WëèÊM
AKKER.CACHET5
„VANDAAG"
V Jdoxt I u
DE H. VADER EEN TOONBEELD VAN
WERKKRACHT.
't*SgP
DINSDAG 28 NOVEMBER 1933
WSÈ
DE DYNAMISCHE TIJD.
,HET GEZAG'
NIEUW SOORT SCHATKIST
BILJETTEN.
EEN WETSONTWERP INGEDIEND.
REGEERING EN HET GROOTE GEZIN
HOOGER LANDBOUWONDERWIJS.
Bepalingen inzake de collegegelden.
DE 4 OMROEPVEREENIGINGEN
VLEES CH IN BLIK.
HOOGLEERAAR IN HET FRIESCH.
DE A.S. HEILIGVERKLARING VAN
BERNADETTE
"AKKERTJES"
AANVOER PEKEL. EN STEURHARING,
LANDBOUWCRISISSTEUNMAAT
REGELEN.
EEN WONDERBAARLIJKE
GEZONDHEID.
Hoe Zijne Heiligheid Zijn dag
verdeelt.
Z, H. de Paus in Zijn werkkamer,
Gedurende 4« maand September, waarin de
Een onderhoud met den minister
van Economische Zaken.
GEEN VERHOOGING MAXIMUM
WEDUWENPENSIOEN.
li.
Om een begin te kunnen maken met het
doordringen in de tijdsverschijnselen, moe
ten wij er ons van bewust zijn, dat ook de
uiterlijke gedaante dier verschijnselen ge
heel anders geworden is dan conventioneel
in 'n vorig tijdperk der wereldhistorie was
overeengekomen. Wij treffen in de historie,
nevens andere onderscheidingen, ook die
aan tusschen de meer consolideerende en
de meer scheppende tijkvakken, wi; zijn er
ons van bewust, dat ook deze poging tot on
derscheiding mank gaat »menigeen zal 't
vreemd in d'e ooren klinken, wanneer het
heden als een scheppend tijdvak der ge
schiedenis wordt gekenschetst. Het onder
scheid zou dan ook in andere termen kun
nen worden omschreven: er zijn tijdperken
van evolutie, waarin een bepaalde ontwik
keling zich rustig en gestadig .voltrekt;
er zijn tijdperken, waarin die ontwikkeling
met sprongen gaat, schijnbaar doelloos al
thans niet doelbewust, schijnbaar catastro
faal. En nu zal 't geen betoog behoeven, dat
wij bij voorbaat verkeerd uitkomen, wanneer
wij de verschijnselen van een catastrofalen
of dynamischen tijd willen meten met den
maatstaf van een meer consolideerend tijd
vak.
De bedenkelijke gevolgen van zulk een
pogen zien wij reeds in de waardeschatting
door vele „ouderen" van het optreden der
„jongeren". Ook hier worden conventio
neele maatstaven aangelegd die, wat hunne
wezenlijke waarde ook zij, in deze dagen
niet kunnen worden gehanteerd zonder tot
een valsche of althans eenzijdige oordeel
velling te geraken. Vooral op dit terrein,
waar de sentimenten zich zoo sterk doen
gelden, wordt vast en stellig geloofd aan
een conventie, wier bestaan voor ons zelfs
twijfelachtig is. Volgens die conventie zit
ten de ouderen op de gestoelten der eere,
terwijl de jongeren zich op gepasten af
stand en evenzeer met gepasten eerbied
verdringen op de trappen, om te luisteren
naar de woorden van wijsheid, die van bo
ven neerdalen over een zee van blonde en
donker-lokkige hoofden. Inmiddels ver
strijkt de tijd, de grauwbaarden daar boven
worden grijsaards, en eindelijk is de dag
gekomen, waarop de grijsaards z>ch hul
len in hunne mantels, langzaam het gestoel
te der eere verlaten, hunne plaatsen over
latende aan een jonger geslacht dat, op
zijne beurt, daarboven menige toga verslijt
alvorens op te staan, grijsaards geworden
zijnde, enetcetera, etcetera. Deze idylle
echter is niet van deze aarde, mocht zij in
het verleden ooit eens werkelijkheid zijn
geweest (wat wij betwijfelen,) dan past zij
niet en kan zij niet passen in het beeld van
dezen tijd.
Betrekkingen tusschen een ouder en jon
ger geslacht moeten vandaag van het dyna
mische karakter van den tijd wel doen blij
ken. Dat dan wellicht bepaalde deugden in
het gedrang komen, behoeven wij niet goed
te keuren om 't nochtans te begrijpen waar -
bij tevens niet mag worden vergeten, dat
andere deugden nu op den voorgrond ko
men, die misschien in een vroeger tijdperk
wat verdrongen waren geraakt. De voor
zichtigheid is een kardinale deugd, en t
kost niet veel hoofdbrekens om in te zien,
dat deze deugd in een dynamisch tijdperk
gevaar loopt. Doch de sterkte is ook een
kardinale deugd, die juist in zulk een tijd
perk tot volle eer komt en zij, wier haren
beginnen te grijzen, vragen zich thans af> of
in hunne jeugd deze deugd niet te veel tot
de verdrongene behoorde.
Dat het conflict tusschen „ouderen" en
„jongeren" thans zoo scherpe vormen aan
neemt, is echter ook ten deele toe te schrij
ven aan het bijzonder karakter van dien
strijd op heden. Het conflict tusschen „oude
ren" en „jongeren" is in wezen een con
flict tusschen de jeugd en de langer leven
den. De langere levensduur in dit tijdsge
wricht heeft er toe geleid, dat de leidende
posten in onze samenleving langer door
ouderen worden ingenomen. Dit is een
tijdelijk verschijnsel, dat over enkele tien
tallen van jaren, wanneer het sterftecijfer
gaandeweg weer moet stijgen omdat het
element ouderen in het geheel der bevolking
te sterk geworden is, weer gedoemd is te
verdwijnen. Doch inmiddels doet dit ver
schijnsel zich sterk gelden, en wordt het
conflict tusschen ouderen en jongeren ver
scherpt door de omstandigheid, dat 't voor
de jongere generatie moeilijker wordt dan
ooit om in de jaren har er volle levenskracht
zich en hare ideeën te doen gelden.
Men zal de vraag stellen of wij het ver
schil tusschen ouderen en jongeren niet te
veel in den leeftijd zien. Is dit conflict niet
eerder een strijd van ideeën, die niet aan
een leeftijd gebonden zijn? Theoretisch is
dit wel juist, en men ontmoet dan ook wel
eens ouderen, die de ontwikkeling der
denkbeelden bij de jeugd ter dege kunnen
medeleven. En men ontmoet ook wel eens
.longeren, die dit niet kunnen. Doch prac-
tisch moeten we er ons van bewust blijven,
dat dit uitzonderingen zijn. Practisch doen
wij beter voor heel ons openbaar leven de
waarheid te aanvaarden, dat zéker in
een dynamischen tijd de zestigjarige
vreemd staat tegenover het gedachte- en
gevoelsleven van den twintigjarige. Zóó
leert toch de ervaring.
(ft
Vergissen wij ons niet, dan was 't een
socialistisch agitator, die eens gezegd heeft:
het doel is mij niets, de beweging alles.
Reeds in de wijze,- waarop zulk een uiting
wordt beoordeeld herkent ge den aanhan
ger van een consolideerend of van een dy
namisch tijdvak. De consolideerende begint
zulk een uitlating letterlijk te analyseeren
en verwerpt haar dan, terecht. Doch de
dynamische ziet de overdrijving in de uit
spraak slechts als een accent om de aan
dacht te trekken, en zoodoende bij den
goeden verstaander de waarheid ingang te
doen vinden: de waarheid, die hier scherp
wil herinneren aan een te veel vergeten
element.
Het tragisch misverstand, het onmoge
lijke van elkander te begrijpen, vinden wij
in het conflict van ouderen en jongeren
hier wel 't meest belichaamd. De oudere
zal altoos vragen naar het doel dat een be
weging onder de jongeren wil nastreven,
omdat iedere doellooze beweging een slag
in de lucht is, een verspillen van energie.
De jongere zal erkennen, dat het doel zijner
beweging vooralsnog niet nauwkeurig is te
omschrijven. Doch dit doel zal vaster wor
den in omtrekken en lijnen, naar gelang
de beweging het doel nadert.
De beweging kan niet wachten, tot het
doel theoretisch geheel is gekend, want
tusschen het kennen van het doel en het
voortschrijden der beweging heerscht het
nauwste verband. De beweging slaat do
krachten los, die durf en élan bezitten om
het doel te naderen en te bereiken. De
oudere zal zeggen: gij kent" uw doel niet
nauwkeurig genoeg, en daarom kan uwe
beweging nooit iets anders worden dan een
verward heen- en weer trekken. De jongere
erkent: gij kent uw doel wellicht in het
volmaakte, zoodat gij zelfs uwe beweging
zoo volmaakt wilt als het doel. Doch wach
tend op die volmaaktheid, komt ge niet in
beweging, ge nadert uw doel niet met uwe
voorzichtige schuifelpasjes. Onze beweging
ziet de kust slechts in flauwe trekken, doch
wij kiezen zee, wij doorstaan de stormen,
wij komen naderbij, de kustlijn zal vaster
worden, wij zullen eerder dan gij de haven
bereiken
Het conflict leent zich niet voor arbi
trage. De tegenstelling leeft vooralsnog te
fel dan dat wij een verzoening zouden
kunnen inluiden anders dan door een aan
vaarden van de tegenstelling via den weg
van een goed inzicht in haar wezen. Hier
zien wij nu in het concrete een toepassing
van onze stelling, dat een dynamische tijd
niet kan worden gemeten met de maat
staven van een consolideerend tijdperk.
Het karakter toch van een dynamisch
tijdperk is de beweging. En het karakter
der tijdsverschijnselen vandaag is eveneens
beweging. Het verlangen naar kleur; naar
het bijzondere en onderscheidende in
kleedij en opsmuk, in groet en gebaar;
naar optocht, naar marschen, naar kamp
leven, naar spel in de open lucht, naar
vlaggen en wimpels en demonstreeren
dit alles is beweging. Doch men zie hier
verder dan het uiterlijke alleen. Dit alles
toch is uiting van een geestelijk en cul
tureel verlangen, een verlangen naar een
voorwaarts rukken, een hartstochtelijke
aanhankelijkheid jegens het nieuwe of
nieuw-klinkende, een pogen om zich te
ontdoen van al het verouderde en over
leefde. Het is overbodig, en 't is voor de
vurigen zelfs irritant om volgens den
maatstaf van een consolideerend tijdvak
allereerst te vragen naar het precieze pro
gram en de precieze marschroute. Het pro
gram groeit uit de beweging, en de marsch
route uit de omstandigheden. Het dyna
mische, het wisselend groeiende eener be
weging is zelden beter gekenschetst dan
door een Lenin, wanneer hij zijne volgelin
gen voorhoudt, dat zij in en door de be
weging groeiende menschen zijn, doch dat
ook de tegenstander zich ontwikkelt, dat
de tegenstander van heden niet meer de
zelfde is als die van gisteren
Opgegroeid in een consolideerende ge-
dachtenwereld, waarin geestesstroomingen
terdege worden georganiseerd en gekana
liseerd, voorzien zijn van programs met
toelichtingen en toelichtingen op toelich-
gen, zijn vele Nederlanders geneigd om
met een schouderophalen een beweging
voorbij te gaan, die dit alles mist "En toch
zou dit, ook te midden van tal van be
wegingen, die op ons aanstormen, een on
vergeeflijke fout zijn. Een fout, die talrijke
volksgenooten toch druk doende bezig
zijn te begaan, doch waarvoor de Katho
lieken mogen worden bewaard. Een heden-
daagsche beweging moge nog zoo vaag zijn
in opzet en doel, toch heeft zij bijna altoos
iets, dat haar van waarde doet zijn, omdat
zij is uiting van een gemis bij groote groe
pen des volks.
W. N.
p*
st I
Wagen uit den propaganda-optocht voor de „bevordering van de Duitsche huis.
muziek" te Berlijn: Schubert en zijn trio.
Met een maximum looptijd van 5 jaar
Een opdracht van het Episcopaat.
Bij schrijven van 4 Nov. 1933 gaf het Hoogw.
Episcopaat van Nederland aan het hoofdbe
stuur van den Ned. Katholiekendag opdracht,
een vergadering te houden te 's-Hertogenbosch
op 23 en 24 Juni 1934. Daar zal behandeld
worden het zoo actueele onderwerp: „Het ge
zag". Bevoegde sprekers zullen daar over oor
sprong en uitoefening van het gezag in Kerk
en Staat, in gezin en onderneming, uiteenzet
tingen geven.
Het hoofdbestuur heeft de voorbereiding
krachtig ter hand genomen.
Een wetsontwerp is ingediend met het doel
den looptijd van schatkistbiljetten te verlengen.
Uitgifte is krachtens de wet niet mogelijk.
De constellatie ter geldmarkt aldus de
toelichting biedt grond voor de verwachting,
dat er thans een niet onaanzienlijk bedrag aan
wezig is, dat niet bestemd kan worden voor
vaste belegging, doch waarvan de houders noch
tans wel bereid zouden zijn, het voor langeren
tijd dan voor één jaar ter beschikking van het
Rijk te stellen.
Ten einde van deze omstandigheid gebruik
te kunnen maken ten bate van de voorziening
in 's Rijks kasbehoeften, acht de minister van
Financiën het gewenscht, de bepaling omtrent
den looptijd der schatkistbiljetten te verruimen.
Een verlenging van de maximum-looptijd tot
5 jaar schijnt hem voldoende.
Tevens wordt thans weggenomen het wette
lijk bezwaar tegen uitgifte beneden pari.
Bij vier en meer kinderen geen
daling van den bijslag.
Zooals reeds werd bekend gemaakt, heeft de
Regeering besloten tot een herziening, met in
gang van 1 Januari 1934, van de voor het
Rijkspersoneel geldende bezoldigingsregelen,
onder meer in dien zin, dat alle salarissen met
10 zullen worden verminderd, waarbij ech
ter het minimumbedrag van den kinderbijslag
op ƒ60 per kind gehandhaafd zal blijven.
Terzake is door de Regeering nader beslist,
dat de kinderbijslag van ambtenaren, met 4 en
meer daarvoor in aanmerking komende kinde
ren, niet zal dalen beneden het thans door hen
aan kinderbijslag genoten bedrag, zoolang het
aantal kinderen, waarvoor bijslag wordt ge
noten, niet vermindert.
PROF. DR. IR. GELISSEN.
In het orgaan der R. K. Staatspartij wordt
medegedeeld, dat het dagelijksch bestuur der
partij prof. dr. ir. H. C. J. H. Gelissen, direc
teur van de Stroomverkoop-Maatschappij te
Maastricht, bereid heeft gevonden toe te treden
tot den Raad van Studie en Documentatie als
deskundige op technisch-economisch gebied.
Maatregelen om de inkomsten van dit
onderwijs te vermeerderen.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
en aanvulling der wet van 15 December 1917
tot regeling van het hooger landbouwonderwijs,
laatstelijk gewijzigd bij de wet van 29 Juni 1925.
Dit wetsontwerp heeft blijkens de toelichting,
in de eerste plaats tot doel, de inkomsten van
dit onderwijs te vermeerderen. Da voorgestelde
wijzigingen hebben tot strekking:
a. Opheffing van de vrijstelling van betaling
van collegegeld, nadat dit viermaal is betaald,
met dien verstande, dat de vigeerende bepaling,
dat de verplichting tot betaling vervalt, wan
neer de betrokkene het examen met civiel effect
heeft behaald, intact blijft.
b. Afschaffing van de bepaling, dat in geval
van afwijzing voor de eerste herhaling van een
examen geen betaling van examengeld wordt
gevorderd.
c. Het openstellen van de mogelijkheid voor
onderwijsbenoodigdheden, die aan studenten
worden verstrekt, van hen betaling te vorderen.
Door het opnemen van een overgangsbepaling
wordt tegemoet gekomen aan de belangen van
de studeerenden, die reeds aan de thans nog
van kracht zijnde voorschriften omtrent de be
taling van collegegeld hebben voldaan of daar
van waren vrijgesteld. Voorts verklaart de
minister van economische zaken zich bereid om,
indien door verzorgers van een student aan
nemelijk wordt gemaakt, dat zij zich thans ge
noodzaakt zouden zien den betrokken student
zijn studie te doen onderbreken, een tegemoet
koming in ernstige overweging te zullen nemen.
Ten slotte is hier ook een bepaling voorge
steld zoo noodig vreemde studenten te weren.
Conferentie met den minister.
Naar wij vernemen heeft de minister van
binnenlandsche zaken tegen Vrijdagmiddag
een conferentie belegd met de besturen van
de vier groote omroepvereenigingen.
De conferentie, welke in het gebouw van
het hoofdbestuur der P. T. T. zal plaatsvinden
en door dezen minister zal worden gepresideerd
zal ook worden bijgewoond door den voorzit
ter van den Radioraad.
De bereiding van het crisis.product.
Zes en dertig fabrieken in actie.
In 36 conservenfabrieken wordt op het oogen-
blik in ons land het vleesch verwerkt, dat af
komstig is van de koeien, die door de Crisis-
Rundveecentrale voor de slacht worden aange
kocht tot inkrimping van den veestapel. Het
vleesch wordt in deze fabrieken geconserveerd
geheel volgens de door de Centrale zelf aan
gegeven methode.
De directie van de N.V. Beverwijksche Con-
servenfabriek stelde de vertegenwoordigers van
verschillende bladen in de gelegenheid de be
reiding van het crisis-product van nabij te
volgen en gade te slaan.
Na de aankomst van het vee wordt het te
Beverwijk in ruime frissche stallen onderge
bracht. Na gedrenkt en gemolken te zijn worden
de koeien naar het weliswaar bescheiden, maar
toch zeer goed ingerichte abattoir te Beverwijk
overgebracht. Onder voortdurende controle van
de Centrale wordt het rundvee daar geslacht.
Het vleesch wordt vervoerd naar de fabriek,
waar tientallen slagers zich bezighouden met
het uitsnijden van het vleesch. Nadat een ma
chine het vleesch in blokjes heeft verdeeld,
worden na toevoeging van zout de blikken ge
vuld. Elk blik bevat een K.G. vleesch. De ver
deeling is zoodanig, dat zoowel de fijne als de
grove vleeschsoorten in één blik aanwezig zijn.
Na het sluiten der bussen volgt de conservee
ring in de ketels, waarvoor tijdsduur en tem
peratuur door de Centrale zijn voorgeschreven.
Het einde van dit proces beteekent tevens dat
het vleesch voor de consumptie geschikt is. Het
bereidingsproces is vrij eenvoudig en in de 36
fabrieken, die zich met de bereiding bezighou
den, wordt dan ook vrijwel dezelfde methode
gevolgd. Dat daarbij aan de eischen der hygiëne
voldaan wordt, spreekt bij een behoorlijk ge
outilleerde fabriek vanzelf. De bereiding en het
product zelf staan onder voortdurende controle,
o.a. van den Inspecteur der Volksgezondheid.
De fabrieken hebben bovendien een eigen merk,
zoodat bij eventueele klachten onmiddellijk kan
worden nagegaan, waar de fout schuilt. De eti
ketten, die op elk blik worden geplakt, zijn
voor alle fabrieken gelijk.
Op den omslag zijn vier recepten voor de be
reiding van het vleesch aangegeven, namelijk
voor hutspot, haché, rijstschotel en erwten
soep. De smaak van het product, dat als een
gelei-achtige massa uit de bus komt, is uitste
kend.
Kardinaal Laurenti procurator.
Men meldt ons uit Rome:
De H. Vader heeft kardinaal C. Laurenti
benoemd tot procurator voor de aanstaande
heiligverklaringen van Bernadette Soubirous
en Jeanne Thouret.
Naar uit goede bron verluidt, zal de H. Va
der den lOen December a.s. de nieuwe Lourdes-
grot in de Vaticaansche tuinen inwijden.
Bijzondere leerstoel aan de
Amsterdamsche Universiteit.
Naar de „Telegraaf" verneemt zal aan de Am
sterdamsche universiteit op voorstel van de
curatoren en na advies van de faculteit van
de letteren de „Provinciaal Friesche Onderwijs
raad" worden toegelaten tot het vestigen van
een bijzonderen leerstoel in de Friesche taal
en letterkunde, buiten bezwaar van de gemeen
tekas. B. en W. zullen hiertoe als bij zonde:
hoogleeraar voordragen dr. G. Gosses, thans
leeraar in het Duitsch aan een H.B.S. te 's-Gra
venhage.
Alle Friezen zullen dit voorstel met vreugde
vernemen. Deze leerstoel zal de eerste in het
land zijn, daar tot dusver nog slechts een lec
toraat (de heer P. Sipma) aan de Groningsche
universiteit bestaat.
De „Provinciaal Friesche Onderwijsraad" is
een instelling van het provinciaal bestuur in
Friesland ter bevordering van het Friesch.
Nederlandsch
Product
Voelt Ge U rillerig en on
prettig, zoo echt grieperig
Neem dan 's avonds voor
het naar bed gaan één of
twee "AKKERTJES" en tien
tegen een, dat Ge U 's mor
gens weer zoo frisch als
een hoentje voelt, want
"AKKERTJES" zijn echte
koorts-verdrijversOnover
troffen bij rheumatiek, spier
pijn, spit, zenuwpijn, enz.
Per 12 stuks slechts 50 cent.
Gebruikt dus voortaan uitsluitend
Volgens recept van Apotheker Lumont
Reel. 4244 33
MGR. DR. TH. VERHOEVEN.
Benoemd tot curator der R.K. Leergangen
en R.K. Handelshoogeschool.
In de vacature van wijlen Magister dr. Th.
H. van Oppenraay, in leven pastoor te Zeve
naar, heeft Z. H. Exc. Mgr. J. H. G. Jansen,
Aartsbisschop van Utrecht, benoemd tot cura
tor van de R. K. Leergangen en van de R. K.
Handelshoogeschool, Hoogeschool voor Sociale
en Economische Wetenschappen, Mgr. dr. Th.
Verhoeven, directeur van het R. K. Centraal
bureau voor opvoeding en onderwijs te 's-Gra-
venhage.
Na 5 December verboden.
De Minister van Economische Zaken heeft,
bij beschikking van 25 November, bepaald, dat
de aanvoer van pekel- en steurharing in Ne
derland, na 5 December a.s. verboden wordt.
Bezwaren van den Nijverheidsraad.
(Van een bijzonderen correspondent.)
ROME, 18 November 1933.
Van tijd tot tijd meenen sommige bladen,
vooral buiten Italië, hun lezers te moeten in
lichten omtrent den gezondheidstoestand van
den H. Vader. Een krant zal natuurlijk nooit
bij haar lezers aankomen met de mededee.mg
dat Zijne Heiligheid het uitstekend maakt,
want dat is iets heel normaals. De pers komt
over het algemeen alleen in actie, als er ge
vaar dreigt en als zij meent, dat de gezond
heidstoestand van den Vader der Christenheid
aanleiding geeft tot ernstige bezorgdheid.
Nog niet zoo heel lang geleden was het de
beurt van de „Temps", overigens een serieus
blad, dat niet zoo maar het eerste het beste
bericht, dat door een of ander telegraafagent-
schap wordt verstrekt, in haar kolommen op
neemt, maar dat toch in dit geval heelemaal
ernaast was.
In een vrij uitvoerig bericht werd gezegd,
dat de physieke kracht van den H. Vader lang
zaamaan bezwijkt onder het afmattende werk,
dat Hij iederen dag weer opnieuw moet ver
richten, vooral tijdens het Heilig Jaar, en dat
Hij trouwens zelf aan Zijn naaste omgeving
zou te kennen hebben gegeven, dat Hij zich
uitermate vermoeid gevoelt.
Ter bevestiging van deze mededeeling rele
veerde genoemd blad nog eens speciaal het
feit, dat de H. Vader ervan heeft afgezien, de
talrijke pelgrims, die naar Rome komen, tot
de handkus toe te laten en dat Hij van plan is
tijdens den winter de bedevaarten te doen sta
ken, oi.i aldus eenige rust te kunnen nemen.
Van al deze phantastische verzinsels zou
eigenlijk het best een démenti gegeven kun
nen worden door de tienduizenden of liever de
honderdduizenden pelgrims, die het geluk ge
had hebben den H. Vader met vluggen en
krachtigen pas op hen te zien toetreden, die
Hem Zijn lange en enthousiaste toespraken heb
ben hooren houden, en die Hem tijdens de
plechtigheden in de patriarchale basilieken van
Rome als een indrukwekkende stoet gevolgd
zijn.
Het is een algemeen bekend feit, dat de ge
zondheid van den H. Vader iets wonderbaar
lijks heeft. Men moet niet vergeten, dat Zijne
Heiligheid reeds acht en zeventig jaar oud is
en dus een leeftijd heeft bereikt, waarop ieder
ander recht heeft op rust of tenminste op een
leefwijze, welke is aangepast aan de verzwak
king van zijn krachten. Aan deze natuurwet
schijnt Zijne Heiligheid zich echter te hebben
onttrokken. Zijn krachtige weerstand, welken Hij
in Zijn jeugdjaren gevormd heeft door phy
sieke training en geregelde studie, vindt iede
ren dag in het werk, dat tal van jeugdiger
personen zou verzwakken, juist de kracht om
steeds sterker te schijnen.
Men heeft zoo juist op de Curie den rooster
samengesteld van de audiënties, welke het vol
gend jaar zullen plaats hebben.
Het jaar van de pauselijke anticamera loopt
van 20 October tot 13 Augustus van het vol
gend kalenderjaar. De betreffende rooster nu
vermeldt alleen de z.g. audiënties „di tabella",
waartoe de H. Vader op bepaalde dagen en uren
de secretarissen en prefecten der verschillen
de Congregaties en de prelaten, die aan het
hoofd staan van de kerkelijke rechtbanken en
andere bestuurslichamen van den H. Stoel, uit-
noodigt. Bij dergelijke audiënties worden steeds
belangrijke en dikwerf zeer gecompliceerde
kwesties besproken. Zij hebben gewoonlijk
plaats van half elf tot een uur van half ze
ven tot negen uur en later.
Eiken dag ontvangt Zijne Heiligheid niet
minder dan vijf hoogwaardigheidsbekleders,
die met Hem de loopende zaken van de Curie
bespreken. Op den rooster zijn echter niet eens
aangegeven de audiënties van den kardinaal
staatssecretaris, van de prelaten van het staats
secretariaat en van de pauselijke anticamera,
die op onverschillig welk uur door dea H. Va- I
der kunnen worden ontboden, en evenmin de
talrijke audiënties van ambassadeurs, aposto
lische muntii, bisschoppen, prelaten, hoofden
van ordes en religieuse congregaties en voor
aanstaande leeken, die met den H. Vader ver
schillende wereldvraagstukken komen bespre
ken.
Al deze personen worden door Zijne Heilig
heid ontvangen in wat men noemt Zijn „parti
culiere bibliptheek", een salon met drie groote
vensters, waarheen zich zoo dikwijls de blik
ken der pelgrims, die op het Sint Pietersplein
wandelen, richten. In dezen salon brengt de H.
Vader het grootste gedeelte van den dag door.
Enkele uren slapen zijn Hem voldoende, om
Zijn krachten geheel te vernieuwen. Om zes
uur is Hij al op de been. De twee eerste uren
van den dag wordt gewijd aan de meditatie
en aan het H. Misoffer, waarin Hij Zijne
Heiligheid zegt het zelf zoo dikwijls in Zijn
toespraken het geheim vindt van Zijn
prompte besluiten en raadgevingen.
Voordat de audiënties „di Tabella" aanvan
gen, heeft de H. Vader gewoonlijk reeds den
kardinaal staatsecretaris en den aantal andere
prelaten ontvangen. Dan volgen, steeds in de
bibliotheek, de particuliere audiënties.
Allen, die in tegenwoordigheid van Zijne
Heiligheid worden toegelaten, knielen neer om
Hem de handkus te geven en worden dan
door Hém uitgenoodigd om plaats te nemen
in een van de vier groote fauteuils, die tfoor
zijn groote bureau staan De duur van deze
audiënties is niet vastgesteld. Dikwijls ge
beurt het, dat de H Vader zich verscheiden
uren met iemand onderhoudt naar geiang het
gewicht van de te bespreken aangelegenheden.
Dat gaat zoo voort tot een uur en dikwijls
wordt het nog later, totdat de bizondere
audiënties aanvangen, welke worden gehouden
in de drie naast de bibliotheek gelegen zalen,
de „Sala del Trono", de „Sala delle Tappiz-
ziere" en de „Sala del Angolo". Bij deze
audiënties worden minder belangrijke zaken
besproken. Zij dienen dikwijls alleen, om de
hulde in ontvangst te nemen van een of an
dere illustere persoonlijkheid. Vergezeld van
den „maestro di camera" en den dienstdoendeu
„cameriere segreto participante" ontvangt de
H. Vader de bezoekers staande, laat hen tot de
handkus toe en spreekt dan enkele oogenblik-
ken met hen.
Na afloop hiervan begeeft zich Zijne Heilig
heid, omringd door de dienstdoende prelaten,
de kamerheeren met kap en degen, twee leden
der Edelgarde met hun kolonel en de officieren
van de Zwitsersche en van de Palatijnsche
eeregarde, naar de groote zalen, welke nog voor
Zijn eigenlijke appartementen zijn gelegen, na
melijk de Consistorie zaal, de Clementijnsche
zaal en de daaropvolgende, dikwijls tot in den
vleugel van de Loggia In deze vertrekken heb
ben de algemeene audiënties plaats, waar de
talrijke pelgrims, die dagelijks uit alie deelen
der wereld naar Rome komen, to* de handkus
worden toegelaten en den pauselijken zegei,
ontvangen, nadat Zijne Heiligheid tevoren een
toespraak tot hen heeft gehouden. De H. Va
der die weet, welke een vertroosting het voor
de pelgrims is Zijn stem te mogen hooren, wei
gert nooit een kort woord tot zijn geliefde
zonen te spreken, speciaal tot hen die van verre
en dikwijls tenkóste van groote offers naar
Rome zijn gekomen.
toeloop van pelgrims het grootst was, heeft de
Heilige Vader op sommige dagen zelfs negen
toespraken gehouden. Niet zelden waren in
dien tijd alle zalen van het Vaticaan met pel
grims gevuld.
Hoe dikwijls hebben de Romeinen, wanneer
zij tegen negen uur 's avonds op het Sint Pie
tersplein een kleine wandeling gingen maken
rondom de spuitende fonteinen de groote ven
sters, welke zich boven het atrium der basi
liek bevinden, nog verlicht gezien! Zij wisten,
dat de H. Vader op dat oogenblik nog daar was
in aanwezigheid van duizenden, voor wie het
een waar geluk was na hun lange reizen ein
delijk de witte figuur van Christus' zachtmoe-
digen Plaatsbekleeder te aanschouwen. Enkel
en alleen om den ontzaglijken toeloop van
pelgrims heeft Zijne Heiligheid sedert enkele
maanden de handkus tijdelijk moeten afschaf
fen, om de toch al zoo langdurige audiënties
tenminste eenigszins te verkorten.
Wanneer men een dergelijke waarlijk won
derbaarlijke activiteit gadeslaat, vraagt men
zich onwillekeurig af: Wanneer rust de H. Va
der dan eigenlijk? Overdag rust Zijne Heilig
heid geen oogenblik. Zooals alle stoere wer
kers zoekt de H. Vader Zijn rust in verande
ring van bezigheden. En zelfs waneer Hij te
gen vier of vijf uur 's namiddags een korte
wandeling gaat maken in de tuinen van de
apostolische paleizen gebeurt het dikwijls, dat
Hij van die gelegenheid gebruik maakt, om
een of anderen nieuwbouw te bezichtigen, wijl
Hij van de kleinste dingen op de hoogte wil
zijn en wijl er niets gedaan wordt zonder dat
Hij zelf tot in de kleinste details de noodige
instructies heeft gegeven.
Overigens bekomt deze actieve leefwijze den
H. Vader heel goed, want daags na de viering
van het tweede lustrum van Zijn pontificaat
zeide Hij met een ware voldoening tot een van
Zijn beste vrienden, dat Hij in al die tien jaar
zelfs niet een halven dag het bed had moeten
houden en dat hij nooit de geringste verkoud
heid had opgeloopen.
De maaltijden, welke Zijne Heiligheid ge
bruikt zijn uiterst sober. Hij besteedt maar
heel weinig tijd aan het eten en het werk gaat
altijd voor.
Eén ding, waarvan Zijne Heiligheid ondanks
zijn overweldigende bezigheden maar nooit
geen afstand van heeft kunnen doen, is de
studie.
Voor den ex-bibliothecaris, die gewend was
zooveel jaren lang heele dagen over zijn boe
ken gebogen te zitten, is de studie een onont
beerlijk bestanddeel van zijn leven geworden.
s'Avonds laat, wanneer in het huis des Va
ders een voor een de levensgeruchten uitster
ven en wanneer de stilte van den nacht gescan
deerd wordt door den zwaren pas van de Zwit
sersche wacht, dan ziet men vanaf het Sint
Pietersplein, dat zoo onmetelijk groot schijnt
in het duister, nog hier en daar een lichtstraal
naar buiten vloeien door de vensters van de
tweede étage van het majestueuze paleis. De
late wandelaars weten dan, dat Zijne Hei
ligheid, na wederom een dag gewijd te heb
ben aan het heil der menschheid, in naam van
een oude trouwe vriendschap nog enkele uren
voor zich zelf opeischt, om in Zijn boeken een
weinig rust en serene blijdschap te vinden.
En dan, als het middernachtelijk uur gesla
gen heeft en dikwerf nog een flinke poos later,
wordt het licht op de tweede étage gedoofd....
De Minister van Economische Zeiken heeft
een delegatie uit den Nijverheidsraad in da
gelegenheid gesteld, de bezwaren, die de Neder-
landsche nijverheid tegen de landbouwcrisis-
steunmaatregelen heeft, naar voren te brengen.
I Eerst is de invloed besproken, dien de land
bouwsteun in het algemeen op de andere groe
pen der bevolking, met name op de industria
uitoefent Daarbij heeft de delegatie betoogd,
dat door dien steun de daling van de kosten
voor levensonderhoud in Nederland wordt
tegengehouden, zelfs weer door een stijging is
vervangen, met gevolg, dat de productiekosten
van het Nederlandsche bedrijfsleven zich niet
snel genoeg aan die van de buitenlandsche con
currentie kunnen aanpassen. De industrie
maakt zich hierover in hooge mate bezorgd,
gezien het door den voorzitter van den Minis
terraad in de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal genoemde bedrag van 162 millioen gulden
voor landbouwsteun en de in onrustbarends
mate toenemende bedrijfsverliezen in de indus
trie.
De Minister erkende, dat de landbouwcrisis-
steunmaatregelen indien uitsluitend vanuit een
economisch oogpunt geregeerd werd, anders
zouden uitvallen, doch hij wees er op, dat in
verband met andere factoren, waarmede hij
rekening had te houden, die maatregelen thans
niet konden worden gemist.
Verder is d,e principieele vraag behandeld,
of het wel juist is, dat, zooals thans gebeurt,
allerlei industrieele bedrijven bij de landbouw
crisissteunmaatregelen worden betrokken en
of er integendeel niet naar moet worden ge
streefd, dit zoo min mogelijk te doen. Hierbij
werd tevens onder de oogen gezien, of de wijze,
waarop de landbouwcrisissteunmaatregelen,
worden voorbereid, niet in zooverre waren te
wijzigen, dat die voorbereiding, voor zoover
betreft de daarbij betrokken industrieele be
langen, meer in overleg met de georganiseerde
industrie zou kunnen plaats vinden, omdat die
belangen in het hoofdzakelijk agrarisch milieu,
waarin zij worden besproken, onvoldoende tot
hun recht kunnen komen.
De Minister kon zich in principe met dit
voorstel vereenigen en heeft toegezegd, dat hij
den voorzitter van de entrale Commissie van
Advies en Bijstand en artikel 25 van de Land-
bouwmachtigingswet zou opdragen na te gaan,
of het mogelijk en wenschelijk is, om voor
maatregelen, waarvoor de vertegenwoordiger
van de industrie in genoemde Commissie het
noodig oordeelt, op korten termijn het advies
van den Nijverheidsraad of de daarvoor door
den Raad aangewezen commissie in te winnen.
Ten aanzien van het principieele punt, de
industrie minder dan tot nu toe het geval was
bij landbouwcrisissteunmaatregelen te betrek
ken, heeft de delegatie doen uitkomen, dat al
leen die industrieele producten onder land-
bouwcrisissteun moesten worden gebracht, die
het oorspronkelijk tot crisisproduct verklaarde
landbouwartikel kunnen vervangen. Over dit
punt meende de Minister zich nog niet uit
drukkelijk te kunnen uitlaten, doch hij ver
klaarde het aan een ernstig onderzoek te zul
len onderwerpen.
Tenslotte heeft de Minister doen uitkomen,
dat hij het steeds op prijs zou stellen, over
principieele aangelegenheden van industriee-
len aard, den landbouwcrisissteun betreffende,
adviezen van den Raad te mogen ontvangen.
Voor aangelegenheden van minder belang zou
de Raad zich kunnen wenden tot den ter
audiëntie aanwezigen hoofdambtenaar, den
heer G. J. Teppema, referendaris aan de af-
deeling Handel en Nijverheid, dien de Minister
had aangewezen, om namens hem voor de be
langen van industrie, handel en verkeer, welke
bij de landbouwcrisissteunmaatregelen worden
betrokken, te waken.
De minister van Binnenlandsche Zaken zegt
in een nota aan de Tweede Kamer naar
aanleiding van het verslag over de begrooting
van het algemeen burgerlijk pensioenfonds o.a.:
De verhooging van het maximum weduwen-
pensioen zou onvermijdelijk een verhooging
van de bijdragen voor het gezinspensioen ten
gevolge hebben. Hieraan kan in deze tijden
niet woraen gedacht.
De vorige minister van Financiën heeft reeds
overwogen of het wenschelijk is de regeling
van art 62a van de pensioenwet uit te breiden
tot de gevallen van ontslag op eigen verzoek.
Bij het ontwerpen van de eerstvolgende wijzi
ging der pensioenwet zal hierover worden 'na-
slist. f~
I
i-l