SHK 5 AMEN
fi
DE ONBEKENDE KEIZERIN.
WOUWEN OVER
VROUWEN.
DE HELPENDE HAND
ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1933
-
DE MODELKOFFER DER R. K.
KRAAMYERZORGING.
„Afgeluisterd"
UIT GROOTMOEDERS DAGBOEK.
Roosj zonder doornen.
MENU'S VOOR SEPTEMBER.
7 j&sm*
PARIJS EN DE HERFST-MODE.
KUNT U MIJ OOK ZEGGEN.
GEVRAAGDE RECEPTEN.
DE NIEUWE MODETINTEN.
Parijsche modehrief-
DOELMATIGE ADVERTENTIËN
m (slot).
Madame Necker was de dochter van een
Zwitsersche dominee. Haar vader gaf haar een
uitstekende opvoeding. Daar ze vlug van geest
was, leerde ze makkelijk en sprak vloeiend
grieksch, latijn en moderne talen. Filosofie en
schoone kunsten stonden ook op het program
ma van den ouden dominee. Hij onderwees zijn
dochter zelf en- daardoor leefde het jonge
meisje tamelijk afgezonderd. Toen hij stierf
trouwde ze met een Zwitsersch bankier, die
in Parijs zijn zaken deed.
De mooie mevrouw Necker kende weldra in
Parijs de knapste mannen uit haar tijd. Na
tuurlijk hield ze een salon waar haar vrien
den haar af en toe te verstaan gaven, dat een
vrouw, die zonder ophouden praat wel eens
vervelend kon zijnMaar daar ze met ken
nis van zaken over de dingen sprak en zeer
onderhoudend was, vergaven ze het haar.
In 1787 werd Necker minister. Zijn vrouw
was zijn beste medewerkster; ze reorganiseerde
de hospitalen, waarvan er nog een haar naam
draagt. Necker was een rechtschapen, eerlijk
man, hij trachtte een eind te maken aan veel
verkeerde toestanden, met het resultaat, dat het
leven hem onmogelijk werd gemaakt. Toen de
revolutie uitbrak, ging hij met zijn gezin naar
Zwitserland terug.
Erkentelijk voor al wat zijn vrouw voor hem
geweest was, stond hij haar eindejjjk toe te
schrijven, Wat een hartewensch van haar was,
maar waarvan hij niets had moeten hebben;
misschien wel omdat hij bevreesd was voor de
.onomwonden waarheden, die zij gewend was
op nogal kwetsenden toon te zeggen.
Madame Necker gaf voor haar dood nog een
boek uit „Reflexions sur le divorce". Later
verzamelde haar man een gedeelte van haar
papieren en correspondentie en zagen vijf dikke
deelen „Mélanges" Jiet licht.
De opvoeding, dié ze haar dochter, de latere
beroemde madame de Stael, gaf was uiterst
streng, te streng zou men geneigd zijn te zeggen
Van haar zijn de volgende karakteristieke
uitlatingen:
Het past evenmin voor een vrouw in den herfst
van haar leven om te koop te loopen met haar
goede hoedanigheden als met haar knap uiter
lijk.
De vrouwen vullen de tusschenpoozen in de
conversatie en in het leven als het dons, waar
men kisten met porselein mee opvult: men
telt dat dons niet, maar alles zou breken als
het er niet was.
Ongelukkig de vrouw, die afleiding gelukkig
maakt.
Men moet het zich niet verbloemen: het lot
van de meeste oude vrouwen in de eenzaam
heid. en de moeders loopen dit ook niet mis.
De kinderen gaan uiteen; hun levenswijze, hun
smaak komt niet meer overeen met die van
oude menschen en men gaat uiteen, hoe men
elkaar ook liefheeft. Eenzaamheid wordt op
die manier het lot van veel vrouwen en een
groot verdriet of minstens een gevoel van ont
moediging is er dikwijls het gevolg van.
,De properheid is het toilet van den ouderdom.
Een echtgenoot is handig, wanneer hij zwij
gen kan want vrouwen zijn daar bang voor.
Een vrouw, die gelukkig is, verkeert niet in
de uitgaande wereld.
Een echtgenoot is alleen maar een man, een
vrouw, waardien dien naam te dragen, ie tege
lijkertijd een man van eer, een vader, een
moeder en een echtgenoote.
De dochter van madame Necker werd in
1768 in Parijs geboren en haar moeder, hoeveel
goede hoedanigheden ze ook mocht bezitten,
had over opvoeding heel bijzondere ideeën. Ze
was verbazend streng, liefkoosde het kind
nooit, het mocht geen vriendinnetjes hebben en
geen speelgoed maar wel kreeg het iederen dag
vier preeken aan te hooren, Grieksche thema's
bij de vleet, sommen, algebra en werkwoorden
in een groot aantal talen te maken. Voor af
wisseling moest het heele hoofdstukken uit
den bijbel uit het hoofd leeren.
Germaine zocht haar toevlucht bij haar
vader, die haar met veel liefde omringde en
deed wat hij kon om het kind nog wat vreugde
te geven.
Het systeem van haar moeder had ten ge
volg, dat ze buitengewoon ontwikkeld werd.
Makkelijk tot een huwelijk kwam ze niet; had
ze het vlugge verstand van haar moeder ge-
erfd, haar schoonheid miste ze. Daarbij schrok
haar knapheid en de strengheid van haar moe
der de candidaten af. Zoo trouwde Germaine
toen ze twintig was, zonder eenig enthousias
me, den Zweedschen gezant te Parijs, den
veertigjarigen baron de Stael-Holstein.
Madame de Stael kon het niet met haar man
vinden en na eenige jaren ging ieder zijns
weegs. Wel bleven ze contact met elkaar hou
den, maar ze begrepen beiden, dat het voor de
goede verstandhouding beter was, als ze elkaar
zoo min mogelijk zagen.
De politieke toestand stelde madame de
Stael teleur. Ze had zich zooveel van de revo
lutie voorgesteld, maar niet gedacht, dat
revolutie een groot bloedbad beteekende.
Om zich een bezigheid te geven, zette ze zich
aan het schrijven, haar debuut dateerde van
eenige jaren tevoren, toen ze een verdediging
van de koningin schreef, wat evenwel Marie-
Antoinette niet van het schavot redde.
Dikwijls bezocht ze haar vader in Zwitser
land en daar ontmoette ze Benjamin Constant.
Madame de Stael had „l'ame ëoeur" gevon
den.... Stellig had madame Necker dit resul
taat van haar opvoeding niet verwacht
Na den val van Robespierre ging madame
de Stael naar Parijs terug waar ze door haar
geschriften de aandacht trok met het gevolg,
dat het Directoire haar in ballingschap stuur
de. Onder het consulaat bestreed ze uit alle
macht de „tyrannie van Bonaparte". Deze ver
zocht haar Parijs te verlaten.
Madame de Stael, wier kinderen haar niet
meer noodig hadden en waarvan de man ge
storven was, besloot een reis door Duitschland
te maken, die veel op een triomftocht ging
lijken.
Later toen ook Napoleon, keizer geworden,
haar verbood in Frankrijk terug te komen,
schreef ze een boek over Duitschland, dat
enorm veel opzien baarde en dat de voorloo-
per was van het Romantisme.
Eerst na den val van Napoleon kwam ze in
Parijs terug, maar haar krachten namen plot
seling snel af en ze stierf in 1817, zeggende:
„Mijn vader wacht op me aan de overzijde...."
Madame de Stael met al haar intelligentie
had haar boeken en al haar kunde graag ge
ruild voor een knap gezichtje, want ze was
beslist leelijk, grof gebouwd en met een grof
gezicht leek ze een gemaskeerde man. Haar
leven lang, ondanks alle waardeering en suc
ces leed ze daaronder.
Ze schreef:
Het gezicht van een vrouw, wat ook de
kracht of de uitgebreidheid van haar verstand
is, van hoeveel gewicht de zaken zijn waar
mee ze zich bezig houdt, blijft altijd een belet
sel of een reden van bestaan in de geschiede
nis van haar leven.
De natuur en de wereld geven de vrouwen
de gewoonte van te lijden en men zou in onze
dagen niet kunnen ontkennen, dat ze over het
algemeen meer waard zyn dan de mannen.
Twintig levensjaren zijn voor ons een harde
les.
De vrouw kent nooit anders dan een afgeba
kende horizont: haar huiskamer.
„Dag Lies, Kind hoe gaat 't?" Nee, maar,
jij al met 'n kinderwagen! Je jongste? O, zeg
wat 'n dot! En wat ziet 't er beeldig uit. Snoe
zig! Hoe kom jij zóó practisch? Lieve hemel, als
ik bedenk, dat onze handwerknon altijd be
weerde, dat er van jou nooit iets terecht zou
komen en dat is allemaal handwerk, gehaakt
en gebreid! Maar lievekind!
„Ben je klaar, Miep? Je weet wel, dat ik
altijd gloeiend 't land aan handwerken had,
maar och, als je trouwt en kindjes krijgt schijnt
er iets bij je te ontwaken, sluimerende talen
ten. En dan, o kind, die wonderkoffpr van de
kraamverzorging".
De verstoktste anti zelfhaakster, breister of
anderszins moet er wel pleizier in krijgen. Toer.
baby kwam, stuurde meder me 'n tijdje te voren
die koffer thuis.
Om te droomen! Om te dansen van pleizier
al die modelletjes. En alles, alles staat er bij,
je kunt 't wel slapend namaken, en allerlei
patronen en goeden raad.
't Is gewoon 'n zaligheid. En ik weet, dat
ze er telkens iets nieuws bij verzinnen, 't een
al praktischer, eenvoudiger enschattiger
dan 't andere.
Truitjes, ponnetjes, broekjes, kleeding voor
't moedertje alles en alles is in die koffer te
vinden! En 't kost bijna niets. Veertien dagen
voor twee gulden en de vracht, natuurlijk voor
je fatsoen betaal je heen en terug! Ti! ti!
kraaide baby alsof hij in z'n wollen en zachte
premieretjes, deuxiemetjes en andere êmetjes,
zich een bankier waande! Ti! Ti!
Hemel kind! tijd voor z'n banaantje! D a a a g!
Dag Lies! lachend ging Miep verder!
HELLENEN.
Een roos, die zonder doornen groeit,
waar mag die zijn te vinden?
ik wed, dat ze dn geen tuinen bloeit,
gij zoekt vergeefs mijn vrinden.
Duspluk de rozen zóó ze zijn,
het leven met zijn nukken,
En doet het soms een weinig pijn,
het leert: voorzichtig plukken.
P.S. Grootmoeder heeft 't niet geweten, maar
in de laatste jaren zijn er wel deeg'lijk rozen
zonder doornen geteeld, hetgeen ook een le
vensles bevat. Het schoone is vaak te gemak
kelijk te bereiken en te veroveren.
H.
1. Soep met eierkaas biefstuK, snijlJbonen,
aardappelen, fruit.
2. Gekookte snoek, eiersaus, worteltjes, aard
appelen, broodschotel met appelmoes.
3. Magere groentesoep, gestoofde makreel,
aardappelen, gebraden appelen.
4. Koninginnesoep, ossentong 'met zure eier
saus, spercieboonen, aardappelen, maizenapud-
ding met vruchtensaus.
5. Gevulde tomaten, gebraden eend, abriko
zen compote, aardappelen, blanc-manger.
6. Gevulde Kalfsborst, bloemkool, aardappe
len, griesmeelrand met gestoofde versche prui
men,
7. Tomatensoep, koud kalfsvleesch, andijvie,
aardappelen, drie-in-de-pan.
8. Bloemkoolsoep,' kalfszwezerik, snijboontjes,
aardappelen, Russische vla
9. Garnalen met mayonnaise, gebraden jonge
hanen, appelmoes, aardappelen, Brusselsche
vla
10. Zomererwtensoep, gehakt, gebakken aard
appelen, komkommersla, vruchtensalade.
11. Varkensfricandeau, gestoofde bleekselderie,
aardappelen, appelschotel
12. Kerrvschotel, kropsla, spiegeleieren met
ham, aardappelpurée, fruit.
SOEP MET EIERKAAS 1*)
Bouillon trekken en eierkaas in dobbelsteen
tjes gesneden er in doen.
Eierkaas klop een ei met een weinig zout,
doe hierbij evenveel melk en laat de massa
stollen in een met boter ingewreven vorm, au
bain Marie (op de kachel of in de oven), onge
veer uur. Zorg, dat het water tegen de kook
aan is, maar vooral niet te hard kookt, daar er
dan gaatjes in de kaas komen en deze moet
van binnen glad blijven. Laat het een weinig
bekoelen, keer de vorm, en snijd de kaas in
dobbelsteentjes.
RUSSISCHE VLA 8»)
3 eierdooiers, 60 gram suiker, 2 eetlepels rum,
2% d. L. slagroom, 2 eiwitten.
Roer eierdooiers zoo lang tot 'n dikke, eenigs-
zins witte brei is verkregen en voeg roerende,
de rum druppelsgewijze toe. Klop de room met
de eiwitten stijf en roer deze vlug door het
overige heen.
Desgewenscht, kan men vanillewafeltjes bij
deze vla presenteeren.
BRUSSELSCHE VLA 9*).
L. melk, 30 gram maizena, stokje vanille,
50 gram suiker, 100 150 gram bitterkoekjes,
jam, 1 ei.
Klop het ei met de suiker en de maizena.
Breng melk met vanille langzaam aan de kook,
en week de bitterkoekjes even in de lauw wor
dende melk, doch zorg dat ze heel blijven. Als
de melk kookt, er voorzichtig, steeds kloppende,
het maizenapapje doorroeren en in de aldus
verkregen vla blijven roeren, tot zich geen vei
meer kan vormen. Intusschen heeft men op
elk bitterkoekje wat jam van abrikozen, kersen
of marmelade gelegd, en deze in een vlaschaa'
geschikt. De bekoelde vla hierover uitstorten,
en het gerecht koud opdienen.
APPELSCHOTEL 11*).
5 a 6 bellefleuren of goudreinetten, ongeveer
50 gram jam, L. dikke rijstebrij met vanille
of citroensmaakje, 40 gram suiker.
Schik de geboorde en geschilde appelen in
een vuurvasten schotel en vul ze mèt de jam,
liefst een geurige soort, z. a. frambozen met
besensjam en leg op iedere appel een klein
klontje boter. Giet op den bodem wat kokend
water, zoodat de bodem vochtig is, spreid de
gaargekookte rijstebrij waardoor men vooraf de
suiker geroerd heeft, er over, leg hier .en daar
een klontje boter. Laat de schotel in de oven
lichtbruin worden; de oven moet zoo warm
zijn, dat de appels in dien tijd zacht worden.
M. M.
M'ump
WW
W(
■Yrrrtynl/ -\
1*111
[ld U in 'lil
Mill WH
Hllll lll
tfin
De groote Parijsche modehuizen genieten nog
steeds een ongëevenaarden roem. Zij geven nog
immer den toon aan, en daarom kan men de
komende herfstmode niet beter leeren kennen
dan door eens enkele hunner nieuwste creaties
te bekijken.
Van Chanel laten wij hierbij een smaakvolle
avondjapon van velour chiffon zien. Het plas
tron, de lotusbloem-mouwen en de royale klok-
rand, die aan den geschelpten rok is gezet, zijn
van licht organdi.
Wanneer men het model van Philipp
Gaston onder de loupe neemt, krijgt men den
indruk, dat deze mantel heelemaal van apen
haar een bontsoort, dat erg gewild zal zijn) is
vervaardigd, hoewel hij er slechts mee gegar
neerd is. In zulke kunstgrepen openbaart zich
een waar mode-talent!
Op het gebied van pels-garneering staat ook
Lucile Paray aan de spits. Als bewijs diene een
geheel met marterbont gevoerde zandkleurige
mantel, welke gedeeltelijk ook buitenop met
dit bont bedekt is, dat van het bovenstuk op
de mouwen overgaat en aldus als een nieuwig
heid op dit terrein beschouwd mag worden.
Als meesterwerk van Agnès (Mme Havet)
mag een zwarte avondmantel van zijde-fluweel
gelden; hij is heel lang en sleept een weinig,
terwijl de van wit transparant fluweel ge
maakte mouwen zoodanig met wit vos gegar
neerd zijn, dat zij de schouderlijn accentueeren.
Een typeerend voorbeeld van wat Marcel
Rochas heeft aan te bieden, is de gestreepte
mantel, dien we geheel rechts op de afbeelding
aantreffen. Door de bovenmouwen zijn vier
kanten van persianer gestoken, en vierkant is
ook de hierbij passende kleine mof.
Bij Bruyère heeft men de lijn van de vorige
eeuw weer opgevat. Het is duidelijk te zien
aan den hier weergegeven zeer verdienstelijken
mantel, waaraan elke bontgarneering ont
breekt maar die als kraag en manchetten reus
achtige rondgeplooide ruches, welke met groote,
met stof overtrokken knoopen bij elkaar ge
houden worden, aan bovenstuk en mouwen
heeft.
Ten slotte valt er nog een creatie van Lenief
te fieivonderen: een japon, die, zooals zij hier
afgebeeld staat, voor den avond is bedoeld,
doch ook des middags gedragen kan worden,
omdat de onderste ruche aan een onderkleed
is vastgemaakt, dat dan in de kast blijft han
gen. De japon is in zijde uitgevoerd. Naast de
gracieuse ruche-effecten verdient de ceintuur,
die uit metalen draden is vervormd, onze waar
deering.
Een aardig herfsthoedje van gestreepte
stof, gegarneerd met zwart lint. Een creatie
van Suzanne Brousse.
Schapevachten. Bezorgde moedertjes beginnen
reeds de uitrusting voor baby's wintergarderobe
en alle andere antecedenten na te zien en me
nig schapevachtje voor de kleine equipage heeft
'n opfrissching van noode.
Onze lezeres, welke naar de beste reinigings
methode vroeg, adviseeren wij het volgende:
Is het een namaakvacht, dan kan men het na
't verwijderen van de voering een lauw zeep-
sopje geven en naspoelen in koud water. Klets
nat in den wind te drogen hangen, flink uitslaan
voorzichtig kammen en de schoone voering we=r
tegennaaien.
Wanneer het een echte vacht is, moet u er
niet met water aankomen, omdat de huid hard
en stug zou worden. In dit geval is_ het 't beste
de vacht, schoon te wrijven met warme zemelen,
of warm meel, juist doen alsof u het wascht.
Als de zemelen wit blijven is de vacht schoon.
Stoomen is natuurlijk ook goed.
Wij hopen dat vele moedertjes dit voorschrift
eens zullen uitknippen en toepassen. Ook voor
witte bontjes is deze methode aan te bevelen.
Vliegenvuil. Op een zwart gepolitoerde piano
is veel vliegenvuil aanwezig. Men kan dit op
verscheidene wijzen behandelen. Met een wollen
lapje gedrenkt in petroleum doet men wonderen.
In een piancfhandel kunt u 'n fleschje verkrij
gen hetwelk de piano reinigt en reusachtig op
knapt.
Op verguldsel van lusters en handvatten is het
vuil met een doorgesneden ui bestrooid met
zout te verwijderen.
Anti-glijmiddelen. Een vriendelijke lezeres
zendt ons het volgend schrijven:
Gedurende de Augustusmaand is in 't Haagje
bij de firma V. en D. een anti-glijmiddel gede
monstreerd hetgeen ook op de damesbeurs zal
plaats vinden. Het heet Jeka en kost slechts 27%
ct„ waarmede men drie kleedjes van 4275 ge
heel glijvrij kan maken. Ook zullen de motten
er niet aan knabbelen; de schrijfster heeft het
procédé zelf gebruikt voor haar tapijtjes welke
nu muurvast liggen.
Onze lezeres vriendelijk dank voor haar in
lichting, waarvan onze huismoeders zeker gaar
ne zullen profiteeren. Men kan zooals reeds ge
zegd het ook tegen billijken prijs bij onze goede
inrichtingen doen behandelen.
Een duffe trekpot. Onze Groningsch jong huis.
vrouwtje heeft al vroeg een onaangename erva
ring, n.l. een duffe trekpot. Doch dat is goed te
verhelpen. Neem een goedsluitenden ketel, doe
een slang aan den tuit, neem den trekpot, zet
dien omgekeerd met de opening boven een gat,
b.v. een eierrekje. Steek de slang door het gat
in den theepot, laat het water stoomen en de
lucht zal verdwijnen.
Zilver bewaren. Een stukje kamfer, bij zilver
gelegd, doet dit lang mooi blijven, ook in étui's.
Nog eens ringen. Rectificatie. Het drukfoiiten-
duiveltje heeft ons een part gespeeld en van de
HerSfinger een Heizfinger gemaakt. Daarbij is
het woordje links in rechts veranderd, hetgeen
deed vermoeden dat de trouwring aan den rech
terhand wordt geschoven.
De meesten zullen deze mystificatie wel be
grepen hebben, hetzij door ondervinding, hetzij
door voorlichting van anderen. De trouwring is
een schitterend symbool der onverbrekelijke
huwelijkstrouw, hetgeen niet zeggen wil dat het
niet dragen om welke reden ook op ontrouw
duidt.
Dienstweigeraars, 'n Vastzittende stop op een
kristallen karaf. Sla een touw of een eindje smal
wit band om den hals van de karaf, die door
iemand anders wordt vastgehouden. Trek het
bandje steeds heen en weer, door de wrijving
ontstaat warmte, doet n.l. het glas of kristal uit
zetten en de stop zal loslaten.
Als men om de stop van een flesch wat sla
olie druppelt, de flesch een poosje vlak neer
legt en op den stop klopt, zal deze loslaten. Wat
glycerine helpt ook, doch niet bij spoedgevallen,
dan moet men slaolie gebruiken. Zachtjes klop
pend met een houten voorwerp helpt altijd, mits
voorzichtig toegepast.
Krijnluis. Deze kleine beestjes die uit nieuwe
meubelen en in nieuwe huizen- te voorschijn
komen en aan levend stof doen denken zijn zeer
onschuldig. Bij den vakman heeten ze krijn- of
houtluis, een insectje dat met de vulling in de
meubelen komt. Ze tasten niets aan, en worden
het best verdreven door herhaaldelijk kloppen
en schuieren, door 't in de zon zetten van de
meubelen. Bespuiten met Flitt of Shelltox moet
bij geregeld gebruik ze uitroeien. Van den win
ter flink stoken; de inwerking van warme droge
lucht kunnen ze niet verdragen. Op den duur
verdwijnen ze; mits U de meubels niet met rust
laat. Uitzwaveien verhaast het proces.
Correspondentie. Wil abonné uit Maastricht
eens wat duidelijker adres geven? De naam is
niet te ontcijferen, van de laan n.l..
HUISMOEDER.
SAUCE BORDELAISE. Voor mevr. M. V. B.
te T. Snijd in kleine dobbelsteentjes, 3 wor
teltjes en 3 uitjes en zet die op met 1 eetlepel
fijngehakte peterselie, 1 laurierblad, 100 gran»
fijngehakte ham en 50 gram boter en laat alles
tezamen licht fruiten. Voeg er daarna bij 4
d. L. witte wijn (b.v. Sauternes), een paar eet
lepels bruin van jus, 1 d. L. cognac, wat citroen
sap, peper en zout; laat dit alles 10 15 minu
ten koken en doe er dan nog 1 d.L. bouillon bij.
Smelt 40 gram boter met 30 40 gram bloem,
doe hierbij de saus en laat dit alles nog even
doorkoken.
Mevrouw S. te R.
In antwoord op Uw schrijven moet ik U mede-
deelen, dat het recept ter bereiding van „aard
appelbrood", zooals dat gemaakt werd in da
oorlogsjaren, juist zóó door de „distributie" ta
Rotterdam indertijd werd opgegeven.
Vermoedelijk is citroenolie nu veel goedkoo-
per; ik meen me te herinneren dat wij toen
voor 15 cent 10 a 15 druppels kregen.
Mevrouw R. W. te A.
Tot mijn spijt kan ik U niet het recept van
de „oorlogskoffie" geven.
Zou één onzer lezeressen ons daaraan kun
nen helpen
Glucose kunt U krijgen bij de meeste apothe
kers en drogisten en ook bij de depóts van
Nutricia.
M. M.
PARIJS, 5 September 1933.
Waarom noemt men de mode eigenlijk zoo
onberekenbaar en capricieus? Natuurlijk zij is
altijd min of meer vol fantasie en originaliteit,
maar dit behoort nu eenmaal tot haar wezen.
Maar van den anderen kant toont zij toch her
haaldelijk een gezonden practischen zin en
houdt zij rekening met de omstandig
heden en realiteit.
Als een bewijs daar
van kunnen weer de
kleurschakeeringen
gelden, die zij bij de
wisseling van het sei
zoen voorschrijft.
Het zijn weer de
echte warme herfst
tinten, die op den
voorgrond komen: de
gekoperde bruine
nuances, de mat-gele
bladkleuren, kastanje,
corinthe, het gedekte
groen. Alles logisch
en in overeenstem
ming met het karak
ter van het seizoen.
Voor de nieuwe
modellen van het meer
eenvoudige genre ko
men vooral de tinten
in aanmerking tus-
schen beige en kas
tanje: een rijke gam
ma van verschillende
practische en mooie
nuances. Het zal dan
ook niet moeilijk val
len om een aardigen
wollen stof te kiezen
voor het klassieke
pefit-tailleur, dat men
dragen kan tot de
wintermantel zijn
rechten komt op-
eischen.
Wenscht men aan
dat petiti-tailleur nog een cachet te geven, dat
nog even aan den zomer herinnert, dan kiest
men er een aardig natté-de-laine voor in Ha
vana-tint, die het juiste midden is tusschen
beige en kastanje. Hiernaast geven wij voor
zulk een toilet een aantrekkelijk model. De
coupe is strak en sober. Tet korte jacquette is
in de taille even ingehaald en sluit kruiselings
met zes knoopen; het heeft kleine zakken.
Een das van zij of wol in een levendige kleur
wordt om den hals gedragen en verlevendigt
het geheel, dat gecompleteerd wordt door een
kleine baret.
DE HOFHOUDING VAN Prins Willem I van
Oranje bestond soms wel uit 160 personen, die
per jaar een totaal-salaris van 50.000 genoten!
In het jaar 1562 had „Monseigneur van Oranje"
256 personen in zijn dienst, waarvan er, wegens
bezuiniging, in 1565 60 werden weggezonden!
In 1577'78 telde de hofstaat nog „slechts" 182
personen; ik denk niet, dat H. M. onze Konin
gin er zooveel bedienden op na houdt aan Haar
Hof! Onder hen bevond zich ook de hofkape
laan, „chappelain de monseigneur", die het
(eerste) prinsje Maurits doopte, dat in 1566
overleed. Ook bezat de Prins 'n lijfarts en 'n
hofdwerg of nar.
Wanneer de fabricatie, of
de voorraad uwer artikelen,
den omzet, den verkoop
overtreffen, geeft aan 'n serie
dan eens de kans U te
helpen, den aftrek uwer
producten te vergrooten.
Aber eines Tages musz ich auch in
den Augen Deutschlands rehabili-
tiert werden".
KEIZERIN VICTORIA.
Juli 1870.. .Kroonprins Friedrich wacht de
derde oorlog sinds zijn huwelijk, de oorlog nu
met Frankrijk. Hij is benoemd tot opperbevel
hebber van het Ille Armeekorps. Hij behaalt
de overwinningen bij Weiszenburg en Wörth.
Hij is de held der troepen „Unsere Fritz". Dan
volgen de beslissende veldslagen bij Gravelotte
en Sedan. De zege is aan Duitsohe zijde. De
dynastie van Napoleon is gevallen, de Hohen-
lollern zullen den keizerskroon verwerven.
Maar nog eerst moet Parijs capituleeren.
Bismarck verlangt de beschieting van Parijs;
de kroonprins is er met hand en tand tegen.
Natuurlijk krijgt weer de kroonprinses de
schuld, zij wordt beticht tegen een beschieting
te zijn, omdat zij de dochter is van koningin
Victoria, die Parijs zoo gaarne voor deze ramp
wil sparen. Maar Bismarck zet z'n plannen door.
Parijs moet capituleeren, de oude 74-jarige
koning Wilhelm van Pruisen wordt te Versailles
tot keizer van Duitschland geproclameerd.
Op 17 Maart 1871 houdt de nieuwe keizer,
vergezeld van zijn zoon, kroonprins Friedrich,
zijn luisterrijken intocht binnen Berlijn.
Berlijn wordt nu rijkshoofdstad, hoofdstad
van het nieuw gegrondveste Duitsche keizer
rijk, centrum der rijkspolitiek. Berlijn begint
nu ook uiterlijk een nieuw aspect te krijgen.
Het kroonprinselijk paar, de nieuwe keizerlijke
hoogheden, beijveren zich meer bijzonder om
Berlijn nu ook te maken tot een centrum van
kunst, temeer daar Friedrich het protectoraat
over de musea is opgedragen, wat geheel naar
den zin en smaak is van Victoria. Zij wordt
de ziel van deze 'algemeene kunstzinnige be
weging. Nieuwe musea, academies voor beel
dende kunstenaars, opleidings-instituten worden
op haar initiatief gesticht. Jonge, belovende
kunstenaars worden door haar persoonlijk aan
gemoedigd en gesteund. En veel wat op dit
gebied nu nog de trots en roem is van Berlijn,
is aan Friedrich en Victoria te danken.
Ook naar reorganisatie van ziekenverzorging,
opleiding van verplegend personeel gaat haar
daadwerkelijke liefde uit. Alle sociale werken
hebben haar belangstelling. Duitschland kent
nu een vrede, een zegenrijken vrede, dien het
wel benutten zal. De held van de slagvelden,
de overwinnaar van Königgratz, Weiszenburg
en Wörth gaat weer gaarne schuil in de ge
lukkige werken des vredes, tot vreugde en vol
doening van Victoria, die ook niet anders
wenscht dan vrede, geluk en welvaart te zien
in eigen land.
De Kulturkampf, de Socialistenwet, door
Birmarck ingezet, zijn haar een gruwel.
De ideeën van haar oudsten zoon. Wilhelm,
reeds meerderjarig, gaan een heel anderen
kant uit; hij droomt slechts om Duitschland door
uitbouw van leger en speciaal van de marine
even machtig te maken als Engeland. Hij
dweept overmoedig met alles wat militair is.
En het zijn deze gevoelens, die al vroeg den
zoon van zijn vreedzame ouders verwijderen.
Openlijke meeningsverschillen met zijn vader
en moeder blijven niet uit.
Als het kroonprinselijk paar een reis maakt
door Italië, en daar samen opnieuw genieten
van schoonheid én kunst, valt het Victoria op
een goeden dag op, dat de stem van haar ge
liefden Fritz heesch begint te klinken. Maar
de kroonprins zelf gevoelt zich gezond en
krachtig, de sluiering van zijn stem voelt hij
wel als een hinder, maar toch wil hij zich niet
ontzien. Victoria zoekt de oorzaak in een ver
koudheid, opgedaan op een van zijn dienstreizen.
Een kuur in Wiesbaden zal hem wel beterschap
brengen.
De beklemmende heeschheid blijft aanhouden,
wordt chronisch, zij maakt een luid commando
geven voor Friedrich moeilijk, terwijl de ver
vulling van zijn steeds groeiende representa
tieve verplichtingen, redevoeringen, toespraken
hem een kwelling en een last worden.
De meening wint veld, dat deze verzwakken
de stemklank niet het gevolg kan zijn van een
verwaarloosde verkoudheid. De hulp' van de
eerste medici wordt ingeroepen, en deze. consta-
teeren een klein gezwel aan den linker stem
band. Een kuur in Ems zal wellicht uitkomst
geven.
Friedrich laat 't voorkomen, alsof hij er zelf
het volste vertrouwen in heeft, maar even
vóór zijn vertrek zucht hij zwaarmoedig tot
een zijner vertrouwelingen: „Ach, ich bin ein
verlorener Mann".
Aanvankelijk treedt te Ems een lichte ver
betering in, maar kort daarna wordt een ver
ergering van het gezwel vastgesteld. Een
operatie kan misschien het ergste voorkomen,
maar zal hém te staan komen op het volledige
verlies van zijn stem. Victoria lijdt onder dit
alles misschien erger dan Friedrich zelf. Haar
wezen is smal geworden, haar houding ge
bogen, de schouders beven en haar oogen dragen
de sporen van vele tranen.
Victoria lijdt stil en zwijgend onder de zorg
en angst om den zoozeer geliefden man. Zij
weet, dat het verschrikkelijk woord „kanker"
als een onverbiddelijk doodvopnis over hem is
uitgesproken. De beroemdste specialisten van
hun tijd, onder wie sir Morell Mackenzie,
worden in consult geroepen. Deze durft nog
geen definitieven kanker constateeren, en wil
nog voorloopig van een operatie afzien. Maar
de angst en onzekerheid blijven. Mackenzie
neemt het kroonprinselijk paar mede naar Enge
land, naar Wight, om de ziekte van Friedrich
van meer nabij te kunnen volgen. Het voor
geven is, dat Friedrich en Victoria zullen deel
nemen aan de feesten van het vijftig-jarig regee-
rings-jubileum van koningin Victoria van Enge
land. Bij de schitterende feesten te Londen
wordt onder de hooge gasten niemand meer
bewonderd dan de aanstaande keizer van
Duitschland, groot, blond, van een fiere rechte
mannelijkheid en de naam „Siegfried" ligt op
aller lippen.
Het verblijf in Engeland wordt door een reis
in Schotland gevolgd. Dierbare herinneringen,
want daar heeft Friedrich zijn Victoria ge
vonden. Friedrich gevoelt zich bijzonder goed,
het stille, gesloten familieleven tezamen met
de veelgeliefde vrouw lijkt hem een weldaad
en verkwikking.
Maar ginds in Berlijn gaat men 't noodzake
lijk oordeelen. dat de kroonprins aan terug-
keeren denkt. De hoogbejaarde keizer kan moei
lijk meer alle regeeringsplichten nakomen. Hij
is negentig jaar, hij moet om zijn leeftijd zeer
ontzien worden, en, als Friedrich niet naar
Duitschland kan terugkeeren, is er sprake om
zijn zoon, den jongen Wilhelm, met de afdoening
der loopende regeeringszaken te belasten, wat
straks mogelijk zelfs een bepaald regentschap
kan worden. Meer nog, reeds gaat het gerucht,
dat, daar de ziekte van kroonprins Friedrich
onherstelbaar zou blijken, de jonge Wilhelm
onmiddellijk tot troonopvolger zal worden ver
heven.
Kort daarop wordt toch vastgesteld, dat
Friedrich aan een ongeneeslijken kanker lijkt.
Een operatie, die hem toch maar tot een half
mensch zou maken, wijst Friedrich onvoor
waardelijk af. „Lieber lasse ich die Dinge
gehen, wie er Gott gefallt".
De ontstellende mare gaat over heel de
wereld, het arme slachtoffer kan geen krant
opnemen, of hij ziet overal zijn eigen dood
vonnis geteekend. Onderwijl wordt de jonge
Wilhelm toch met de waarneming der regeerings
plichten belast. De zieke ei-vaart tot zijn ont
steltenis, dat men in Berlijn al geen rekening
meer met hem houdt, dat zijn persoon is uit
geschakeld.
„Mein Vater und mein Sohn', zucht hij
bitter, „reichen sich die Hande über meinem
Kopf und erdrüeken mich".
Hij had zulk een heerlijk schoone levens
taak voor oogen gehad, hij zou haar niet meer
kunnen vervullen.
De vader vreest ook voor de onmiskenbare
karakterfouten van zijn oudsten zoon, de zelf
overschatting, zijn gebrek aan diepte en er
varing. Victoria voelt haar angst en zorgen
stijgen. Maar allen die haar nabij staan worden
geroerd door de zelfverloochenende toewijding
van de zich opofferende vrouw, die haar lijden
den en gekwelden gemaal dag en nacht ver
pleegt en geen oogenblik van zijn zijde wijkt.
Dan bereikt beiden in Italië, waar zij ver
toeven, het plotselinge bericht van het over
lijden van den ouden keizer.
Friedrich en Victoria reizen onmiddellijk naar
Berlijn. Maar de eerste keizerlijke daad van
Friedrich is aan zijn dierbare gemalin de hoogste
orde des Rijks te verleenen. En tot sir Morell
Mackenzie zegt hij ontroert: „U dank ik, dat
u mijn leven nog zoo lang heeft gerekt, dat ik
in staat ben den heroïschen moed van mijn
vrouw te beloonen".
In den laten avond komt de nieuwe keizer
te Berlijn aan, onder het gejuich der wachten
de bevolking, die „Unsere Fritz"roepen. Al
leen zijn handen kunnen het volk danken voor
de betoonde liefde en aanhankelijkheid. Vanuit
het venster van het paleis volgt hij eenige dagen
later eenzaam de indrukwekkende begrafenis
van zijn vader, dien hij zoo spoedig in den
dood volgen zou.
Zijn eerste proclamatie als keizer besluit hij
met deze woorden: „Onbekommerd om den
glans van roem brengende daden, zal ik tevreden
zijn, als eens van mijn regeering kan gezegd
worden, dat zij een weldaad is geweest voor
mijn volk, nuttig voor mijn land, en tot zegen
van het rijk".
Victoria lijdt onuitsprekelijk om den gelief
den man, die zich voorgesteld had zooveel goeds
te doen en het niet meer kan. En dan te weten,
dat bij haar aankomst te Berlijn pamfletten
werden verspreid onder de bevolking met de
lasterlijke woorden: „Volk, ontvang de nieuwe
keizerin zooals zij verdientêê, en dan stonden
onder de portretten van haar en dr. Mackenzie
de afschuwelijke woorden: „de koningsmoorde
naars".
De doodzieke keizer werkt nog hardnekkig
voor het welzijn van zijn volk en sterft tenslotte
als aan zijn schrijftafel. Zijn laatste woord,
dat hij, die niet meer spreken kon, nog neer
krabbelt op een bloc-notes is..,, Victoria.
de naam van de vrouw, die heel zijn leven met
liefde heeft gevuld.
Over de wereld gaat de mare: „Keizer Friedr'ch
is gestorven".
Slechts negen-en-negentig dagen was hij de
keizer van Duitschland geweest.
De geslagen keizerlijke weduwe schrijft aan
haar schoonmoeder, de hoogbejaarde keizerin
Augusta: „Om uw eenigen zoon schreit degene,
die trotsch en gelukkig was zijn vrouw te zijn,
tezamen met u, zijn moeder. Geen moeder bezat
ooit zulk een zoon. Wees sterk en fier in uw
smart. Hij liet u heden nog groeten. Victoria".
En aan haar eigen moeder, koningin Victoria
van Engeland seint zij de korte woorden:
„Fritz is dood en ik vertwijfel".
Het paleis van den geliefden doode wordt als
in staat van beleg verklaard door louter mili
tair vertoon, het wapengekletter en de com
mando's weerklinken tot in de sterfkamer. De
moeder doet een beroep op haar zoon, den
nieuwen keizer, om den vrede van den grooten
doode niet door wapengeluid te verstoren. Zij
krijgt geen antwoord; zij roept de bemiddeling
van Bismarck in, hij laat zich excuseeren, heeft
geen tijd. Zelf heeft zij den doode afgelegd,
zijn gemartelde hals verbonden met een zijden
sjaal. Een gouden medaillon, het eerste ge
schenk van zijn eerste liefde, hangt zij hem
op de borst.
Dan geeft zij hem over aan hen, die rechten
doen gelden op het stoffelijk overschot van
hun keizer.
De keizerin-weduwe, die zich nu uit eerbied
„Kaiserin Friedrich" noemt, trekt zich terug uit
het openbaar leven, slijt haar verder leven nog
dertien jaar lang op het stille Friedrichshof,
wijdt zich uitsluitend aan sociale werken en
liefdadigheid.
Daar sterft zij op 5 Augustus 1901 aan dezelfde
kwaal, die eens ook haar gemaal zoo vroegtijdig
naar het graf heeft gesleept.
Zij was de onbekende keizerin geworden,
ongekend en niet gewaardeerd, totdat na dertig
jaren Duitschland haar naar haar verdiensten
heeft gerehabiliteerd en haar een posthume
hulde heeft gebracht als vrouw, moeder en
keizerin in de ontroerende biografie van
Frieda Radell. P, HYACINTH HERMANS.