SHK 5 AMEN fi DE ONBEKENDE KEIZERIN. WOUWEN OVER VROUWEN. DE HELPENDE HAND ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1933 - DE MODELKOFFER DER R. K. KRAAMYERZORGING. „Afgeluisterd" UIT GROOTMOEDERS DAGBOEK. Roosj zonder doornen. MENU'S VOOR SEPTEMBER. 7 j&sm* PARIJS EN DE HERFST-MODE. KUNT U MIJ OOK ZEGGEN. GEVRAAGDE RECEPTEN. DE NIEUWE MODETINTEN. Parijsche modehrief- DOELMATIGE ADVERTENTIËN m (slot). Madame Necker was de dochter van een Zwitsersche dominee. Haar vader gaf haar een uitstekende opvoeding. Daar ze vlug van geest was, leerde ze makkelijk en sprak vloeiend grieksch, latijn en moderne talen. Filosofie en schoone kunsten stonden ook op het program ma van den ouden dominee. Hij onderwees zijn dochter zelf en- daardoor leefde het jonge meisje tamelijk afgezonderd. Toen hij stierf trouwde ze met een Zwitsersch bankier, die in Parijs zijn zaken deed. De mooie mevrouw Necker kende weldra in Parijs de knapste mannen uit haar tijd. Na tuurlijk hield ze een salon waar haar vrien den haar af en toe te verstaan gaven, dat een vrouw, die zonder ophouden praat wel eens vervelend kon zijnMaar daar ze met ken nis van zaken over de dingen sprak en zeer onderhoudend was, vergaven ze het haar. In 1787 werd Necker minister. Zijn vrouw was zijn beste medewerkster; ze reorganiseerde de hospitalen, waarvan er nog een haar naam draagt. Necker was een rechtschapen, eerlijk man, hij trachtte een eind te maken aan veel verkeerde toestanden, met het resultaat, dat het leven hem onmogelijk werd gemaakt. Toen de revolutie uitbrak, ging hij met zijn gezin naar Zwitserland terug. Erkentelijk voor al wat zijn vrouw voor hem geweest was, stond hij haar eindejjjk toe te schrijven, Wat een hartewensch van haar was, maar waarvan hij niets had moeten hebben; misschien wel omdat hij bevreesd was voor de .onomwonden waarheden, die zij gewend was op nogal kwetsenden toon te zeggen. Madame Necker gaf voor haar dood nog een boek uit „Reflexions sur le divorce". Later verzamelde haar man een gedeelte van haar papieren en correspondentie en zagen vijf dikke deelen „Mélanges" Jiet licht. De opvoeding, dié ze haar dochter, de latere beroemde madame de Stael, gaf was uiterst streng, te streng zou men geneigd zijn te zeggen Van haar zijn de volgende karakteristieke uitlatingen: Het past evenmin voor een vrouw in den herfst van haar leven om te koop te loopen met haar goede hoedanigheden als met haar knap uiter lijk. De vrouwen vullen de tusschenpoozen in de conversatie en in het leven als het dons, waar men kisten met porselein mee opvult: men telt dat dons niet, maar alles zou breken als het er niet was. Ongelukkig de vrouw, die afleiding gelukkig maakt. Men moet het zich niet verbloemen: het lot van de meeste oude vrouwen in de eenzaam heid. en de moeders loopen dit ook niet mis. De kinderen gaan uiteen; hun levenswijze, hun smaak komt niet meer overeen met die van oude menschen en men gaat uiteen, hoe men elkaar ook liefheeft. Eenzaamheid wordt op die manier het lot van veel vrouwen en een groot verdriet of minstens een gevoel van ont moediging is er dikwijls het gevolg van. ,De properheid is het toilet van den ouderdom. Een echtgenoot is handig, wanneer hij zwij gen kan want vrouwen zijn daar bang voor. Een vrouw, die gelukkig is, verkeert niet in de uitgaande wereld. Een echtgenoot is alleen maar een man, een vrouw, waardien dien naam te dragen, ie tege lijkertijd een man van eer, een vader, een moeder en een echtgenoote. De dochter van madame Necker werd in 1768 in Parijs geboren en haar moeder, hoeveel goede hoedanigheden ze ook mocht bezitten, had over opvoeding heel bijzondere ideeën. Ze was verbazend streng, liefkoosde het kind nooit, het mocht geen vriendinnetjes hebben en geen speelgoed maar wel kreeg het iederen dag vier preeken aan te hooren, Grieksche thema's bij de vleet, sommen, algebra en werkwoorden in een groot aantal talen te maken. Voor af wisseling moest het heele hoofdstukken uit den bijbel uit het hoofd leeren. Germaine zocht haar toevlucht bij haar vader, die haar met veel liefde omringde en deed wat hij kon om het kind nog wat vreugde te geven. Het systeem van haar moeder had ten ge volg, dat ze buitengewoon ontwikkeld werd. Makkelijk tot een huwelijk kwam ze niet; had ze het vlugge verstand van haar moeder ge- erfd, haar schoonheid miste ze. Daarbij schrok haar knapheid en de strengheid van haar moe der de candidaten af. Zoo trouwde Germaine toen ze twintig was, zonder eenig enthousias me, den Zweedschen gezant te Parijs, den veertigjarigen baron de Stael-Holstein. Madame de Stael kon het niet met haar man vinden en na eenige jaren ging ieder zijns weegs. Wel bleven ze contact met elkaar hou den, maar ze begrepen beiden, dat het voor de goede verstandhouding beter was, als ze elkaar zoo min mogelijk zagen. De politieke toestand stelde madame de Stael teleur. Ze had zich zooveel van de revo lutie voorgesteld, maar niet gedacht, dat revolutie een groot bloedbad beteekende. Om zich een bezigheid te geven, zette ze zich aan het schrijven, haar debuut dateerde van eenige jaren tevoren, toen ze een verdediging van de koningin schreef, wat evenwel Marie- Antoinette niet van het schavot redde. Dikwijls bezocht ze haar vader in Zwitser land en daar ontmoette ze Benjamin Constant. Madame de Stael had „l'ame ëoeur" gevon den.... Stellig had madame Necker dit resul taat van haar opvoeding niet verwacht Na den val van Robespierre ging madame de Stael naar Parijs terug waar ze door haar geschriften de aandacht trok met het gevolg, dat het Directoire haar in ballingschap stuur de. Onder het consulaat bestreed ze uit alle macht de „tyrannie van Bonaparte". Deze ver zocht haar Parijs te verlaten. Madame de Stael, wier kinderen haar niet meer noodig hadden en waarvan de man ge storven was, besloot een reis door Duitschland te maken, die veel op een triomftocht ging lijken. Later toen ook Napoleon, keizer geworden, haar verbood in Frankrijk terug te komen, schreef ze een boek over Duitschland, dat enorm veel opzien baarde en dat de voorloo- per was van het Romantisme. Eerst na den val van Napoleon kwam ze in Parijs terug, maar haar krachten namen plot seling snel af en ze stierf in 1817, zeggende: „Mijn vader wacht op me aan de overzijde...." Madame de Stael met al haar intelligentie had haar boeken en al haar kunde graag ge ruild voor een knap gezichtje, want ze was beslist leelijk, grof gebouwd en met een grof gezicht leek ze een gemaskeerde man. Haar leven lang, ondanks alle waardeering en suc ces leed ze daaronder. Ze schreef: Het gezicht van een vrouw, wat ook de kracht of de uitgebreidheid van haar verstand is, van hoeveel gewicht de zaken zijn waar mee ze zich bezig houdt, blijft altijd een belet sel of een reden van bestaan in de geschiede nis van haar leven. De natuur en de wereld geven de vrouwen de gewoonte van te lijden en men zou in onze dagen niet kunnen ontkennen, dat ze over het algemeen meer waard zyn dan de mannen. Twintig levensjaren zijn voor ons een harde les. De vrouw kent nooit anders dan een afgeba kende horizont: haar huiskamer. „Dag Lies, Kind hoe gaat 't?" Nee, maar, jij al met 'n kinderwagen! Je jongste? O, zeg wat 'n dot! En wat ziet 't er beeldig uit. Snoe zig! Hoe kom jij zóó practisch? Lieve hemel, als ik bedenk, dat onze handwerknon altijd be weerde, dat er van jou nooit iets terecht zou komen en dat is allemaal handwerk, gehaakt en gebreid! Maar lievekind! „Ben je klaar, Miep? Je weet wel, dat ik altijd gloeiend 't land aan handwerken had, maar och, als je trouwt en kindjes krijgt schijnt er iets bij je te ontwaken, sluimerende talen ten. En dan, o kind, die wonderkoffpr van de kraamverzorging". De verstoktste anti zelfhaakster, breister of anderszins moet er wel pleizier in krijgen. Toer. baby kwam, stuurde meder me 'n tijdje te voren die koffer thuis. Om te droomen! Om te dansen van pleizier al die modelletjes. En alles, alles staat er bij, je kunt 't wel slapend namaken, en allerlei patronen en goeden raad. 't Is gewoon 'n zaligheid. En ik weet, dat ze er telkens iets nieuws bij verzinnen, 't een al praktischer, eenvoudiger enschattiger dan 't andere. Truitjes, ponnetjes, broekjes, kleeding voor 't moedertje alles en alles is in die koffer te vinden! En 't kost bijna niets. Veertien dagen voor twee gulden en de vracht, natuurlijk voor je fatsoen betaal je heen en terug! Ti! ti! kraaide baby alsof hij in z'n wollen en zachte premieretjes, deuxiemetjes en andere êmetjes, zich een bankier waande! Ti! Ti! Hemel kind! tijd voor z'n banaantje! D a a a g! Dag Lies! lachend ging Miep verder! HELLENEN. Een roos, die zonder doornen groeit, waar mag die zijn te vinden? ik wed, dat ze dn geen tuinen bloeit, gij zoekt vergeefs mijn vrinden. Duspluk de rozen zóó ze zijn, het leven met zijn nukken, En doet het soms een weinig pijn, het leert: voorzichtig plukken. P.S. Grootmoeder heeft 't niet geweten, maar in de laatste jaren zijn er wel deeg'lijk rozen zonder doornen geteeld, hetgeen ook een le vensles bevat. Het schoone is vaak te gemak kelijk te bereiken en te veroveren. H. 1. Soep met eierkaas biefstuK, snijlJbonen, aardappelen, fruit. 2. Gekookte snoek, eiersaus, worteltjes, aard appelen, broodschotel met appelmoes. 3. Magere groentesoep, gestoofde makreel, aardappelen, gebraden appelen. 4. Koninginnesoep, ossentong 'met zure eier saus, spercieboonen, aardappelen, maizenapud- ding met vruchtensaus. 5. Gevulde tomaten, gebraden eend, abriko zen compote, aardappelen, blanc-manger. 6. Gevulde Kalfsborst, bloemkool, aardappe len, griesmeelrand met gestoofde versche prui men, 7. Tomatensoep, koud kalfsvleesch, andijvie, aardappelen, drie-in-de-pan. 8. Bloemkoolsoep,' kalfszwezerik, snijboontjes, aardappelen, Russische vla 9. Garnalen met mayonnaise, gebraden jonge hanen, appelmoes, aardappelen, Brusselsche vla 10. Zomererwtensoep, gehakt, gebakken aard appelen, komkommersla, vruchtensalade. 11. Varkensfricandeau, gestoofde bleekselderie, aardappelen, appelschotel 12. Kerrvschotel, kropsla, spiegeleieren met ham, aardappelpurée, fruit. SOEP MET EIERKAAS 1*) Bouillon trekken en eierkaas in dobbelsteen tjes gesneden er in doen. Eierkaas klop een ei met een weinig zout, doe hierbij evenveel melk en laat de massa stollen in een met boter ingewreven vorm, au bain Marie (op de kachel of in de oven), onge veer uur. Zorg, dat het water tegen de kook aan is, maar vooral niet te hard kookt, daar er dan gaatjes in de kaas komen en deze moet van binnen glad blijven. Laat het een weinig bekoelen, keer de vorm, en snijd de kaas in dobbelsteentjes. RUSSISCHE VLA 8») 3 eierdooiers, 60 gram suiker, 2 eetlepels rum, 2% d. L. slagroom, 2 eiwitten. Roer eierdooiers zoo lang tot 'n dikke, eenigs- zins witte brei is verkregen en voeg roerende, de rum druppelsgewijze toe. Klop de room met de eiwitten stijf en roer deze vlug door het overige heen. Desgewenscht, kan men vanillewafeltjes bij deze vla presenteeren. BRUSSELSCHE VLA 9*). L. melk, 30 gram maizena, stokje vanille, 50 gram suiker, 100 150 gram bitterkoekjes, jam, 1 ei. Klop het ei met de suiker en de maizena. Breng melk met vanille langzaam aan de kook, en week de bitterkoekjes even in de lauw wor dende melk, doch zorg dat ze heel blijven. Als de melk kookt, er voorzichtig, steeds kloppende, het maizenapapje doorroeren en in de aldus verkregen vla blijven roeren, tot zich geen vei meer kan vormen. Intusschen heeft men op elk bitterkoekje wat jam van abrikozen, kersen of marmelade gelegd, en deze in een vlaschaa' geschikt. De bekoelde vla hierover uitstorten, en het gerecht koud opdienen. APPELSCHOTEL 11*). 5 a 6 bellefleuren of goudreinetten, ongeveer 50 gram jam, L. dikke rijstebrij met vanille of citroensmaakje, 40 gram suiker. Schik de geboorde en geschilde appelen in een vuurvasten schotel en vul ze mèt de jam, liefst een geurige soort, z. a. frambozen met besensjam en leg op iedere appel een klein klontje boter. Giet op den bodem wat kokend water, zoodat de bodem vochtig is, spreid de gaargekookte rijstebrij waardoor men vooraf de suiker geroerd heeft, er over, leg hier .en daar een klontje boter. Laat de schotel in de oven lichtbruin worden; de oven moet zoo warm zijn, dat de appels in dien tijd zacht worden. M. M. M'ump WW W( ■Yrrrtynl/ -\ 1*111 [ld U in 'lil Mill WH Hllll lll tfin De groote Parijsche modehuizen genieten nog steeds een ongëevenaarden roem. Zij geven nog immer den toon aan, en daarom kan men de komende herfstmode niet beter leeren kennen dan door eens enkele hunner nieuwste creaties te bekijken. Van Chanel laten wij hierbij een smaakvolle avondjapon van velour chiffon zien. Het plas tron, de lotusbloem-mouwen en de royale klok- rand, die aan den geschelpten rok is gezet, zijn van licht organdi. Wanneer men het model van Philipp Gaston onder de loupe neemt, krijgt men den indruk, dat deze mantel heelemaal van apen haar een bontsoort, dat erg gewild zal zijn) is vervaardigd, hoewel hij er slechts mee gegar neerd is. In zulke kunstgrepen openbaart zich een waar mode-talent! Op het gebied van pels-garneering staat ook Lucile Paray aan de spits. Als bewijs diene een geheel met marterbont gevoerde zandkleurige mantel, welke gedeeltelijk ook buitenop met dit bont bedekt is, dat van het bovenstuk op de mouwen overgaat en aldus als een nieuwig heid op dit terrein beschouwd mag worden. Als meesterwerk van Agnès (Mme Havet) mag een zwarte avondmantel van zijde-fluweel gelden; hij is heel lang en sleept een weinig, terwijl de van wit transparant fluweel ge maakte mouwen zoodanig met wit vos gegar neerd zijn, dat zij de schouderlijn accentueeren. Een typeerend voorbeeld van wat Marcel Rochas heeft aan te bieden, is de gestreepte mantel, dien we geheel rechts op de afbeelding aantreffen. Door de bovenmouwen zijn vier kanten van persianer gestoken, en vierkant is ook de hierbij passende kleine mof. Bij Bruyère heeft men de lijn van de vorige eeuw weer opgevat. Het is duidelijk te zien aan den hier weergegeven zeer verdienstelijken mantel, waaraan elke bontgarneering ont breekt maar die als kraag en manchetten reus achtige rondgeplooide ruches, welke met groote, met stof overtrokken knoopen bij elkaar ge houden worden, aan bovenstuk en mouwen heeft. Ten slotte valt er nog een creatie van Lenief te fieivonderen: een japon, die, zooals zij hier afgebeeld staat, voor den avond is bedoeld, doch ook des middags gedragen kan worden, omdat de onderste ruche aan een onderkleed is vastgemaakt, dat dan in de kast blijft han gen. De japon is in zijde uitgevoerd. Naast de gracieuse ruche-effecten verdient de ceintuur, die uit metalen draden is vervormd, onze waar deering. Een aardig herfsthoedje van gestreepte stof, gegarneerd met zwart lint. Een creatie van Suzanne Brousse. Schapevachten. Bezorgde moedertjes beginnen reeds de uitrusting voor baby's wintergarderobe en alle andere antecedenten na te zien en me nig schapevachtje voor de kleine equipage heeft 'n opfrissching van noode. Onze lezeres, welke naar de beste reinigings methode vroeg, adviseeren wij het volgende: Is het een namaakvacht, dan kan men het na 't verwijderen van de voering een lauw zeep- sopje geven en naspoelen in koud water. Klets nat in den wind te drogen hangen, flink uitslaan voorzichtig kammen en de schoone voering we=r tegennaaien. Wanneer het een echte vacht is, moet u er niet met water aankomen, omdat de huid hard en stug zou worden. In dit geval is_ het 't beste de vacht, schoon te wrijven met warme zemelen, of warm meel, juist doen alsof u het wascht. Als de zemelen wit blijven is de vacht schoon. Stoomen is natuurlijk ook goed. Wij hopen dat vele moedertjes dit voorschrift eens zullen uitknippen en toepassen. Ook voor witte bontjes is deze methode aan te bevelen. Vliegenvuil. Op een zwart gepolitoerde piano is veel vliegenvuil aanwezig. Men kan dit op verscheidene wijzen behandelen. Met een wollen lapje gedrenkt in petroleum doet men wonderen. In een piancfhandel kunt u 'n fleschje verkrij gen hetwelk de piano reinigt en reusachtig op knapt. Op verguldsel van lusters en handvatten is het vuil met een doorgesneden ui bestrooid met zout te verwijderen. Anti-glijmiddelen. Een vriendelijke lezeres zendt ons het volgend schrijven: Gedurende de Augustusmaand is in 't Haagje bij de firma V. en D. een anti-glijmiddel gede monstreerd hetgeen ook op de damesbeurs zal plaats vinden. Het heet Jeka en kost slechts 27% ct„ waarmede men drie kleedjes van 4275 ge heel glijvrij kan maken. Ook zullen de motten er niet aan knabbelen; de schrijfster heeft het procédé zelf gebruikt voor haar tapijtjes welke nu muurvast liggen. Onze lezeres vriendelijk dank voor haar in lichting, waarvan onze huismoeders zeker gaar ne zullen profiteeren. Men kan zooals reeds ge zegd het ook tegen billijken prijs bij onze goede inrichtingen doen behandelen. Een duffe trekpot. Onze Groningsch jong huis. vrouwtje heeft al vroeg een onaangename erva ring, n.l. een duffe trekpot. Doch dat is goed te verhelpen. Neem een goedsluitenden ketel, doe een slang aan den tuit, neem den trekpot, zet dien omgekeerd met de opening boven een gat, b.v. een eierrekje. Steek de slang door het gat in den theepot, laat het water stoomen en de lucht zal verdwijnen. Zilver bewaren. Een stukje kamfer, bij zilver gelegd, doet dit lang mooi blijven, ook in étui's. Nog eens ringen. Rectificatie. Het drukfoiiten- duiveltje heeft ons een part gespeeld en van de HerSfinger een Heizfinger gemaakt. Daarbij is het woordje links in rechts veranderd, hetgeen deed vermoeden dat de trouwring aan den rech terhand wordt geschoven. De meesten zullen deze mystificatie wel be grepen hebben, hetzij door ondervinding, hetzij door voorlichting van anderen. De trouwring is een schitterend symbool der onverbrekelijke huwelijkstrouw, hetgeen niet zeggen wil dat het niet dragen om welke reden ook op ontrouw duidt. Dienstweigeraars, 'n Vastzittende stop op een kristallen karaf. Sla een touw of een eindje smal wit band om den hals van de karaf, die door iemand anders wordt vastgehouden. Trek het bandje steeds heen en weer, door de wrijving ontstaat warmte, doet n.l. het glas of kristal uit zetten en de stop zal loslaten. Als men om de stop van een flesch wat sla olie druppelt, de flesch een poosje vlak neer legt en op den stop klopt, zal deze loslaten. Wat glycerine helpt ook, doch niet bij spoedgevallen, dan moet men slaolie gebruiken. Zachtjes klop pend met een houten voorwerp helpt altijd, mits voorzichtig toegepast. Krijnluis. Deze kleine beestjes die uit nieuwe meubelen en in nieuwe huizen- te voorschijn komen en aan levend stof doen denken zijn zeer onschuldig. Bij den vakman heeten ze krijn- of houtluis, een insectje dat met de vulling in de meubelen komt. Ze tasten niets aan, en worden het best verdreven door herhaaldelijk kloppen en schuieren, door 't in de zon zetten van de meubelen. Bespuiten met Flitt of Shelltox moet bij geregeld gebruik ze uitroeien. Van den win ter flink stoken; de inwerking van warme droge lucht kunnen ze niet verdragen. Op den duur verdwijnen ze; mits U de meubels niet met rust laat. Uitzwaveien verhaast het proces. Correspondentie. Wil abonné uit Maastricht eens wat duidelijker adres geven? De naam is niet te ontcijferen, van de laan n.l.. HUISMOEDER. SAUCE BORDELAISE. Voor mevr. M. V. B. te T. Snijd in kleine dobbelsteentjes, 3 wor teltjes en 3 uitjes en zet die op met 1 eetlepel fijngehakte peterselie, 1 laurierblad, 100 gran» fijngehakte ham en 50 gram boter en laat alles tezamen licht fruiten. Voeg er daarna bij 4 d. L. witte wijn (b.v. Sauternes), een paar eet lepels bruin van jus, 1 d. L. cognac, wat citroen sap, peper en zout; laat dit alles 10 15 minu ten koken en doe er dan nog 1 d.L. bouillon bij. Smelt 40 gram boter met 30 40 gram bloem, doe hierbij de saus en laat dit alles nog even doorkoken. Mevrouw S. te R. In antwoord op Uw schrijven moet ik U mede- deelen, dat het recept ter bereiding van „aard appelbrood", zooals dat gemaakt werd in da oorlogsjaren, juist zóó door de „distributie" ta Rotterdam indertijd werd opgegeven. Vermoedelijk is citroenolie nu veel goedkoo- per; ik meen me te herinneren dat wij toen voor 15 cent 10 a 15 druppels kregen. Mevrouw R. W. te A. Tot mijn spijt kan ik U niet het recept van de „oorlogskoffie" geven. Zou één onzer lezeressen ons daaraan kun nen helpen Glucose kunt U krijgen bij de meeste apothe kers en drogisten en ook bij de depóts van Nutricia. M. M. PARIJS, 5 September 1933. Waarom noemt men de mode eigenlijk zoo onberekenbaar en capricieus? Natuurlijk zij is altijd min of meer vol fantasie en originaliteit, maar dit behoort nu eenmaal tot haar wezen. Maar van den anderen kant toont zij toch her haaldelijk een gezonden practischen zin en houdt zij rekening met de omstandig heden en realiteit. Als een bewijs daar van kunnen weer de kleurschakeeringen gelden, die zij bij de wisseling van het sei zoen voorschrijft. Het zijn weer de echte warme herfst tinten, die op den voorgrond komen: de gekoperde bruine nuances, de mat-gele bladkleuren, kastanje, corinthe, het gedekte groen. Alles logisch en in overeenstem ming met het karak ter van het seizoen. Voor de nieuwe modellen van het meer eenvoudige genre ko men vooral de tinten in aanmerking tus- schen beige en kas tanje: een rijke gam ma van verschillende practische en mooie nuances. Het zal dan ook niet moeilijk val len om een aardigen wollen stof te kiezen voor het klassieke pefit-tailleur, dat men dragen kan tot de wintermantel zijn rechten komt op- eischen. Wenscht men aan dat petiti-tailleur nog een cachet te geven, dat nog even aan den zomer herinnert, dan kiest men er een aardig natté-de-laine voor in Ha vana-tint, die het juiste midden is tusschen beige en kastanje. Hiernaast geven wij voor zulk een toilet een aantrekkelijk model. De coupe is strak en sober. Tet korte jacquette is in de taille even ingehaald en sluit kruiselings met zes knoopen; het heeft kleine zakken. Een das van zij of wol in een levendige kleur wordt om den hals gedragen en verlevendigt het geheel, dat gecompleteerd wordt door een kleine baret. DE HOFHOUDING VAN Prins Willem I van Oranje bestond soms wel uit 160 personen, die per jaar een totaal-salaris van 50.000 genoten! In het jaar 1562 had „Monseigneur van Oranje" 256 personen in zijn dienst, waarvan er, wegens bezuiniging, in 1565 60 werden weggezonden! In 1577'78 telde de hofstaat nog „slechts" 182 personen; ik denk niet, dat H. M. onze Konin gin er zooveel bedienden op na houdt aan Haar Hof! Onder hen bevond zich ook de hofkape laan, „chappelain de monseigneur", die het (eerste) prinsje Maurits doopte, dat in 1566 overleed. Ook bezat de Prins 'n lijfarts en 'n hofdwerg of nar. Wanneer de fabricatie, of de voorraad uwer artikelen, den omzet, den verkoop overtreffen, geeft aan 'n serie dan eens de kans U te helpen, den aftrek uwer producten te vergrooten. Aber eines Tages musz ich auch in den Augen Deutschlands rehabili- tiert werden". KEIZERIN VICTORIA. Juli 1870.. .Kroonprins Friedrich wacht de derde oorlog sinds zijn huwelijk, de oorlog nu met Frankrijk. Hij is benoemd tot opperbevel hebber van het Ille Armeekorps. Hij behaalt de overwinningen bij Weiszenburg en Wörth. Hij is de held der troepen „Unsere Fritz". Dan volgen de beslissende veldslagen bij Gravelotte en Sedan. De zege is aan Duitsohe zijde. De dynastie van Napoleon is gevallen, de Hohen- lollern zullen den keizerskroon verwerven. Maar nog eerst moet Parijs capituleeren. Bismarck verlangt de beschieting van Parijs; de kroonprins is er met hand en tand tegen. Natuurlijk krijgt weer de kroonprinses de schuld, zij wordt beticht tegen een beschieting te zijn, omdat zij de dochter is van koningin Victoria, die Parijs zoo gaarne voor deze ramp wil sparen. Maar Bismarck zet z'n plannen door. Parijs moet capituleeren, de oude 74-jarige koning Wilhelm van Pruisen wordt te Versailles tot keizer van Duitschland geproclameerd. Op 17 Maart 1871 houdt de nieuwe keizer, vergezeld van zijn zoon, kroonprins Friedrich, zijn luisterrijken intocht binnen Berlijn. Berlijn wordt nu rijkshoofdstad, hoofdstad van het nieuw gegrondveste Duitsche keizer rijk, centrum der rijkspolitiek. Berlijn begint nu ook uiterlijk een nieuw aspect te krijgen. Het kroonprinselijk paar, de nieuwe keizerlijke hoogheden, beijveren zich meer bijzonder om Berlijn nu ook te maken tot een centrum van kunst, temeer daar Friedrich het protectoraat over de musea is opgedragen, wat geheel naar den zin en smaak is van Victoria. Zij wordt de ziel van deze 'algemeene kunstzinnige be weging. Nieuwe musea, academies voor beel dende kunstenaars, opleidings-instituten worden op haar initiatief gesticht. Jonge, belovende kunstenaars worden door haar persoonlijk aan gemoedigd en gesteund. En veel wat op dit gebied nu nog de trots en roem is van Berlijn, is aan Friedrich en Victoria te danken. Ook naar reorganisatie van ziekenverzorging, opleiding van verplegend personeel gaat haar daadwerkelijke liefde uit. Alle sociale werken hebben haar belangstelling. Duitschland kent nu een vrede, een zegenrijken vrede, dien het wel benutten zal. De held van de slagvelden, de overwinnaar van Königgratz, Weiszenburg en Wörth gaat weer gaarne schuil in de ge lukkige werken des vredes, tot vreugde en vol doening van Victoria, die ook niet anders wenscht dan vrede, geluk en welvaart te zien in eigen land. De Kulturkampf, de Socialistenwet, door Birmarck ingezet, zijn haar een gruwel. De ideeën van haar oudsten zoon. Wilhelm, reeds meerderjarig, gaan een heel anderen kant uit; hij droomt slechts om Duitschland door uitbouw van leger en speciaal van de marine even machtig te maken als Engeland. Hij dweept overmoedig met alles wat militair is. En het zijn deze gevoelens, die al vroeg den zoon van zijn vreedzame ouders verwijderen. Openlijke meeningsverschillen met zijn vader en moeder blijven niet uit. Als het kroonprinselijk paar een reis maakt door Italië, en daar samen opnieuw genieten van schoonheid én kunst, valt het Victoria op een goeden dag op, dat de stem van haar ge liefden Fritz heesch begint te klinken. Maar de kroonprins zelf gevoelt zich gezond en krachtig, de sluiering van zijn stem voelt hij wel als een hinder, maar toch wil hij zich niet ontzien. Victoria zoekt de oorzaak in een ver koudheid, opgedaan op een van zijn dienstreizen. Een kuur in Wiesbaden zal hem wel beterschap brengen. De beklemmende heeschheid blijft aanhouden, wordt chronisch, zij maakt een luid commando geven voor Friedrich moeilijk, terwijl de ver vulling van zijn steeds groeiende representa tieve verplichtingen, redevoeringen, toespraken hem een kwelling en een last worden. De meening wint veld, dat deze verzwakken de stemklank niet het gevolg kan zijn van een verwaarloosde verkoudheid. De hulp' van de eerste medici wordt ingeroepen, en deze. consta- teeren een klein gezwel aan den linker stem band. Een kuur in Ems zal wellicht uitkomst geven. Friedrich laat 't voorkomen, alsof hij er zelf het volste vertrouwen in heeft, maar even vóór zijn vertrek zucht hij zwaarmoedig tot een zijner vertrouwelingen: „Ach, ich bin ein verlorener Mann". Aanvankelijk treedt te Ems een lichte ver betering in, maar kort daarna wordt een ver ergering van het gezwel vastgesteld. Een operatie kan misschien het ergste voorkomen, maar zal hém te staan komen op het volledige verlies van zijn stem. Victoria lijdt onder dit alles misschien erger dan Friedrich zelf. Haar wezen is smal geworden, haar houding ge bogen, de schouders beven en haar oogen dragen de sporen van vele tranen. Victoria lijdt stil en zwijgend onder de zorg en angst om den zoozeer geliefden man. Zij weet, dat het verschrikkelijk woord „kanker" als een onverbiddelijk doodvopnis over hem is uitgesproken. De beroemdste specialisten van hun tijd, onder wie sir Morell Mackenzie, worden in consult geroepen. Deze durft nog geen definitieven kanker constateeren, en wil nog voorloopig van een operatie afzien. Maar de angst en onzekerheid blijven. Mackenzie neemt het kroonprinselijk paar mede naar Enge land, naar Wight, om de ziekte van Friedrich van meer nabij te kunnen volgen. Het voor geven is, dat Friedrich en Victoria zullen deel nemen aan de feesten van het vijftig-jarig regee- rings-jubileum van koningin Victoria van Enge land. Bij de schitterende feesten te Londen wordt onder de hooge gasten niemand meer bewonderd dan de aanstaande keizer van Duitschland, groot, blond, van een fiere rechte mannelijkheid en de naam „Siegfried" ligt op aller lippen. Het verblijf in Engeland wordt door een reis in Schotland gevolgd. Dierbare herinneringen, want daar heeft Friedrich zijn Victoria ge vonden. Friedrich gevoelt zich bijzonder goed, het stille, gesloten familieleven tezamen met de veelgeliefde vrouw lijkt hem een weldaad en verkwikking. Maar ginds in Berlijn gaat men 't noodzake lijk oordeelen. dat de kroonprins aan terug- keeren denkt. De hoogbejaarde keizer kan moei lijk meer alle regeeringsplichten nakomen. Hij is negentig jaar, hij moet om zijn leeftijd zeer ontzien worden, en, als Friedrich niet naar Duitschland kan terugkeeren, is er sprake om zijn zoon, den jongen Wilhelm, met de afdoening der loopende regeeringszaken te belasten, wat straks mogelijk zelfs een bepaald regentschap kan worden. Meer nog, reeds gaat het gerucht, dat, daar de ziekte van kroonprins Friedrich onherstelbaar zou blijken, de jonge Wilhelm onmiddellijk tot troonopvolger zal worden ver heven. Kort daarop wordt toch vastgesteld, dat Friedrich aan een ongeneeslijken kanker lijkt. Een operatie, die hem toch maar tot een half mensch zou maken, wijst Friedrich onvoor waardelijk af. „Lieber lasse ich die Dinge gehen, wie er Gott gefallt". De ontstellende mare gaat over heel de wereld, het arme slachtoffer kan geen krant opnemen, of hij ziet overal zijn eigen dood vonnis geteekend. Onderwijl wordt de jonge Wilhelm toch met de waarneming der regeerings plichten belast. De zieke ei-vaart tot zijn ont steltenis, dat men in Berlijn al geen rekening meer met hem houdt, dat zijn persoon is uit geschakeld. „Mein Vater und mein Sohn', zucht hij bitter, „reichen sich die Hande über meinem Kopf und erdrüeken mich". Hij had zulk een heerlijk schoone levens taak voor oogen gehad, hij zou haar niet meer kunnen vervullen. De vader vreest ook voor de onmiskenbare karakterfouten van zijn oudsten zoon, de zelf overschatting, zijn gebrek aan diepte en er varing. Victoria voelt haar angst en zorgen stijgen. Maar allen die haar nabij staan worden geroerd door de zelfverloochenende toewijding van de zich opofferende vrouw, die haar lijden den en gekwelden gemaal dag en nacht ver pleegt en geen oogenblik van zijn zijde wijkt. Dan bereikt beiden in Italië, waar zij ver toeven, het plotselinge bericht van het over lijden van den ouden keizer. Friedrich en Victoria reizen onmiddellijk naar Berlijn. Maar de eerste keizerlijke daad van Friedrich is aan zijn dierbare gemalin de hoogste orde des Rijks te verleenen. En tot sir Morell Mackenzie zegt hij ontroert: „U dank ik, dat u mijn leven nog zoo lang heeft gerekt, dat ik in staat ben den heroïschen moed van mijn vrouw te beloonen". In den laten avond komt de nieuwe keizer te Berlijn aan, onder het gejuich der wachten de bevolking, die „Unsere Fritz"roepen. Al leen zijn handen kunnen het volk danken voor de betoonde liefde en aanhankelijkheid. Vanuit het venster van het paleis volgt hij eenige dagen later eenzaam de indrukwekkende begrafenis van zijn vader, dien hij zoo spoedig in den dood volgen zou. Zijn eerste proclamatie als keizer besluit hij met deze woorden: „Onbekommerd om den glans van roem brengende daden, zal ik tevreden zijn, als eens van mijn regeering kan gezegd worden, dat zij een weldaad is geweest voor mijn volk, nuttig voor mijn land, en tot zegen van het rijk". Victoria lijdt onuitsprekelijk om den gelief den man, die zich voorgesteld had zooveel goeds te doen en het niet meer kan. En dan te weten, dat bij haar aankomst te Berlijn pamfletten werden verspreid onder de bevolking met de lasterlijke woorden: „Volk, ontvang de nieuwe keizerin zooals zij verdientêê, en dan stonden onder de portretten van haar en dr. Mackenzie de afschuwelijke woorden: „de koningsmoorde naars". De doodzieke keizer werkt nog hardnekkig voor het welzijn van zijn volk en sterft tenslotte als aan zijn schrijftafel. Zijn laatste woord, dat hij, die niet meer spreken kon, nog neer krabbelt op een bloc-notes is..,, Victoria. de naam van de vrouw, die heel zijn leven met liefde heeft gevuld. Over de wereld gaat de mare: „Keizer Friedr'ch is gestorven". Slechts negen-en-negentig dagen was hij de keizer van Duitschland geweest. De geslagen keizerlijke weduwe schrijft aan haar schoonmoeder, de hoogbejaarde keizerin Augusta: „Om uw eenigen zoon schreit degene, die trotsch en gelukkig was zijn vrouw te zijn, tezamen met u, zijn moeder. Geen moeder bezat ooit zulk een zoon. Wees sterk en fier in uw smart. Hij liet u heden nog groeten. Victoria". En aan haar eigen moeder, koningin Victoria van Engeland seint zij de korte woorden: „Fritz is dood en ik vertwijfel". Het paleis van den geliefden doode wordt als in staat van beleg verklaard door louter mili tair vertoon, het wapengekletter en de com mando's weerklinken tot in de sterfkamer. De moeder doet een beroep op haar zoon, den nieuwen keizer, om den vrede van den grooten doode niet door wapengeluid te verstoren. Zij krijgt geen antwoord; zij roept de bemiddeling van Bismarck in, hij laat zich excuseeren, heeft geen tijd. Zelf heeft zij den doode afgelegd, zijn gemartelde hals verbonden met een zijden sjaal. Een gouden medaillon, het eerste ge schenk van zijn eerste liefde, hangt zij hem op de borst. Dan geeft zij hem over aan hen, die rechten doen gelden op het stoffelijk overschot van hun keizer. De keizerin-weduwe, die zich nu uit eerbied „Kaiserin Friedrich" noemt, trekt zich terug uit het openbaar leven, slijt haar verder leven nog dertien jaar lang op het stille Friedrichshof, wijdt zich uitsluitend aan sociale werken en liefdadigheid. Daar sterft zij op 5 Augustus 1901 aan dezelfde kwaal, die eens ook haar gemaal zoo vroegtijdig naar het graf heeft gesleept. Zij was de onbekende keizerin geworden, ongekend en niet gewaardeerd, totdat na dertig jaren Duitschland haar naar haar verdiensten heeft gerehabiliteerd en haar een posthume hulde heeft gebracht als vrouw, moeder en keizerin in de ontroerende biografie van Frieda Radell. P, HYACINTH HERMANS.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4