PKIJSPUZZLE
CONTRACT-BRIDGE.
I
RAPPORT OVER HET PACHT-
VRAAGSTUK.
fl
MAANDAG 9 OCTOBER 1933
DE ETHISCHE GRONDSLAGEN.
RAPPORT OVER DE ETHISCHE
GRONDSLAGEN VOOR DE REGE
LING VAN 'T PACHTWEZEN
IN NEDERLAND.
RADIO-PROGRAMMA
OOK TE AALSMEER ELECTRISCHE
SCHOKKEN.
RADIO-BERICHTEN
TREIN TEGEN STOOTBLOK GEREDEN
c>
VOLGENS VERSCHILLENDE
METHODEN GEBODEN SPELLEN.
6"2
w
lit
H.a
L
Zooals bekend, heeft ons partijbestuur ter-
«tond na de verwerping van de pachtwet een
commissie ingesteld tot bestudeering van het
pachlvraagstuk, waarin zitting namen mr. J.
Houben, dr. W. Koenraadt, G. van Koeverden,
mr. F. Janssen, A. Loerakker, ir. H. Bemelmans,
mr. F. Haffmans, mr. G. Michiels van Kessenich
en mr. C. van Nispen tot Sevenaer, terwijl mr.
J. van Schaik tot algemeene bevrediging het
voorzitterschap op zich nam.
Naar aanleiding van het feit, dat dr. Colijn
in de regeeringsverklaring van 2 Juni onder de
maatregelen, „waaromtrent eenstemmigheid
tusschen de leden van het kabinet bestaat",
ook noemde „de regeling van het pachtvraag-
stuk", is het bestuur onzer partij eenige weken
geleden overgegaan tot de publicatie van het
rapport, door de daarvoor ingestelde si fc :m-
missie uitgebracht en door de plenaire commis
sie aanvaard, „over de ethische grondslagen
voor de regeling van het pachtwezen in Neder
land" Het partijbestuur ging daarom tot deze
gedeeltelijke publicatie over, omdat de tweede
subcommissie voor het ontwerpen van een
proeve van wet haar werk niet kon beëindigen
in verband met de vervroegde verkiezingen en
de benoeming van den voorzitter mr. J. vari
Schaik tot minister van Justitie een wel zeer
hoopvol verschijnsel voor de verwezenlijking
van de inzichten der commissie!
Door een misverstand is dit rappor, bij de
publicatie onvoldoende in ons blad tot zijn
recht gekomen. Wij laten het hier in zijn geheel
volgen
In economisch opzicht is er wel geen goed,
dat voor het bestaan en de ontwikkeling van
het menschdom meer fundamenteele beteekenis
heeft dan de bodem. De gewichtigste economi
sche functie, die de bodem heeft te vervullen,
is de voorziening in de stoffelijke levensbe-
hoeften van den mensch. Het is aan edze func
tie, dat hier de aandacht wordt geschonken.
Aan den bodem kleeft in dat opzicht op zeer
tastbare wijze een sociale bestemmingde
bodem moet namelijk het stoffelijk welzijn
dienen van het menschelijk geslacht in zijn
geheel.
Op welke wijze zal de bodem het meest ge
schikt dienstbaar kunnen worden gemaakt aan
deze bestemming voor de gemeenschap
Om op deze vraag het juiste antwoord te
vinden, moet men voor oogen houden, dat de
mensch krachtens zijn natuur zoowel individu
als gemeenschapswezen is.
De mensch is individu, is een op-zich-zelf-
staand wezen met strikt persoonlijk doeleinde.
Want, in ondergeschiktheid aan het albehee-
rende scheppingsdoel bestaat ieder mensch in
waarheid voor zichzelf, voor zijn eigen hoogste
vervolmaking en hoogste geluk. Op ieder rust
de zuiver persoonlijke taak zijn eigen doel te
bewerken. Te dien einde is de enkeling toe
gerust met krachten en vermogens, met on
schendbare, d. i. door anderen te eerbiedigen,
rechten, die hem persoonlijk eigen zijn en die
een waarborg bieden voor den rustigen en
menschwaardigen opgang van den enkeling naar
zijn persoonlijk doel.
De mensch is ook gemeenschapswezen. Want
God heeft de menschelijke natuur individueel -
ongenoegzaam geschapen tegelijk echter is Hij
aan die natuurlijke ongenoegzaamheid tegemoet
gekomen, door het individu in zoodanige mate
een socialen aanleg mee te deelen, dat de enke
ling zijn natuurlijke volkomenheid slechts ten
volle bereiken kan, wanneer hij voor zijn indi-
vidueele ongenoegzaamheid aanvulling zoekt in
de ordelijke samenleving en de harmonische
samenwerking met anderen.
De samenleving is bijgevolg een natuurnood
zakelijke instelling en stelt als zoodanig haar
eischen zij moet in haar bestaan en doelstre-
Ving worden geëerbiedigd.
De enkeling mag zich dan ook in zijn per
soonlijke strevingen niet in alles uitleven om
wille der samenleving moet hij zich in verschil
lende opzichten beperken, en ieder moet positief
het zijne bijdragen om het doel van de gemeen
schap, het algemeen tijdelijk welzijn, te be
reiken.
Toch volgt hieruit niet, dat de enkeling zich
in alles voor de gemeenschap moet prijsgeven.
Want de mensch is primair individude enke
ling bestaat op de eerste plaats voor zich zelf,
voor de bewerking van zijn persoonlijk doel
einde. De sjiciale karaktertrek en de hiermee
samenhangende maatschappelijke orde zijn, ver
geleken met het persoonlijkheidskarakter van
den mensch, van secundaire beteekeniszij zijn
ten slotte slechts middel, om de algemeene voor
waarden te verwezenlijken, die de individuen
behoeven voor de evenwichtige ontwikkeling
van de persoonlijkheid.
De enkeling moet dus voor de gemeenschap
offers brengen, maar hij mag er niet in onder
gaan. Integendeel, door de samenleving moet
de enkeling als persoonlijkheid beter worden
toegerust.
Uit deze korte samenvatting over den mensch
als individu en als gemeenschapswezen, moet
een conclusie worden getrokken, die van vèr
strekkende principieele beteekenis is het beste
middel om den bodem aan zijn algemeene be
stemming te doen beantwoorden is het stelsel
van den privaateigendom.
Want indien de mensch primair individu is,
in den zin als boven werd aangegeven, dan moet
de persoonlijkheidsdrang in hem ock zoodanigt
primaire beteekenis hebben, dat het, over het
algemeen genomen, niet mogelijk is de men
schelijke energie blijvend en in tevredenheid,
ter verwezenlijking van hoogere welvaart tot
het volle rendement te prikkelen, tenzij op de
basis van een stelsel, dat aan de persoonlijkheid
recht doet wedervaren.
Dit doet alleen de orde van den privaat
eigendom.
Maar uit die samenvatting volgt tevens, dat
van het stelsel van den privaateigendom alleen
dan het beoogde resultaat kan worden verwacht
wanneer het individueele element in het karak
ter van den privaat-eigendom, niet tot indivi
dualisme ontaardt, maar op passende wijze
wordt getemperd en begrensd door overwe
gingen, ontleend aan sociale rechtvaardigheid
en sociale liefde, zoowel tegenover de gemeen
schap in haar geheel als tegenover den enkeling.
De individueele bodemrechten zullen bijgevolg
in niet geringe mate een socialen inslag moeten
hebben.
Het pachtwezen in Neder
land gezien van Katholiek
standpunt.
I. De exploitatie van den bodem tot !_nd- of
tulnbouwdoeleinden kan door den grondeige
naar in eigen beheer worden gehouden, kan
echter ook aan een ander als grondgebruiker
worden afgestaan.
Alleen voor die tweede mogelijkheid worden
hier de richtlijnen getrokken.
Grondeigenaar en grondgebruiker beiden
kunnen in dit geval recht doen gelden op een
gedeelte van de bodem-opbrengst.
De grondeigenaar krachtens het beschikbaar
stellen van zijn bezit. De grondgebruiker krach
tens zijn arbeid als exploitant en krachtens de
kapitaalgoederen, die hij voor de exploitatie
van den bodem noodig heeft en aanwendt.
Als gevolg immers van den individueelen of
persoonlijken karaktertrek, waarmee God de
menschelijke natuur heeft geschapen, en van
het hiermee nauw samenhangende stelsel van
den privaat-eigendom, heeft ieder strikt recht
op zijn eigen krachten en vermogens en op de
bezittingen, die hem rechtmatig toebehooren.
Bijgevolg, wanneer iemand zijn krachten of
zijn bezit in dienst stelt van een ander, dan
komt hem rechtens daarvoor een vergoeding
toe. Derhalve kunnen grondeigenaar en grond
gebruiker beiden op grond van de ruilende
rechtvaardigheid, een gedeelte van de bodem-
opbrengst opvorderen.
Het economisch organisme zou zóó moeten
functioneeren, dat aan de verschillende be
trokkenen bij het economisch goederenproces
het hun rechtmatig toekomende als regel ten
deel kon vallen. Waar dit echter niet altijd
het geval is, waar met name het economisch
leven van dezen tijd als gevolg van individua
lisme en vrije concurrentie ver van de bereik
bare volmaaktheid verwijderd blijft, is er meer
dan gewone reden, om de beginselen, die de
verdeeling van de bodem-opbrengst tusschen
grondeigenaar en grondgebruiker moeten be-
heerschen tot in bijzonderheden te volgen.
Voorop moet staan het recht van den grond
gebruiker op een zoodanige vergoeding voor
zijn arbeid, dat hij met zijn gezin overeen
komstig zijn stand daarvan kan leven, en op
vergoeding van de exploitatiekosten.
Niet zelden wordt de meening gehoord, dat
het recht van den grondeigenaar op rente voor
zijn bezit even primair' is als het zoo juist
geformuleerde recht van den grondgebruiker.
Ten onrechte. Een aandachtige beschouwing
van het bodemgebruik tot landbouwdoeleinden
kan dit duidelijk maken. Wanneer het gebruik
van landerijen wordt vergelijken met b.v. het
gebruik van een gehuurde woning, dan blijkt
daartusschen een tweevoudig typeerend ver
schil te bestaan.
Bij een gehuurde woning staat het nuttig ge
bruik kant en klaar voor den huurder; hij be-
De oplossing van puzzle No. 66 is
13 een, 212 erfelijk, 311 nader, 410 Korea, 59 omega, 68 sub, 717
torpedo, 8—18 baden, 9—15 alibi, 10—14 aarde, 11—13 rol, 12—22 kasgeld,
13—21 lupus, 14—20 Eboli, 15—19 Ismid, 16—18 neo, 17—27 ootmoed, 18 26
oudje, 19—25 Dempo, 20—24 innig, 21—23 Sue, 22—32 diadeem, 23—31 Erica,
2430 gamma, 2529 onzin, 2628 Ede.
Een kostbaar kleinood is de goede naam.
Als prijswinnaars werden door het lot aangewezen H. F. Fluitman, Enkhuizen,
C. J. WildeboerSchut, Schoolstraat B 88, Middelharnis; P. J. Litjens, Maria-
straat, Hillegom; J. M. v. d. Veerdonk, Berlicum N.Br.
hoeft het niet eerst te voorschijn te roepen.
Bij den bodem echter is het nuttig gebruik in
sluimerenden toestand, de grond draagt in zich
de mogelijkheid om vruchten voort te brengen,
maar brengt deze effectief eerst dan voort,
wanneer door den grondgebruiker daaraan
veel ten koste is gelegd in den vorm van be
werking, bemesting, bezaaiing, enz. Eerst na
dat dit alles is gebeurd, komt het nutig ge
bruik te voorschijn, vergroeid met den arbeid
en het kapitaal van den grondgebruiker.
Een tweede verschil .is, dat een gehuurde
woning door het gebruik tevens wordt ver
bruikt; zij wordt door het gebruik minder, wat
van-zelf-sprekend in de huursom moet worden
vergoed. De bodem daarentegen bezit de eigen
aardigheid. dat hij door het gebruik niet in
het minste wordt verbruikt. Zoodat de grond
eigenaar op het einde van het oogstjaar, als
hij verder ook niets ontvangt voor het grond
gebruik, onmiddellijk weer hetzelfde bezit
heeft als hij bij het begin van het oogstjaar
had. Grondeigenaar en grondgebruiker beiden
hebben van het hunne bijgedragen om tot het
verkregen resultaat te komen; de eerste heeft
zijn eigendom beschikbaar gesteld, de tweede
heeft door zijn arbeid en zijn kapitaal de slui
merende vruchtbaarheid gewekt en de vruch
ten geteeld. Maar terwijl de grondeigenaar
daarbij dezelfde is gebleven, omdat de bodem
niet werd verbruikt, is de grondgebruiker
door de exploitatie er op achteruit gegaan;
want arbeid en kapitaal werden door het ge
bruik tevens verbruikt. Om weer te worden,
wat hij bij den aanvang van het oogstjaar was,
en dus in gelijke conditie te komen als de
grondeigenaar, moeten hem uit de opbrengst
van den bodem eerst zijn arbeid en kapitaal-
verbruik worden vergoed.
Hiertegen wordt wellicht opgeworpen, dat,
wanneer het boven geformuleerde recht van
den grondgebruiker als primair recht wordt
erkend, aan den laatste iets wordt toegekend,
wat van den grondeigenaar afkomstig is en
waarvoor deze in gelijke instantie geen ver
goeding ontvangt: want de grondgebruiker
dankt het bekomen levensonderhoud behalve
aan zijn eigen arbeid en kapitaal toch ook aan
de landerijen van den grondeigenaar. In deze
opwerping wordt echter over het hoofd ge
zien, dat de grondeigenaar het ongerept be
houd van zijn bezit dankt aan de zorgen (d.
w. z. aan den arbeid en aan het kapitaal) van
den grondgebruiker en in eerste instantie
eigenlijk wel een vergoeding ontvangt.
Het is bijgevolg niet juist de grondrente even
primair te achten als het levensonderhoud van
den grondgebruiker en de exploitatiekosten.
Van grondrente mag eerst dan sprake zijn,
m.a.w. landerijen bezitten eerst dan pacht
waarde, wanneer ze na aftrek van het levens
onderhoud voor den grondgebruiker en zijn
gezin en van het door de exploitatie gebruikte
en verbruikte kapitaal (waarvan ook het loon
voor vreemde arbeidskrachten een onderdeel
is), een overschot geven.
Het komt echter voor, dat men in de som,
die als grondrente wordt aangeduid, tevens be
grijpt de polder- en soortgelijke lasten, die op
de landerijen drukken en een vergoeding voor
het onderhouod van huis, schuren en stallen,
die zich op den grond bevinden en voor het
geen deze gebouwen in waarde zijn vermin
derd. Het spreekt vanzelf, dat dit gedeelte
van de z.g. grondrente op één lijn moet worden
gesteld met de exploitatiekosten van den grond
gebruiker.
Maar de grondrente in den strikten zin van
dat woord mag eerst in tweede instantie tot
gelding komen, nadat in het levensonderhoud
van den grondgebruiker is voorzien en de ex
ploitatiekosten zijn vergoed.
De grondrente moet in rangorde gelijk wor
den geacht aan de rente voor het kapitaal,
waarmee de grondgebruiker den bodem exploi
teert.
Wat bijgevolg overblijft van de bodem-op
brengst, nadat het primaire recht van den
grondgebruiker tot gelding is gebracht, moet
tusschen den grondeigenaar en den grondge
bruiker worden verdeeld. De eerste kan nu
zijn aanspraak op grondrente doen gelden, de
tweede zijn recht op rente voor het gebruikte
kapitaal en op de volle waardeering van zijn
arbeid als ondernemer, waarvoor in eerste
instantie nog slechts de minimumwaarde is in
aanmerking genomen.
Voor de verhouding, waarin het overschot
aan grondeigenaar en grondgebruiker moet ten
deel vallen, is men uiteraard aangewezen op
schatting. Het is niet mogelijk om mathema-
tisch-accuraat aan te'geven, welk gedeelte van
de bodemopbrengst rechtens moet worden toe
gewezen aan den grondgebruiker en welk ge
deelte aan den grondeigenaar. Hier kan alleen
van schatting uitkomst worden verwacht.
Het spreekt van zelf, dat met die schatting
niet is bedoeld het oordeel van den grondeige
naar of van den grondgebruiker, maar de al
gemeene schatting, d.w.z. het oordeel, waartoe
personen, in dezen tot oordeelen bevoegd, over
het algemeen komen of zouden komen. Dit
oordeel is het resultaat van objectieve overwe
gingen .als daar zijn: de ligging der landerijen
de vruchtbaarheid van den bodem in verband
met de heerschende en te verwachten prijsbe
weging van de bodemproducten, e.a.; het mag
geenszins zonder meer tot uitgangspunt nemen
de z«. ruilwaarde van den bodem. Want de
laatste gaat niet zelden ver uit boven de ob
jectieve gebruikswaarde en is dan n juiste
grondslag voor het bepalen van de pachtwaar
de Ook de zoogenaamd gangbare waardeschat
ting is bijgevolg niet altijd een juiste graad
meter; het kan immers zijn, dat die algemeene
schatting op verkeerde grondslagen rust, of ook
bepaalde factoren in een verkeerd daglicht ziet.
Het algemeene oordeel kan de pachtwaarde
slechts bij benadering aangeven, d.w.z. er blijft
altijd een zekere speelruimte voor meer en
minder; meerdere, ofschoon toch niet sterk uit
eenlopende, waardebepalingen blijven moge
lijk, zonder onrechtvaardig te zijn.
Binnen het raam van de algemeene schatting
zullen de betrokken partijen derhalve een be
paalde keuze hebben te doen. Zoodat kan wor
den gezegd, dat de rechtvaardige bepaling van
de pachtwaarde van den bodem tot stand moe
komen eensdeels door de algemeene schatting
en anderdeels door den overeenstemmenden wu
van grondeigenaar en grondgebruiker.
Tot zoover de eischen van de ruilende recht
vaardigheid met betrekking tot de verdeeling
van de bodemopbrengst.
Alleen als de straat vochtig is.
Ook Aalsmeer beleeft thans volgens de
Telegraaf" evenals Bloemendaal de sensatie
van "geheimzinnige electrische schokken, die
eerst tal van menschen aan het schrikken
brachten, doch die daarna als een prettige af
wisseling werden beschouwd in het bijzonder
door de jeugd.
Het verschijnsel vertoonde zich in het nieuwe
plan Zuid in de Handleystraat, waarin een be
trekkelijk nieuwe asfaltweg ligt. Tot heden
echter heeft deze weg zich als een zeer behoor
lijke weg gedragen en ook nu doet 't geval zich
niet op het asfalt, doch op het met klinkers
bestrate trottoirs voor, dat voor de winkels
Ugt-
Een dame wilde met baar hond een dezer
winkels binnengaan, doch op de stoep bleef
het dier sidderend staan om daarna als een
dolleman te gaan springen. In den winkel was
de hond weer rustig, maar toen hij weer buiten
kwam, herhaalde zich het verschijnsel. Men
was juist de straat aan het schrobben. Nu kre
gen ook de menschen het te kwaad. Een jon
gen. die naar den winkel kwam, kreeg een ge
weldigen schok en sprong bijna een meter in
de hoogte. Hetzelfde ondervonden na hem nog
tal van anderen.
Het typische 'is, dat het verschijnsel zich
alleen voor doet als de straat vochtig is. Zoodra
deze nat wordt gemaakt, begint het spel op
nieuw. Tot op dit oogenblik is het raadsel nog
niet opgelost.
CONSULAATWEZEN.
De waarnemend consul der Nederlanden te
Duala, de heer F. F. van Wageningen, is over
leden.
De waarneming van het consulaat is opgedra
gen aan den heer P. Brink.
DINSDAG, 10 October.
HUIZEN (1875 M., 160 K. H.) K. R. O.-uit-
zending: 8.00—9.15 en 10.00—11.30 gramofoon
platen; 11.30 godsd. halfuurtje; 12.00 politie
berichten; 12.15 Weensch radio-octet en gramo-
foonplaten. O.a. Hungaria, Leopold; 1.45 pauze;
2.00 vrouwenuurtje; 3.00 gramofoonplaten; 3.30
G Panhuysen (declamatie) en R. Rijs-Ochel
(zang), i. d. pauze (4.00—4.30) gramofoonplaten;
5.00 Weensch radio-octet. O.a. The song of songs
Maya; 5.45 gramofoonplaten; 6.00 Pater C. Piels
O.P.: de Rozenkransdevotie; 6.15 vervolg octet.
O.a. Rusticanella, Cortopassi; 6.40 Esperanto-
cursus; 7.00 politieberichten; 7.15 Prof. Jos. v.
Wely A P. over „Geest en Kerk"; 7.35 gramo
foonplaten; 7.45 drs. A. v. Dal: De ontwikkeling
van het studentenleven; 8.00 K. R.O.-orkest en
U. S. O., concert in Tivolii te Utrecht. O.a.
Zevende symphonic, Bruckner, (ca. 8.45 Vaz
Dias); 10.15 gramofoonplaten; 10.30 Vaz Dias;
10.35 gramofoonplaten; 10.4512.00 Weensch
radio-octet en gramofoonplaten, pop programma
HILVERSUM (296 M., 1013 K. H.) AVRO.-uit-
zending; 8.00—10.00 en 10.15—10.30 gramofoon
platen; 10.30 H. Schweres (tenor); 11.00 R. V. U.
Causerie O. v. Tussenbroek; Een vacantie herin
nering aan Saas-Fée en de Britannia Hütte;
11.30 Boris Lensky viool-recital; 12.00 Octopho-
nikers en gramofoonplaten, pop. muziek; 2.15
pauze; 2.30 gramofonplaten; 3.00 knipcursus; 4.00
Cor de Groot, piano-recital; 4.30 gramofoon
platen; 5.00 voor de kinderen 5.30 VPRO.; 6.00
gramofoonplaten; 6.30 R. V. U., prof. C. v. Dam:
Geschiedenis van Spanje; 7.00 Omroeporkest. O.a,
fragm. Gri-Gri, Lincke; 7.30 Engelsche les; 8.00
Vaz Dias; 8.05 Omroep-orkest en The Paradise
Garden Hawaiians, pop. programma; 9.30 radio-
tooneel, voorspel en le bedrijf „Waarom zwijgt
Margaret Hamilton?"; 10.30 gramofoonplaten;
11.00 Vaz Dias; 11.10—12.00 uit „Central", den
Haag: Tom v. d. Stap en zijn orkest.
DAVERTRY (1554 M., 193 K. H.) 10.50 berich
ten; 11.05 kookpraatje; 11.20—11.40 causerie
over Pizarro; 12.20 orgelspel R. New; 12.50 Para
mount Astoria-orkest. O.a. potp. Der tapfere Sol
dat, Strauss; 1.50 Midland-studio-orkest. O.a.
Ital. serenade, Caludi; 2.20 Voor de scholen; 4.25
actueele causerie; 4.50 H. de Leon (mariton) en
het Brearley-strijkkwartet. O.a. kwartet a. kl. t.
op. 51 no. 2, Brahms; 5.35 kinderuurtje; ?.20 be
richten; 6.50 D. Tovey, piano-recital; 7.10 Duit-
sche causerie; 7.50 Mil. orkest met medew. v. E.
Braham (viool), Russische muziek; 8.50 causerie:
De groei van de Dominions; 9.20 berichten; 9.40
„The white chateau", hoorspel R. Barkeley; 11.10
declamatie; 11.15—12.20 dansmuziek.
RARIJS (Radio Paris 1724 M., 174 K. H.) 8.05
12.20—2.20, 7.10 en 7.40 gramofoonplaten; 8.50
orkest o. 1. v. P. Monteux, met medew. v. Marj.
Lawrence (zang). O.a. Symphonie fantastique,
Berlioz.
KALUNDBORG (1153 M-, 260 K. H.) 11.20—
1.20 concert uit Bellevue standhotel; 2.20—4.20
Omroep-orkest; 7.20 radio-tooneel; 7.40 Omroep
orkest, Engelsch-Amerikaansche muziek. O.a.
Serenade e. kl. t., Elgar; 8.35 reportage; nacht
wacht op zijn ronde; 9.2010.20 Boedapester
strijkkwartet. O.a. strijkkwartet f. kl. t., op. 95,
Beethoxen..
LANGENBERG (473 M., 634 K. H.) 5.25 en
6.35—7.20 gramofoonplaten; 9.20 berichten; 9.30
voor de scholen; 9.50 voor de werkloozen; 10.45
gramofoonplaten; 11.15 Sted. orkest van Mtin-
ster. O.a. Lëndliche suite, Amadei; 12.55 concert;
3.20 vroolijk concert met medew. v. kwintet en
solisten; 6.20 Stunde der Nation, kinderkoor en
-orkest; 7.30 Kartner-programma; 10.00 concert,
pop. muziek; 11.35—12.20 „Von deutscher Seele"
ROME (441 M., 680 K. H.) 4.355.20 Omr'oep-
orkest; 7.55 „Guglielmo Ratcliff" opera van Mas-
j cagni, o. 1. v. Masgani. Na afloop berichten.
BRUSSEL (338 M., 887 K. H.) 12.20—2.20 gra-
mofoonplaten; 5.20 Omroep-orkest. O.a. The
I great four. Robrecht; 6.05 Soc. kinderuurtje; 6.50
7.35 gramofoonplaten; 8.20 Symphonie-orkest,
i werken van Mozart. O.a. Eine kleine Nachtmusik;
9.20—10^0 Omroep-orkest en zang, werken van
Grieg. O.a. 2e Peer Gynt-suite.
(508 M„ 590 K. H.) 12.20 gramofoonplaten
en piano-recital; 1.302.20 Hot Jazz; 5.20 sym-
phonie-orkest. O.a. ouv. Carnaval remain, Ber-
Hoz; 5.50 Kath. kinderuurtje; 6.25 Folmpraatje;
6.35 piano-recital; 7.05 viool-recital; 7.20—7.35
gramofoonplaten; 8.20 Omroep-orkest. O.a. La
chasse joyeuse, Heller; 9.05 De Chr. vakbonden
en de werkloozensteun; 9.20 Symphonie-orkest.
O.a. 5e concert voor viool en orkest, Vieuxtemps;
10.0010.20 gramofoonplaten.
DEUTSCHLANDSENDER (1635 M., 183.5 K.
H.) 5.507.20 concert; 7.55 gymnastiek; 11,20
12.15 en 1.20 gramofoonplaten; 2.20—3.20 orkest.
O.a. 2e rhapsodie, Brahms; 3.354.20 Zie Langen-
berg; 4.405.20 orkest en zang; 6.20 Zie Langen-
berg; 7.30 „Lachender Herbst", gevar. pro
gramma; 8.20 Omroep-orkest. O.a. Sinfonietta,
H. Schubert; 9.20 en 10.05 berichten; 10.20—11.20
pop. concert.
LUXEMBURG (1191 M., 252 K. H.) 12,50
gevar. concert. O.a. Baluchistan, Soiron; 1.50
gramofoonplaten; 7.5011.20 Belgische avond;
7.50 accordeonmuziek; 8.35 G. Simon: Belgische
liederen; 9.10 berichten (Fransch); 9.20 gevar.
concert. Cha. ouv. Hamlet, Gade; 10.10 berichten
(Duitsch); 10.20 cabaretmuziek (gr. pi.); 10.45
Jazz-orkest.
ROTTERDAM (gem. radio-distr.) Programma
1: Huizen.
Programma 2: Hilversum.
Programma 3: 7.55 Deutschlandsender; 9.20
Langenberg; 12.35 Brussel (338 M.); 2.20 Deutsch
landsener; 3.20 Langenberg; 5.20 Brussel (338
M.); 6.50 Londen R., orgelspel, R. Dixon. daarna
octet en zang. O.a. Orpheus met zijn luit, Sulli
van; 7.50 Rome.
Programma 4: 8.05 Parijs R.; 10.50 Daventry;
11.20 Deutschlandsender; 12.20 Daventry; 12.50
Londen R., trio-concert, daarna orkest. O.a. Ver-
schmathe liebe, Lincke; 3.20 Kalundborg; 4.50
Daventry; 5.40 Warschau, piano-recital; 6.25
Daventry; 7.10 Parijs R.; 7.40 Daventry; 8.50
Parijs R.; plm. 10.50 Londen R., dansmuziek;
11.20 Daventry.
DINSDAG.
Het K. R. O.-orkest werkt van 8.50 tot 10.15
samen met het Utrechtsch stedelijk orkest o.I.v.
H. v. Goudoever en voert, na de inleiding door
W. d'Ablaing, de zevende van Bruckner's negen
symphonieën uit.
Eveneens in paedagogischen zin hooren wij
over Daventry Beethoven's pianosonaten op.
14 nr. 2 door D. Tovery, gespeeld en gecom-
menteerd; dit concert maakt deel uit van de
serie over „De grondslagen der muziek".
Pierre Monteux dirigeert in Parijs, via
Straatsburg, een symphonieconcert, dat aan
vangt met de Symphonie fantastique van Ber
lioz en waarvan de groote verdeeling is; 1.
Réveries, Passions; 2. Un bal; 3. Scène aux
Champs; 4. Marche au Supplice; 5. Songe d'une
nuit de Sabbat (Dies irae).
De hierop volgende ouverture is van Ger-
maine Taillefer. Haar collega en vriend Mil-
haud zeide eens van haar: „Zij is een fijne
musicienne, die langzaam maar zeker werkt.
Haar muziek heeft de verdienste zonder preten
tie te zijn, doch met den grootsten ernst en
grootste oprechtheid.
Het is werkelijk muziek van een jong meisje,
in de juveniele beteekenis van het woord.
Aanvankeiijk naar de impressionisten ge
oriënteerd, begint zij met haar concerto voor
piano en orkest in het voetspoor te komen van
Bach's Brandenburger concerten en heeft zij
een uiterste soberheid".
Nieuwe zender te Bremen
De nieuwe zender voor den draadloozen om
roep te Bremen is Zaterdagmorgen op eenigs-
zins feestelijke wijze in gebruik genomen. Hij
werkt op een golflengte van 227,4 M. De toren,
waar de zender is opgesteld, is 90 M. hoog. De
antenne staat loodrecht op de aarde.
Remmer ernstig gewond.
Vrijdagnacht 2 uur reden twee agenten
naar de „Leidsche Courant" meldt op den
Utrechtschen Straatweg bij Woerden, toen zij
plotseling een geknal en gekraak hoorden. Zij
gingen naar den nabijzijnden overweg, Katten
broek genaamd. Het bleek, dat een goederen
trein op een dood spoor was gereden met een
vaart van 40 a 50 K.M.
Het geheele stootblok werd weggeslagen,
terwijl locomotief en tender een tiental meters
verder in het zand wegzakten.
De volgende goederenwagen werd geheel in
elkaar geschoven. Een remmer werd uit den
wagen geslingerd, doch niet verwond.
Een andere remmer, de 38-jarige A. Nachte
gaal, uit Zuilen, hing met het bovenlichaam
uit het nog overgebleven remmershokje, ter
wijl zijn beenen bekneld zaten.
Na 45 minuten bezig te zijn geweest, kon
men hem tenslotte bevrijden.
Dr. Griethuizen uit Woerden was spoedig
ter plaatse en constateerde, dat N. een dijbeen
gebroken had. Hij werd per auto naar de Rijks
kliniek te Utrecht vervoerd.
De oorzaak van het ongeluk schijnt te zijn.
dat de machinist meende, dat het sein veilig
stond, maar een verkeerd sein had gezien.
De goederenwagen is als 'n lucifersdoosje in
elkaar geschoven.
I NOODLANDING.
Zaterdagavond heeft een Engelsch sport-
vliegtuig, gevlogen door den heer Stuart Sygery.
met zijn 'toestel komende van Engeland op weg
naar Rotterdam, daar hij den koers kwijt was
op een stuk weiland te Bruinisse een goedge
slaagde noodlanding uitgevoerd. Nadat men
hem den koers had aangegeven, Is hij naar Rot
terdam vertrokken.
V-10-3
9-8-6-4
H-10-4
A-7-5
A B-7-5-4
C? V-3
O 7-2
•f. H-B-9-8-4
A A-8-2
Q B-10-7-5-2
9-8-3
A H-9-8
C? A-H
A-V-B-6-5
A V-10-3
Geen van beide partijen kwetsbaar.
Evenais de volgende spellen werd dit spel
op een. duplicate-wedstrijd gespeeld
Official System:
2Zt p 3Zt p
Z W N O
P P
Culbertson:
P
3Zt P
One over One:
lZt p
2Zt p
P P
O. S.: Z. heeft 19 Zt-punten en een dekking
ln alle kleuren is du* volkomen gerechtigd om
met 2 Zt. te openen; N. heeft 7 Zt-punten met
een vijfkaart en mag dus 3 Zt. bieden.
C.: Met slechts 4% Ht. kan geen dwangbod
gegeven worden in verband met de kaartver-
deeling en dus moet de biedbare kleur geboden
worden.
O. o. O.; Z. begrijpt dat het eindbod wel Zt.
zal wezen en wil dit in eigen hand houden om
zijn vorken niet zichtbaar te laten worden; daar
om opent hij 1 Zt
Aan de meeste tafels werd uitgekomen met
Harten v-jf, waardoor Z aan slag kwam. Deze
probeerde zijn Klaveren vrij te spelen en kwam
daarom met Klaveren Vrouw na; O. zette het
Aas niet in. want de manoeuvre werd begrepen,
ae 10 werd nagespeeld en nog niet genomen,
«oodat bij den derden keer spelen van Kalveren,
welke met het Aas door O. genomen werd, de
N-hand vermoedelijk geblokkeerd werd. Z. had
2A
P
2*
3Zt
P
P
de Klaveren tien overgenomen in N. met den
Boer en speelde geen Klaveren doch Ruiten na,
sneed in eigen hand, hetgeen lukte; nagekomen
werd met Ruiten Aas en daarna een kleine
Ruiten. Nu was dus O. met Ruiten Heer aan
slag Deze speelde toen Klaveren Aas en kwam
daarna met W.'s Harten na. Deze werd door Z.
genomen, die zijn twee vrij gekomen Ruiten
speelde, een Schoppen werd nagespeeld en W.
kwam aan slag en maakte zjn vrij gekomen
Harten, waardoor het spel door Z. verloren
werd met 1 onderslag.
Het spel is te winnen als Z. begrijpt, dat,
wanneer het Klaveren Aas derde zit, deze niet
ingezet wordt voor den derden Klaveren slag.
Daarom met hij zijn eigen Klaveren Vrouw
overnemen met den Heer een kleine Ruiten
uit N. spelen en anijden. Klaveren tien naspelen
en overnemen met den Boer, waarna O. in moei
lijkheden komt. Neemt deze den Klaveren Boer
niet. dan weet hij zeker, dat weer Ruiten na
gespeeld wordt, uit N. en zijn Heer veel gevaaf
loopt er uit gesneden te worden. Neemt hij den
Klaveren boer met het Aas en heeft Z. nog een
Klaveren, dan worden twee Klaveren in N vrij!
Aan één tafel werd Klaveren Aas niet ingezet
en Z. maakte zijn contract; aan een andere tafel
gebeurde dit wel en Z. maakte zelfs twee over
slagen, want N. maakte 3 vrije Klaveren en
de Ruiten Heer werd er toch uitgesneden!
Men ziet, dat ofschoon het bieden tot een
gelijk eindresultaat voerde, het spelen lang niet
gelijk verliep.
A A-3
C 10-7-4
H-B-8-4
A H-9-7-2
A 10-8-6
5-3-2
O A-6-5
A 6-5-4-3
P
P
P
P
P
2*
3#
1*
3*
P
H-V-B-9-7-4
<2 A-H-8
A A-B
A 5-2
q? v-B-S-6
O 10-9-3-2
Jf. V-10-8
N-Z kwetsbaar.
Z O
N
W
1 System:
3*
P P
P
P 4A
P
P
P
Culbertson:
P P
p 2Zt
P
One over One:
P P
p lZt
P
p
Men ziet, dat de bieding volgens het Official
System op de eenvoudigste en meest logische
wijze het manehebod bereikt. Het driebod is
een dwangbod en de maat kan met zijn enkele
Aas de vierde Schoppen bijgeven.
Volgens Culberston wordt het dwangbod van
2 Schoppen gedaan en daarop moet met minder
dan 1% Ht. een geheel kunstmatig antwoord
gegeven worden, n.l. 2 Zt., waarna het bieden
verder logisch verloopt.
Volgens het One over one moet met 1 Schop
pen geopend worden, want de openingsbieder
moet weten of zijn maat een Heer en Vrouw of
evenwaardige kaarten heeft. Deze heeft een Aas
en antwoordt dus met 1 Zt.
Aan de meeste tafels werd uitgekomen door
Z. met Harten Vrouw, weike door O. natuur
lijk genomen werd met het Aas. waarna deze
Schoppen Heer naspeelde, die door N. genomen
werd. waarop deze een Harten naspeelde, die
weer door O. genomen werd. Daarna werd
troef gespeeld en met de tien in W. aan slag
gekomen. F.en kleine Klaveren, door W. ge
speeld, werd door O. met het Aas genomen en
Klaveren Boer nagespee'd, welke door Z met
de Vrouw genomen werd, die .Harten Boer na
speelde, waarop door N. nog een Ruiten ge
maakt werd en dus het contract verloren werd.
De speler ziet bij het open komen van den
Blinde direct, dat hij in elke kleur een slag
moet verliezen en dat zijn eenige winkans is,
dat de Ruiten Heer bij N. zit, dan kan hij, in
dien N den Ruiten Heer direct inzet, bij een
tweede maal Ruiten spelen zijn Vrouw maken
en later op Ruiten Aas een Harten of Klave
ren wegwerpen, zoodat in één kleur geen slag
verloren wordt. Dit kan alleen gebeuren als in
den Blinde rentrants zijn en die rentrants kun
nen alleen in troef gevonden worden. Daarom
moet niet troef Heer uit O. gespeeld worden,
doch troef negen en deze met troef tien in
den Blinde worden overgenomen, dan zijn de 8
en de 6 in W. rentrants geworden. Eenmaa,
aldus gespeeld hebbende kan men het spel niet
meer verliezen, want op Ruiten Aas kan hij
den derden keer Ruiten spelen altijd een Harten
of Klaveren worden weggeworpen. Speelt de
tegenpartij geen Ruiten, dan moet O. zulks
uit W. doen, want gelijk gezegd, de eenige win
kans zit in Ruiten Heer bü N.
Dit is een heel aardig voorbeeld voor de
stelling, dat de speler direct na het uitspelen
van de eerste kaart zijn speelplan moet op
maken en zijn kansen overwegen. Nu zitten de
troeven wei heel gunstig, zoodat twee rentrants
met de 8 en de 6 gevormd kunnen worden,
maar het meerendeel der spelers heeft Schop
pen Heer gespeeld en ging daardoor down!
Welke winkans heb ik en hoe kan ik die be
nutten? Dat is de vraag, die gesteld moet
worden.
A A-V-6-2
Q? A-5-3
O 4-3-2
Jf. H-10-6
9
V-B-9-8-
6-4-3
B-8
8-5-3
«j» B-10-8-5-3
-
V-10-9-7-5
Jf. 9-7-2
A H-7-4
<z> H-10-7
A-H-6
ju A-V-B-4
O-W kwetsbaar.
Z
N
O
Official System:
2Zt
P
4Zt
P
6Zt
P
P
P
Culbertson;
IA
P
IA
P
2Zt
P
4Zt
p
5Zt
P
6Zt
p
P
P
One over One;
lZt
P
3Zt
p
5Zt
P
6Zt
p
P
P
W kwam overal met Harten Vrouw uit; ware
hij met de vierde kaart van boven (regel van
elf) uitgekomen, dan zou hij veel kans heb
ben geblokkeerd te worden in de hand van zijn
maat; bovendien geeft hij dan een kans aan den
speler om drie Harten-slagen te maken. Z komt
aan slag en maakt vier Klaveren-slagen, waar
na hij Schoppen probeert vrij te spelen. Bij de
tweede maal Schoppen spelen bleek, dat W er
slechts één had gehad en moest het contract
altijd verloren worden.
Het aantal Harten-kaarten van W is be
kend, daar O direct renonceerde; Z. moet dus
O tot wegwerpen op Harten brengen. Klaveren
zijn er .niet meer, dus Z weet precies hoeveel
Schoppen en Ruiten O heeft. Na den achtsten
slag moet Z een kleine Harten spelen en daar
door W aan trek brengen waardoor O moet
wegwerpen. W moet begrijpen, dat hij slechts
Ruiten kan spelen, deze moet door Z genomen
worden en dan een Harten naar N spelen en O
is weer verplicht tot wegwerpen! Werpt hij
Schoppen weg, dan maakt Z twee Schoppen en
een Ruiten, werpt hij Ruiten weg, dan gebeurt
het omgekeerde en maakt Z twee Ruiten en een
Schoppen. Klein Slam is dan altijd gemaakt.
Geen gemakkelijk spel, gelijk da praktijk be
wees, en toch is de kaartverdeeling bij de tegen
partij direct vast te stellen en is er maar één
manier orn daar op te spelen.
A
C? 9-7-3-2
A-6-4-3
Jf. 8-7-5-4-2
One over One:
3 Zt
6
4 Zt
P
geeft Z het recht met 2 Zt te openen. N heeft
13 Zt. punten doch mag bij Z mtV.r op 17 reke
nen en geeft daarom 4 Zt, waarop Z zijn grooter
sterkte aangeeft en 6 Zt biedt. Hij weet, dat N
op niet meer dan 17 Zt-punten mocht rekenen
en door 4 Zt te bieden, zelf over 11 tot 13
punten moet beschikken, te zamen moeten zij
dus 31 tot 33 punten hebben en dus is het Klein
Slam-bod gerechtvaardigd.
Volgens Culbertson wordt met üe biedbare
vierkaart geopend en later wordt 't 4 Z'. dwang
bod gedaan, aantoonende 2 Azen en den Heer
in de kleur van Z (een reeds geboden kleur);
deze biedt 5 Zt. aangevende twee Azen. Het
3« volgende 6 Zt.-bod sluit de Groot Slam-
mogelijkheid uit.. Zes biedingen tegen drie bij
het Official System, omslachtig en gekunsteld.
De a Zt. volgens het One over one toonen
drie prtWire slagen en na de 5 Zt van Z kan
N Klein Slam bieden, daar nu zijn 3 primaire
slagen er wel 4 geworden zijn.
Met een ellendige kaartverdeeling tegen is
het geen wonder, dat de meeste spelers hun
contract verloren en één down gingen. Slechts
een enkele maakte zijn rtantract.
A B-10-8-5-3-2
C? 6-4
O 9-7-5
Jf. 9-3
A A-V
A-V-B-10
O H-V-B-2
JfA-V-B
Belde zijden kwetsbaar.
Z W
A H-D-7-G-4
c H-8-5
10-8
Jf. H-10-6
N
Official System:
I.:
2 A
P
2
P
2 Zt
P
3 A
P
3
P
5
P
6 C?
P
P
P
II:
3 C?
P
5 <7
P
6 C?
P
P
P
Culbertson:
2 Q?
P
P
3
P
5 C?
P
6
P
P
P
lïOJc.
Er werd op den wedstrijd door alle O.S.-
spelers met het Twee Klaveren dwangbod ge
opend, waarop een ontkenning van topslagen
door N volgde. Het 2 Zt-bod gaf te kennen,
dat Zt gespeeld kon worden, waarop N een
tweede zwakte-bod deed met 3 Klaveren, waar
mede kracht ln de hoogere kleuren ontkend
werd. Toen gaf Z zijn tweede speelbare kleur,
Harten, en deed Z het slamsignaal in Harten
hooren.
Wij zouden eenvoudig met het oude O.S.-
dwangbod van 3 Harten geopend hebben, gelijk
hierboven als tweede bieding volgens O.S. aan
gegeven, waarop direct 5 Harten gegeven zou
den zijn, aantoonende 3 Ss (Ruiten Aas en
twee Harten door de Schoppen-renonce) en dus
in drie biedingen het Klein Slam-bod ir Harten
gedaan zou zijn. Heel wat eenvoudiger, dan met
l.et kunstmatige Twee Klaveren-bod 1
Volgens Culbertson deed Z het dwangbod
hooren, N gaf met 2 Zt zijn gemis aan de ver-
eischte Ht te kennen, waarop Z zijn tweede
speelbare kleur, Ruiten, deed hooren en N met
Ruiten Aas, renonce Schoppen en 4 Harten ge
voegelijk 5 Harten kon doen hooren.
Volgens het O. o. O. werd een sterke slam-
invitatie gedaan, waarmede negen of meer trek
ken werden aangetoond met dubbele dekking in
alle kleuren doch geen vijfkaart. N gaf daarop
het bezit van 1 Ts en Z kon toen 6 Harten
bieden, hetgeen N beter paste dan Zondertroef.
Uitgekomen werd met Schoppen Boer en het
Klein Slam werd overal gemaakt. Wordt echter
de eerste Schoppen in N afgetroefd en troef
nagespeeld, dan kan door daarna Schoppen Aas
af "te troeven, weer in N aan slag gekomen
worden en twee maal op Harten Heer gesneden
worden, zoodat deze bij den derden keer troef
slaan moet vallen. Wordt nu Ruiten Heer en
daarna Vrouw uit de hand gespeeld, dan ziet
Z twee keer Ruiten bijspelen; neemt hij dan
zijn eigen Ruiten Boer in N met het Aas, dan
valt de laatste Ruiten der tegenpartij en kan
hij in N nog een keer aan slag komen, nadat
hij eerst Klaveren gespeeld heeft en op den Heer
gesneden heeft. Hij kan dus twee keer op
Klaveren Heer snijden, deze den derden keer
uitslaan en zoo Groot Slam maken.
Dat niemand het spel aldus speelde, Is be
grijpelijk; wij zouden bijna zeggen, dat dit
Groot Slam alleen met alle kaarten open op
tafel te maken is, want het den eersten ke«r
aftroeven van Schoppen is al een kunststukjtt
met AasVrouw sec in de vierde hand, maar
twee kaer een zekere Schoppen af troeven w
den Blinde, is een super-strategie, die wel
maximum is. In elk geval is het een aarcv
probleem.