a
iilLHi
fti
SINT JORIS EN DE DRAAK.
V V
n
<p
ZATERDAG 18 NOVEMBER 1933
„BAT GOB U GENEZE!'
/J(Be koning raakt U aan
CLAAS COMPAEN, BE
SCHRIK BEK ZEE
en de schrik der jeugd.
Oplossing van dien vorigen
rebus.
BE LIST VAN BEN
Een doos van stevig papier.
ALLERLEI.
HOE NOEM JE
v.
Km
I A„ A - ""«v
LETTEKKAABSEL.
X a
Oplossing prijjsTetterraadsel.
BE NIEUWSTE JAZZMUZIKANT.
Om na te teek enen
Koning Lodewijk XIV van Frankrijk heeft
de H. Communie ontvangen. Als trouwe paro
chiaan van Versailles heeft hij de vrome ge
woonte vijfmaal 's jaar te communiceeren met
Kerstmis, Paschen, Pinksteren, O. L. Vr. He
melvaart en Allerheiligen. Na iedere H. Com
munie raakt de vorst de zieken aan. Bij hon
derden en duizenden liggen zij, een gezonken
vloot, in den binnenhof van het heerlijke lust
slot te Versailles. De meesten lijden aan een
besmettelijke ziekte, anderen zijn met booze
zweren bedekt. Er is 'n ellende en 'n smart,
als die men heden ten dage slechts te Lourdes
bijeenziet.
De koning, de Zonnekoning schrijdt aan. Hij
draagt het eereteeken van den Heiligen Geest
op de borst. Voor den derden Persoon der H.
Drievuldigheid heeft hij een groote devotie
eiken morgen leest hij de getijden van den H.
Geest. Een zwart fluweelen mantel bedekt
bijna zijn geheele figuur. Vurige tongen zijn
op dit weidscb ornaat aangebracht ter herin
nering aan hetgeen den eersten Pinksterdag te
Jeruzalem als heilsfeest plaats greep. Uren
aaneen toeft hij temidden der gezonken vloot
Van menschelijke wrakken.
„Dieu te guérisseLe Roi te touche„Dat
God U genezeDe Koning raakt U aanklinkt
zijn diepe, warme stem tot de ongélukkigen.
Jaar in, jaar uit, zal de Zonnekoning deze ce
remonie volbrengen. Zélf een ten doode op-
geschrevene, zal hij den 8sten Juni van het
jaar der genade 1715, als een vertegenwoordi
ger Gods op aarde, zijn lotgénooten zijn laat-
sten zegen gaan brengen. „Le Roi a communié
et touché les malades." „De Koning heeft
Ons Heer ontvangen en de zieken beroerd"
meldt de Staatscourant. Hoeveel zieken hebben
zich aangemeld Wellicht méér dan tweedui
zend Den 22sten Mei 1701 waren er 2400
Van Lodewijk XIV weet de geschiedenisles
véél kwaad te vertellen en er valt op zijn leven
inderdaad heel wat aan te merken. De bisschop
Dénelon en de kardinaal de Noailles drongen
tevergeefs bij den vorst op een verbod van
danspartijen aan, doch de Zonnekoning wei
gerde hij kon van zijn land nu" eenmaal moei
lijk een groot klooster maken.
Tot aan het einde van zijn leven hield hij
zich met de zaken van het land bezig, dat hij
van 1643—1715 had bestuurd. Zijn sterke dood
heeft véél uit zijn vroeger leven goed ge
maakt. Hij rukte zich opééns van de wereld
los en wendde zich geheel tot den eeuwigen
Rechter, der koningen Koning. Hij was niet
bang voor den grooten overtocht als een kind,
dat 'n donkere kamer moet binnengaan. Bij
volle kennis, steeds koning, bad hij de gebe
den der stervenden en verzocht om de H. Teer
spijze en het Laatste Oliesel. Om zijn ernstige
fouten uit te boeten verzocht hij den Eeuwige
zijn lijden te verergeren. Hij betreurde het,
dat hij van zijn volk te veel had gëeischt en
pleitte op de eeuwige barmhartigheid Gods.
Zijn opvolger verzocht hij géén oorlogen te
voeren dan die, welke de eere Gods vermeer
derden.
Toen Louis le Grand op het punt stond de
doodsvallei te betreden, werd bisschop Bossuet
Voor den stervende aangeroepen, „arend van
hteaux". Deze prelaat, die in 1704 overleed heeft
tot de allergrootste redenaars van Frankrijk be-
Korting Lodewijk XIV.
hoord. Het was, als hoorde men hem den ster
vende in het oor fluisterde„Sire, rust m
vrede, ge hebt God en Frankrijk wél gediend.
Alléén, van allen verlaten, slechts door en
kele lakeien omringd, is Lodewijk de Groote
in Jezus ontslapen. Tot op het uiterste oogen-
blik zijns levens behield hij een groote vast
heid van ziel. Men hoorde hem bidden„O,
mon Dieu, venez a mon aide, hatez vous de
me secourir„Snel mij te hulp, o God,
haast U mij hulp te biedenNa een smartelij-
ken doodstrijd, op Zondag 1 September 1715,
des ochtends te kwart na 8 uur, is Lodewijk
XIV van Frankrijk, Holland's vijand in 1672, op
reis gegaan naar het verre Palmenstrand.
De groote preekheer Massillon (t 1742) zou
van hem getuigen: „De koning is als 'n held
en 'n heilige gestorven!"
De menigte had voor het stoffelijk overschot
van Lodewijk den Grooten slechts verwen-
schingen en scheldwoorden over. Toch heeft de
eeuw van Lodewijk XIV in schrijvers voor het
theater als Corneille, Racine en Molière, in
preekheeren als Bossuet, Fénelon en Fléchier,
in kunstenaars als Perrault, Mansard, Lebrun,
in dichters als La Fontaine en Boileau, in de
genialiteit van La Bruyère en La Rochefou
cauld zóóveel grootsch voortgebracht, dat geen
enkele eeuw vóór- of nadien, met haar verge
leken kan worden.
De „zeerooverijen van den alder-fameusten
zeeroover Klaes G. Kompaen, van Oostzaan in
Kennemerland", waren onzen voorouders zóó
bekend, dat zij een spreekwoord bezaten: „Hij
is een regte Compaan", om daarmee te kennen
te geven, dat iemand nu niet bepaald onder de
lieve jongens mocht worden gerekend!
Zooals véél dieven en roovers, begon óók
onze Claas als 'n eerlijk man. Toen hij vond,
dat de eerlijke weg de langste was om rjjk te
worden, besloot hij het anders te gaan aanleg
gen. Een maatschappij, die het uitsluitend op
Spaansche schepen gemunt had, droeg hem, na
afloop van het Twaalfjarig Bestand, het bevel
op over een schip van zeventien „kanons" en
tachtig man, „Walta" genaamd. Eenmaal op
zee, stevende hij regelrecht naar een Egmond-
sche visschersschuit toe. Hij gapte 'n heeleboel
vaatjes haring en gaf den vefbouwereerden
zeelui 'n briefje af, dat de reederij het wel
betalen zou! De „Walta" koos verder het ruime
sop en de Egmondenaars hadden het nakijken!
Tja, wat moesten zij beginnen tegen een schip
met zeventien van die groote snaters?
Te Vlissingen nam Compaen nog 'n vijtigtal
matrozen aan boord, die buitengewoon veel
plezier in een avontuurlijk leven hadden. Hol
landers, Spanjolen, Duinkerkers, allen moesten
het nu voortaan ontgelden en de naam van
„Claes Compaen" werd tot 'n schrik over al
de wijde wateren. In het eerst liet hij Ieren
en Engelschen met vrêe, zoodat hij zelfs goede
maatjes werd met Lord Strafford, den Ierschen
onderkoning. Toen diens zoon zijn schip be
zocht, nam hij den argeloozen jongeman ver
raderlijk gevangen. Wanneer Strafford géén
hoog losgeld had gezonden, zou hij hem aan de
ra hebben opgeknoopt! Met de vriendschap
tusschen gouverneur en kaper was het daarna
geheel afgeloopen, dat spreekt!
Zijn collega-vrijbuiters liet hij evenmin met
rust. Onder hen was Simon de Danser zéér
berucht! Van dezen Dordtenaar, die tenslotte in
Turksche slavernij is gestorven, kaapte hij een
fijn scheepje af en die Simon de Danser genoot
nog wel de hóóge bescherming van Frankrijk's
koning! De admiraal der Duinkerkers, Col-
laert, kwam met vier schepen tegen het ééne
van den vermetelen Zaankanter opzetten eri
zég, dat die Duinkerkers kranige zeelui waren!
Maar tegen Compaen bleken ze met z'n vieren
nog niet opgewassen en na een verwoed ge
vecht kozen ze het ruime sop! Met den boeka
nier Jan Janszoon van Haarlem, stond hij op
beteren voet. Deze kocht de geroofde goederen
van hem af, waarbij hij wél zorgde steeds
aan het langste eind te trekken; wie met ge-
meenen omgaat, wordt gemeen behandeld!
De keizer van Marokko noemde den „Chris
tenhond" Compaen zijn vriend en „emir al
omra", „meester der geheele zee!" Dat kwam
natuurlijk daar vandaan, dat de zeeschuimer
de Moorsche handelsschepen ongemoeid liet,
'eneinde altijd veilig in de Moorsche haven
van Salee zijn anker te kunnen uitgooien.
Eéns raakte de schurk in groote moeilijk
heid! Zijn kornuiten hadden een Spaansch
schip gestolen, een schip beladen met wijn!
Sommige officieren en matrozen gingen zich
aan dit koppige nat zóó te buiten, dat Compaen
de hevigste moeite had zich de woedende Span
jaarden van het lijf te houden, moedig gewor
den, naarmate er méér piraten geheel onbe
kwaam tot vechten bleken! Met behulp van een
handjevol getrouwen, die nog op hun beenen
konden staan, wist hij zich in veiligheid te
stellen. Volgens zijn eigen beweringen moet
hij bijna vierhonderd schepen hebben gekaapt!
Bijbels en psalmboeken had hij voor de haaien
gegooid, volgens z'n eigen zeggen. Toch was
nog niet alle gevoel voor recht en zedelijkheid
bij hem afgestompt, 'n Jongen van dertien jaar
zond hij naar z'n vader terug met de bood
schap: „Bleef hij wat lang, hij zou ons moge
lijk gelijk worden; hij zou met der haast niet
veel deugen, het is beter dat gij hem bij u zei
ven behoudt".
Onze regeering wist den schrik der zee ten
slotte met 'n „pardon-brief" te lijmen! Alles
was vergeven en vergeten en hij mocht weer
naar Holland terugkomen! Zeker, hij had heel
wat Hollanders benadeeld, maar nog méér Span
jaarden en dat waren toch onze vijanden! Zoo
keerde hij weerom naar het lieve vaderland.
onderweg nog bijna twee schepen kapend! Hij
ceed een voetval voor prins Frederik Hendrik.
hij zelfs 'n deel van zijn geroofde geld
wilde schenken, maar déar bedankte Zijne
Hoogheid feestelijk voor!
Claes Compaen ging te Oost-Zaandam wonen.
Hij werd 'n kalme hengelaar, die zich door ge
wapende trawanten liet bewaken. Nu en dan
kleedde hij zich in prachtvolle Oostersche ge-
waden en schreed indrukwekkend door de
dorpsschool, de eene deur in, de andere uit. tot
schrik van schoolmeester en leerlingen, die
zaten te rillen op hun stoeltjes of banken. Het
gestolen geld raakte spoedig op en de eens rijke
boekanier stierf in de grootste armoede.
Zoo gewonnen, zoo geronnen!
Met al de moeite waarmee wij een fout
trachten te verbergen, konden we haar veel
gemakkelijker afleeren!
Sint Joris was 'n ridder uit Klein-Azië. In
het leger der Romeinen deed hij dienst als
hoofd-officier Op één zijner reizen belandde hij
in Afrika, in de buurt van de stad Silene. Dicht
bij deze stad was 'n groot meer en in dat meer
huisde 'n gruwelijke draak, zoo'n monster met
vleermuis-vlerken, 'n hagedissenstaart en den
kop van 'n krokodil. Géén katje om zonder
handschoenen aan te pakken, dat verzeker ik
je! Wanneer die lieverd kuchte, vielen de men-
schen vergiftigd neer, zoodat zelfs 'n heele troep
soldaten voor hem het hazenpad had moeten
kiezen, wat voor 'n soldaat natuurlijk 'n erg
beschamend iets is. Dagelijks werden hem twee
lammeren gebracht, die hij met huid en haar
verslond.
De inwoners van Silene gaven hem die stom
me dieren niet omdat zij zooveel van hem hiel
den, o heden neen! Maar ze dachten: misschien
kunnen we hem met deze schapen paaien en
laat hij ons in vrêe?
Het vervelendste was, dat de schapen op
raakten. Toen schoot er niet anders over dan het
monster 'n schaap en 'n mensch voor te zetten.
Geen oud mensch natuurlijk! Die was te taai
en daar zat te weinig aan! Uitsluitend jonge
menschen Wanneer het zoo na was, moesten
deze 'n lootje trekken; degene, die het lot met
het zwarte kruisje trok, verhuisde naar de
maag van het ondier. Er werd geen verschil
gemaakt tusschen arm of rijk, iedereen moest
meeloten, en zoo gebeurde het dan, dat het lot
óók op de éénigste dochter des konings viel!
Dat was me wat! 'n Prinses van den bloede
als ontbijt voor dien naren draak!
De koning bood al zijn goud en al zijn zilver,
ja zelfs zijn halve koninkrijk aan als 'n ander
in haar plaats wou gaan, maar daar had nie
mand zin in.
„U hebt de wet zelf gemaakt en U bent de
éérste, om haar na te komen!" zeiden de men
schen en men kon hun geen ongelijk geven.
Per slot van rekening was de Prinses net zoo
goed 'n meisje al al die andere meisjes, die het
gedrocht al verslonden had. Waarom zou er
voor haar 'n uitzondering gemaakt moeten wor
den? Acht dagen uitstel wou men den vorst
schenken, méér niet. Ondertusschen begon de
draak de stad aan te tasten, want z'n leege
maag stelde hem niks op zijn gemak.
Den negenden dag deed de koning de prach
tigste gewaden brengen voor het arme prin
sesje Ze werd aangekleed net of ze zóó naar de
bruiloft moest! Hij kuste haar voor *t laatst en
gaf haar zijn vaderlijken zegen. Daarop sloeg
het meisje den weg naar het groote meer in.
Net kwam Sint Joris dien weg langs.
„Waarom schrei je zoo, meisje?" vroeg de
ridder.
„Bestijg dadelijk uw paard en vlucht, anders
moet U óók sterven tusschen de klauwen van
den draak!" luidde het antwoord.
„Van den draak? Van wélken draak? Laat
hem maar gerust opkomen! Ik zal tegen hem
kampen in den Naam van Jezus Christus!"
Juist op dat oogenblik stak het ondier zijn
woesten kop boven water uit. Het sprong aan
land. Sint Joris richtte zich hoog op in het
Sint Joris trekt op tegen den draak.
zadel en maakte het teeken des kruises. Daarna
stormde hij met gevelde lans op het gedrocht
af en bracht het een ernstige wonde toe.
„Bind Uw gordel om zijn nek!" beval de
dappere ridder het jonge meisje.
Zij voldeed aan dit bevel en zie, de draak
volgde haar zoo mak als 'n veulentje. Gezame-
lijk bereikte de kleine stoet de stad. De men
schen vlogen de trap op, naar de platte daken
van hun huizen. Ze waren bang, dat het ondier
het op hen gemunt had. Anderen maakten zich
gereed om op snelle drommedarissen te vluch
ten. Sint Joris stelde hen allemaal gerust.
„Vreest niet! Gelooft in Jezus Christus, ont
vangt het H. Doopsel en gij zult van den draak
géén last meer hebben!" Met hieuw hij het ge
drocht den ontzaglijken kop af! Vier koppel
ossen waren noodig om de stukken van het
monsterachtige lijf buiten de muren van Silene
te sleepen!
De vreugde onder de bevrijde inwoners was
groot! Er werd een kerk gebouwd ter eere van
de H. Maagd en bij die kerk ontsprong een
bron,, wier water de zieken beter maakte. De
koining wou den ridder 'n heeleboel geld ge
ven, doch deze schonk alles aan de armen.
Toch had hij den vorst wel iets te vragen.
Vier dingen nogal liefst! Zorg te dragen voor
de Kerk Gods; eerbied te hebben voor de pries
ters; met aandacht de H. Mis bij te wonen en
steeds aan de naaste familie van O. L. Heer, de
behoeftigen, te denken.
De prins beloofde dit na te komen. De heilige
nam afscheid van den waardigen grijsaard en
vervolgde zijn weg.
Het waren héél ernstige tijden toen. Op den
keizerlijken troon te Rome zetelde de wreede
Diocletiaan (pl.m. 300 n. Chr.). Deze man meen
de uit het ingewand van offer-stieren de toe
komst te kunnen lezen, of zijn legers winnen
zouden, hoe het met het Rijk zou gaan enz. De
Christenen lachten hem om deze heidensche bij-
geloovigheid vierkant uit, dat snap je! Toen ge
beurde het dat de teekens wegbleven en de
heidensche priester gaf daarvan den Christenen
de schuld. Die hadden met hun kruisteeken de
toovermacht te niet gedaan! Nou, die schuld,
wouën de Christenen graag op zich nemen!
Diocletiaan kon het evenwel niet buiten die
ingewanden-kijkerij stellen, en zijn generaals
nog veel minder. De keizer werd héél boos en
gaf bevel alle katholieke kerken omver te ha
len; de katholieken mochten geen baantjes
meer krijgen en zouden als burgers van min
deren rang worden behandeld. Bisschoppen en
priesters moesten gedwongen worden een offer
te brengen aan de afgoden, later werden hiertoe
ook de gewone menschen, de leeken, geprest.
Sint Joris wou nu niet langer bij de Romei
nen in dienst blijven. Hij gaf zjn geld aan de
armen en ging naar het marktplein der stad
toe. Daar riep hij zoo hard als hij maar kon:
„Die goden der Romeinen kunnen niet hoo-
ren en niet zien; het zijn godèn van niets!"
„Wie zijt gij en hoe durft gij zóó tegen onze
goden te lasteren?" vroeg hem de burgemees
ter.
„Ik ben ridder Georgius van Capadocië en
heb in Palestina onder de Romeinen gestreden.
Maar nu heb ik hun dienst verlaten om alléén
den Koning van Hemel en Aarde te volgen!"
De burgemeester liet toen den koenen jonk
man met ijzeren pinnen steken, hij schroeide
zijn huid met vlammende toortsen en strooide
zout op de open wonden. Ook mengde hij ver
gift in een 'glas wijn en gaf dit den Martelaar
te drinken. Deze sloeg het kruisteeken over den
doodelijken dronk en bleef geheel ongedeerd.
Het rad, waarop men den bloedgetuige wilde
vastbinden sprong aan stukken en nog andere
folteringen, zóó wreed, dat ik ze niet duarf te
vertellen, hadden geen vat op het lichaam van
Sint Joris. De gemalin van den burgemeester
kreeg een schok in haar geweten en bekeerde
zich tot het katholiek geloof; zij mocht het
Doopsel des bloeds ontvangen, want zij werd
op last van haar man terecht gesteld.
Deze probeerde het nu met Sint Joris anders.
Hij sprak hem zeer vriendelijk toe: „Onze go
den hebben geduld met u gehad. Breng hun een
offer en ge zult door hen véél eer ontvangen!"
Zoo werd de Heilige dan naar den tempel ge
leid. Heel de stad liep uit om van deze geloofs
afval getuige te zijn. De menschen zagen, hoe
de nobele figuur van den Christen-Martelaar
ter aarde knielde, maar wat hij van God af
smeekte, dat konden zij niet hooren. Plotseling
viel er een verterend vuur van den hemel;
tempel en steenen poppen der heidensche af
goden werden verteerd; hun asch werd ver
zwolgen door de aarde, die zich opende
Den volgenden morgen werd de martelaar
naar de gerechtsplaats geleid. De beul zette
Het prinsesje met den gewonden draak.
zich schoor, zijn flitsend zwaard beschreef een
glinsterende boog door de lucht. Sint Joris gaf
zijn schoone ziel aan haar Schepper weer.
Later zou hij in blinkende wapenrusting over
de muren van Jerusalem rijden om aan de
kruisvaarders het doel van hun vromen tocht
te wijzen. „Sint Joris! Sint Joris!" klonk het uit
duizenden kelen en de aanblik van dezen he-
melschen ridder gaf den uitgeputten strijders
leeuwenmoed. Het roode kruis schitterde als
een robijn op de blanke wapenrusting en lichtte
met een bovenaardschen glans. Wanneer dit
visioen hen niet had opgevoerd, de moede kruis
vaarders waren wellicht op him verre schreden
teruggekeerd.
Van heel Engeland is Sint Joris de heilige
Schutspatroon geworden. Onder den kreet:
„Sint Joris" togen de middeleeuwsche ridders
in dat land ten strijde. De hóógste ridderorde,
die van den Kouseband, staat onder de hoede
van dezen beminden heilige. Ook zeggen ze, dat
te Windsor, in het koninklijk paleis, het hart
van den Bloedgetuige wordt bewaard, door
keizer Sigismund van Duitschland aan Hendrik
V;-geschonken. De kunstenaars riepen hem aan
als hun H. Patroon en het volk Gods' telt hem
onder de veertien heilige Noodhelpers, die bij
ernstige ziekten en rampen worden aangeroe
pen. Sint Barbara en Sint Christophorus, die
ééns het Kindeke Jezus over het zwalpende
water droeg, hooren er evenees toe. „Ilz sont
sinq sains" zegt een rijmpje uit die dagen:
„Er zijn vijf heiligen in den stamboom
En vijf "heilige vrouwen, aan wie God
Vol erbarmen toestond aan hun levenseinde
Dat, wie hen godvruchtig aanroepen,
In alle gevaren, dat God verhooren zal
Hun smeekingen, voor welke ramp ook.
Wijs is bijgevolg hij, die deze vijf zal dienen:
Jori3, Dionysius, Christophorus, Gilles en
Blasius."
In een oud missaal kon men lezen: „Deus qui
electos sanctos tuos Georgium.„God, die
Uw uitverkoren heiligen Joris en gezellen met
bizondere voorrechten boven alle anderen hebt
onderscheiden, zoodat allen, die in hun nood
hun hulp zullen inroepen, naar de belofte Uwer
genade het heilzaam gevolg hunner smeeking
deelachtig worden
Sint Georgius wordt dus het éérst van allen
genoemd, éérder dan Achatius met zijn door
nenkroon, dan Aegidius met de hinde, Blasius
te midden der verscheurende ondieren, Cyria-
cus met den geketenden satan, Sint Denys met
zijn hoofd op zijn hand, eerder dan Pantaleon
met den leeuw, Eustachius met het kruisdra-
gend hart, Vitus in den ketel, Catharjna met
rad en zwaard, Sint Margaritha met den
draakLater moch de Mis der veertien
heilige noodhelpers niet overal meer gelezen
worden, doch Sint Joris behield zijn eereplaats.
Het feest van dezen martelaar valt op den
23en April. Dan bidt de H. Kerk het schoone
gebed: „O God, die ons verblijdt door de ver
diensten en voorspraak van den zaligen bloed
getuige Georgius, verleen genadig, dat wij, die
door zijne tusschenkomst Uwe gunsten verzoe
ken, deze ook door Uwe goedgunstige genade
mogen bekomen."
'n Vos en 'n wolf hadden last van 'n leege
maag. Ze belegden krijgsraad, hoe ze aan een
hapje zouden komen.
„Weet je wat?" aldus de wolf. „Jij gaat op
je bed liggen en je doet net of je dood bent.
Dan ga ik de haas halen om bij je lijk rouw
beklag te doen. Zoodra hij binnen is, spring
jij overeind en pak je 'm in z'n nekvel. Dan
hebben we samen 'n lekker boutje!"
„Accoord!" vond de vos. Hij smeerde zich
met 'n beetje stof in om er grijs uit te zien en
legde zich op zijn leger neer. De wolf holde
naar het verblijf van heer Lampe, den haas.
„Wie klopt daar aan m'n deur vroeg Lampe.
,,'n Goei vrind. Maar ik breng heel slecht
nieuws!" antwoordde de looze wolf.
„Zeg opSlecht nieuws is gauw verteld
meende de haas.
„De vos is doodsnikte het roofdier en
streek zich met den voorpoot langs de oogen,
net of hij schreide.
„Nou, dan had je wel 'n rouwjas aan mogen
trekken! Het kan jou zeker niet al te veel
schelenschimpte de langoor.
„Dat wou ik net gaan doen, begrijp je wel
Ik was juist op weg naar mijn woning om er
een te gaan halenverontschuldigde de wolf
zich. Met nam hij een sprong en verdween
tusschen het kreupelhout.
De haas vertrouwde het zaakje niet al te
best. Hij krabde zich eens achter z'n beweeg
lijke ooren en ging op zijn staart zitten; dan
kon hij beter prakkizeeren! Maar hij wou toch
het zijne van de zaak weten. De vos dood, dat
beteekende 'nheel wat rustiger en gemoede
lijker leven in de wei! Nu moet je hem altijd
in de gaten houden, of hij niet tegen den wind
in aangeslopen kwam! Dat was heusch zoo pret
tig niet.
De haas hipte naar Maupertuis, het vossen
hol. Uit de verte zag het er verlaten uit, maar
je kon toch nooit weten! 'n Haas is nu eenmaal
zeer wantrouwend van natuur! Niets of nie
mand bewoog zich in het hol. Alleen een
moorddadige stank bewees, dat de listige be
woner nog niet lang zijn beroep van roofdier
had opgegeven! Lampe stak zijn hoofd eens
naar binnen en.ja, hoor, daar lag heer Rei-
naert en hij verroerde geen vin. Sprekend 'n
dooie!
„Och, och" zuchtte de haas hardop „die
lieve vos dood en niemand, die zoo'n schat
beweent? Het is al te erg. Niet eens de wolf
hier om de doodenwake te houden! Wat een
schandaal! Het is jammer, dat ik zoo weinig
tijd heb, anders ging ik vast bij hem zitten.
Misschien leeft hij nog 'n beetje? Dooie vos
sen hebben de gewoonte met hun achterpoot
te slaan en even te keffen. Dat is het zekerste
bewijs, dat ze dood zijn. Ik zie het Reinsert
niet doen. Die is zeker niet echt dood! Het lijkt
er anders op, of hij niet meer leeft! Maar
waarom geeft hij dan het gebruikelijke kef je
niet?"
Plotseling sloeg de gewaande doode 'n ach
terpoot uit.
„Kef, kef!" ging het in het vossenhol. Dat
was het bewijs, dat de bewoner heusch dood
was!
De haas koos.... het hazenpad, dat snap je.
Hij rende, rende, of hem tien vossen achter
zijn witte vlaggetje zaten! Goeie help, wat
rende die haas!
Daar kwam hij den wolf tegen. De huiche
laar had zich in het zwart gestoken, en keek
met glazige oogen op, dat de haas nog in leven
was.
„De vos is weer levend geworden!" lachte
Lampe en verliet zoo snel hij kon de gevaar
lijke buurt!
Deze week: teekenen, snijden, ritsen en vou
wen. We gebruiken stevig papier, bijv. olifants
papier, géén karton. Eerst zetten we den uit
slag op. Dit is de bovenste teekening. Het
vierkant nemen we 20 X 20 cm. Teekening
klaar? Dan snijden langs de dikke lijnen en
DE ALLERHEILIGENVLOED van het jaar
1570 werd veroorzaakt door het hooge water
der Noordzee. De straten van Rotterdam en
Dordrecht stonden flink onder water. In de
laatstgenoemde stad verdronken vier vrou
wen. Te Amsterdam liepen talrijke kelders en
pakhuizen vol met water, zoodat de schade
„onwaardeerlijk", niet na te gaan, was! Men
beweert, dat twintigduizend Friezen het leven
verloren, terwijl drieduizend Zeeuwen om
kwamen in de verraderlijke golven. „Alder-
heiligen dach, Vriesland veel beclagen mach"
luidt een oud rijmpje,
BE SLAG BIJ PA VIA
werd door den Franschen koning Frans I
verloren tegen de troepen van keizer Karei V
(1525). De koning, henbaar aan zijn prachtige
wapenrusting en keten der orde van Sint Mi-
chaël, werd van alle kanten ingesloten. Eerst
toen zijn paard onder hem werd weggeschoten,
gelukte het den vijand hem gevangen te nemen.
De vorst zag er zeer gehavend uit .bedekt met
modder en bloed. Zijn helmpluim, zijn gordel,
zijn rok van zilverdraad werden hem door de
soldaten ontnamen.
Generaal Lannay, die hem versloeg, knielde
voor hem neer en kuste hem de hand. De
vorst stelde zijn degen in handen van dezen
ridderlijken vijand. Andere keizerlijke bevel
hebbers drukten hem, begaan met zijn lot, de
hand. Maar toen de Connétable de Bourbon
hem naderde om hetzelfde te doen, trok Frans
I, de hand schielijk terug, immers Bourbon had
hem trouwloos verraden.
Van Pavis uit zou Frans I aan, zijn moeder
de bekende woorden hebben geschreven:
„Madame, tout est perdu, fors l'honneur!" Me
vrouw, alles is verloren uitgenomen de eer!"
ritsen langs de stippellijnen. Dat ritsen is
eigenlijk alleen even met de stompe punt van
een schaar langs de lijnen gaan, dus niet half
insnijden, alsof we met karton aan 't werk
waren! Nu vouwen we langs de stippellijnen
en dat wijst ons den weg hoe we onze doos
met dubbele sluiting voor elkaar krijgen. Bij
D en C zijn lipjes, die we in de gleuven van
A en B steken. De kleine driehoekjes vouwen
we tegen de lipjes aan, dat is steviger.
Woensdagmiddag ben ik met het opgewon
den stel Bob-Floor wezen fietsen. Floor had 'n
nieuwe lamp gekregen op zijn verjaardag, 14
Nov., en die moest geprobeerd worden. Nadat
ze mijn fietstasch geinspecteerd hadden of er
genoeg taai, drop, toffees en hoe dat flauwe
spul nog meer heet in aanwezig was, trapten
we af! Op het smalle boschpad wisten de beide
boeven wel zóó te draaien met hun voorwiel,
dat ik midden tusschen de takken van 'n spar
verzeilde! Sjonge, sjonge, wat prikken die
naalden venijnig! Hun fietsen kraakten van
den lach!! Doch 's avonds was de beurt aan mij!
Bij 'n kromming van den weg bonsde Floor,
ondanks zijn Auto-lamp, pal tegen zoo'n paal
aan als hier afgebeeld! Met schoot hem 'n taai
taai-pop in 't verkeerde keelgat! Ik kon niet
meer
Hoe heet die beruchte paal? Volgende week
het zesde en laatste plaatje in deze serie.
ft t>
I I
a
Mijn geheel bestaat uit 13 letters en stelt een
plaats voor in Zuid-West-Drente, waar een
kolonie van weldadigheid is gevestigd.
X 1
X 2
X
i X
X
X f K
X i i i i i 7
X 9
X 10
X 11
X 12
X 13
1 Stelt een thermometerschaal voor; tevens
benaming van den vierden toon der toon
schaal.
2 Kist, waarin de Tafelen der Wet werden
bewaard; het gevaarte door Noë op Gods
bevel gebouwd.
3 De zetel der gedachten, datgene wat in den
mensch denkt, gevoelt en wil.
4 Oor, steel enz., waarbij iets aangepakt
wordt.
5 Met geld betalen; ook: beloonen, betaald
zetten.
6 Bewoner eener Balkanstad, waarin fraaie
paleizen naast arme hutten staan, en die
er half-Oostersch uitziet.
7 Het te zoeken dorp.
8. Een vaart op de grens van Drente en
Groningen; ook 'n streekdorp, veenkolonie
met veel schipperij,
9 Plaatsje langs den Hollandschen IJsel en
gelegen in Z.W. Utrecht, bekend door zijn
griendcultuur.
10 Een bekende heuvel van 110 M. hoog, deel
uitmakend van de Over-Veluwe en benoor
den Arnhem gelegen.
11 Een uit koper en tin, dikwijls met bijvoe
ging van een weinig zink bereide metaal-
legeering, veel harder, smeltbaarder en tot
gieten beter geschikt dan onvermengd
koper.
12 Stuk grond, dat bij het huis behoort; on
bebouwd land bij een boerenstêe.
13 Afnemend (in de muziek); Romeinsch ge
talmerk voor 500.
Schrikkeljaar.
1. S. voor „heilige"; 2. Och!; 3. Bahia; 4.
paarden; 5. verhitten; 6. raderkasten; 7. schrik
keljaar; 8. laurierboom; 9. graalburg; 10 Kasj
mir; 11. braak; 12. bas; 13. R. voor Réaumur.
De uitslag der verloting komt volgenden
keer in de courant, daar er nog steeds oplos
singen binnen komen.
EEN SCHARENSLIJPER, tevens vervaardi
ger van messen, had het volgende rijmpje op
zijn uithangbord geschilderd:
Liefhebbers van een sneebaar werk.
Hier maakt men messen hecht en sterk;
Om in krakeel, wang, neus en ooren,
Met éénen snee door 't huid te boren
ILI.U U '.""Ml-n