2 JULES PERSIJN t. ZATERDAG 14 OCTOBER 1933 EEN GROOT VERLIES VOOR VLAANDEREN EN VOOR HOLLAND. CREDIETHULP AAN DEN MIDDEN STAND. Wijziging winkelsluitingswet voor den duur der crisis. Actueele vraagstukken besproken in den middenstandsraad. DE MUITERIJ AAN BOORD VAN DE „ZEVEN PROVINCIËN". BEDROEVEND EN BESCHAMEND. HET KERKELIJKE VOLKSLIED. HET NATIONAAL JONGEREN VERBOND. DE VEILIGHEIDSLAAN" DER K. N. A. C. Naar een eenheidsbundel voor alle scholen. INDO'S EN KOLONISATIE DR. J. A. F. ORB AAN f. DE EERSTE DAGVAARDINGEN. De houding der officieren UITVOER VAN LANDBOUW PRODUCTEN. VOOR VEREENVOUDIGING VAN DE PARLEMENTAIRE PROCEDURE. Melk Ongetwijfeld zal ook in ons land in zeer breede kringen met groote deernis het bericht zijn ontvangen van het tragisch overlijden van dr. Jules Persijn. Wij wisten, dat het sinds lang niet goed met hem ging. Heeft deze geweldige werker ten slotte te veel van zich gevergd? En zoo is hij dan, al te vroeg, ontrukt aan zijn veelomvat- tenden arbeid en aan zijn groot en prachtig gezin. In ons land en meer in het bijzonder onder ons, Katholieken, zal dr. Jules Persijn wel vooral bekend blijven, als de levensbeschrij ver van dr.Schaepman. Wat tot heden daarvan tot ons kwam helaas! moet ook dit werk onvoltooid blijven draagt wel het kenmerk van den oorspronkelijken vorm, waarin deze biografie voor een deel verscheen, n.l. als dag blad-feuilleton. Wel laat de auteur heel sterk andere personen in zijn werk aan het woord, maar waar hij zelf spreekt tintelt alles van zijn fijnen, speelschen Vlaamschen geest, die keer op keer zoo scherp weet te teekenen en uit te beelden, al kwam hij tegenover de Schaep- man-figuur steeds vreemder te staan, naarmate deze meer in het politieke leven opging. Het blijft wel heel jammer, dat dit werk, door prof. Brom met de geschiedschrijving van Georges Goyau vergeleken, onvoltooid bleef. Wij hopen, dat alle maatregelen zullen zijn of worden getroffen, opdat al de voorbereidende arbeid, dien dr. Persijn ongetwijfeld nog heeft ver richt, door deskundige en bevoegde hand tot zijn recht zal worden gebracht. Maar niet alleen door zijn werk als histo ricus heeft Persijn zich voor Noord-Nederland groote verdiensten verworven. Talrijke banden van persoonlijke vriendschap verbonden hem hier met schrijvers en publicisten en vanuit zijn hoogen Vlaamschen uitkijkpost heeft hij de ont wikkeling van het katholieke beschavingsleven in onze gewesten met vurige belangstelling ge volgd. Menig enthousiast opstel over bekende figuren uit de „Van Onzen Tijd"-generatie ge tuigt voor zijn daadwerkelijk meeleven. Maar Persijn heeft gegeven wat hij te geven had, hij heeft gearbeid zooveel en zoo lang hij kon. Nadat hij twee jaar geleden een zware ope ratie onderging, is hij de laatste maanden hard achteruitgegaan. Hij leed sedertdien aan zware zenuwcrisissen tengevolge van uitputting en zijn herstel van gezondheid en geestesfrisch- heid werd met alle middelen beproefd, maar kon helaas niet worden bereikt. „Met eenig recht kan men zeggen, schrijft „De Standaard", aan welk blad wij deze laatste bijzonderheden ontleenen, „dat deze dappere werker voor Vlaanderens geestelijke groot- making door uitputting van krachten den dood is ingestort." En wij moeten denken aan een woord, dat Persijn zelf vijf jaar geleden sprak aan de groeve van Dr. Alphons Ariëns: „Wijs mij een tweede die zooveel als deze heeft gearbeid, en zoo weinig voor zichzelf. Niets ontzag hij als er goed viel te stichten, zijn gezondheid nog het minst van al Jules Persijn, bronzen buste van Ernest !- Jqi-' TT/- isitir IVijnents. Jules Persijn werd in 1878 te Wachtebeke, •eeniidorpje in Oost-Vlaanderen, geboren. Voor hij zijn studies te Leuven begon bracht hij twee jaren in Rome door, waar de Vlaamsche dorpsjongen zich reeds tot wereldburger vormde. In 1902 besloot hij zijn studies met een doctoraat in de Germaansche taal en letter kunde. Zijn proefschrift, waarbij hij de lei ding genoot van den bekenden prof. Scharpé was een geschiedenis van het tooneel te Ant werpen in de negentiende eeuw, na de scheu ring van Noord en Zuid. Het was een beëindiging en tevens een begin. Want Persijn heeft ontzaglijk, onafgebroken en bijna roekeloos, gewerkt. Zijn oogenschijnlijk kalme loopbaan gaat over verschillende amb tenaars- en leeraarsbetrekkingen. Het laatst was hij leeraar aan het Hooger Handelsge sticht te Antwerpen en professor aan de Uni versiteit van Gent. Maar rusteloos was hij de jaren door als pu blicist werkzaam. Er valt niet aan te denken om een overzicht te geven van de geschriften, die Vlaanderen en Rolland .danken aan zijn vruchtbare pen. Hij heeft er het literatuur onderwijs van zijn land op hooger peil mee ge bracht, hij heeft de Vlamingen als Europeërs leeren zien en denken, eerstens door zijn volk aan zichzelf te openbaren en vervolgens door het heen te leiden naar de edelste schatten van de wereldliteratuur. Behalve zijn breed-opgezette levensbeschrij ving van Dr. Schaepman, schreef hij aan meer omvangrijke werken een studie over August Snieders en zijn tijd (in 3 deelen) en een uit voerige monografie over Hendrik rosen (twee deelen). Zijn vele voordrachten en tijdschrift artikelen vhij was een der ijverigste krach ten van de „Dietsche Warande en Belfort") heeft hij in een aantal bundels samengebracht, zooals „Over Letterkunde" (vier deelen), de „Gedenkdagen" I en II en de „Studiën en Le zingen" I en II, waarin men opstellen vindt over uiteenloopende onderwerpen, maar voor al over letteren en tooneel. De eigen taal en cultuur hadden de voorkeur bij Jules Persijn en welhaast alle Vlaamsche dichters en schrijvers heeft zijn enthousiaste, gulle en graag-bewonderende welsprekendheid bij zijn volk ingeleid. Maar hij zocht tevens vaak zijn stof in den vreemde. Rij was b.v. een goed kenner van de Scandinaviërs en over vele figuren van de Fransche letterkunde heeft hij zijn altijd lezenswaardige opstellen geschreven. De neiging van zjjn naar synthese verlan genden geest ging zonder twijfel uit naar de vergelijkende literatuurgeschiedenis en een lezing te Brugge in 1923, mede naar aanleiding van Kalff's „Westeuropeesche Letterkunde" geeft duidelijk blijk van zijn belangstellende liefde voor deze jonge wetenschan. „Tegenover de duizend vraagjes, die in de philologie wor den behandeld", zeide hij daar, „blijven steeds de groote vragen staan, de eenige van beteeke- nis voor de beschaving en voor de geschiede nis van den geest". En hij richtte het oog op de studie der letterkunde als hoogste levensuiting, in haar wisselwerking onder de volkeren. Hij zelf heeft die wetenschap („die al een grooten naam heeft vóór ze nog maar in 't klein, voor een betrekkelijk schamel deeltje, heeft ver richt, datgene waartoe ze geroepen is") slechts uit de verte gediend, maar hij heeft er op zijn wijze overvloedige stof voor aangedragen. Bij de hulde aan Persijn op zijn 50sten verjaardag (9 September 1928) gebracht, heeft Mgr. Prof. Hoogveld dan ook namens de Hol- landsche vrienden verklaard: „Zoo de Nijmeeg- sche universiteit er toe had kunnen overgaan een leerstoel voor vergelijkende literatuur-ge- sahiedenis op te richten, het zou haar een vreugde zijn geweest naast de andere Vlaam sche collega's dezen uitstekenden kenner der wereldliteratuur te mogen begroeten." Het heeft niet zoo mogen zijn. Dit levenswerk Is thans afgebroken. Te veel ervan is onvol tooid gebleven, te veel is in fragmenten blij ven liggen, te veel mist de substantie waaraan we het rijpe en bezonken werk herkennen. Woensdag hield de Middenstandsraad onder presidium van mr. A. I. M. J. Baron van Wijnbergen zijn 155ste vergadering, welke een bijzonder karakter droeg, doordat zij grooten- deels werd bijgewoond door mr. T. J. Ver schuur, minister van Economische Zaken. Met instemming van den Raad gewaagde de voorzitter met erkentelijkheid van hetgeen reeds eer door dezen bewindsman in het belang van den middenstand tot stand was gebracht. Spr. wees in dit verband op de werkzaamheid van den middenstandsdienst ten departemente, alsook op de oprichting van het Economisch Instituut voor den Middenstand. Vervolgens kwamen ingevolge het verzoek van den minister, die den wensch kenbaar had gemaakt, inzake de desiderata op het gebied van den middenstand mondeling met den Raad van gedachten te wisselen, verschillende ac tueele vraagstukken aan de orde. Met betrekking tot de wettelijke regeling van het afbetalingsstelsel kan worden geconstateerd, dat de regeering bereids in deze richting dili gent is; hetzelfde geldt van het vraagstuk der crediethulp voor door de crisis getroffen mid- denstandsbedrijven, waarover inmiddels door den Raad schriftelijk advies is uitgebracht. Voor beide onderwerpen is een wetsontwerp in voorbereiding. Inzake de winkelsluitingswet deelde de mi nister mede, dat een wijzigingsontwerp kan worden tegemoetgezien, hierop neerkomende, dat van een principieele wijziging geen sprake is, doch wel uitsluitend voor den duur der crisis, voor zoover de noodzakelijkheid daar van blijkt, voor bepaalde branches in beperkte mate op Zondag meer verkoopgelegenheid zal worden gegeven. Voorts zal ook met de belan gen der Joodsche winkeliers rekening worden gehouden. Nu blijkens mededeeling van den voorzitter de landelijke organisaties van den middenstand inzake den verkoop door middel van automaten over eenige punten'welke voor wettelijke rege ling in aanmerking komen, tot algeheele over eenstemming zijn gekomen, zegdè de Minister toe een dergelijke regeling te zullen bevorde ren. Het denkbeeld eener wettelijke regeling Van het cadeaustelsel heeft voor zoover daarvoor een inderdaad bevredigende oplossing kan worden gevonden aanvankelijk de sympathie van den Minister, die intusschen het advies van den Nij- verheidsraad wenscht af te wachten. Overigens kwam nog ter sprake de wensche- lijkheid eener wettelijke regeling inzake uit» verkoopen, waaromtrent het Economisch In stituut voor den Middenstand het noodige fei tenmateriaal bijeen zal brengen. De Minister verklaarde zich bereid, ook aan dit punt zijn volle aandacht te wijden. Van de wenschen van belanghebbenden in zake een verbod van verkoop van tabaksfabri katen beneden banderolleprijs en beperking van het aantal tabaksvergunningen bleek de Minis ter op de hoogte te zijn; overleg over deze pun ten met den Minister van Financiën is reeds begonnen. De Middenstandsraad besloot ove rigens daarover alsnog schriftelijk van advies te dienen. Tenslotte werd uit het midden van den Raad gewezen op de bezwaren, welke het bakkers bedrijf in sommige grensgemeenten van den in voer van brood uit België ondervindt, terwijl tevens de wenschelijkheid ter sprake kwam om tot de mogelijkheid eener snelle gerechtelijke inning van kleine vorderingen te geraken. LEDEN VAN HET GERECHTSHOF tijdens het plaatselijk onderzoek op de trappen van het Rijksdaggebouw. Nationale industrie gepasseerd voor een „nationaal" speldje. We lezen in „de Ned. Werkgever", orgaan van het Verbond van Ned. werkgevers: Aan de deelnemers van de Nationale hulde- betooging op 9 September j.l. in het Stadion te Amsterdam werd door het uitvoerend comité voor de Nationale huldiging een speldje uitge reikt. Later deelde het uitvoerend comité nog in de pers mede, dat er een buitengewoon groote belangstelling en navraag bestond voor deze zeer fraai uitgevoerde speldjes, welke voor iedereen te verkrijgen waren bij het secreta riaat van het comité. Daarbij sprak het comité de hoop uit, dat nog vele personen deze her innering aan het groote défilé zouden koopen, Tot onze niet geringe verwondering en er gernis is ons thans echter het bijna ongeloof e- lijke feit ter oore gekomen, dat dit herinne ringsspeldje buitenlandsch fabrikaat is, niet tegenstaande er een aanbieding voor de ver vaardiging ervan was gedaan van Nederlandsch fabrikaat. Zie, dit is toch wel bij uitstek bedroevend en beschamend: dat bij een grootsche huldiging als deze, waarin de nationale gedachte haar culminatiepunt vond, het aandenken aan die huldiging, bestemd om tot in lengte van dagen deze bij uitstek nationale gebeurtenis in de herinnering van talloos vele Nederlanders te doen voortleven, van een buitenlandsche fa briek afkomstig moet zijn, hoewel men in Nederland evengoed in staat was dit te ver vaardigen, ja, zich daartoe bereid had ver klaard. Wij willen niemand in het bijzonder hiervan een verwijt maken, overtuigd als wij zijn, dat de organisatoren van de huldiging in het Stadion daaraan stellig niet gedacht heb ben, terwijl het ons niet erom te doen is be paalde personen te treffen. Maar dat hier een zeer laakbare fout is begaan, is voor betwiS' ting niet vatbaar. In een tijd als de tegenwoordige, nu het meer dan ooit een zaak van nationale plicht is, werk, dat in ons land kan worden verricht, niet naar het buitenland te laten gaan, is het eenvoudig ontstellend, dat bij deze nationale huldiging aan een buitenlandsche firma opdracht werd gegeven het embleem te vervaardigen, dat de nationale gevoelens, die bij deze huldiging tot uiting kwamen, voor de toekomst moest ver zinnelijken, terwijl die vervaardiging aan de Nederlandsche industrie onthouden werd. De verontwaardiging over dit onbegrijpelijk tekort aan nationaal plichtsbesef bij een gelegenheid als deze, zal in breede kringen van ons volk stellig niet minder groot zijn, dan zij was bij ons, toen wij daarvan hoorden. Dit sterkt ons in het vertrouwen, dat een dergelijk diep be treurenswaardig feit zich nimmer zal herhalen. Beteekenis en inrichting ervan. Over deze „veiligheidslaan" voor automobi listen op de veiligheidsweek van de K. N. A. C., welke van 15 tot 22 October te 's-Gravenhage wordt gehouden kan het volgende worden meegedeeld. De Boorlaan, gelegen naast het Malieveld te 's-Gravenhage, zal als zoodanig worden inge richt en waar dit de eerste veiligheidslaan langs den openbaren weg in Nederland zal zijn, ver dient deze wel meer dan gewone belangstel ling. Kosteloos kan iedere automobilist in deze laan zijn wagen doen onderzoeken, voorname lijk op die onderdeelen, welke in verband met een veilig verkeer, gevaar zouden kunnen op leveren. Zoodra men de laan oprijdt en zoodoende het verlangen kenbaar maakt, de automobiel te doen onderzoeken ontvangt men een kaart, welke men op de verschillende stopplaatsen, welke duidelijk in de laan zijn aangegeven, aan de controleurs moet overhandigen. Achtereenvolgens worden gecontroleerd de verlichting, de ruitenwisscher, de achter- en stoplamp, terwijl ook de banden aan een on derzoek worden onderworpen. Een volgende controleur bekijkt of de speling in het stuurwiel de veiligheidsgrens al dan niet overschrijdt, terwijl even later de sporing der wielen op de controlekaart wordt geregis treerd. Hierna komt men, aan de remtest in stallatie. Met het oog op het komende seizoen is het wel zaak ervoor te zorgen, dat de remin- stallatie van de automobiel in uitstekenden staat is. Dan is men aan het einde van de laan gekomen. Een expert van de K.N.A.C. geeft aan de hand van de controlekaart zijn oordeel ove. de geiheele proef en reikt aan diegenen die de proef met goed gevolg hebben doorstaan een speciaal voor dit doel vervaardigd wim peltje uit. De controlekaart kan men behouden en indien hierop gebreken aangegeven zijn, zal men verstandig doen deze te laten nazien voor het te laat is. Den toch alleen kan men met het gevoel, dat men zelf gedaan heeft wat men kon om een veilig verkeer te bevorderen het seizoen van regen, mist, sneeuw en ij zei ingaan. Wij vestigen er met nadruk de aandacht op, dat de veiligheidslaan open staat voor iederen automobilist. De laan zal van 16 October a.s. af geopend zijn tot en het 21 October, Maandag a.s. van 9 uur v.m. tot 5 uur n.m. op de overige werkdagen van 8.30 uur v.m. tot 5 uur n.m. Anti-revolutionair oordeel. Hoe van anti-revolutionaire zijde wordt gedacht over het Verbond, dat aanvankelijk ook op Katholieken aantrekkingskracht scheen uit te oefenen, kan blijken uit een asterisk in het hoofdorgaan „De Standaard", waaraan het volgende is ontleend: Wij namen dezer dagen kennis van de rede, waarmede de voorzitter van het Nationaal Jongeren Verbond de jaarvergadering van dit Verbond opende. Meermalen is in onzen kring het optreden van dit Verbond met zekere blijdschap begroet, maar tevens werd duidelijk te verstaan gegeven, dat het niet als de orga nisatie voor onze jonge menschen kon worden beschouwd. Het lezen van die rede heeft ons in deze opvatting versterkt. Het is daarin al humanisme, wat de klok slaat. Dit spreekt in de overschatting van de be teekenis dezer organisatie. Gezegd wordt, dat deze nationaal jongeren den stoot hebben ge geven tot het nationaal reveil. Men moet maar durven. Dit spreekt in de onderschatting van anderer werk. Met geen woord wordt melding gemaakt van hetgeen de positief Christelijke groepen steeds hebben gedaan voor de verdediging onzer nationale goederen, voor de handhaving en doorwerking van het nationaal besef. Met geen woord wordt gedacht aan den arbeid, die met name in den tijd van den sterksten tegenstroom van onze zijde is verricht om de oogen van ons volk te openen voor de groote gevaren van het internationalisme, het onge zonde pacifisme, en het streven der ontwape- naars. Dit spreekt in de principieele zwakte tegen over anti-nationale stroomingen. Wij citeeren: „Veel is er sindsdien (sinds de oprichting van het Nat. Jongeren Verbond) veranderd, in, doch vooral buiten het Verbond. Dit in te zien brengt vanzelf de vraag mede: Moeten wij op bepaalde punten onze wijze van actie herzien, en zoo ja, in hoeverre Zooals reeds eerder gezegd, wij moeten rekening houden met het gestadig groeiend fascisme onder de jongeren. Velen kunnen hunne nationale ge voelens, die volkomen stroken met de idealen van het N.J.V., niet scheiden van den wensch om bepaalde politieke, cultureele, oeconomi- sche en sociale verhoudingen gewijzigd te zien. Innig is veelal de herboren nationale gedachte met dergelijke verlangens verbon den". Wij hebben er geen bezwaar tegen, dat men rekening houdt met het „groeiend fascisme", maar het ontmoet bij ons principieel bezwaar, dat men nalaat het fascisme te zien en te doen zien als een gevaar, dat het echte, natio nale, Nederlandsche leven bedreigt. De conclusie moet opnieuw en in nog ver sterkte mate luiden: Het N.J.V. is niet de or ganisatie voor onze jonge menschen. Het is niet de eerste maal, dat wij te dezer plaatse de smakeloosheid hekelen, waarvan de meeste kerkelijke volksliederen getuigen. Men behoeft waarlijk geen hoogeschool in muziek wetenschap doorloopen te hebben om in te zien (en te hooren), dat een groot deel der liederen welke ons katholieke volk zingt in de diverse tijdskringen van het kerkelijk jaar van zeer inferieure kwaliteit zijn. Het stemt tot wee moed te weten, dat het Roomsche volk besmet is met een dergelijke muziekachtige infectie. Geen wonder dat overal gezaghebbende stem men zich verheffen en middelen beraamd wor den om ons volk en de kerken te zuiveren door méér met muziek, en méér met geestelijke ele menten bezielde liederen daarvoor in de plaats te stellen. Onder den titel „Ons Nederlands Geestelik Volkslied" schrijft nu E. B. in het jongste num mer van het St. Gregoriusblad o.m. het vol gende „Op de laatste te Venray gehouden XVIIe Nederlandse Liturgiese Week is o.m. ook ge sproken over Levenswijding door het gees telik Volkslied. Mevr. Brom sprak in 't alge meen over het Nederlandse geestelik lied p. Eliseus Bruning meer in 't biezonder over het Nederl. Kerstlied. Waar echter de kon- klusies van beide sprekers (zonder enige af spraak) elkander zo volkomen dekten, en nog onderstreept werden door enige vooraanstaan de St. Gregorius-bestuurs-mannen, meende ik ook hier nog even de aandacht er op te mogen vestigen. Hoestaat het met ons Neder lands geestelik volkslied 't Is slechter geweest we zijn sinds 20 jaar 'n heel eind in de goede richting ge gaan, maar „me benne d'r nog niet"; bij lange na niet. 't Is waar, de „heerlike" liederen: Dat Jesus leev', Lieve Moeder van den Heer (met het jeugd-variant: Moeder, onze kraai is dood), Daalt omlaag, gij Vredesengelen, Wij allen zijn Maria's kinderen, met de plassende helse draak, enz. enz. beginnen, den hemel zij dank, langzamerhand tot het verdwijnende soort te behoren". „Wat is nu het allereerst nodig Datgene wat mevr. Brom en ondergeteken de als konklusie voorstelden, en wat door pastoor Hansen, voorzitter van de Bossche Greg.-Ver., zo krachtig werd onderstreept: een Kanon, een eenheids-bundel van geeste- like volksliederen, een 1520-tal liederen, die op alle scholen zouden moeten worden aan geleerd". In de „Koerier" van 26 Sept. schrijft de heer Monod o.a.: Er is een bevolkingsgroep, welke in het bij zonder in de beklemming is geraakt: de Indo- Europeesche. De beklemming is voor deze groep wat an ders en wat ergers dan een malaise-verschijn- sel alleen. Zij is veroorzaakt door de ontwik keling en verwikkeling van de Indische maat schappij in haar geheel. Zooals deze is ge bracht door een stelsel van intellectualistisch onderwijs. Meerderen achten daarom het stelsel fout. We kunnen het echter gerust aan de Com missie voor de Onderwijsreorganisatie overla ten om daarover te delibereeren. Wat op het oogenblik te doen valt is deze Indo-Europeesche bevolkingsgroep in het bij zonder te helpen. Nog is ook voor haar de maatschappelijke nood niet op het hevigst. Velen voelen nog zoo erg niet. Maar iedereen kan begrijpen wat voorzorg is. En dat voorzorg in dit geval noodig is. Daarvoor en daardoor is eene beweging ont staan, welke beoogt voor deze bevolkingsgroep een weg te vinden om uit de beklemming te geraken. Een weg, welke van de benauwd ge worden kantoor-atmosfeer terugvoert naar de vrije natuur, naar arbeid in de natuur, en welke daarom ook een natuurlijke uitweg is. Deze bevolkingsgroep bestaat voor een zeer groot deel uit Katholieken. En een weg tot een vrijer bestaan wil de Kolonisatiebeweging vinden. Daarom is er noodig een Katholieke koloni satie-beweging. Een beweging, waar de Katholieke gemeen schap met haar machtige stuwkracht achter komt te staan. Dat in de allereerste plaats wil de Stichting „Kolonisatie Poeloe Laoet". Te Amsterdam is overleden dr. J. A. F. Or- baan, privaat docent voor documenteele cultuur geschiedenis van Europa, in het bijzonder van Italië na de renaissance in betrekking tot de Nederlanden, aan de universiteit van Amster dam. De begrafenis heeft plaats op Zaterdag 14 October a.s. te 9.15 uur op de nieuwe Ooster begraafplaats. Prinses Astrid met den kleinen prins Baudoin en het prinsesje Josephine Char lotte, tijdens het kinderdefilé op het Marollenfeest. BATAVIA, 13 October. (ANETA) De dagvaardingen inzake de muiterij aan boord van de „De Zeven Provinciën" zullen Maandag 16 October aan de eerste groep der muiters worden beteekend. Aari den vooravond van de behandeling van de zaken der muiters door den Zeekrijgsraad te Soerabaja publiceert de „Java-Bode" mede deelingen (welke we geheel voor rekening van het blad laten. Redactie), over de houding der officieren van de „De Zeven Provinciën vóór en tijdens de muiterij aan boord van dit schip. Het blad merkt op, dat reeds ter reede van Soerabaja van den Marine-commandant een telegrafische waarschuwing was ontvangen. Op ontvangst hiervan merkte de comman dant, kapitein-luitenant ter zee Eikenboom, op, dat van de pistolen geen gebruik mocht worden gemaakt indien zich een of ander voor deed. De commandant dacht hierbij niet aan muiterij, noch aan minder ernstige handelin gen. Het plan tot muiterij, onder leiding van den korporaal Bosschart, werd te Sabang aan den wal en aan boord tusschen Sabang en Oleh- Leh gemaakt. Het signaal der muiterij Voor het signaal tot muiterij weerklonk meldde de sergeant-constabel Van Florestin in de long room dat uit de verlaat-rol-kist muni tie was ontvreemd. Dit bericht werd een oogen blik later door den luitenant ter zee Reynierse bevestigd. Hij voegde aan deze mededeeling toe, dat de officieren de pistolen moesten laden. Hoeveel munitie er gestolen was kon niet wor den nagegaan, daar de inventarislijst niet bij de hand was. De officieren snelden naar hun hutten, doch aangezien de patronen voor de pistolen gebor gen waren in dichtgesoldeerde doosjes kon de bewapening niet zoo snel geschieden. Daarop klonk het fluitsignaal, waarmede de muiters in actie werden gebracht en dat van tevoren was afgesproken. Den officieren werd door de muiters aange zegd dat zij zich rustig hadden te houden en zich naar het achterschip hadden te begeven, waar zij moesten blijven. Het blad gaat dan voort: „Geen der officieren heeft zich verzet; en hoewel zij voor des nachts 1 uur, het tijdstip waarop het schip wegvoer, wel over geladen pistolen beschikten, is ook geen enkele poging beproefd om tegenover de muiters op te treden. De officieren zagen af van het verzet, waar toe zij verplicht waren, omdat dit toch niet zou hebben gegeven in verband met de getal sterkte van de muiters. De luitenant ter zee der derde klasse A. N. baron de Vos van Steenwijk was bij het uit breken van de muiterij in de radiohut vanwaar hij eerst Soerabaja, daarna Scheveningen op riep met het verzoek Soerabaja van het uit breken van de muiterij op de hoogte te stellen. Op dat oogenblik naderden Bosschart en Pa- radja (twee der hoofdleiders) den seinenden officier in de radio-hut, waarop korporaal Bos schart dezen opdroeg heen te gaan. Luitenant ter zee De Vos van Steenwijk die gewapend was met een geladen revolver dreig de den muiter even, doch toen hij zag, dat meer dere muiters kwamen, ging hij gewillig mee. Ook hier weer dus geen spoor van eenig verzet, of van een ernstige poging de muiterij In het begin te smoren. Een deputatie der muiters. Nadat het muitende schip van de reede was weggestoomd kregen de officieren van de mui ters het bevel om zich in de long room te ver zamelen teneinde aldaar een deputatie te ont vangen. Hoewel de luitenant ter zee der derde klasse J. G. Stegeman daar aanvankelijk tegen was, werd de deputatie der muiters ontvangen en te woord gestaan. Korporaal Bosschart sprak namens de Euro peanen, terwijl Paradja namens de inlanders het woord voerde. Beiden deelden mede, dat de muiters geen kwaad in den zin hadden en niet voornemens waren van wapens gebruik te maken. Een der oudere officieren bleek volstrekt niet gestemd te zijn voor verzet. „Alles moest", zoo zeide deze officier, „zoo soepel mogelijk verloopen." De muiters wilden zich weer onder de officieren stellen. Toen de muiters uit de radio-berichten ver namen, dat zij in Holland en in Indië voor communisten werden aangezien, besloot de meerderheid der muiters zich weer onder de. officieren te stellen, en den Commandant aan boord toe te laten. Hiertegen verzette zich Ka- wilarang, die de „De Zeven Provinciën" be stuurde. Door dit verzet is men op het plan om zich weer onder de officieren te stellen, teruggekomen. Gedurende de vaart toonde de oproerige be manning eerbied voor de vlag. Toen het eskader in zicht kwam en de eisch gesteld werd de witte vlag te hijschen werd dit niet serieus opgenomen en gezegd: „Ze doen toch niets. Het is bangmakerij, er zijn immers officieren aan boord". Nadat de bom bijna 50 dooden en gewonden had gemaakt sprongen de officieren, dreigend met de revolver in de hand te voorschijn, waar op korporaal Bosschart met ongewilde ironie zeide: „Het is nu niet meer noodig." Voorts is gebleken dat de luitenants ter zee der derde klasse A. N. baron de Vos van Steen wijk en R. Ritsema van Eek een paar malen onder hun collega's het denkbeeld opperden een overval op de muiters te doen. Anderen vonden dit nutteloos. Toch deden de muiters niet erg bloeddorstig. Toen een jong matroos met een geladen geweer zat te spelen en door een verkeerde beweging het schot afging, ontstond onder de muiters een volslagen paniek. Geduren de reis ging het onder de officieren zeer gemoedelijk toe. De officier van den marine-stoomvaartdienst der derde klasse W. Beets en de officier van gezondheid der tweede klasse H. C. Bos zaten voortdurend te bridgen. Op een dag dat het schip langs Sumatra voer namen de muiters den voorraad geweren en munitie op, waarbij bleek dat een paar gewe ren ontbraken. De muiters zeiden, dat de offi cieren die wel zouden hebben genomen, waar na bij hen visiatie werd gehouden. Enkele offi cieren hadden hiertegen bezwaren, maar ande ren zeiden: „Laat ze maar". MADRID, 13 October. (R.O.) De interparle mentaire conferentie heeft eenstemmig een ontwerpresolutie aangenomen, waarin maat regelen worden voorzien, welke ten doel heb ben een grootere regeeringsstabiliteit te ver zekeren, alsmede een vereenvoudiging van de parlementaire procedure teneinde vertraging in de besluiten te vermijden en eén betere uit werking der verschillende wetten mogelijk te maken. De conferentie heeft verder den wensch uit gesproken, dat de ratificatie van internationale conventies aan een volksstemming zal worden onderworpen. Overzicht van Januari tot October. Aan de maandstatistiek van den in-, uit- en doorvoer, uitgegeven door het Centraal bureau voor de statistiek is het volgende ontleend: Het aantal uitgevoerde paarden was in Jan./ Sept. belangrijk grooter dan in hét overeen komstige tijdvak van 1932 en bedroeg 4.121 stuks ter waarde van ruim 1 millioen gulden (Jan.- Sept. '32 2.457 stuks ter waarde van 698.000). Frankrijk, België en Duitschland betrokken alle een grooter aantal stuks. Slachtvee- Van slachtvee werden in Jan.-Sept. 1.872 stuks uitgevoerd (Jan.-Sept. 1932 1.668). Van fok vee gerlieten in Jan.-Sept. 642 stuks ons land (Jan.- Sept. 1932 652). Hiervan betrokken België en Frankrijk resp. 103 en 392 stuks, hetgeen min der was dan in 1932. Italië (71) en Spanje (59) namen echter een grooter aantal stuks af dan in het overeenkomstige tijdvak van het vorige jaar. Van melk- en kalfkoeien was België (1.381) de grootste afnemer, hoewel dit land 508 stuks minder betrok dan in Jan.-Sept 1932. Italië (957) daarentegen nam 782 stuks meer af. Even eens was de uitvoer naar Spanje (95) en Al giers (119) grooter. Totaal verlieten 2.640 stuks ons land (Jan.-Sept. 1932 2.478 stuks). De export van jongvee bedroeg in Jan.-Sept. 8.765 stuks (Jan-Sept 1932 6.580). Vooral in België vond dit vee een goed afzetgebied even als in Italië en Spanje, Frankrijk daarentegen nam een geringer aantal af. Het uitvoercij'fer van varkens Jan.-Sept. 7.604 (Jan.-Sept. 1932 27.896) liep sterk terug, vooral door een min der grooten afzet naar België. Schapen werden ten getale van 4.399 stuks geëxporteerd (Jan.-Sept. 1932 7.475). Vooral naar Frankrijk (1.720) ging een geringer aantal. Pluimvee. Alhoewel Duitschland (2.128.173) eet} grooter aantal stuks pluimvee afnam, verminderde de totale export, met ruim 305.405 stuks. Totaal verlieten 3.434.461 stuks ter waarde van ruim millioen gulden ons land (Jan.-Sept. 1932 3.739.866 stuks ter waarde van ruim 2 (,4 mil lioen gulden) waarvan 528.173 naar België, 398.059 naar Italië en 311.086 stuks naar Zwit serland werden geëxporteerd. Geslacht pluim vee ontmoette een goede vraag in de voor naamste afzetlanden. De export bedroeg in Jan.-Sept. 2.653 ton ter waarde van ruim 1% millioen gulden (Jan.-Sept. 1932 2.184 ton). Vleesch. De uitvoer van versch rundvleesch -bedroeg in de afgeloopen 9 maanden 13.471 ton ter waar de van bijnfi 5 millioen gulden (Jan.-Sept. 1932 14.363 ton) Italië (4.191) nam een grootere, Bel gië (5.423) en Frankrijk (3.849) een geringere hoeveelheid af. Van rund- en kalfsvleesch wer«j in Jan.-Sept. 699 ton geëxporteerd (Jan.-Sep*. 1932 2.330 ton) waarvan naar België 519 ep. Frankrijk 116 ton. De export van schapevleetirj bedroeg in Jan.-Sept. 2.692 ton ter waarue van bijna iy2 millioen gulden België (1.514) en Frankrijk (1.165) waren de belangrijkste af nemers. Bacon ontmoette in het afgeloopen jaar een grootere vraag dan in Jan.-Sept. 1932. Totaal werd 37.045 ton ter waarde van ruim 15 millioen gulden uitgevoerd (Jan.-Sept. 1932 29.818 ton ter waarde van bijna 12 millioen gulden). Groot Britannië nam 35.802 ton af. Gezouten varkens- vleesch en spek werd in Jan.-Sept. door Duitschland (8.361) minder gevraagd dan het jaar tevoren en ook Italië (994) nam een ge ringere hoeveelheid af. Totaal verliet 11.507 ton ter waarde van bijna 4y2 millioen gulden ons land (Jan.-Sept. 1932 21.217 ton ter waarde van ruim 6y2 millioen gulden). Boter en kaas. De export van boter nam in Jan.-Sept. enorm toe vergeleken met het overeenkomstige tijdvak van het vorige jaar (Jan.-Sept. 1933 23.570 ton Jan.-Sept. 1932 12.551 ton). De waarde van deze uitgevoerde hoeveelheid bedroeg echter slechts ruim 141-2 millioen gulden (Jan.-Sept. 1932 bijna 12 millioen gulden). Duitschland (10.276) en Engeland (7.742) betrokken grootere hoeveel heden. In de afgeloopen maand was de uitvoer van boter iets geringer dan in Augustus. De kaasexport liep in Januari-Sept. belangrijk terug (Jan.-Sept. 1933 48.844 ton ter waarde van bijna 21 y2 millioen gulden en Jan.-Sept. 1932 58.764 ton ter waarde van ruim 26% millioen gulden). Alle soorten kaas werden minder uit gevoerd. Duitschland (19.209), Engeland (4.850) en Frankrijk (5.918) namen alle minder groote hoeveelheden af. Slechts België (13.222) betrok een ongeveer gelijke hoeveelheid. Eveneens was de uitvoer in September geringer dan'in de overeenkomstige maand van het vorige jaar (Sept. 1933 5.753 ton Sept. 1932 8.103 ton). Gecondenseerde gesuikerde volle melk verliet in Jan.-Sept. in een hoeveelheid van 21.570 ton ter waarde van ruim 4 y2 millioen gulden ons land (Jan.-Sept. 1932 19.943 ton ter waarde van ruim 5 millioen gulden, waarvan naar Engeland 4.486 en Br. Malakka 3.326 ton. Engelaiwi (87.441) nam minder gecondenseerde gesuikerde onder- melk af. Totaal werd 95.640 ton ter waarde van ruim 10 millioen gulden uitgevoerd (Jan.-Sept. 104.881 ton). De uitvoer van ongesuikerdë volle melk bleef ongeveer gelijk (Jan.-Sept. 13.493 ton ter waar de van 2% millioen gulden; Jan.-Sept. 1932 13.301 ton ter waarde van ruim 3 millioen gul den). De export van melkpoeder voor gesterili seerde melk en Caseine nam toe. Eieren. Door geringer export van eieren naar Duitsch land (34.907) en Engeland (7.359) verminderde de totale export van dit product enorm en be droeg in Jan.-Sept. 46.095 ton ter waarde van bijna 17 millioen gulden tegen in Jan.-Sept. 1932 67.763 ton ter waarde van bijna 27 millioen gulden. Ook de export van andere eieren en eiproducten was geringer. De uitvoer van gra nen was gering. Erwten werden in ongeveer gelijke hoeveelheden uitgevoerd. De export van boenen was gering. Fijne zaden verlieten in ongeveer gelijke hoeveelheden ons land. De totale uitvoer van uien en sjalotten be droeg 68.558 ton ter waarde van ruim 2 millioen gulden (Jan.-Sept. 1932 66.920 ton ter waarde van ruim 5 millioen gulden). Van klei- veen- en zandaardappelen werden resp. 130.015 ton ter waarde van bijna 2 mil lioen gulden, 546 ton en 10.302 ton geëxporteerd (Jan.-Sept. 1932 121.629 top ter waarde van ruim 4 millioen gulden, 95.481 en 110.646 ton). Frankrijk (4.108) betrok in Jan.-Sept. minder pootaardappelen. Zwitserland en Brazilië na men resp. 1.290 en 659 ton af 'van totaal 23.778 ton ter .waarde van ruim millioen gulden (Jan.-Sept. 1932 28.480 ton ter waarde van bijna 1V2 millioen gulden). Aardappelmeel (Jan.-Sept. 48.750 ton ter waarde van ruim 3y2 millioen gulden) verliet in ongeveer gelijke hoeveelheden ons land. Stroocarton werd evenals suiker iets meer uit gevoerd; de uitvoer bedroeg resp. 156.752 ton ter waarde van ruim 6y2 millioen gulden ea 30.197 toa ter waarde van ruim 2 millioen gu! ten.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 2