a iilLHi fti SINT JORIS EN DE DRAAK. V V n <p ZATERDAG 18 NOVEMBER 1933 „BAT GOB U GENEZE!' /J(Be koning raakt U aan CLAAS COMPAEN, BE SCHRIK BEK ZEE en de schrik der jeugd. Oplossing van dien vorigen rebus. BE LIST VAN BEN Een doos van stevig papier. ALLERLEI. HOE NOEM JE v. Km I A„ A - ""«v LETTEKKAABSEL. X a Oplossing prijjsTetterraadsel. BE NIEUWSTE JAZZMUZIKANT. Om na te teek enen Koning Lodewijk XIV van Frankrijk heeft de H. Communie ontvangen. Als trouwe paro chiaan van Versailles heeft hij de vrome ge woonte vijfmaal 's jaar te communiceeren met Kerstmis, Paschen, Pinksteren, O. L. Vr. He melvaart en Allerheiligen. Na iedere H. Com munie raakt de vorst de zieken aan. Bij hon derden en duizenden liggen zij, een gezonken vloot, in den binnenhof van het heerlijke lust slot te Versailles. De meesten lijden aan een besmettelijke ziekte, anderen zijn met booze zweren bedekt. Er is 'n ellende en 'n smart, als die men heden ten dage slechts te Lourdes bijeenziet. De koning, de Zonnekoning schrijdt aan. Hij draagt het eereteeken van den Heiligen Geest op de borst. Voor den derden Persoon der H. Drievuldigheid heeft hij een groote devotie eiken morgen leest hij de getijden van den H. Geest. Een zwart fluweelen mantel bedekt bijna zijn geheele figuur. Vurige tongen zijn op dit weidscb ornaat aangebracht ter herin nering aan hetgeen den eersten Pinksterdag te Jeruzalem als heilsfeest plaats greep. Uren aaneen toeft hij temidden der gezonken vloot Van menschelijke wrakken. „Dieu te guérisseLe Roi te touche„Dat God U genezeDe Koning raakt U aanklinkt zijn diepe, warme stem tot de ongélukkigen. Jaar in, jaar uit, zal de Zonnekoning deze ce remonie volbrengen. Zélf een ten doode op- geschrevene, zal hij den 8sten Juni van het jaar der genade 1715, als een vertegenwoordi ger Gods op aarde, zijn lotgénooten zijn laat- sten zegen gaan brengen. „Le Roi a communié et touché les malades." „De Koning heeft Ons Heer ontvangen en de zieken beroerd" meldt de Staatscourant. Hoeveel zieken hebben zich aangemeld Wellicht méér dan tweedui zend Den 22sten Mei 1701 waren er 2400 Van Lodewijk XIV weet de geschiedenisles véél kwaad te vertellen en er valt op zijn leven inderdaad heel wat aan te merken. De bisschop Dénelon en de kardinaal de Noailles drongen tevergeefs bij den vorst op een verbod van danspartijen aan, doch de Zonnekoning wei gerde hij kon van zijn land nu" eenmaal moei lijk een groot klooster maken. Tot aan het einde van zijn leven hield hij zich met de zaken van het land bezig, dat hij van 1643—1715 had bestuurd. Zijn sterke dood heeft véél uit zijn vroeger leven goed ge maakt. Hij rukte zich opééns van de wereld los en wendde zich geheel tot den eeuwigen Rechter, der koningen Koning. Hij was niet bang voor den grooten overtocht als een kind, dat 'n donkere kamer moet binnengaan. Bij volle kennis, steeds koning, bad hij de gebe den der stervenden en verzocht om de H. Teer spijze en het Laatste Oliesel. Om zijn ernstige fouten uit te boeten verzocht hij den Eeuwige zijn lijden te verergeren. Hij betreurde het, dat hij van zijn volk te veel had gëeischt en pleitte op de eeuwige barmhartigheid Gods. Zijn opvolger verzocht hij géén oorlogen te voeren dan die, welke de eere Gods vermeer derden. Toen Louis le Grand op het punt stond de doodsvallei te betreden, werd bisschop Bossuet Voor den stervende aangeroepen, „arend van hteaux". Deze prelaat, die in 1704 overleed heeft tot de allergrootste redenaars van Frankrijk be- Korting Lodewijk XIV. hoord. Het was, als hoorde men hem den ster vende in het oor fluisterde„Sire, rust m vrede, ge hebt God en Frankrijk wél gediend. Alléén, van allen verlaten, slechts door en kele lakeien omringd, is Lodewijk de Groote in Jezus ontslapen. Tot op het uiterste oogen- blik zijns levens behield hij een groote vast heid van ziel. Men hoorde hem bidden„O, mon Dieu, venez a mon aide, hatez vous de me secourir„Snel mij te hulp, o God, haast U mij hulp te biedenNa een smartelij- ken doodstrijd, op Zondag 1 September 1715, des ochtends te kwart na 8 uur, is Lodewijk XIV van Frankrijk, Holland's vijand in 1672, op reis gegaan naar het verre Palmenstrand. De groote preekheer Massillon (t 1742) zou van hem getuigen: „De koning is als 'n held en 'n heilige gestorven!" De menigte had voor het stoffelijk overschot van Lodewijk den Grooten slechts verwen- schingen en scheldwoorden over. Toch heeft de eeuw van Lodewijk XIV in schrijvers voor het theater als Corneille, Racine en Molière, in preekheeren als Bossuet, Fénelon en Fléchier, in kunstenaars als Perrault, Mansard, Lebrun, in dichters als La Fontaine en Boileau, in de genialiteit van La Bruyère en La Rochefou cauld zóóveel grootsch voortgebracht, dat geen enkele eeuw vóór- of nadien, met haar verge leken kan worden. De „zeerooverijen van den alder-fameusten zeeroover Klaes G. Kompaen, van Oostzaan in Kennemerland", waren onzen voorouders zóó bekend, dat zij een spreekwoord bezaten: „Hij is een regte Compaan", om daarmee te kennen te geven, dat iemand nu niet bepaald onder de lieve jongens mocht worden gerekend! Zooals véél dieven en roovers, begon óók onze Claas als 'n eerlijk man. Toen hij vond, dat de eerlijke weg de langste was om rjjk te worden, besloot hij het anders te gaan aanleg gen. Een maatschappij, die het uitsluitend op Spaansche schepen gemunt had, droeg hem, na afloop van het Twaalfjarig Bestand, het bevel op over een schip van zeventien „kanons" en tachtig man, „Walta" genaamd. Eenmaal op zee, stevende hij regelrecht naar een Egmond- sche visschersschuit toe. Hij gapte 'n heeleboel vaatjes haring en gaf den vefbouwereerden zeelui 'n briefje af, dat de reederij het wel betalen zou! De „Walta" koos verder het ruime sop en de Egmondenaars hadden het nakijken! Tja, wat moesten zij beginnen tegen een schip met zeventien van die groote snaters? Te Vlissingen nam Compaen nog 'n vijtigtal matrozen aan boord, die buitengewoon veel plezier in een avontuurlijk leven hadden. Hol landers, Spanjolen, Duinkerkers, allen moesten het nu voortaan ontgelden en de naam van „Claes Compaen" werd tot 'n schrik over al de wijde wateren. In het eerst liet hij Ieren en Engelschen met vrêe, zoodat hij zelfs goede maatjes werd met Lord Strafford, den Ierschen onderkoning. Toen diens zoon zijn schip be zocht, nam hij den argeloozen jongeman ver raderlijk gevangen. Wanneer Strafford géén hoog losgeld had gezonden, zou hij hem aan de ra hebben opgeknoopt! Met de vriendschap tusschen gouverneur en kaper was het daarna geheel afgeloopen, dat spreekt! Zijn collega-vrijbuiters liet hij evenmin met rust. Onder hen was Simon de Danser zéér berucht! Van dezen Dordtenaar, die tenslotte in Turksche slavernij is gestorven, kaapte hij een fijn scheepje af en die Simon de Danser genoot nog wel de hóóge bescherming van Frankrijk's koning! De admiraal der Duinkerkers, Col- laert, kwam met vier schepen tegen het ééne van den vermetelen Zaankanter opzetten eri zég, dat die Duinkerkers kranige zeelui waren! Maar tegen Compaen bleken ze met z'n vieren nog niet opgewassen en na een verwoed ge vecht kozen ze het ruime sop! Met den boeka nier Jan Janszoon van Haarlem, stond hij op beteren voet. Deze kocht de geroofde goederen van hem af, waarbij hij wél zorgde steeds aan het langste eind te trekken; wie met ge- meenen omgaat, wordt gemeen behandeld! De keizer van Marokko noemde den „Chris tenhond" Compaen zijn vriend en „emir al omra", „meester der geheele zee!" Dat kwam natuurlijk daar vandaan, dat de zeeschuimer de Moorsche handelsschepen ongemoeid liet, 'eneinde altijd veilig in de Moorsche haven van Salee zijn anker te kunnen uitgooien. Eéns raakte de schurk in groote moeilijk heid! Zijn kornuiten hadden een Spaansch schip gestolen, een schip beladen met wijn! Sommige officieren en matrozen gingen zich aan dit koppige nat zóó te buiten, dat Compaen de hevigste moeite had zich de woedende Span jaarden van het lijf te houden, moedig gewor den, naarmate er méér piraten geheel onbe kwaam tot vechten bleken! Met behulp van een handjevol getrouwen, die nog op hun beenen konden staan, wist hij zich in veiligheid te stellen. Volgens zijn eigen beweringen moet hij bijna vierhonderd schepen hebben gekaapt! Bijbels en psalmboeken had hij voor de haaien gegooid, volgens z'n eigen zeggen. Toch was nog niet alle gevoel voor recht en zedelijkheid bij hem afgestompt, 'n Jongen van dertien jaar zond hij naar z'n vader terug met de bood schap: „Bleef hij wat lang, hij zou ons moge lijk gelijk worden; hij zou met der haast niet veel deugen, het is beter dat gij hem bij u zei ven behoudt". Onze regeering wist den schrik der zee ten slotte met 'n „pardon-brief" te lijmen! Alles was vergeven en vergeten en hij mocht weer naar Holland terugkomen! Zeker, hij had heel wat Hollanders benadeeld, maar nog méér Span jaarden en dat waren toch onze vijanden! Zoo keerde hij weerom naar het lieve vaderland. onderweg nog bijna twee schepen kapend! Hij ceed een voetval voor prins Frederik Hendrik. hij zelfs 'n deel van zijn geroofde geld wilde schenken, maar déar bedankte Zijne Hoogheid feestelijk voor! Claes Compaen ging te Oost-Zaandam wonen. Hij werd 'n kalme hengelaar, die zich door ge wapende trawanten liet bewaken. Nu en dan kleedde hij zich in prachtvolle Oostersche ge- waden en schreed indrukwekkend door de dorpsschool, de eene deur in, de andere uit. tot schrik van schoolmeester en leerlingen, die zaten te rillen op hun stoeltjes of banken. Het gestolen geld raakte spoedig op en de eens rijke boekanier stierf in de grootste armoede. Zoo gewonnen, zoo geronnen! Met al de moeite waarmee wij een fout trachten te verbergen, konden we haar veel gemakkelijker afleeren! Sint Joris was 'n ridder uit Klein-Azië. In het leger der Romeinen deed hij dienst als hoofd-officier Op één zijner reizen belandde hij in Afrika, in de buurt van de stad Silene. Dicht bij deze stad was 'n groot meer en in dat meer huisde 'n gruwelijke draak, zoo'n monster met vleermuis-vlerken, 'n hagedissenstaart en den kop van 'n krokodil. Géén katje om zonder handschoenen aan te pakken, dat verzeker ik je! Wanneer die lieverd kuchte, vielen de men- schen vergiftigd neer, zoodat zelfs 'n heele troep soldaten voor hem het hazenpad had moeten kiezen, wat voor 'n soldaat natuurlijk 'n erg beschamend iets is. Dagelijks werden hem twee lammeren gebracht, die hij met huid en haar verslond. De inwoners van Silene gaven hem die stom me dieren niet omdat zij zooveel van hem hiel den, o heden neen! Maar ze dachten: misschien kunnen we hem met deze schapen paaien en laat hij ons in vrêe? Het vervelendste was, dat de schapen op raakten. Toen schoot er niet anders over dan het monster 'n schaap en 'n mensch voor te zetten. Geen oud mensch natuurlijk! Die was te taai en daar zat te weinig aan! Uitsluitend jonge menschen Wanneer het zoo na was, moesten deze 'n lootje trekken; degene, die het lot met het zwarte kruisje trok, verhuisde naar de maag van het ondier. Er werd geen verschil gemaakt tusschen arm of rijk, iedereen moest meeloten, en zoo gebeurde het dan, dat het lot óók op de éénigste dochter des konings viel! Dat was me wat! 'n Prinses van den bloede als ontbijt voor dien naren draak! De koning bood al zijn goud en al zijn zilver, ja zelfs zijn halve koninkrijk aan als 'n ander in haar plaats wou gaan, maar daar had nie mand zin in. „U hebt de wet zelf gemaakt en U bent de éérste, om haar na te komen!" zeiden de men schen en men kon hun geen ongelijk geven. Per slot van rekening was de Prinses net zoo goed 'n meisje al al die andere meisjes, die het gedrocht al verslonden had. Waarom zou er voor haar 'n uitzondering gemaakt moeten wor den? Acht dagen uitstel wou men den vorst schenken, méér niet. Ondertusschen begon de draak de stad aan te tasten, want z'n leege maag stelde hem niks op zijn gemak. Den negenden dag deed de koning de prach tigste gewaden brengen voor het arme prin sesje Ze werd aangekleed net of ze zóó naar de bruiloft moest! Hij kuste haar voor *t laatst en gaf haar zijn vaderlijken zegen. Daarop sloeg het meisje den weg naar het groote meer in. Net kwam Sint Joris dien weg langs. „Waarom schrei je zoo, meisje?" vroeg de ridder. „Bestijg dadelijk uw paard en vlucht, anders moet U óók sterven tusschen de klauwen van den draak!" luidde het antwoord. „Van den draak? Van wélken draak? Laat hem maar gerust opkomen! Ik zal tegen hem kampen in den Naam van Jezus Christus!" Juist op dat oogenblik stak het ondier zijn woesten kop boven water uit. Het sprong aan land. Sint Joris richtte zich hoog op in het Sint Joris trekt op tegen den draak. zadel en maakte het teeken des kruises. Daarna stormde hij met gevelde lans op het gedrocht af en bracht het een ernstige wonde toe. „Bind Uw gordel om zijn nek!" beval de dappere ridder het jonge meisje. Zij voldeed aan dit bevel en zie, de draak volgde haar zoo mak als 'n veulentje. Gezame- lijk bereikte de kleine stoet de stad. De men schen vlogen de trap op, naar de platte daken van hun huizen. Ze waren bang, dat het ondier het op hen gemunt had. Anderen maakten zich gereed om op snelle drommedarissen te vluch ten. Sint Joris stelde hen allemaal gerust. „Vreest niet! Gelooft in Jezus Christus, ont vangt het H. Doopsel en gij zult van den draak géén last meer hebben!" Met hieuw hij het ge drocht den ontzaglijken kop af! Vier koppel ossen waren noodig om de stukken van het monsterachtige lijf buiten de muren van Silene te sleepen! De vreugde onder de bevrijde inwoners was groot! Er werd een kerk gebouwd ter eere van de H. Maagd en bij die kerk ontsprong een bron,, wier water de zieken beter maakte. De koining wou den ridder 'n heeleboel geld ge ven, doch deze schonk alles aan de armen. Toch had hij den vorst wel iets te vragen. Vier dingen nogal liefst! Zorg te dragen voor de Kerk Gods; eerbied te hebben voor de pries ters; met aandacht de H. Mis bij te wonen en steeds aan de naaste familie van O. L. Heer, de behoeftigen, te denken. De prins beloofde dit na te komen. De heilige nam afscheid van den waardigen grijsaard en vervolgde zijn weg. Het waren héél ernstige tijden toen. Op den keizerlijken troon te Rome zetelde de wreede Diocletiaan (pl.m. 300 n. Chr.). Deze man meen de uit het ingewand van offer-stieren de toe komst te kunnen lezen, of zijn legers winnen zouden, hoe het met het Rijk zou gaan enz. De Christenen lachten hem om deze heidensche bij- geloovigheid vierkant uit, dat snap je! Toen ge beurde het dat de teekens wegbleven en de heidensche priester gaf daarvan den Christenen de schuld. Die hadden met hun kruisteeken de toovermacht te niet gedaan! Nou, die schuld, wouën de Christenen graag op zich nemen! Diocletiaan kon het evenwel niet buiten die ingewanden-kijkerij stellen, en zijn generaals nog veel minder. De keizer werd héél boos en gaf bevel alle katholieke kerken omver te ha len; de katholieken mochten geen baantjes meer krijgen en zouden als burgers van min deren rang worden behandeld. Bisschoppen en priesters moesten gedwongen worden een offer te brengen aan de afgoden, later werden hiertoe ook de gewone menschen, de leeken, geprest. Sint Joris wou nu niet langer bij de Romei nen in dienst blijven. Hij gaf zjn geld aan de armen en ging naar het marktplein der stad toe. Daar riep hij zoo hard als hij maar kon: „Die goden der Romeinen kunnen niet hoo- ren en niet zien; het zijn godèn van niets!" „Wie zijt gij en hoe durft gij zóó tegen onze goden te lasteren?" vroeg hem de burgemees ter. „Ik ben ridder Georgius van Capadocië en heb in Palestina onder de Romeinen gestreden. Maar nu heb ik hun dienst verlaten om alléén den Koning van Hemel en Aarde te volgen!" De burgemeester liet toen den koenen jonk man met ijzeren pinnen steken, hij schroeide zijn huid met vlammende toortsen en strooide zout op de open wonden. Ook mengde hij ver gift in een 'glas wijn en gaf dit den Martelaar te drinken. Deze sloeg het kruisteeken over den doodelijken dronk en bleef geheel ongedeerd. Het rad, waarop men den bloedgetuige wilde vastbinden sprong aan stukken en nog andere folteringen, zóó wreed, dat ik ze niet duarf te vertellen, hadden geen vat op het lichaam van Sint Joris. De gemalin van den burgemeester kreeg een schok in haar geweten en bekeerde zich tot het katholiek geloof; zij mocht het Doopsel des bloeds ontvangen, want zij werd op last van haar man terecht gesteld. Deze probeerde het nu met Sint Joris anders. Hij sprak hem zeer vriendelijk toe: „Onze go den hebben geduld met u gehad. Breng hun een offer en ge zult door hen véél eer ontvangen!" Zoo werd de Heilige dan naar den tempel ge leid. Heel de stad liep uit om van deze geloofs afval getuige te zijn. De menschen zagen, hoe de nobele figuur van den Christen-Martelaar ter aarde knielde, maar wat hij van God af smeekte, dat konden zij niet hooren. Plotseling viel er een verterend vuur van den hemel; tempel en steenen poppen der heidensche af goden werden verteerd; hun asch werd ver zwolgen door de aarde, die zich opende Den volgenden morgen werd de martelaar naar de gerechtsplaats geleid. De beul zette Het prinsesje met den gewonden draak. zich schoor, zijn flitsend zwaard beschreef een glinsterende boog door de lucht. Sint Joris gaf zijn schoone ziel aan haar Schepper weer. Later zou hij in blinkende wapenrusting over de muren van Jerusalem rijden om aan de kruisvaarders het doel van hun vromen tocht te wijzen. „Sint Joris! Sint Joris!" klonk het uit duizenden kelen en de aanblik van dezen he- melschen ridder gaf den uitgeputten strijders leeuwenmoed. Het roode kruis schitterde als een robijn op de blanke wapenrusting en lichtte met een bovenaardschen glans. Wanneer dit visioen hen niet had opgevoerd, de moede kruis vaarders waren wellicht op him verre schreden teruggekeerd. Van heel Engeland is Sint Joris de heilige Schutspatroon geworden. Onder den kreet: „Sint Joris" togen de middeleeuwsche ridders in dat land ten strijde. De hóógste ridderorde, die van den Kouseband, staat onder de hoede van dezen beminden heilige. Ook zeggen ze, dat te Windsor, in het koninklijk paleis, het hart van den Bloedgetuige wordt bewaard, door keizer Sigismund van Duitschland aan Hendrik V;-geschonken. De kunstenaars riepen hem aan als hun H. Patroon en het volk Gods' telt hem onder de veertien heilige Noodhelpers, die bij ernstige ziekten en rampen worden aangeroe pen. Sint Barbara en Sint Christophorus, die ééns het Kindeke Jezus over het zwalpende water droeg, hooren er evenees toe. „Ilz sont sinq sains" zegt een rijmpje uit die dagen: „Er zijn vijf heiligen in den stamboom En vijf "heilige vrouwen, aan wie God Vol erbarmen toestond aan hun levenseinde Dat, wie hen godvruchtig aanroepen, In alle gevaren, dat God verhooren zal Hun smeekingen, voor welke ramp ook. Wijs is bijgevolg hij, die deze vijf zal dienen: Jori3, Dionysius, Christophorus, Gilles en Blasius." In een oud missaal kon men lezen: „Deus qui electos sanctos tuos Georgium.„God, die Uw uitverkoren heiligen Joris en gezellen met bizondere voorrechten boven alle anderen hebt onderscheiden, zoodat allen, die in hun nood hun hulp zullen inroepen, naar de belofte Uwer genade het heilzaam gevolg hunner smeeking deelachtig worden Sint Georgius wordt dus het éérst van allen genoemd, éérder dan Achatius met zijn door nenkroon, dan Aegidius met de hinde, Blasius te midden der verscheurende ondieren, Cyria- cus met den geketenden satan, Sint Denys met zijn hoofd op zijn hand, eerder dan Pantaleon met den leeuw, Eustachius met het kruisdra- gend hart, Vitus in den ketel, Catharjna met rad en zwaard, Sint Margaritha met den draakLater moch de Mis der veertien heilige noodhelpers niet overal meer gelezen worden, doch Sint Joris behield zijn eereplaats. Het feest van dezen martelaar valt op den 23en April. Dan bidt de H. Kerk het schoone gebed: „O God, die ons verblijdt door de ver diensten en voorspraak van den zaligen bloed getuige Georgius, verleen genadig, dat wij, die door zijne tusschenkomst Uwe gunsten verzoe ken, deze ook door Uwe goedgunstige genade mogen bekomen." 'n Vos en 'n wolf hadden last van 'n leege maag. Ze belegden krijgsraad, hoe ze aan een hapje zouden komen. „Weet je wat?" aldus de wolf. „Jij gaat op je bed liggen en je doet net of je dood bent. Dan ga ik de haas halen om bij je lijk rouw beklag te doen. Zoodra hij binnen is, spring jij overeind en pak je 'm in z'n nekvel. Dan hebben we samen 'n lekker boutje!" „Accoord!" vond de vos. Hij smeerde zich met 'n beetje stof in om er grijs uit te zien en legde zich op zijn leger neer. De wolf holde naar het verblijf van heer Lampe, den haas. „Wie klopt daar aan m'n deur vroeg Lampe. ,,'n Goei vrind. Maar ik breng heel slecht nieuws!" antwoordde de looze wolf. „Zeg opSlecht nieuws is gauw verteld meende de haas. „De vos is doodsnikte het roofdier en streek zich met den voorpoot langs de oogen, net of hij schreide. „Nou, dan had je wel 'n rouwjas aan mogen trekken! Het kan jou zeker niet al te veel schelenschimpte de langoor. „Dat wou ik net gaan doen, begrijp je wel Ik was juist op weg naar mijn woning om er een te gaan halenverontschuldigde de wolf zich. Met nam hij een sprong en verdween tusschen het kreupelhout. De haas vertrouwde het zaakje niet al te best. Hij krabde zich eens achter z'n beweeg lijke ooren en ging op zijn staart zitten; dan kon hij beter prakkizeeren! Maar hij wou toch het zijne van de zaak weten. De vos dood, dat beteekende 'nheel wat rustiger en gemoede lijker leven in de wei! Nu moet je hem altijd in de gaten houden, of hij niet tegen den wind in aangeslopen kwam! Dat was heusch zoo pret tig niet. De haas hipte naar Maupertuis, het vossen hol. Uit de verte zag het er verlaten uit, maar je kon toch nooit weten! 'n Haas is nu eenmaal zeer wantrouwend van natuur! Niets of nie mand bewoog zich in het hol. Alleen een moorddadige stank bewees, dat de listige be woner nog niet lang zijn beroep van roofdier had opgegeven! Lampe stak zijn hoofd eens naar binnen en.ja, hoor, daar lag heer Rei- naert en hij verroerde geen vin. Sprekend 'n dooie! „Och, och" zuchtte de haas hardop „die lieve vos dood en niemand, die zoo'n schat beweent? Het is al te erg. Niet eens de wolf hier om de doodenwake te houden! Wat een schandaal! Het is jammer, dat ik zoo weinig tijd heb, anders ging ik vast bij hem zitten. Misschien leeft hij nog 'n beetje? Dooie vos sen hebben de gewoonte met hun achterpoot te slaan en even te keffen. Dat is het zekerste bewijs, dat ze dood zijn. Ik zie het Reinsert niet doen. Die is zeker niet echt dood! Het lijkt er anders op, of hij niet meer leeft! Maar waarom geeft hij dan het gebruikelijke kef je niet?" Plotseling sloeg de gewaande doode 'n ach terpoot uit. „Kef, kef!" ging het in het vossenhol. Dat was het bewijs, dat de bewoner heusch dood was! De haas koos.... het hazenpad, dat snap je. Hij rende, rende, of hem tien vossen achter zijn witte vlaggetje zaten! Goeie help, wat rende die haas! Daar kwam hij den wolf tegen. De huiche laar had zich in het zwart gestoken, en keek met glazige oogen op, dat de haas nog in leven was. „De vos is weer levend geworden!" lachte Lampe en verliet zoo snel hij kon de gevaar lijke buurt! Deze week: teekenen, snijden, ritsen en vou wen. We gebruiken stevig papier, bijv. olifants papier, géén karton. Eerst zetten we den uit slag op. Dit is de bovenste teekening. Het vierkant nemen we 20 X 20 cm. Teekening klaar? Dan snijden langs de dikke lijnen en DE ALLERHEILIGENVLOED van het jaar 1570 werd veroorzaakt door het hooge water der Noordzee. De straten van Rotterdam en Dordrecht stonden flink onder water. In de laatstgenoemde stad verdronken vier vrou wen. Te Amsterdam liepen talrijke kelders en pakhuizen vol met water, zoodat de schade „onwaardeerlijk", niet na te gaan, was! Men beweert, dat twintigduizend Friezen het leven verloren, terwijl drieduizend Zeeuwen om kwamen in de verraderlijke golven. „Alder- heiligen dach, Vriesland veel beclagen mach" luidt een oud rijmpje, BE SLAG BIJ PA VIA werd door den Franschen koning Frans I verloren tegen de troepen van keizer Karei V (1525). De koning, henbaar aan zijn prachtige wapenrusting en keten der orde van Sint Mi- chaël, werd van alle kanten ingesloten. Eerst toen zijn paard onder hem werd weggeschoten, gelukte het den vijand hem gevangen te nemen. De vorst zag er zeer gehavend uit .bedekt met modder en bloed. Zijn helmpluim, zijn gordel, zijn rok van zilverdraad werden hem door de soldaten ontnamen. Generaal Lannay, die hem versloeg, knielde voor hem neer en kuste hem de hand. De vorst stelde zijn degen in handen van dezen ridderlijken vijand. Andere keizerlijke bevel hebbers drukten hem, begaan met zijn lot, de hand. Maar toen de Connétable de Bourbon hem naderde om hetzelfde te doen, trok Frans I, de hand schielijk terug, immers Bourbon had hem trouwloos verraden. Van Pavis uit zou Frans I aan, zijn moeder de bekende woorden hebben geschreven: „Madame, tout est perdu, fors l'honneur!" Me vrouw, alles is verloren uitgenomen de eer!" ritsen langs de stippellijnen. Dat ritsen is eigenlijk alleen even met de stompe punt van een schaar langs de lijnen gaan, dus niet half insnijden, alsof we met karton aan 't werk waren! Nu vouwen we langs de stippellijnen en dat wijst ons den weg hoe we onze doos met dubbele sluiting voor elkaar krijgen. Bij D en C zijn lipjes, die we in de gleuven van A en B steken. De kleine driehoekjes vouwen we tegen de lipjes aan, dat is steviger. Woensdagmiddag ben ik met het opgewon den stel Bob-Floor wezen fietsen. Floor had 'n nieuwe lamp gekregen op zijn verjaardag, 14 Nov., en die moest geprobeerd worden. Nadat ze mijn fietstasch geinspecteerd hadden of er genoeg taai, drop, toffees en hoe dat flauwe spul nog meer heet in aanwezig was, trapten we af! Op het smalle boschpad wisten de beide boeven wel zóó te draaien met hun voorwiel, dat ik midden tusschen de takken van 'n spar verzeilde! Sjonge, sjonge, wat prikken die naalden venijnig! Hun fietsen kraakten van den lach!! Doch 's avonds was de beurt aan mij! Bij 'n kromming van den weg bonsde Floor, ondanks zijn Auto-lamp, pal tegen zoo'n paal aan als hier afgebeeld! Met schoot hem 'n taai taai-pop in 't verkeerde keelgat! Ik kon niet meer Hoe heet die beruchte paal? Volgende week het zesde en laatste plaatje in deze serie. ft t> I I a Mijn geheel bestaat uit 13 letters en stelt een plaats voor in Zuid-West-Drente, waar een kolonie van weldadigheid is gevestigd. X 1 X 2 X i X X X f K X i i i i i 7 X 9 X 10 X 11 X 12 X 13 1 Stelt een thermometerschaal voor; tevens benaming van den vierden toon der toon schaal. 2 Kist, waarin de Tafelen der Wet werden bewaard; het gevaarte door Noë op Gods bevel gebouwd. 3 De zetel der gedachten, datgene wat in den mensch denkt, gevoelt en wil. 4 Oor, steel enz., waarbij iets aangepakt wordt. 5 Met geld betalen; ook: beloonen, betaald zetten. 6 Bewoner eener Balkanstad, waarin fraaie paleizen naast arme hutten staan, en die er half-Oostersch uitziet. 7 Het te zoeken dorp. 8. Een vaart op de grens van Drente en Groningen; ook 'n streekdorp, veenkolonie met veel schipperij, 9 Plaatsje langs den Hollandschen IJsel en gelegen in Z.W. Utrecht, bekend door zijn griendcultuur. 10 Een bekende heuvel van 110 M. hoog, deel uitmakend van de Over-Veluwe en benoor den Arnhem gelegen. 11 Een uit koper en tin, dikwijls met bijvoe ging van een weinig zink bereide metaal- legeering, veel harder, smeltbaarder en tot gieten beter geschikt dan onvermengd koper. 12 Stuk grond, dat bij het huis behoort; on bebouwd land bij een boerenstêe. 13 Afnemend (in de muziek); Romeinsch ge talmerk voor 500. Schrikkeljaar. 1. S. voor „heilige"; 2. Och!; 3. Bahia; 4. paarden; 5. verhitten; 6. raderkasten; 7. schrik keljaar; 8. laurierboom; 9. graalburg; 10 Kasj mir; 11. braak; 12. bas; 13. R. voor Réaumur. De uitslag der verloting komt volgenden keer in de courant, daar er nog steeds oplos singen binnen komen. EEN SCHARENSLIJPER, tevens vervaardi ger van messen, had het volgende rijmpje op zijn uithangbord geschilderd: Liefhebbers van een sneebaar werk. Hier maakt men messen hecht en sterk; Om in krakeel, wang, neus en ooren, Met éénen snee door 't huid te boren ILI.U U '.""Ml-n

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 9