m S' SstfeR™. ÏS3 EEN ENGELSCHE C LAUBIUS CIVILIS. ANTON BSUCKNEK. VOOR KNUTSELAARS. OPLOSSING SEKIEs UIT DE AAKDMIJKSsf KUNDE, DOUGLAS MAWSON. #9 ZATERDAG 21 OCTOBER 1933 De groofe componist stuurt 'n kerkdienst In de war dn z'n leven zóó ^elaSr^LwalrSgde HOE NOEM JE mm. a=u a= u LETTERRAADSEL. „Wie zingt d'r mee Oplossing van den vorigen rebus. De Zmidpoolssvorscher ontsnapt aan den witten dood. mmmm. Onze vrienden en vriendinnen, die muziek studeeren, komen vroeger of later in aanra king met het werk van den Oostenrijker An ton Bruckner, den zoon van een dorpsonder wijzer, die het tot professor in de muziek aan de' Weensche hoogeschool brachtDrie missen heeft hij gecomponeerd, een Te Deum en acht beroemde veelstemmige, gróóte muziekwerken voor vol orkest, symfonieën genaamd. Keizer Frans Jozef kende hem een ridder orde toe en Bruckner rekende het zich tot een plicht den vorst daarvoor te gaan bedanken. Reeds had de gevierde toondichter zich van deze taak gekweten, toen het Zijne Majesteit opv.iel, dat hij nog niet aan heengaan dacht. „U schijnt nog iets op het hart te hebben, meneer de hof-kapelmeester vroeg de vorst genadig. „Wis en zeker, MajesteitKan ik U wellicht van dienst zijn ,,Het zit 'm zóó, Majesteitdie Hanslick, die geeft altijd zoo op me af in de „Nieuwe, vrije courant" en nou heb ik bij mezelf ge dacht, of Uwe Majesteit niet eens 'n hartig woordje zou willen praten met 'm Ten jare 1891 benoemde de Weensche hooge school den vermaarden musicus tot eeredoc- ter. De rector dier school, hofraad dr. Exner, sprak daarbij de volgende woor4en „Ik, de rector der Weensche hoogeschool, buig mij voor den vroegeren ondermeester uit Windhag Nu kwam de beurt aan Bruckner, om een woordje te spreken, al was 't alléén maar, om voor de hooge onderscheiding te danken. Voorloopig bleef het echter bij stotteren en stamelen van belangEr viel een pijnlijk stil zwijgen over de aanwezigen. Ten laatste bracht de eeredocter er uit: Schaduw-teekening van de beroemde toon kunstenaars Richard Wagner (links) en Anton Bruckner vervaardigd te Bayreuth. „Ik kan U tot mijn spijt niet danken, zooals het behoort. Maar als U een orgel wilt laten halen, dan zal ik het U kunnen vertolken 1" Op zekeren avond was de meester uitge- noodigd ten huize van den toondichter Richard Wagner, in Bayreuth (spr. bij-rüit!). Nu ge viel het, dat de statige erfprinses von Meinin- gen vóór hem uitschreed. Zij maakte zich be kend. Bruckner gaf haar twee handen tegelijk en zeide „Het doet me verduiveld veel pleizier met U kennis te maken, MevrouwIk heb véél moois over U hooren vertellen en dan, hoe lief van U, om zoo goed te zijn voor onzen meester Wagner Eén van z'n grootste werken heeft Bruckner opgedragen aan Zijn Apostolische Majesteit, Karei Frans Jozef van Oostenrijk. De vorst was daarmede zeer vereerd en gaf als zijn verlan gen te kennen den meester persoonlijk te danken. Bruckner wfst haast geen raadDen grijzen monarch had hij nog nooit gezien, aan het Hof had hij nog nimmer 'n voet gezet en nu zou hij van aangezicht tot aangezicht té genover den Landsvader komen te staanIn rok nog welZoo'n stijf ding had z'n corpus nog nóóit omhuld Intusschen er zat niets an ders op dan te gehoorzamen Met 'n bonzend hart besteeg de befaamde organist de marmeren trappen van den hofburg. De eindelooze reeksen schilderijen, de schitte rende wandbekleeding, de norsche lakeien, alles droeg er toe bij, hem heel, heel klein te maken. „Wat moet ik eigenlijk tegen Zijn Aposto lische Majesteit zeggen informeerde hij met benepen stem. „U dankt slechts onderdanig voor de eer, die de Keizer U bewezen heeft Nog méér kamers, salons, gangen. Eindelijkde audiëntie-zaalDe deur gaat ®pen Daar staat de troon I 'n Lakei ernaast, ui schitterende uniform. MUCkner °P 'm al „MajesteitEch„°n'e wn„L Verder kan hij geen zicht tot ren®.®n De lakei vertrekt zijn ge- komt Frans fóift J1*1 het1?e,w®. oog-mblik gang het keizerlijk paleis161 met tr0tSChen Aan Johann Herbeck, den hof-kapelmeester had Bruckner eigenlijk zijn ambt L Weenen te danken. Hof-organist, dat was vl,,Z geen kleinigheid. Men bond den componist nadrukkelijk op het hart zijn beschermer een aandenken te schenken. Hij liet zich dan ook niet onbetuigd, bracht dr. Herbeck een bezoek enstopte diens vrouw heel vertrouwe lijk'n briefje van tien in de hand!' Te Bayreuth keerde de groote meester laat huiswaarts van een visite, die hij in Wagner's woning, huize „Wahnfried" had afgelegd. On gelukkigerwijze vond hij de huisdeur op het nachtslot. Alles sliep, 'n Sleutel had hij niet bij zich gestoken. Dan maar 'n symphonie te gen de voordeur getrommeldHet bleef stil daar binnen. Goede raad was duurJuist wilde de meester naar een ander hotel óp zoek gaan, toen zijn medehuurder, de dichter Wohlmuth 'n venster opende en hem den huissleutel toe- gooide. In 'n ommezien flodderde Bruckner in zijn onmogelijk-wijde broek naar binnen en plaatste zich voor den grijzen verzenmaker. „Herr Dokter, nu moet ik U toch eens wat vragen! Wees zoo goed me 'n paar draaien om m'n ooren te verkoopen, wijl ik zoo idioot ben geweest den sleutel niet mee te nemen, zoodat ik U moest storen in uw slaap Of dr. Wohlmuth aan deze uitnoodiging ge volg heeft gegeven, verhaalt de geschiedenis helaas nietZ'n handen zullen hem wèl een oogenblik gejeukt hebben, denk ik Een ander storend voorval gebeurde te Kremsmünster, bij de inwijding eener nieuwe kerk. Bruckner zou het orgel bespelenHij werd met veel respect ontvangen en naar een café geloodst, waar méér dan voor een plech tige stemming dienstig mocht heeten, de wijn- flesch werd aangesproken. Op den weg naar het Godshuis kwam een troep soldaten voorbij, die 'n bekenden marsch speelden, welke door den befaamden organist werd méé geneuried! Tot hun grooten schrik vingen de vrienden in de melodie van het kerkorgel óók noten uit dat soldatenlied op! Hun ontsteltenis was groot! Na afloop der plechtigheden kreeg óók de meester het leelijk te kwaad en hij betreurde het, dat hij den wijn niet had laten staan! Gelukkig kon hij des avonds de felicitaties van een geestelijke in ontvangst nemen. „Mees ter, ge hebt iets van de Italiaansche zonnig heid in uw apèl laten hooren! Ga zóó vóórt!" „Maar Eminentiestotterde Bruckner. terwijl hem een steen van het hart gewenteld leek! Nóg vervelender was 'n gebeurtenis in de Hofkerk te Weenen. Gedurende de H. Conse cratie zweeg het orgel en de organist knielde deemoedig neer, teneinde de H. Hostie te aan bidden. Daarna trok hij de registers open om met het Benedictus te beginnen. Géén geluid! Nogmaals de toetsen neerAlles blijft stil! Bruckner snapt er niets van. Hij toog op onder zoek uit en.vond den windmaker ingesla pen! Toen klonk 'n geweldige stentorstem door de devoot-stille kerk: „Ezel, die je bent! Wil je dSlijk beginnen wind te maken! Wacht maar, droomer, ik zal het je inpeperen nu je het waagt op klaarlich- tendag te gaan slapen Bruckner was heelemaal vergeten, waar hij zich bevond....! In September 1891 kwamen schoolmeesters uit Stiermarken ten getale van driehonderd te Admont bijeen. Juist toen de tijd óm was en de trein op het punt stond te vertrekken, verbreidde zich het blijde nieuws, dat meester Bruckner was aangekomen om het heerlijke orgel van den Dom te bespelen. Niemand dacht méér aan heengaan! Allen haastten zich naar het bedehuis, waar Bruckner's onvergetelijke spel ieder ten zeerste stichtte. Later brachten de onderwijzers den grijzen kluizenaar hun hulde. „Heeren!" zoo antwoordde deze „ik dank u! Ik vind het heerlijk zoo'n mooien dag te Admont te hebben genoten. Ik ben school meester geweest, geef tegenwoordig nóg on derwijs en dat zal zoo heel m'n leven wel blijven! Wat ik gemaakt heb, heb ik aan O. L. Heer te danken; Hij toch heeft mij Zijne ge naden daartoe geschonken. Ik heb geprobeerd Hem te danken in mijn laatste werk, het Te Deum. Maar of Hij dit gepruts heeft aangeno men, kan ik U niet zeggen. Ik zal nochtans verder arbeiden, opdat ik, bij de laatste afre kening, niet 'moge te hooren krijgen: „Ezel, waarom heb je het talent niet beter besteed, dat Ik je had geschonken?" Bruckner stierf 11 October 1896. Op wandel- en fietstochten geven we natuur lijk altijd onzen oogen den kost om niet in zeven slooten tegelijk te loopen. We willen nu eens zes plaatjes geven van dingen, die je vast en zeker wel eens onderweg Li U O' >|Uo. i rtrisi-rnT hebt gezien. Hier is het eerste. Hoe noem je zooiets, door onze onvolprezen rij wiel vereeni- gingen neergezet tot groot gerief van leden en.... niet-leden, zoo die er nog zijn! Na no. VI antwoorden inzenden. Drie prijzen Den Höllandschen Claudius Civilis kennen we allemaal wel, hè Hij was de voorname Bataaf, wiens broeder door den onmensch Nero werd omgebracht en die zijn stamgenoo- ten aanvoerde tegen de gehate Romeinen onder Cerialis. Wie wel eens Nijmegen heeft bezocht, kan daar nabij de Keizer-Karel-kapel lezen, hoe hij „tandenknersend" de veroveraars zag verder trekken door de overwonnen streken, tot tenslotte ook Oppidum Batavodorum (Nij megen) hun in handen viel Koningin Boudicca wekt haar krijgers op ten strijde. Engeland heeft óók zijn Claudius Civilis gehad. Hier was het echter geen held, die de onderdrukte bevolking vóórging in den onge- lijken strijd tegen Rome's legioenen, maar.... 'n heldin'n VrouwDe geschiedenis noemt haar Boadicea, maar ik denk, dat het ge makkelijker is om van Boudicca te spreken, 'n Keltische naam, die zooveel als Victoria schijnt te beteekenen. In haar dagen stond aan het hoofd van het Romeinsche wereldrijk de wreedaardige keizer Nero. Met „Nero" betiteld te worden zou in later eeuwen de zwaarste beleediging betee kenen. Zelfs voor den wreedsten tiranDeze krankzinnige beul heeft zich. immers door ontzettende daden voor eeuwig geschand vlekt. Zijn leermeester, de wijze Séneca moest zich, op zijn bevel, zélf den dood geven; zijn dapperen zwager Britannicus liet hij tijdens 'n diner 'n glas vergiftigd water reiken, zoo dat het slachtoffer denzelfden nacht stierf; het is ontzettend om neer te schrijven, maar deze mensch had zóó volledig met alles ge broken, dat hij zijn eigen moeder liet neer steken door een vrijgelatene, nadat een po ging haar midden in zee te doen verdrinken had gefaald, 'n Romeinsch officier, Flavius Subrius, weigerde dezen keizer gehoorzaam heid: 'n man, zoo zei hij, die zijn moeder en gemalin had laten ombrengen en die tegelijk als wagen-menner in het circus optrad Nero was ongetwijfeld 'n handige menner had géén recht meer om bevelen uit te dee- len Eén van Nero's generaals, Suetonius, heeft Brittannië voor zijn Keizer veroverd. Met goedvinden der overwinnaars verkreeg de Engelsche prins Prasutagus het recht de land streken rond Nordfolk te besturen. Bij zijn dood (61) verdeelde hij zijn goederen onder zijn beide dochters enNero, in de hoop zoodoende den wreedaard gunstig voor zijn erfgenamen te stemmen. Het is te begrijpen, dat zijn weduwe prinses Boudicca, met deze beslissing niet erg was ingenomen! Haar ver ontwaardiging werd nog grooter, toen de Ro meinsche soldaten de eigendommen harer onderdanen begonnen in te palmen, waarbij zij zich niet ontzagen de twee jonge dochters van den overleden Prasutagus te krenken. Ten slotte vergaten deze volgelingen van Nero zich zóóver zoo heer, zoo knechtdat zij de vorstin geeselslagen toebrachten! Daarmede was evenwel de maat vol. Boudicca's stam greep naar de wapenen. De kans was schoon, want Suetonius had de handen vol met een opstand in Wales en op het eiland Anglesey. Hier bevonden zich de druïden, heidensche priesters, die hun bloedige offerfeesten meest vierden onder 'n ouden eik („derw"); het waren deze lieden, welke de opstandelingen voortdurend aanvuurden in hun vrijheids kamp. Half Engeland schaarde zich aan de zijde van Boudicca. De Romeinsche bewakings troepen te Camulodunum (Colchester, even ten W. van Harwich), kregen het zwaar te verantwoorden. Zij verschansten zich ten ge tale van tweehonderd in den tempel van Claudius en hadden niet eens gelegenheid dit gebouw door gracht of wal te beveiligen. Het viel de Engelsche Claudius Civilis toen zéér gemakkelijk hen te verslaan en hun vesting met den grond gelijk te maken. Suetonius snelde naar het terrein van den strijd, maar hij kon niet beletten, dat Verulam en Londen in handen van de Britten vielen Meer dan 70.000 Romeinen en hun handlangers kwamen deels door het vuur, deels door het zwaard om; het negende legioen (grootste legerafdeeling der veroveraars, eerst 3000, later 6000 en méér man sterk), dat de be> dreigde plaatsen te hulp wilde snellen, werd grootendeels in de pan gehakt. Maar toen keerde de krijgskans! Nero had Engeland thans graag laten schieten, doch Suetonius lachte hem vierkant achter z'n rug uitWat drommel nog toeZou hij zich op z'n kop laten zitten door 'n vrouw nog wel en door die afschuwelijke druïden, die hun afgoden meenden te moeten vereeren met menschen-offers Nooit van z'n leven Zou hij de Romeinen nog langer laten beschimpen als weekvoetige badgasten, wijn-drinkers, smulpieten en olie-smeerders Geen sprake vanAlleen de éérste stoot der Keltische legers was te vreezen had Julius Caesar al geleerd en die eerste stoot was reeds toe gebracht. Suetonius zou den laatsten, den be- slissenden stoot gaan plaatsen Ergens tusschen Londen en Chester stelde de Romeinsche veldheer zijn legioenen zoo voordeelig mogelijk op. Hun getal was onge twijfeld veel en veel geringer dan dat van Boudicca's aanhangers, maar wat maakt in een veldslag het getal uit Heeft de Spaansche veroveraar Pizarro later niet- met 'n paar honderd man over de duizenden troepen van Peroe's koning Atahoealpa gezegevierd De Romein bond zijn mannen op het hart zich niet van de wijs te laten brengen door het krijgsgezang der barbaren noch door hun ge schreeuw, dat had allemaal niets te beteekenen! En Boudicca? Zij wist niets van vrees. In haar open, tweewielig voertuig leek zij 'n priesteres, die haar horden ter overwinning ging voeren. Haar veeltintig gewaad viel in sierlijke plooien om haar wel zéér vorstelijke gestalte. Haar blauwe halsdoek, gehecht met 'n zilveren spang, golfde onder het rijden als 'n banier op den adem van den wind. De rosse hairen leken gesponnen goud onder het stralend licht der uitbundige zon. Vergezeld van bei haar dochters, sprak zij aldus haar scharen toe: „Mannen, wij willen niet langer leven als slaven der Romeinen. Beter ware de dood dan zóóiets te dulden. Herinnert u de schandda den, die zij jegens u begingen. Gedenkt de uitspraken onzer priesters, die ons de over winning hebben in uitzicht gesteld!" 'n Luid geroep van instemming zwol aan over het wijde veld. De wapens kletterden tegen de schilden aan. De koene Kelten stort ten zich over de legioenen. Deze wankelden onder den druk van den eersten stoot, doch slechts 'n oogenblik. Weldra herstelden zij zich en dreven de woeste horden der barbaren voor 'n Strijdbai-e Kelt! zich uit. Het Romeinsche leger, vóórwaarts- dringend als 'n wig, behaalde een al te ge makkelijke zegepraal (61) op de legers van haar, die wèl 'n aanvoerster, maar géén gene raal mocht heeten. Zij vlood en trachtte nieuwe legers onder haar banier te werven. Toen dit niet gelukte, gaf zij zichzelf den dood door venijn. De provincie Brittannia bleef voor de over- heerschers behouden; de vroegere gehoor zaamheid werd haar bewoners weer opgelegd. Mijn geheel bestaat uit 13 letters en is de naam van een plaats in Bulgarije. x 1 X 2 X 3 X 4 X X X X X X X X X 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1. Teeken voor „zacht" in de muziek. 2. Uitroep van vroolijkheid, ter uiting van dartele onbezorgdheid, of luchthartige, vaak wat plaagzieke spotternij. 3. Gebroken, maar niet geheel fijngemalen graan, vooral gerst of rijst; ook: grof kiezel zand. 4. Het verstrijken van tijd; achteruitgang van zaken voortgang eener ziekte. 5. Stoffen, die, in een kleine hoeveelheid in genomen, nadeelig op de lichaamsorganen werken. 6. Verbasterde naam voor zekere oorlogswerk tuigen der ouden, waarmede men zeer zware steenen in belegerde steden wierp speeltuigjes voor jongens (en meisjes!), bestaande uit 'n vorfcsgewijs gevormd takje, aan welks uitein den een stukje elastiek is bevestigd, dienende om steentjes, eikels enz. weg te schieten. In Den Bosch verboden 7. De Bulgaarsche stad, op z'n Bulgaarsch ge speld, aan de Maritza gelegen. 8. Lijstje, registertje van voorwerpen, boeken enz. eener verzameling, meestal met korte om schrijving, vermelding van bijzonderheden, prij zen der voorwerpen enz., vaak gerangschikt volgens het a. b. c. 9. Zich langzaam met den buik over de aarde voortbewegen. 10. Lokken, verlokken, verleiden, afleiden van plichts vol brenging. 11. Langwerpig onderkussen, hoofdmatras. 12. Oogvormig gedraaid snoer of lint ofn er iets door te steken of in te hechten. 13. Romeinsch cijfer voor het getal 70afkor ting voor „heilige". OPLOSSING VORIG LETTERRAADSEL. Vlaardingen. 1. V voor vijf2. elf3. draak 4. bedaagd5. verdragen6. Vlaardidgen 7! ve(r)dringen 8. pronken; 9. degen; 10. rek; 11. N, voor Noorden. Ons Mopje wil 'n haas vangen, maar... geen kans hoor! Hij haalt hem nooit in! Voor dit werkstukje maak je twee gebogen Assen van stevig ijzerdraad. 'tls niet beslist nooidig om as en pooten met een afzonderlijk spijltje te verbinden. Je kunt het gebogen stukje van de as dadelijk aan de pooten vast maken. Alleen moet je hier aan denken, dat je èn hond, èn haas, zoo op de grondplank vastmaakt, dat in den hoogsten stand van de as, als dus ook de achterpooten het hoogst zijn, de voorpooten juist de plank raken. Den hond en den haas zaag je van triplex. Als je dit werkstukje goed voor elkaar brengt en je rijdt er mee, dan lijkt het net of beide dieren met groote sprongen vooruit komen. Meisjes, jongens, kun je zingen, Zingt dan mee zoo goed het gaat Al de liedjes die hier volgen 't Zijn er zes, dus nü, paraat Eerst komt ons de regen plagen Maar hij deert deez' kinderen niet Die onder moeders paraplu zich Verschuilen, zoo je hier wel ziet De haasjes op het tweede plaatje Treffen blijkbaar beter weer! In het groene knollenlandje. Nu, wat wil je dan nog meer De eene speelt al heel parmantig En gevoelvol op een fluit De ander trommelt daarbij lustig Beide zingen honderd uit. Ondertusschen komt de winter En de tijd van Sinterklas', Die gewoonlijk is omgeven, Met een geheimzinnig waas. Zie de maan schijnt door de boomen, Zingt dan ieder, jong en oud. Is er dan wel iemand, die niet Van dien goeden Bisschop houdt Kijk, daar hoor 'k ook de schutters. Ja, daar komen ze juist aan. Maakt dus plaats voor deze heeren. Laat hun ruime, breede baan. En daar heb je ook die kleuters, Op een hek, drie in getal Lustig koutend met elkander, Over bloempjes, berg en dal 1 Nu zijn wij alweer gekomen Aan 't einde van het stel Daantje, die te laat op school kwam Ende rest, die weet je wel! (Jij ook, Johan? Red.) JOH. J. Nog werd door ons een apart plaatsje bestemd voor de berijmde oplossing van ons vriendin netje Anny A.n, uit het schoone Tilburg, 36 Stationsstraat. Hoera, aan 't dichten gaan we weer, Maar redacteur, komaan Waér haalt Gij voor de lieve jeugd Toch steeds iets nieuws vandaag (Redacteuren hebben 'n breeden duim, Ans, dat hoort bij 't vak Het éérste, wel, dat kennen we Want in een tijd als nu Is 't leuk, zooals dat kleine span, Zit onder moeders parapluie Nu volgt een aardig hazenpaar In 't groene knollenland, Spelen ze trommel en ook fluit Zoo aardig en plezant. Zie die maan, zoo helderKlaar Kijkt ze door de boomen, Spoedig is de avond daar Dat de goede Sint zal komen. Tara-boem, de schutters komen Jongens-lief, op zij, ja wel Al die zwaarden, vlaggen, sabels, Is Goddank maar kinderspel I Nummer vijf, zoo kalm en rustig, Klinkt ons liedje heusch niet gek Drie lieve, kleine, leuke kleuters, Wel, die zaten op 'n hek Daan, o jongen, loop toch door Blijf niet staan te droomen Aanstonds is 't te laat voor school 'k Zie er straf van komen Volgende week de uitslag der verlotingop 't oogenblik stroomen de inzendingen nog ons bureau binnen. Het is niet altijd mogelijk de beteekenis van iederen aardrijkskundigen naam nauwkeurig vast te stellen, maar met 'n beetje goeden wil... en fantasie is er soms toch wel eens 'n touw aan vast te knoopen, hoor maar! „Coln" beteekent meest „kolonie", van het Latijnsche „Colonia". Het komt voor in Lin coln en Cologne (Keulen!), 'n „Dal" of „Thai" is 'n dal: Liddesdale, Reinthal, Kendal. „Guada" is de naam, door de Moorsche over- heerschers aan 'n „rivier" in Spanje gegeven; hun woord „wadi" beteekent letterlijk: ravijn. „Guadalqui vir" is eigenlijk hun „Wadi-l-ke- bir": „groote rivier!" Ik denk dan verder nog aan de Guadiana. Nu we het toch over die Spaansche namen hebben, wou ik je terloops de juiste klemtoon aan de hand doen voor sommige Spaansche steden, als: Tolédo, Cadiz, Zaragóza, Jaca (spr.: Cha-ka), Sevilla (se-viel-ja), Córdoba, Burgos (spr.: boer-gös), Valladolid (dus niet op de 0!), Granada, la Corüna (ko-roen-ja) enz. Het Keltische „dour" beteekent: „water" Adour, Douro, Dordogne, Darwin enz. „Dum" of „dun" verbeelden 'n sterkte op 'n heuvel: Dunmore, Verdun, Dumfries, Donegal. „Ea" of „ey" staan bij woorden om 'n eiland aan te duiden: Eton, Staffa, Swansea, Jersey. Het woord (Zweedsche) „eist" beteekent: rivier: Elbe, Clara-elv enz. 'n Berg wordt ooit aange duid met „feil": Snaefell! „Ham" of „Heim" doelen op 'n huis: Buckingham, Chapham, Hil- desheim, Hochheim. De rare Chineezen noe men 'n rivier, die notabene stroomt: ho!. Peiho! Als je nu nog weet van de pinda-lekka- mannetjes, dat „Hoang" of „Whang" geel be teekenen, dan kan je de bedoeling van Hoang- ho gemakkelijk gissen! 'n Eiland in 'n meer of rivier heet wel „holm": Stockholm, Rosmers- holm, Flatholm. Kara is weer Turksch. Ja, als redacteur heb je aan je drie moderne talen nu eenmaal niet genoeg! en wordt ge bruikt voor „zwart": Karakoen: zwart zand; Kara Hissar: zwarte burcht. Het woord „me dina" valt mee; het is Arabisch voor: stad: Medina del Campo (stad in de vlakte), Medina Sidonia „Ness" of „Naze" wijst 'n vóórgebergte aan: Sheerness, Grisnez, Caithness. „Siërra" (sjerra) zou volgens sommigen „zaag" betee kenen. Neen, brullen anderen, je hebt het glad mis! „Siërra" komt van het Noorsche „sehrah": 'n onbebouwde uitgestrektheid, streek. „Ton" is bij Engelsche namen gewoon: stad; Brighton. Het „wiek" of „wich" in die namen is: 'n dorp, als Berwick, Greenwich, Sandwich. Allemaal kennen we den Ben Nevis-berg; dit „ben" of „pen" doelt op 'n „berg": Bangor! Ben Lomond, Penninische Alpen, Apennijnen, Pindus! „Borough" is: heuvel; Ingleborough, Flamborough. Lea, loo, ley" geven 'n weide aan: Hadleigh, Waterloo, 'n Woud wordt niet zelden beduid door „kil": Kildrummy, Kilham; ook treft men hiervoor: hurst aan, Lyndhurst. De mond van 'n rivier heel wel: inver: Inver ness, Inveraray enz. Ach, dat men evenveel ijver had om zijne gebreken uit te roeien en deugden aan te kweeken, als om geleerde vraagstukken uit te denken! Doctor Xaver Merz was reeds verstard in den greep van den witten dood. Er woedde een hevige sneeuwstorm. De afstand naar de vei lige hut was nog zéér, zéér groot. Met inspan ning zijner laatste krachten gordde Mawson zich aan dezen afstand te overwinnen. De hemel bleef bewolkt. Gedurende enkele uren trad windstilte op. Hij zaagde zijn slee met een zak-zaag in tweeën, timmerde 'n kruis en stelde dit op boven het graf van Merz, dat uit ruwe ijsblokken bestond. Gedurende een bul derenden storm las hij de gebeden voor de afgestorvenen bij dit graf in de witte stilte. 's Anderendaags viel aan verder reizen niet te denken. De sneeuwvlokken belemmerden het uitzicht en het gaan volkomen. Voor 'n geslo ten venster zou het leuk geweest zijn er naar te kijken, maar hier was het verschijnsel angst aanjagend. Het was 10 Januari 1912. Den llen werd het weer kalmer en kon Mawson aan vertrek denken, doch toen hij 'n paar kilometer gij Douglas Mawson. over de bevroren vlakte had geloopen, kreeg hij zoo'n pijn aan z'n voeten, dat hij tot rust werd gedwongen. Een nader onderzoek bracht aan het licht, dat de zooi-huid geheel had los gelaten; deze lag als 'n soort inleg-zool los in de sokken. De huid daaronder bloedde op ver scheidene plaatsen en bleek zéér dun te zijn. Goede raad was duur! Gelukkig was lanolin- zalf aanwezig in het kleine reis-apotheekje. De poolvorscher bestreek daarmee de teere, nieuwe huid en bond toen het afgevallen weef sel om den zool heen, waardoor dadelijk ver mindering van pijn optrad. Toen dit eenmaal zat, deed hij niet minder dan zes paar wollen sokken om het verband, trok laarzen van zee hondenvel aan en daarover weer gewone, zachte schoenen. Een zonnebad scheen hem nieuwe krachten te verleenen. Maar reeds na weinige uren moest de koene reiziger zijn al te onge- lijken strijd tegen den witten dood opgeven. Den 12en Januari werd geheel aan rust ge wijd. Den 13en werd de bonzende, witte stilte her haaldelijk verstoord door geweldige knallen, veroorzaakt door het uitstooten van ingeklemde lucht door de gletschers. De stralende zon deed kleine dooi-plassen op het verijsde plateau ontstaan, welke het voortgaan bemoeilijkten. De zware kanonnade hield geruimen tijd aan en van alle kanten scheen het of vijandelijke legers elkaar onder vuur hadden genomen. De smeltende sneeuw dwong Mawson tot een op onthoud, dat tot 16 Januari duurde. De sneeuw lag meters hoog en meermalen verzonk de eenzame poolvorscher diep in de weeke massa. Verraderlijke spleten dreigden met een wissen ondergang en ééns kostte het haast 'n volle minuut van weifeling, eer Maw son zijn evenwicht had hervonden! Uit de pezen en spieren van het laatste hon- denvleesch bereidde hij een soepje, dat hij met een weinig pemmikan (vleesch-preparaat in blik voor poolreizigers) wat krachtiger maakte. Den 17en Januari geraakte hij in een gletscher- spleet, zoodat hij verzuchtte: „Ziezoo, dat is het einde!" Zijn weinige voorraden dreigden verloren te gaan, doch nog éénmaal was de Voorzienigheid hem genadig. Met de uiterste moeite en nood gelukte het hem naar boven te klauteren. Bijna had hij de reddende opper vlakte bereikt, toen hij te tweede male de Mawson en zijn noodtent in het land van den witten dood. diepte in schoot. De scherpe ijsranden kerfden diepe sleuven in zijn handen; dikke klodders sneeuw schoven tusschen huid en kleeding. Be neden gaapte de dreigende muil van de gron- delooze diepte! Een oogenblik van zwakte, één aarzeling en aan alle leed en lijden ware een eind gekomen! De dood lokte! De pijnlijke aar de verwisselen voor het Eeuwige Licht! De krachten van den veegen poolreiziger namen zéér snel af doch zijn sterke geest overwon de slapheid van zijn lichaam èn.... de beko ring. Nieuwe krachten veerden zijn spieren op. Na een moeizame worsteling ontglipte hij voor de tweede maal aan het gevaar, 'n Uur had hij noodig om wat op verhaal te komen. De slaap zak bood daartoe een zeer geschikte gelegen heid. 'n Vreeselijke dag was die van 20 Januari. Gletscherspleten, kanonnades, zwalke sneeuw- bruggen, sneeuwval, alles spande samen om Mawson den weg van Merx (en Ninnis) op te helpen. Eerst drie dagen later brak de zon door de wolken en hielp een fikschen wind in den rug den moeden reiziger naar het begeerde einddoel, de kust der zee. 'n Preciezen koers volgen bleek onmogelijk. De zachte, rulle sneeuw was 'n weldaad voor de wonde voeten. Hoofd- en baardharen vielen bij bosjes tege lijk uit; Mawson vatte dit verschijnsel als 'n verlichting van de vracht op, die hij had mee te sjouwen! Sneeuwpoppen, door zijn vrienden neergezet, wezen hem nu den weg. De voedsel voorraden daarneven versterkten zijn krachten. Den len Februari kwam hij in behouden ha ven aan. Een verschrikkelijk hoofdstuk van zijn leven was ten einde!

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9