m i REGEERING EN VOLK IN CRISISZORG I WOENSDAG 8 NOVEMBER 1933 RADIOREDE VAN MINISTER VERSCHUUR. Redding van het agrarisch leven niet te dunr gekocht. Minister Kerschuur. DE SALARISVERMINDERING VOOR HET RIJKSPERSONEEL. Het bij Georganiseerd Overleg ingediende regeerings- voorstel. OMZETBELASTING. De wet gisteren afgekondigd. W^WÊÊÊÊIÊm 'H Onmatigheid in de crit'-'k is niet passend, waar de moeilijkheden zóó groot zijn. Dat elk onderdeel der bevolking van den last en het lijden der andere groepen iets begrijpe en helpe dragen. Minister Verschuur heeft gisterenavond de volgende radio-rede, welke over beide zenders werd uitgezonden, gehouden over de economi sche zorgen van regeering en volk in den huidigen crisistijd. Als wij het jaar 1929 ons voor den geest halen, het laatste jaar vóór de groote economi sche crisis, dan herinner ik 'j levendig, dat niet alle menschen tevreden waren. Maar uit een oogpunt van stoffelijke welvaart en ver geleken bij dit oogenblik lijkt nu dat jaar 1929 als een verloren tooverland. Alom toen nog bedrijvigheid. Langs de groote rivieren daverde en knetterde het hamergeklop der scheepswer ven, die thans dood en verlaten liggen. Binnen vaart en havens leefden van drukke verlading van vrachten, grootendeels voortgekomen uit verre gewesten of bestemd voor overzee. Handel en verkeer tierden. Onze industrie laat mij noemen de textiel, de machine-industrie, onze mijnen, om van tal van andere te zwijgen hadden volop werk. Landbouw en tuinbouw leverden hun product niet alleen op de binnenlandsche markt, maar voerden millioenen kilo's groenten en zuivelpro ducten naar onze buren uit. Die bedrijvigheid beteekende welvaart. En de crisis kwam en wierp onze welvaart als een kaartenhuis omver. Wat is de crisis Nu vraagt menigeende crisis, wat is dat dan toch eigenlijk Ofschoon de Regeering alles moet kunnen, is zij niet een-twee-drie in staat die moeilijke vraag, waarover de geleerden het niet eens zijn, te beslechten. Men kan het vraagstuk het best begrijpen, wanneer men er van uit gaat, dat alle productie van goederen plaats vindt om te worden geruild met andere goederen. Als dus over een heel land, ja over de geheele wereld, allerlei indus trieën (ik reken den landbouw hier ook even toe) bezig zijn goederen voort te brengen, waar over een maand, een half jaar, een jaar gewerkt wordt, dan is die productie begonnen uit een berekening, uit een verwachting, dat n.l. als de goederen klaar zullen zijn, ze van de hand kunnen worden gedaan. Zoo is de wereld één groote markt, waar alle .producenten met hun waren komen om ze tegen andere goederen te ruilen. Daarbij speelt het geld alleen een hel pende rol. Zoolang nu de verschillende bere keningen of speculaties aan elkander beant woorden, schragen zij elkander tot één groot bouwsel. Valt een belangrijke tak van productie uit de gis, zooals het graan heeft gedaan, dat op de wereldmarkt kwam met een niet te plaat sen, dat wil zeggen niet tegen goederen te ruilen, overproductie, dan wordt uit 't kaarten huis der verwachtingen, der speculaties er één kaart weggenomen en het wereldbouwsel stort ineen. Regelmatig komen deze misrekeningen voor. Deze crisissen zijn periodiek. Telkens opnieuw gaan de productie-vormen weer onver droten hun nieuwe evenwicht als het ware tastenderwijs zoeken. aoc. ■óTobmv Ernstiger dan een geivone economische crisis. Nu komen daar echter twee dingen bij, die ieder goed moet inzien, die over de crisis nadenkt, hetgeen gelukkig nogal veel voor komt, of er over meespreekt, hetgeen nóg meer voorkomt. Twee dingen, welke deze crisis tot een ernstiger verschijnsel stempelen dan een gewone economische crisis. Vooreerst dan is de bedrijvigheid der ge heele wereld na den oorlog opgetrokken op een bodem, welke vol zat van verborgen ge breken. Er waren geweldige lacunes in de welvaart geslagen door den oorlog, die er niet zouden zijn geweest, als de ontwikkeling regelmatig had kunnen doorgaan. Men trachtte die lacunes wel te bedekken door vooral één land schuldig te verklaren en met een enormen schuldenlast te bezwaren, maar daarmee was de basis der wereldwelvaart nog niet hecht en sterk. Doch een tweede ding komt daarbij. Dat kan ik het beste duidelijk maken door een voorbeeld uit eigen land. In Twenthe worstelt onze geheele katoennijverheid om haar be staan. Tienduizenden arbeiders zijn er óf wel werkloos óf worden aan het werk gehouden doordat de patroons, met een moed en taaiheid welke mijn bewondering gaande maken, nog van allerlei beproeven. Voor mijn geestesoog doemt op een geheel landschap, met rookende schoorsteenen en met fabriekspoorten waar door 'n stroom van arbeiders en van transport- verkeer heen en weer golft. Dat is nog in 1929. Dan verschijnt er een schim, een machtig gele hand, die het eene vuur na het ander dooft, zoodat de schoorsteenen ophouden te rooken; een gele hand, die de eene fabrieks- poort na de andere sluit. Dat is de hand van den Japanschen textielarbeider. Dit visioen is volkomen de werkelijkheid. Want Twenthe leverde vooral aan Indië, voornamelijk aan ons eigen Indië. Met groote regelmatigheid heeft het Japansche textielgoed ons Twentsche goed uit Indië verdrongen. Eerst de goed koopste soorten, dan ook de betere. En dit ernstige verschijnsel dreigt in allerlei in dustrieën, dus niet alleen in de textiel. En het dreigt niet alleen vanwege Japan, maar van honderden millioenen Chineezen en Britsch-Indiërs mede, al is het nog niet in zóó hevige mate. Europa heeft meegeholpen Japan en andere landen te industrialiseeren en deze landen gaan nu in hun eigen behoeften voorzien, hebben onze goederen niet meer noodig en zij komen ons zelfs beconcurreeren. Als wij dit goed vatten, dan begrijpen wij, dat vroegere crisissen een storm hebben ont ketend, maar deze crisis een orkaan moet heeten, die veel meer van wat wij hecht en sterk waanden, tegen den grond smakt. Aller- wege verwoesting, overal ellende en nood. Zie daar het beeld waarvoor de regeering zich ziet geplaatst. Omvang van de crisis. En allereerst acht ik het noodzakelijk, dat niet één bepaalde groep denkt, dat zij alleen de getroffene is. Alle groepen der bevolking lijden evenzeer. Wij zouden zooveel meer geduld tot dragen voelen, als wij dat goed beseften en onze volks-eenheid zou door het gemeenschappelijk lijden zoo hecht worden gesmeed. Niet alleen de fabrikant, die zijn verliezen gestadig ziet toenemen en zijn zorgen tot rade loosheid voelt stijgen, niet alleen hij is het, die lijdt. Niet alleen de scheepvaartmaatscihap- pijen, die fantastische verliezen lijden, die haar aandeelhouders moeten teleurstellen en haast onteigenen en hun obligatiesehulden niet kun nen houdenniet alleen de binnenschippers, wier tonnage slechts voor een deel te gebruiken is, en die hun scheepje amper kunnen onder houden niet alleen de winkelier, die zijn om zet ziet afnemen en het bedrag der vorderin gen, waaraan hij onder zijn klanten zit, ziet groeien. Zij allen zijn het niet alleen, die het zwaar te verantwoorden hebben. Ook denke niet, dat het keuterboertje, die op zijn rogge brood zijn eigen boter niet smeert, dat hij bij uitstek lijdt. Neen, dan roep ik hem mee te gaan naar die streken des lands, waar onze anne, arme tuinders ploeteren, om voortdurend achteruit te sukkelen en waar er zijn, die hon ger lijden, en tegen den winter geen stook heb ben. Ook de landarbeiders, waar ik hoor spre ken van werkloonen van 9 gulden, zij mogen bij karig loon voor harden arbeid niet mee- nen, dat zij de eenigen zijn, die het zwaar heb ben. Dan roep ik nog voor uw geestesoog op die tienduizenden, die maar een deel der week aan het werk gehouden kunnen worden en hun weekloon naar evenredigheid zien ingekort. Aan legioenen van gesteunden denk ik, die misschien hun uiteraard te geringen steun als de grootste ramp beschouwen, maar die ik nog meer beklaag, omdat het voor een menschen- ziel zoo zwaar is te dragen „overbodig" te zijn, omdat ik angstig vrees .voor hun gevoel van eigenwaarde. Laat mij U allen, van hoog tot laag, die gepijnigd wordt door de bitterste zor gen, oprecht verklaren, dat mijn hart dikwijls ineenkrimpt, telkens als ik genoodzaakt ben van één der vele groepen het leed te peilen tot den bodem. Voelt gij wel, hoeveel bepaalde groepen an deren te kort doen, als zij meenen en spreken, dat hun groep nu juist de zwaarst getroffene is Voelt gij ook, hoeveel die menschen zich zelf te kort doen door zoo'n dwaling Hoe staat de Regeering tegenover die algemeene ontreddering Hoe staat nu de Regeering tegenover dit beeld van algemeene ontreddering Zij mag zich niet aan één groep alleen wijden, maar zij moet het groote geheel overzien. Zij mag wel gevolgen lenigen, maar zij moet toch haar aandacht het meest aan de oorzaken schenken. Ook mag zij in deze uren van beproeving niet ontrouw worden aan de economische toekomst van ons volk. Zij gevoelt zich bij dat al ge plaatst voor een taak, die zij alleen, als zij door het vertrouwen des volks gedragen wordt, ver vullen kan. Zij vernedert zich voor Gods Hand die de geschiedenis maakt. En bij het lezen der geschiedenis van ons vaderland wordt het ver trouwen in de Voorzienigheid, die ons ook buiten den oorlog hield, onwrikbaar. Wij allen begrijpen het wel doch zoo nu en dan vergeten wij het weer dat het recept voor ons zieke bedrijfsleven niet eenvoudig in financieele hulp van Staatswege kan bestaan. Ik onderzoek nu niet, of het de toekomst van ons bedrijfsleven zou redden, als wij de te korten uit de Staatskas bijpasten. Maar de zaak staat nog eenvoudiger: voor dat recept, in het groot toegepast, is het geld in de Staatskas niet aanwezig. Sommigen praten wel eens, alsof de Staat het geld voor het grijpen hadde; zooals een goochelaar de rijksdaalders zóó maar uit de lucht grijpt. Deze goochelaar heeft thuis eerst de rijksdaalders in zijn mouw gestopt. Zoo ook moet de Staat al het geld, dat hij uitgeeft, eerst halen uit de zakken van u, mijn toehoorders. Nu is van een welvarende maatschappij wel wat te halen. Onze belas tingen waren reeds hoog. Doch van een be rooide samenleving, waar zoo goed als ieder in zijn inkomen zwaar is achteruitgegaan, daar is de grens van het mogelijke spoedig bereikt. Om te beseffen, hoezeer onze samenleving verarmd is, moet men niet allereerst letten op de paar honderd millioen gulden, welke moe ten uitgegeven worden aan steun in allerlei vorm. Economisch gezien is dat geen nieuwe uitgave, want deze menschen moeten in ge wone tijden óók leven. Van het maatschappe lijk inkomen moet hun levensonderhoud steeds af. Doch het erge is, dat hun hoofden en han den niet arbeiden, dus niets pioduceeren en dat een groot deel der arbeidenden nog arbeidt met verlies. Dat is de oorzaak, dat ons natio nale inkomen zoo ongehoord afnemend is. Onder meer houden de honderden millioenen die ons uit de scheepvaart toevloeiden en uit Indië honderden millioenen, die voor onze be talingsbalans van zoo groote beteekenis waren, thans geheel op. Indië steunt integendeel thans op het moederland. Er is dus op de staatskas geen beroep te doen. Voor een deel der crisis maatregelen, waarbij financieele steun tijdelijk niet te vermijden is, moet op andere wijze daarin worden voorzien, in overleg van den Minister van Financiën. Moet de Staat leenen Men zegt ook wel eens: toegegeven, dat fi nancieele hulp op groote schaal niet te vinden is uit het volksinkomen van dit oogenblik, laat dan de Staat leenen. Hiertegenover moet in herinnering gebracht worden, dat de Staat reeds voor velerlei doeleinden een beroep moet doen op de geldmarkt. Hij, die niet voorzich tig leent, verliest zijn crediet en krijgt niets meer. Dat crediet wil onze Staat niet verlie zen. Alleen nu vaststaat, dat de Nederlandsche regeering niet lichtvaardig leent, dus zijn ver plichtingen beter zal kunnen nakomen, blijft de mogelijkheid tot leenen bestaan. Geen inflatie. Slechts één advies weten sommigen nog: de sprong in het duister, de inflatie, d.w.z. het verlagen van de waarde van den gulden. Het is echter -voldoende bekend, dat de regeering dezen sprong niet wil, niet mag en niet zal maken. Wat er nog voor vertrouwen in het bedrijfsleven over is, vertrouwen dat noodig is wil men zaken kunnen doen, zou door in flatie of plannen tot inflatie worden stuk geslagen. Op dit onderdeel ga ik hier verder niet in. In de Troonrede is duidelijk gezegd, dat gevaar lijke experimenten op monetair gebied niet zullen worden genomen. Zij die wat al te gemakkelijk roepen: geld uit de Staatskas, waarmee tekorten op den ge- maakten prijs van allerlei producten zouden zijn goed te maken, wijzen den weg naar den ondergang. De toestand in 't bedrijfs leven. Doch keeren wij terug naar het bedrijfsleven ln zijn groote geheel. Bij het overschouwen van ons economisch bestel in zijn laatste normale jaar (1928) zien wij het Nederlandsch bedrijf ingericht ten deele voor een uitruil van goede ren binnen de grenzen, ten deele voor ruil met buitenlandsche goederen. In wel zeer grooten omvang heeft tot 1929 ons Nederlandsche be drijf, allermeest in den land- en tuinbouw, zich als exportbedrijf ontwikkeld. In 1928 ging om do voornaamste artikelen te noemen van het varkensvleesch 38 procent over de grens, van de eieren 60 procent, van de boter 50 procent, van de kaas 70 procent. Zoodra de crisis doorwerkte, kwam onze export in het gedrang. Elders was de koopkracht afgeno men, doordat de crisis ook daar had huisge houden. Aan alle kanten namen de regeeringen maatregelen om den invoer uit Nederland te breidelen. Er ontstond in landen als het onze en Denemarken een angstwekkend teveel aan agrarische producten. Bij een productie van 85 millioen K.G. boter, om een voorbeeld te noe men, behielden wij in 1928 42 millioen K.G. zelf, doch de rest was over. Deze rest had zich in de crisisjaren te richten naar den wereld marktprijs, die wel gedaald is tot beneden de 60 cent de K.G. Misschien ware ons overschot aan boter nog te plaatsen geweest; zeker is dat niet. Doch in elk geval slechts tegen prijzen, die de helft der kosten nog niet goed maakten. Wat hier te lande gebruikt werd, zou evengoed niets meer dan de wereldmarktprijs opbrengen. Tenzij regeeringsmaatregelen werden genomen. Noodzakelijkheid van export Juist in onzen export werden wij het hardst getroffen. Bij de verdeeling van arbeid tus- schen onze buren en ons was Nederland goed gevaren; en ook onze buren. Wat van den inter nationalen ruilhandel overeind kan blijven, dat verdient allereerst onze zorgen. Want daar vooral liggen onze toekomstbelangen. Wel kun nen wij er niet op rekenen, dat het na deze crisis zal gaan als ervoor. Veel van wat de om ringende landen doen, heeft blijvende gevolgen, zoodat daar een deel van onze exportartikelen voor goed overbodig gaat worden. Maar nieuwe afzetgebieden moeten worden gezocht, oude afzetgebieden moeten met hand en tand wor den vast gehouden. Daarom is het, dat wij ons b.v. in Engeland niet van de markt mochten laten dringen en met onze boter en met onze bacon present moesten blijven. Ook in tijden, dat het ons groote offers kostte. Dan zijn er wel critici, die zeggen: ziet eens, wij zelf eten de boter voor 1.60 (groothandelsprijs) en in het buitenland geeft men ze bijna cadeau, voor 60 cent het K.G. of nog minder. Afgezien nog van de vraag, wat er met het overschot aan boter gebeuren moest, was het voor onze agra rische toekomst geboden onze plaats op de oui- tenlandsche markt te blijven innemen. Datzelfde gold ook voor de bacon-varkens. Door de verstoring der internationale verhou dingen en het daardoor ontstane overschot zakte de wereldmarktprijs voor bacon tot zoodanige laagte, dat produceeren op dat niveau geheel onmogelijk werd. Ook het vette varken bracht hier te lande een prijs op, welke nog niet de helft van den kostprijs bedroeg. Nu kon de Regeering zich onzijdig houden. Daarvan ware het gevolg geweest, dat weldra geen varkens meer zouden worden gekweekt en na zekeren tijd zelfs een schaarschte ware ingetreden (mits wij het Deensche varken zouden hebben bui tengesloten). Voor dat die schaarschte en de loonende prijs zouden zijn verkregen, zouden wij in Engeland een tijd lang, b.v. een jaar, niet meer hebben geleverd. En dat, terwijl in Enge land een contingenteering op komst was. Om voor de toekomst ons een behoorlijk contingent in Engeland te verzekeren, moest de export van bacon in stand gehouden worden, tijdelijk zelfs hoog opgevoerd worden. Zelfskoste wat het kost. Terwijl door een heffing in het binnenland (waardoor een geenszins hooge vleeschprijs werd bereikt) de gelden werden verkregen en tegelijk maatregelen werden getroffen, dat de varkensstapel zich ongeveer bij de behoefte zou aanpassen, is met groote offers de bacon-export naar Engeland in stand gehouden. En het doel is bereikt. Het continent werd verkregen. Slechts door de organisatie en den arbeid van de Crisis Varkens Centrale kon dit succes wor den verkregen. Vraag en aanbod zijn zóó gebalanceerd, dat de producent nu een passenden, zij het niet hoogen, prijs ontvangt, ook zóó, dat regelmatig aan een gelijkmatige vraag kan worden voldaan. Dit laatste is van veel belang voor het buiten land, dat niet het ééne oogenblik schaarschte van aanbod wil hebben en dan weer een te groot aanbod. Het was dit laatste voordeel, nj. de mogelijkheid van regelmatige levering, tegen een behoorlijken, niet te lagen prijs, dat de varkens-centrale deed slagen bij de onderhan delingen met Duitschland over levering van spek. Ware het niet, dat Engeland nog nu en dan het contingent, dat reeds voor goed ver kregen scheen, in gevaar brengt (dezer dagen juist moeten wij in een vermindering berusten) dan zou de regeeringsbemoeiing inzake de var kensteelt volkomen geslaagd mogen heeten Doch ook thans heerscht daarover onder de boeren, ik mag gerust zeggen, tevredenheid. Noch mij zelf, noch den Regeeringscommissaris Ir. Louwes doe ik tekort, wanneer ik verklaar, dat dit welslagen allermeest aan de talenten' en aan de toewijding van den directeur den heer Van Zwanenberg te danken is. Er is in de laatste maanden geen grievender onrecht ge schied dan de hetze, die op barbaarsche wijze ik bedoel door er het rassenvraagstuk bij te betrekken tegen dezen verdienstelijken man is gevoerd door een kleine maar luidruchtige groep. Export handhaven, waar deze vopr de toe komst .reden van bestaan heeft, ziedaar wat voor ons economisch bestel dat nu eenmaal op export is ingericht het allerbelangrijkste hee ten moet. De margarine. Maar deze waarheid geldt niet alleen voor agrarische producten. Onze Regeering is ook niet alleen met gezag bekleed voor de boeren. Men heeft onder hen een hevige campagne ge voerd om de margarine te verbannen of al thans nog verder te beknotten dan reeds ge schiedt. Van ouds dragen de boeren de mar garine weinig liefde toe. Begrijpelijk als men dan nog margarine „wagensmeer" noemt, zegi dat ons volk zelf alle boter opeten kan, dat dan ook geen vee extra behoeft afgeslacht te worden, dan kan men den boer wel op zijn hand krijgen. Tenzij deze even narekent. Wij kunnen met de cijfers aantoonen en dat is al eens geschied, dat het voor de boter niet voor- deelig zou zijn de margarine te verbannen. Want die laatste brengt reeds nu vele millioe nen voor de boter op. Daarnaast is het bij wegvallen van de mar garine geenszins mogelijk de duurdere boter te laten gebruiken door de tegenwoordige mar garine-gebruikers. Berekeningen wijzen uit, dat de boter met verbod van margarine niet zou vooruitgaan Doch al ware dat eens anders, dan nog heb ik zooveel vertrouwen in de belang stelling van den boer voor de welvaart van het geheele volk (welke trouwens zijn eigen belang weer is) dat hij niet in egoïstische groepseen- zijdigheid de vernietiging zal verlangen eener geheel industrie. Bij de margarine-industrie heb ben niet alleen duizenden arbeiders een bestaan doch onze scheepvaart, ons Iadië en onze export zijn er met zoo groote bedragen bij be trokken, dat opheffing van die industrie een economische ramp ware. Den boeren tot eere vermeld ik dan ook, dat de organisaties der boeren zich ten dezen achter de Regeering scha ren. Export handhaven in een omvang als in de toekomst slechts eenigermate blijvend kan wor den geacht, is over de heele linie onze plicht. Zoo is in het laatste jaar met groote offers de boter-export naar Engeland gehandhaafd. Bjj onze onderhandelngen met Duitschland speelde de boter een groote rol en ook dezer dagen weer, nu over een nieuw verdrag met onze oostelijke buren wordt onderhandeld, heeft ex port van al onze agrarische producten weer de volle aandacht. Noemden wij alreeds een industrieel belang waarvoor de Regeering moest opkomen, ook overal elders geeft de Regeering blijk-het alge meen belang niet te vereenzelvigen met dat der boeren. Dit mag gezegd worden op een oogen blik dat door een geheel samenstel van maat regelen voor agrarische producten, de Neder landsche boerenstand krachtens diverse uitin gen der laatste maanden niet geheel onvoldaan is. Welnu, het is juist geweest door de moge lijkheden, welke één der agrarische maatrege len bood (ik bedoel de graan-regeling) dat wij zeer onlangs een bevredigende regeling voor de betaling der zoogenaamde „scrips" konden bevorderen. Wel is waar speelde bij deze be hartiging der belangen van de Nederlandsche houders van Duitsche obligaties onze bevoegd heid tot „clearing" van Duitsche vorderingen op ons land een groote rol, doch de regeling werd perfect, doordat als voornaamste praesta- tien onzerzijds de Nederlandsche Graan Cen trale kon overnemen een flinke partij Duitsche rogge. Plaatsing van melkproducten Hoezeer wij voor onzen export alle krachten zullen inzetten, er is niemand die betwijfelt, dat er na de crisis een blijvende vermindering zal moeten geconstateerd worden. Met name wordt dat door niemand betwijfeld van de boter In de laatste jaren is onze veestapel sterk uitgebreid. Ook nog in den tijd, dat de melk verlies gaf. Dit tragische feit wijst er wel op, hoe slecht de andere deelen van het boerenbedrijf dan wel moesten wezen. Het is nochtans beter zes koeien te hebben zonder verlies of met eenige winst, dan zeven koeien met verlies. Afslachting van vee. Uit de gemaakte schattingen is op te maken, dat wij over 1934 geen plaatsing zullen hebben voor alle melkproducten, als de hoeveelheid gelijk blijft. Hoeveel moet nu de vermindering zijn, willen wij eenige waarschijnlijkheid ver krijgen, dat de hoeveelheden melk en melk producten zullen zijn te benutten? Helaas kan de Regeering niet in de toekomst zien. Onze beste adviseurs schatten echter een verminde ring van één koe op zeven. In het geheel zullen dus van de 1.400.000 stuks melkvee er 200.000 extra moeten worden Opgeruimd. De resultaten dezer opruiming moeten gehandhaafd worden, als zij eenmaal is uitgevoerd. Daarom zal een teeltregeling onvermijdelijk zijn, waarbij elk gewest, elk district, ja elke onderneming zich heeft te houden aan een bepaald maximum rundvee. Wat zoude men van een Regeering zeggen, die niet tijdig maatregelen nam, zoodat in i934 en vooral in 1935 alles zou misloopen? Eenmaal tot de extra-afslachting besloten, moet er ook krachtig worden doorgetast. Groote lasten, die aan dezen maatregel ver bonden zijn, worden door een extra-heffing op het slachten gedragen. Zoo mogelijk zal vee naar elders worden verkocht; veel uitzicht daartoe bestaat niet Wel kon door conservee ring het vleesch der af te slachten runderen aan de belangen der gesteunde werkloozen wor en dienstbaar gemaakt. Aan gesteunde werkloozen zal, voor 35 ets. het K.G. per week 1 K.G. (voor gezinnen 2 K.G per week) van dit voortreffelijke product, dat ook door behoud van het meeste vet tegemoet komt in de vet- behoefte, worden beschikbaar gesteld. Vee, dat niet aan alle eischen voldoet, gaat naar den destructor. Daarom is het bussen- vleesch van een gegarandeerde kwaliteit" en kan het de belangen der werkloozen uitnemend dienen. Nu hebben zich bij de uitvoering dezer extra afslachting (er zijn tot op heden ruim 20000 runderen geslacht) enkele bijzonderheden voorgedaan, welke door fouten in de organisatie moeten worden verklaard. Door bijzonder groo ten aanvoer heeft het vee hier en daar te lang en onder te slechte condities moeten wachten op zijn lot. Dit is te betreuren. Alle dieren-leed dat voorkomen kan worden, moet voorkomen worden. Men heeft zich ook niet vol doende gehouden aan het voorschrift, van den beginne af gegeven, dat geen hoog-drachtig vee zou worden aangeboden, Dit is toch ge De straatgevechten te Jaffa, waar de Arabische bevolking de politie met allerlei projectielen bestookte tijdens de demon straties tegen de Joden-immigratie. schied hier en daar; en de coulantie van de rundveecentrale heeft tengevolge gehad, dat het werpen onder allerongunstigste omstandig heden is voorgekomen. Aan deze betrekkelijk kleine maar te betreuren fouten in de uitvoe ring, zal een einde gemaakt worden. Nu het noodig is een quantum van 200.000 extra weg te nemen, nu is het aangewezen zooveel mogelijk het twee-voor-een-systeem te volgen. Doordat reeds 20.000 drachtige runde ren zijn geslacht, is de toekomstige veestapel nu met ongeveer 40.000 stuks verminderd. De teeltbeperking. Er wordt getrouw aanteekening gehouden, wie geleverd heeft, zoodat er straks bij de teelt beperking rekening mee gehouden kan worden. Iedere veehouder moet zijn stal dus nu reeds goed aankijken en, eenigszins aan de hand van den regel „zes inplaats van zeven", thans in leveren, nu het nog vrijwillig kan en nu de bedrijfswaarde van het dier nog wordt ver goed. Wie verstandig handelt nu, zal straks bij de teeltbeperking geen last hebben. Men be denke, dat deze beperking straks dient om den veestapel in verhouding tot de afzetmogelijk heden te regelen en dus een eenigszins be hoorlijken prijs der melkproducten na te stre ven voor allen. Andere maatregelen voor land- en tuinbouiv. Wanneer ik U de geheele regeling voor de zuivelproducten zou uiteenzetten, waarvan ik nu een heel actueel onderdeeltjè héb behan deld, ware de tijd van eenige uren daarvoor zeker noodig. En dan zoude nog niets gespro ken zijn over de andere maatregelen, welke op het gebied van den land- en tuinbouw geno men zijn. Bij elk van hen was de noodzakelijk heid van regeeringsingrijpen gebiedend. Meest al dreigde een zoo overstelpende toevoer (door het afsnijden van den export) en althans een zóó vernietigend lage prijs, dat het de onder gang van den betrokken bedrijfstak zou be- teekend hebben, niet in te grijpen in het pro ces der prijsvorming. Het zoude mij een voorrecht wezen de bij zonderheden van al deze regelingen: voor de groenten, voor de bloembollen, voor het aard appelmeel, voor de suikerbleten, voor het pluimvee en zoo voorts uiteen te zetten aan mijn zeer gewaardeerde hoorders om hun te doen gevoelen, voor welke moeilijkheden der gelijke regelingen ons plaatsen. Al deze rege lingen zijn in den tijd van anderhalf jaar uit den grond gestampt; zij, die, soms met eenig misbaar, wijzen op de leemten hier en daar, vergeten wel dikwijls zich van de moeilijkhe den in de ingewikkelde praktijk rekenschap te geven. Vóór een half jaar nog nam ik mij voor, in geen geval de consumptie-aardappelen te steunen. Dat immers zoude een zoo omslach tige en gevaarlijke opzet moeten worden. Zie daar echter, de oogst komt en valt zeer over vloedig uit. Naar algemeen inzicht zouden de aardappelen wegens den overvloed, ook door afsnijding van den export, de waarde van on geveer nul cent het mud hebben gehad. Toen heb ik ingegrepen. De consumptie-aardappelen zijn gebonden aan een minimum-prijs en aan een heffing. Deze heffing komt straks aan de niet-consumptieaardappelen ten goede. Er wordt nog voortdurend aan gewerkt deze rege ling te perfectionneeren. Het wordt tijd om enkele bezwaren, enkele der voornaamste, uit zeer vele, hier te be spreken. Prijsverhooging voor den consument. Allereerst wil ik het hebben over den aan slag, die wij zeer tot ons leedwezen, moeten plegen, op de beurs van den consument. Dit bezwaar wil ik niet omzeilen. Maar eerst wijs ik den consument er op, dat ik dezen goeden dunk van hem bezit, dat hij niet boter van 50 cents het K.G., varkensvleesch van 15 ets het pond, melk van 2 ets. den liter zou willen gebruiken, waarbij hij de zekerheid bezit dat de producent nog niet de helft van zijn kosten zou halen en ten gronde moet gaan. Geen con sument wil er bezwaar tegen maken, dat de prijzen van een al te onzinnig laag niveau worden afgehaald en iets worden hersteld. Het gaat er slechts om: hoe ver. Wanneer men zegt. dat het levensniveau naar beneden moet, dan wil dat nog niet zeggen, dat een bepaalde cate gorie van artikelen extra laag moet zijn en ver beneden een meer algemeen, doch verlaagd niveau. Bij al onze maatregelen houden wij ongeveer een niveau, als gold in 1913, voor oogen. Dat nu heeft ten gevolge, dat verschillende artikelen nog goed mee kunnen op den weg naar de verlaging van het levensniveau. Al onze maatregelen tc zamen, ook de ernstigste, n.l. die in den laatsten tijd genomen zijn ten aanzien van suiker, vleesch en aardappelen heb ben een. beperkte, wel door mij betreurde, maar toch bescheiden verhooging van de kosten van een gemiddeld arbeidersgezin ten gevolge gehad. Vergeleken bij Maart 1932 hebben alle maatregelen samen een verhooging veroorzaakt van ruim 3 procent. Dit is volgens de geijkte methoden berekend. Nog anders gezegd: hadden wij de agrarische maatregelen niet genomen, dan zoude het leven vergeleken bij 1929 goed- kooper zijn geworden met 19 procent; thans is dat geschied met: 16 procent. Als men zich goed voorstelt, welke vernietiging in landbouw, veeteelt, tuinbouw in heel het agrarisch leven Is voorkomen, dan is de afwending van zeer ■;roote rampen toch waarlijk niet te duur ge kocht. De contingenteeringen. Ik ware wel zeer onvolledig als ik ook niet wees op de groote bezwaren, die elke crisis maatregel met zich voert als beknotting der vrijheid. Vooral echter ook als een bron van schade voor anderen. Laat ik nu maar als voorbeeld noemen een maatregel op geheel ander terrein, n.l. een contingenteeringsmaat- regel, waardoor de invoer van een industrieel artikel wordt beperkt. Al trachten wij daarbij een normalen invoer toe te staan, dan nog is de schade voor hen, die zich al op den over- matigen invoer hadden ingesteld, dikwijls groot. Ook voert de contingenteering een na- deelige bevriezing in, waardoor de ontwikke ling van sommige zaken wordt belemmerd. En toch, men wil deze schade op den koop toe nemen. Immers, werd niet ingegrepen, dan zou de betrokken industrie hier te lande door de overstrooming met al te goedkoope buiten landsche artikelen worden weggevaagd. Elke crisis-maatregel heeft aldus zijn nadee- len. Meestal is het de handel, welke aan vrij- heidsverlies en aan schade de meeste offers brengt. Bij de graanregeling de meel-impor- teurs; bij de varkenswet de varkenshandelaren; bij de aardappelregeling de kleinhandel in aardappelen. Telkens weer heeft de Regeering getoond, dat zij de bezwaren tot hun kleinste afmetingen wil terugbrengen en dat daarvoor offers niet worden geschroomd. Zoozeer hangt het geheele bedrijfsleven aaneen, dat men nooit kan ingrijpen zonder ongewenschte en soms verrassende gevolgen. Ook in de industrie worden de ongewenschte werkingen van sommige maatregelen gevoeld. Ik noem slechts als voorbeelden: de verhoo ging van den suiker-accijns beïnvloedt de sui ker-verwerkende industrie; de heffing op graan maakt het andere industrieën weer moeilijker. Ook kan een contingenteering niet de ééne industrie helpen zonder eenigszins een andere te schaden. Wij moeten als één volk, met één gemeenschappelijk belang deze crisis door. Elke groep, die lijdt, heeft de aandacht der Regeering. Doch onvermijdelijke euvels, welke elke regeling aankleven, mogen door de groep, die getroffen wordt, niet op de overdrevenste wijze tot de publieke opinie worden uitge dragen. Bezwaren moeten worden afgemeten aan het groote algemeen belang, waarop de maatregel is ingesteld. Menigeen zoude in deze toespraak zijn be paalde grief eens gaarne behandeld willen zien, doch ik moet mij beperken tot enkele hoofdzaken. Anders zou ik over duizend maal zooveel tijd moeten beschikken voor de micro- phoon. Het is hier ook niet de plaats te spre ken over nieuwe ordening in maatschappij en staat. Mijn doel zou voor een deel bereikt zijn, als mijn zeer geachte hoorders deze con clusie hadden getrokken: onmatigheid in de critiek is niet passend, waar de moeilijkheden zóó groot zijn. Anderdeels was mijn doel dit te bereiken, dat elk onderdeel der bevolking van den last en het lijden der andere groepen iets zou begrijpen en zou helpen dragen. Ten slotte beoogde ik tusschen ons volk, dat zwaar onder zijn zorgen gebukt gaat en de Regeering, in wie al die zorgen als in een middelpunt samenvallen, te bevorderen die sfeer van vertrouwen, welke zooveel kan bij dragen tot het heil der gemeenschap. In verband met een in enkele bladen daar over verschenen niet geheel juist bericht, wordt medegedeeld dat het laatstelijk ïïide Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg behan delde regeeringsvoorstel tot salarisverlaging luidt: a. intrekking van de bestaande tijdelijke crisiskorting als bedoeld in Staatsblad 1931 no. 556, juncto Staatsblad 1932 no. 635; b. een algemeene salarisverlaging van 10 c. een extra-ongehuwdenaftrek, door naast den reeds bestaanden 3 aftrek te bepalen, dat een ongehuwde nimmer méér ontvangt dan 90 van de maximumwedde, aan zijn ambt verbonden; deze bepaling zal, evenmin als de reeds bestaande 3 -aftrek, toepassing vinden op de zoogenaamde ambtenaren-werklieden, noch op de in gezinsverband levende eenige kostwinners; d. een verhooging van het pensioenpremie- verhaal voor eigen pensioen, thans 3 bedra gende, met l'A e. handhaving van het minimum bedrag der kindertoelage op 60 per kind. Gisteren is afgekondigd het Staatsblad no. 546, bevattende de wet van den 25sten October 1933, tot heffing van een omzetbelasting. Zooals men weet, ligt het in de bedoeling van de regeering dat de wet uiterlijk op 1 Januari 1934 in werking zal treden. Het is intusschen nog niet bekend of inder daad aan dezen datum zal worden vastgehou den, of dat men doordat de voorbereidende werkzaamheden eerder gereed komen alsnog een vroegeren datum zal kunnen vaststellen. ,',V- Een der weinige korenmolens in ons land van het rechte type is die te Zeddam. Tot nogtoe zijn er geen sloopers-aanslagen op gepleegd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4