EEN DEFTIGE DIEF. DE WINNENDE VERLIEZER. HET GLAS WATER. DE REACTIOMETER. v DINSDAG 31 OCTOBER 1933 Thomas Bunker schrikt zich dood. PITSIE. Zr. De dief had zich verscholen in het nauwe, donkere hokje, dat tot garderobe was ingericht en wachtte op een gunstige gelegenheid om z n slag te slaan. Daar hing de prachtige pels jas van meneer Ravenvoorde. Ze had minstens driehonderd gulden gekost en de tweedehands koopman in de naburige stad zou er grif een bankje van vijf en twintig voor geven! Door een kier van de deur, die het garde robe-hokje van de groote zaal scheidde, wierp de dief een blik in de sociëteit. Al naar huis gaan? hoorde hij meneer van Ravenvoorde zeggen. Ik denk er niet aan! Ik blijf nog een uurtje! Dit was beslissend voor het lot van de pels jas. Voorzichtig nam de dief het kleedingstuk van de haak, trok het aan en nam nog en pas sant den hoogen hoed van meneer Ravenvoorde mee. Toen hij de gelegenheid schoon zag, wipte hij behendig naar buiten. Zijn eerste werk, toen hij in een stille straat was beland, be stond in het inspecteeren der zakken van de pelsjas. Hij hoopte er een flinke, dikke portefeuille in te vinden. Maar de buit viel tegen. Niets anders dan een bos sleutels! De dief vloekte binnensmonds. Maar dan schoot hem een schitterentd denkbeeld te bin nen. Sleutels! Er was ook een huissleutel bij! En meneer Ravenvoorde zou nog minstens een uurtje wegblijven! Een gunstige gelegenheid om intusschen ddens woning eens grondig te inspecteeren! 'tWas reeds na middernacht en de huisgenooten zouden dus wel allen in die pen slaap gedompeld liggen. Met den slenterenden, ietwat on vasten stap van den heer, die rijkelijk aan Bacchus ge offerd heeft, zette de dief koers naar van Ravenvoorde's woning. In zijn pelsjas en met zijn glanzenden hoo gen zijden hoed zag hij er uit als een echten gentleman. Toen hij de straat bereikte, waar van Ra venvoorde woonde, vond hij het terrein rustig en veilig. Nergens brandde meer een licht achter de vensters; nergens viel een spoor van eenige menschelijke figuur te ontdekken. Volkomen gerustgesteld beklom de dief den stoep en haalde den sleutelbos te voorschijn. Met geoefend oog zocht hij er den sleutel uit, die hem toeleek het best in aanmerking te komen voor het openen der deur. Hij stak den sleutel in het slot; morrelde... Mis! Hij paste niet. Dan maar een ander geprobeerd! Doch juist op dit oogenblik weerklonken er op straat achter hem zware voetstappen. De dief draaide zich om en stond oog-in-oog met een politie-agent. Eén oogenblik leek de toestand penibel. Doch weldra had de dief zijn tegenwoordigheid van geest herkregen. Hij glimlachte den politieman welwillend toe. Zeg agent! hikte hij. Je komt juist op een heel geschikt oogenblik! Ik weet niet hoe het komt, maar ik kan mijn huisdeur niet open- krijgen. Zou je mij niet eens willen helpen? Tegelijk stak hij den ander met een vertrou welijk gebaar den sleutelbos toe. De achterdocht van den agent, zoo deze al een oogenblik bestaan had, was onmiddellijk verdwenen. Hulpvaardig probeerde de politie man de verschillende sleutels; slaagde er wel dra in, de deur te openen. Gedienstig hielp hij den deftigen heer naar binnen; bleef dan nog een oogenblik in het portaal staan, om toe te zien, of de gepelsjaste wel in staat was, alléén zijn kamer te bereiken. De dief knikte den agent gemoedelijk toe. En dan, om volmaakt in zijn rol van lichte lijk aangeschoten meneer te blijven, ging hij ©p de trap zitten, en begon zijn schoenen uit te trekken. Hij knipoogde grappig tegen den politieman. Psst! Stil! mijn vrouw mag me niet hooren! De agent knikte glimlachend, ten teeken, dat hij er alles van begreep. Doch juist op dit oogenblik klonken er boven in de gang lichte voetstappen en een oogenblik later vertoonde zich de schim van een vrou wengestalte boven aan de trap. Ben jij daar, George? De dief bracht de handen naar het hoofd, met een gebaar, alsof hij zeggen wilde: „Nu is mijn vrouw toch wakker geworden! Om hulp smee- kend keek hij den agent aan. Deze grijslachte bemoedigend. Het instinct der saamhoorigheid, hetwelk in eiken man leeft, was in hem ontwaakt. Geruststellend klonk zijn zware stem naar boven: Gaat u maar gerust naar bed, mevrouw! Ik ben van de politie! Ik heb meneer even geholpen met den sleutel, want er was iets niet in orde met het slot. Mijnheer komt ook zoo dadelijk boven! De uitlegging had succes. De vrouw des hui zes bleek tevreden gesteld en verdween on middellijk daarop. Nu wendde de politie-agent zich weder glimlachend tot den meneer in pelsjas, die opkde trap zat en den eenen schoen dien hij had uitgetrokken, nog altijd in de hand hield. U kunt nu den weg zelf wel verder vin den, is 't niet? vroeg de dienaar van Herman dad welwillend. Maar opeens bleef hij als gebiologeerd staan. 'tLeek wel, alsof hij een plotselinge ontdek king deed. Daar schalde luid en zwaar, zijn stem naar boven! Mevrouw! Wilt u nog eens even hier komen? Tegelijk legde hij zijn hand op den schouder van den dief. Enkele oogenblikken later kwam de vrouw des huizes, in een peignoir gehuld, naar beneden. De agent wees haar naar den man op de trap. Is dit uw echtgenoot, mevrouw? Weldra volgde een verontwaardigde ont kenning. Weineen! Ik ken dien man totaal niet! Wat doet hij hier in huis? De agent grijnsde grimmig. Ik denk, dat hij van nlan was, te komen stelen!, legde hij uit. 't Scheelde maar een haartje, of ik was er ingeloopen! Hij zag er zóó deftig uit, dat ik niet anders dacht, of hij was de heer des huizes! Maar in ziin stommi teit heeft de dief 'tal te mooi willen maken door ziin schoenen uit te trekken!.... Kijkt u eens naar zijn voet! Hebt u ooit gezien, dat een echte deftige heer een groot gat in zijn #ok heeft waardoor een vuile, vieze groote teen Baar buiten steekt?.... J. D. (NADRUK VERBODEN.) .Karei sprong als een tijger en slaagde nog juist in den bal te bereiken. Met een forschen zwaai van zijn arm scheerde de bal juist over het net. Voor hij zich echter geheel uit zijn gebukte houding had opgericht, klonk wreed en duidelijk de stem van den scheidsrechter: m- No! Outside! Dus Karei had den bal uit geslagen! Onmiddellijk liet de scheidsrechter er op volgen: Game, set and match! Karei had den match verloren. In gewone omstandigheden had het verliezen van een partij tennis niet den minsten invloed op zijn prettig, opgeruimd humeur. Maar in dit bij zondere geval trok hij zich zijn verlies sterk aan. Met zijn clubgenoot George Scheppert had hij het tot de finale in het heeren enkel- spel gebracht op het Trekvogels-tournooi en nu was hij door George geslagen. Nog vóór de scheidsrechter was uitgesproken stond Scheppert reeds aan het net en wachtte, met een laatdunkend glimlachje, op zijn tegen stander. Met lood in zijn schoenen liep Karei naar het net. Voor de toeschouwers moest hij zich goed houden en bovendien was het toch George's schuld niet, dat hij, Karei, beneden zijn gewonen vorm gespeeld had. Haastig stak Karei zijn hand uit en zonder George aan te kijken mompelde hij een felici tatie. Nou maar, Kareltje, zei de overwinnaar op een onuitstaanbaren, pedanten toon, je hebt het me anders niet cadeau gegeven hoor. Je hebt buitengewoon goed gespeeld. Je back hand.... Maar Karei luisterde al niet meer. Die ver waande kwast, dacht hij. Dat complimentje over mijn spel (en hij weet heel goed, dat ik be neden mijn gewonen vorm speelde!) is natuur lijk alleen maar bedoeld om te laten uitkomen hoe buitengewoon hij zelf gespeeld heeft! Schichtig keek Karei, op weg naar de kleed kamer, om zich heen of hij Bep zag. Goddank, zij was er niet! Zij had blijkbaar begrepen, dat hij het ellendig zou vinden haar vlak na zijn nederlaag te ontmoeten. Dat was nu de eigen lijke reden, waarom Karei zich zijn verlies zoo aantrok. Tot voor een half jaar geleden zou het hem volmaakt Siberisch gelaten hebben, dat hij van George verloor. Niet, dat hij George niet altijd een opschepper gevonden had, maar verder verknoeide Karei geen oogenblik door aan hem te denken. Doch een half jaar ge leden was Karei tot de ontdekking gekomen, dat hij Bep liefhad. En tot die ontdekking was hij gekomen, toen hij merkte, dat George Scheppert haar alle mogelijke attenties bewees. Onstuimig als hij was had Karei toen op een avond aan Bep zijn liefde verklaard. Met haar groote, onschuldige, oogen had zij Karei verwonderd aangekeken. Maar Charlie, had zij gezegd, aan zoo iets heb ik nog nooit gedacht. We zijn samen op de kleuterschool geweest, zijn samen aangenomen enneen, laten we er alsjeblieft niet meer over praten. We zijn altijd zulke trouwe vrien den geweest. Karei echter had aangedrongen, ernstig en dringend, en tenslotte had Bep gezegd, dat ze er eens ernstig over na zou denken. Over zes maanden zou ze Karei een definitief antwoord geven. Maar in dien tusschentijd, had Karei haar moeten beloven, zou er tusschen hen met geen woord van liefde worden gesproken. Gedurende die zes maanden was, tot onuit sprekelijke ergernis van Karei, de vriendschap tusschen Bep en George steeds grooter ge worden. En nu waren toevallig vanavond de zes maanden om. De moed was Karei totaal in de schoenen gezonken. Ja, als hij nu nog ge wonnen had! Meisjes stellen nu eenmaal prijs op dat soort dingen. Neen, besloot Karei, vanavond zou hij Bep maar niet gaan opzoeken. Het was vroeg ge noeg, als hij haar Zondagmiddag op de club zag; hoop had hij toch niet meer. Karei zat 's avonds om 9 uur op zijn kamer, toen er gebeld werd. Het was Henk, Bep's broer. Er heerschte een vreeselijke droogte in Mid den-Frankrijk. Reeds weken achter elkaar brandde de zon fel en wreed op den mageren grond. De putten stonden overal droog en de pompen gingen niet diep genoeg om het kost bare water naar boven te kunnen brengen 's Morgens, in alle vroegte gingen de boeren uit naar de verre bron om hun dagelijkschen voorraad water in te slaan. Van wijd uit he' rond kwamen zij hier bijeen met bange ge zichten, want de oogst dreigde te mislukken Doch tevens waren zij blij, dat hier tenminste nog voldoende water was om mensch en dier voor het ergste te bewaren. Rustig zijn pijp in de knuistige vingers zat boer Vinet op een avond voor zijn deur en keek peinzend naar de zon, die vuurrood on derging, als schaamde zij zich over haar tiran nie. Het was nu stil hier; tevreden lagen de koeien in de dorre weiden, want gretig hadden zij het koele water kunnen slobberen uit de ijzeren drinkvaten. Boer Vinet hield van zijn beesten en liever zou hijzelf dorst geleden heb ben, dan zijn vee te kort te doen. Vandaag had hij het weer heel wat gegeven. In den kelder stond nog slechts een enkele kruik, doch daar was nauwelijks genoeg in om één glas mee te vullen. Hiermede zouden de bewoners het moe ten doen tot morgen vroeg. Als de kinderen, die slecht sliepen door de ondragelijke hitte vannacht om drinken vroegen, kon hij nog juist hun ergsten dorst lesschen. Zorgelijk peinzend, wandelde hij over het erf en wilde juist naar binnen gaan, toen op den stoffigen landweg een zwarte gedaante zichtbaar werd, die de richting van de boer derij insloeg. Het was een bejaarde man, een zwerver. Hij kwam regelrecht op boer Vinet aan en na een korten groet smeekte hij om een glas water. In tweestrijd keek de boer naar het rood-opgezwollen gezicht, naar de droge lip pen en vragende oogen van den landlooper. Zonder een woord te spreken, ging de boer naar binnen en kwam eenige oogenblikken la ter terug met een kruik en een glas. De zwer ver leunde vermoeid tegen het rad van een blauw-geverfden wagen, die naast het huis on der een afdak stond en keek met begeerige oogen -naar de zware waterkruik. Langzaam schonk Vinet het glas halfvol, wilde ophouden, aarzelde een oogenblik en goot toen met een resoluut gebaar den verderen inhoud van de kruik in het glas.. Met beide handen pakte de schooier het glas water aan en dronk gretig met lange teugen. Zuchtend hield hij daarna op en, nog vóór boer Vinet het kon verhinde ren, wierp hij de rest, uit macht der gewoonte, op den grond. Met moeite kon de boer een vloek onderdrukken; woedend keek hij den man aan. Dat was nog juist voldoende voor een zijner kinderen geweest. De bedelaar scheen Zeg Charlie, zei hij, Bep had je om 7 uur verwacht. Ze zei, dat ze dat met je had af gesproken en toen je niet kwam, vroeg ze mij even bij je aan te gaan om te zien, of er iets aan het handje was. Een half uur later belde Karei aan de woning van Bep's ouders. Bep deed zelf open. Waarom ben je niet eerder gekomen? Och, antwoordde Karei, ik vond.... ik dacht. Maar ik zou toch mijn antwoord geven vanavond? zei Bep. Ja, zei Karei, maar ik zag je na den wed strijd nergens en toen dacht ik, dat je Domme jongen, bloosde Bep. Vanmiddag om twee uur wist ik nog niet wat ik vanavond tegen je zeggen zou, maar toen ik merkte, dat die kwast van 'n George het van je zou win nen, kon ik het op het veld niet langer uit houden en ben ik weggeloopen. Bep, liefste, bedoel je Natuurlijk bedoel ik dat Charlie. Ik heb toen gemerkt.... Maar Karei had haar reeds in zijn armen genomen. G. (NADRUK VERBODEN.) THOMAS K.OM EE MS kijken! ik heb iets LOLUG5 UITGEVOMDEM hiervan niets te bemerken, want dankend gaf hij hem het glas terug: „Moge God U zegenen beste man en U de belooning schenken, die ik U niet geven kan!" Hij vervolgde verfrischt zijn weg. Vier dagen later brak er 's avonds een hevig onweer los; de bliksem flitste en zette de heele streek in een spookachtig licht; de donder rolde onheilspellend over de velden; er viel echter geen regen. De morgen brak aan en het nood weer werd hoe langer hoe zwakker. Alle ge vaar was geweken en boer Vinet viel in slaap, doch schoot weldra wakker door een luid bon zen op de voordeur. Buiten hoorde hij ver warde stemmen en, toen hij door het raam keek, zag hij temidden van een groepje men- schen den burgemeester, die hem barsch gebood terstond open te maken. Vlug kleedde hij zich aan en spoedde zich naar beneden. Groot was zijn verwondering toen de burgemeester op hem toetrad en zei: „Vinet, ik moet je arrestee ren wegens moord op Chérel. „Hij schrok en werd bleek; vragend keek hij naar de drei gende gezichten rondom. Zijn aartsvijand Ché rel vermoord En hij de moordenaar Dat kon niet, hier moest een vergissing in het spel zijn. Hij stamelde een paar onverstaanbare woorden, doch hard viel de burgemeester hem in de rede: „Zwijg, Vinet! ontkennen baat niet. Wij weten allen, dat jullie gezworen vijanden waren, maar zóóiets had ik nooit kunnen den ken, doch deze man bracht ons het bewijs," en hij wees op een man, in het dorp aan ieder wel bekend. Het was de bezembinder, die ge heel alleen woonde in een armzalige hut aan den rand van het bosch. Deze had gezworen, dat hij dienzelfden nacht den blauwen wagen gezien had van boer Vinet vlak bij de hoeve van Chérel. Hij had duidelijk gezien, dat op de zijkanten de naam stond van de hoeve en ook hoe eenige minuten later Vinet hard uit de boerderij kwam geloopen, op den wagen sprong en in vollen draf wegreed. Verbaasd luisterde Vinet toe, dan zwaaide hij woedend zijn armen in de lucht: „Burgemeester, die man liegt; ik heb de laatste acht dagen den blauwen wagen niet meer gebruikt." Naden kend liep de burgemeester naar den wagen onder het afdak, bukte zich en liet plotseling een kreet van verrassing hooren; met een arm beweging wenkte hij de anderen naderbij te komen. Daarna ging hij naar Vinet toe en drukte hem de hand: „Het spijt mij, dat wij zooiets hebben kunnen denken, Vinet. Maar nu vermoed ik ook te weten wie de moordenaar is." Dreigend wees hij naar den bezembinder, die plotseling over zijn geheele lichaam begon te beven. Het duurde niet lang, of hij had een volledige bekentenis afgelegd. De dorstige landlooper had zijn zegenwensch niet tevergeefs uitgesproken. Toen hij zijn dorst gelescht had, had hij de rest van het water op den grond geworpen, vlak bij het groote rad van den wagen. De dorstige aarde had het beetje water gretig opgedronken en op dit kleine stukje vruchtbaarheid was nu welig on kruid opgeschoten. Frisch en recht stond het vóór en opzij van het wiel en vormde zóó het bewijs, dat de wagen niet van zijn plaats ge weest was. J.C. (Nadruk verboden.) De inspecteur van politie maakte een be leefde buiging voor de aanwezige gasten. „Mijne heerenzeide hij, „het is een zeer onaangename zaak, waarvoor ik hier ontboden ben. Een kwartier geleden belde uw gastheer, baron van Oosterbongerd, de politie op, met de mededeeling, dat hij vanavond in deze ka mer een buitengewoon kostbaren ring is kwijt geraakt. De baron had den ring laten zien aan mr. Rensius, den president van de Kamer van Koophandel. Daarna legde hij het sieraad even neder op een tafeltje, teneinde het etui te gaan halen. Toen hij terugkwam was de ring verdwenen Er viel een oogenblik van drukkende stilte. De gasten keken den inspecteur, en den lan gen, schralen, zwijgenden man, die met hem was medegekomen, ernstig aan. Baron Van Oosterbongerd had zich in een hoek van het vertrek teruggetrokken, en staarde norsch voor zich uit. „De mogelijkheid, dat de ring op den grond gevallen en ergens in een hoek zou zijn ge rold" ging de inspecteur voort, „is uitgesloten. De kamer werd, zooals U weet, van onder tot boven doorzocht. Voorts heeft geen van de gas ten ook maar voor één oogenblik de kamer verlaten. Indien een uwer het sieraad dus mocht hebben weggenomen, moet het nog in zijn bezit zijn." Weder hield de inspecteur een oogenblik op. Dan vervolgde hij „U begrijpt, hoe pijnlijk het geval voor den baron is. Indien hij niet zoo aan den ring, een kostbaar erfstuk gehecht was, zou hij de politie niet eens in de zaak gemengd hebben. Om wille van de rechtvaardigheid mag het on derzoek immers niet tot enkele der gasten be perkt blijven. Maar aan den anderen kant be seft de gastheer zéér goed, hoe krenkend het voor de meesten uwer moet zijn, om zich aan een fouilleering aan den lijve te onderwerpen. Wij willen dan ook deze methode slechts in de uiterste noodzaak toepassen, en zullen liever trachten langs psychologisch-experimenteelen weg den dader te vinden." Met een hoofdknik wees hij in de richting van den langen, schralen, zwijgenden man, die met hem was medegekomen. „Daarom hebben wij dr. Monfarius, den be kenden criminalist, gevraagd ons zijn hulp te verleenen. Dr. Monfarius heeft daartoe een vernuftig machinetjeden reactiometer, mede gebracht Aller oogen richtten zich thans met groote belangstelling op den langen, schralen man. Behoedzaam haalde deze den reactiometer uit het foudraal en plaatste het toestel vóór zich op tafel. Het apparaat vertoonde aan de voor zijde een witte schijf, die wel wat op de wij zerplaat van een klok geleek, en waartegen zich een naaldvormige wijzer afteekende. Als de winter komt.Luid knjschend cirkelden de meeuwen boven de kade van Plymouth, waar de Schotsche visschers- booten haar vangst lossen. Met langzame, eentonige stem begon dr. Mon farius te spreken. „Ik heb dit toestel reactiometer genoemd, omdat het apparaat nauwkeurig de gemoeds aandoeningen weergeeft van dengene, die zijn hand op het platform boven de wijzerplaat legt. Terwijl de persoon, op wien de proefneming wordt toegepast, deze beweging verricht, is hij verplicht, mij gedurende twintig seconden recht in de oogen te zien. Ik stel hem enkele vragen, en terwijl de persoon-in-kwestie spreekt, geraakt de naald in schommelende be weging en teekent met onfeilbare zekerheid de gemoedsbewegingen aan, waardoor de spre ker innerlijk beroerd wordt." De gasten keken elkander met bevreemding aan. Indien de zaak niet zoo ernstig was, zou den zij geneigd zijn, aan een grap te denken. Doch mr. Monfarius scheen niet geneigd, veel tijd met verdere uitleggingen te ver spillen. „Een van de heerenverzocht hij droog en scherp. Na een oogenblik aarzelen trad resoluut mr. Rinsius naar voren en legde zijn hand op het platform van den reactiometer. Kort, afgemeten stelde de psycholoog hem en kele vragenomtrent den ring omtrent zijn handelingen sinds het tijdstip, waarop het sieraad verdwenen was. Rensius antwoordde kalm en rustig. Toen hij had uitgesproken, opende Monfarius het kastje van den reactiometer, en haalde ten strookje papier er uit te voorschijn, waarop al lerlei strepen, krassen en zigzaglijnen gegrift stonden. Gedurende eenige oogenblikken be keek hij het strookje papier vol aandacht. Dan schudde hij het hoofd. „De volgendebeval hij. Eén voor een onderwierpen zich nu de gas ten aan de proefneming. Er gebeurde niets bijzonders. Maar eindelijk, toen no. 6 aan de beurt was geweest, en Monfarius ook diens strookje pa pier aan een nauwletend onderzoek had on derworpen, hief de psycholoog de hand op. „Dit is de man die den ring gestolen heeft verklaarde hij op positieven toon. De beschul digde staarde zijn aanklager met ontsteld® oogen aan. „Ik protesteer!" stamelde hij. „Het is schan delijk". Doch zonder naar hem te luisteren, wendde mr. Monfarius zich tot den inspecteur „Fouilleer dien man beval hij. „U zult den ring bij hem vinden Ondanks zijn verontwaardigde protesten werd de beschuldigde naar een zijkamer ge leid. De gasten in het vertrek waar het experi ment had plaats gevonden, wachtten in druk kende spanning. Er verliepen tien minuteneen kwar tierEindelijk kwam de inspecteur met den beschuldigde terug. Zijn gezicht stond ern stig en zorgelijk. „Niets gevondenverklaarde hij. Dr. Monfarius hief nijdig de hand op. „Onmogelijk Doch thans liet de beschuldigde den psycho loog niet langer aan het woord. De oogen van den man, die van den diefstal verdacht was, fonkelden in heftige woede. „Kwakzalverhoonde hij. ,,'t Is een onge hoord schandaal, dat de politie een kwakzal ver te hulp roept, om een man, die een eer vollen naam draagt, te beleedigen en in het bijzijn van al zijn kennissen als een dief te brandmerken Alle gasten namen de partij van den valsch- beschuldigden man op. Er volgde een heftige woordenwisseling, waaraan mr. Rensius een einde maakte door voor te stellen „Nu de heer Van Brakelstein zich aan de vernedering van een fouilleering heeft moeten onderwerpen, acht ik het een eisch van bil lijkheid, dat ook alle overige gasten over een kam geschoren worden. Gelijke monniken, gelijke kappen Daar de anderen de rechtvaardigheid van dit voorstel inzagen, onderwierpen zij zich allen beurt om beurt aan een fouilleering. De ring werd echter bij niemand gevonden De verdwijning van het sieraad was en bleef een raadsel. Met samengeknepen lippen trad mr. Monfa rius nu op den onschuldig-verdachte Van Brakelstein toe. „Mijn reactiometer heeft tot dusverre nog nimmer gefaald" zeide hij, „maar ik moet nu wel aannemen, dat het toestel ditmaal een ver gissing begaan heeft. Ik bied U mijn veront schuldigingen aan Van Brakelstein haalde de schouders op. „De vergissing was voor mij wel het aller onaangenaamst zeide hij scherp. „U is mij dan ook een genoegdoening schuldigTot vergoeding van den mij aangedanen hoon, ver lang ik, dat U mij den reactiometer afstaat. Ik wil niet, dat ook andere onschuldige lieden daarvan het slachtoffer worden." Mr. Monfarius keek den spreker aarzelend aan. „Het is voor mij een zeer kostbaar toestel" zeide hij. Ik heb er jarenlang aan gewerkt t" Doch nu viel opeens de inspecteur van po litie hem in de rede. „Laat mij het toestel nog eens zienver zocht hij. De psycholoog gaf het hem en de inspecteur bekeek het nauwkeurig. Na een oogenblik slaakte hij een kreet van triomf. „Houdt dien man vastbeval hij, op Van Brakelstein wijzende. En dan „De reactiometer heeft ook ditmaal niet ge faald, mijne heerenVan Brakelstein is wel degelijk de dief. Maartoen hij de hand op het platform legde, liet hij heel handig den ring in een vakje van het toestel glijden. Van daar, dat hij zoo gaarne den reactiometer in zijn bezit wilde hebbenJ. D. INADRUK VERBODEN.l

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 5