75-JARIG BESTAAN VAN HET KLOOSTER TE HUISSEN.
HUISSEN 1933
HET DOMINICANER MOEDERKLOOSTER
VAN HUISSEN.
EEN JUBILEEREND
KLOOSTER
De verbouivings-werkzaamheden aan den hoofdingang van het klooster^
Zoo vier dan feest zooals we Pinkstren vieren,
Dit heilig uur, zwaar van gedachtenis,
Laat wingerdrank en late zon U sieren
En kleeden in het rood der Pinkstermis
Want 't is de Geest, die in Zijn hoog bestieren
Voleindde wat Uw trots en zegen is,
En tot een nieuwe lente bloesemfrisch
Nu 't leven aanjaagt, sterk en goedertieren.
Wat van U heenging, uit Uw schoot geboren,
En van Uw vruchtbre volheid met zich nam,
NIJMEGEN, Albertinum.
JOS. VAN WELY, O.P.
Blijft nog ontroerd Uw zuivre roepstem hooren,
Die eenmaal als een wijding tot ons kwam
Gij zijt het Licht, dat zacht in ons blijft gloren,
Of helder uitslaat tot een Pinkstervlam.
BAKERMAT VAN HET DOMINICAANSCH LEVEN
Boven: een deel van den voor
gevel en een hoekje bij de
kloosterkerk vóór de verbou
wing. Onder: Pater Thomas
van der Heijden, de eerste
Prior van het klooster te
Huissen 18581865).
architect P. Cuypers loven, die zijn plannen
zoo veel mogelijk aan den reeds bestaanden
bouw wist aan te passen.
In Huissen waren de paters geen onbekenden.
Voor de 14de eeuw kan hun aanwezigheid daar
worden vermoed, maar zeker waren zij sedert
het midden der 15de eeuw geregelde bezoekers
als „terminarii" van het klooster te Calcar en
preekten er telken jare op Goeden Vrijdag en
het feest van Maria Geboorte. De ligging van
het termijnhuis, dat in 1795 werd gesloten, is
heden nog vaag bekend en mogelijk leefde er
nog een traditie, toen de Dominikanen opnieuw
in 1858 in Huissen kwamen en er zich voor
goed vestigden.
De eerste bewoners van het nieuwe klooster
waren de paters: Thomas van der Heyden,
prior; Albertus van der Burg, supprior; Con-
stantius van den Berg, Antonius van Meegen,
Henricus Kreling, Hyacinthus Reynen, Vincen-
tius Zeegsrs. De fraters: Gundisalvus ten Brink,
Ludovicus van Kessel, Ceslaus Reynen, Mar-
colinus de Groot, Pius van der Geest, Benedic-
tus Grapel, Stephanus Harri, Dalmatius Does
burg, Thomas Welschen, Joseph Maria van
Wees, Damianus van Baar, Antonius Ligten-
berg en de broeders: Martinus, Pius, Joannes,
Henricus, Antonius en nog een broeder der
Duitsche Provincie.
Van het eerste oogenblik der stichting af
werd het Dominikaansche leven in al zijn
strengheid gevolgd. Voortaan heerschte het
silentium en 't geregelde nachtkoor en vleesch-
derven maakten het Huissensche klooster tot
een der strengste in den lande. Maar ook aan
de organisatie der studie moest worden ge
dacht; want het nieuwe klooster was niet alleen
noviciaats-, maar volgens den wil van den
generaal ook studiehuis. De eerste professor
der theologie was pater Constantius van den
Berg, die korten tijd later geassisteerd werd
door de paters ten Brink, Welschen en van
Wees, maar vooral door frater Thomas Con-
stantin Baron von Schaezler.
Weldra werd echter het verlangen levendig
naar een formeel studiehuis, een studium gene
rale, waar de theologische graden konden
worden verleend. Een verzoekschrift in deze
richting aan den generaal der orde, pater Jan
del, werd gunstig ontvangen en in September
1866 kwam pater Rouard de Card, vicaris-
generaal der Nederlandsche Provincie, met
pater Marianus Pavoni uit Rieti naar Huissen
om het studium generale op te richten. Tot
regens werd benoemd p. Constantius van den
Berg, baccalaureus werd p. Marianus Pavoni,
terwijl de prior van het klooster het ambt van
magister studiorum zou vervullen. Hiermede
was het St. Thomas-college officieel opgericht
en werd Huissen de plaats, waar voor het eerst
na de Hervorming in de Noordelijke Nederlan
den de summa van St. Thomas volledig zou
worden verklaard. 28 September 1868 werd
p. Alphonsus Joosten, de latere Apostolische
Vicaris van Curagao, tot eerste lector van
Huissen gepromoveerd.
Ook de liturgische zang trok belangstelling,
maar toch eerst in 1895 werd het Gregoriaansch
naar de Benedictijnsche beginselen hervormd,
waarbij vooral de latere professor Jordanus de
LangenWendels, gevormd in de abdij van
Maredsous, de groote stuwkracht was.
Intusschen ondergingen kerk en klooster in
den loop der jaren menige verandering. Reeds
in 1868 was de kerk vergroot met de lengte der
drie achterste vensters. In 1879 werd een kapel
aan de kerk aangebouwd ter eere van den
H. Thomas, terwijl midden 1885 het klooster
gebouw, dat toen reeds veel te klein bleek, aan
twee zijden belangrijk werd uitgebreid, zoo
dat verschillende localiteiten, cellen en een
ruime bibliotheek werden gewonnen. Meerdere
weldoeners zorgden voor de versiering van
kerk en klooster. Zoo is ook het altaar der
St. Thomaskapel een geschenk van Vrijvrouwe
2) Daar de eigenaar van het landhuis, de
heer Fabricius, niet katholiek was, kon men
terecht vreezen, dat hij zijn bezitting niet aan
de paters zou willen verkoopen. Vandaar trad
de heer van der Burg als tusschenpersoon op.
Wij spreken van ons „vaderland", het „vader
huis", maar van een „moederklooster" en het
moederklooster der Dominicanen in Nederland
is het klooster te Huissen, dat 1 October a.s.
den dag zal herdenken, dat het vóór 75 jaren
werd gesticht.
Naar dat moederklooster van Huissen gaan
onze dankbare gedachten uit, juist in deze da
gen, dat 't acht en dertig jaren geleden is, dat
wij zelve jong en vol illusies, aan de poort te
Huissen klopten om toegelaten te worden tot
de witte kloostergemeenschap.
De vroolijke reis van Nijmegen naar het
wereldverloren Geldersche dorpje per oude
vigilant van den Lentschen Wildebeest was de
laatste wereldsche weelde, welke wij ons nog
zouden veroorloven, en nimmer misschien
kreeg 'n koetsier royaler fooi dan van 't uitgela
ten viertal, dat hij in dien schemerenden Sep-
temberavond voor goed afzette aan de klooster
poort van Huissen. Hem werden met een Fran-
ciscaansche gelijkmoedigheid de laatste guldens
afgedragen als eerste symbool van onzen vol-
ledigen afstand van de wereld en al haar pom
perijen.
De kleine donkere kloosterdeur, waarachter
een spaarzame oliepit lichtte, wachtte ons jonge,
^overmoedige leven zwijgend op.
Klein, vergeten, vereenzaamd Huissen, met
geen spoor of tram nog met de buitenwereld
verbonden. Op een stillen avond, als de zomer
De grafkelder van 't Dominicanenklooster
ons venster open hield, zouden wij soms over
de verre brug van Westervoort nog den spoor
trein hooren fluiten, en op een zonnigen mor
gen weerklonk langs het stille kapelleke, waar
wij ons aan de beschouwingen van een Tauler
of Henricus Suso overgaven, nog wel eens de
deunige muziek van een verdwaalden orgel
man. Maar dat was dan ook alles wat aan we-
reldsch gerucht soms als een lokkende beko
ring nog tot ons kwam.
„Ook zult gij versleten kleeren moeten dra
gen". hoorden wij pater Prior tot ons spreken
op den dag onzer inkleeding, en het overtui
gend bewijs, dat deze woorden geen bloote
phrase waren, vonden wij in het eerste twijfel-
achtig-blanke habijt, dat over onze schouders
werd geslagen en waarin wij bij nader beschou
wing precies één en zeventig aaneengelapte
stukjes telden.
In de geschiedenis van het Huissensche kloos
ter lazen wij, dat de eerste bewoners, onze
eerbiedwaardige voorgangers, slechts de be
schikking hadden over één matten stoel, dien
zij steeds met zich mee moesten dragen naar
kerk en leskamer, naar refter en recreatiezaal.
Wij vonden al reeds een heel ameublement,
een matten stoel, een wankel tafeltje, een krib
met rondholle stroozak, een waschkommetje
van Keulsch aardewerk, te wachten staan op
den naakt houten vloer van ons witgepleisterd
celletje, dat uitzicht gaf op den met maagden-
palm overgroeiden catacombe-grafkelder, waar
de overleden stichters en eerste bewoners van
het klooster rij aan rij den vredigen slaap des
doods sluimerden in afwachting van den dag
der opstanding.
Welke ontslapenen door ons allen steeds
dankbaar en eerbiedig werden herdacht, als
iederen morgen weer, na de eerste verplichtin
gen in kerk en koor, voor hen een stil gebed
werd gestort bij de altijd open en wachtende
groeve des doods.
Nachtkoor, om half twee luidde de klok, en
zomer noch winter maakte het opstaan ons
licht, vleeschderven alle dagen, wat 'n talent
had die broeder-kok om aldoor varieerende
ting van het Huissensche klooster en
al is zijn beteekenis door den bouw
van het Nijmeegsche Albertinum ver
minderd, zijn eerste roeping als novi
ciaatshuis der Provincie bleef het ge
trouw. Ook in de toekomst zal het
nieuwe Dominikaansche leven daar
beginnen en het klooster, binnenkort
als vernieuwd en geheel gemoderni
seerd, blijven spreken van het erfgoed
der Vaderen, die het hebben gebouwd.
C. H. LAMBERMOND, O.P.
Olga von Schaezler. De groote weldoener van
het Huissensche klooster was en bleef lange
jaren de heer Arnoldus van der Burg, wiens
portret als „Benefactor Conventus" den kloos
terrefter siert. Huis en grond gaf hij den paters
ten geschenke. Waar zou echter het einde zijn,
mogen wij den geschiedschrijver van het jaar
1908 nageven, als wij alle weldoeners van kerk
en klooster optelden. Liever brengen wij dank
aan allen, die ter eere Gods iets voor Zijn Huis
hebben gedaan.
Dit is in het kort de geschiedenis der stich-
schotels te bereiden uit een drogen
en harden stokvisch studie, me
ditatie, gebed, handenarbeid in huis
en hof, voor vacantie alleen een boek
naar eigen smaak, verplichte wan
deling, die soms bij regen en wind
bijna een straf kon zijn, in een aan
natuurschoon kwalijk bedeelde streek
waar wij de poëzie van den Rijn
slechts kenden in zijn gure, wintersche over
stroomingen gewoonlijk langs een door re
gen doorweekten en van diepe wagensporen
doorvoornden dijk hoe weinig verwennende
motieven en factoren voor wie toch in den
vollen, overmoedigen opgang staan van hun
mannelijke jeugd.
Achttien, negentien jaar, gezond, lustig, dar
tel, met nog een lokkend leven voor zich, waar
aan geen eind scheen te komen.
Onze eerste litteraire aspiraties wie kent
ze niet op dien heerlijken, spontaan-enthousias-
ten leeftijd mochten wij wel veilig uit
vieren in het devotiemaandschrift „De Rozen
krans", waarin bruisende jeugdopstandigheid
weinig gelegenheid vond om tot uiting te ko
men.
En toch hoe blij, tevreden, gelukkig zijn wij
geweest in dat eerste, oudste, nog zoo primitieve
klooster van Huissen, met zijn nog walmende
petroleumlampen, zijn enkele gemeenschaps
kachel, die zuinig gestookt moest worden, met
zijn waterput, die aldoor maar troebel bleef,
in een tijd, toen electriciteit, centrale verwar
ming, waterleiding en sanitaire artikelen nog
een weelde, een luxe beteekenden..
Naar den wensch van dien eerbiedwaardigen
dienaar Gods Pater-Magister Jandel, wiens be
wonderenswaardig heilig leven die andere hei
lige Magister-Generaal Hyacinth Cormier zoo
ontroerend beschreef, heeft het stille klooster
van Huissen gearbeid zonder opschudding en
opspraak, met volhardend geduld om den geest
der Orde, die door Reformatie en vervolging
was doodgedrukt, weer levend te maken.
't Was in het eerste jaar van ons klooster
leven, dat in Huissen die geniale, goedhartige
wetenschapreus van een pater Magister Thomas
van Hoogstraten, zijn zilveren priesterfeest ging
vieren. En de groote eere van dien dag was,
dat de beroemde dr. Schaepman persoonlijk
naar Huissen zou komen om zijn besten vriend
en trouwen medewerker aan „Onze Wachter"
Thomas van Hoogstraten, te huldigen en te
vieren. En Schaepman's feestrede op den jubi
leerenden vriend werd een hooggestemde lof
zang op het eenvoudige, stille klooster van
Huissen.
„Uit dit klooster zijn voortgekomen" herdacht
dr. Schaepman met eerbied en dankbaarheid,
„mannen als de kloeke bisschoppen, mgr. v.
Ewijk, Reynen, Joosten, wijze bestierders als
de onvergetelijke strijder en hervormer Pater
Raken, geleerde theologen als Const, van den
Berg en de fijne geest van een magister Lig-
tenberg, de schitterende figuur van een Am-
sterdamschen hoogleeraar, pater Johannes Vin-
centius de Groot, Dante-, Vondel- en Bilder-
dijkkenners als Thomas v. Hoogstraten, kansel
redenaars als Petrus van Es, universeel klas
sieke geesten als een Hyacinthus Derksen."
'tls bijna veertig jaren geleden, dat dr.
Schaepman deze woorden sprak. Bijna veertig
jaren weer nadien is in het klooster van Huis
sen naarstig voortgearbeid, zonder opschudding
en opspraak, met volhardend geduld om den
geest der Orde te verlevendigen.
Als dr. Schaepman nog spreken kon hoe zou
hij nu al jubelend zijn opgetogen litanie heb
ben kunnen aanvullen met al die roemruchte
namen, die vanuit dit oudste en eerste klooster
van Huissen de laatste veertig jaren de ka
tholieke wereld zijn ingedragen.
De rij der hoogwaardige bisschoppen zou
worden aangevuld met namen als mgr. Baars,
mgr. Vuylsteke, mgr. Verriet-en de Pauselijke
delegaat van Zuid-Afrika de aartsbisschop mgr.
J. Gijlswijk. De rij van energieke bestuurders
met den hoogeerw. pater Lud. Theissling, den
eenigen Hollander in de Dominicaner geschie
denis van zeven eeuwen, die in de rij van St.
is van der Burg, die de kloosterstichting
te Huissen mogelyk maakte,
Dominlcus' opvolgers als Magister-Generaal deaf
Orde trad, D. B. van Breda, die het model
college van St. Dominicus en-het nieuwe hoofd
klooster „Albertinum" te Nijmegen bouwde en
de huidige Provinciaal B. H. Schaab, die met
zulk een voortvarende kracht het door brand
verwoeste klooster van _Zwolle uit zijn assche
deed herrijzen.
Wij denken aan de merkwaardige figuuf
van een pater Magister Alphons Rijken, krom-
jichtig van lichaam, maar met een klaren geest,
die hem, heel zijn leven aan Huissen gebonden,
maakte tot dien wonderen groot-adviseur, tot
wien allen uit het openbaar katholiek leyen
kwamen om raad en advies voor al hun actueele
problemen. Wij noemen een H. B. Molkenboer,
die als Dante- en Vondelkenner bijna dertig
jaar lang het klooster van Huissen eer en glorie
heeft bijgezet, den fijnen V. Aghina, die als
verwoed entomoloog zijn zwakke physiek wijd
de aan het samenbrengen van zeldzame ver
zamelingen, die een wereldreputatie hebben
verworven.
Aan theologen en filosofen zijn uit het kloos
ter van Huissen gedurende de laatste veertig
jaar voortgekomen mannen als magister Alb
Doodkorte, de mensch geworden wetenschap,
professoren aan de Staatsuniversiteit te Frei
burg M. Bartijn, J. de LangenWendels, M.
v. d. Oudenrijn, dr. And. Preller, professoren
aan de Amsterdamsche en Leidsche universi
teiten als pater R. Weflschen, aan de universi
teit te Nijmegen pater R. Jansen, D. Kors, P,
Kreling, aan de Handelshoogeschool te Tilburg
pater dr. Ant. Weve, aan de Romeinschë uni
versiteit pater C. Friethoff, v. d. Meer en de
geleerde bewerkers van de Editio Leomina der
Sint Thomaswerken, de paters Const. Suer-
mondt, Clemens Suermondt en J. Colbé. Voorts
de tot zijn laatste levensuur steeds arbeidende
knappe historicus Aug. Meijer, de doctor juris
Magister B. Kuhlman, socius van den Magister
Generaal te Rome, de veelzijdige schrijver en
spreker pater v. d. Tempel, de gevierde apolo
geet pater Felix Otten, de gezaghebbende
moraal-theoiloog dr. L. Bender, de schepper
van den K. R. O., de onvermoeide radio-pastoor
A. Perquin. In dichte drommen zijn uit het
klooster van Huissen voortgekomen de stoere
werkers en pioniers van apostolischen arbeid
op Curagao, Porto-Rico, Trinidad, Denemarken
en Zuid-Afrika, terwijl het overgroote deel der
thans in stad en land nog werkende Dominica
nen aan het klooster van Huissen zijn eerste
en voornaamste opleiding heeft te danken.
Een deel van de vorming der Dominicaan-
sche gemeenschap is in den loop der jaren
door de nieuwe monumentale kloosters van
Zwolle en Nijmegen overgenomen, maar toch
het oude Huissen is allen aanhankelijk en in
onverzwakte liefde het moederklooster geble
ven.
Het moederklooster van Huissen, onder da
voortreffelijke leiding van den voorbeeldigen
prior J. Nielen, die na een zwaar apostolisch
leven in de missiën van Venezuela, Porto-Rico,
Chili, Bornholm, eindelijk den nog veerkrach-
tigen voet in het vredige Huissen heeft neer
gezet, zal op het aanstaand jubileum tusschen
stellingen en stutten staan. Het oude dr. Cuy
pers-werk, een der vroegste werken van Neer-
lands' grootsten bouwmeester, vraagt om een
dringende herziening en restauratie.
Maar wat geen herziening en restauratie be
hoeft, zijn de nog altijd onverzwakte liefde,
vereering en aanhankelijkheid der Nederland
sche Dominicanen voor het oude moederkloos
ter van Huissen, van waaruit vijf en zeventig
jaren lang de krachtige herleving van den
geest der Orde in eer en glorie is uitgegaan.
P. HYACINTH HERMANS.
r-
„Uw klooster is geroepen om zon
der opschudding en opspraak met
volhardend geduld den geest der
Orde te verlevendigen."
Brief van den hoogeerw. pater
Jandel, Magister-Generaal bij de
stichting van het klooster te Huis
sen in 1858.
Het Dominikanen-klooster te Huissen werd
den 30aten September 1858 gesticht, zoodat de
Nederlandsche Predikbroeders komenden Za
terdag een „Dies Memoranda" hebben te vie
ren, belangrijk genoeg, wijl door deze stich
ting een lange lijdensweg afgesloten en de
bloei der tegenwoordige orde-provincie werd
ingezet.
Was in het begin der 17de eeuw door de
Hervorming het kloosterleven der N.-Neder-
landsche Dominikanen zoo goed als verdwe
nen, in de 18de eeuw volgde door de Fransche
revolutie hetzelfde lot voor de Z.-Nederland-
sche kloosters, die tot dan toe in de bezetting
der Noordelijke staties hadden geholpen. 1)
Dat hierdoor langzamerhand gebrek aan
krachten en tenslotte de ondergang der sta
ties zou volgen, lag voor de hand en daarom
moesten maatregelen getroffen worden om
een algeheelen ondergang te beletten. Den 27-
sten November 1803 kreeg pater Pius van der
Perre, de toenmalige Vicaris-Generaal, van
Pius VII voor de pastoors der staties de be
voegdheid een Provinciaal te kiezen, een recht
dat eigenlijk uitsluitend aan kloosteroversten
toekwam. De aldus gekozen Provinciaal had
tevens de faculteit novicen toe te laten tot
kleeding en professie en hen voor het vol
brengen van hun proefjaar naar een of andere
statie te zenden, die daarvoor het meest ge
schikt leek. Ten slotte kon hij de novicen dis
penseeren in het dragen van het habijt en het
onderhouden van eenige voorschriften der orde.
Hierdoor was wel het leven der Nederland
sche Provincie verzekerd, maar uiteraard door
maatregelen, die allerminst geschikt waren om
een beproefd Dominikaansch Ordeleven te
vestigen. De nieuwe Ordeleden, die te Rotter
dam, Schiedam, Amsterdam of Neerbosch wa
ren ingetreden, hadden op de staties al heel
weinig gelegenheid zich in de voorschriften
der Orde in te leven en maakten hun studies
onder directe leiding van den pastoor of aan
de theologische scholen te 's Heerenberg, Huis-
seling of Uden, dus buiten de Orde.
Twee jaren later werden de Z.-Nederlandsche
kloosters tot één provincie samengevoegd en
moest men in Noord-Nederland naar een nieuw
klooster uitzien. Uden, als zetel eener theolo
gische school leek het meest geschikt en in
1837 werd daar een klooster eigenlijk vica
riaat gesticht, waar echter alles ontbrak, wat
voor kloosterlingen bezielend kon werken.
Maar de dagen te Uden waren geteld! In 1842
werd de latijnsche school opgeheven en hier
door bij gebrek aan leeraren het voortbestaan
van het vicariaat onmogelijk gemaakt. Het
volgend jaar trokken de Fraters naar Nijme-
1) De Dominikanenkloosters van Zuid- en
Noord-Nederland vormden toen nog één Pro
vincie.
gen, het huis te Uden werd verkocht en dat te
Nijmegen op last van den generaal der orde
tot klooster verheven, waar de reguliere obser
vantie onder leiding van pater Dominicus
Pozzi uit Lucca naar de strenge voorschriften
der Constitutie moest worden ingevoerd. Dit
was een aanmerkelijk onderscheid met het
leven in de voorafgaande stichtingen, bijzonder
met dat der staties, waarvan nog op het kapit
tel van 1831 bijzonder die van Tiel en Neer
bosch waren aanbevolen. Toch bleek ook het
klooster te Nijmegen op den duur niet geschikt
om de novicen naar behooren te leiden. De
reguliere observantie werd meermalen door het
parochieèle leven gehinderd, het dragen van
het kloosterkleed bemoeilijkt, de afmetingen
van het huis waren, klein en bekrompen, zoo
dat de vicaris-generaal der Nederlandsche Pro
vincie, pater Henri Lacordaire, bij zijn bezoek
aan Nijmegen in 1852 plannen maakte voor
een nieuwe stichting en na heel veel bespre
kingen met Monseigneur Zwijsen verlof kreeg
voor een vestiging te Langenboom bij Grave,
waar de eerw. heer Walter de familiebezittin
gen aan de ordJ had overgedragen.
Het eindpunt was echter nog niet bereikt.
Wel kon het Dominikaansche leven met zijn
regels en voorschriften worden gevolgd, maar
het bestaan was te armelijk, de behuizing te
slecht en het oord te afgelegen en onbekend
om roepingen te trekken, zoodat de energieke
pater Raken, toen Provinciaal, al heel spoedig
besloot naar een andere stichting uit te zien,
hierin geholpen door baron van Lamsweerde,,
die de aandacht der paters had gevestigd op
een te koop staand landhuis te Huissen. Reeds
in, 1855 ontving pater Raken de toestemming
van. Monseigneur Zwijsen om het klooster van
Langenboom over te brengen naar Huissen en
den 3den Januari 1856 werd de heer Arnold
van der Burg, de vader van pater Albertus
van der Burg, eigenaar van het ,,kasteel".2)
Het zou echter nog twee jaren duren, voor het
Huissensche „kastéél" tot een geschikte ver
blijfplaats voor religieusen was ingericht.
Maar in de gegeven omstandigheden moest
men tevreden zijn en den Roermondschen