2
JULES PERSIJN t.
ZATERDAG 14 OCTOBER 1933
EEN GROOT VERLIES VOOR
VLAANDEREN EN VOOR
HOLLAND.
CREDIETHULP AAN DEN MIDDEN
STAND.
Wijziging winkelsluitingswet voor
den duur der crisis.
Actueele vraagstukken besproken in
den middenstandsraad.
DE MUITERIJ AAN BOORD VAN
DE „ZEVEN PROVINCIËN".
BEDROEVEND EN BESCHAMEND.
HET KERKELIJKE VOLKSLIED.
HET NATIONAAL JONGEREN
VERBOND.
DE
VEILIGHEIDSLAAN" DER
K. N. A. C.
Naar een eenheidsbundel voor alle
scholen.
INDO'S EN KOLONISATIE
DR. J. A. F. ORB AAN f.
DE EERSTE DAGVAARDINGEN.
De houding der officieren
UITVOER VAN LANDBOUW
PRODUCTEN.
VOOR VEREENVOUDIGING VAN DE
PARLEMENTAIRE PROCEDURE.
Melk
Ongetwijfeld zal ook in ons land in zeer
breede kringen met groote deernis het bericht
zijn ontvangen van het tragisch overlijden van
dr. Jules Persijn.
Wij wisten, dat het sinds lang niet goed met
hem ging. Heeft deze geweldige werker ten
slotte te veel van zich gevergd? En zoo is hij
dan, al te vroeg, ontrukt aan zijn veelomvat-
tenden arbeid en aan zijn groot en prachtig
gezin.
In ons land en meer in het bijzonder onder
ons, Katholieken, zal dr. Jules Persijn wel
vooral bekend blijven, als de levensbeschrij
ver van dr.Schaepman. Wat tot heden daarvan
tot ons kwam helaas! moet ook dit werk
onvoltooid blijven draagt wel het kenmerk
van den oorspronkelijken vorm, waarin deze
biografie voor een deel verscheen, n.l. als dag
blad-feuilleton. Wel laat de auteur heel sterk
andere personen in zijn werk aan het woord,
maar waar hij zelf spreekt tintelt alles van zijn
fijnen, speelschen Vlaamschen geest, die keer
op keer zoo scherp weet te teekenen en uit
te beelden, al kwam hij tegenover de Schaep-
man-figuur steeds vreemder te staan, naarmate
deze meer in het politieke leven opging. Het
blijft wel heel jammer, dat dit werk, door prof.
Brom met de geschiedschrijving van Georges
Goyau vergeleken, onvoltooid bleef. Wij hopen,
dat alle maatregelen zullen zijn of worden
getroffen, opdat al de voorbereidende arbeid,
dien dr. Persijn ongetwijfeld nog heeft ver
richt, door deskundige en bevoegde hand tot
zijn recht zal worden gebracht.
Maar niet alleen door zijn werk als histo
ricus heeft Persijn zich voor Noord-Nederland
groote verdiensten verworven. Talrijke banden
van persoonlijke vriendschap verbonden hem
hier met schrijvers en publicisten en vanuit zijn
hoogen Vlaamschen uitkijkpost heeft hij de ont
wikkeling van het katholieke beschavingsleven
in onze gewesten met vurige belangstelling ge
volgd. Menig enthousiast opstel over bekende
figuren uit de „Van Onzen Tijd"-generatie ge
tuigt voor zijn daadwerkelijk meeleven.
Maar Persijn heeft gegeven wat hij te geven
had, hij heeft gearbeid zooveel en zoo lang hij
kon.
Nadat hij twee jaar geleden een zware ope
ratie onderging, is hij de laatste maanden hard
achteruitgegaan. Hij leed sedertdien aan zware
zenuwcrisissen tengevolge van uitputting en
zijn herstel van gezondheid en geestesfrisch-
heid werd met alle middelen beproefd, maar
kon helaas niet worden bereikt.
„Met eenig recht kan men zeggen, schrijft
„De Standaard", aan welk blad wij deze laatste
bijzonderheden ontleenen, „dat deze dappere
werker voor Vlaanderens geestelijke groot-
making door uitputting van krachten den dood
is ingestort."
En wij moeten denken aan een woord, dat
Persijn zelf vijf jaar geleden sprak aan de
groeve van Dr. Alphons Ariëns:
„Wijs mij een tweede die zooveel als deze
heeft gearbeid, en zoo weinig voor zichzelf.
Niets ontzag hij als er goed viel te stichten,
zijn gezondheid nog het minst van al
Jules Persijn, bronzen buste van Ernest
!- Jqi-' TT/-
isitir IVijnents.
Jules Persijn werd in 1878 te Wachtebeke,
•eeniidorpje in Oost-Vlaanderen, geboren. Voor
hij zijn studies te Leuven begon bracht hij
twee jaren in Rome door, waar de Vlaamsche
dorpsjongen zich reeds tot wereldburger
vormde.
In 1902 besloot hij zijn studies met een
doctoraat in de Germaansche taal en letter
kunde. Zijn proefschrift, waarbij hij de lei
ding genoot van den bekenden prof. Scharpé
was een geschiedenis van het tooneel te Ant
werpen in de negentiende eeuw, na de scheu
ring van Noord en Zuid.
Het was een beëindiging en tevens een begin.
Want Persijn heeft ontzaglijk, onafgebroken en
bijna roekeloos, gewerkt. Zijn oogenschijnlijk
kalme loopbaan gaat over verschillende amb
tenaars- en leeraarsbetrekkingen. Het laatst
was hij leeraar aan het Hooger Handelsge
sticht te Antwerpen en professor aan de Uni
versiteit van Gent.
Maar rusteloos was hij de jaren door als pu
blicist werkzaam. Er valt niet aan te denken
om een overzicht te geven van de geschriften,
die Vlaanderen en Rolland .danken aan zijn
vruchtbare pen. Hij heeft er het literatuur
onderwijs van zijn land op hooger peil mee ge
bracht, hij heeft de Vlamingen als Europeërs
leeren zien en denken, eerstens door zijn volk
aan zichzelf te openbaren en vervolgens door
het heen te leiden naar de edelste schatten van
de wereldliteratuur.
Behalve zijn breed-opgezette levensbeschrij
ving van Dr. Schaepman, schreef hij aan meer
omvangrijke werken een studie over August
Snieders en zijn tijd (in 3 deelen) en een uit
voerige monografie over Hendrik rosen (twee
deelen). Zijn vele voordrachten en tijdschrift
artikelen vhij was een der ijverigste krach
ten van de „Dietsche Warande en Belfort")
heeft hij in een aantal bundels samengebracht,
zooals „Over Letterkunde" (vier deelen), de
„Gedenkdagen" I en II en de „Studiën en Le
zingen" I en II, waarin men opstellen vindt
over uiteenloopende onderwerpen, maar voor
al over letteren en tooneel.
De eigen taal en cultuur hadden de voorkeur
bij Jules Persijn en welhaast alle Vlaamsche
dichters en schrijvers heeft zijn enthousiaste,
gulle en graag-bewonderende welsprekendheid
bij zijn volk ingeleid.
Maar hij zocht tevens vaak zijn stof in den
vreemde. Rij was b.v. een goed kenner van de
Scandinaviërs en over vele figuren van de
Fransche letterkunde heeft hij zijn altijd
lezenswaardige opstellen geschreven.
De neiging van zjjn naar synthese verlan
genden geest ging zonder twijfel uit naar de
vergelijkende literatuurgeschiedenis en een
lezing te Brugge in 1923, mede naar aanleiding
van Kalff's „Westeuropeesche Letterkunde"
geeft duidelijk blijk van zijn belangstellende
liefde voor deze jonge wetenschan. „Tegenover
de duizend vraagjes, die in de philologie wor
den behandeld", zeide hij daar, „blijven steeds
de groote vragen staan, de eenige van beteeke-
nis voor de beschaving en voor de geschiede
nis van den geest". En hij richtte het oog op de
studie der letterkunde als hoogste levensuiting,
in haar wisselwerking onder de volkeren. Hij
zelf heeft die wetenschap („die al een grooten
naam heeft vóór ze nog maar in 't klein, voor
een betrekkelijk schamel deeltje, heeft ver
richt, datgene waartoe ze geroepen is") slechts
uit de verte gediend, maar hij heeft er op zijn
wijze overvloedige stof voor aangedragen.
Bij de hulde aan Persijn op zijn 50sten
verjaardag (9 September 1928) gebracht, heeft
Mgr. Prof. Hoogveld dan ook namens de Hol-
landsche vrienden verklaard: „Zoo de Nijmeeg-
sche universiteit er toe had kunnen overgaan
een leerstoel voor vergelijkende literatuur-ge-
sahiedenis op te richten, het zou haar een
vreugde zijn geweest naast de andere Vlaam
sche collega's dezen uitstekenden kenner der
wereldliteratuur te mogen begroeten."
Het heeft niet zoo mogen zijn. Dit levenswerk
Is thans afgebroken. Te veel ervan is onvol
tooid gebleven, te veel is in fragmenten blij
ven liggen, te veel mist de substantie waaraan
we het rijpe en bezonken werk herkennen.
Woensdag hield de Middenstandsraad onder
presidium van mr. A. I. M. J. Baron van
Wijnbergen zijn 155ste vergadering, welke een
bijzonder karakter droeg, doordat zij grooten-
deels werd bijgewoond door mr. T. J. Ver
schuur, minister van Economische Zaken.
Met instemming van den Raad gewaagde de
voorzitter met erkentelijkheid van hetgeen
reeds eer door dezen bewindsman in het belang
van den middenstand tot stand was gebracht.
Spr. wees in dit verband op de werkzaamheid
van den middenstandsdienst ten departemente,
alsook op de oprichting van het Economisch
Instituut voor den Middenstand.
Vervolgens kwamen ingevolge het verzoek
van den minister, die den wensch kenbaar had
gemaakt, inzake de desiderata op het gebied
van den middenstand mondeling met den Raad
van gedachten te wisselen, verschillende ac
tueele vraagstukken aan de orde.
Met betrekking tot de wettelijke regeling van
het afbetalingsstelsel kan worden geconstateerd,
dat de regeering bereids in deze richting dili
gent is; hetzelfde geldt van het vraagstuk der
crediethulp voor door de crisis getroffen mid-
denstandsbedrijven, waarover inmiddels door
den Raad schriftelijk advies is uitgebracht. Voor
beide onderwerpen is een wetsontwerp in
voorbereiding.
Inzake de winkelsluitingswet deelde de mi
nister mede, dat een wijzigingsontwerp kan
worden tegemoetgezien, hierop neerkomende,
dat van een principieele wijziging geen sprake
is, doch wel uitsluitend voor den duur der
crisis, voor zoover de noodzakelijkheid daar
van blijkt, voor bepaalde branches in beperkte
mate op Zondag meer verkoopgelegenheid zal
worden gegeven. Voorts zal ook met de belan
gen der Joodsche winkeliers rekening worden
gehouden.
Nu blijkens mededeeling van den voorzitter
de landelijke organisaties van den middenstand
inzake den verkoop door middel van automaten
over eenige punten'welke voor wettelijke rege
ling in aanmerking komen, tot algeheele over
eenstemming zijn gekomen, zegdè de Minister
toe een dergelijke regeling te zullen bevorde
ren.
Het denkbeeld eener wettelijke regeling Van
het cadeaustelsel heeft voor zoover daarvoor een
inderdaad bevredigende oplossing kan worden
gevonden aanvankelijk de sympathie van den
Minister, die intusschen het advies van den Nij-
verheidsraad wenscht af te wachten.
Overigens kwam nog ter sprake de wensche-
lijkheid eener wettelijke regeling inzake uit»
verkoopen, waaromtrent het Economisch In
stituut voor den Middenstand het noodige fei
tenmateriaal bijeen zal brengen. De Minister
verklaarde zich bereid, ook aan dit punt zijn
volle aandacht te wijden.
Van de wenschen van belanghebbenden in
zake een verbod van verkoop van tabaksfabri
katen beneden banderolleprijs en beperking van
het aantal tabaksvergunningen bleek de Minis
ter op de hoogte te zijn; overleg over deze pun
ten met den Minister van Financiën is reeds
begonnen. De Middenstandsraad besloot ove
rigens daarover alsnog schriftelijk van advies
te dienen.
Tenslotte werd uit het midden van den Raad
gewezen op de bezwaren, welke het bakkers
bedrijf in sommige grensgemeenten van den in
voer van brood uit België ondervindt, terwijl
tevens de wenschelijkheid ter sprake kwam om
tot de mogelijkheid eener snelle gerechtelijke
inning van kleine vorderingen te geraken.
LEDEN VAN HET GERECHTSHOF tijdens het plaatselijk onderzoek op de trappen van het
Rijksdaggebouw.
Nationale industrie gepasseerd voor
een „nationaal" speldje.
We lezen in „de Ned. Werkgever", orgaan
van het Verbond van Ned. werkgevers:
Aan de deelnemers van de Nationale hulde-
betooging op 9 September j.l. in het Stadion
te Amsterdam werd door het uitvoerend comité
voor de Nationale huldiging een speldje uitge
reikt. Later deelde het uitvoerend comité nog
in de pers mede, dat er een buitengewoon
groote belangstelling en navraag bestond voor
deze zeer fraai uitgevoerde speldjes, welke voor
iedereen te verkrijgen waren bij het secreta
riaat van het comité. Daarbij sprak het comité
de hoop uit, dat nog vele personen deze her
innering aan het groote défilé zouden koopen,
Tot onze niet geringe verwondering en er
gernis is ons thans echter het bijna ongeloof e-
lijke feit ter oore gekomen, dat dit herinne
ringsspeldje buitenlandsch fabrikaat is, niet
tegenstaande er een aanbieding voor de ver
vaardiging ervan was gedaan van Nederlandsch
fabrikaat.
Zie, dit is toch wel bij uitstek bedroevend
en beschamend: dat bij een grootsche huldiging
als deze, waarin de nationale gedachte haar
culminatiepunt vond, het aandenken aan die
huldiging, bestemd om tot in lengte van dagen
deze bij uitstek nationale gebeurtenis in de
herinnering van talloos vele Nederlanders te
doen voortleven, van een buitenlandsche fa
briek afkomstig moet zijn, hoewel men in
Nederland evengoed in staat was dit te ver
vaardigen, ja, zich daartoe bereid had ver
klaard. Wij willen niemand in het bijzonder
hiervan een verwijt maken, overtuigd als wij
zijn, dat de organisatoren van de huldiging in
het Stadion daaraan stellig niet gedacht heb
ben, terwijl het ons niet erom te doen is be
paalde personen te treffen. Maar dat hier een
zeer laakbare fout is begaan, is voor betwiS'
ting niet vatbaar.
In een tijd als de tegenwoordige, nu het meer
dan ooit een zaak van nationale plicht is, werk,
dat in ons land kan worden verricht, niet naar
het buitenland te laten gaan, is het eenvoudig
ontstellend, dat bij deze nationale huldiging
aan een buitenlandsche firma opdracht werd
gegeven het embleem te vervaardigen, dat de
nationale gevoelens, die bij deze huldiging tot
uiting kwamen, voor de toekomst moest ver
zinnelijken, terwijl die vervaardiging aan de
Nederlandsche industrie onthouden werd. De
verontwaardiging over dit onbegrijpelijk tekort
aan nationaal plichtsbesef bij een gelegenheid
als deze, zal in breede kringen van ons volk
stellig niet minder groot zijn, dan zij was bij
ons, toen wij daarvan hoorden. Dit sterkt ons
in het vertrouwen, dat een dergelijk diep be
treurenswaardig feit zich nimmer zal herhalen.
Beteekenis en inrichting ervan.
Over deze „veiligheidslaan" voor automobi
listen op de veiligheidsweek van de K. N. A. C.,
welke van 15 tot 22 October te 's-Gravenhage
wordt gehouden kan het volgende worden
meegedeeld.
De Boorlaan, gelegen naast het Malieveld te
's-Gravenhage, zal als zoodanig worden inge
richt en waar dit de eerste veiligheidslaan langs
den openbaren weg in Nederland zal zijn, ver
dient deze wel meer dan gewone belangstel
ling. Kosteloos kan iedere automobilist in deze
laan zijn wagen doen onderzoeken, voorname
lijk op die onderdeelen, welke in verband met
een veilig verkeer, gevaar zouden kunnen op
leveren.
Zoodra men de laan oprijdt en zoodoende het
verlangen kenbaar maakt, de automobiel te
doen onderzoeken ontvangt men een kaart,
welke men op de verschillende stopplaatsen,
welke duidelijk in de laan zijn aangegeven,
aan de controleurs moet overhandigen.
Achtereenvolgens worden gecontroleerd de
verlichting, de ruitenwisscher, de achter- en
stoplamp, terwijl ook de banden aan een on
derzoek worden onderworpen.
Een volgende controleur bekijkt of de speling
in het stuurwiel de veiligheidsgrens al dan
niet overschrijdt, terwijl even later de sporing
der wielen op de controlekaart wordt geregis
treerd. Hierna komt men, aan de remtest in
stallatie. Met het oog op het komende seizoen
is het wel zaak ervoor te zorgen, dat de remin-
stallatie van de automobiel in uitstekenden
staat is. Dan is men aan het einde van de laan
gekomen. Een expert van de K.N.A.C. geeft
aan de hand van de controlekaart zijn oordeel
ove. de geiheele proef en reikt aan diegenen
die de proef met goed gevolg hebben doorstaan
een speciaal voor dit doel vervaardigd wim
peltje uit. De controlekaart kan men behouden
en indien hierop gebreken aangegeven zijn, zal
men verstandig doen deze te laten nazien voor
het te laat is. Den toch alleen kan men met
het gevoel, dat men zelf gedaan heeft wat men
kon om een veilig verkeer te bevorderen het
seizoen van regen, mist, sneeuw en ij zei ingaan.
Wij vestigen er met nadruk de aandacht op,
dat de veiligheidslaan open staat voor iederen
automobilist. De laan zal van 16 October a.s. af
geopend zijn tot en het 21 October, Maandag
a.s. van 9 uur v.m. tot 5 uur n.m. op de overige
werkdagen van 8.30 uur v.m. tot 5 uur n.m.
Anti-revolutionair oordeel.
Hoe van anti-revolutionaire zijde wordt
gedacht over het Verbond, dat aanvankelijk
ook op Katholieken aantrekkingskracht scheen
uit te oefenen, kan blijken uit een asterisk in
het hoofdorgaan „De Standaard", waaraan het
volgende is ontleend:
Wij namen dezer dagen kennis van de rede,
waarmede de voorzitter van het Nationaal
Jongeren Verbond de jaarvergadering van dit
Verbond opende. Meermalen is in onzen kring
het optreden van dit Verbond met zekere
blijdschap begroet, maar tevens werd duidelijk
te verstaan gegeven, dat het niet als de orga
nisatie voor onze jonge menschen kon worden
beschouwd. Het lezen van die rede heeft ons
in deze opvatting versterkt.
Het is daarin al humanisme, wat de klok
slaat.
Dit spreekt in de overschatting van de be
teekenis dezer organisatie. Gezegd wordt, dat
deze nationaal jongeren den stoot hebben ge
geven tot het nationaal reveil. Men moet maar
durven.
Dit spreekt in de onderschatting van anderer
werk. Met geen woord wordt melding gemaakt
van hetgeen de positief Christelijke groepen
steeds hebben gedaan voor de verdediging
onzer nationale goederen, voor de handhaving
en doorwerking van het nationaal besef. Met
geen woord wordt gedacht aan den arbeid, die
met name in den tijd van den sterksten
tegenstroom van onze zijde is verricht om de
oogen van ons volk te openen voor de groote
gevaren van het internationalisme, het onge
zonde pacifisme, en het streven der ontwape-
naars.
Dit spreekt in de principieele zwakte tegen
over anti-nationale stroomingen. Wij citeeren:
„Veel is er sindsdien (sinds de oprichting van
het Nat. Jongeren Verbond) veranderd, in,
doch vooral buiten het Verbond. Dit in te
zien brengt vanzelf de vraag mede: Moeten
wij op bepaalde punten onze wijze van actie
herzien, en zoo ja, in hoeverre Zooals reeds
eerder gezegd, wij moeten rekening houden
met het gestadig groeiend fascisme onder de
jongeren. Velen kunnen hunne nationale ge
voelens, die volkomen stroken met de idealen
van het N.J.V., niet scheiden van den wensch
om bepaalde politieke, cultureele, oeconomi-
sche en sociale verhoudingen gewijzigd te
zien. Innig is veelal de herboren nationale
gedachte met dergelijke verlangens verbon
den".
Wij hebben er geen bezwaar tegen, dat men
rekening houdt met het „groeiend fascisme",
maar het ontmoet bij ons principieel bezwaar,
dat men nalaat het fascisme te zien en te
doen zien als een gevaar, dat het echte, natio
nale, Nederlandsche leven bedreigt.
De conclusie moet opnieuw en in nog ver
sterkte mate luiden: Het N.J.V. is niet de or
ganisatie voor onze jonge menschen.
Het is niet de eerste maal, dat wij te dezer
plaatse de smakeloosheid hekelen, waarvan de
meeste kerkelijke volksliederen getuigen. Men
behoeft waarlijk geen hoogeschool in muziek
wetenschap doorloopen te hebben om in te zien
(en te hooren), dat een groot deel der liederen
welke ons katholieke volk zingt in de diverse
tijdskringen van het kerkelijk jaar van zeer
inferieure kwaliteit zijn. Het stemt tot wee
moed te weten, dat het Roomsche volk besmet
is met een dergelijke muziekachtige infectie.
Geen wonder dat overal gezaghebbende stem
men zich verheffen en middelen beraamd wor
den om ons volk en de kerken te zuiveren door
méér met muziek, en méér met geestelijke ele
menten bezielde liederen daarvoor in de plaats
te stellen.
Onder den titel „Ons Nederlands Geestelik
Volkslied" schrijft nu E. B. in het jongste num
mer van het St. Gregoriusblad o.m. het vol
gende
„Op de laatste te Venray gehouden XVIIe
Nederlandse Liturgiese Week is o.m. ook ge
sproken over Levenswijding door het gees
telik Volkslied. Mevr. Brom sprak in 't alge
meen over het Nederlandse geestelik lied
p. Eliseus Bruning meer in 't biezonder over
het Nederl. Kerstlied. Waar echter de kon-
klusies van beide sprekers (zonder enige af
spraak) elkander zo volkomen dekten, en nog
onderstreept werden door enige vooraanstaan
de St. Gregorius-bestuurs-mannen, meende ik
ook hier nog even de aandacht er op te
mogen vestigen. Hoestaat het met ons Neder
lands geestelik volkslied
't Is slechter geweest we zijn sinds 20
jaar 'n heel eind in de goede richting ge
gaan, maar „me benne d'r nog niet"; bij lange
na niet.
't Is waar, de „heerlike" liederen: Dat Jesus
leev', Lieve Moeder van den Heer (met het
jeugd-variant: Moeder, onze kraai is dood),
Daalt omlaag, gij Vredesengelen, Wij allen
zijn Maria's kinderen, met de plassende helse
draak, enz. enz. beginnen, den hemel zij dank,
langzamerhand tot het verdwijnende soort
te behoren".
„Wat is nu het allereerst nodig
Datgene wat mevr. Brom en ondergeteken
de als konklusie voorstelden, en wat door
pastoor Hansen, voorzitter van de Bossche
Greg.-Ver., zo krachtig werd onderstreept:
een Kanon, een eenheids-bundel van geeste-
like volksliederen, een 1520-tal liederen, die
op alle scholen zouden moeten worden aan
geleerd".
In de „Koerier" van 26 Sept. schrijft de heer
Monod o.a.:
Er is een bevolkingsgroep, welke in het bij
zonder in de beklemming is geraakt: de Indo-
Europeesche.
De beklemming is voor deze groep wat an
ders en wat ergers dan een malaise-verschijn-
sel alleen. Zij is veroorzaakt door de ontwik
keling en verwikkeling van de Indische maat
schappij in haar geheel. Zooals deze is ge
bracht door een stelsel van intellectualistisch
onderwijs.
Meerderen achten daarom het stelsel fout.
We kunnen het echter gerust aan de Com
missie voor de Onderwijsreorganisatie overla
ten om daarover te delibereeren.
Wat op het oogenblik te doen valt is deze
Indo-Europeesche bevolkingsgroep in het bij
zonder te helpen. Nog is ook voor haar de
maatschappelijke nood niet op het hevigst.
Velen voelen nog zoo erg niet.
Maar iedereen kan begrijpen wat voorzorg is.
En dat voorzorg in dit geval noodig is.
Daarvoor en daardoor is eene beweging ont
staan, welke beoogt voor deze bevolkingsgroep
een weg te vinden om uit de beklemming te
geraken. Een weg, welke van de benauwd ge
worden kantoor-atmosfeer terugvoert naar de
vrije natuur, naar arbeid in de natuur, en
welke daarom ook een natuurlijke uitweg is.
Deze bevolkingsgroep bestaat voor een zeer
groot deel uit Katholieken. En een weg tot een
vrijer bestaan wil de Kolonisatiebeweging
vinden.
Daarom is er noodig een Katholieke koloni
satie-beweging.
Een beweging, waar de Katholieke gemeen
schap met haar machtige stuwkracht achter
komt te staan.
Dat in de allereerste plaats wil de Stichting
„Kolonisatie Poeloe Laoet".
Te Amsterdam is overleden dr. J. A. F. Or-
baan, privaat docent voor documenteele cultuur
geschiedenis van Europa, in het bijzonder van
Italië na de renaissance in betrekking tot de
Nederlanden, aan de universiteit van Amster
dam.
De begrafenis heeft plaats op Zaterdag 14
October a.s. te 9.15 uur op de nieuwe Ooster
begraafplaats.
Prinses Astrid met den kleinen prins
Baudoin en het prinsesje Josephine Char
lotte, tijdens het kinderdefilé op het
Marollenfeest.
BATAVIA, 13 October. (ANETA)
De dagvaardingen inzake de muiterij aan
boord van de „De Zeven Provinciën" zullen
Maandag 16 October aan de eerste groep der
muiters worden beteekend.
Aari den vooravond van de behandeling van
de zaken der muiters door den Zeekrijgsraad
te Soerabaja publiceert de „Java-Bode" mede
deelingen (welke we geheel voor rekening van
het blad laten. Redactie), over de houding
der officieren van de „De Zeven Provinciën
vóór en tijdens de muiterij aan boord van dit
schip.
Het blad merkt op, dat reeds ter reede van
Soerabaja van den Marine-commandant een
telegrafische waarschuwing was ontvangen.
Op ontvangst hiervan merkte de comman
dant, kapitein-luitenant ter zee Eikenboom,
op, dat van de pistolen geen gebruik mocht
worden gemaakt indien zich een of ander voor
deed. De commandant dacht hierbij niet aan
muiterij, noch aan minder ernstige handelin
gen.
Het plan tot muiterij, onder leiding van den
korporaal Bosschart, werd te Sabang aan den
wal en aan boord tusschen Sabang en Oleh-
Leh gemaakt.
Het signaal der muiterij
Voor het signaal tot muiterij weerklonk
meldde de sergeant-constabel Van Florestin in
de long room dat uit de verlaat-rol-kist muni
tie was ontvreemd. Dit bericht werd een oogen
blik later door den luitenant ter zee Reynierse
bevestigd. Hij voegde aan deze mededeeling
toe, dat de officieren de pistolen moesten laden.
Hoeveel munitie er gestolen was kon niet wor
den nagegaan, daar de inventarislijst niet bij
de hand was.
De officieren snelden naar hun hutten, doch
aangezien de patronen voor de pistolen gebor
gen waren in dichtgesoldeerde doosjes kon de
bewapening niet zoo snel geschieden.
Daarop klonk het fluitsignaal, waarmede de
muiters in actie werden gebracht en dat van
tevoren was afgesproken.
Den officieren werd door de muiters aange
zegd dat zij zich rustig hadden te houden en
zich naar het achterschip hadden te begeven,
waar zij moesten blijven.
Het blad gaat dan voort: „Geen der officieren
heeft zich verzet; en hoewel zij voor des nachts
1 uur, het tijdstip waarop het schip wegvoer,
wel over geladen pistolen beschikten, is ook
geen enkele poging beproefd om tegenover de
muiters op te treden.
De officieren zagen af van het verzet, waar
toe zij verplicht waren, omdat dit toch niet
zou hebben gegeven in verband met de getal
sterkte van de muiters.
De luitenant ter zee der derde klasse A. N.
baron de Vos van Steenwijk was bij het uit
breken van de muiterij in de radiohut vanwaar
hij eerst Soerabaja, daarna Scheveningen op
riep met het verzoek Soerabaja van het uit
breken van de muiterij op de hoogte te stellen.
Op dat oogenblik naderden Bosschart en Pa-
radja (twee der hoofdleiders) den seinenden
officier in de radio-hut, waarop korporaal Bos
schart dezen opdroeg heen te gaan.
Luitenant ter zee De Vos van Steenwijk die
gewapend was met een geladen revolver dreig
de den muiter even, doch toen hij zag, dat meer
dere muiters kwamen, ging hij gewillig mee.
Ook hier weer dus geen spoor van eenig verzet,
of van een ernstige poging de muiterij In het
begin te smoren.
Een deputatie der muiters.
Nadat het muitende schip van de reede was
weggestoomd kregen de officieren van de mui
ters het bevel om zich in de long room te ver
zamelen teneinde aldaar een deputatie te ont
vangen.
Hoewel de luitenant ter zee der derde klasse
J. G. Stegeman daar aanvankelijk tegen was,
werd de deputatie der muiters ontvangen en
te woord gestaan.
Korporaal Bosschart sprak namens de Euro
peanen, terwijl Paradja namens de inlanders
het woord voerde.
Beiden deelden mede, dat de muiters geen
kwaad in den zin hadden en niet voornemens
waren van wapens gebruik te maken.
Een der oudere officieren bleek volstrekt
niet gestemd te zijn voor verzet.
„Alles moest", zoo zeide deze officier, „zoo
soepel mogelijk verloopen."
De muiters wilden zich weer
onder de officieren stellen.
Toen de muiters uit de radio-berichten ver
namen, dat zij in Holland en in Indië voor
communisten werden aangezien, besloot de
meerderheid der muiters zich weer onder de.
officieren te stellen, en den Commandant aan
boord toe te laten. Hiertegen verzette zich Ka-
wilarang, die de „De Zeven Provinciën" be
stuurde. Door dit verzet is men op het plan
om zich weer onder de officieren te stellen,
teruggekomen.
Gedurende de vaart toonde de oproerige be
manning eerbied voor de vlag.
Toen het eskader in zicht kwam en de eisch
gesteld werd de witte vlag te hijschen werd
dit niet serieus opgenomen en gezegd: „Ze doen
toch niets. Het is bangmakerij, er zijn immers
officieren aan boord".
Nadat de bom bijna 50 dooden en gewonden
had gemaakt sprongen de officieren, dreigend
met de revolver in de hand te voorschijn, waar
op korporaal Bosschart met ongewilde ironie
zeide: „Het is nu niet meer noodig."
Voorts is gebleken dat de luitenants ter zee
der derde klasse A. N. baron de Vos van Steen
wijk en R. Ritsema van Eek een paar malen
onder hun collega's het denkbeeld opperden
een overval op de muiters te doen. Anderen
vonden dit nutteloos.
Toch deden de muiters niet erg bloeddorstig.
Toen een jong matroos met een geladen geweer
zat te spelen en door een verkeerde beweging
het schot afging, ontstond onder de muiters
een volslagen paniek.
Geduren de reis ging het onder de officieren
zeer gemoedelijk toe.
De officier van den marine-stoomvaartdienst
der derde klasse W. Beets en de officier van
gezondheid der tweede klasse H. C. Bos zaten
voortdurend te bridgen.
Op een dag dat het schip langs Sumatra voer
namen de muiters den voorraad geweren en
munitie op, waarbij bleek dat een paar gewe
ren ontbraken. De muiters zeiden, dat de offi
cieren die wel zouden hebben genomen, waar
na bij hen visiatie werd gehouden. Enkele offi
cieren hadden hiertegen bezwaren, maar ande
ren zeiden: „Laat ze maar".
MADRID, 13 October. (R.O.) De interparle
mentaire conferentie heeft eenstemmig een
ontwerpresolutie aangenomen, waarin maat
regelen worden voorzien, welke ten doel heb
ben een grootere regeeringsstabiliteit te ver
zekeren, alsmede een vereenvoudiging van de
parlementaire procedure teneinde vertraging in
de besluiten te vermijden en eén betere uit
werking der verschillende wetten mogelijk te
maken.
De conferentie heeft verder den wensch uit
gesproken, dat de ratificatie van internationale
conventies aan een volksstemming zal worden
onderworpen.
Overzicht van Januari tot October.
Aan de maandstatistiek van den in-, uit- en
doorvoer, uitgegeven door het Centraal bureau
voor de statistiek is het volgende ontleend:
Het aantal uitgevoerde paarden was in Jan./
Sept. belangrijk grooter dan in hét overeen
komstige tijdvak van 1932 en bedroeg 4.121 stuks
ter waarde van ruim 1 millioen gulden (Jan.-
Sept. '32 2.457 stuks ter waarde van 698.000).
Frankrijk, België en Duitschland betrokken
alle een grooter aantal stuks.
Slachtvee-
Van slachtvee werden in Jan.-Sept. 1.872 stuks
uitgevoerd (Jan.-Sept. 1932 1.668). Van fok vee
gerlieten in Jan.-Sept. 642 stuks ons land (Jan.-
Sept. 1932 652). Hiervan betrokken België en
Frankrijk resp. 103 en 392 stuks, hetgeen min
der was dan in 1932. Italië (71) en Spanje (59)
namen echter een grooter aantal stuks af dan
in het overeenkomstige tijdvak van het vorige
jaar. Van melk- en kalfkoeien was België (1.381)
de grootste afnemer, hoewel dit land 508 stuks
minder betrok dan in Jan.-Sept 1932. Italië
(957) daarentegen nam 782 stuks meer af. Even
eens was de uitvoer naar Spanje (95) en Al
giers (119) grooter. Totaal verlieten 2.640 stuks
ons land (Jan.-Sept. 1932 2.478 stuks).
De export van jongvee bedroeg in Jan.-Sept.
8.765 stuks (Jan-Sept 1932 6.580). Vooral in
België vond dit vee een goed afzetgebied even
als in Italië en Spanje, Frankrijk daarentegen
nam een geringer aantal af. Het uitvoercij'fer
van varkens Jan.-Sept. 7.604 (Jan.-Sept. 1932
27.896) liep sterk terug, vooral door een min
der grooten afzet naar België.
Schapen werden ten getale van 4.399 stuks
geëxporteerd (Jan.-Sept. 1932 7.475). Vooral naar
Frankrijk (1.720) ging een geringer aantal.
Pluimvee.
Alhoewel Duitschland (2.128.173) eet} grooter
aantal stuks pluimvee afnam, verminderde de
totale export, met ruim 305.405 stuks. Totaal
verlieten 3.434.461 stuks ter waarde van ruim
millioen gulden ons land (Jan.-Sept. 1932
3.739.866 stuks ter waarde van ruim 2 (,4 mil
lioen gulden) waarvan 528.173 naar België,
398.059 naar Italië en 311.086 stuks naar Zwit
serland werden geëxporteerd. Geslacht pluim
vee ontmoette een goede vraag in de voor
naamste afzetlanden. De export bedroeg in
Jan.-Sept. 2.653 ton ter waarde van ruim 1%
millioen gulden (Jan.-Sept. 1932 2.184 ton).
Vleesch.
De uitvoer van versch rundvleesch -bedroeg
in de afgeloopen 9 maanden 13.471 ton ter waar
de van bijnfi 5 millioen gulden (Jan.-Sept. 1932
14.363 ton) Italië (4.191) nam een grootere, Bel
gië (5.423) en Frankrijk (3.849) een geringere
hoeveelheid af. Van rund- en kalfsvleesch wer«j
in Jan.-Sept. 699 ton geëxporteerd (Jan.-Sep*.
1932 2.330 ton) waarvan naar België 519 ep.
Frankrijk 116 ton. De export van schapevleetirj
bedroeg in Jan.-Sept. 2.692 ton ter waarue van
bijna iy2 millioen gulden België (1.514) en
Frankrijk (1.165) waren de belangrijkste af
nemers.
Bacon ontmoette in het afgeloopen jaar een
grootere vraag dan in Jan.-Sept. 1932. Totaal
werd 37.045 ton ter waarde van ruim 15 millioen
gulden uitgevoerd (Jan.-Sept. 1932 29.818 ton
ter waarde van bijna 12 millioen gulden). Groot
Britannië nam 35.802 ton af. Gezouten varkens-
vleesch en spek werd in Jan.-Sept. door
Duitschland (8.361) minder gevraagd dan het
jaar tevoren en ook Italië (994) nam een ge
ringere hoeveelheid af. Totaal verliet 11.507 ton
ter waarde van bijna 4y2 millioen gulden ons
land (Jan.-Sept. 1932 21.217 ton ter waarde van
ruim 6y2 millioen gulden).
Boter en kaas.
De export van boter nam in Jan.-Sept. enorm
toe vergeleken met het overeenkomstige tijdvak
van het vorige jaar (Jan.-Sept. 1933 23.570 ton
Jan.-Sept. 1932 12.551 ton). De waarde van deze
uitgevoerde hoeveelheid bedroeg echter slechts
ruim 141-2 millioen gulden (Jan.-Sept. 1932 bijna
12 millioen gulden). Duitschland (10.276) en
Engeland (7.742) betrokken grootere hoeveel
heden. In de afgeloopen maand was de uitvoer
van boter iets geringer dan in Augustus.
De kaasexport liep in Januari-Sept. belangrijk
terug (Jan.-Sept. 1933 48.844 ton ter waarde van
bijna 21 y2 millioen gulden en Jan.-Sept. 1932
58.764 ton ter waarde van ruim 26% millioen
gulden). Alle soorten kaas werden minder uit
gevoerd. Duitschland (19.209), Engeland (4.850)
en Frankrijk (5.918) namen alle minder groote
hoeveelheden af. Slechts België (13.222) betrok
een ongeveer gelijke hoeveelheid. Eveneens
was de uitvoer in September geringer dan'in
de overeenkomstige maand van het vorige jaar
(Sept. 1933 5.753 ton Sept. 1932 8.103 ton).
Gecondenseerde gesuikerde volle melk verliet
in Jan.-Sept. in een hoeveelheid van 21.570 ton
ter waarde van ruim 4 y2 millioen gulden ons
land (Jan.-Sept. 1932 19.943 ton ter waarde van
ruim 5 millioen gulden, waarvan naar Engeland
4.486 en Br. Malakka 3.326 ton. Engelaiwi (87.441)
nam minder gecondenseerde gesuikerde onder-
melk af. Totaal werd 95.640 ton ter waarde van
ruim 10 millioen gulden uitgevoerd (Jan.-Sept.
104.881 ton).
De uitvoer van ongesuikerdë volle melk bleef
ongeveer gelijk (Jan.-Sept. 13.493 ton ter waar
de van 2% millioen gulden; Jan.-Sept. 1932
13.301 ton ter waarde van ruim 3 millioen gul
den). De export van melkpoeder voor gesterili
seerde melk en Caseine nam toe.
Eieren.
Door geringer export van eieren naar Duitsch
land (34.907) en Engeland (7.359) verminderde
de totale export van dit product enorm en be
droeg in Jan.-Sept. 46.095 ton ter waarde van
bijna 17 millioen gulden tegen in Jan.-Sept. 1932
67.763 ton ter waarde van bijna 27 millioen
gulden. Ook de export van andere eieren en
eiproducten was geringer. De uitvoer van gra
nen was gering. Erwten werden in ongeveer
gelijke hoeveelheden uitgevoerd. De export van
boenen was gering. Fijne zaden verlieten in
ongeveer gelijke hoeveelheden ons land.
De totale uitvoer van uien en sjalotten be
droeg 68.558 ton ter waarde van ruim 2 millioen
gulden (Jan.-Sept. 1932 66.920 ton ter waarde
van ruim 5 millioen gulden).
Van klei- veen- en zandaardappelen werden
resp. 130.015 ton ter waarde van bijna 2 mil
lioen gulden, 546 ton en 10.302 ton geëxporteerd
(Jan.-Sept. 1932 121.629 top ter waarde van
ruim 4 millioen gulden, 95.481 en 110.646 ton).
Frankrijk (4.108) betrok in Jan.-Sept. minder
pootaardappelen. Zwitserland en Brazilië na
men resp. 1.290 en 659 ton af 'van totaal 23.778
ton ter .waarde van ruim millioen gulden
(Jan.-Sept. 1932 28.480 ton ter waarde van bijna
1V2 millioen gulden).
Aardappelmeel (Jan.-Sept. 48.750 ton ter
waarde van ruim 3y2 millioen gulden) verliet
in ongeveer gelijke hoeveelheden ons land.
Stroocarton werd evenals suiker iets meer uit
gevoerd; de uitvoer bedroeg resp. 156.752 ton
ter waarde van ruim 6y2 millioen gulden ea
30.197 toa ter waarde van ruim 2 millioen
gu! ten.