
De wolf knikte met z'n woesten kop, nét of
hij alles goed had verstaan. Hij tilde z'n rech
terpoot op en stak dien den heilige toe, op de
manier van menschen, die mekaar den handslag
geven.
„In naam van Jesus Christus, ga met mij mee
en toon je goeie voornemensbeval bem daar
op de heilige Franciscus. Het dier gehoorzaam
de als 'n trouwe hond. Zóó kwamen die twee
te Gubbio op de markt aan. Héél de stad was
i uitgeloopen om dat wonder van nabij te zien.
,.,p,e schooljongens hadden, als altijd, de beste
M 'plaatsjes, want die zaten boven in de boomeni
„Menschen I" zeide de Heilige, „beste men
schen, God heeft jullie door dezen wolf wil
len straffen voor al het kwaad, dat hier be
dreven wordt. Wanneer je daarmede niet op
houdt, komen jullie in den muil van de hel
terecht en dat is nóg erger dan in den muil
van 'n wolf te zijn. Bekeert U en geeft broe
der wolf dagelijks wat voer; hij wil voortaan
goeie maatjes met jullie zijn, nietwaar
Het ruige dier boog zijn kop, als wilde hij in
het bijzijn van allen beterschap beloven. Ook
gaf hij zijn nieuwen vriend weer 'n poot en be
gon maar dadelijk, wolven hebben nu eenmaal
hongerige magen, zijn kostje op te halen langs
de huizenl De jongens holden achter hem aan
en hij beet hen niet eens! Een trok hem zelfs
aan z'n Staart, maar toen gingen zijn haren
toch even overeind staan! Twee jaren hebben
de menschen van Gubbio het dier in hun mid
den gehad en hij deed geen vlieg kwaad. Toen
stierf hij van ouderdom.
St. Franciscus en het lam
Onze Lievè Vrouwe verscheen te Löttrdes
aan de heilige Bernadètte.
Te Beauraing zeggen de kinderen Voisin en
vele anderen Haar gezien te hebben.
Maar wie heeft er wel eens van Onze Lieve
Vrouwe van Fatima (ten N. van Lissabon)
gehoord, het Portugeesche Lourdes?
Toch is er wél het een en ander over gepu
bliceerd. „De Maasbode" gaf er o.m. op 7 Juni
1931 een geïllustreerde pagina over.
Maria's bezoek daarginds is tot een rijkdom
van genade en grooten troost geworden. Alle
bisschoppen van Portugal, met den aartsbis
schop-kardinaal van Lissabon aan het hoofd,
wijdden het land aan O. L. Vrouw van Fati
ma toe. Ontelbaren vereeren Haar elke maand
van den 12en op den 13en als Koningin des
Hemels. Zij geniet in Portugal hooge vereering.
en eigenlijk moesten allen, die den rozenkrans
bidden, daarbij dikwijls aan de H. Maagd van
Fatlma denken.
Op den 13en Mei van het jaar der genade
1917 hoedden drie kleine Portugeesjes de scha-
Pen in de eenzame vallei. Cova da Iria, niet
ver van Fatima gelegen. Het waren Lucië, 'n
meisje van tien jaar, en haar neefjes Frans en
Jacinta, negen en zeven jaar oud. Zij baden
gezamenlijk 'n tientje van den rozenkrans, zoo
als ze altijd deden, wanneer ze het sobere
middagmaal gebruikten. Plotseling straalde er
een lichtglans vóór hun oogen. O, dachten ge,
het gaat zeker onweren- Ze dreven de wollige
diertjes bijeen en wilden een schuilplaats
graan zoeken. Maar daar lichtte het wéér,
glanzender, stralender dan te voren. Een Dame
werd zichtbaar, een zeer schóóne Dame, met
een lieve stem als van zacht tinkend zilver.
Zij zweefde boven den top van 'n kleinen eik,
die er net uitzag, of hij in zijn groei was blijven
steken. De kinderen stonden verbaasd te kij
ken! Wat 'n mooien, witten mantel droeg de
Vrouwe! Net of-ie van sneeuw geweven was!
Wat blonk het gouden borduursel op Heur
kleed! De kralen van den rozenkrans, dien Zij
in Haar teeder gevouwen handen hield, leken
net parels, zóó blonken ze. De herdertjes knip
ten met hun oogen, als ze al dat Licht zagen
en durfden haast niet op te zien naar de Ver
schijning. Gelukkig, dat Lucie, als de oudste,
eerbiedig het woord nam om te vragen:
„Wie is XJ en wat wenscht U?"
Het antwoord kwam in de zachte taal als
van allemaal zilveren schelletjes:
„Komt hier den dertienden dag der vijf vol
gende maanden, op dezen tijd. Op den 13eh
October zal ik jullie zeggen, wie ik ben en wat
ik verlang!"
„Zullen wij met ons drietjes den Hemel ver
dienen?" haastte het herderinnetje zich te
vragen.
„Ja, maar je moet eiken dag den rozenkrans
bidden!"
„Kunt U ons geen teeken geven, dat U ver
schenen is? De grooten zullen het natuurlijk
niet gelooven!"
„Op den 13en October zal ik een groot won
der werken!" besloot de Vrouwe en ver
dween.
Opgetogen van vreugde verhaalden Frans
en Jacinta dien avond aan hun ouders, wat zij
aanschouwd hadden. Lucie vertelde het pas
later aan haar moeder. Elke maand gingen zij
op den afgesproken tijd naar de vallei, maar
den 13en October konden zij niet, want toen
hield de burgemeester hen gevangen. Twee
dagen stookte hij de kinderen op om te zeg
gen, dat ze alles verzonnen hadden. Ook pro
beerde hij hun een geheim te ontfutselen, dat
de Dame hun verteld had. De kleinen lieten
hun hemelsche Moeder gelukkig niet in den
steek voor zoo'n eigenwijzen burgemeester en
ze hielden alles vol, zooals ze het steeds ver
haald hadden. De Verschijning had hun bevolen
achter ieder tientje van den rozenkrans dit te
bidden'
„Mijn Jezus, vergeef ons èn behoed ons tegen
de helsche vlammen. Ontferm U over de zielen
in het vagevuur, vooral over de meest ver
latene 1" Ook moesten de kinderen het spoe
dige einde van deil wereldoorlog afsmeeken.
De 13e October brak aan. Ondanks den
stroomenden regen hadden zich zestigduizend
toeschouwers naar Fatima begeven, die getui
gen wilden zijn van het beloofde wonder.
De Vrouwe verscheen en wees naar de zon.
Zij maakte zich bekend als O. L. Vrouw-van-
den-rozenkrans en beloofde sommige te gene
zen, niet allen. De H. Jozef en het Kindeke
Jezus stonden naast Haar en werden door de
kinderen gezien; de oogen der grootere men
schen werden echter gehouden, dat zij het niet
zagen. Wat allen wél zagen, al die duizenden
aanschouwden, was dit:
De zon veranderde van kleur en werd vaal
en aschgrauw; zij draaide als een rad om 'n as
en bij haar onwentelen verspreidde zij een
licht, dat aan den regenboog deed denken.
Driemaal herhaalde zich dit hemelsche teeken.
De menigte riep, weende, bad, smeekte; de zon
hernam haar gewonen loop, als werd zij niet
door Hoogere Leiding bestuurd en de begena
digde kinderen keerden naar huis terug.
Degenen, die op de geleerden hadderi ge
hoopt, welke het hemelscb verschijnsel uit hun
boekjes en becijferingetjes wel zouden verkla
ren, werden teleurgesteld. De mannen der
wetenschap konden voor dit teeken géén ver
klaring geven. Er bleef dus niets anders over
dan het wonder.
(Wordt vervolgd).
Iedere vóór-naam heeft z'n eigen beteekenis,
al valt die niet zoo dadelijk in 't oog. De Oos
terlingen waren zéér vindingrijk op dit punt.
Het meisje „Dorcas" was genoemd naar de
gazelle, maar wie zou kunnen vermoeden, dat
achter Jonas' naam 'n duif stak en dat „Judith"
„de geprezene" beteekent Adam was de man
der „roode aarde" en Eva „het leven", Abra
ham „de groote vader" en David „de welbe
minde", Mattheüs" „de gift des Heeren" en
„Johannes", „Gods genadige gift".
Maar je woü liever iets ovër de „moderne"
namen hooren Goed, je zult je zin hebben.
Dan vraag ik allereerst wél excuus aan de
meisjes, die Maria heeten, naar de H. Maagd
nog welMen neemt n.l. aan, dat deze naam
„pijnlijk, bitter" beteekent, wel naar het bit
tere zwaard Van droefheid, dat Haar Hart door
kliefde, „Edith" is 'n „rijke gift of kostbare
gave" en „Öorothea" is zelfs „Gods' gave."
„Catherina" legt 'n zwaren plicht op, want zij
Was „de Reine";, „Cecilia" daarentegen de
„Blinde". Elisabeth is de „God van den eed"
en de „welgeboorne" in Eugénie. „Griselda"
schijnt mij voor meisjes weinig verkieslijk,
want wie heet er nu graag „steenen heldin
Margaretha voor „paarl" is veel en veel mooier
'n Lezeres je in Maastricht heet „Inez", het Por
tugeesche woord Voor Agnes, de „Kuische". Ge
vaarlijker is stellig „Mathilda", „machtige slag
veld-maagd Hoor je dat, Tilla'?
En nu de jongens
Jan, genadige gift des Heeren, noem jij maar
eens 'n paar vrinden op! Je broertje Aart?
Je zoekt het aardig ver uit de buurt, want hij
is naar de stad Adria genoemd, hetgeen hij
met de Adriatische Zee gemeen heeft.
„En Henry dan Die regeert het huis, m'n
jongen, en ik hoop en vertrouw, dat hij daarbij
niet al te veel spektakel maaktBlijf je oom
Geert uit de buurt, want hij is sterk met de
speer, doch je vriend Theo mag je gerust na-
daren; hij toch is 'n geschenk van God. Je neef
Walter is 'n machtig krijgsman en je buur
jongen Willem de helm der standvastigheid
Met lauweren gekroond is de patroon van Rot
terdam, S. Laurentius én de patroon van Utrecht,
S. Martijn, is krijgshaftig. Je oom Eduard moet
je steeds in hooge eere houden; is hij niet de
rijke wachter De opgewekte natuur zit in
Hubertus en de vermaarde krijgsman in Louis
of Lodewijk. Eric, die z'n jaartallen zoo slecht
kent, zal van zijn naam, de machtige, afstand
moeten doen, als hij ze hiet vóór het Kerst
rapport bemachtigt en Owen zal zijn gedrag
moeten vferbeteren, wil hij nog langer mogen
luisteren naar den naam lammetje Alfred, de
goede raadgever, lijkt mij 'n heel geschikte
vriend voor Arnold, die zoo sterk is als 'n arend
en van zijn kracht wel eens misbruik zou kun
nen maken. Limburgsche Joep of Jozef „moge
toenemen" in ijver en Paulus, de kleine, moge
nog wat groeien.
Nu heb ik ze allemaal gehad, geloof ik?
Prachtig
werd in Frankrijk genoemd „Ie rol Pétaud".
De naam schijnt wel afgeleid van het Latijn-
sche werkwoord: peto: ik vraag! Veel gezag
had Zijne Majesteit over. zijn onderdanen niet.
Men stoorde zich heel weinig aan zijn bévelen.
Nog heet in Frankrijk een vereeniging, waar
ieder maar op zijn eigen houtje handelt, „la
cour du roi Pétaud": het Hof van koning Pe
toud j
'n Bazaar in het geraamte van'n.Walvisch! Btackgang eiland Wight, Engeland.
De Walvischvaart is niet de geschiedenis van
enkele zeelui, die er met hun schuit 'n paar
weken op uit trekken om ergens wat visch te
gaan vangen in hun netten! De. jacht op wal-
visschen valt met de geschiedenis van Vele
volkeren, Amerikanen, Engelschen, Noren, Hol
landers samen. Deze wilde jacht gaat over zeeën
van Noord tot Zuid, van Oost naar West, van
de Noordelijke IJszee tot de Zuidpoolstreken
toe! Je begrijpt daaruit al direct, dat er menig
interessant avontuur op al deze verre tochten
is gebeurd!
Het buitmaken van deze „drijvende rijkdom
men" is eigenlijk al begonnen met de tochten
der Noormannen, die omstreeks 800 twee ne
derzettingen op Groenland stichtten. Later ont
dekken .de. Hollanders deze reuzen der zee,
vooral ook cjoor de bekende expeditie van Wil
lem Barentsz, die via het Noorden China en
Indië hoopte te bereiken. Je weet, dat Barentsz
in 1597 op het onherbergzame Nova Zembla is
gestorveh en dat een Noorsch ontdekkingsrei
ziger bijna drie eeuwen later zijn winterkwar
tier ontdekte. Zijn dagboek öf journaal ligt in
het Rijksmuseum te Amsterdam voor iederen
bezoeker te kijk. Kameraads van Barentsz be
reikten over Lapland het kleine waterrotten-,
nest aan de Noordzee en vertelden hier van de
walvisschen, die zij tijdens hun barre omzwer
vingen hadden gezien.
De Engelschen, destijds onze grootste concur
renten ter zee hebben met hun zeevaarders 'n
dergelijk avbntuur beleefd. Aan de Groenlahd-
sche kust zette het schip „Salutation" acht man
aan land, om wild te jagen. Het vaartuig zag.
zich door zeer ongunstig weer genoodzaakt de
kust te verlaten en de acht matrozen hadden 't
De staartvan de walvisch te Blachgang.
Let op de reusachtige uitsteeksels.
nakijken! Ze hadden slechts 'n paar honden,
'n vuurstepn-geweer, 'n stel spiesen en 'n ton
del-doos (bus met vuurslag en droog zwam om
vuur te maken) bij zich! Dat was al. Gelukkig
zaten de zeelui uit die dagen nogal niet zoo
héél gauw met de handen in 't haar! Ze vonden
brandhout op het strand, door de Hollandsche
walvisch-vaarders verlaten hutten enwal
russen, je weet wel, die schattige schoothóhdjes
van duizend kilo, met d'r slagtanden! Dat be-
teekende vuur, warmte en eten; wat wil 'n
mensch op Groenland nog meer? Zoo nu en dan
hadden zij'n klein fortuintje: ze velden 'n ijsbeer
3 weken eten! en vonden walvischspek,
Waar de olie was uitgehaald door onze volks-
genoóten. Maanden hielden zij het zoo vol,, tot
tenslotte een schip uit Huil hen afhaalde. Sjoh-
ge, sjonge, wat zagen ze d'r uit! Zoo zwart
als schoorsteenvegers en al hun kleeren aan
flarden! 't Was géén gezicht voor 'n modeshow,
hoor! Doch 'n knies-oor, die over zulke kleinig
heden valt! Ze mochten er niet minder om aan
boOrd en kregen van hun Engelsche reederij
niet zoo'n geringe belooning voor de uitgestane
ontberingen en angst!
Enkele jaren later 1633 lieten Holland
sche zéelüi zeven vrijwilligers op Groenland
achter om waarnemingen te dóen omtrent weer
en Wind, dieren en planten. Deze matrozen
vulden trouw eiken dag het journaal in het
eihdigde op 30 April 1634. Tóen waren ze allen
dood door scheurbuik en ontbering. Scheur
buik heeft weinig of niets met ,buik" te maken,
het wóórd: „scheurbuik" zéker niet. Het is 'n
ziekte, Waaraan honderden walvisch- en In-
dië-vaarders ten gronde zijn gegaan. Slechte
voeding (hadden ze maar genoeg sinaasappels
of citroenen gebruikt), gemis van beweging, van
lücht eh licht schijnen haar te veroorzaken. Er
ontstaat weekheid, zwelling, paarskleurige rood
heid en pijh" Van het tandvleesch, de tanden
gaan losstaan en het einde is 'n akelige dood.
Het daaropvolgende jaar doorstonden zeven
nieuwe vrijwilligers het Noorden goed, maar in
1635 vonden er weer 7 den dood. Het was
de laatste keer, dat dit avontuur werd gewaagd.
'n Zeer verwonderlijke ontmoeting met wal-
visch-jagers had schipper Jan Cornelis, die in
1646 Tessel verliet met bestemming naar Spits
bergen. Toén Zijn mannen in de IJszee twee
walvisschen haZaten, meenden zij op 'n groote
ijsschol eenige ijsberen te ontdekken, hoewel
de harpoenier zei dat het iets anders moest zijn!
Ze gingen er op af en weet je wat ze zagen?
Vier irtahnen; bijeen met één doode! Het bleken
Ertgelschen te Zijn, die geruimen tijd niets an
ders-te bikken-hadden gekregen dan 'nleeren
riem, waarvan ieder per dag 'n o! zoo'n klein
stukje mocht snoepen. Ik denk, dat bouillon van
'n Malthezer leeuwtje haast net zoo lekker
smaakt! Enfin, ieder zijn meug, zei de boer, en
hij beet in een versche slak! Hoe ze zoo aan die
schots gekomen waren? Wel, hun schip was er
tegen op geloopen. De schol wou daar niet voor
opzij. Toen moest de schuit wel uit den weg; ze
Verzonk in de diepte. Vier-en-twintlg man
sprongen over op't ijs; de rest ging in n' sloep
en kwam om. Deze vier waren degenen, die
het avontuur overleefden. Eigenlijk overleefde
slechts één 't, want de andere drie stierveh aan
boord van schipper Cornelius, ondanks de goede
zorgen van diens scheepsdokter. Die ééne heeft
zijn vaderland via Delft veilig bereikt.
■'■ctffe hadden het daar over den harpoenier. Dat
is de man, die dén harpoen, 'n lang ijzer met
Scherpen weerhaak, naar zijn prooi werpt. Juis
ter: wierp! Want in 1865 is 'n kanon uitgevon-
déh, dat den harpoenier in staat stelt de visch
te sthietén. De pijl bezit een langen staart van
touw, die afloopt, zoodat men het zeemonster
gemakkelijk te pakken kan krijgen.
Geharpoeneerd was ook de walvisch, in wier
geraamte 'n ondernemende Engelschman 'n
héëlén galanteriewinkel of bazar heeft gebouwd.
We vonden deze hoogst eigenaardige zaak op
het eiland Wight (Spr.: oe-eit), te Blackgang!
fs Groenlandsche walvisch, van kop tot staart
gemeten 24.5 meter lang, vertoonde zich in het
jaar 1845 aan het verwonderde speuroog van
'H vuurtorenwachter. Het arme dier bleek zwaar
gewond en hét kostte hiet veel moeite het buit
tè maken. Het spek werd voor olie gebruikt
en het geraamte opgezet. Uit de tong, vijf
meter(!) lang, werd olie gewonnen, die vele
vaten vulde! Wij wandelden onder en langs
het geraamte van het enorme dier en verwon-
derdeh ons, dat het zóó groot was! De meneer,
die Ket toezicht hield, gaf ons 'n paar plaatjes
mee, die wij beloofden in deze courant af te
drukken. Je kunt daarop, hóóp ik, duidelijk
zien, dat 'n Walvisch geen graten heeft, zoo
als 'n gewone visch, maar beenderen, ribben,
'n wervelkolom enz. Oud nieuws Vertel ik je
dan ook, wanneer ik voor heden besluit met de
belangrijke mededeeling, dat de walvisch, als
koe of paard, 'n zoogdier is,
.(Wordt vervolgd).
DE BEHRING-STRAAT, welke tusschen Azië
en Amerika 'n smalle doorvaart vormt, is ge
noemd naar den zeevaarder Vitus Behring,
die op bevel van Peter den Groote de Ame-
rikaansche kust moest gaan onderzoeken. Zijn'
manschappen en ook hijzelf, hadden veel te
lijden van koude en slecht vqedsel, velen
stierven door scheurbuik en het barre klimaat,
8 December 1741 blies ook Behring den laatsten
adem uit. Zijn voedsel had gedurende zijn
uiterste dagèn bestaan uit zee-otter-vleesch.
DE HERBERGIER' VAN „De Dubbele Witte
Sleutels", 'n kroeg op de Markt te Rotterdam,
waar nu onze courant „De Maasbode" wordt
gedrukt, was niemand minder ctan Olivier van
Noort! In 1597 kreeg hij 6000 ponden kruit, als
ook enkele schepen onder zijn bevel, waarmede
hij naar de Straat van Magelhaens voer. Daar
zag hij zich genoodzaakte den Vice-admiraal,
van Ilpendam, aan de onherbergzame kust
achter te laten, slechts van weinig voedsel
voorzien. Zijn reis om de wereld duurde drie
jaar; meer dan 200 man kwamen in gevech
ten om.
DE EERSTE VUURTOREN wérd gebouwd
bij Alexandrië in 270 v. Chr. Men noemde het
bouwwerk „pharos", naar het Egyptisch voor
„zon" „phrah". De Franschen spreken immers
nog van 'n „phare". De toren was uit witte
steenen vervaardigd en voorkwam heel wat
ellende aan die gevaarlijke kust met al haar
ondiepten en banken, Naturlijk was er géén
electrisch licht; het vuur werd door brandende
houtblokken veroorzaakt en was reeds op ver
ren afstand te bespeuren. Ze zeggen, dat Sos-
trates dit wereldwonder bouwde.
DE VUURTOREN EDDYSTONE aan de
Engelsche Zuidkust heeft tot héél wat moeite
aanleiding gegeven. De éérste toren aldaar was
van hout. Soms doofden de golven het kaars
licht, dat erin brandde. In 1703 verging het
bouwwerk, 'n Halve eeuw later trof zijn op
volger hetzelfde lot!'De derde Eddystone werd
uit steen opgetrokken en was in 1759 gereed;
twintig kaarsen leverden de verlichting bij
nacht en ontijd!!! Ook deze derde toren werd
door een anderen vervangen, die in 1882 gereed
kwam en een sterk licht uitzendt; het werk
kostte 'n millioen gulden!
DOOR EEN VERGIFTIGDE PIJL, afkom
stig uit den boog Van 'n Keulenaar, werd
grave Dirk IV van Holland, toen hij met een
klein gevolg door Dordrecht wandelde, in de
dij gewond. Twee dagen later overleed hij en
werd in de abdij van Egmond begraven (1049).
Deze graaf had in 1048 het ongeluk op een
töurnooi te Luik den broeder Van Keulen's
aartsbisschop ts dóoden. Met moeite en nood
wist hij aan de handen der wrekers te ont
komen; velen zijner dienaren werden ver
moord. De vertoornde kerkvorst, gesteund door
de Bisschoppen van Luik en Utrecht, liet nu
Dordrecht bezetten, doch grave Dirk wist die
stad bij verrassing gedurende den nacht te
heroveren, en richtte er een vreeselijk bloed
bad aan.1 Tenslotte sneuvelde hij zelf!
TIJDENS DEN BLOEDIGEN OPSTAND der
Sepoys (spr.: sie-pooiz; inlandsche soldaten,
Mohammedanen of Hindoe's, welke dienen in
het Britsch-Indische leger; het woord betee
kent eenvoudig: soldaten) tegen het Engelsche
gezag, met moeite onderdrukt, vloden alle
-Engelschen uit de heilige stad Benares, bevreesd
voor de woede der revolutionnairen. Alleen, dr.
Hay bleef op zijn post, omdat hij de zieken in
de hospitalen niet aan hun lot wilde over
laten, zieken, wier verwanten misschien zou
den komen om hem te dooden.
DE AMERIKAANSCHE MACHINIST Wil
liam Ingram moest een trein met gevangenen
naar Elmira brengen. De trein verongelukte,
doch de dappere machinist bleef op zijn post,
dien hij gemakkelijk had kunnen verlaten door
even van de locomotief te springen. Tot de
menschen, die hem wilden redden, riep hij, dat
zij beter zouden doen zich uit de voeten te
maken, daar de ketel op het punt van springen
stond. Levend verbrand vond men den dappe
ren kerel tenslotte tegen de vuurhaard zijner
machine aangedrukt.
EEN BOOT VLOOG IN BRAND op het Erie-
meer. Het schip was met teer en terpentijn ge
laden, zoodat de vlammen snel om zich heen
grepen. Onder de passagiers ontstond de groot
ste verwarring. Allen vluchtten naar het nog
veilige voor-dek. De loods, John Maynard,
hield, echter onvervaard het stuurrad omkneld
eh richtte het ongeluksvaartuig naar een veilige
haven. Midden in de laaiende vlammen bleef
deze dappere zeenym op z'n post en redde het
leven van velen. Toen de boot landde, was
Maynard'reeds gestorven.
Na den dood van Paus Julius III, die van
1550-1555 de H. Kerk bestuurde, kwamen de
kardinalen -te Rome bijeen om een waardigen
opvolger te kiezen. De Mis van den H. Geest
werd gecelebreerd en de Kroonprinsen der H.
Kerk zochten hunne cellen op in het Vatikaan.
Het Heilig Collegetelde in die dagen 57 ledën;
twintig hunner waren niet in de gelegenheid
den nieuwen Paus te helpen kiezen.
Heel veel mensehen hoopten en vertrouw
den, dat de vergaderde prelaten hun stem zou
den geven aan den geleerden en grooten kar
dinaal Marcello Cervini. Algemeen werd hij
als toekomstig Plaatsbekleeder van Christus
op den Romeinschen Stoel genoemd, maar een
Italiaansch spreekwoord zegt: wie als Paus
het conclaaf (zaal, waarin de kardinalen voor
de pauskeuze vergaderen) binnengaat, komt
er als kardinaal weer uit! Ditmaal zou dat
spreekwoord echter hiet opgaan, want kardi
naal Cervini werd wel degelijk gekozen! Hij
veranderde zijn naam niet, maar noemde zich
Marcello II.
Het is wel Vreemd, maar needs bij zijn ge
boorte had een sterrenwichelaar verzekerd, dat
dit knaapje nog eens 'n groot Licht in Gods'
Kerk zou worden! Vooreerst scheen deze voor
spelling niet in vervulling te zullen gaan,
want de kleine Marcello had met allerlei ziek
ten te kampen, zoodat zijn ouders tot streng
vasten, aalmoezen en andere goede werken hun
toevlucht namen om hun zoontje te mogen be
houden. De Hemel verhoorde dit gebed en
Marcello groëide op tot 'n flinken jongen,
wiens beste vrienden de studieboeken waren.
Zijn vader was zelf ook 'n bolleboos, want de
Paus raadpleegde hem bij de moeilijke vraag-
De heilige Paus Marcellus II, die God's
Kerk slechts drie weken bestuurde.
stukken der tijdrekenkunde. Als student ver
meed hij zorgvuldig slechte kameraden; dege
nen. die de gewoonte hadden lichtzinnige taal
uit te slaan, verstomden, wanneer zij Marcello
Cervini zageh aankomen.
Later zette de jeugdige student zijn studies
in de Eeuwige Stad voort. Daar zaten de men
schen leelijk in de war, want de wichelaars
hadden 'n nieuwen zondvloed voorspeld, die
geen steert op den anderen zou laten! Marcello
stelde die bijgeloovige lieden echter volkomen
gerust en bewees, hoe noodeloos zij zich be
zorgd maakten. De H. Vader "noodlgde hem
uit aan zijn tafel. Toen de pest in 1526 uitbrak,
keerde hij naar zijn geboorteplaats weer. Daar
hielp hij zijn vader op diens landgoederen en
blonk vooral uit door de goede behandeling
der behoeftige daggelders.
Toch kon hij Rome niet vergeten ert in 1534
zag de Pausstede hem terug. Zijn groote
vroomheid en scherp verstand waren oorzaak,
dat hij door kardinaal Farnese aan het pause
lijk Hof Werd geplaatst, waar hij al hooger en
hooger in rang opklom. Hij werd kardinaal en
stichtte iedereen door zijn gebed en zijn stren
ge levenswijze; wanneer het belang van den
godsdienst dit eischte, ging hij zelfs voor Kei
zer Karei V en diens bedreigingen niet op zij.
Geen wonder, dat men hem als vanzelf tot op
volger van Sint Petrus aanwees.
Toen men hem met zijne uitverkiezing feli
citeerde en een lang leven tóewehschte, sprak
hij: „Wanneer het Gods H. Wil is, moge ik
lang leven, maar een kort leven verhindert
het bedrijven van veel kwaad". Aan het pau
selijk Mof werd alles Zoo sober mogelijk in
gericht. De familieleden, die zich in fijne spul
len hadden gestoken, kregen bevel die dingen
weg te doen. In alles gaf Marcellus II het
goede voorbeeld. Dé H. Ignatius was zijn
vriend; steeds moésten twee Jesuieten in het
Vaticaan verblijf houden.
Het drukkende gewicht van zijn H. Ambt
sloopte de zwakke krachten des Pausen eer
der, dan zelfs degenen, die voor zijn gezond
heid vreesden, gedacht hadden. Dag en nacht
was de H. Vader met de belangen van Kerk en
godsdienst bezig. Het strenge vasten en de
vele audiënties putten hem uit. De voetwas-
sching op Witte Donderdag kon hij ternau
wernood ten einde brengen. Koorts en hoest-
aanvallen maakten hem den arbeid haast on
mogelijk. Eind April overviel hem 'n lange
slaap; hij kwam nog één keer tot bewustzijn;
Op den éérsten morgen van Maria's maand
gaf hij zijn sterke ziel aan haar Schepper weer.
Twee en twintig dagen had hij de H. Kerk
bestuurd.
Geheel de Christenheid rouwde. Zijn naam
leeft nog altijd voort in de schoone Mis, die
Palestrina componeerde, de „missa papae
Marcelli", welke nog wel wordt gezongen bij
hooge plechtigheden.
Bovenstaande teekening stelt een duiventil
voor, Van dun karton gemaakt.
De maten zijn aangegeven. Eerst maken we
de zijkanten. Hiervoor teekenen we een recht
hoek, lang 21 c.M. en breed 6 c.M. Verdeel de
zen grooten rechthoek in zes kleine rechthoe
ken 6X3^ c.M. De breedte van den grooten
rechthoek wordt dan de lengte van de kleine
rechthoeken. Teeken en snijd de vlieggaten.
Denk er om, dat je den onderkant vast laat
zitten, hier enkel 'n ritslijntje. De uitgesne
den stukken ombuigen. Rits nu de zes zijden.
Teeken den uitslag van het dak (fig. II). Eerst
den driehoek abc teekenenbreng hoek abc
over in c. Dit doen we zootrek met een wille
keurige passeropening boog e f uit b. Zet de
passerpunt in c en trek boog gi. Je vindt dan
punt h. Van c door h trek je c d b c. Ver
bind d met a en je hebt den tweeden driehoek.
Zoo kun je verder gaan en alle driehoeken
teekénen. Gemakkelijk is het om een malletje
té maken, een stukje papier zoo groot als a b c
en dit telkens langs een zijde te leggen en om
te trekken I
VI.
Nummer laatst
Wie heeft daar nog nooit z'n vinger in gé-
stoken? Die mag niet meedoen aan deze se
rie 1 Die het wél ééns deden, mogen dé namén
der geteekende zes voorwerpen, al of niet van
tèekenwèrk vergezeld, opzenden aan postbus
8, te Hilversum. De volgende week Zaterdag,
9 September, sluit de termijn en komt de op
lossing in de krant. Drie prijzèn
was vóór 'n halve eeuw 'n onbekend artikel 1
De menschen moesten zich behelpen met Zwart
sel, opgelost in een hoeveelheid water. Het was
toen 'n heele toer om 'n glans op het leer te
bekomen 1
Dóórnat schoeisel wordt met zéér droog zaag
sel gevuld om het vocht uit het leer te ver
wijderen.
Beauraing. 1 B, voor de helft van B. en W.;
2 bes; 3 braam; 4 bedacht; 5 Beaurang; 6 geba
zel, 7 dries; 8 ons9 g voor gram.
Putten, Noorden, Heerde, Aalten, Doorn,
Baarn, Raalte, De Voorst, Zwolle, Kampen, Rij-
sen, Dalen, Ruinen, Ballo, Eelde, Grouw, Balk,
Drachten, Eenrum, Beerta, Urk, Tolen, Kapeile.
Het kan ons niet verschrikken.
Al wat naar buiten woelt,
Wanneer men maar van binnen,
De schoonste ruste voelt!
In het algemeen verwachten wij van rebus
sen en letterraadsels géén oplossing aan ons
adres.
^0
^Ju