m
i
REGEERING EN VOLK IN CRISISZORG
I
WOENSDAG 8 NOVEMBER 1933
RADIOREDE VAN MINISTER
VERSCHUUR.
Redding van het agrarisch leven
niet te dunr gekocht.
Minister Kerschuur.
DE SALARISVERMINDERING
VOOR HET RIJKSPERSONEEL.
Het bij Georganiseerd Overleg
ingediende regeerings-
voorstel.
OMZETBELASTING.
De wet gisteren afgekondigd.
W^WÊÊÊÊIÊm
'H
Onmatigheid in de crit'-'k is niet
passend, waar de moeilijkheden zóó
groot zijn. Dat elk onderdeel der
bevolking van den last en het lijden
der andere groepen iets begrijpe en
helpe dragen.
Minister Verschuur heeft gisterenavond de
volgende radio-rede, welke over beide zenders
werd uitgezonden, gehouden over de economi
sche zorgen van regeering en volk in den
huidigen crisistijd.
Als wij het jaar 1929 ons voor den geest
halen, het laatste jaar vóór de groote economi
sche crisis, dan herinner ik 'j levendig, dat
niet alle menschen tevreden waren. Maar uit
een oogpunt van stoffelijke welvaart en ver
geleken bij dit oogenblik lijkt nu dat jaar 1929
als een verloren tooverland. Alom toen nog
bedrijvigheid. Langs de groote rivieren daverde
en knetterde het hamergeklop der scheepswer
ven, die thans dood en verlaten liggen. Binnen
vaart en havens leefden van drukke verlading
van vrachten, grootendeels voortgekomen uit
verre gewesten of bestemd voor overzee. Handel
en verkeer tierden. Onze industrie laat mij
noemen de textiel, de machine-industrie, onze
mijnen, om van tal van andere te zwijgen
hadden volop werk.
Landbouw en tuinbouw leverden hun product
niet alleen op de binnenlandsche markt, maar
voerden millioenen kilo's groenten en zuivelpro
ducten naar onze buren uit. Die bedrijvigheid
beteekende welvaart. En de crisis kwam en
wierp onze welvaart als een kaartenhuis omver.
Wat is de crisis
Nu vraagt menigeende crisis, wat is dat
dan toch eigenlijk Ofschoon de Regeering alles
moet kunnen, is zij niet een-twee-drie in staat
die moeilijke vraag, waarover de geleerden het
niet eens zijn, te beslechten.
Men kan het vraagstuk het best begrijpen,
wanneer men er van uit gaat, dat alle productie
van goederen plaats vindt om te worden geruild
met andere goederen. Als dus over een heel
land, ja over de geheele wereld, allerlei indus
trieën (ik reken den landbouw hier ook even
toe) bezig zijn goederen voort te brengen, waar
over een maand, een half jaar, een jaar gewerkt
wordt, dan is die productie begonnen uit een
berekening, uit een verwachting, dat n.l. als de
goederen klaar zullen zijn, ze van de hand
kunnen worden gedaan. Zoo is de wereld één
groote markt, waar alle .producenten met hun
waren komen om ze tegen andere goederen te
ruilen. Daarbij speelt het geld alleen een hel
pende rol. Zoolang nu de verschillende bere
keningen of speculaties aan elkander beant
woorden, schragen zij elkander tot één groot
bouwsel. Valt een belangrijke tak van productie
uit de gis, zooals het graan heeft gedaan, dat
op de wereldmarkt kwam met een niet te plaat
sen, dat wil zeggen niet tegen goederen te
ruilen, overproductie, dan wordt uit 't kaarten
huis der verwachtingen, der speculaties er één
kaart weggenomen en het wereldbouwsel stort
ineen. Regelmatig komen deze misrekeningen
voor. Deze crisissen zijn periodiek. Telkens
opnieuw gaan de productie-vormen weer onver
droten hun nieuwe evenwicht als het ware
tastenderwijs zoeken.
aoc.
■óTobmv Ernstiger dan een geivone
economische crisis.
Nu komen daar echter twee dingen bij, die
ieder goed moet inzien, die over de crisis
nadenkt, hetgeen gelukkig nogal veel voor
komt, of er over meespreekt, hetgeen nóg meer
voorkomt. Twee dingen, welke deze crisis tot
een ernstiger verschijnsel stempelen dan een
gewone economische crisis.
Vooreerst dan is de bedrijvigheid der ge
heele wereld na den oorlog opgetrokken op
een bodem, welke vol zat van verborgen ge
breken. Er waren geweldige lacunes in de
welvaart geslagen door den oorlog, die er
niet zouden zijn geweest, als de ontwikkeling
regelmatig had kunnen doorgaan. Men trachtte
die lacunes wel te bedekken door vooral één
land schuldig te verklaren en met een enormen
schuldenlast te bezwaren, maar daarmee was
de basis der wereldwelvaart nog niet hecht
en sterk.
Doch een tweede ding komt daarbij. Dat
kan ik het beste duidelijk maken door een
voorbeeld uit eigen land. In Twenthe worstelt
onze geheele katoennijverheid om haar be
staan. Tienduizenden arbeiders zijn er óf wel
werkloos óf worden aan het werk gehouden
doordat de patroons, met een moed en taaiheid
welke mijn bewondering gaande maken, nog
van allerlei beproeven. Voor mijn geestesoog
doemt op een geheel landschap, met rookende
schoorsteenen en met fabriekspoorten waar
door 'n stroom van arbeiders en van transport-
verkeer heen en weer golft. Dat is nog in
1929. Dan verschijnt er een schim, een machtig
gele hand, die het eene vuur na het ander
dooft, zoodat de schoorsteenen ophouden te
rooken; een gele hand, die de eene fabrieks-
poort na de andere sluit. Dat is de hand van
den Japanschen textielarbeider. Dit visioen is
volkomen de werkelijkheid. Want Twenthe
leverde vooral aan Indië, voornamelijk aan
ons eigen Indië. Met groote regelmatigheid
heeft het Japansche textielgoed ons Twentsche
goed uit Indië verdrongen. Eerst de goed
koopste soorten, dan ook de betere. En dit
ernstige verschijnsel dreigt in allerlei in
dustrieën, dus niet alleen in de textiel. En
het dreigt niet alleen vanwege Japan, maar
van honderden millioenen Chineezen en
Britsch-Indiërs mede, al is het nog niet in
zóó hevige mate. Europa heeft meegeholpen
Japan en andere landen te industrialiseeren en
deze landen gaan nu in hun eigen behoeften
voorzien, hebben onze goederen niet meer
noodig en zij komen ons zelfs beconcurreeren.
Als wij dit goed vatten, dan begrijpen wij,
dat vroegere crisissen een storm hebben ont
ketend, maar deze crisis een orkaan moet
heeten, die veel meer van wat wij hecht en
sterk waanden, tegen den grond smakt. Aller-
wege verwoesting, overal ellende en nood. Zie
daar het beeld waarvoor de regeering zich
ziet geplaatst.
Omvang van de crisis.
En allereerst acht ik het noodzakelijk, dat
niet één bepaalde groep denkt, dat zij alleen
de getroffene is. Alle groepen der bevolking
lijden evenzeer. Wij zouden zooveel meer
geduld tot dragen voelen, als wij dat goed
beseften en onze volks-eenheid zou door het
gemeenschappelijk lijden zoo hecht worden
gesmeed.
Niet alleen de fabrikant, die zijn verliezen
gestadig ziet toenemen en zijn zorgen tot rade
loosheid voelt stijgen, niet alleen hij is het,
die lijdt. Niet alleen de scheepvaartmaatscihap-
pijen, die fantastische verliezen lijden, die haar
aandeelhouders moeten teleurstellen en haast
onteigenen en hun obligatiesehulden niet kun
nen houdenniet alleen de binnenschippers,
wier tonnage slechts voor een deel te gebruiken
is, en die hun scheepje amper kunnen onder
houden niet alleen de winkelier, die zijn om
zet ziet afnemen en het bedrag der vorderin
gen, waaraan hij onder zijn klanten zit, ziet
groeien. Zij allen zijn het niet alleen, die het
zwaar te verantwoorden hebben. Ook denke
niet, dat het keuterboertje, die op zijn rogge
brood zijn eigen boter niet smeert, dat hij bij
uitstek lijdt. Neen, dan roep ik hem mee te
gaan naar die streken des lands, waar onze
anne, arme tuinders ploeteren, om voortdurend
achteruit te sukkelen en waar er zijn, die hon
ger lijden, en tegen den winter geen stook heb
ben. Ook de landarbeiders, waar ik hoor spre
ken van werkloonen van 9 gulden, zij mogen
bij karig loon voor harden arbeid niet mee-
nen, dat zij de eenigen zijn, die het zwaar heb
ben. Dan roep ik nog voor uw geestesoog op
die tienduizenden, die maar een deel der week
aan het werk gehouden kunnen worden en hun
weekloon naar evenredigheid zien ingekort.
Aan legioenen van gesteunden denk ik, die
misschien hun uiteraard te geringen steun als
de grootste ramp beschouwen, maar die ik nog
meer beklaag, omdat het voor een menschen-
ziel zoo zwaar is te dragen „overbodig" te zijn,
omdat ik angstig vrees .voor hun gevoel van
eigenwaarde. Laat mij U allen, van hoog tot
laag, die gepijnigd wordt door de bitterste zor
gen, oprecht verklaren, dat mijn hart dikwijls
ineenkrimpt, telkens als ik genoodzaakt ben
van één der vele groepen het leed te peilen tot
den bodem.
Voelt gij wel, hoeveel bepaalde groepen an
deren te kort doen, als zij meenen en spreken,
dat hun groep nu juist de zwaarst getroffene
is Voelt gij ook, hoeveel die menschen zich
zelf te kort doen door zoo'n dwaling
Hoe staat de Regeering
tegenover die algemeene
ontreddering
Hoe staat nu de Regeering tegenover dit
beeld van algemeene ontreddering Zij mag
zich niet aan één groep alleen wijden, maar
zij moet het groote geheel overzien. Zij mag
wel gevolgen lenigen, maar zij moet toch haar
aandacht het meest aan de oorzaken schenken.
Ook mag zij in deze uren van beproeving niet
ontrouw worden aan de economische toekomst
van ons volk. Zij gevoelt zich bij dat al ge
plaatst voor een taak, die zij alleen, als zij door
het vertrouwen des volks gedragen wordt, ver
vullen kan. Zij vernedert zich voor Gods Hand
die de geschiedenis maakt. En bij het lezen der
geschiedenis van ons vaderland wordt het ver
trouwen in de Voorzienigheid, die ons ook
buiten den oorlog hield, onwrikbaar.
Wij allen begrijpen het wel doch zoo nu
en dan vergeten wij het weer dat het recept
voor ons zieke bedrijfsleven niet eenvoudig in
financieele hulp van Staatswege kan bestaan.
Ik onderzoek nu niet, of het de toekomst van
ons bedrijfsleven zou redden, als wij de te
korten uit de Staatskas bijpasten. Maar de
zaak staat nog eenvoudiger: voor dat recept,
in het groot toegepast, is het geld in de
Staatskas niet aanwezig. Sommigen praten wel
eens, alsof de Staat het geld voor het grijpen
hadde; zooals een goochelaar de rijksdaalders
zóó maar uit de lucht grijpt. Deze goochelaar
heeft thuis eerst de rijksdaalders in zijn mouw
gestopt. Zoo ook moet de Staat al het geld, dat
hij uitgeeft, eerst halen uit de zakken van u,
mijn toehoorders. Nu is van een welvarende
maatschappij wel wat te halen. Onze belas
tingen waren reeds hoog. Doch van een be
rooide samenleving, waar zoo goed als ieder
in zijn inkomen zwaar is achteruitgegaan, daar
is de grens van het mogelijke spoedig bereikt.
Om te beseffen, hoezeer onze samenleving
verarmd is, moet men niet allereerst letten op
de paar honderd millioen gulden, welke moe
ten uitgegeven worden aan steun in allerlei
vorm. Economisch gezien is dat geen nieuwe
uitgave, want deze menschen moeten in ge
wone tijden óók leven. Van het maatschappe
lijk inkomen moet hun levensonderhoud steeds
af. Doch het erge is, dat hun hoofden en han
den niet arbeiden, dus niets pioduceeren en
dat een groot deel der arbeidenden nog arbeidt
met verlies. Dat is de oorzaak, dat ons natio
nale inkomen zoo ongehoord afnemend is.
Onder meer houden de honderden millioenen
die ons uit de scheepvaart toevloeiden en uit
Indië honderden millioenen, die voor onze be
talingsbalans van zoo groote beteekenis waren,
thans geheel op. Indië steunt integendeel thans
op het moederland. Er is dus op de staatskas
geen beroep te doen. Voor een deel der crisis
maatregelen, waarbij financieele steun tijdelijk
niet te vermijden is, moet op andere wijze
daarin worden voorzien, in overleg van den
Minister van Financiën.
Moet de Staat leenen
Men zegt ook wel eens: toegegeven, dat fi
nancieele hulp op groote schaal niet te vinden
is uit het volksinkomen van dit oogenblik,
laat dan de Staat leenen. Hiertegenover moet
in herinnering gebracht worden, dat de Staat
reeds voor velerlei doeleinden een beroep moet
doen op de geldmarkt. Hij, die niet voorzich
tig leent, verliest zijn crediet en krijgt niets
meer. Dat crediet wil onze Staat niet verlie
zen. Alleen nu vaststaat, dat de Nederlandsche
regeering niet lichtvaardig leent, dus zijn ver
plichtingen beter zal kunnen nakomen, blijft
de mogelijkheid tot leenen bestaan.
Geen inflatie.
Slechts één advies weten sommigen nog: de
sprong in het duister, de inflatie, d.w.z. het
verlagen van de waarde van den gulden. Het
is echter -voldoende bekend, dat de regeering
dezen sprong niet wil, niet mag en niet zal
maken. Wat er nog voor vertrouwen in het
bedrijfsleven over is, vertrouwen dat noodig
is wil men zaken kunnen doen, zou door in
flatie of plannen tot inflatie worden stuk
geslagen.
Op dit onderdeel ga ik hier verder niet in.
In de Troonrede is duidelijk gezegd, dat gevaar
lijke experimenten op monetair gebied niet
zullen worden genomen.
Zij die wat al te gemakkelijk roepen: geld
uit de Staatskas, waarmee tekorten op den ge-
maakten prijs van allerlei producten zouden
zijn goed te maken, wijzen den weg naar den
ondergang.
De toestand in 't bedrijfs
leven.
Doch keeren wij terug naar het bedrijfsleven
ln zijn groote geheel. Bij het overschouwen van
ons economisch bestel in zijn laatste normale
jaar (1928) zien wij het Nederlandsch bedrijf
ingericht ten deele voor een uitruil van goede
ren binnen de grenzen, ten deele voor ruil met
buitenlandsche goederen. In wel zeer grooten
omvang heeft tot 1929 ons Nederlandsche be
drijf, allermeest in den land- en tuinbouw, zich
als exportbedrijf ontwikkeld. In 1928 ging
om do voornaamste artikelen te noemen
van het varkensvleesch 38 procent over de
grens, van de eieren 60 procent, van de boter
50 procent, van de kaas 70 procent. Zoodra de
crisis doorwerkte, kwam onze export in het
gedrang. Elders was de koopkracht afgeno
men, doordat de crisis ook daar had huisge
houden. Aan alle kanten namen de regeeringen
maatregelen om den invoer uit Nederland te
breidelen. Er ontstond in landen als het onze
en Denemarken een angstwekkend teveel aan
agrarische producten. Bij een productie van 85
millioen K.G. boter, om een voorbeeld te noe
men, behielden wij in 1928 42 millioen K.G.
zelf, doch de rest was over. Deze rest had zich
in de crisisjaren te richten naar den wereld
marktprijs, die wel gedaald is tot beneden de
60 cent de K.G. Misschien ware ons overschot
aan boter nog te plaatsen geweest; zeker is
dat niet. Doch in elk geval slechts tegen prijzen,
die de helft der kosten nog niet goed maakten.
Wat hier te lande gebruikt werd, zou evengoed
niets meer dan de wereldmarktprijs opbrengen.
Tenzij regeeringsmaatregelen werden genomen.
Noodzakelijkheid van export
Juist in onzen export werden wij het hardst
getroffen. Bij de verdeeling van arbeid tus-
schen onze buren en ons was Nederland goed
gevaren; en ook onze buren. Wat van den inter
nationalen ruilhandel overeind kan blijven, dat
verdient allereerst onze zorgen. Want daar
vooral liggen onze toekomstbelangen. Wel kun
nen wij er niet op rekenen, dat het na deze
crisis zal gaan als ervoor. Veel van wat de om
ringende landen doen, heeft blijvende gevolgen,
zoodat daar een deel van onze exportartikelen
voor goed overbodig gaat worden. Maar nieuwe
afzetgebieden moeten worden gezocht, oude
afzetgebieden moeten met hand en tand wor
den vast gehouden. Daarom is het, dat wij ons
b.v. in Engeland niet van de markt mochten
laten dringen en met onze boter en met onze
bacon present moesten blijven. Ook in tijden,
dat het ons groote offers kostte. Dan zijn er
wel critici, die zeggen: ziet eens, wij zelf eten
de boter voor 1.60 (groothandelsprijs) en in
het buitenland geeft men ze bijna cadeau, voor
60 cent het K.G. of nog minder. Afgezien nog
van de vraag, wat er met het overschot aan
boter gebeuren moest, was het voor onze agra
rische toekomst geboden onze plaats op de oui-
tenlandsche markt te blijven innemen.
Datzelfde gold ook voor de bacon-varkens.
Door de verstoring der internationale verhou
dingen en het daardoor ontstane overschot zakte
de wereldmarktprijs voor bacon tot zoodanige
laagte, dat produceeren op dat niveau geheel
onmogelijk werd. Ook het vette varken bracht
hier te lande een prijs op, welke nog niet de
helft van den kostprijs bedroeg. Nu kon de
Regeering zich onzijdig houden. Daarvan ware
het gevolg geweest, dat weldra geen varkens
meer zouden worden gekweekt en na zekeren
tijd zelfs een schaarschte ware ingetreden (mits
wij het Deensche varken zouden hebben bui
tengesloten). Voor dat die schaarschte en de
loonende prijs zouden zijn verkregen, zouden
wij in Engeland een tijd lang, b.v. een jaar, niet
meer hebben geleverd. En dat, terwijl in Enge
land een contingenteering op komst was. Om
voor de toekomst ons een behoorlijk contingent
in Engeland te verzekeren, moest de export van
bacon in stand gehouden worden, tijdelijk zelfs
hoog opgevoerd worden. Zelfskoste wat het
kost. Terwijl door een heffing in het binnenland
(waardoor een geenszins hooge vleeschprijs
werd bereikt) de gelden werden verkregen en
tegelijk maatregelen werden getroffen, dat de
varkensstapel zich ongeveer bij de behoefte zou
aanpassen, is met groote offers de bacon-export
naar Engeland in stand gehouden. En het doel
is bereikt. Het continent werd verkregen.
Slechts door de organisatie en den arbeid van
de Crisis Varkens Centrale kon dit succes wor
den verkregen.
Vraag en aanbod zijn zóó gebalanceerd, dat
de producent nu een passenden, zij het niet
hoogen, prijs ontvangt, ook zóó, dat regelmatig
aan een gelijkmatige vraag kan worden voldaan.
Dit laatste is van veel belang voor het buiten
land, dat niet het ééne oogenblik schaarschte
van aanbod wil hebben en dan weer een te
groot aanbod. Het was dit laatste voordeel, nj.
de mogelijkheid van regelmatige levering, tegen
een behoorlijken, niet te lagen prijs, dat de
varkens-centrale deed slagen bij de onderhan
delingen met Duitschland over levering van
spek. Ware het niet, dat Engeland nog nu en
dan het contingent, dat reeds voor goed ver
kregen scheen, in gevaar brengt (dezer dagen
juist moeten wij in een vermindering berusten)
dan zou de regeeringsbemoeiing inzake de var
kensteelt volkomen geslaagd mogen heeten
Doch ook thans heerscht daarover onder de
boeren, ik mag gerust zeggen, tevredenheid.
Noch mij zelf, noch den Regeeringscommissaris
Ir. Louwes doe ik tekort, wanneer ik verklaar,
dat dit welslagen allermeest aan de talenten' en
aan de toewijding van den directeur den heer
Van Zwanenberg te danken is. Er is in de
laatste maanden geen grievender onrecht ge
schied dan de hetze, die op barbaarsche wijze
ik bedoel door er het rassenvraagstuk bij te
betrekken tegen dezen verdienstelijken man
is gevoerd door een kleine maar luidruchtige
groep.
Export handhaven, waar deze vopr de toe
komst .reden van bestaan heeft, ziedaar wat
voor ons economisch bestel dat nu eenmaal op
export is ingericht het allerbelangrijkste hee
ten moet.
De margarine.
Maar deze waarheid geldt niet alleen voor
agrarische producten. Onze Regeering is ook
niet alleen met gezag bekleed voor de boeren.
Men heeft onder hen een hevige campagne ge
voerd om de margarine te verbannen of al
thans nog verder te beknotten dan reeds ge
schiedt. Van ouds dragen de boeren de mar
garine weinig liefde toe. Begrijpelijk als men
dan nog margarine „wagensmeer" noemt, zegi
dat ons volk zelf alle boter opeten kan, dat
dan ook geen vee extra behoeft afgeslacht te
worden, dan kan men den boer wel op zijn
hand krijgen. Tenzij deze even narekent. Wij
kunnen met de cijfers aantoonen en dat is al
eens geschied, dat het voor de boter niet voor-
deelig zou zijn de margarine te verbannen.
Want die laatste brengt reeds nu vele millioe
nen voor de boter op.
Daarnaast is het bij wegvallen van de mar
garine geenszins mogelijk de duurdere boter
te laten gebruiken door de tegenwoordige mar
garine-gebruikers. Berekeningen wijzen uit,
dat de boter met verbod van margarine niet zou
vooruitgaan Doch al ware dat eens anders, dan
nog heb ik zooveel vertrouwen in de belang
stelling van den boer voor de welvaart van het
geheele volk (welke trouwens zijn eigen belang
weer is) dat hij niet in egoïstische groepseen-
zijdigheid de vernietiging zal verlangen eener
geheel industrie. Bij de margarine-industrie heb
ben niet alleen duizenden arbeiders een bestaan
doch onze scheepvaart, ons Iadië en onze
export zijn er met zoo groote bedragen bij be
trokken, dat opheffing van die industrie een
economische ramp ware. Den boeren tot eere
vermeld ik dan ook, dat de organisaties der
boeren zich ten dezen achter de Regeering scha
ren.
Export handhaven in een omvang als in de
toekomst slechts eenigermate blijvend kan wor
den geacht, is over de heele linie onze plicht.
Zoo is in het laatste jaar met groote offers de
boter-export naar Engeland gehandhaafd. Bjj
onze onderhandelngen met Duitschland speelde
de boter een groote rol en ook dezer dagen
weer, nu over een nieuw verdrag met onze
oostelijke buren wordt onderhandeld, heeft ex
port van al onze agrarische producten weer de
volle aandacht.
Noemden wij alreeds een industrieel belang
waarvoor de Regeering moest opkomen, ook
overal elders geeft de Regeering blijk-het alge
meen belang niet te vereenzelvigen met dat der
boeren. Dit mag gezegd worden op een oogen
blik dat door een geheel samenstel van maat
regelen voor agrarische producten, de Neder
landsche boerenstand krachtens diverse uitin
gen der laatste maanden niet geheel onvoldaan
is. Welnu, het is juist geweest door de moge
lijkheden, welke één der agrarische maatrege
len bood (ik bedoel de graan-regeling) dat wij
zeer onlangs een bevredigende regeling voor
de betaling der zoogenaamde „scrips" konden
bevorderen. Wel is waar speelde bij deze be
hartiging der belangen van de Nederlandsche
houders van Duitsche obligaties onze bevoegd
heid tot „clearing" van Duitsche vorderingen
op ons land een groote rol, doch de regeling
werd perfect, doordat als voornaamste praesta-
tien onzerzijds de Nederlandsche Graan Cen
trale kon overnemen een flinke partij Duitsche
rogge.
Plaatsing van melkproducten
Hoezeer wij voor onzen export alle krachten
zullen inzetten, er is niemand die betwijfelt, dat
er na de crisis een blijvende vermindering zal
moeten geconstateerd worden. Met name wordt
dat door niemand betwijfeld van de boter In de
laatste jaren is onze veestapel sterk uitgebreid.
Ook nog in den tijd, dat de melk verlies gaf.
Dit tragische feit wijst er wel op, hoe slecht
de andere deelen van het boerenbedrijf dan wel
moesten wezen. Het is nochtans beter zes koeien
te hebben zonder verlies of met eenige winst,
dan zeven koeien met verlies.
Afslachting van vee.
Uit de gemaakte schattingen is op te maken,
dat wij over 1934 geen plaatsing zullen hebben
voor alle melkproducten, als de hoeveelheid
gelijk blijft. Hoeveel moet nu de vermindering
zijn, willen wij eenige waarschijnlijkheid ver
krijgen, dat de hoeveelheden melk en melk
producten zullen zijn te benutten? Helaas kan
de Regeering niet in de toekomst zien. Onze
beste adviseurs schatten echter een verminde
ring van één koe op zeven. In het geheel zullen
dus van de 1.400.000 stuks melkvee er 200.000
extra moeten worden Opgeruimd. De resultaten
dezer opruiming moeten gehandhaafd worden,
als zij eenmaal is uitgevoerd. Daarom zal een
teeltregeling onvermijdelijk zijn, waarbij elk
gewest, elk district, ja elke onderneming zich
heeft te houden aan een bepaald maximum
rundvee. Wat zoude men van een Regeering
zeggen, die niet tijdig maatregelen nam, zoodat
in i934 en vooral in 1935 alles zou misloopen?
Eenmaal tot de extra-afslachting besloten, moet
er ook krachtig worden doorgetast.
Groote lasten, die aan dezen maatregel ver
bonden zijn, worden door een extra-heffing op
het slachten gedragen. Zoo mogelijk zal vee
naar elders worden verkocht; veel uitzicht
daartoe bestaat niet Wel kon door conservee
ring het vleesch der af te slachten runderen
aan de belangen der gesteunde werkloozen
wor en dienstbaar gemaakt. Aan gesteunde
werkloozen zal, voor 35 ets. het K.G. per week
1 K.G. (voor gezinnen 2 K.G per week) van
dit voortreffelijke product, dat ook door behoud
van het meeste vet tegemoet komt in de vet-
behoefte, worden beschikbaar gesteld.
Vee, dat niet aan alle eischen voldoet, gaat
naar den destructor. Daarom is het bussen-
vleesch van een gegarandeerde kwaliteit" en kan
het de belangen der werkloozen uitnemend
dienen.
Nu hebben zich bij de uitvoering dezer extra
afslachting (er zijn tot op heden ruim 20000
runderen geslacht) enkele bijzonderheden
voorgedaan, welke door fouten in de organisatie
moeten worden verklaard. Door bijzonder groo
ten aanvoer heeft het vee hier en daar te lang
en onder te slechte condities moeten wachten op
zijn lot. Dit is te betreuren. Alle dieren-leed dat
voorkomen kan worden, moet voorkomen
worden. Men heeft zich ook niet vol
doende gehouden aan het voorschrift, van den
beginne af gegeven, dat geen hoog-drachtig
vee zou worden aangeboden, Dit is toch ge
De straatgevechten te Jaffa, waar de
Arabische bevolking de politie met allerlei
projectielen bestookte tijdens de demon
straties tegen de Joden-immigratie.
schied hier en daar; en de coulantie van de
rundveecentrale heeft tengevolge gehad, dat
het werpen onder allerongunstigste omstandig
heden is voorgekomen. Aan deze betrekkelijk
kleine maar te betreuren fouten in de uitvoe
ring, zal een einde gemaakt worden.
Nu het noodig is een quantum van 200.000
extra weg te nemen, nu is het aangewezen
zooveel mogelijk het twee-voor-een-systeem te
volgen. Doordat reeds 20.000 drachtige runde
ren zijn geslacht, is de toekomstige veestapel
nu met ongeveer 40.000 stuks verminderd.
De teeltbeperking.
Er wordt getrouw aanteekening gehouden,
wie geleverd heeft, zoodat er straks bij de teelt
beperking rekening mee gehouden kan worden.
Iedere veehouder moet zijn stal dus nu reeds
goed aankijken en, eenigszins aan de hand van
den regel „zes inplaats van zeven", thans in
leveren, nu het nog vrijwillig kan en nu de
bedrijfswaarde van het dier nog wordt ver
goed. Wie verstandig handelt nu, zal straks bij
de teeltbeperking geen last hebben. Men be
denke, dat deze beperking straks dient om den
veestapel in verhouding tot de afzetmogelijk
heden te regelen en dus een eenigszins be
hoorlijken prijs der melkproducten na te stre
ven voor allen.
Andere maatregelen voor
land- en tuinbouiv.
Wanneer ik U de geheele regeling voor de
zuivelproducten zou uiteenzetten, waarvan ik
nu een heel actueel onderdeeltjè héb behan
deld, ware de tijd van eenige uren daarvoor
zeker noodig. En dan zoude nog niets gespro
ken zijn over de andere maatregelen, welke op
het gebied van den land- en tuinbouw geno
men zijn. Bij elk van hen was de noodzakelijk
heid van regeeringsingrijpen gebiedend. Meest
al dreigde een zoo overstelpende toevoer (door
het afsnijden van den export) en althans een
zóó vernietigend lage prijs, dat het de onder
gang van den betrokken bedrijfstak zou be-
teekend hebben, niet in te grijpen in het pro
ces der prijsvorming.
Het zoude mij een voorrecht wezen de bij
zonderheden van al deze regelingen: voor de
groenten, voor de bloembollen, voor het aard
appelmeel, voor de suikerbleten, voor het
pluimvee en zoo voorts uiteen te zetten aan
mijn zeer gewaardeerde hoorders om hun te
doen gevoelen, voor welke moeilijkheden der
gelijke regelingen ons plaatsen. Al deze rege
lingen zijn in den tijd van anderhalf jaar uit
den grond gestampt; zij, die, soms met eenig
misbaar, wijzen op de leemten hier en daar,
vergeten wel dikwijls zich van de moeilijkhe
den in de ingewikkelde praktijk rekenschap
te geven. Vóór een half jaar nog nam ik mij
voor, in geen geval de consumptie-aardappelen
te steunen. Dat immers zoude een zoo omslach
tige en gevaarlijke opzet moeten worden. Zie
daar echter, de oogst komt en valt zeer over
vloedig uit. Naar algemeen inzicht zouden de
aardappelen wegens den overvloed, ook door
afsnijding van den export, de waarde van on
geveer nul cent het mud hebben gehad. Toen
heb ik ingegrepen. De consumptie-aardappelen
zijn gebonden aan een minimum-prijs en aan
een heffing. Deze heffing komt straks aan de
niet-consumptieaardappelen ten goede. Er
wordt nog voortdurend aan gewerkt deze rege
ling te perfectionneeren.
Het wordt tijd om enkele bezwaren, enkele
der voornaamste, uit zeer vele, hier te be
spreken.
Prijsverhooging voor den
consument.
Allereerst wil ik het hebben over den aan
slag, die wij zeer tot ons leedwezen, moeten
plegen, op de beurs van den consument. Dit
bezwaar wil ik niet omzeilen. Maar eerst wijs
ik den consument er op, dat ik dezen goeden
dunk van hem bezit, dat hij niet boter van
50 cents het K.G., varkensvleesch van 15 ets
het pond, melk van 2 ets. den liter zou willen
gebruiken, waarbij hij de zekerheid bezit dat
de producent nog niet de helft van zijn kosten
zou halen en ten gronde moet gaan. Geen con
sument wil er bezwaar tegen maken, dat de
prijzen van een al te onzinnig laag niveau
worden afgehaald en iets worden hersteld. Het
gaat er slechts om: hoe ver. Wanneer men zegt.
dat het levensniveau naar beneden moet, dan
wil dat nog niet zeggen, dat een bepaalde cate
gorie van artikelen extra laag moet zijn en
ver beneden een meer algemeen, doch verlaagd
niveau. Bij al onze maatregelen houden wij
ongeveer een niveau, als gold in 1913, voor
oogen.
Dat nu heeft ten gevolge, dat verschillende
artikelen nog goed mee kunnen op den weg
naar de verlaging van het levensniveau. Al
onze maatregelen tc zamen, ook de ernstigste,
n.l. die in den laatsten tijd genomen zijn ten
aanzien van suiker, vleesch en aardappelen heb
ben een. beperkte, wel door mij betreurde,
maar toch bescheiden verhooging van de kosten
van een gemiddeld arbeidersgezin ten gevolge
gehad. Vergeleken bij Maart 1932 hebben alle
maatregelen samen een verhooging veroorzaakt
van ruim 3 procent. Dit is volgens de geijkte
methoden berekend. Nog anders gezegd: hadden
wij de agrarische maatregelen niet genomen,
dan zoude het leven vergeleken bij 1929 goed-
kooper zijn geworden met 19 procent; thans is
dat geschied met: 16 procent. Als men zich
goed voorstelt, welke vernietiging in landbouw,
veeteelt, tuinbouw in heel het agrarisch leven
Is voorkomen, dan is de afwending van zeer
■;roote rampen toch waarlijk niet te duur ge
kocht.
De contingenteeringen.
Ik ware wel zeer onvolledig als ik ook niet
wees op de groote bezwaren, die elke crisis
maatregel met zich voert als beknotting der
vrijheid. Vooral echter ook als een bron van
schade voor anderen. Laat ik nu maar als
voorbeeld noemen een maatregel op geheel
ander terrein, n.l. een contingenteeringsmaat-
regel, waardoor de invoer van een industrieel
artikel wordt beperkt. Al trachten wij daarbij
een normalen invoer toe te staan, dan nog is
de schade voor hen, die zich al op den over-
matigen invoer hadden ingesteld, dikwijls
groot. Ook voert de contingenteering een na-
deelige bevriezing in, waardoor de ontwikke
ling van sommige zaken wordt belemmerd. En
toch, men wil deze schade op den koop toe
nemen. Immers, werd niet ingegrepen, dan
zou de betrokken industrie hier te lande door
de overstrooming met al te goedkoope buiten
landsche artikelen worden weggevaagd.
Elke crisis-maatregel heeft aldus zijn nadee-
len. Meestal is het de handel, welke aan vrij-
heidsverlies en aan schade de meeste offers
brengt. Bij de graanregeling de meel-impor-
teurs; bij de varkenswet de varkenshandelaren;
bij de aardappelregeling de kleinhandel in
aardappelen. Telkens weer heeft de Regeering
getoond, dat zij de bezwaren tot hun kleinste
afmetingen wil terugbrengen en dat daarvoor
offers niet worden geschroomd. Zoozeer
hangt het geheele bedrijfsleven aaneen, dat
men nooit kan ingrijpen zonder ongewenschte
en soms verrassende gevolgen.
Ook in de industrie worden de ongewenschte
werkingen van sommige maatregelen gevoeld.
Ik noem slechts als voorbeelden: de verhoo
ging van den suiker-accijns beïnvloedt de sui
ker-verwerkende industrie; de heffing op graan
maakt het andere industrieën weer moeilijker.
Ook kan een contingenteering niet de ééne
industrie helpen zonder eenigszins een andere
te schaden. Wij moeten als één volk, met één
gemeenschappelijk belang deze crisis door.
Elke groep, die lijdt, heeft de aandacht der
Regeering. Doch onvermijdelijke euvels, welke
elke regeling aankleven, mogen door de groep,
die getroffen wordt, niet op de overdrevenste
wijze tot de publieke opinie worden uitge
dragen. Bezwaren moeten worden afgemeten
aan het groote algemeen belang, waarop de
maatregel is ingesteld.
Menigeen zoude in deze toespraak zijn be
paalde grief eens gaarne behandeld willen
zien, doch ik moet mij beperken tot enkele
hoofdzaken. Anders zou ik over duizend maal
zooveel tijd moeten beschikken voor de micro-
phoon. Het is hier ook niet de plaats te spre
ken over nieuwe ordening in maatschappij en
staat. Mijn doel zou voor een deel bereikt zijn,
als mijn zeer geachte hoorders deze con
clusie hadden getrokken: onmatigheid in de
critiek is niet passend, waar de moeilijkheden
zóó groot zijn. Anderdeels was mijn doel dit
te bereiken, dat elk onderdeel der bevolking
van den last en het lijden der andere groepen
iets zou begrijpen en zou helpen dragen.
Ten slotte beoogde ik tusschen ons volk, dat
zwaar onder zijn zorgen gebukt gaat en de
Regeering, in wie al die zorgen als in een
middelpunt samenvallen, te bevorderen die
sfeer van vertrouwen, welke zooveel kan bij
dragen tot het heil der gemeenschap.
In verband met een in enkele bladen daar
over verschenen niet geheel juist bericht, wordt
medegedeeld dat het laatstelijk ïïide Centrale
Commissie voor Georganiseerd Overleg behan
delde regeeringsvoorstel tot salarisverlaging
luidt:
a. intrekking van de bestaande tijdelijke
crisiskorting als bedoeld in Staatsblad 1931 no.
556, juncto Staatsblad 1932 no. 635;
b. een algemeene salarisverlaging van 10
c. een extra-ongehuwdenaftrek, door naast
den reeds bestaanden 3 aftrek te bepalen, dat
een ongehuwde nimmer méér ontvangt dan
90 van de maximumwedde, aan zijn ambt
verbonden; deze bepaling zal, evenmin als de
reeds bestaande 3 -aftrek, toepassing vinden
op de zoogenaamde ambtenaren-werklieden,
noch op de in gezinsverband levende eenige
kostwinners;
d. een verhooging van het pensioenpremie-
verhaal voor eigen pensioen, thans 3 bedra
gende, met l'A
e. handhaving van het minimum bedrag der
kindertoelage op 60 per kind.
Gisteren is afgekondigd het Staatsblad no.
546, bevattende de wet van den 25sten October
1933, tot heffing van een omzetbelasting.
Zooals men weet, ligt het in de bedoeling
van de regeering dat de wet uiterlijk op 1
Januari 1934 in werking zal treden.
Het is intusschen nog niet bekend of inder
daad aan dezen datum zal worden vastgehou
den, of dat men doordat de voorbereidende
werkzaamheden eerder gereed komen alsnog
een vroegeren datum zal kunnen vaststellen.
,',V-
Een der weinige korenmolens in ons land
van het rechte type is die te Zeddam. Tot
nogtoe zijn er geen sloopers-aanslagen op
gepleegd.