m
DE MOEDER VAN
SOROKIN.
DE TELEFOON.
KATTENHERSENS.
DE METAMORPHOSE.
WOENSDAG 11 OCTOBER 1933
,MIJN HOED, GELOOF IK
mm
m
(Nadruk verboden)-.
lederen keer, dat dokter Andrei Petrivich de
sloep opging van het eerste volkshospitaal te
Moskou, en dat gebeurde iederen morgen pre
cies om negen uur, voelde hij een rilling van
angst, zoo hevig, dat hij dat gevoel, als het
ware vastgeroest in zijn binnenste, niet kon
overwinnen.
Op de bovenste trede stond een jonge sol
daat in een lange, smerige uniform, met een
hooge, strakke muts op het hoofd, waardoor
zijn lengte zeker wel tien centimeter vermeer
derd werd. Hij hield zijn geweer, waarop de
bajonet stak, onverschillig vast en heel zelden
beantwoordde hij den groet van den dokter,
directeur van het hospitaal, die beleefd zei:
„Goeden morgen, kameraad
In slapelooze nachten meende de dokter
soms dien schildwacht te zien, met zijn ge
weer den toegang versperrend, hem terug wer
pend in de categorie van ongewenschte bur
gers, terug naar een klein kamertje, waar hij
met zijn vrouw moest leven van een half pond
zwart brood per dag.
Als hij maar dien soldaat voorbij was, kreeg
dr. Blok zijn zelfvertrouwen terug. Dan ging
hij naar de spreekkamer, waar de patiënten
geduldig zaten te wachten. Hij behandelde hen,
gaf goeden raad, schreef mbdicijn voor en dan
keek hij de agenda voor dien dag naeen ope
ratie nog dienzelfden morgen, drie in den mid
dag. Hij had nog tijd en ging de patiënten op
zoeken, die al onder zijn operatiemes geweest
waren, troostte en bemoedigde. Hij was vóór
1917 een der beste chirurgen van Moskou ge
weest. Nadat hij drie jaren had doorgebracht
in ellende, afwachtend wat er met hem zou
gebeuren, daar hij steeds onder verdenking
stond van staatsgevaarlijk te zijn, kreeg hij
eindelijk de benoeming van directeur van het
volkshospitaal.
De eerste operatie van dien morgen was
voorbij en de dokter zat in zijn bureau even
uit te rusten, toen de hoofdverpleegster bin
nenkwam en zei: „Commissaris Sorokin heeft
zoo juist getelefoneerd. Hijzelf brengt zijn moe
der hierheen, zij moet direct geopereerd wor
den."
Dokter Blok schrokSorokin was de eenige
van het comité geweest, die tegen gestemd had,
toen zijn benoeming ter sprake was. Maar de
anderen hadden den dokter hun stem gegeven
en Sorokin was ten slotte er tevreden mee,
dat kameraad Blok, die zich vóór de revolutie
verrijkt had ten koste der gemeenschap, nu
zijn plicht zou doen jegens het volk zonder
iets meer dan voeding, kleeding en woning.
Toch, als de dokter den naam van Sorokin
hoorde, voelde hij dezelfde sensatie van angst
die hem overviel bij het passeeren van den
schildwacht op de stoep. Het was als van een
werkman, die op proef is aangenomen en ge
duld wordt, zoo lang hij zijn bruikbaarheid
bewijst.
Kameraad Sorokin, die naast de draagbaar
liep, waarop zijn moeder lag uitgestrekt, was
een jongeman van middelbare lengte. Zijn ge
laat en donkere oogen gaven een indruk van
energie. Hij had den naam uit zijn onderge
schikten alle werkkracht te kunnen halen, die
er met mogelijkheid in stak.
Sorokin bleef in de hal, nadat zijn moeder in
de operatiekamer was gebracht. Dr. Blok
hoorde zijn stappen in de gang. Die stappen
stoorden de kalmte, die de operateur zoo noo-
dig had, nu hij de moeder van den gevreesden
commissaris ging behandelen.
De zieke had opgehouden te ademen. Toen
alle pogingen om de werking van het hart op
te wekken mislukt waren, zond dr. Blok de
verpleegsters en assistenten weg. Hij had nu
niets meer te doen, dan den zoon in kennis te
stellen van het overlijden van zijn moeder.
Sorokin zou toch wel voor het laatst een blik
op haar gelaat willen vestigen, eer zij weg
gebracht werd naar het lijkenhuis.
Dr. Blok trok het laken over de oude vrouw
tot onder haar kin. Dat doode gelaat scheen
hem te bespotten„Daar buiten is commissa
ris SorokinHij is mijn zoonGa
naar hem toeDurf je het hem te zeggen?
Duister, hoe hij zeker en vast zijn voeten neer
zet. Hij veracht mislukkingen."
„Wel, hoe is het gegaan
De operateur keek strak naar de knoop op
de blauwe blouse van den commissaris en
zei: „Uw moeder is oudHet is een moei
lijk geval
„Ik weet, dat zij oud isJa, dokter, zij
Is in uw handen." En meteen hervatte de zoon
zijn wandeling door de gang.
Dr. Blok sloop teipig naar de doode. Zijn
beenen konden hem bijna niet meer dragen.
Eindelijk zonk hij neer in een zetel. Hij keek
naar zijn gevouwen handenKleine, smal
le handen, met sterke, gespierde vingers. Hij
was er altijd trotsch op geweest. Hoe bang was
hij geweest, toen eens op de markt van Souk-
harevka zijn vingers bijna bevroren waren. Hij
was daar heengegaan om zijn gekleed pak te
verkoopen. Den heelen dag had hij daar in een
verschrikkelijke koude gestaan, tot hij einde
lijk het pak aan een boerin verkocht had voor
twintig pond roggemeel.
Daarvan hadden hij en zijn vrouw geduren
de twee weken geleefd. Pannekoeken voor mid
dagmaal, pap voor avondmaal. Hoe had hij ten
laatste dat grauwe mengsel van water, meel
en zout, gekookt op een petroleumlampje tot
het er uit zag als modder, gaan haten
Maar, dat langzame verhongeren was niet de
oorzaak van zijn wanhoop. Ook niet het wonen
van heele families in zijn huis, waar zij ge
bruik maakten van zijn meubelen, zijn keuken,
zijn badkamer. Het waren de jaren van werk
loosheid, de onrechtvaardigheid van die ver
spilde jaren. Daar hij behoord had tot de libe
rale intelligenten van de vooroorlogsche jaren
had hij de revolutie van harte welkom gehee-
ten, maar zes maanden later zag hij in, dat het
bolsjewisme een utopie is, die wel kan afbre
ken, maar niet opbouwen.
Tot de tijd verder ging en hij alleen maar
Bus was, en niet meer over politiek dacht.
Duizenden hadden zijn hulp noodig, zijn be
kwaamheid, zijn vlugge handen. Maar hij werd
gewantrouwd. Eindelijk kreeg hij zijn benoe
ming en het was alsof hij uit een donker hol
werd overgebracht tot licht en warmte.
De stappen in de gang werden weer gehoord.
Dr. Blok keek naar de stille gestalte op de
tafel. Bevend stond hij op, opende de deur en
ging naar buiten. Sorokin stond vlak voor hem
en haastig sloot de dokter de deur. Had de
zoon al iets gezien?
„Ik vrees, dat ik u moet zeggen
Sorokin bleef zwijgen.
„Er zijn complicatiesHet is moge
lijk. dat wij er haar niet doorhalen
„Dat is uw werk, dokter. Doe uw plicht!"
Dr. Blok ging terug in de kamer, de stap
pen buiten gingen weer naar het einde van de
gang. Toen ze terug kwamen, opende de ope-
Jac. Harrison van de firma Harrison Co.
verkeerde in ernstige moeilijkheden. De zaak
was ernstig genoeg, en het woord moeilijkhe
den is eigenlijk te zwak.
Alles, wat eraan voorafgegaan was, was een
opeenvolging geweest van een reeks van oorza
ken en gevolgen, en de eerste stap op het hel
lend vlak was noodzakelijk gevolgd door meer
dere; in een steeds vlugger tempo was het ein
de van de helling spoedig bereikt, en van te-
rugklimmen was nu geen sprake meer.
Er stonden voor Jac. nu nog twee wegen
open. De eerste zou de eenige goede uitweg
geweest zijn, maar hij had het een lafheid ge
noemd, dien in te slaan. Jac. vergat, dat het
geen lafheid is, een misdaad te bekennen, en
dat een menschelijke afdwaling dikwerf nog
goed te maken is. Daarom was de eenige goe
de uitweg voor Jac. geweest, open kaart te spe
len met zijn compagnon, hem ruiterlijk te be
kennen, dat hij als gevolg van een al te on
gebreidelde levenswijze en mislukte specula
ties in schulden geraakt was, dat hij zich ver
grepen had aan gelden, die zijn compagnon
toekwamen, en tenslotte, om deze fraude te
dekken, valsche boekingen had verricht. Maar
Jac. had de kracht niet gehad, de consequen
ties van zijn verkeerde handelwijze op zich te
nemen, en was nu doende een tweeden, nog
meer gevaarlijken weg in te slaan.
En deze oplossing kwam hem na lang wik
ken en wegen betrekkelijk zoo eenvoudig voor.
Hij zou een inbraak in zijn eigen kantoor fun-
geeren. Op Zaterdagmiddag zou er ongeveer
twaalfduizend gulden in kas zijn, met welk
bedrag den Maandagmorgen daarop eenige
vorderingen voldaan moesten worden. Deze
twaalf duizend gulden waren voldoende om
zijn tekort te dekken, en de verzekeringmaat
schappij zou de schade te dragen hebben. Na
tuurlijk had hij het plan tot in de fijnste bij
zonderheden uitgewerkt; geen mensch zou ooit
op de gedachte gekomen zijn, dat op dien Za
terdagmiddag, terwijl het kantoor gesloten was,
Jac. Harrison zijn eigen brandkast geforceerd
had. En zelfs voor het geval er eenige verden
king op hem mocht vallen, had hij voor een
onaanvechtbaar alibi gezorgd.
Om kwart over twee stond Jac. in de Queen
voor de meest-bezochte cinema in de City.
Quasi-onoplettend gaf hij verscheidene bezoe
kers gelegenheid zich vóór hun beurt van
plaatsbiljetten te voorzien, totdat hij een twee
tal zijner kennissen, die juist het theater pas
seerden, opvallend gegroet had. Daarop begaf
hij zich tegelijk met den stroom der andere
bezoekers naar de kassa, en verschafte zich
een genummerd toegangsbewijs. Het geheele
programma had hij den vorigen avond van
A tot Z gezien. Hij verliet nu de hal van het
theater, liep haastig een zijstraat in, riep een
taxi aan en liet zich brengen naar een stille
straat, welke parallel liep met die, waarin zijn
kantoor gevestigd was. Daar aangekomen, be
taalde hij den chauffeur, vergewiste zich eerst
ervan, dat hij ongezien was, en verdween toen
plotseling in een zeer smalle steeg. Met de ge
oefende routine als van een beroepsinbreker
opende hij vlug met een looper een kleine
houten deur, welke dien dag tegen de gewoonte
in ongegrendeld was. Na ijlings een binnen
plaatsje overgeloopen te hebben, klom hij be
hendig door een openstaand luikvenster, liet
zich naar binnen glijden en stond kort daarop
in een toilet en waschgelegenheid. Jac. stapte
behoedzaam een gang door en een trap op;
zelfs blindelings zou het hem gemakkelijk ge
vallen hebben, den weg te vinden. De toegangs
deur tot het privé-kantoor, waarin zich de
brandkast bevond, opende hij eveneens met een
looper; zijn handschoenen hield hij aan, hij
was bedacht op de vingerafdrukken, hij was
op alles bedacht. Jac. bleef in stijl.
Jac. zat nu in zijn bureaustoel even uit te
blazen. Geen overhaasting, vooral bedaard blij
ven! Hij keek op zijn horloge, het was vijf mi
nuten over half drie, hij had dus volle ander
half uur den tijd. Hij had zich voorgenomen
ongeveer kwart na vier tegen het begin van
de tweede voorstelling zijn plaats in het theater
in te nemen; het zou niet opvallen, indien hij
na afloop van de eerste voorstelling tegelijk
met de overige bezoekers de zaal zou verlaten.
Het was doodstil op het kantoor; er was
geen mensch in het geheele gebouw aanwezig,
Jac. was er zeker van ongestoord te zullen
blijven. Hij kon dus beginnen. Hij aarzelde een
oogenblik, dacht nog even na doch op
hetzelfde oogenblik verweet hij zich zijn laf
heid weer; een man, die A zegt, moet ook B
zeggen
„Ruttt telefoon!"
„Niet aanraken! Een verkeerde aanslui
ting Harrison Co. wordt op Zaterdag
middag niet opgebeld
„Rutttt rutttt ruttttt"
„Bellen laten afblijven van die hoorn!
Maar er was een drang in hem, sterker dan
zijn wil, die zijn hand deed uitstrekken naar
het apparaat.
„Ruttt"
„Harrison Co.
„Ik moet je even spreken, Jac., ik dacht
wel, dat ik je misschien op kantoor zou aam
treffen; het !s noodig, dat ik je even onder vier
oogen spreek, ik ben zóó bij je."
Na enkele minuten zat er een vrouw tegen
over hem op den bureaustoel van zijn compag
non. Ze zei geen woord, ze keek hem slechts
aan, en wachtte wachtte
Met een sprong vloog Jac. overeind en lag
snikkend in de armen van zijn moeder..
„Ik wist het, m'n jongen een moeder
voelt het, als haar kind iets verkeerds gaat
doen. Goddank kan ik je helpen, m'n jongen."
HAJO.
(Nadruk verboden).
rateur resoluut de deur en zei„Het spijt mij
uw moeder is overleden
Strak keek hij den commissaris in het ge
zicht. Deze vertrok geen spier en zei„Dood
Gelukkig maarZij was overbo
digzij geloofde niet in het communisme."
Hij draaide zich om en liep de trappen af.
Dr. Blok greep instinctmatig zijn zakdoek
en wischte zijn voorhoofd af. Ineengefrommeld
als een natten bal stopte hij dien weer in zijn
zakK.
INADRUK VERBODEN.
Johny Gale, in dienst bij een uitgeversfirma
had zijn ontslag gekregen. De directeur was
van oordeel, dat hij niet genoeg inteekenaars
aanbracht voor een nog te verschijnen stan
daardwerk over tropische planten. In gewone
omstandigheden zou Johnny zich daarvan niet
veel aangetrokken hebben. Hij voelde veel
voor afwisseling. Successievelijk had hij ge
varen als stuurmansleerling, was assistent in
een garage geweest, reporter aan een dagblad
en handelsreiziger.
Maar ontslagen te worden, 24 uur nadat je
verloofd bent, was een hard gelag! Het feit was
daarom niet minder waar en gevolg gevend
aan een opwelling van zijn eerlijk karakter,
nam hij den trein naar Wimbledon om zijn
toekomstige betere helft van het feit op de
hoogte te gaan stellen. Juffrouw Stapleton was
niet thuis, wel echter haar vader, de gepen-
sionneerde kolonel Stapleton.
Onmiddellijk stak Johnny van wal. „En om
U de waarheid te zeggen, meneer", eindigde
hij, „ben ik blij, Het was toch niets".
„Steekt eens op", noodigde de heer Gale
hem uit. „EhLucy is pas twintig, merkt hij
toen op, „zij heeft geen geld en jij hebt geen
geld, evenmin een betrekking ,dusenfin je
snapt me wel, beste kerel, maar voorloopig
zullen we dan maar net doen of er geen enga
gement bestaat, Misschien later
„En eigenlijk heeft hij groot gelijk", ver
klaarde Johnny anderhalf uur later.
„Het is jammer", zei Lucy, „dat niemand
van de familie Gale de kunst van geld ver
dienen verstaat".
Johnny kuste haar twee maal achter elkaar,
bracht zijn borst vooruit en zei: „Eén uitzon
dering zal er zijn, dat garandeer ik je".
Toen er een week voorbij was, leek het ech
ter zeer twijfelachtig, of Johnny die uitzonde
ring zou zijn. Zijn geld was zoo goed als op.
Natuurlijk kon hij naar zijn ouderlijk huis
gaan, daar was hij altijd welkom, doch hij be
sloot dat slechts te doen in uiterste nood
zakelijkheid.
Na een geheelen ochtend tevergeefs op werk
te zijn uit geweest, merkte hij, dat hij nog niets
gegeten en een geweldigen honger had. Zijn
kapitaal bestond uit drie shilling en zes pence.
„Zou ik" vroeg hij zich af enstapte het
eerste het beste restaurant binnen. Een half
uur later, toen zijn honger bevredigd was, con
stateerde hij, dat het voldoen zijner rekening
hem juist in het bezit van 12 pence zou laten.
Verstrooid nam hij zijn hoed van den kapstok
en gaf den kelner 6 pence fooi.
Toen hij buiten kwam, moest hij zich voor
overbuigen, tegen den harden wind, die. floep,
zijn hoed opnam, welke met een wijden boog
vlak voor de voeten van een kleinen jongen
terecht kwam. Deze raapte het hoofddeksel
heel handig op, las den naam op den leeren
binnenband, keek nog eens en zag tot zijn vol
doening, dat hij zich verdere moeite zou kun
nen besparen.
Met een gebaar van ontzag overhandigde hij
den hoed aan Johnny. „Neem me niet kwalijk,
meneer Lockley, maar meneer Rogers droeg
me op naar u toe te gaan en u te zeggen, dat
hij zich vergist had. De repetitie is om twee
uur en niet om drie uur".
Een oogenblik keek Johnny den jongen
Thom verbaasd aan. Toen keek hij naar den
hoed. Direct zag hij ,dat het niet de zijne was,
doch een van heel wat betere kwaliteit en hij
zag negen letters: P. C. Lockley. Mr. Lockley?
Was dat niet een filmmagnaat? „Welke repe
titie bedoelt meneer Rogers eigenlijk?" vroeg
hij. De jongen keek verrast. „Het meisje van
Wimbledon", meneer, in het Diadem Theater.
„Het meisje vanJohnny snakte naar
adem, doch herstelde zich onmiddellijk. „O
juist, ja natuurlijk, dank je wel". Hij stopte
den jongen twee stuivers in de hand en keek
hem na tot hij om een hoek verdwenen was.
„Dus dat joch had hem voor mr. Lockley aan
gezien? H'm! Die meneer Lockley zou nu dus
wel niet vóór 3 uur in de Diadem komen".
Waarom niet? dacht Johnny. Op de eerste
plaats was het zijn plicht om mr. Lockley zijn
rechtmatig eigendom terug te brengen, en dan
als iemand iets afwist van meisjes In
Wimbledon was het zeer zeker Johnny Gale.
Hij was er in ieder geval zeker van, dat hij
er meer van wist dan die lummelige jonge
man daar op het tooneel ,die werd veronder
steld een meisje het hof te maken, dat hij voor
een gravin aanzag.
Een snertstuk constateerde Johnny. Maar
het was prettig om op je gemak uit te rusten,
meende hij en vergelijkingen te maken tus-
schen „een" meisje in Wimbledon en „het"
meisje (Lucy) in Wimbledon.
Plotseling hoorde Johnny den regisseur los
barsten.
„Goeie genade, man", brulde hij tegen den
hofmaker op het tooneel, „je bent verliefd op
het meisje en niet bezig haar algebra te leeren,
denk daar aan! De eerste de beste kerel van
de straat zou het beter doen dan jij". Woedend
keek de regisseur de zaal in en zijn oog viel
op Johnny, die heel alleen in de stalles zat.
„Ik zal het je bewijzen ook. Hè daar!"
schreeuwde hij tegen Johnny, „kom eens hier
en laat hem zien hoe hij het doen moet".
De houterige meneer op het tooneel wond
zich nu ook op. „U moet geen grooten mond
tegen me opzetten, meneer Rogers, dat verkies
ik niet".
„Groote mond? Kerel ik probeer je wat te
leeren".
„Loop naar de bl.
„Na jou, uilskuiken! Kom, meneer Usqhurt",
vervolgde hij vergoelijkend, laten we
„Neen dank U, ik heb er genoeg van", was
het beleedigde antwoord en Usqhurt verdween
achter de coulissen.
Niet op zijn gemak, was Johnny op zijn
plaats blijven zitten. Doch mr. Rogers wenkte
hem opnieuw. „Kom op het tooneel", beval hij
en toen Johnny met loode schoenen op het
tooneel geklommen was, vroeg hij: „Wel eens
verliefd geweest op 'n meisje uit Wimbledon?"
„En of", antwoordde Johnny.
Rogers duwde hem een getypt vel papier
in zijn hand. „Denk maar, dat dit het meisje
is en begin maar met je rol".
Tien minuten later klopte Rogers den jon
gen man enthousiast op een schouder.
„Zoo is het prachtig", zei hij, „nu meneer
Usqhurt", vervolgde hij zich omdraaiend", nu
hebt Uwel verdraaid waar is die vent?"
Een kleine, dikke, man was onopgemerkt
achter op het tooneel gekomen. Hij nam een
groote sigaar uit zijn mond en zei: „Laat hem
maar schieten, Guus, laat de laatste scène nog
eens overspelen en laat vooral die jonge man
meespelen", eindigde hij, op Johnny wijzend.
„Maar...", begon Johnny.
Voor Johnny tijd kreeg verdere tegenwer
pingen te maken, speelde hij voor hofmaker
of zijn leven er van afhing. Hij repeteerde
aan een stuk door tot 's avonds zes uur. Toen
kwam de kleine, dikke, man naar hem toe.
„En nu wilt U me misschien vertellen, wat
U hier kwam doen?"
„Ik had uw hoed gestolen, die ik U, met
mijn excuses, kwam terug brengen".
De kleine man bestudeerde hem aandachtig.
„Je bent geen acteur hè?" vroeg hij.
„Dat niet", antwoordde Johnny, „maar ik
ben verloofd met een meisje uit Wimbledon,
tenminste, dat was ik".
„Nu niet meer?"
Johnny legde het den kleinen, dikken, man
uit.
„H'm", aei deze toen Johnny klaar was,
„het beste zal zijn, dat ik je een week voor
schot geef".
Drie maanden later, toen de held, wiens rol
Johnny had gedoubleerd, naar Amerika ver
trok, werd Johnny in zijn plaats geëngageerd.
Na het teekenen van het contract, stak Johnny
verstrooid zijn hand uit naar den kapstok en
nam zijn hoed. Juist wilde hij met een vrien
delijken groet mr. Lockley's kantoor verlaten,
toen deze op zijn beurt zijn hand uitstak en
den hoed greep die Johnny in zijn hand. „Mijn
hoed, als ik me niet sterk vergis", zei hij.
G.
(NADRUK VERBODEN).
Wat best kon uitkomen.
Chef tot z'n jongsten bediende, die een slip
pertje gemaakt heeft naar den voetbalwedstrijd:
„Ik lees daar in het ochtendblad, dat er wel
30.000 menschen bij de begrafenis van je groot
moeder tegenwoordig zijn geweest".
„Dat kan best, mijnheer", zei het kereltje
overmoedig, „want U weet niet, hoe populair
m'n grootmoeder was".
Het verschil.
„Toen we verloofd waren, Albert, zei je al
tijd, dat je me wel kon opeten van liefde, en
nou wordt je al woedend als je ook maar één
haar van me in je soep vindt".
Een lastig geval, zei mijn vriend, recher
cheur O'Malley. Ik maak me dan ook geen
illusies, dat ik veel succes zal hebben. De men
schen waar we mee te maken hebben zijn van
het soort, dat niets loslaat. Veel weet ik er
eigenlijk niet van enfin, hier zijn we er.
Het was een groot huis in een buurt, die vroe
ger door welgestelde lieden bewoond was ge
weest .Voor de deur stond een politie-agent, die
mijn vriend beleefd groette. Op de boven
ste verdieping, zei hij lakoniek. Wij liepen
de trap op. Overal in het huis stonden de deu
ren der kamers open. Het waren typische,
schamel-gemeubileerde kamers, die men in elk
goedkoop pension aantreft.
Het vertrek op de bovenste verdieping, dat
wij binnentraden, maakte echter een gunstige
uitzondering. De meubels waren degelijk en
comfortabel. Op een der stoelen lag een groote.
goed verzorgde grijze kat, die ons slaperig aan
keek.
Wat heb je tot nu kunnen ontdekken?
vroeg O'Malley aan den agent die in de kamer
ae wacht hield.
Niet veel. Het komt me voor, dat een van
de kostgangers uit dit huis de pensionhoudster
moet hebben vermoord, dat het hem om l aar
De ereeniging tot Bescherming van Dieren
stelt te Rome vijfduizend vogels, die in be.
slag genomen waren omdat ze in verboden
tijd gevangen werden, in vrijheid.
geld te doen is geweest. Vanmorgen ging een
van de kostgangers naar boven om zijn kostgeld
te betalen en vond de kamer gesloten. Op zijn
kloppen kreeg hij geen antwoord. Toen liep hij
de straat op en riep een agent. Samen braken
ze de deur open en vonden de oude juffrouw
dood op bed liggen. Zij was gewurgd.
En de bewoners van het huis? informeerde
O'Malley.
Mijn collega, Sullivan heeft ze allemaal in
een groote kamer gelijkvloersch laten komen.
Ze mopperden geweldig, want ze zeiden „dat
ze naar hun werk moesten, maar daar trok
hij zich niets van aan. Ik geloof, dat inspec
teur Know nu met hen bezig is.
O'Malley onderwierp de kamer aan een
nauwgezet onderzoek. Vingerafdrukken waren
niet te ontdekken.
Weet je ook, of de inspecteur dit gezien
heeft? vroeg hij op een heel klein olievlekje
op het zeil in de gang wijzend.
Ik zou het niet kunnen zeggen.
Toen wij het vertrek verlieten, aaide O'Malley
de kat.
Een mooi beest, zei hij verstrooid.
En? vroeg ik, wat denk je er van?
Ik denk, dat de agent gelijk heeft. Er is
iemand met een sleutel die kamer binnenge
komen, het slot is geolied. Zeer waarschijnlijk
was het heelemaal niet de bedoeling om de
oude dame te vermoorden, doch om haar te
bestelen. Zij zal wakker geworden zijn, het
licht hebben opgedraaid om te zien, wie er in
haar kamer was en toen werd ze vermoord. De
groote moeilijkheid zit 'm hierin, vervolgde
mijn vriend, dat de menschen, die hier wonen,
normale, middelmatige menschen zijn, niet al
te slim en niet al te dom. Domme menschen
gaan op de vlucht als ze een moord gedaan heb
ben en verraden zich zoodoende. En slimme
menschen zijn altijd juist iets te slim en ver
raden zich op die manier. Wij traden het ver
trek gelijkvloersch binnen, waar een twintig
tal personen, waaronder verscheidene kinderen,
bij elkaar stonden.
Zijn ze allemaal hier? vroeg O'Malley den
inspecteur.
Zoo ver ik kan nagaan, ja, was het ant
woord.
Heeft niemand den moordenaar gezien?
Niemand heeft iets gezien.
Behalve de kat dan, zei O'Malley ernstig.
Daar komen we niet veel verder mee,
spotte de inspecteur.
Toch misschien wel iets, antwoordde
O'Malley, maar dan moeten 'we het beest naar
een laboratorium sturen. Als ze het beest ge
dood hebben onderzoeken ze de hersens en....
Het verdere gedeelte van het gesprek sprak
O'Malley fluisterend met den inspecteur. Toen
mijn vriend zweeg zag ik den inspecteur naar
hem kijken of hij aan zijn verstand twijfelde.
De inspecteur lachte je uit, zei ik toen we
het huis verlaten hadden.
Wie het laatst lacht.... antwoordde
O'Malley onverstoorbaar.
Den volgenden ochtend kwam O'Malley mij
opzoeken. En? vroeg ik.
We zijn nog niet veel verder. Maar de
kat van die vermoorde juffrouw is overreden
door een taxi en was onmiddellijk dood.
Hoe was dat mogelijk?
Een van de kinderen speelde er mee op
straat en toen gebeurde het.
Nu ga ik op informatie uit. Als je zin hebt,
kun je meegaan, stelde mijn vriend voor. Wij
gingen naar een firma, die auto's op afbetaling
verkocht. O'Malley legitimeerde zich en vroeg,
of de firma een taxi op afbetaling aan een
zekeren Rogers had verkocht en, hoe het met
de betalingen stond. De chef raadpleegde zijn
boeken.
Hij is enkele weken achterstallig geweest,
deelde hij O'Malley mede, maar gisteren heeft
hij juist alles aangezuiverd.
Heet die chauffeur, die in het huis bij de
vermoorde juffrouw woont, Rogers? vroeg ik,
toen wij weer op straat stonden.
Precies, antwoordde mijn vriend en het
was zijn taxi, die de kat overreed.
Wij gingen vervolgens naar een garage.
Stalt een zekere Rogers zijn taxi hier?
informeerde O'Malley. De man knikte beves
tigend.
Is hij de laatste dagen hier aan het werk
geweest?
Een paar dagen geleden is hij aan de
werkbank bezig geweest.
O'Malley ging naar de werkbank, doch deze
was opgeruimd. Op den grond lagen een paar
stukjes was, die hij in zijn zak stak.
Waar bewaart u het afval? vroeg hij den
garagechef. De man nam ons mee naar een
binnenplaatsje en wees op een hoop metaal
afval. Gedurende twee volle uren waren we
bezig met zoeken, toen vonden wij een kamer
sleutel.
Die kerel is er bij, constateerde O'Malley.
Dat wil zeggen, als die sleutel op de deur
van die kamer past
Reken er maar op, dat deze sleutel niet zal
passen. Hij kon hem waarschijnlijk niet goed
bijgeslepen krijgen en daarom gooide hij hem
weg. De sleutel, die op de deur past, ligt waar
schijnlijk sedert gisteren op den bodem van
de rivier.
Wij gingen terug naar het huis, waarin de
oude pensionhoudster was vermoord en wacht
ten de thuiskomt van Rogers af.
O'Malley hield hem botweg den gevonden
sleutel onder zijn neus.
Je bent er bij mannetje, zei hij, ben je
van plan kalm mee te gaan, of moet ik assis
tentie laten halen.
Doodbleek liet Rogers zich op een stoel val
len.
Het was heelemaal niet mijn bedoeling
haar te vermoorden, snikte hij. Ik stond voor
haar schrijftafel en toen draaide ze plotseling
het licht op. Ik pakte haar beet en draaide het
licht weer uit. Wat er verder gebeurde kan ik
me niet meer herinneren.
Roger was een dwaas, zei ik later tegen
O'Malley. Ik begrijp natuurlijk wel op welke
manier je hem er in hebt laten loopen. Hij
wist heel goed, dat je geen enkele aanwijzing
tegen hem had en toch was hij zoo stom om
die kat te dooden en je op zijn spoor te bren
gen.
Hij was er vrij zeker van, dat we hem
niets konden bewijzen, antwoordde O.Malley,
maar niet absoluut zeker. En dat maakte hem
onrustig. Daarom vond hij het 't beste om
die kat uit den weg te ruimen.
Enfin, besloot ik, je hebt het in ieder ge
val handig uitgedacht. Nu zal je wel promotie
maken?
Promotie zeg je toch? lachte mijn vriend,
reken maar van niet. Ik zal wel zoo verstandig
zijn om in mijn rapport met geen woord van
die kat te reppen. Waarom niet? Omdat ik niet
de kans wil loopen, dat ze mij ter observatie
in een gesticht laten opnemen! G.
Een mes flikkerde in het zwakke licht van
een straatlantaarn. De roodharige zwerver, die
den wandelaar reeds eenigen tijd was gevolgd,
sprong naar voren om den moordenaar te
grijpen, doch deze was reeds in den nacht ver
dwenen. De zwerver keek naar de gestalte die
roerloos op straat lag. Morsdood constateerde
hij. Toen onderzocht hij haastig de kleeren van
het slachtoffer. Een goedgevulde portefeuille,
een gouden horloge met dito ketting en.een
paspoort. Vervolgens sleepte hij het slachtoffer
in een donker steegje en verwisselde bliksem
snel met hem van kleeren. Ten slotte trok hij
den doode de ringen van de vingers en legde
zijn oude versleten, pet op diens gelaat: Op
straat lag een doode zwerver!
Snel verwijderde de roode zich van de plaats
van de misdaad. Een half uur later, in de
wachtkamer van een station, haalde hij het
paspoort te voorschijn om eindelijk te weten te
komen, hoe hij nu in het vervolg zou heeten.
Toen hij den naam las hield hij zijn adem in:
George Levieux heette hij en hij was een der
voornaamste bankiers in Parijs! Pierre Laioup
had dikwijls over hem hooren spreken. Pierre
Leloup? Bah, die lag immers vermoord op
straat ergens in een achterbuurt, grinnikte de
dief.
Toen las hij het adres: Avenue de Metz. H'm,
dat zou wel een gezelliger woning zijn dan zijn
zolderkamertje in de rue du Paradis! Hoe gaar
ne onze avonturlijke dief zich ook op het on
getwijfeld comfortabele bed van den man,
wiens plaats hij besloot in te nemen, zou heb
ben uitgestrekt, kwam hem dit toch te ge
vaarlijk voor. Neen, hij moest eerst behoorlijk
tijd hebben die rol in te studeeren. Het beste
het buitenland te begevenyosdn,-Qshretaotiet
zou zijn zich voorloopig een paar maanden naar
het buitenland te begeven. Voor hij een plaats
bewijs kocht stuurde de nieuwe bankier een
telegram aan den portier van het huis in de
Avenue de Metz, waarin hij opdracht gaf alle
correspondentie door te sturen naar „Hotel
l'Oase", Ae Monte Carlo, op welke plaats zijn
keus was gevallen. Het formulier onderteeken-
de hij met den naam: George Levieux.
De eerste trein naar Monte Carlo vertrok niet
voor den volgenden ochtend zeven uur. Voor
zijn vertrek kocht hij een juist verschenen
ochtendblad en daarin las hij, behaaglijk uit
gestrekt op de kussens van den leegen coupé,
onder „Laatste berichten": in den afgeloopen
nacht vonden voorbijgangers het lijk van een
zekeren Pierre Leloup. Het slachtoffer bleek
door messteken te zijn vermoord, niet ver van
de Avenue d'Italië.
George Levieux, alias Pierre Leloup grinnikte,
toen hij het bericht las. Met galgenhumor be
dacht hij dat de maatschappij niet veel aan
hem verloren had. Doch nu zijn omstandig
heden zoo plotseling veranderd waren, nam hij
zich heilig voor in het vervolg een beter' mensch
te worden. Het was zijn eigen schuld geryeest,
dat hij, eon man met een uitstekende opvoe
ding, langzamerhand zoo diep gezonken was,
dat hij onder de apachen te Parijs was verzeild
geraakt en bekend stond onder den naam:
Pierre Leloup. Zijn werkelijke naam.... neen,
daar wilde hij nu niet aan denken, hij heette
nu immers George Levieux! Ja, hij zou een
beter leven gaan leiden!
De portier van hotel l'Oase te Monte Carlo
ontving een goedgekleeden reiziger met den
noodigen eerbied.
In de hem toegewezen, comfortabele kamer
voelde hij zich onmiddellijk thuis. Na zich wat
verfrischt te hebben, ging George Levieux de
stad in en schafte zich een compleete nieuwe
uitrusting aan. Die liet hij in twee groote kof
fers verpakken en aan het hotel bezorgen.
Twee dagen na zijn komst in Monte Carlo
■ontving hij de hem nagezonden omvangrijke
correspondentie. Hieruit kwam hij tot de ont
dekking, dat hij een vrouw bezat, die Leonie
heette, een vriend Jacques, ontevreden aan
deelhouders en verdachte zakenvrienden had.
Zijn vrouw vroeg hem, waarom hij zoo plotse
ling, zonder afscheid, op reis was gegaan en
wanneer hij terug kwam. Zijn secretaris schreef
over onverwachte moeilijkheden, die hij on
mogelijk alleen het hoofd kon bieden. De aan
deelhouders verlangden inlichtingen en zijn
zakenvrienden schreven hem brieven in ge
heimschrift, die voor hem een onoplosbaar
raadsel waren.
Om geen argwaan te wekken, stuurde hij
zijn secretaris telegrafisch een vaag antwoord
en droeg hem op, omgaand vijftigduizend francs
aan zijn adres "te Monte Carlo te zenden. Met
het beantwoorden van de andere brieven be
sloot hij nog een paar dagen te wachten.
Den volgenden dag nam hij, uit verveling een
krant van de leestafel en begon verstrooid de
berichten te lezen. Opeens ging hij met een
schok overeind zitten. Boven een der berichten
was met vette letters zijn naam gedrukt! De
politie in Parijs was een uitgebreid finantieel
schandaal op het spoor gekomen. De bankier
George Levieux had aandeelen uitgegeven van
een mijn, die niet bestond. Maandenlang had
men reeds achterdocht gekoesterd doch eerst
gisteren was de recherche er in geslaagd de
bewijzen in handen te krijgen. De bankier
George Levieux was een zwendelaar!
De berouwvolle dief liet van schrik het blad
op den grond vallen. Dus juist nu hij een beter
leven wilde gaan leiden, moest hij schurken
streken uithalen! Schurkenstreken, die zijn
eigen vroegere, afdwalingen absoluut in een
schaduw stelden. Wat moest hij nu beginnen?
Wat hij ook deed, de gevangenis wachtte
Op dat oogenblik naderden hem drie mannen.
Een van hen trad op hem toe: „George Levieux,
in naam der wetVóór hij den zin kon be
ëindigen viel een der andere, die de secretaris
van den bankier bleek te zijn, den spreker in
de rede.
„Maar dat is monsieur Levieux niet!" riep
hij uit.
Pierre Leloup, alias George Levieux werd
twee maanden later, wegens moord op den
bankier Levieux, tot twintig jaar tuchthuisstraf
veroordeeld. Hoewel Leloup aan dezen moord
volkomen onschuldig was, slaagde hij er niet
in zijn onschuld te bewijzen. De bewijzen tegen
hem waren daarvoor te overtuigend!
G.
(Nadruk verboden).
Toch een wonderkind.
Gelezen in de „Nieuwe Haarlemsche Cou
rant":
„Feestdag van de H. Theresia van het Kindje
Jesus.
Als negenjarig kind van het door en door
godsdienstige gezin Martin-Guerin werd There
sia den 2den Januari 1873 geboren te Alenon ia