DE KOLONIALE BEZITTINGEN VAN
DEN VOLKENBOND.
i
FRANKRIJKS BUITENLANDSCHE
POLITIEK.
WOENSDAG 15 NOVEMBER 1933
DE HERFSTZITTING VAN DE
MANDATENCOMMISSIE.
Zal Syrië weldra worden onafhan
kelijk verklaard
IPsr»^
C
DE VERKIEZINGSUITSLAG TE
SKIPTON.
De eerste resultaten van voor
lichting der kiezers
PROPAGANDA EN FANTASIE.
EEN LUMINEUZE GEDACHTE
BONCOUR OVER ZIJN BELEID.
Indien Duitschland herbewapent, zul
len ook wij voortgaan om ons te
wapenen en het zal een wed
ren worden naar den
afgrond.
SOCIETAS CLASSICA TE NIJMEGEN.
CULTUUR EN POLITIEK.
(Van onzen correspondent.)
Genève, 10 November 1933.
Ondanks de politieke crisis, die zich thans
bij de economische en financieele wereldcrisis
heeft gevoegd, blijft het technische volken-
bondswerk rustig en normaal voortgaan. Wij
hadden in de laatste weken hier drie groote
technische volkenbondscommissies aan den
arbeidhet hygiënische volkenbondscomité,
waarover ik dezer dagen reeds een brief schreef,
de permanente mandatencommissie op wier
werkzaamheden deze brief betrekking heeft, en
de opiumcommissie, wier zitting ik eerstdaags
hoop te bespreken.
Over het feit, dat ook in de mandatencommis
sie het Duitsche lid afwezig, het Japansche lid
daarentegen tegenwoordig was, zal ik maar niet
verder uitweiden. Dit is een bekend verschijnsel
van de volkenbondsbijeenkomsten (de zitting
van den volkenbondsraad uitgezonderd, waarin
ook de Japanner ontbreekt) gedurende de laat
ste maand geweest. Vermeld dient echter nog
wel te worden, dat in de mandatencommissie
niet slechts het Japansche lid dier commissie
weder op zijn post was, doch ook, dat de ver
tegenwoordiger der Japansche regeering dr. Ito
weder braaf aanwezig was, om het beleid der
Japansche regeering jegens de onder Japansch
mandaat staande Zuidzee-eilanden desnoods
tegen critische opmerkingen der mandatencom
missie te kunnen rechtvaardigen. Een moeilijke
taak had Ito echter niet. Grieven tegen het
Japansche beleid werden niet uitgesproken.
Misschien bestaat er bij èenige leden wel twijfel,
of de Japansche regeering zich strikt houdt aan
het verbod van militaire werken in de mandaat
gebieden, doch na de herhaalde tegenspraak
door de Japansche regeering van alle over dit
punt loopende geruchten heeft niemand het
raadzaam geoordeeld, dit onderwerp nog mon
deling ter sprake te brengen.
Trouwens, ook de vertegenwoordigers der
regeeringen der andere staten-mandatarissen
hebben het in deze zitting der mandatencom
missie niet te moeilijk gehadDe commissie
besprak de jaarrapporten der regeeringen van
Frankrijk over Syrië, Fransch Togoland en
Fransch Kameroen, van Engeland over Britsch
Togoland en Britsch Kameroen, van Nieuw-
Zeeland over West-Samoa, van Japan over de
Zuidzee-eilanden en van België over Ruanda-
Urundi. Alleen de regeeringen van Frankrijk
en Engeland moesten zich eenige opmerkingen
laten welgevallen over een paar beslissingen
harerzijds met betrekking tot Fransch Togoland
en Britsch Togoland, die niet geheel in over
eenstemming met de beginselen van het man-
datenstelsel schenen te zijn.
Voor het overige verkreeg de mandatencom
missie echter weder den indruk, dat de staten-
mandatarissen zich zeer behoorlijk van hun ver
plichtingen jegens de bevolking der mandaat
gebieden kwijten. De overtuiging, dat zij onmid
dellijk door de leden der mandatencommissie
op den vinger worden getikt, wanneer zij. zooals
in de kwesties van Fransch en Britsch Togoland,
iets doen, wat niet heelemaal door den beugel
kan, zal misschien tot de zuivere toepassing
van het mandatenstelsel in de verschillende
mandaatgebieden wel het noodige bijdragen
De critiek, die de mandatencommissie tegen
twee beslissingen der Fransche en Engelsche
legeeringen geuit heeft, betrof de volgende aan
gelegenheden.
In het Fransche geval had de Fransche regee
ring, die, zooals niet anders dan te waardeeren
is, het hare ertoe wil bijdragen om de produ
centen van Fransch Togoland tot een voortzet
ting hunner productie van koffie, cacao, rubber,
enz. ondanks de wereldcrisis te bewegen, aan
de voortbrengers dezer waren uitvoerpremiën
toegezegd, doch daaraan de voorwaarde ver
bonden, dat de producten met Fransche stoom
schepen zouden worden vervoerd. Deze voor
waarde, die in de practijk alle buitenlandsche
stoomvaartmaatschappijen van het goederenver
keer met Fransch Togoland uitsluit, is, zooals
thans ook in het rapport der mandatencommissie
aan den volkenbondsraad wordt uiteengezet, in
strijd met het beginsel van het mandatenrecht,
dat de staat-mandataris geen economische be
voorrechting zal mogen ontvangen.
Het Engelsche geval betrof een kwestie van
grenswijziging tusschen het mandaatgebied
Britsch Togoland en de onder Britsch protec
toraat staande Goudkust. Reeds een tiental jaren
geleden was Engeland tot een administratieve
inlijving van het mandaatgebied bij de Goud
kust overgegaan, wat niet verboden is, zoolang
de inlijving zuiver van administratieven aard
blijft. De Britsche regeering wilde nu tot een
reorganisatie dezer inlijving overgaan, waar
tegen evenmin bezwaar bestond. Doch daarbij
zouden de grenzen tusschen het mandaatgebied
en een paar tot de Goudkust behoorende inboor-
lingenstaten zoo gewijzigd worden, dat eenige
stukken grondgebied, die in 1908 aan de Duitsche
kolonie Duitsch Togoland waren toegewezen,
weder bij de staten der Goudkust zouden ge
voegd worden. Deze wijziging der grenzen, die
op het oogenblik nog slechts van administratief
belang zou zijn, zou het gevaar met zich brengen
dat, wanneer te eeniger tijd Britsch Togoland
zelfstandig zou worden, deze stukken gebied
dan toch bij de Goudkust zouden blijven. Van
daar weder een verzet der mandatencommissie,
waaraan eveneens in het rapport aan den vol
kenbondsraad uiting is gegeven.
De meeste belangstelling bestond wel voor de
besprekingen over Syrië. Zou de Fransche re
geering het Britsche voorbeeld ten aanzien van
Irak volgen en aankondigen, dat zij weldra de
beëindiging van het mandaat over Syrië en de
onafhankelijkverklaring van dit madaatgebied
aan de mandaten-commissie en den volken
bondsraad zou voorstellen? Het is bekend, dat
de Syriërs reeds langen tijd hun onafhankelijk
heid wenschen en dat sinds de zelfstandigwor
ding van Irak hun ongeduld nog is toegenomen.
Een dergelijke aankondiging is echter nog
niet van Fransche zijde gekomen. Die was Op
dit oogenblik ook nog moeilijk te verwachten,
waar juist een wisseling van den Franschen
gouverneur-generaal over Syrië heeft plaats
gevonden en de nieuwe gouverneur zich nog
geen oordeel over de doelmatigheid van een
onafhankelijkverklaring van het mandaatge
bied kan gevormd hebben. Wij zullen dus met
de Syriërs tot het volgende jaar minstens moe
ten wachten.
Dat de Fransche regeering het echter be
zwaarlijk acht nog langen tijd met het voor
stel tot opheffing van het mandaat over Syrië
te wachten, is bekend. De Syriërs zijn toch in
veel hoogere mate intelligent dan de bevolking
van Irak, zoodat een al te lang uitstel niet ge
makkelijk zal zijn. Intusschen vraagt men zich
in de kringen der mandatencommissie toch af,
of de Sjuusche bevolking inderdaad reeds rijp
is, om geheel op zich zelf te staan. Er zijn leden,
die vreezen, dat de Syriërs bij al hun ontwik
keling nog onvoldoende besef hebben van de
beteekenis van publieke plichten en verant
woordelijkheid. Te vreezen is, dat degenen, die
in Syrië aan het bewind zouden komen, hun
machtspositie al te zeer in hun eigen persoon
lijk belang zouden misbruiken. De Franschen
gevoelen dit gevar waarschijnlijk ook wel, doch
misschien speculeeren zij erop, dat de volken
bond uit dezen hoofde een Fransch voorstel tot
mandaat-opheffing zal van de hand wijzen.
Dan hebben de Franschen het hunne ter wille
van de Syriërs gedaan en drukt de verant
woordelijkheid voor het voortduren van het
mandaat op de volkenbondsorganen!
Misschien zullen de Syriërs echter zelf zoo
vriendelijk zijn de verantwoordelijkheid voor
de niet-inwilliging hunner onafhankelijkheids-
wenschen ook van den volkenbond af te wente
len en zelf te dragen! Tot het mandaatgebied
Syrië behooren namelijk twee gebieden, dat
van de Drusen en dat der Christelijke Alao-
ieten, die een groote mate van autonomie be
zitten. De Syriërs wenschen echter bij hun on
afhankelijkverklaring een volkomen unitairen
staat en zijn niet' bereid de autonomie dezer
twee gebieden te handhaven. Het is echter dui
delijk, dat de volkenbond verplicht is voor de
behartiging der belangen der minderheden in
Syrië te zorgen en dus bezwaarlijk in de
onafhankelijkverklaring van Syrië 'zou kun
nen toestemmen, indien dezen op hun eisch
van een volkomen eenheidsstaat zouden blij
ven staan. Zoo is het niet uitgesloten, dat, wan
neer weldra waarschijnlijk de kwestie van de
zelfsstandigverklaring van Syrië officieel in
den volkenbond aan de orde zal komen, de
Syriërs dan zelf door hun weigering, om vol
doende met de belangen hunner minderheden
rekening te houden, de inwilliging hunner wen
schen zullen verhinderen!
Lord Trcchard en Kanunnik Howlett in* pecteeren voor de Westminster-kathedraal
de parade bij gelegenheid van den jaarlijkschen rouwdienst voor de overleden
Katholieke politiemannen.
LONDEN WORDT „GROOT-STAD"
Onze Londensche correspondent schrijft ons
d.d. 8 November:
De anti-gouvernementeele en anti-alles „Eve
ning Standard", het avondblad van Lord Bea-
verbrook, drukte in zijn vroegere edities boven
het resultaat van de tusschentijdsche verkie
zing te Skipton (Yorkshire) in vette letters het
opschrift: 10.000 stemmen minder op den con
servatief.
Lord Beaverbrook voert, zooals men weet,
en laat door zijn bladen voeren, zooals men
weet, een verwoede campagne tegen het ver
drag van Locarno en de „Evening Standard"
en „Daily Express" hebben opdracht gekregen
elk electoraal fiasco van de regeering hieraan
toe te schrijven, dat de kiezers allen verklaarde
voorstanders zijn van de opzegging van het
verdrag, dat zooals lord Beaverbrook niet
schijnt te weten wèl verloochend of geschon
den, maar niet eenzijdig opgezegd kan worden.
Hoe meer verkiezingsfiasco's de regeering
lijdt, des te meer bewijzen krijgt lord Beaver
brook dus in handen, dat de natie het ten
aanzien van Locarno, gloeiend met hem eens is.
Bijgevolg moest boven het bericht van den
uitslag te Skipton niet met groote letters het
belangrijke feit vermeld worden, dat de conser
vatieven den strijd gewonnen hadden; integen
deel moest alle aandacht gevestigd worden op
de omstandigheid dat de conservatieven 10.000
stemmen minder op zich vereenigd hadden dan
bij de algemeene verkiezingen in 1933.
In de latere edities heeft de „Evening Stan
dard" het misleidende opschrift niet geplaatst.
Het was erger dan misleidend; het was door
zichtig. Verknochte lezers zouden er door kun
nen gaan twijfelen aan de oprechtheid van hun
lijforgaan. Dus werd het toch maar geschrapt.
Ik maak hiervan melding, omdat het ken
schetsend is voor de methodes van de macht,
die sinds jaren het grootste gevaar oplevert
voor elke overigens stabiele regeering, n.l. van
de door één man volkomen beheerschte „popu
laire pers".
Ook in haar latere edities wendt de „Evening
Standard" geen enkele poging aan om de be
teekenis der conservatieve overwinning tot haar
recht te doen komen.
Wij gelooven, dat die conservatieven, die
vanmiddag spraken van een „groote overwin
ning", schromelijk overdreven. Maar na de
grievende teleurstellingen der laatste weken,
mogen de conservatieven dit resultaat zeer
zeker als een verblijdend succes beschouwen.
Er Wijkt uit, dat de eerste, maar krachtige
pogingen door leden van het kabinet en andere
leiders der nationale partijen om de verzinsels
van mr. Lansbury eenerzijds, en die van lord
Beaverbrook anderzijds aan de kaak te stel
len, haar uitwerking niet op de kiezers gemist
hebben.
Uitgebracht zijn op den conservatief 18.136
stemmen, labourcandidaat 14.157 stemmen, libe
raal 9.219 stemmen, communist 704 stemmen.
Deze laatste vertegenwoordigt met zijn 704
stemmen het gevaar, dat sir Oswald Mosley
hoopt te keeren door Hitled te vereeren.
Bij de algemeene verkiezingen in 1931 werden
uitgebracht op den conservatief 28.013 stemmen,
labourcand. 13.053 stemmen.
Wij zien, dat inderdaad de conservatieve
candidaat bijna 10.000 stemmen minder op zich
vereenigd heeft dan twee jaren geleden. Dit is,
zooals uit de cijfers blijkt, voornamelijk hier
aan toe te schrijven, dat de liberalen met een
eigen candidaat uitkwamen.
De labour-candidaat heeft ruim 1000 stemmen
meer gekregen dan in 1931. Deze winst is bui
tengewoon klein, indien men de omstandig
heden in aanmerking neemt, waaronder twee
jaren geleden de strijd gevoerd werd.
Deze omstandigheden waren van zoo uitzon
derlijken aard, dat een eenigszins conclusieve
vergelijking alleen gemaakt kan worden, in
dien men de huidige stemmencijfers stelt tegen
over die van Mei 1929, toen algemeene verkie
zingen onder meer normale omstandigheden
gehouden werden. Uitgebracht werden op den
1929 1933
Conservatief16.588 18.136
Labour cand13.088 14.157
Liberaal12.320 g.219
Communist 704
Van de 3000 stemmen, die de liberalen sinds
1929 verloren hebben, zijn er dus een paar
honderd meer op de conservatieven dan op de
socialisten overgegaan. Dit is voor eerstgenoem-
den geen al te bedroevend resultaat, een week
nadat mr. Lansbury en de „Daily Herald" be
weerd hadden, dat de kiezers genoeg hadden
van de nationale regeering en deze verzocht
hadden haar biezen te pakken.
Indien de nationale partijen zich niet langer
overgeven aan den waan, dat zij op hun lauwe
ren van 1931 kunnen blijven rusten, dan zullen
alle propaganda van lord Beaverbrook en alle
fantasie van mr. Lansbury de voorspelling van
den eersten minister, volgens welke de coali
tie nog een algemeene verkiezing overleven zal,
niet kunnen beschamen.
De groote massa neemt al wat in twee jaren
ten goede veranderd is, te zeer als vanzelf
sprekend aan. Haar geheugen is kort. De laatste
week zijn de regeering en haar vrienden be
gonnen het wat op te frissdhen.
De bouw van een flat
De Londenaars zijn, in tegenstelling tot de
bewoners van de grootste, en zelfs van minder
groote hoofdsteden van het vasteland, nooit
„flaf'-bewoners geweest. Merkwaardig genoeg
is desniettemin het woord „flat" juist uit het
Engelsch door de Nederlanders overgenomen,
nadat zij vroeger gesproken hadden van „étage
woningen".
De Londenaars, die weinig gevoel hebben
voor het steedsche leven, hebben tot voor kort
bij voorkeur in huizen, huisjes en cottages of
villa's gewoond. Terwijl hun stad slechts twee
maal zooveel inwoners telt als Parijs, bedekt
zij een bijna vijfmaal zoo groote oppervlakte.
De Londenaars wonen dus twee-en-een-half
maal zoo ver uit elkaar als de Parij zenaars,
die evenals Berlijners en de Weeners boven
elkaar wonen.
Komt hierin thans verandering?
In het begin onzer eeuw waren er flat-wijken
in Kensington, Hampstead en nog enkele buur
ten, maar zij deden toen nog eenigszins „fo
reign" aan en werden voor een onevenredig
groot deel door „foreigners" bewoond. Het is
waar, dat reeds lang daarvoor, in 1874, Londen
„verrijkt" was geworden, met wat toenmaals
het grootste flatgebouw 'en tevens de eerste
wolkenkrabber ter wereld was, n.l. de 12 ver
diepingen hooge Queen Anne's Mansions in
Westminster, maar juist dit nog steeds be
staande wangedrocht, deed de Londenaars hun
bescheiden cottages des te meer waardeeren.
Na den oorlog is Londen in alle richtingen
uitgebreid geworden met tuin-voorsteden „voor
alle standen". Tegelijkertijd evenwel verrezen
alom groote flat-gebouwen en uit de vóortdu-
rende vraag naar deze alles behalve goedkoope
„étage-woningen" zou men mogen afleiden, dat
een deel der bevolking gebroken heeft met het
vermaarde devies „my house is my castle".
Londen heeft, ondanks zijn oude voorliefde
voor huisjes-met-tuintjes, thans waarschijnlijk
eenige der grootste kazerne-huizen van Europa
Parklane, waar tien jaren geleden nog de
meerendeels zeer leelijke, doch tevens weer
galoos weelderige woonhuizen der „Upper
Ten" stonden, is langzamerhand herschapen in
een hyper-moderne straat van groote flat-ge
bouwen, waaronder het onmetelijke, gedeelte
lijk als hotel gebruikte, Grosvenor House de
eereplaats inneemt,
Kensington, Hammersmith, Hampstead en
tal van andere „boroughs" worden meer en
meer met groote flathuizen bebouwd. En of
schoon Londen nooit, gelijk andere hoofdsteden,
in zijn woonhuis-architectuur naar het „kolos
sale" heeft gestreefd, neemt het de laatste
jaren op het gebied van flathuizen-bouw geen
halve maatregelen.
Een der allergootste dier kazernehuizen is
het in 1931 voltooide North End House, bij het
bekende tentoonstellingsgebouw „Olympia".
Het is ook een der goedkoopste, want de
huren bedragen slechts van 210 tot 275 pond
sterling per jaar. Het bestaat uit vijf aan elkaar
grenzende blokken, die elk acht verdiepingen
hoog zijn, en tezamen niet veel minder dan
800 buitenvensters bevatten.
Toch blijft het in afmetingen waarschijnlijk
nog achter bij het meer dan honderd meter
lange flat-gebouw, dat omstreeks denzelfden
tijd aan Finchley Road, den hoofdweg van
Hampstead, werd opgericht. Vergelijken wij dit
enorme bouwwerk met de Queen Anne Man
sions en zelfs met veel latere gewrochten van
denzelfden aard, dan moeten wij erkennen, dat
nu de Londenaars den smaak voor zulk een
manier van wonen beet beginnen te krijgen,
en dat ook de smaak der architecten zich aan
merkelijk begint te verbeteren.
De laatste jaren hebben zij, aan dienzelfden
Finchley Road, aan Maida Vale en in andere
straten, zelfs flat-gebouwen opgericht in den
schilderachtigen Tudor-stijl, een anachronisme,
dat soms verrassende resultaten oplevert.
Niets heeft na den oorlog Londens karakter
zoozeer doen veranderen als het bouwen dier
geweldige „blokken" étage-woningen. Zelfs de
achttiende-eeuwsche „squares" moeten eraan
gelooven en vele harer zullen weldra niet
meer achttiende-eeuwsch zijn.
Wie van Londen houdt, betreurt het.
Maar voor wij een jaar verder zijn, zal Lon
den zich erop kunnen beroemen al zijn
vorige prestaties overtroefd te hebben. In het
Zuidwesten, te Hammersmith, wordt een aan
vang gemaakt met den bouw van het grootste
kazernehuis van Europa.
Het zal een oppervlakte beslaan van 3vj
acres, of meer dan 13.000 vierkante meters, het
geen ruim 2V2 maal de oppervlakte is, welke
het Koninklijk Paleis te Amsterdam inneemt.
Het zal meer dan 160 meters lang zijn en, be
halve 30 winkels, niet minder dan 360 flats
bevatten. De goedkoopste daarvan zullen den
voor Londen zeer lage huur van 100 pond per
jaar opbrengen.
De bouw zal bijna 500.000 pond kosten en
minstens 1200 man zullen er tot September
direct en indirect werk door hebben.
Zoover is het thans gekomen. Een huis voor
driehonderd en zestig gezinnen en veertig win
kels moge, van bouw-speculatief standpunt be
zien, een aardsch paradijs zijn, van eik ander
standpunt bezien is het.... een huis voor drie
honderd en zestig gezinnen en veertig winkels.
Het zal heeten „Latymer Court", hetgeen een
zeer mooie naam is en wanneer een van de
driehonderd en zestig gezinnen en veertig win
keliers in het buitenland komt en zijn bagage
gelabeld heeft met .Latymer Court", dan" zal
men buigen en zeggen „mylordl"
Hoe aan gratis kost en inwoning
te komen?
Een mensch moet tegenwoordig zooal het
een en ander doen, om aan den kost te komen.
De tijden zijn beroerd, de zaken gaan slecht,
er is geen geld en er is geen werk te krijgen,
om weer in het bezit van deze nuttige substantie
te komen.
Hier heeft u in een paar regels al datgene,
wat u in de dagelijksche conversaties van alle
kanten te hooren krijgt. Vraagt u maar op de
tram aan een of anderen meneer hoe 't örmee
gaat en u zult verdere bijzonderheden over den
hedendaagschen tijd tot in de kleinste détails
te hooren krijgen, hoogstwaarschijnlijk gevolgd
door de mededeeling, wat de meneer zou doen,
als hij minister-president van Nederland was.
Aangezien we het er dus gloeiend over eens
zijn, dat de toestanden tegenwoordig verschrik
kelijk zijn, dat het bijna onmogelijk is een
bezigheid te vinden, welke voldoende oplevert,
om zichzelf, laat staan een gezin, te onder
houden en dat de toekomst slechts weinige en
heel bescheiden lichtpuntjes biedt, heeft het
geen zin elkaar nog akeiiger te maken met
het ophalen van de vele misères, waaraan de
menschheid laboreert. Veel beter is het de
zonnige plekjes tusschen de schaduwen der
rampen op te sporen en zich te sterken met
de gedachte, dat er voor een slimmeling altijd
nog wel een middel is, om aan den kost te
okmen.
Daar hebt u nu bijvoorbeeld dien Duitschen
meubelmakersgezel uit Frankfurt a. d. Main,
wien op een kwaden dag door zijn baas werd
medegedeeld, dat hij geen werk meer voor hem
had en dat hij maar eens bij een ander aan het
meubelen maken moest gaan.
Alle pogingen, welke de jongeling in het
werk stelde, om een nieuw baantje te krijgen,
bleven vruchteloos. Ondanks de geweldige over
winningen, welke zijn „Fuehrer" dagelijks op
de werkloosheid behaalde, bleek het resultaat
ervan niet voldoende, om hem een meubel
maker te doen vinden, die zoovele meubels te
maken had, dat hij het niet alleen meer afkon.
Duizenden arbeiders trokken volgens de pers-
communiqué's met het Hakenkruis op de borst
de fabrieken en werkplaatsen, die zij lang ge
leden verlaten hadden, weer binnen, doch onder
deze gelukkigen bevond zich niet de meubel
makersgezel, die zoo gaarne de vermoeide
menschheid weer van stoelen wilde voorzien.
Doelloos door het herboren rijk zwervend,
kwam hij plotseling op de lumineuze idee om
zich eenigen tijd in een ziekenhuis te laten
opnemen, teneinde aldus gratis een onderkomen
en een goede verzorging te genieten.
Deze schitterende gedachte, die een schrijver
van filmscenario's geen windeieren zou hebben
gelegd, leverde ook den gezel aanvankelijk
rijkelijk vruchten op en toen te langen laatste
de rechter zich met het geval bemoeien moest,
bleek deze zoo onder den indruk, dat hij de
grootsche idee „honoreerde" met ruim een jaar
gevangenisstraf.
Voor het echter zoover was, verhuisde de
vernuftige jongeling van het eene ziekenhuis
naar het andere, alsmaar klagend over ver
schrikkelijke pijnen in het lijf. Hij wist de ver
schillende symptomen, waarmede zijn „ziekte"
gepaard ging, zoo realistisch te beschrijven, dat
de artsen zich verplicht voelden hem eenigen
tijd in een ziekenhuis te doen opnemen, om de
zieke nader in observatie te nemen, wat na
tuurlijk gelijk stond met eenige dagen gratis
onderdak en verpleging. Het gebeurde zelfs wel
een enkelen keer, dat de dokters besloten, ope
ratief in te grijpen. De pijnen, welke aan deze
volstrekt doellooze pogingen verbonden waren,
nam de jongeling dan graag op den koop toe,
want na een operatie volgde noodzakelijk een
vrij langdurig verblijf is het ziekenhuis, om
weer geleidelijk op krachten te komen.
Bij zijn vertrek hield hij dan een uiterst ge
voelvol speechje, waarin hij de dokters en de
verpleegsters hartelijk dank bracht voor de
goede verzorging en de teruggave van zijn ver
loren gezondheid.
Aldus belandde de gezel op zekeren dag in
het plaatsje Hanau, waar hij zich, na het plaat
selijk ziekenhuis aan een onderzoek te hebben
onderworpen, dat tot zijn bevrediging verliep,
aanmeldde wegens een ernstig geval van blinde
darmontsteking.
De directeur van het ziekenhuis onderzocht
den patiënt zorgvuldig en verordonneerde, dat
hij rust moest houden. Twee dagen en nachten
werd hij liefdevol verpleegd en nauwkeurig
geobserveerd, doch te langen laatste begon de
dokter toch een weinig argwaan te koesteren.
De politie werd erbij gehaald en toen kwam de
heele zaak aan het licht De slimme simulant
bleek in den loop van den tijd meer dan zeven
tig ziekenhuizen te hebben „opgelicht" en de
medische deskundige der politie stelde vast, dat
den „ingebeelden zieke" minstens negenmaal
het lichaam was open gesneden door chirurgen,
die op zoek waren naar ontstoken blindedarmen
en andere defecte inwendige organen.
De Ingenieuze gezel werd natuurlijk voor den
kadi gebracht. Hoewel er tijdens het proces
meermalen monkelende gezichten kenden wor
den waargenomen, had het recht zijn beloop en
werd den boosdoener zijn gerechte straf toe
gemeten.
Het vonnis luidde een jaar en twee weken
gevangenisstraf en ter beschikking stelling van
de politie.
Voorloopig is de jongeling dus weer onder
dak.
PARIJS, 14 November (R.O.) ïn de Fransche
kamer zijn hedennamiddag de verleden week
begonnen debatten over de buitenlandsche poli
tiek voortgezet.
Nadat nog eenige sprekers, o.a. de radicaal
socialist Nogaro, het woord hadden gevoerd,
om tot waakzaamheid te manen tegen het Duit
sche gevaar, besteeg Paul Boncour het spreek
gestoelte.
De gebeurtenis van j.l. Zondag, alsdus spre
ker, heeft ons niet verrast, maar zij is weinig
geschikt, om in het Fransche standpunt veran
dering te brengen. De Duitsche revolutie heeft
Zondag haar bevestiging gekregen. Deze beves
tiging zal het rhythme versnellen der Duitsche
eischen, die gepaard gaan met een dynamisme
van propaganda buiten de grenzen.
Hoe talrijk ook de vredesbetuigingen van
Duitsche zijde zijn, alleen reeds de opvatting,
waarop de beweging, die Zondag triomfeerde,
berust, bergt risico's in zich, waarmede de na-
buurstaten van het Duitsche rijk rekening heb
ben te houden. (Levendige instemming op ver
schillende banken).
Na een periode van depressie meent het Duit
sche volk in een nationale exaltatie zijn reden
van bestaan en van hopen op de toekomst te
hebben teruggevonden.
Wij blijven ondanks alles bereid, een concrete
politiek te voeren en concrete voorstellen in
ontvangst te nemen.
Maar een nationale exaltatie, als Duitschland
te aanschouwen geeft, brengt steeds de moge
lijkheid van avontuurlijke ondernemingen met
zich. Het rasbegrip b.v. kan licht leiden tot een
overschrijden der grenzen, vastgesteld door de
historie en de verdragen en daarbij zijn van
zelf de orde en de stabilisatie van Europa in
het geding.
Er is voorts het antagonisme tusschen de Hit-
leriaansche revolutie en het Geneefsche insti
tuut. Dat uittreden van Duitschland uit den
volkenbond kan niets veranderen in de politiek
der naties, die solidair zijn met de volkenbonds
gedachte, maar het is niet te verwonderen, dat
Duitschlands buren er niet geruster op worden
en maatregelen treffen, om hun politiek met die
funeste gebeurtenissen in overeenstemming te
brengen.
Spreker constateert met verbazing, dat men
Frankrijks pogingen, om den vrede te verzeke
ren heeft miskend en wijst op hetgeen te
Genève reeds bereikt was, toen Duitschland den
volkenbond den rug toekeerde.
Indien Duitschland herbewapent, zullen ook
wij voortgaan ons te bewapenen en het zal een
wedren worden naar den afgrond
Men staat thans voor de keuze tusschen een
politiek van geweld en een politiek van inter
nationale samenwerking.
Verscheiden sprekers, aldus Boncour, hebben
erkend, dat de eenige ernstige waarborg .tegen
een wedloop in bewapening een controle van
allen is. Spreker betreurt het, dat men zijn
toevlucht niet heeft genomen tot artikel 213 van
het vredesverdrag, maar zeer zeker zou de op
positie hem verwijten maken, indien hij Frank
rijk dreef op een weg, waarop de nauw met
Frankrijk verbonden naties het wellicht toch
niet volgen zouden.
Wij willen de conferentie te Genève voorzet
ten en trachten een conventie tot stand te bren
gen, in samenwerking met de andere mogend
heden (toejuichingen links).
Welke Fransche regeering zou de verantwoor
delijkheid hebben aangedurft, de conferentie
te verlaten, ook wij hebben die verantwoor
delijkheid niet op ons genomen. Wij zijn ge
bleven.
De leer van Genève verbiedt de oude offen
sieve en defensieve allianties, trouwens mogend
heden als Engeland, zouden voor een derge
lijke alliantie niet te vinden zijn. Het is dus
zaak, de nieuwe pacten, welke binnen het kader
van den volkenbond tot stand kwamen, in stand
te houden en eventueel te ontwikkelen.
Het verdrag van Locarno blijft gehandhaafd.
De reserves, door Engeland te dien aanzien
gemaakt, zijn juist. Locarno is geen alliantie,
maar een garantieverdrag, voor Duitschland
even zeer als voor Frankrijk; het heeft een
zelfde beteekenis, als de tekst, die de neutrali
teit van België waarborgde.
Frankrijk streeft ernaar het heir der naties,
die den vrede willen, steeds uit te breiden.
Het pact van vier heeft het Fransch-Italiaansch
misverstand uit den weg geruimd.
Spreker weidt uit over de resultaten van dat
pact van vier. Het bracht o.a. toenadering tus
schen de verschillende standpunten op de Lon
densche conferentie. Ter ontwapeningsconferen
tie werd de mogelijkheid geschapen van een
entente nopens de voornaamste Europeesche
vraagstukken, welke de hoop wettigt, dat later
dienaangaande een politiek van samenwerking
zal kunnen worden gevoerd. Maar het pact
van vier kan niet in de plaats treden van den
volkenbond, in welks kader het gesloten is. Het
is niet zeker, dat het uittreden van Duitschland
uit den bond het einde beteekent van het pact
van vier, maar wel is zeker, dat dit vier mo-
gendhedenpact slechts volgens de beginselen
van den volkenbond functionneeren kan. Dit
pact verzwakt overigens in geenen deele Frank
rijks goede relaties met de kleine entente en
Polen. Nimmer heeft Frankrijk er aan gedacht,
de directieven van zijn buitenlandsche politiek
te wijzigen.
In overeenstemming met Italië en Tsjecho-
Slowakije heeft Frankrijk de onafhankelijkheid
van Oostenrijk steeds beschouwd als een essen
tieel element van de Europeesche stabiliteit. Het
zelfde geldt voor de kleine ententie.
De Fransche minister bracht vervolgens in
herinnering het Fransche Donauplan en het
Italiaansche memorandum, en vervolgens de
verbetering der Fransch-Russische betrekkin
gen. welke eerlang in de afsluiting van een han
delsverdrag haar bekroning zal vinden. Spreker
bracht in dit verband hulde aan Litwinoff, die
door het sluiten van non-agressiepacten en het
definieeren van het begrip aanvaller den vol
kenbond, ofschoon Rusland geen lid was, groote
diensten had bewezen.
Boncour bestrijdt, dat al die non-agressie
pacten rond Duitschland, Duitschlands omsinge
ling ten doel zouden hebben. Frankrijk heeft
slechts een gedachte, de mogendheden, die vast
besloten zijn den vrede te handhaven, bijeen te
brengen. Duitschland kan zich ten allen tijde
bij hen aansluiten.
Met leedwezen constateert spreker de stag
natie te Genève. Frankrijk wil echter de onder
handelingen voortzetten, zoo lang men wil. Het
heeft een gezant te Berlijn, Duitschland heeft
er een te Parijs. Elk concreet voorstel zal wor
den onderzocht met die bereidwilligheid, welke
Frankrijk steeds getoond heeft in onderhande
lingen met een groot land, welks betrekkingen
met Frankrijk van zoo grodt belang zijn voor
de handhaving van den vrede van Europa.
Trouw aan onze verplichtingen zullen wij ech
ter niets ondernemen tenzij in overleg met de
genen, die met ons door pacten, openlijk voor
den volkenbond gesloten, verbonden zijn. Alle
particuliere overeenkomsten, welke tusschen
Frankrijk en Duitschland zouden gesloten wor
den, zouden tenslotte eveneens voor den volken
bond moeten worden gebracht.
De Duitsche kanselier heeft verklaard, dat
niet ons scheidt tenzij de Saarkwestie. Ik ant
woord: zelfs niet de Saarkwestie. Wij zijn ten
allen tijde bereid met Duitschland te praten.
Het Saargebied heeft het recht zelf over zijn
lot te beslissen, het is thans internationaal ter
ritorium, onder controle van den volkenbond.
Na deze rede, welke met toejuichingen in het
midden en links werd begroet, voerden nog een
aantal sprekers het woord o.a. over Duitsch
lands herbewapening en kolonel Fabry deed
een krachtig beroep op de regeering om in geen
geval, de kracht te verminderen van het
Fransche leger, dat alleen in staat is Frank
rijks vrijheid en eer te verzekeren.
Het oudste orakelheiligdom
van Griekenland.
Voor de talrijk opgekomen leden en genoo-
digden van de Societas Classica, hield Zater
dagavond in de Aula van het Stedelijk Gym
nasium prof. dr. K. A. Neugebauer uit Ber
lijn een lezing met lichtbeelden over het hei
ligdom van Dodona en zijn vondsten. Voor de
lezing sprak de secretaris, prof. dr. F. J. de
Waele een In memoriam uit over het weten
schappelijk werk van dr. J. W. H. Goossens. in
leven rijksarchivaris te Maastricht en lid der
Societas.
Over het heiligdom van Dodona hebben we
tot nog toe geen overvloedige inlichtingen, noch
door de antieke schrijvers, noch door de op
gravingen. Reeds in de Ilias (16, 233 v.v.) bidt
Achilleus tot Zeus van Dodona, den Pelasgi-
schen god, wiens vertolkers zijn de Helloi,
priesters „met ongewasschen voeten en op den
grond slapend". Ook Odusseus wil raad inwin
nen bij Zeus, die spreekt door de goddelijke
eiken van Dodona. Slechts in 1830 werd een
plek bij het huidige dorp Dramesi, aan den
voet van den hoogen Tomaros of Olutsika, door
Lincoln geïdentificeerd als de plaats van het
oude heiligdom. In 1875 werden er oppervlak
kige onderzoekingen verricht door den Griek
Konstantinos Karapanos, waardoor vele kleine
vondsten, vooral looden orakelplaatjes en bron
zen beeldjes en sieraden aan het licht kwa
men. Een aanzienlijk „ot" antieken was in het
bezit van een Poolschen uitgewekene, Sigis-
mund van Mineiko en over allerlei omwegen
kwamen deze stukken in het bezit van het mu
seum te Berlijn. Te Athene is de verzameling
van Karapanos aangeland, ook in andere mu
sea der wereld zijn resten van Dodona te vin
den. Aan gebouwen werd tot nogtoe zeer weinig
gevonden. Er zijn resten van de burcht en van
de heiligdommen, maar het voornaamste ge
bouw blijft het theater, dat een vijftig zitrijen
telde en plaats bood voor 15.000 toeschouwers.
Deze gebouwen zijn van Hellenistischen tijd,
hoogstwaarschijnlijk van de groote verwoesting
van 220 v. C. Het groote theater zal wel het
centrum zijn geweest bij de groote spelen en
feesten van het heiligdom. Sedert 1929 werd
het werk der opgravingen weer opgevat door
de Grieksche archeologen, die de resten van
een groote christelijke basilica vrijlegden.
De eerste groep kleine vondsten bestaat uit
een aantal looden plaatjes, waarop de bezoe
kers van het orakel allerlei vragen aan den god
schreven. Aldus stelde men vragen over hêt
verkrijgen van kinderen, een bezorgde vader
vraagt, of het heilzaam is de voeten van zijn
zoon in het water der bron te wasschen, een
hospita wil weten of het heilzaam is dat ze
een deel van het huis verder verhuurt, een
ander, of hij baat zal hebben bij het houden van
schapen, nog een ander vraagt of zijn vriend
zijn mantel heeft gestolen.
•Naast deze uitingen van de lagere volks
religiositeit zijn vooral de bronzen beeldjes en
sierstukken belangrijk. Hier was de spreker op
zijn eigen studiegebied. Vooral de stukken van
het Berlijnsch museum komen hier ter sprake.
Een archaische Molossische hond, wijgeschenk
van een jager, en een Artemisbeeldje uit de
vroege 6e eeuw zijn losse wijgeschenken, terwijl
de vergelijking met ui bronzen mengvaten en
ketels, die in de graven van' Trebenischte
(Zuid-Slavië) werden gevonden, erop wijst dat
een ruitertje met de zoogenaamde trapjespruik
en het paard Pegasos met de gevederde haak-
vleugels losse sierstukken zijn van groote bron
zen vazen. Een volledige schaal met vier paarden
als sierstukken is in het bezit van het Berlijnsch
museum. Een groote schenkkan te Boedapest
heeft een oor met een Sileen die twee hoornen
wijdt, aan het uiteinde der opening en een
slapend- slaafje aan den voet. Op een mengvat
van Trebenischte liggen rammen als sierdieren.
Onder de vondsten van Dodona komen ze ook
voor. De stad die deze groote bronzen vazen
fabriceerde, was Korinthe, de moderne stad van
Kerkyra en van vele steden op de Westkust van
Griekenland. Korinthisch zijn eveneens beeldjes
als de staande jongelingen of Kouroi, de loop
ster, de fluitspeler. Bij den Sileen met paarde-
hoeven en -ooren is invloed van de Ionïsch-
Chalkidische kunst te bespeuren. Van hooge
aesthetische waarde zijn beeldjes als dat van
den hopliet en vooral van den bliksemslingeren-
den Zeus, het „blaue Wunder" van Berlijn om
zijn heerlijke patina, een beeldje, waarvan de
Korinthische afkomst door vergelijking met
nieuwe bronzen beeldjes van Perachora, de
Korinthische factorij tegenover Korinthe, be
wezen wordt. Later in de 5e eeuw worden stuk
ken gedateerd als de komische tooneelspeler,
waarschijnlijk een parodie op een heldenspel,
en nog later andere beeldjes als die der uitge
putte Mainaden. Evenals het beslagrelief van
de Skylla, het zeemonster, voeren deze stukken
ons terug naar de handelsstad Tarente. In den
Hellenistischen tijd dient gedateerd te worden
het beeldje van den God die eenmaal op den
scepter steunde, Zeus van Dodona, die men ten
onrechte als Poseidoon heeft willen verklaren.
Met een sierlijk bewerkten adelaar wordt
vergeleken het beeld van den adelaar op de
mooie punten van Epeiros, waarvan de voorzijde
den majestueusen kop van Zeus Naios van
Dodona, alleen of met zijn vrouwelijke partner
Dione geeft.
De wetenschappelijke en vaak geestige voor
dracht van wat ons het oudste orakelheiligdom
van Griekenland heeft geschonken, werd door
een hartelijk applaus en een even hartelijk
dankwoord van den voorzitter beloond.
BOEDAPEST, 14 November (R.O.) Het Hon-
gaarsche comité voor internationale weten
schappelijke samenwerking heeft in zijn jong
ste zitting besloten om door middel van den
volkenbond stappen te ondernemen opdat de
regeeringen der landen aan welke krachtens de
vredesverdragen bepaalde deelen van het vroe
gere Hongarije zijn toegewezen, het verbod op
heffen, krachtens hetwelk Hongaarsche weten
schappelijke en letterkundige werken sedert 15
jaar uit de kringen van de in deze landen
wonende Hongaren zijn uitgesloten.
Het comité noemt dit verbod een kras ver
grijp tegen het beginsel der internationale
wetenschappelijke samenwerking.