m
S' SstfeR™. ÏS3
EEN ENGELSCHE C LAUBIUS CIVILIS.
ANTON BSUCKNEK.
VOOR KNUTSELAARS.
OPLOSSING SEKIEs
UIT DE AAKDMIJKSsf
KUNDE,
DOUGLAS MAWSON.
#9
ZATERDAG 21 OCTOBER 1933
De groofe componist stuurt 'n
kerkdienst In de war
dn z'n leven zóó ^elaSr^LwalrSgde
HOE NOEM JE
mm.
a=u
a= u
LETTERRAADSEL.
„Wie zingt d'r mee
Oplossing van den vorigen
rebus.
De Zmidpoolssvorscher ontsnapt
aan den witten dood.
mmmm.
Onze vrienden en vriendinnen, die muziek
studeeren, komen vroeger of later in aanra
king met het werk van den Oostenrijker An
ton Bruckner, den zoon van een dorpsonder
wijzer, die het tot professor in de muziek aan
de' Weensche hoogeschool brachtDrie missen
heeft hij gecomponeerd, een Te Deum en acht
beroemde veelstemmige, gróóte muziekwerken
voor vol orkest, symfonieën genaamd.
Keizer Frans Jozef kende hem een ridder
orde toe en Bruckner rekende het zich tot een
plicht den vorst daarvoor te gaan bedanken.
Reeds had de gevierde toondichter zich van
deze taak gekweten, toen het Zijne Majesteit
opv.iel, dat hij nog niet aan heengaan dacht.
„U schijnt nog iets op het hart te hebben,
meneer de hof-kapelmeester vroeg de vorst
genadig.
„Wis en zeker, MajesteitKan ik U wellicht
van dienst zijn
,,Het zit 'm zóó, Majesteitdie Hanslick,
die geeft altijd zoo op me af in de „Nieuwe,
vrije courant" en nou heb ik bij mezelf ge
dacht, of Uwe Majesteit niet eens 'n hartig
woordje zou willen praten met 'm
Ten jare 1891 benoemde de Weensche hooge
school den vermaarden musicus tot eeredoc-
ter. De rector dier school, hofraad dr. Exner,
sprak daarbij de volgende woor4en
„Ik, de rector der Weensche hoogeschool,
buig mij voor den vroegeren ondermeester uit
Windhag
Nu kwam de beurt aan Bruckner, om een
woordje te spreken, al was 't alléén maar, om
voor de hooge onderscheiding te danken.
Voorloopig bleef het echter bij stotteren en
stamelen van belangEr viel een pijnlijk stil
zwijgen over de aanwezigen. Ten laatste bracht
de eeredocter er uit:
Schaduw-teekening van de beroemde toon
kunstenaars Richard Wagner (links) en
Anton Bruckner vervaardigd te Bayreuth.
„Ik kan U tot mijn spijt niet danken, zooals
het behoort. Maar als U een orgel wilt laten
halen, dan zal ik het U kunnen vertolken 1"
Op zekeren avond was de meester uitge-
noodigd ten huize van den toondichter Richard
Wagner, in Bayreuth (spr. bij-rüit!). Nu ge
viel het, dat de statige erfprinses von Meinin-
gen vóór hem uitschreed. Zij maakte zich be
kend. Bruckner gaf haar twee handen tegelijk
en zeide
„Het doet me verduiveld veel pleizier met
U kennis te maken, MevrouwIk heb véél
moois over U hooren vertellen en dan, hoe lief
van U, om zoo goed te zijn voor onzen meester
Wagner
Eén van z'n grootste werken heeft Bruckner
opgedragen aan Zijn Apostolische Majesteit,
Karei Frans Jozef van Oostenrijk. De vorst was
daarmede zeer vereerd en gaf als zijn verlan
gen te kennen den meester persoonlijk te
danken. Bruckner wfst haast geen raadDen
grijzen monarch had hij nog nooit gezien, aan
het Hof had hij nog nimmer 'n voet gezet en
nu zou hij van aangezicht tot aangezicht té
genover den Landsvader komen te staanIn
rok nog welZoo'n stijf ding had z'n corpus
nog nóóit omhuld Intusschen er zat niets an
ders op dan te gehoorzamen
Met 'n bonzend hart besteeg de befaamde
organist de marmeren trappen van den hofburg.
De eindelooze reeksen schilderijen, de schitte
rende wandbekleeding, de norsche lakeien, alles
droeg er toe bij, hem heel, heel klein te maken.
„Wat moet ik eigenlijk tegen Zijn Aposto
lische Majesteit zeggen informeerde hij met
benepen stem.
„U dankt slechts onderdanig voor de eer,
die de Keizer U bewezen heeft
Nog méér kamers, salons, gangen.
Eindelijkde audiëntie-zaalDe deur gaat
®pen Daar staat de troon I 'n Lakei ernaast,
ui schitterende uniform.
MUCkner °P 'm al
„MajesteitEch„°n'e
wn„L Verder kan hij geen
zicht tot ren®.®n De lakei vertrekt zijn ge-
komt Frans fóift J1*1 het1?e,w®. oog-mblik
gang het keizerlijk paleis161 met tr0tSChen
Aan Johann Herbeck, den hof-kapelmeester
had Bruckner eigenlijk zijn ambt L Weenen
te danken. Hof-organist, dat was vl,,Z
geen kleinigheid. Men bond den componist
nadrukkelijk op het hart zijn beschermer een
aandenken te schenken. Hij liet zich dan ook
niet onbetuigd, bracht dr. Herbeck een bezoek
enstopte diens vrouw heel vertrouwe
lijk'n briefje van tien in de hand!'
Te Bayreuth keerde de groote meester laat
huiswaarts van een visite, die hij in Wagner's
woning, huize „Wahnfried" had afgelegd. On
gelukkigerwijze vond hij de huisdeur op het
nachtslot. Alles sliep, 'n Sleutel had hij niet
bij zich gestoken. Dan maar 'n symphonie te
gen de voordeur getrommeldHet bleef stil
daar binnen. Goede raad was duurJuist wilde
de meester naar een ander hotel óp zoek gaan,
toen zijn medehuurder, de dichter Wohlmuth
'n venster opende en hem den huissleutel toe-
gooide. In 'n ommezien flodderde Bruckner in
zijn onmogelijk-wijde broek naar binnen en
plaatste zich voor den grijzen verzenmaker.
„Herr Dokter, nu moet ik U toch eens wat
vragen! Wees zoo goed me 'n paar draaien
om m'n ooren te verkoopen, wijl ik zoo idioot
ben geweest den sleutel niet mee te nemen,
zoodat ik U moest storen in uw slaap
Of dr. Wohlmuth aan deze uitnoodiging ge
volg heeft gegeven, verhaalt de geschiedenis
helaas nietZ'n handen zullen hem wèl een
oogenblik gejeukt hebben, denk ik
Een ander storend voorval gebeurde te
Kremsmünster, bij de inwijding eener nieuwe
kerk. Bruckner zou het orgel bespelenHij
werd met veel respect ontvangen en naar een
café geloodst, waar méér dan voor een plech
tige stemming dienstig mocht heeten, de wijn-
flesch werd aangesproken. Op den weg naar
het Godshuis kwam een troep soldaten voorbij,
die 'n bekenden marsch speelden, welke door
den befaamden organist werd méé geneuried!
Tot hun grooten schrik vingen de vrienden
in de melodie van het kerkorgel óók noten uit
dat soldatenlied op! Hun ontsteltenis was groot!
Na afloop der plechtigheden kreeg óók de
meester het leelijk te kwaad en hij betreurde
het, dat hij den wijn niet had laten staan!
Gelukkig kon hij des avonds de felicitaties
van een geestelijke in ontvangst nemen. „Mees
ter, ge hebt iets van de Italiaansche zonnig
heid in uw apèl laten hooren! Ga zóó vóórt!"
„Maar Eminentiestotterde Bruckner.
terwijl hem een steen van het hart gewenteld
leek!
Nóg vervelender was 'n gebeurtenis in de
Hofkerk te Weenen. Gedurende de H. Conse
cratie zweeg het orgel en de organist knielde
deemoedig neer, teneinde de H. Hostie te aan
bidden. Daarna trok hij de registers open om
met het Benedictus te beginnen. Géén geluid!
Nogmaals de toetsen neerAlles blijft stil!
Bruckner snapt er niets van. Hij toog op onder
zoek uit en.vond den windmaker ingesla
pen! Toen klonk 'n geweldige stentorstem door
de devoot-stille kerk:
„Ezel, die je bent! Wil je dSlijk beginnen
wind te maken! Wacht maar, droomer, ik zal
het je inpeperen nu je het waagt op klaarlich-
tendag te gaan slapen
Bruckner was heelemaal vergeten, waar hij
zich bevond....!
In September 1891 kwamen schoolmeesters
uit Stiermarken ten getale van driehonderd
te Admont bijeen. Juist toen de tijd óm was
en de trein op het punt stond te vertrekken,
verbreidde zich het blijde nieuws, dat meester
Bruckner was aangekomen om het heerlijke
orgel van den Dom te bespelen. Niemand dacht
méér aan heengaan! Allen haastten zich naar
het bedehuis, waar Bruckner's onvergetelijke
spel ieder ten zeerste stichtte.
Later brachten de onderwijzers den grijzen
kluizenaar hun hulde.
„Heeren!" zoo antwoordde deze „ik
dank u! Ik vind het heerlijk zoo'n mooien dag
te Admont te hebben genoten. Ik ben school
meester geweest, geef tegenwoordig nóg on
derwijs en dat zal zoo heel m'n leven wel
blijven! Wat ik gemaakt heb, heb ik aan O. L.
Heer te danken; Hij toch heeft mij Zijne ge
naden daartoe geschonken. Ik heb geprobeerd
Hem te danken in mijn laatste werk, het Te
Deum. Maar of Hij dit gepruts heeft aangeno
men, kan ik U niet zeggen. Ik zal nochtans
verder arbeiden, opdat ik, bij de laatste afre
kening, niet 'moge te hooren krijgen: „Ezel,
waarom heb je het talent niet beter besteed,
dat Ik je had geschonken?"
Bruckner stierf 11 October 1896.
Op wandel- en fietstochten geven we natuur
lijk altijd onzen oogen den kost om niet in
zeven slooten tegelijk te loopen.
We willen nu eens zes plaatjes geven van
dingen, die je vast en zeker wel eens onderweg
Li U O' >|Uo.
i rtrisi-rnT
hebt gezien. Hier is het eerste. Hoe noem je
zooiets, door onze onvolprezen rij wiel vereeni-
gingen neergezet tot groot gerief van leden
en.... niet-leden, zoo die er nog zijn!
Na no. VI antwoorden inzenden. Drie prijzen
Den Höllandschen Claudius Civilis kennen
we allemaal wel, hè Hij was de voorname
Bataaf, wiens broeder door den onmensch
Nero werd omgebracht en die zijn stamgenoo-
ten aanvoerde tegen de gehate Romeinen
onder Cerialis.
Wie wel eens Nijmegen heeft bezocht, kan
daar nabij de Keizer-Karel-kapel lezen, hoe
hij „tandenknersend" de veroveraars zag
verder trekken door de overwonnen streken,
tot tenslotte ook Oppidum Batavodorum (Nij
megen) hun in handen viel
Koningin Boudicca wekt haar krijgers op
ten strijde.
Engeland heeft óók zijn Claudius Civilis
gehad. Hier was het echter geen held, die de
onderdrukte bevolking vóórging in den onge-
lijken strijd tegen Rome's legioenen, maar....
'n heldin'n VrouwDe geschiedenis noemt
haar Boadicea, maar ik denk, dat het ge
makkelijker is om van Boudicca te spreken,
'n Keltische naam, die zooveel als Victoria
schijnt te beteekenen.
In haar dagen stond aan het hoofd van het
Romeinsche wereldrijk de wreedaardige keizer
Nero. Met „Nero" betiteld te worden zou in
later eeuwen de zwaarste beleediging betee
kenen. Zelfs voor den wreedsten tiranDeze
krankzinnige beul heeft zich. immers door
ontzettende daden voor eeuwig geschand
vlekt. Zijn leermeester, de wijze Séneca moest
zich, op zijn bevel, zélf den dood geven; zijn
dapperen zwager Britannicus liet hij tijdens
'n diner 'n glas vergiftigd water reiken, zoo
dat het slachtoffer denzelfden nacht stierf;
het is ontzettend om neer te schrijven, maar
deze mensch had zóó volledig met alles ge
broken, dat hij zijn eigen moeder liet neer
steken door een vrijgelatene, nadat een po
ging haar midden in zee te doen verdrinken
had gefaald, 'n Romeinsch officier, Flavius
Subrius, weigerde dezen keizer gehoorzaam
heid: 'n man, zoo zei hij, die zijn moeder en
gemalin had laten ombrengen en die tegelijk
als wagen-menner in het circus optrad
Nero was ongetwijfeld 'n handige menner
had géén recht meer om bevelen uit te dee-
len
Eén van Nero's generaals, Suetonius, heeft
Brittannië voor zijn Keizer veroverd. Met
goedvinden der overwinnaars verkreeg de
Engelsche prins Prasutagus het recht de land
streken rond Nordfolk te besturen. Bij zijn
dood (61) verdeelde hij zijn goederen onder
zijn beide dochters enNero, in de hoop
zoodoende den wreedaard gunstig voor zijn
erfgenamen te stemmen. Het is te begrijpen,
dat zijn weduwe prinses Boudicca, met deze
beslissing niet erg was ingenomen! Haar ver
ontwaardiging werd nog grooter, toen de Ro
meinsche soldaten de eigendommen harer
onderdanen begonnen in te palmen, waarbij
zij zich niet ontzagen de twee jonge dochters
van den overleden Prasutagus te krenken. Ten
slotte vergaten deze volgelingen van Nero zich
zóóver zoo heer, zoo knechtdat zij de
vorstin geeselslagen toebrachten! Daarmede
was evenwel de maat vol. Boudicca's stam
greep naar de wapenen. De kans was schoon,
want Suetonius had de handen vol met een
opstand in Wales en op het eiland Anglesey.
Hier bevonden zich de druïden, heidensche
priesters, die hun bloedige offerfeesten meest
vierden onder 'n ouden eik („derw"); het
waren deze lieden, welke de opstandelingen
voortdurend aanvuurden in hun vrijheids
kamp. Half Engeland schaarde zich aan de
zijde van Boudicca. De Romeinsche bewakings
troepen te Camulodunum (Colchester, even
ten W. van Harwich), kregen het zwaar te
verantwoorden. Zij verschansten zich ten ge
tale van tweehonderd in den tempel van
Claudius en hadden niet eens gelegenheid dit
gebouw door gracht of wal te beveiligen. Het
viel de Engelsche Claudius Civilis toen zéér
gemakkelijk hen te verslaan en hun vesting
met den grond gelijk te maken.
Suetonius snelde naar het terrein van den
strijd, maar hij kon niet beletten, dat Verulam
en Londen in handen van de Britten vielen
Meer dan 70.000 Romeinen en hun handlangers
kwamen deels door het vuur, deels door het
zwaard om; het negende legioen (grootste
legerafdeeling der veroveraars, eerst 3000,
later 6000 en méér man sterk), dat de be>
dreigde plaatsen te hulp wilde snellen, werd
grootendeels in de pan gehakt.
Maar toen keerde de krijgskans! Nero had
Engeland thans graag laten schieten, doch
Suetonius lachte hem vierkant achter z'n rug
uitWat drommel nog toeZou hij zich op
z'n kop laten zitten door 'n vrouw nog wel
en door die afschuwelijke druïden, die hun
afgoden meenden te moeten vereeren met
menschen-offers Nooit van z'n leven Zou
hij de Romeinen nog langer laten beschimpen
als weekvoetige badgasten, wijn-drinkers,
smulpieten en olie-smeerders Geen sprake
vanAlleen de éérste stoot der Keltische
legers was te vreezen had Julius Caesar al
geleerd en die eerste stoot was reeds toe
gebracht. Suetonius zou den laatsten, den be-
slissenden stoot gaan plaatsen
Ergens tusschen Londen en Chester stelde
de Romeinsche veldheer zijn legioenen zoo
voordeelig mogelijk op. Hun getal was onge
twijfeld veel en veel geringer dan dat van
Boudicca's aanhangers, maar wat maakt in een
veldslag het getal uit Heeft de Spaansche
veroveraar Pizarro later niet- met 'n paar
honderd man over de duizenden troepen van
Peroe's koning Atahoealpa gezegevierd De
Romein bond zijn mannen op het hart zich
niet van de wijs te laten brengen door het
krijgsgezang der barbaren noch door hun ge
schreeuw, dat had allemaal niets te beteekenen!
En Boudicca? Zij wist niets van vrees. In
haar open, tweewielig voertuig leek zij 'n
priesteres, die haar horden ter overwinning
ging voeren. Haar veeltintig gewaad viel in
sierlijke plooien om haar wel zéér vorstelijke
gestalte. Haar blauwe halsdoek, gehecht met
'n zilveren spang, golfde onder het rijden als
'n banier op den adem van den wind. De
rosse hairen leken gesponnen goud onder het
stralend licht der uitbundige zon. Vergezeld
van bei haar dochters, sprak zij aldus haar
scharen toe:
„Mannen, wij willen niet langer leven als
slaven der Romeinen. Beter ware de dood dan
zóóiets te dulden. Herinnert u de schandda
den, die zij jegens u begingen. Gedenkt de
uitspraken onzer priesters, die ons de over
winning hebben in uitzicht gesteld!"
'n Luid geroep van instemming zwol aan
over het wijde veld. De wapens kletterden
tegen de schilden aan. De koene Kelten stort
ten zich over de legioenen. Deze wankelden
onder den druk van den eersten stoot, doch
slechts 'n oogenblik. Weldra herstelden zij zich
en dreven de woeste horden der barbaren voor
'n Strijdbai-e Kelt!
zich uit. Het Romeinsche leger, vóórwaarts-
dringend als 'n wig, behaalde een al te ge
makkelijke zegepraal (61) op de legers van
haar, die wèl 'n aanvoerster, maar géén gene
raal mocht heeten.
Zij vlood en trachtte nieuwe legers onder
haar banier te werven. Toen dit niet gelukte,
gaf zij zichzelf den dood door venijn.
De provincie Brittannia bleef voor de over-
heerschers behouden; de vroegere gehoor
zaamheid werd haar bewoners weer opgelegd.
Mijn geheel bestaat uit 13 letters en is de
naam van een plaats in Bulgarije.
x 1
X 2
X 3
X 4
X
X
X
X
X
X
X
X
X
5
6
7
8
9
10
11
12
13
1. Teeken voor „zacht" in de muziek.
2. Uitroep van vroolijkheid, ter uiting van
dartele onbezorgdheid, of luchthartige, vaak
wat plaagzieke spotternij.
3. Gebroken, maar niet geheel fijngemalen
graan, vooral gerst of rijst; ook: grof kiezel
zand.
4. Het verstrijken van tijd; achteruitgang van
zaken voortgang eener ziekte.
5. Stoffen, die, in een kleine hoeveelheid in
genomen, nadeelig op de lichaamsorganen
werken.
6. Verbasterde naam voor zekere oorlogswerk
tuigen der ouden, waarmede men zeer zware
steenen in belegerde steden wierp speeltuigjes
voor jongens (en meisjes!), bestaande uit 'n
vorfcsgewijs gevormd takje, aan welks uitein
den een stukje elastiek is bevestigd, dienende
om steentjes, eikels enz. weg te schieten. In
Den Bosch verboden
7. De Bulgaarsche stad, op z'n Bulgaarsch ge
speld, aan de Maritza gelegen.
8. Lijstje, registertje van voorwerpen, boeken
enz. eener verzameling, meestal met korte om
schrijving, vermelding van bijzonderheden, prij
zen der voorwerpen enz., vaak gerangschikt
volgens het a. b. c.
9. Zich langzaam met den buik over de aarde
voortbewegen.
10. Lokken, verlokken, verleiden, afleiden van
plichts vol brenging.
11. Langwerpig onderkussen, hoofdmatras.
12. Oogvormig gedraaid snoer of lint ofn er
iets door te steken of in te hechten.
13. Romeinsch cijfer voor het getal 70afkor
ting voor „heilige".
OPLOSSING VORIG LETTERRAADSEL.
Vlaardingen. 1. V voor vijf2. elf3. draak
4. bedaagd5. verdragen6. Vlaardidgen 7!
ve(r)dringen 8. pronken; 9. degen; 10. rek;
11. N, voor Noorden.
Ons Mopje wil 'n haas vangen, maar... geen
kans hoor! Hij haalt hem nooit in!
Voor dit werkstukje maak je twee gebogen
Assen van stevig ijzerdraad. 'tls niet beslist
nooidig om as en pooten met een afzonderlijk
spijltje te verbinden. Je kunt het gebogen
stukje van de as dadelijk aan de pooten vast
maken. Alleen moet je hier aan denken, dat
je èn hond, èn haas, zoo op de grondplank
vastmaakt, dat in den hoogsten stand van de
as, als dus ook de achterpooten het hoogst zijn,
de voorpooten juist de plank raken.
Den hond en den haas zaag je van triplex.
Als je dit werkstukje goed voor elkaar brengt
en je rijdt er mee, dan lijkt het net of beide
dieren met groote sprongen vooruit komen.
Meisjes, jongens, kun je zingen,
Zingt dan mee zoo goed het gaat
Al de liedjes die hier volgen
't Zijn er zes, dus nü, paraat
Eerst komt ons de regen plagen
Maar hij deert deez' kinderen niet
Die onder moeders paraplu zich
Verschuilen, zoo je hier wel ziet
De haasjes op het tweede plaatje
Treffen blijkbaar beter weer!
In het groene knollenlandje.
Nu, wat wil je dan nog meer
De eene speelt al heel parmantig
En gevoelvol op een fluit
De ander trommelt daarbij lustig
Beide zingen honderd uit.
Ondertusschen komt de winter
En de tijd van Sinterklas',
Die gewoonlijk is omgeven,
Met een geheimzinnig waas.
Zie de maan schijnt door de boomen,
Zingt dan ieder, jong en oud.
Is er dan wel iemand, die niet
Van dien goeden Bisschop houdt
Kijk, daar hoor 'k ook de schutters.
Ja, daar komen ze juist aan.
Maakt dus plaats voor deze heeren.
Laat hun ruime, breede baan.
En daar heb je ook die kleuters,
Op een hek, drie in getal
Lustig koutend met elkander,
Over bloempjes, berg en dal 1
Nu zijn wij alweer gekomen
Aan 't einde van het stel
Daantje, die te laat op school kwam
Ende rest, die weet je wel!
(Jij ook, Johan? Red.)
JOH. J.
Nog werd door ons een apart plaatsje bestemd
voor de berijmde oplossing van ons vriendin
netje Anny A.n, uit het schoone Tilburg, 36
Stationsstraat.
Hoera, aan 't dichten gaan we weer,
Maar redacteur, komaan
Waér haalt Gij voor de lieve jeugd
Toch steeds iets nieuws vandaag
(Redacteuren hebben 'n breeden duim, Ans,
dat hoort bij 't vak
Het éérste, wel, dat kennen we
Want in een tijd als nu
Is 't leuk, zooals dat kleine span,
Zit onder moeders parapluie
Nu volgt een aardig hazenpaar
In 't groene knollenland,
Spelen ze trommel en ook fluit
Zoo aardig en plezant.
Zie die maan, zoo helderKlaar
Kijkt ze door de boomen,
Spoedig is de avond daar
Dat de goede Sint zal komen.
Tara-boem, de schutters komen
Jongens-lief, op zij, ja wel
Al die zwaarden, vlaggen, sabels,
Is Goddank maar kinderspel I
Nummer vijf, zoo kalm en rustig,
Klinkt ons liedje heusch niet gek
Drie lieve, kleine, leuke kleuters,
Wel, die zaten op 'n hek
Daan, o jongen, loop toch door
Blijf niet staan te droomen
Aanstonds is 't te laat voor school
'k Zie er straf van komen
Volgende week de uitslag der verlotingop
't oogenblik stroomen de inzendingen nog ons
bureau binnen.
Het is niet altijd mogelijk de beteekenis van
iederen aardrijkskundigen naam nauwkeurig
vast te stellen, maar met 'n beetje goeden wil...
en fantasie is er soms toch wel eens 'n touw
aan vast te knoopen, hoor maar!
„Coln" beteekent meest „kolonie", van het
Latijnsche „Colonia". Het komt voor in Lin
coln en Cologne (Keulen!), 'n „Dal" of „Thai"
is 'n dal: Liddesdale, Reinthal, Kendal.
„Guada" is de naam, door de Moorsche over-
heerschers aan 'n „rivier" in Spanje gegeven;
hun woord „wadi" beteekent letterlijk: ravijn.
„Guadalqui vir" is eigenlijk hun „Wadi-l-ke-
bir": „groote rivier!"
Ik denk dan verder nog aan de Guadiana.
Nu we het toch over die Spaansche namen
hebben, wou ik je terloops de juiste klemtoon
aan de hand doen voor sommige Spaansche
steden, als: Tolédo, Cadiz, Zaragóza, Jaca
(spr.: Cha-ka), Sevilla (se-viel-ja), Córdoba,
Burgos (spr.: boer-gös), Valladolid (dus niet
op de 0!), Granada, la Corüna (ko-roen-ja)
enz.
Het Keltische „dour" beteekent: „water"
Adour, Douro, Dordogne, Darwin enz. „Dum"
of „dun" verbeelden 'n sterkte op 'n heuvel:
Dunmore, Verdun, Dumfries, Donegal. „Ea" of
„ey" staan bij woorden om 'n eiland aan te
duiden: Eton, Staffa, Swansea, Jersey. Het
woord (Zweedsche) „eist" beteekent: rivier:
Elbe, Clara-elv enz. 'n Berg wordt ooit aange
duid met „feil": Snaefell! „Ham" of „Heim"
doelen op 'n huis: Buckingham, Chapham, Hil-
desheim, Hochheim. De rare Chineezen noe
men 'n rivier, die notabene stroomt: ho!.
Peiho! Als je nu nog weet van de pinda-lekka-
mannetjes, dat „Hoang" of „Whang" geel be
teekenen, dan kan je de bedoeling van Hoang-
ho gemakkelijk gissen! 'n Eiland in 'n meer of
rivier heet wel „holm": Stockholm, Rosmers-
holm, Flatholm. Kara is weer Turksch. Ja, als
redacteur heb je aan je drie moderne talen
nu eenmaal niet genoeg! en wordt ge
bruikt voor „zwart": Karakoen: zwart zand;
Kara Hissar: zwarte burcht. Het woord „me
dina" valt mee; het is Arabisch voor: stad:
Medina del Campo (stad in de vlakte), Medina
Sidonia „Ness" of „Naze" wijst 'n vóórgebergte
aan: Sheerness, Grisnez, Caithness. „Siërra"
(sjerra) zou volgens sommigen „zaag" betee
kenen. Neen, brullen anderen, je hebt het glad
mis! „Siërra" komt van het Noorsche „sehrah":
'n onbebouwde uitgestrektheid, streek. „Ton"
is bij Engelsche namen gewoon: stad; Brighton.
Het „wiek" of „wich" in die namen is: 'n dorp,
als Berwick, Greenwich, Sandwich.
Allemaal kennen we den Ben Nevis-berg;
dit „ben" of „pen" doelt op 'n „berg": Bangor!
Ben Lomond, Penninische Alpen, Apennijnen,
Pindus! „Borough" is: heuvel; Ingleborough,
Flamborough. Lea, loo, ley" geven 'n weide
aan: Hadleigh, Waterloo, 'n Woud wordt niet
zelden beduid door „kil": Kildrummy, Kilham;
ook treft men hiervoor: hurst aan, Lyndhurst.
De mond van 'n rivier heel wel: inver: Inver
ness, Inveraray enz.
Ach, dat men evenveel ijver had om zijne
gebreken uit te roeien en deugden aan te
kweeken, als om geleerde vraagstukken uit te
denken!
Doctor Xaver Merz was reeds verstard in
den greep van den witten dood. Er woedde een
hevige sneeuwstorm. De afstand naar de vei
lige hut was nog zéér, zéér groot. Met inspan
ning zijner laatste krachten gordde Mawson
zich aan dezen afstand te overwinnen.
De hemel bleef bewolkt. Gedurende enkele
uren trad windstilte op. Hij zaagde zijn slee met
een zak-zaag in tweeën, timmerde 'n kruis en
stelde dit op boven het graf van Merz, dat uit
ruwe ijsblokken bestond. Gedurende een bul
derenden storm las hij de gebeden voor de
afgestorvenen bij dit graf in de witte stilte.
's Anderendaags viel aan verder reizen niet
te denken. De sneeuwvlokken belemmerden het
uitzicht en het gaan volkomen. Voor 'n geslo
ten venster zou het leuk geweest zijn er naar
te kijken, maar hier was het verschijnsel angst
aanjagend. Het was 10 Januari 1912. Den llen
werd het weer kalmer en kon Mawson aan
vertrek denken, doch toen hij 'n paar kilometer
gij
Douglas Mawson.
over de bevroren vlakte had geloopen, kreeg
hij zoo'n pijn aan z'n voeten, dat hij tot rust
werd gedwongen. Een nader onderzoek bracht
aan het licht, dat de zooi-huid geheel had los
gelaten; deze lag als 'n soort inleg-zool los in
de sokken. De huid daaronder bloedde op ver
scheidene plaatsen en bleek zéér dun te zijn.
Goede raad was duur! Gelukkig was lanolin-
zalf aanwezig in het kleine reis-apotheekje.
De poolvorscher bestreek daarmee de teere,
nieuwe huid en bond toen het afgevallen weef
sel om den zool heen, waardoor dadelijk ver
mindering van pijn optrad. Toen dit eenmaal
zat, deed hij niet minder dan zes paar wollen
sokken om het verband, trok laarzen van zee
hondenvel aan en daarover weer gewone, zachte
schoenen. Een zonnebad scheen hem nieuwe
krachten te verleenen. Maar reeds na weinige
uren moest de koene reiziger zijn al te onge-
lijken strijd tegen den witten dood opgeven.
Den 12en Januari werd geheel aan rust ge
wijd.
Den 13en werd de bonzende, witte stilte her
haaldelijk verstoord door geweldige knallen,
veroorzaakt door het uitstooten van ingeklemde
lucht door de gletschers. De stralende zon deed
kleine dooi-plassen op het verijsde plateau
ontstaan, welke het voortgaan bemoeilijkten.
De zware kanonnade hield geruimen tijd aan
en van alle kanten scheen het of vijandelijke
legers elkaar onder vuur hadden genomen. De
smeltende sneeuw dwong Mawson tot een op
onthoud, dat tot 16 Januari duurde.
De sneeuw lag meters hoog en meermalen
verzonk de eenzame poolvorscher diep in de
weeke massa. Verraderlijke spleten dreigden
met een wissen ondergang en ééns kostte het
haast 'n volle minuut van weifeling, eer Maw
son zijn evenwicht had hervonden!
Uit de pezen en spieren van het laatste hon-
denvleesch bereidde hij een soepje, dat hij met
een weinig pemmikan (vleesch-preparaat in
blik voor poolreizigers) wat krachtiger maakte.
Den 17en Januari geraakte hij in een gletscher-
spleet, zoodat hij verzuchtte: „Ziezoo, dat is
het einde!" Zijn weinige voorraden dreigden
verloren te gaan, doch nog éénmaal was de
Voorzienigheid hem genadig. Met de uiterste
moeite en nood gelukte het hem naar boven
te klauteren. Bijna had hij de reddende opper
vlakte bereikt, toen hij te tweede male de
Mawson en zijn noodtent in het land van
den witten dood.
diepte in schoot. De scherpe ijsranden kerfden
diepe sleuven in zijn handen; dikke klodders
sneeuw schoven tusschen huid en kleeding. Be
neden gaapte de dreigende muil van de gron-
delooze diepte! Een oogenblik van zwakte, één
aarzeling en aan alle leed en lijden ware een
eind gekomen! De dood lokte! De pijnlijke aar
de verwisselen voor het Eeuwige Licht! De
krachten van den veegen poolreiziger namen
zéér snel af doch zijn sterke geest overwon
de slapheid van zijn lichaam èn.... de beko
ring. Nieuwe krachten veerden zijn spieren op.
Na een moeizame worsteling ontglipte hij voor
de tweede maal aan het gevaar, 'n Uur had hij
noodig om wat op verhaal te komen. De slaap
zak bood daartoe een zeer geschikte gelegen
heid.
'n Vreeselijke dag was die van 20 Januari.
Gletscherspleten, kanonnades, zwalke sneeuw-
bruggen, sneeuwval, alles spande samen om
Mawson den weg van Merx (en Ninnis) op te
helpen. Eerst drie dagen later brak de zon door
de wolken en hielp een fikschen wind in den
rug den moeden reiziger naar het begeerde
einddoel, de kust der zee. 'n Preciezen koers
volgen bleek onmogelijk. De zachte, rulle
sneeuw was 'n weldaad voor de wonde voeten.
Hoofd- en baardharen vielen bij bosjes tege
lijk uit; Mawson vatte dit verschijnsel als 'n
verlichting van de vracht op, die hij had mee
te sjouwen! Sneeuwpoppen, door zijn vrienden
neergezet, wezen hem nu den weg. De voedsel
voorraden daarneven versterkten zijn krachten.
Den len Februari kwam hij in behouden ha
ven aan. Een verschrikkelijk hoofdstuk van
zijn leven was ten einde!