m DE MOEDER VAN SOROKIN. DE TELEFOON. KATTENHERSENS. DE METAMORPHOSE. WOENSDAG 11 OCTOBER 1933 ,MIJN HOED, GELOOF IK mm m (Nadruk verboden)-. lederen keer, dat dokter Andrei Petrivich de sloep opging van het eerste volkshospitaal te Moskou, en dat gebeurde iederen morgen pre cies om negen uur, voelde hij een rilling van angst, zoo hevig, dat hij dat gevoel, als het ware vastgeroest in zijn binnenste, niet kon overwinnen. Op de bovenste trede stond een jonge sol daat in een lange, smerige uniform, met een hooge, strakke muts op het hoofd, waardoor zijn lengte zeker wel tien centimeter vermeer derd werd. Hij hield zijn geweer, waarop de bajonet stak, onverschillig vast en heel zelden beantwoordde hij den groet van den dokter, directeur van het hospitaal, die beleefd zei: „Goeden morgen, kameraad In slapelooze nachten meende de dokter soms dien schildwacht te zien, met zijn ge weer den toegang versperrend, hem terug wer pend in de categorie van ongewenschte bur gers, terug naar een klein kamertje, waar hij met zijn vrouw moest leven van een half pond zwart brood per dag. Als hij maar dien soldaat voorbij was, kreeg dr. Blok zijn zelfvertrouwen terug. Dan ging hij naar de spreekkamer, waar de patiënten geduldig zaten te wachten. Hij behandelde hen, gaf goeden raad, schreef mbdicijn voor en dan keek hij de agenda voor dien dag naeen ope ratie nog dienzelfden morgen, drie in den mid dag. Hij had nog tijd en ging de patiënten op zoeken, die al onder zijn operatiemes geweest waren, troostte en bemoedigde. Hij was vóór 1917 een der beste chirurgen van Moskou ge weest. Nadat hij drie jaren had doorgebracht in ellende, afwachtend wat er met hem zou gebeuren, daar hij steeds onder verdenking stond van staatsgevaarlijk te zijn, kreeg hij eindelijk de benoeming van directeur van het volkshospitaal. De eerste operatie van dien morgen was voorbij en de dokter zat in zijn bureau even uit te rusten, toen de hoofdverpleegster bin nenkwam en zei: „Commissaris Sorokin heeft zoo juist getelefoneerd. Hijzelf brengt zijn moe der hierheen, zij moet direct geopereerd wor den." Dokter Blok schrokSorokin was de eenige van het comité geweest, die tegen gestemd had, toen zijn benoeming ter sprake was. Maar de anderen hadden den dokter hun stem gegeven en Sorokin was ten slotte er tevreden mee, dat kameraad Blok, die zich vóór de revolutie verrijkt had ten koste der gemeenschap, nu zijn plicht zou doen jegens het volk zonder iets meer dan voeding, kleeding en woning. Toch, als de dokter den naam van Sorokin hoorde, voelde hij dezelfde sensatie van angst die hem overviel bij het passeeren van den schildwacht op de stoep. Het was als van een werkman, die op proef is aangenomen en ge duld wordt, zoo lang hij zijn bruikbaarheid bewijst. Kameraad Sorokin, die naast de draagbaar liep, waarop zijn moeder lag uitgestrekt, was een jongeman van middelbare lengte. Zijn ge laat en donkere oogen gaven een indruk van energie. Hij had den naam uit zijn onderge schikten alle werkkracht te kunnen halen, die er met mogelijkheid in stak. Sorokin bleef in de hal, nadat zijn moeder in de operatiekamer was gebracht. Dr. Blok hoorde zijn stappen in de gang. Die stappen stoorden de kalmte, die de operateur zoo noo- dig had, nu hij de moeder van den gevreesden commissaris ging behandelen. De zieke had opgehouden te ademen. Toen alle pogingen om de werking van het hart op te wekken mislukt waren, zond dr. Blok de verpleegsters en assistenten weg. Hij had nu niets meer te doen, dan den zoon in kennis te stellen van het overlijden van zijn moeder. Sorokin zou toch wel voor het laatst een blik op haar gelaat willen vestigen, eer zij weg gebracht werd naar het lijkenhuis. Dr. Blok trok het laken over de oude vrouw tot onder haar kin. Dat doode gelaat scheen hem te bespotten„Daar buiten is commissa ris SorokinHij is mijn zoonGa naar hem toeDurf je het hem te zeggen? Duister, hoe hij zeker en vast zijn voeten neer zet. Hij veracht mislukkingen." „Wel, hoe is het gegaan De operateur keek strak naar de knoop op de blauwe blouse van den commissaris en zei: „Uw moeder is oudHet is een moei lijk geval „Ik weet, dat zij oud isJa, dokter, zij Is in uw handen." En meteen hervatte de zoon zijn wandeling door de gang. Dr. Blok sloop teipig naar de doode. Zijn beenen konden hem bijna niet meer dragen. Eindelijk zonk hij neer in een zetel. Hij keek naar zijn gevouwen handenKleine, smal le handen, met sterke, gespierde vingers. Hij was er altijd trotsch op geweest. Hoe bang was hij geweest, toen eens op de markt van Souk- harevka zijn vingers bijna bevroren waren. Hij was daar heengegaan om zijn gekleed pak te verkoopen. Den heelen dag had hij daar in een verschrikkelijke koude gestaan, tot hij einde lijk het pak aan een boerin verkocht had voor twintig pond roggemeel. Daarvan hadden hij en zijn vrouw geduren de twee weken geleefd. Pannekoeken voor mid dagmaal, pap voor avondmaal. Hoe had hij ten laatste dat grauwe mengsel van water, meel en zout, gekookt op een petroleumlampje tot het er uit zag als modder, gaan haten Maar, dat langzame verhongeren was niet de oorzaak van zijn wanhoop. Ook niet het wonen van heele families in zijn huis, waar zij ge bruik maakten van zijn meubelen, zijn keuken, zijn badkamer. Het waren de jaren van werk loosheid, de onrechtvaardigheid van die ver spilde jaren. Daar hij behoord had tot de libe rale intelligenten van de vooroorlogsche jaren had hij de revolutie van harte welkom gehee- ten, maar zes maanden later zag hij in, dat het bolsjewisme een utopie is, die wel kan afbre ken, maar niet opbouwen. Tot de tijd verder ging en hij alleen maar Bus was, en niet meer over politiek dacht. Duizenden hadden zijn hulp noodig, zijn be kwaamheid, zijn vlugge handen. Maar hij werd gewantrouwd. Eindelijk kreeg hij zijn benoe ming en het was alsof hij uit een donker hol werd overgebracht tot licht en warmte. De stappen in de gang werden weer gehoord. Dr. Blok keek naar de stille gestalte op de tafel. Bevend stond hij op, opende de deur en ging naar buiten. Sorokin stond vlak voor hem en haastig sloot de dokter de deur. Had de zoon al iets gezien? „Ik vrees, dat ik u moet zeggen Sorokin bleef zwijgen. „Er zijn complicatiesHet is moge lijk. dat wij er haar niet doorhalen „Dat is uw werk, dokter. Doe uw plicht!" Dr. Blok ging terug in de kamer, de stap pen buiten gingen weer naar het einde van de gang. Toen ze terug kwamen, opende de ope- Jac. Harrison van de firma Harrison Co. verkeerde in ernstige moeilijkheden. De zaak was ernstig genoeg, en het woord moeilijkhe den is eigenlijk te zwak. Alles, wat eraan voorafgegaan was, was een opeenvolging geweest van een reeks van oorza ken en gevolgen, en de eerste stap op het hel lend vlak was noodzakelijk gevolgd door meer dere; in een steeds vlugger tempo was het ein de van de helling spoedig bereikt, en van te- rugklimmen was nu geen sprake meer. Er stonden voor Jac. nu nog twee wegen open. De eerste zou de eenige goede uitweg geweest zijn, maar hij had het een lafheid ge noemd, dien in te slaan. Jac. vergat, dat het geen lafheid is, een misdaad te bekennen, en dat een menschelijke afdwaling dikwerf nog goed te maken is. Daarom was de eenige goe de uitweg voor Jac. geweest, open kaart te spe len met zijn compagnon, hem ruiterlijk te be kennen, dat hij als gevolg van een al te on gebreidelde levenswijze en mislukte specula ties in schulden geraakt was, dat hij zich ver grepen had aan gelden, die zijn compagnon toekwamen, en tenslotte, om deze fraude te dekken, valsche boekingen had verricht. Maar Jac. had de kracht niet gehad, de consequen ties van zijn verkeerde handelwijze op zich te nemen, en was nu doende een tweeden, nog meer gevaarlijken weg in te slaan. En deze oplossing kwam hem na lang wik ken en wegen betrekkelijk zoo eenvoudig voor. Hij zou een inbraak in zijn eigen kantoor fun- geeren. Op Zaterdagmiddag zou er ongeveer twaalfduizend gulden in kas zijn, met welk bedrag den Maandagmorgen daarop eenige vorderingen voldaan moesten worden. Deze twaalf duizend gulden waren voldoende om zijn tekort te dekken, en de verzekeringmaat schappij zou de schade te dragen hebben. Na tuurlijk had hij het plan tot in de fijnste bij zonderheden uitgewerkt; geen mensch zou ooit op de gedachte gekomen zijn, dat op dien Za terdagmiddag, terwijl het kantoor gesloten was, Jac. Harrison zijn eigen brandkast geforceerd had. En zelfs voor het geval er eenige verden king op hem mocht vallen, had hij voor een onaanvechtbaar alibi gezorgd. Om kwart over twee stond Jac. in de Queen voor de meest-bezochte cinema in de City. Quasi-onoplettend gaf hij verscheidene bezoe kers gelegenheid zich vóór hun beurt van plaatsbiljetten te voorzien, totdat hij een twee tal zijner kennissen, die juist het theater pas seerden, opvallend gegroet had. Daarop begaf hij zich tegelijk met den stroom der andere bezoekers naar de kassa, en verschafte zich een genummerd toegangsbewijs. Het geheele programma had hij den vorigen avond van A tot Z gezien. Hij verliet nu de hal van het theater, liep haastig een zijstraat in, riep een taxi aan en liet zich brengen naar een stille straat, welke parallel liep met die, waarin zijn kantoor gevestigd was. Daar aangekomen, be taalde hij den chauffeur, vergewiste zich eerst ervan, dat hij ongezien was, en verdween toen plotseling in een zeer smalle steeg. Met de ge oefende routine als van een beroepsinbreker opende hij vlug met een looper een kleine houten deur, welke dien dag tegen de gewoonte in ongegrendeld was. Na ijlings een binnen plaatsje overgeloopen te hebben, klom hij be hendig door een openstaand luikvenster, liet zich naar binnen glijden en stond kort daarop in een toilet en waschgelegenheid. Jac. stapte behoedzaam een gang door en een trap op; zelfs blindelings zou het hem gemakkelijk ge vallen hebben, den weg te vinden. De toegangs deur tot het privé-kantoor, waarin zich de brandkast bevond, opende hij eveneens met een looper; zijn handschoenen hield hij aan, hij was bedacht op de vingerafdrukken, hij was op alles bedacht. Jac. bleef in stijl. Jac. zat nu in zijn bureaustoel even uit te blazen. Geen overhaasting, vooral bedaard blij ven! Hij keek op zijn horloge, het was vijf mi nuten over half drie, hij had dus volle ander half uur den tijd. Hij had zich voorgenomen ongeveer kwart na vier tegen het begin van de tweede voorstelling zijn plaats in het theater in te nemen; het zou niet opvallen, indien hij na afloop van de eerste voorstelling tegelijk met de overige bezoekers de zaal zou verlaten. Het was doodstil op het kantoor; er was geen mensch in het geheele gebouw aanwezig, Jac. was er zeker van ongestoord te zullen blijven. Hij kon dus beginnen. Hij aarzelde een oogenblik, dacht nog even na doch op hetzelfde oogenblik verweet hij zich zijn laf heid weer; een man, die A zegt, moet ook B zeggen „Ruttt telefoon!" „Niet aanraken! Een verkeerde aanslui ting Harrison Co. wordt op Zaterdag middag niet opgebeld „Rutttt rutttt ruttttt" „Bellen laten afblijven van die hoorn! Maar er was een drang in hem, sterker dan zijn wil, die zijn hand deed uitstrekken naar het apparaat. „Ruttt" „Harrison Co. „Ik moet je even spreken, Jac., ik dacht wel, dat ik je misschien op kantoor zou aam treffen; het !s noodig, dat ik je even onder vier oogen spreek, ik ben zóó bij je." Na enkele minuten zat er een vrouw tegen over hem op den bureaustoel van zijn compag non. Ze zei geen woord, ze keek hem slechts aan, en wachtte wachtte Met een sprong vloog Jac. overeind en lag snikkend in de armen van zijn moeder.. „Ik wist het, m'n jongen een moeder voelt het, als haar kind iets verkeerds gaat doen. Goddank kan ik je helpen, m'n jongen." HAJO. (Nadruk verboden). rateur resoluut de deur en zei„Het spijt mij uw moeder is overleden Strak keek hij den commissaris in het ge zicht. Deze vertrok geen spier en zei„Dood Gelukkig maarZij was overbo digzij geloofde niet in het communisme." Hij draaide zich om en liep de trappen af. Dr. Blok greep instinctmatig zijn zakdoek en wischte zijn voorhoofd af. Ineengefrommeld als een natten bal stopte hij dien weer in zijn zakK. INADRUK VERBODEN. Johny Gale, in dienst bij een uitgeversfirma had zijn ontslag gekregen. De directeur was van oordeel, dat hij niet genoeg inteekenaars aanbracht voor een nog te verschijnen stan daardwerk over tropische planten. In gewone omstandigheden zou Johnny zich daarvan niet veel aangetrokken hebben. Hij voelde veel voor afwisseling. Successievelijk had hij ge varen als stuurmansleerling, was assistent in een garage geweest, reporter aan een dagblad en handelsreiziger. Maar ontslagen te worden, 24 uur nadat je verloofd bent, was een hard gelag! Het feit was daarom niet minder waar en gevolg gevend aan een opwelling van zijn eerlijk karakter, nam hij den trein naar Wimbledon om zijn toekomstige betere helft van het feit op de hoogte te gaan stellen. Juffrouw Stapleton was niet thuis, wel echter haar vader, de gepen- sionneerde kolonel Stapleton. Onmiddellijk stak Johnny van wal. „En om U de waarheid te zeggen, meneer", eindigde hij, „ben ik blij, Het was toch niets". „Steekt eens op", noodigde de heer Gale hem uit. „EhLucy is pas twintig, merkt hij toen op, „zij heeft geen geld en jij hebt geen geld, evenmin een betrekking ,dusenfin je snapt me wel, beste kerel, maar voorloopig zullen we dan maar net doen of er geen enga gement bestaat, Misschien later „En eigenlijk heeft hij groot gelijk", ver klaarde Johnny anderhalf uur later. „Het is jammer", zei Lucy, „dat niemand van de familie Gale de kunst van geld ver dienen verstaat". Johnny kuste haar twee maal achter elkaar, bracht zijn borst vooruit en zei: „Eén uitzon dering zal er zijn, dat garandeer ik je". Toen er een week voorbij was, leek het ech ter zeer twijfelachtig, of Johnny die uitzonde ring zou zijn. Zijn geld was zoo goed als op. Natuurlijk kon hij naar zijn ouderlijk huis gaan, daar was hij altijd welkom, doch hij be sloot dat slechts te doen in uiterste nood zakelijkheid. Na een geheelen ochtend tevergeefs op werk te zijn uit geweest, merkte hij, dat hij nog niets gegeten en een geweldigen honger had. Zijn kapitaal bestond uit drie shilling en zes pence. „Zou ik" vroeg hij zich af enstapte het eerste het beste restaurant binnen. Een half uur later, toen zijn honger bevredigd was, con stateerde hij, dat het voldoen zijner rekening hem juist in het bezit van 12 pence zou laten. Verstrooid nam hij zijn hoed van den kapstok en gaf den kelner 6 pence fooi. Toen hij buiten kwam, moest hij zich voor overbuigen, tegen den harden wind, die. floep, zijn hoed opnam, welke met een wijden boog vlak voor de voeten van een kleinen jongen terecht kwam. Deze raapte het hoofddeksel heel handig op, las den naam op den leeren binnenband, keek nog eens en zag tot zijn vol doening, dat hij zich verdere moeite zou kun nen besparen. Met een gebaar van ontzag overhandigde hij den hoed aan Johnny. „Neem me niet kwalijk, meneer Lockley, maar meneer Rogers droeg me op naar u toe te gaan en u te zeggen, dat hij zich vergist had. De repetitie is om twee uur en niet om drie uur". Een oogenblik keek Johnny den jongen Thom verbaasd aan. Toen keek hij naar den hoed. Direct zag hij ,dat het niet de zijne was, doch een van heel wat betere kwaliteit en hij zag negen letters: P. C. Lockley. Mr. Lockley? Was dat niet een filmmagnaat? „Welke repe titie bedoelt meneer Rogers eigenlijk?" vroeg hij. De jongen keek verrast. „Het meisje van Wimbledon", meneer, in het Diadem Theater. „Het meisje vanJohnny snakte naar adem, doch herstelde zich onmiddellijk. „O juist, ja natuurlijk, dank je wel". Hij stopte den jongen twee stuivers in de hand en keek hem na tot hij om een hoek verdwenen was. „Dus dat joch had hem voor mr. Lockley aan gezien? H'm! Die meneer Lockley zou nu dus wel niet vóór 3 uur in de Diadem komen". Waarom niet? dacht Johnny. Op de eerste plaats was het zijn plicht om mr. Lockley zijn rechtmatig eigendom terug te brengen, en dan als iemand iets afwist van meisjes In Wimbledon was het zeer zeker Johnny Gale. Hij was er in ieder geval zeker van, dat hij er meer van wist dan die lummelige jonge man daar op het tooneel ,die werd veronder steld een meisje het hof te maken, dat hij voor een gravin aanzag. Een snertstuk constateerde Johnny. Maar het was prettig om op je gemak uit te rusten, meende hij en vergelijkingen te maken tus- schen „een" meisje in Wimbledon en „het" meisje (Lucy) in Wimbledon. Plotseling hoorde Johnny den regisseur los barsten. „Goeie genade, man", brulde hij tegen den hofmaker op het tooneel, „je bent verliefd op het meisje en niet bezig haar algebra te leeren, denk daar aan! De eerste de beste kerel van de straat zou het beter doen dan jij". Woedend keek de regisseur de zaal in en zijn oog viel op Johnny, die heel alleen in de stalles zat. „Ik zal het je bewijzen ook. Hè daar!" schreeuwde hij tegen Johnny, „kom eens hier en laat hem zien hoe hij het doen moet". De houterige meneer op het tooneel wond zich nu ook op. „U moet geen grooten mond tegen me opzetten, meneer Rogers, dat verkies ik niet". „Groote mond? Kerel ik probeer je wat te leeren". „Loop naar de bl. „Na jou, uilskuiken! Kom, meneer Usqhurt", vervolgde hij vergoelijkend, laten we „Neen dank U, ik heb er genoeg van", was het beleedigde antwoord en Usqhurt verdween achter de coulissen. Niet op zijn gemak, was Johnny op zijn plaats blijven zitten. Doch mr. Rogers wenkte hem opnieuw. „Kom op het tooneel", beval hij en toen Johnny met loode schoenen op het tooneel geklommen was, vroeg hij: „Wel eens verliefd geweest op 'n meisje uit Wimbledon?" „En of", antwoordde Johnny. Rogers duwde hem een getypt vel papier in zijn hand. „Denk maar, dat dit het meisje is en begin maar met je rol". Tien minuten later klopte Rogers den jon gen man enthousiast op een schouder. „Zoo is het prachtig", zei hij, „nu meneer Usqhurt", vervolgde hij zich omdraaiend", nu hebt Uwel verdraaid waar is die vent?" Een kleine, dikke, man was onopgemerkt achter op het tooneel gekomen. Hij nam een groote sigaar uit zijn mond en zei: „Laat hem maar schieten, Guus, laat de laatste scène nog eens overspelen en laat vooral die jonge man meespelen", eindigde hij, op Johnny wijzend. „Maar...", begon Johnny. Voor Johnny tijd kreeg verdere tegenwer pingen te maken, speelde hij voor hofmaker of zijn leven er van afhing. Hij repeteerde aan een stuk door tot 's avonds zes uur. Toen kwam de kleine, dikke, man naar hem toe. „En nu wilt U me misschien vertellen, wat U hier kwam doen?" „Ik had uw hoed gestolen, die ik U, met mijn excuses, kwam terug brengen". De kleine man bestudeerde hem aandachtig. „Je bent geen acteur hè?" vroeg hij. „Dat niet", antwoordde Johnny, „maar ik ben verloofd met een meisje uit Wimbledon, tenminste, dat was ik". „Nu niet meer?" Johnny legde het den kleinen, dikken, man uit. „H'm", aei deze toen Johnny klaar was, „het beste zal zijn, dat ik je een week voor schot geef". Drie maanden later, toen de held, wiens rol Johnny had gedoubleerd, naar Amerika ver trok, werd Johnny in zijn plaats geëngageerd. Na het teekenen van het contract, stak Johnny verstrooid zijn hand uit naar den kapstok en nam zijn hoed. Juist wilde hij met een vrien delijken groet mr. Lockley's kantoor verlaten, toen deze op zijn beurt zijn hand uitstak en den hoed greep die Johnny in zijn hand. „Mijn hoed, als ik me niet sterk vergis", zei hij. G. (NADRUK VERBODEN). Wat best kon uitkomen. Chef tot z'n jongsten bediende, die een slip pertje gemaakt heeft naar den voetbalwedstrijd: „Ik lees daar in het ochtendblad, dat er wel 30.000 menschen bij de begrafenis van je groot moeder tegenwoordig zijn geweest". „Dat kan best, mijnheer", zei het kereltje overmoedig, „want U weet niet, hoe populair m'n grootmoeder was". Het verschil. „Toen we verloofd waren, Albert, zei je al tijd, dat je me wel kon opeten van liefde, en nou wordt je al woedend als je ook maar één haar van me in je soep vindt". Een lastig geval, zei mijn vriend, recher cheur O'Malley. Ik maak me dan ook geen illusies, dat ik veel succes zal hebben. De men schen waar we mee te maken hebben zijn van het soort, dat niets loslaat. Veel weet ik er eigenlijk niet van enfin, hier zijn we er. Het was een groot huis in een buurt, die vroe ger door welgestelde lieden bewoond was ge weest .Voor de deur stond een politie-agent, die mijn vriend beleefd groette. Op de boven ste verdieping, zei hij lakoniek. Wij liepen de trap op. Overal in het huis stonden de deu ren der kamers open. Het waren typische, schamel-gemeubileerde kamers, die men in elk goedkoop pension aantreft. Het vertrek op de bovenste verdieping, dat wij binnentraden, maakte echter een gunstige uitzondering. De meubels waren degelijk en comfortabel. Op een der stoelen lag een groote. goed verzorgde grijze kat, die ons slaperig aan keek. Wat heb je tot nu kunnen ontdekken? vroeg O'Malley aan den agent die in de kamer ae wacht hield. Niet veel. Het komt me voor, dat een van de kostgangers uit dit huis de pensionhoudster moet hebben vermoord, dat het hem om l aar De ereeniging tot Bescherming van Dieren stelt te Rome vijfduizend vogels, die in be. slag genomen waren omdat ze in verboden tijd gevangen werden, in vrijheid. geld te doen is geweest. Vanmorgen ging een van de kostgangers naar boven om zijn kostgeld te betalen en vond de kamer gesloten. Op zijn kloppen kreeg hij geen antwoord. Toen liep hij de straat op en riep een agent. Samen braken ze de deur open en vonden de oude juffrouw dood op bed liggen. Zij was gewurgd. En de bewoners van het huis? informeerde O'Malley. Mijn collega, Sullivan heeft ze allemaal in een groote kamer gelijkvloersch laten komen. Ze mopperden geweldig, want ze zeiden „dat ze naar hun werk moesten, maar daar trok hij zich niets van aan. Ik geloof, dat inspec teur Know nu met hen bezig is. O'Malley onderwierp de kamer aan een nauwgezet onderzoek. Vingerafdrukken waren niet te ontdekken. Weet je ook, of de inspecteur dit gezien heeft? vroeg hij op een heel klein olievlekje op het zeil in de gang wijzend. Ik zou het niet kunnen zeggen. Toen wij het vertrek verlieten, aaide O'Malley de kat. Een mooi beest, zei hij verstrooid. En? vroeg ik, wat denk je er van? Ik denk, dat de agent gelijk heeft. Er is iemand met een sleutel die kamer binnenge komen, het slot is geolied. Zeer waarschijnlijk was het heelemaal niet de bedoeling om de oude dame te vermoorden, doch om haar te bestelen. Zij zal wakker geworden zijn, het licht hebben opgedraaid om te zien, wie er in haar kamer was en toen werd ze vermoord. De groote moeilijkheid zit 'm hierin, vervolgde mijn vriend, dat de menschen, die hier wonen, normale, middelmatige menschen zijn, niet al te slim en niet al te dom. Domme menschen gaan op de vlucht als ze een moord gedaan heb ben en verraden zich zoodoende. En slimme menschen zijn altijd juist iets te slim en ver raden zich op die manier. Wij traden het ver trek gelijkvloersch binnen, waar een twintig tal personen, waaronder verscheidene kinderen, bij elkaar stonden. Zijn ze allemaal hier? vroeg O'Malley den inspecteur. Zoo ver ik kan nagaan, ja, was het ant woord. Heeft niemand den moordenaar gezien? Niemand heeft iets gezien. Behalve de kat dan, zei O'Malley ernstig. Daar komen we niet veel verder mee, spotte de inspecteur. Toch misschien wel iets, antwoordde O'Malley, maar dan moeten 'we het beest naar een laboratorium sturen. Als ze het beest ge dood hebben onderzoeken ze de hersens en.... Het verdere gedeelte van het gesprek sprak O'Malley fluisterend met den inspecteur. Toen mijn vriend zweeg zag ik den inspecteur naar hem kijken of hij aan zijn verstand twijfelde. De inspecteur lachte je uit, zei ik toen we het huis verlaten hadden. Wie het laatst lacht.... antwoordde O'Malley onverstoorbaar. Den volgenden ochtend kwam O'Malley mij opzoeken. En? vroeg ik. We zijn nog niet veel verder. Maar de kat van die vermoorde juffrouw is overreden door een taxi en was onmiddellijk dood. Hoe was dat mogelijk? Een van de kinderen speelde er mee op straat en toen gebeurde het. Nu ga ik op informatie uit. Als je zin hebt, kun je meegaan, stelde mijn vriend voor. Wij gingen naar een firma, die auto's op afbetaling verkocht. O'Malley legitimeerde zich en vroeg, of de firma een taxi op afbetaling aan een zekeren Rogers had verkocht en, hoe het met de betalingen stond. De chef raadpleegde zijn boeken. Hij is enkele weken achterstallig geweest, deelde hij O'Malley mede, maar gisteren heeft hij juist alles aangezuiverd. Heet die chauffeur, die in het huis bij de vermoorde juffrouw woont, Rogers? vroeg ik, toen wij weer op straat stonden. Precies, antwoordde mijn vriend en het was zijn taxi, die de kat overreed. Wij gingen vervolgens naar een garage. Stalt een zekere Rogers zijn taxi hier? informeerde O'Malley. De man knikte beves tigend. Is hij de laatste dagen hier aan het werk geweest? Een paar dagen geleden is hij aan de werkbank bezig geweest. O'Malley ging naar de werkbank, doch deze was opgeruimd. Op den grond lagen een paar stukjes was, die hij in zijn zak stak. Waar bewaart u het afval? vroeg hij den garagechef. De man nam ons mee naar een binnenplaatsje en wees op een hoop metaal afval. Gedurende twee volle uren waren we bezig met zoeken, toen vonden wij een kamer sleutel. Die kerel is er bij, constateerde O'Malley. Dat wil zeggen, als die sleutel op de deur van die kamer past Reken er maar op, dat deze sleutel niet zal passen. Hij kon hem waarschijnlijk niet goed bijgeslepen krijgen en daarom gooide hij hem weg. De sleutel, die op de deur past, ligt waar schijnlijk sedert gisteren op den bodem van de rivier. Wij gingen terug naar het huis, waarin de oude pensionhoudster was vermoord en wacht ten de thuiskomt van Rogers af. O'Malley hield hem botweg den gevonden sleutel onder zijn neus. Je bent er bij mannetje, zei hij, ben je van plan kalm mee te gaan, of moet ik assis tentie laten halen. Doodbleek liet Rogers zich op een stoel val len. Het was heelemaal niet mijn bedoeling haar te vermoorden, snikte hij. Ik stond voor haar schrijftafel en toen draaide ze plotseling het licht op. Ik pakte haar beet en draaide het licht weer uit. Wat er verder gebeurde kan ik me niet meer herinneren. Roger was een dwaas, zei ik later tegen O'Malley. Ik begrijp natuurlijk wel op welke manier je hem er in hebt laten loopen. Hij wist heel goed, dat je geen enkele aanwijzing tegen hem had en toch was hij zoo stom om die kat te dooden en je op zijn spoor te bren gen. Hij was er vrij zeker van, dat we hem niets konden bewijzen, antwoordde O.Malley, maar niet absoluut zeker. En dat maakte hem onrustig. Daarom vond hij het 't beste om die kat uit den weg te ruimen. Enfin, besloot ik, je hebt het in ieder ge val handig uitgedacht. Nu zal je wel promotie maken? Promotie zeg je toch? lachte mijn vriend, reken maar van niet. Ik zal wel zoo verstandig zijn om in mijn rapport met geen woord van die kat te reppen. Waarom niet? Omdat ik niet de kans wil loopen, dat ze mij ter observatie in een gesticht laten opnemen! G. Een mes flikkerde in het zwakke licht van een straatlantaarn. De roodharige zwerver, die den wandelaar reeds eenigen tijd was gevolgd, sprong naar voren om den moordenaar te grijpen, doch deze was reeds in den nacht ver dwenen. De zwerver keek naar de gestalte die roerloos op straat lag. Morsdood constateerde hij. Toen onderzocht hij haastig de kleeren van het slachtoffer. Een goedgevulde portefeuille, een gouden horloge met dito ketting en.een paspoort. Vervolgens sleepte hij het slachtoffer in een donker steegje en verwisselde bliksem snel met hem van kleeren. Ten slotte trok hij den doode de ringen van de vingers en legde zijn oude versleten, pet op diens gelaat: Op straat lag een doode zwerver! Snel verwijderde de roode zich van de plaats van de misdaad. Een half uur later, in de wachtkamer van een station, haalde hij het paspoort te voorschijn om eindelijk te weten te komen, hoe hij nu in het vervolg zou heeten. Toen hij den naam las hield hij zijn adem in: George Levieux heette hij en hij was een der voornaamste bankiers in Parijs! Pierre Laioup had dikwijls over hem hooren spreken. Pierre Leloup? Bah, die lag immers vermoord op straat ergens in een achterbuurt, grinnikte de dief. Toen las hij het adres: Avenue de Metz. H'm, dat zou wel een gezelliger woning zijn dan zijn zolderkamertje in de rue du Paradis! Hoe gaar ne onze avonturlijke dief zich ook op het on getwijfeld comfortabele bed van den man, wiens plaats hij besloot in te nemen, zou heb ben uitgestrekt, kwam hem dit toch te ge vaarlijk voor. Neen, hij moest eerst behoorlijk tijd hebben die rol in te studeeren. Het beste het buitenland te begevenyosdn,-Qshretaotiet zou zijn zich voorloopig een paar maanden naar het buitenland te begeven. Voor hij een plaats bewijs kocht stuurde de nieuwe bankier een telegram aan den portier van het huis in de Avenue de Metz, waarin hij opdracht gaf alle correspondentie door te sturen naar „Hotel l'Oase", Ae Monte Carlo, op welke plaats zijn keus was gevallen. Het formulier onderteeken- de hij met den naam: George Levieux. De eerste trein naar Monte Carlo vertrok niet voor den volgenden ochtend zeven uur. Voor zijn vertrek kocht hij een juist verschenen ochtendblad en daarin las hij, behaaglijk uit gestrekt op de kussens van den leegen coupé, onder „Laatste berichten": in den afgeloopen nacht vonden voorbijgangers het lijk van een zekeren Pierre Leloup. Het slachtoffer bleek door messteken te zijn vermoord, niet ver van de Avenue d'Italië. George Levieux, alias Pierre Leloup grinnikte, toen hij het bericht las. Met galgenhumor be dacht hij dat de maatschappij niet veel aan hem verloren had. Doch nu zijn omstandig heden zoo plotseling veranderd waren, nam hij zich heilig voor in het vervolg een beter' mensch te worden. Het was zijn eigen schuld geryeest, dat hij, eon man met een uitstekende opvoe ding, langzamerhand zoo diep gezonken was, dat hij onder de apachen te Parijs was verzeild geraakt en bekend stond onder den naam: Pierre Leloup. Zijn werkelijke naam.... neen, daar wilde hij nu niet aan denken, hij heette nu immers George Levieux! Ja, hij zou een beter leven gaan leiden! De portier van hotel l'Oase te Monte Carlo ontving een goedgekleeden reiziger met den noodigen eerbied. In de hem toegewezen, comfortabele kamer voelde hij zich onmiddellijk thuis. Na zich wat verfrischt te hebben, ging George Levieux de stad in en schafte zich een compleete nieuwe uitrusting aan. Die liet hij in twee groote kof fers verpakken en aan het hotel bezorgen. Twee dagen na zijn komst in Monte Carlo ■ontving hij de hem nagezonden omvangrijke correspondentie. Hieruit kwam hij tot de ont dekking, dat hij een vrouw bezat, die Leonie heette, een vriend Jacques, ontevreden aan deelhouders en verdachte zakenvrienden had. Zijn vrouw vroeg hem, waarom hij zoo plotse ling, zonder afscheid, op reis was gegaan en wanneer hij terug kwam. Zijn secretaris schreef over onverwachte moeilijkheden, die hij on mogelijk alleen het hoofd kon bieden. De aan deelhouders verlangden inlichtingen en zijn zakenvrienden schreven hem brieven in ge heimschrift, die voor hem een onoplosbaar raadsel waren. Om geen argwaan te wekken, stuurde hij zijn secretaris telegrafisch een vaag antwoord en droeg hem op, omgaand vijftigduizend francs aan zijn adres "te Monte Carlo te zenden. Met het beantwoorden van de andere brieven be sloot hij nog een paar dagen te wachten. Den volgenden dag nam hij, uit verveling een krant van de leestafel en begon verstrooid de berichten te lezen. Opeens ging hij met een schok overeind zitten. Boven een der berichten was met vette letters zijn naam gedrukt! De politie in Parijs was een uitgebreid finantieel schandaal op het spoor gekomen. De bankier George Levieux had aandeelen uitgegeven van een mijn, die niet bestond. Maandenlang had men reeds achterdocht gekoesterd doch eerst gisteren was de recherche er in geslaagd de bewijzen in handen te krijgen. De bankier George Levieux was een zwendelaar! De berouwvolle dief liet van schrik het blad op den grond vallen. Dus juist nu hij een beter leven wilde gaan leiden, moest hij schurken streken uithalen! Schurkenstreken, die zijn eigen vroegere, afdwalingen absoluut in een schaduw stelden. Wat moest hij nu beginnen? Wat hij ook deed, de gevangenis wachtte Op dat oogenblik naderden hem drie mannen. Een van hen trad op hem toe: „George Levieux, in naam der wetVóór hij den zin kon be ëindigen viel een der andere, die de secretaris van den bankier bleek te zijn, den spreker in de rede. „Maar dat is monsieur Levieux niet!" riep hij uit. Pierre Leloup, alias George Levieux werd twee maanden later, wegens moord op den bankier Levieux, tot twintig jaar tuchthuisstraf veroordeeld. Hoewel Leloup aan dezen moord volkomen onschuldig was, slaagde hij er niet in zijn onschuld te bewijzen. De bewijzen tegen hem waren daarvoor te overtuigend! G. (Nadruk verboden). Toch een wonderkind. Gelezen in de „Nieuwe Haarlemsche Cou rant": „Feestdag van de H. Theresia van het Kindje Jesus. Als negenjarig kind van het door en door godsdienstige gezin Martin-Guerin werd There sia den 2den Januari 1873 geboren te Alenon ia

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4