DE INTELLECTUEELEN EN HET
MISSIEWERK.
DINSDAG 28 NOVEMBER 1933
MISSIESTEUN EN INLANDSCHE
CLERUS.
Taak van belang van beschouwend
kloosterleven.
Het congres der A. R. K. S. M. A.
MIDDAGVERGADERING.
A VONDVERGADERING.
PLECHTIGE SLOTZITTING.
Mgr. Aengenent spreekt de
vergadering toe.
DE EX-KROONPRINS OP
VIERINGEN.
Ontvangst ten huize van
burgemeester Kolff.
NAAR DE HEILIGVERKLARING VAN
DON BOSCO.
PASTOOR A. A. OOMEN.
VESTIGING VAN BUITENLANDSCHE
ONDERNEMERS.
DE PROEFVLUCHT VAN DE
„POSTJAGER".
Snelheden van 250 tot 360 K.M
per uur.
De vlucht naar Indië half December.
MINISTER VAN SCHAIK OVER DE
ZEDENONTAARD1NG
MINISTER VAN SCHAIK EN DE
DOODSTRAF,
INDISCHE POSTVLUCHTEN.
De ajdeeling „malaria" op de tentoonstelling van het R. K. Missie^tudie-congres
De tweede dag van het Int. Katholiek studie-
missiecongres dat onder de auspiciën van de
R. K. Studentenvereenigng „Sanctus Thomas
Aquinas" te Amsterdam wordt gehouden, werd
ingezet met een kerkelijke plechtigheid.
Mgr. G. Brandsma heeft in de kerk van St.
Thomas van Aquine aan de Rijnstraat een pon
tificale Hoogmis opgedragen. Z. H. Exc. werd
door een aantal katholieke verkenners opge
wacht bij de R. K. school in de Rijnstraat en
vandaar geëscorteerd tot den ingang der kerk,
waar de Graalmeisjes een eerewacht hadden
gevormd.
In de kerk zelf werd Z. H. Exc. ingehaald
door den clerus, die hem begeleidde naar het
hoogaltaar.
Het zangkoor van de St. Thomaskerk zong
de Missa festiva van Jan Nielar.d op uitne
mende wijze.
Na afloop van de kerkelijke plechtigheid
zong het koor een door den heer B. Bak ge
toonzet gedicht van Guido Gezelle „O Jesu,
vol genaden".
De H. Mis werd door alle deelnemers van
het congres en verschillende leden van het
eerecomité bijgewoond.
De middagvergadering van Zondag werd we
derom gepresideerd door den heer C. J. Pouw
Jr., die na de aanwezigen te hebben verwel
komd (mgr. G. v. Velsen en Mgr. G. Brandsma
hadden ook ditmaal aan de bestuurstafel plaats
genomen) 't woord verleende aan den eersten
spreker van den middag, den zeereerw. Father
dg. H. Ahaus, die een inleiding zou houden
ov-er den missiesteun.
De missiesteun.
Spr gaf een overzicht van de missie-actie in
den loop der historie en wees erop, dat in de
19e eeuw, dit werk een nieuwen opbloei be
leefde. Echter, hoe groote vorderingen het toen
ook maakte, het bewustzijn van den missie
plicht drong nog niet genoegzaam en algemeen
door. Hierin is eerst verandering gekomen in
de twintigste eeuw, toen de Pausen zich zelf
aan het hoofd hebben gesteld van de katholieke
missieactie en deze door daden en geschriften
hebben bezield met een machtig élan.
Het missiewerk wordt veelal beschouwd als
een werk van medelijden. Maar het wordt tijd
dat wij ook leeren, het missiewerk te beschou
wen van het standpunt van God almachtig. De
heidenen zijn Zijn kinderen en door ons wil
Hij die menschen tot zich brengen. Wanneer
wij dan zien, dat er op de wereld nog duizend
millioen ongeloovigen zijn, dan moet het tot
ons doordringen, dat wij nog te kort schieten
in het vervullen van onzen missieplicht en dat
wij ons er niet van mogen afmaken, met het af
en toe geldelijk steunen van een missionaris.
Wij moeten het missiewerk beschouwen als een
plicht van loyaliteit jegens God.
De leuze „Hollandia docet" wordt vaak aan
geheven, maar laten wij daarbij bedenken, dat
wij nog niet de helft van de wereld met onze
missieactie beslaan. Millioenen ongeloovigen
over geheel de wereld kloppen aan de deur der
Kerk en verzoeken ons in de kerk te worden
opgenomen, maar er zijn geen priesters om hen
te helpen. Wat een groote verantwoordelijk
heid voor het Europeesch katholicisme, wan
neer duizenden door onze allergrootste schuld
verstoken blijven van de waarheid. Het tragi
sche is, dat het missiewerk zich prachtig uit
breidt, maar dat het gebrek aan missionarissen
eveneens stijgende is.
Er zijn landstreken, waarin op 20 millioen
menschen slechts één priester voorkomt. Is dit
eerlijk tegenover God en tegenover de men
schen? Bij het beantwoorden van die vraag,
bedenke men wel, dat missie een uiting is van
ons zieleleven.
In de missiegebieden werken de protestant-
sohe zendelingen naast de katholieke missiona
rissen en de wereldorganisatie van de Sovjets
werkt overal den missiearbeid tegen. De katho
lieke missionarissen zijn daarvoor niet be
vreesd, maar het zijn toch factoren, waarmee
rekening gehouden dient te worden en die den
missiesteun van alle katholieken tot een spoed-
eischende kwestie maken.
Katholieken, aldus besloot dr. Ahaus, de oogst
is groot maar de werklieden er weinigen. Vraagt
derhalve den Heer van den oogst dat hij zijn
werklieden zal zenden in Zijn wijngaard.
Na 'n korte pauze, waarin het trio van het
St. Ignatiuscollege weer van zijn artistieke
gaven deed blijken, was 't woord aan den zeer
eerw. pater dr. Jos Drehmans C.s.s.R. voor het
houden van een inleiding over den opbouw
der inlandsche kerken.
Inleiding Pater DrJos.
Drehmanns.
Het vraagstuk van den inlandschen clerus
is een veelomvattend vraagstuk, dat in
de encycliek „Rerum Ecclesiae" zeer diep
gaand wordt besproken. De opbouw der in
landsche kerken, de vorming van den inland
schen clerus, staat inderdaad in het middel
punt van dezen Pauselijken zendbrief.
Vorming van den inlandschen clerus is de
wezenlijke voorwaarde voor den opbouw van
de inlandsche kerken. Zoolang deze niet ge
vormd is en niet daadwerkelijk deelneemt aan
het missiewerk, bestaat de kerk als zoodanig
niet in de missiegebieden.
De inlandsche geestelijkheid is ook dédrom
voor het missiewerk van zoo groote beteekenis.
omdat haar leden spoediger en grooter ver
trouwen genieten van haar volksgenooten, dan
de vreemde missionarissen.
Vele missionarissen hebben zich vroeger
verzet tegen de vorming van een inlandschen
clerus en hun bezwaren waren ten deele ge
grond op practische moeilijkheden, ten deele
ook op door niets gewettigde vooroordeelen.
In „Rerum Ecclesiae" heeft Pius XI al deze
bezwaren afdoende ontzenuwd. Maar daarbij
is het niet gebleven. Onder leiding van kar
dinaal van Rossum z.g. geraakte het St. Petrus
liefdewerk tot grooten bloei, waardoor de
financieele moeilijkheden bij de vorming van
den inlandschen clerus voor een groot deel
konden worden overwonnen. Men kan thans
veilig zeggen, dat het slagen van den opbouw
der inlandsche kerken, afhankelijk is van den
bloei van het St. Petrus' liefdewerk. Talrijke
redenen voert de Paus in zijn encycliek aan,
waarom de vorming van inlandsche priesters
zoo noodzakelijk is. Behalve omdat de inland
sche priesters beter de behoeften en de zeden
van ;de inlandsche volkeren kennen dan de
buitenlandsche missionarissen, is de vorming
der inlandsche priesters noodzakelijk, omdat
zij het zijn, die, wanneer in de missiegebieden
nationale stroomingen de overhand krijgen,
zij het werk der buitenlandsche missionarissen
kunnen voortzetten, opdat aan de behoeften
voor het katholieke volk niet tekort worde
gedaan en tevens omdat er in Europa, waar de
meeste missionarissen vandaan komen, zelf
gebrek aan priesters bestaat.
Wij mogen er trotsch op zijn, aldus besloot
spr., dat het kleine Nederland zooveel heeft
bijgedragen tot den opbouw van de inland
sche kerken. Maar dit werk moet thans verder
worden uitgebreid, en daarvoor is de hulp, de
daadwerkelijke steun van de katholieke in-
tellectueelen onontbeerlijk. En daarom vooral
bestaat er reden om dit congres met vreugde
te begroeten als een bewijs van deze groeiende
belangstelling der intellectueele katholieken
Het eerste deel deker vergadering werd
evenals des morgens de pontiticale H. Mis
door den K.R.O. draadloos uitgezonden.
Des avonds om acht uur kwamen de congres
sisten opnieuw bijeen in de aula van liet St.
Ignatiuscollege.
Na de opening der bijeenkomst door den
voorzitter, den heer C. J. Pouw Jr., voerde het
trio van het St. Ignatiuscollege een andante van
Haydn uit en oogstte daarmede een hartelijk
en verdiend applaus van het talrijke publiek.
Het woord was onmiddellijk daarop aan den
Z.Eerw. pater prof. dr. Titus Brandsma O.Carm.,
hoogleeraar te Nijmegen, die in de Duitsche taal
een rede hield over het beschouwende klooster
leven in de missies.
Het beschouwende klooster
leven in de missies.
.Spr. betoogde dat in de missiën de aanbid
ding en verheerlijking Gods een zeer bijzon
dere plaats moest innemen en boven alles gaan;
daar gaat van een groep personen, die zich
daaraan geheel wijden, een buitengewoon groo
te invloed uit, niet het minst op den heiden,
die daaraan een nog hoogere beteekenis zal
hechten, dan wij reeds doen.
Is de eerste taak van het beschouwende
kloosterleven in de Missie het contemplatieve
leven als de hoogste uiting van Gods aanbid
ding en verheerlijking, de tweede is niet min
der voornaam en door Sint Thomas samengevat
in de woorden: contemplata aliis tradere ter
prediking gaan nadat men door de beschou
wing nieuw licht in den geest, nieuwe geest
drift in het hart deelachtig is geworden. De
Missionaris heeft die beschouwing noodig ter
verlichting van zijn verstand, tot begeestering
van zijn wil. De meeste missionarissen zijn of
reeds door gelofte kloosterling of leiden een
leven, waarin de kloosterlijke deugden een
eerste plaats innemen, maar zij leven te midden
van allerlei beslommeringen, hot is voor hen
vaak moeilijk, met een H. Catharina van Genua
een cel te bouwen in hun hart, maar zij moe
ten den zelfden geest bezitten. Omdat hun
leven hen zoo vaak van de voortdurende be
schouwing terughield, hebben zij de stichting
van kloosters, waarin daartoe door God geroe
pen personen zich geheel aan dit leven konden
wijden, met groote energie bevorderd om daar
door in hun Missie den geest der beschouwing
te doen voortleven en dien geest mede in te
ademen.
Het derde groote voordeel, door velen als het
eenige gezien, is: door het gebed en de over
weging Gods zegen over de Missie afsmeeken.
Ook hier moet men dit niet te eenzijdig zien.
God wil, dat de uiterlijke werkzaamheid zijn
missiewerk kenmerke en Hij vraagt van den mis
sionaris ingespannen arbeid en wil, dat velen in
Zijn wijngaard gaan om 't harde werk van den
oogst te verrichten. Maar tevens heeft Hij ge
wild, dat de Missionaris daarin niet alleen staat
en in zijn harde werk den steun kan ontvan
gen van gebed en goede werken, die Gods ge
nade, welke hij komt prediken en overbrengen,
uitstort in de harten zijner schapen. Er is in en
buiten de missie een leger noodig van werk
zame menschen, priesters, zusters, broeders,
leden van allerlei missie-genootschappen, van
medische missie, van propaganda, zelateurs en
zelatrices, maar daarnaast treedt nog een veel
grooter leger op van toegewijde zielen, die in
de stilte en in het verborgene bidden en het
God mogelijk maken. Zijn belofte te vervullen,
dat Hij met zijn apostelen zijn zal tot het einde
der tijden. In vereeniging met God moet het
missiewerk worden gedaan en zijn zegen moet
onophoudelijk daarover worden afgesmeekt.
Vooral een H. Teresia, de groote meesteres van
het geestelijk leven heeft het sociale karakter
van het beschouwende en mystieke leven op
den voorgrond geplaatst. Zij heeft in de Orde
van Carmel den geest van Apostolaat op de
heerlijkste wijze aoen herleven en in het bij
zonder in haar groote navolgster de H. Teresia
van Lisieux is die apostolische geest tot schit
terende openbaring gekomen. In de missiën
zelve is de stichting van zulke kloosters vaak
zeer moeilijk. Dit mag echter niet weerhouden,
er toe over te gaan, zoodra het eenigszins mo
gelijk is. Zulk een stichting doordringt de mis
sie van de apostolische gedachte, tot grooter
eenheid en inniger aansluiting bij het werk van
den missionaris. Zij zal ook geleidelijk Inwoners
van het missiegebied tot dit leven trekken.
Wij moeten de algemeene taak der beschou
wende Orden niet uit het oog verliezen, maar
evenzeer bedenken, hoe daarmede een stichting
in de eigen missiegebieden kan samengaan.
Kardinaal de Lavigerie wil zijn missiewerk
niet beginnen voor hij als grondslag daarvan te
Algiers een klooster van Carmelitessen had ge
sticht. Naar zijn voorbeeld lezen we telkens hoe
nu in deze dan in die missie zulk een klooster
wordt gesticht. Paus Benedictus gaf groote som
men om op Madagascar zulk een stichting mo
gelijk te maken en spoorde uitdrukkelijk tot
deze stichtingen aan. Met vreugde hooren wij,
dat te Batavia de stichting van een Clarissen
klooster, te Malang van een Carmelitessen-
klooster wordt voorbereid. De aanwijzing van
een H. Teresia van Lisieux tot algemeen Patro
nes der Missie-actie naast den H. Franciscus
Xaverius is een heerlijke aanwijzing hoe de
Kerk de uiterlijke en innerlijke Missie-actie
nauw verbonden wil zien en vooral de laatste
als den noodzakelijken steun van de eerste be
schouwt.
Moge in de missiën en in alle kringen, die
voor haar werken, onder de bescherming van
Maria de Moeder van het innerlijk leven deze
dubbele opvatting van het Missiewerk steeds
harmonisch opbloeien, aldus besloot spr. zijn
boeiende en belangwekkende inleiding.
Na afloop van deze rede, richtte een afgevaar
digde van den Missiebond van de Vlaamsche
studenten enkele woorden tot de vergadering.
Spr. bepleitte een nauwer contact van de stu
denten met de missionarissen en gaf voorts een
uiteenzetting van de manier waarop de missie-
bond van de Vlaamsche studenten dit doel na
streeft.
Na de pauze werd een Amerikaansche ver
koop georganiseerd.
De plechtige slotvergadering is gisteren
middag besloten met een plechtige bijeenkomst
in de groote zaal van het American-Hotel.
Deze vergadering werd opgeluisterd door de
tegenwoordigheid van H.H. H.H. E.E. mgr. J.
D. J. Aengenent, bisschop van Haarlem, mgr.
G. van Velsen, mgr. G. Brandsma en mgr. de
Backere.
Aanhankelijkheidsbetuiging
R, K .Studenten.
In zijn openingswoord richtte de voorzitter de
heer C. J. Pouw Jr. zich in het bijzonder tot
Z. H. Exc. mgr. Aengenent.
In dezen tijd, aldus spr., waarin het voor
komt, dat katholieken en onder hen zijn ook
enkele studenten zich verzetten tegen het
bisschoppelijk gezag, gevoel ik mij gedrongen
uit naam van de overgroote meerderheid der
katholieke studenten aan het Nederlandsche
Episcopaat onze aanhankelijkheid en onze
trouw te betuigen.
De organisatie der Missies.
Hierna ving de laatste inleider van het con
gres, de zeereerw. pater dr. Gregorius van
Breda O. M. Cap. zijn rede aan over de organi
satie der missies. Allereerst ging spr. na welk
de posities zijn, die het katholicisme inneemt
in de voornaamste missiegebieden als daar zijn
Japan, China, Indië en Afrika.
In Azië wordt de missie-arbeid voornamelijk
belemmerd door twee factoren, waarvan de
eerste is het Boedhisme, dat zich eenerzijds
tracht aan te passen bij de moderne levens
opvattingen en dat anderzijds zijn bekoring
blijft uitoefenen op den comtemplatieven aard
der Oosterlingen.
De tweede belemmerende factor is het com
munisme, dat zich in Oost-Azië snel ontwikkeld
heeft en een voortdurend groot gevaar be-
teekent voor de katholieke missiën. Daarbij
komt, dat het katholicisme in het Oosten nume
riek zoo weinig beteekent, dat het practisch
bijna geen invloed kan uitoefenen. Het bezit
geen eigen cultureele instellingen. Welke ge
ringe positie het katholicisme in het Oosten in
neemt, blijkt wel uit het feit, dat de Chineesche
encyclopaedic 64 bladzijden wijdt aan het Boe
dhisme, tien bladzijden aan het Malthusianisme,
vier bladzijden aan Christus en slechts een
halve bladzijde aan het Christendom. Ook het
feit, dat men in Japan een congres organiseert,
waarop de middelen worden besproken om
Europa te bekeeren tot het Boedhisme is in dit
verband veelzeggend. Intusschen hangt van het
welslagen van de katholieke missie in het verre
Oosten nagenoeg alles af. Het behoud of het
teloorgaan voor Christus van vierhonderd mil
lioen menschen hangt er van af. Maar tenslotte
gaat het ook om de ziel van Europa. Want
wanneer de katholieke missie in Oost-Azië niet
slaagt en het bolschewisme er zou zegevieren
zou onverbiddellijk het woord van Lenin in
v-rvulling gaan, die gezegd heeft, dat het com
munisme slechts via Azië, Europa zal kunnen
veroveren.
Ook in Engelsch-Indië is de toestand in menig
opzicht zorgelijk. Wanneer daar te eeniger tijd
de nationalistische stroomingen zoo sterk wor
den, dat het land onafhankelijk wordt en er
zijn geen leiders gevormd, die aan het katho
licisme de plaats kunnen inruimen, die het toe
komt, dan ziet het er voor het katholicisme in
Indië slecht uit.
Wat het zwarte werelddeel betreft, bolsche
wisme en liberalisme vechten daar om de eer
tijds zoo streng monotheïstische gezindheid van
de Noord-Afrikanen. Daarnaast worden de ne
gerstammen zich ervan bewust, dat zij er niet
zijn om het blanke ras te dienen, maar dat zij
recht hebben op eigen onafhankelijkheid. Afrika
roept om katholieke leiders voor den nieuwen
tijd, aldus besloot spr. De groote vraag is maar,
of wij aan dien roep tijdig en voldoende gehoor
zullen kunnen geven. Niet de kwantiteit, maar
de kwaliteit van de katholieken zal daarbij de
doorslaggevende factor zijn.
Slotwoord van Mgr. Aengenent.
Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop
van Haarlem, sprak hierop het slotwoord. Z. H.
E. geloofde wel uit naam van het geheeJe Ne
derlandsche Episcopaat te spreken, wanneer hij
den voorzitter dank bracht voor de betuiging
van aanhankelijkheid aan het kerkelijk gezag,
door dezen namens de overgroote meerderheid
der katholieke studenten geuit. Deze aanhanke
lijkheidsbetuiging, aldus vervolgde mgr., zal
ook buiten deze vergadering indruk maken.
Niet, dat ik ooit aan de trouw van de katho
lieke studenten aan het kerkelijk gezag heb
getwijfeld, maar het verheugt mij toch, dat ik
door de woorden van den voorzitter de beves
tiging heb gekregen van de overtuiging, dat in
de studentenwereld een geest van ware katho
liciteit en aanhankelijkheid aan het kerkelijk
gezag leeft.
Van harte wensch ik u allen geluk met het
resultaat van dit missiecongres, dat door geheel
katholiek Nederland met groote belangstelling
is gevolgd. Dit congres heeft bewezen, dat de
ijver voor de uitbreiding van het Godsrijk sterk
leeft in de katholieke studentenbeweging. Moge
dit congres er toe hebben bijgedragen, dat door
de voordrachten de sympathieke aandacht van
de Nederlandsche katholieken worde gevestigd
op de katholieke studentenmissie-actie.
Aan het slot van de vergadering ontvingen
alle aanwezigen knielend den bisschoppelijken
zegen. Daarmede was het Internationaal Studie-
Missiecongres ten einde.
Bezoeken aan den hoefsmid en de
KON. NED. HOOGOVENS STAALFABR.
Ertsaanvoer in November.
Reeds nu al is de ertsaanvoer voor het hoog-
ovenbedrijf te IJmuiden in November belang
rijker dan in dezelfde maand van 1932. Thans
bedraagt deze aanvoer bijna 44.000 tons tegen
30.500 tons gedurende de geheele maand Novem
ber van het vorig jaar.
De twee goedgekeurde wonderen.
Gelijk bekend is, eischt de Kerk voor de
Heiligverklaring van een Dienaar Gods, twee
wonderen, die na de Zaligverklaring moeten
zijn geschied. Dinsdag 14 November had in
tegenwoordigheid van Z.H. den Paus de laat
ste beraadslaging plaats, welke tijdens de offi-
cieele mededeeling van den Algemeen-Overste
der Salesianen tot de definitieve goedkeuring
leidde.
Het eerste wonder betreft een oude dame te
Rimini, zekere Annetta Macolini. Zij was lij
dende aan verschillende kwalen tegelijk: in
fluenza, bronchitis en longontsteking, waarbij
zich ten slotte een trombose had gevoegd,
waardoor een der beenen vreeselijk gezwollen
was. Iedereen zal toegeven, dat deze kwalen
alle met gewone menschelijke middelen te ge
nezen zijn. Maar een normale genezing ver-
eischt een bepaald tijdsverloop en moest in
dit geval uitgesloten worden geacht wegens
den hoogen leeftijd der zieke en de hevigheid
van de kwaal. Verschillende geneesheeren
hadden dan ook openlijk verklaard, dat er in
dit geval niet de minste hoop was op herstel.
Toen kwam de genezing even plotseling als
volledig. De dame had in vroeger jaren den
Zaligen Don Bosco (gestorven in 1888) persoon
lijk gekend en had steeds een groote vereering
voor hem getoond. Toen men haar had mede
gedeeld, dat de geneesheeren niet de minste
hoop overlieten op herstel, vroeg zij een plaatje
van Doh Bosco en legde dit vol vertrouwen
op het zieke been. Op datzelfde oogenblik was
zij volkomen genezen, niet alleen van de trom
bose, maar van al haar kwalen. De genezing
was zoo plotseling geweest, dat een der genees
heeren, die terstond geroepen was, zonder aar
zelen het geval een wonder durfde noemen en
dit in een wetenschappelijk rapport heeft uit
eengezet. Dit rapport werd door de Riten-
congregatie na een zeer nauwkeurig onder
zoek van deskundigen aanvaard.
Het tweede wonder had plaats te Turijn bij
de heilige overblijfselen van Don Bosco. Me
vrouw Catherina Polengo Lanfranchi uit Ber
gamo was dertig jaar lang lijdende geweest
aan chronische gewrichtsrheumatiek, welke
haar lichaam geheel misvormd had. Zij was
daardoor zoo hulpbehoevend geworden, dat
zij niet kon loopen of zich verplaatsen zonder
zich door twee dienstboden te doen onder
steunen. Zij was naar Lourdes gegaan om
aan Maria genezing te vragen, maar al had zij
daar ook veel vertroosting ondervonden, de
ziektetoestand was onveranderd gebleven. Op
de terugreis van Lourdes naar Bergamo in
Noord-Italië wilde zij te Turijn de voorspraak
van den Zaligen Don Bosco inroepen. Haar
vertrouwen werd beloond. Terwijl zij in vurig
gebed was neergeknield in de Basiliek van
Maria Hulp der Christenen, voor het altaar
waar het lichaam van Don Bosco in een glazen
kist wordt vereerd, gevoelde zij zich plotseling
volkomen genezen. Haar misvormd lichaam
was geheel normaal geworden, de pijnen en
gezwellen waren totaal verdwenen; zij kon
staan en zich zonder eenige hulp bewegen als
ieder ander. Tot de deskundigen, die werden
aangewezen om het geval te onderzoeken, be
hoorde de beroemde Professor Fomaca te
Turijn, die zonder voorbehoud verklaarde, dat
een zoo plotselinge genezing van gewrichts
rheumatiek niet op natuurlijke wijze is te ver
klaren. Zoozeer was de genezene veranderd,
ook uiterlijk, dat de familieleden en kennis
sen te Bergamo haar bijna niet herkenden.
De dag der a.s. Heiligverklaring van Don
Bosco staat nog niet vast, maar wordt in Maart
of April 1934 verwacht. Ongetwijfeld zullen
vele Don Bosco-vrienden deze zeldzame plech-
tigheid willen meemaken. Wij herinneren er
tevens aan, dat prentjes, levenstoeschrijvingen
enz. van Don Bosco verkrijgbaar zijn bij de
Missie-procure te Den Haag (Dr. Ch. Dury,
Salesiaan, Missieprocure, Dr. Kuijperstraat 12,
Den Haag).
RELIEKEN VAN MARTELAREN TE ROME
Naar een V.D.-bericht uit Rome meldt, zijn
Zondagmiddag te Rome, in een plechtige pro
cessie, waarbij een groot aantal geloovigen aan
wezig was, naar de nieuwe altaren van de St.
Agatha-kerk de gebeentea overgebracht van
een aantal Grieksche martelaren, welke gevon
den waren bij het afbreken van het hoofd
altaar van die kerk.
Het zijn de relieken van de leden van één
gezin, waarbij een kind van zes jaar, die onder
keizer Valerianus, niet ver van de huidige St.
Agathakerk, den marteldood stierven.
De Zeereerw. heer A. A. Oomen pastoor der
parochie van den H. Petrus Stoel te Antiochie
Eindhoven—Woensel is gisterenmiddag voor
zien van de H. H. Sacramenten der Sterven
den.
DE JANTJES ALS FILM-
In de studio's van de „Cinetone" te Amster
dam wordt op het oogenblik druk gewerkt aan
de verfilming van „De Jantjes". Men is inmid
dels reeds zoover gekomen, dat men thans met
zekerheid kan zeggen, dat de film tegen Kerst
mis de première zal beleven, waarschijnlijk ge
lijktijdig in het Tuschinsky-theater te Amster
dam en het City Theater te Den Haag.
Toen wij dezer dagen een bezoek brachten
aan de studio's was het bedrijf in vollen gang.
Een der zalen was ingericht door den decora
teur H. Leder Stecher als een Jordaansche
kroeg en danszaal. Langs de wanden en aan de
toonbank zaten een aantal Jordaansche jongens
en meisjes, terwijl het middenvak gevuld was
door technici, tooneelspelers enz. Nadat de re
gisseur Jaap Speyer een teeken had gegeven
ontbrandden aan alle kanten de groote lam
pen, terwijl claxonstooten, die door het geheele
gebouw daverden, absolute stilte inluidden.
Cissy van Bennekom, die de rol van Doortje
speelt, herhaalde, terwijl ieder en niet in 't minst
de fel meelevende Jordaansche figuranten cri-
tisch en gespannen meeluisterden, eenige zin
nen. Een korte scène slechts, die op het doek
misschien bijna ongemerkt zal voorbijflitsen,
werd vele malen herhaald, voordat de regis
seur, geluidstechnici en camera man tevreden
waren. Fientje de la Mar speelde samen met
Joh. Kaart een scène en zong daarin het liedje
„Je moet niet huilen". Terwijl de figuranten
langs de muren elders en Jan van Ees, Joh.
Kaart, Henriette Davids en Sylvian Poons ge
zamenlijk aan een cafétafeltje zaten, kwam
Fientje de la Mar op, zong enher
haalde en eindelijk was het goed.
Tijdens de middagpauze vroegen wij enkele
medespelenden naar hun meening.
Henriette Davids verklaarde ronduit: „Ik
vind het heerlijk om voor de film te spelen,
het vereischt een ongewone gespannenheid, je
moogt geen fout begaan en je moet de tech
niek tot in de puntjes beheerschen."
Fientje de la Mar vond het prettig, maar
lastig. „Het afschuwelijkste is, dat je aanhou
dend moet herhalen en dan die man die
steeds achter je staat om weer een laag poe
der over je gezicht te strijken, omdat de lam
pen er alles in een ommezien afbranden".
Tenslotte kunnen wij nog mededeel en, dat
Sophie Klein de rol van „Blonde Greet" zal
spelen in de plaats van mevr. Beppie de Vries.
OM WAKKER TE WORDEN.
Als een bijzonderheid kan worden vermeld,
dat een viertal Culemborgsehe zwemmers nog
iederen morgen een bad neemt in de rivier de
Lek.
voormalige pastorie te Oosterland
Gistermiddag heeft de exkroonprins van
Duitschland, Wilhelm per auto een bezoek ge
bracht aan Wieringen. De ex-kroonprins was
vergezeld van de heeren Wolck en Coumou, de
laatste opzichter van den rijkswaterstaat te Am
sterdam. Per auto van Doorn gekomen, begaf
men zich naar burgemeester Kolff, waar de
lunch werd gebruikt. Vandaar werd gereden
naar den hoefsmid van Wieringen, den heer J.
Luyt, terwijl ook een bezoek werd gebracht aan
de voormalige pastorie te Oosterland, destijds
de woning van den Duitschen ex-kroonprins.
Tenslotte werd nog een bezoek gebracht aan
de Zuiderzeewerken op den Oever, waar ir.
Ringeling de gasten rondleidde* terwijl ook de
Wieringermeerpolder een beurt kreeg o.m. de
dorpen Slootdorp en de Terp.
Om ongeveer 5 uur werd van Wieringen ver
trokken naar Amsterdam, vanwaar de ex-kroon
prins met den trein van half 8 naar Duitschland
terugkeerde.
Middenstanders teleurgesteld door
standpunt van den minister
In de laatstgehouden vergadering van de
Commissie van Overleg uit de drie Nederland
sche Middenstandsbonden heeft het door den
Minister van Economische Zaken gegeven ant
woord op de vragen van het lid der Tweede
Kamer ^ler Staten-Generaal, den heer Mr. J. A.
G. M. Van Hellenberg Hubar, inzake de vesti
ging van buitenlandsche ondernemers in Ne
derland, een punt van ernstige bespreking uit
gemaakt.
De drie Nederlandsche Middenstandsbonden
kwamen daarbij tot de conclusie, dat het ge
vaar, dat aan het bedoelde verschijnsel voor
den middenstand verbonden is, grooter moet
worden geacht, dan de Minister blijkbaar
meent. Van tal van zijden hebben de Bonden
verzoeken bereikt om op ingrijpende maatre
gelen aan te dringen en het laat zich aanzien,
dat zoodra het wetsontwerp tot wering van
vreemde arbeidskrachten zal zijn aanvaard, de
neiging om door het uitoefenen van handel of
bedrijf toch in zijn onderhoud te voorzien bij
de betrokken vreemdelingen sterk zal toene
men. Dientengevolge wordt de toevloed naar
het middenstandsbedrijf vergroot, hetgeen on
der de gegeven omstandigheden waarvan de
moeilijkheden ongetwijfeld bekend zijn fu
nest moet worden geacht.
De Middenstandsbonden zijn dan ook erover
teleurgesteld, dat de Minister een afwachtende
houding wil aannemen. Zij vreezen, dat het
euvel daardoor dusdanig zal toenemen, dat het
op een later tijdstip niet meer te keeren zal
zijn. Juist in deze kunnen preventieve maat
regelen uitnemend werken.
In de vergadering van de Commissie van
Overleg werd het denkbeeld geopperd voor de
onderhavige moeilijkheden een oplossing te
zoeken in een verplichte inschrijving in het
Handelsregister van alle buitenlandsche on
dernemingen, zonder eenige restrictie. Hierdoor
krijgt men niet alleen een juist beeld van de
fluctuaties in het aantal buitenlandsche onder
nemingen, doch heeft men bovendien een basis
voor een eventueele wettelijke beperkende re
geling. Immers zou men deze inschrijvingen
kunnen contingenteeren dan wel geheel kun
nen stop zetten, zoodra een bepaalde grens be
reikt is. Uiteraard dient dan nog te worden
voorgeschreven, dat buitenlanders geen bedrijf
hier te lande mogen uitoefenen, indien zij niet
ingeschreven zijn in het Handelsregister.
Terwijl dit denkbeeld den Minister in wel
willende overweging wordt aanbevolen, ver
zoeken de Bonden met aandrang om alsnog lot
een meer positief optreden te willen besluiten.
De Pander-postjager heeft gisteren voor de
eerste maal een proefvlucht van langen duur
boven ons land gemaakt. Bestuurd door Asjes
en Geyssendorfer en verder met den mecanicien
marconist van Straten en dr. ir. H. J. van der
Maas. van den Rijksstudiedienst voor de lucht
vaar steeg het toestel gisterenmorgen te 8.25
uur van Schiphol op, om te 15.28 uur op het
militaire gedeelte van het vliegveld te dalen.
Het toestel was toen precies 7 uur en 3 minu
ten in de lucht geweest.
Luitenant Asjes bleek zeer enthousiast te
zijn over het toestel. „Het geeft je geen idee
van de snelheid" zei hij, „als het, zooals wij,
in enkele uren zoo over heele stukken van
het land vliegt. Vlak na ons vertrek zaten wij
boven den Helder. Over de eilanden naar Bor-
kum en dan naar Groningen en Eelde. En
schede, Deventer, Arnhem, Nijmegen, het
schiet alles onder je weg. Boven Roermond
kwamen we in een sneeuwstormbui te zitten
en betrekkelijk kort na boven Borkum te heb
ben gezweefd zaten we laag boven Maastricht.
Over Bergen op Zoom en Vlissingen naar Rot
terdam, Den Haag, Leiden, Soesterberg, boven
Schiphol, weer naar boven toe langs de Zui
derzeekust, nog eens boven Soesterberg alsof
het geen afstanden zijn".
Naar schatting heeft het toestel in de 7 uur
dat het in de lucht was een kleine 2000 K.M.
afgelegd.
Ir. Van der Maas verklaarde, dat naar zijn
meening het toestel aan alle eischen, die er
aan gesteld konden worden voldeed. Natuurlijk
vond men tijdens het vliegen altijd wel eenige
dingen, die verbeterd kunnen worden. Het toe
stel was geladen met het maximum gewicht
van 5500 K.G. Het had de maximum brandstof
voorraad van 2050 liter benzine aan boord,
waarvan nog een groote hoeveelheid hoeveel
precies kon niet onmiddellijk worden nage
gaan na de landing over was. Men heeft op
verschillende hoogten proeven genomen ten
aanzien van snelheid en brandstofverbruik. De
snelheden waarmee gevlogen werd varieeren
van 250 tot 360 K.M. per uur. De start had
een vlot verloop. Het volbeladen toestel was
in 22 seconden los van den grond. De startbaan
zal ruim 300 meter zijn geweest.
De door de N.S.F. geleverde radioinstallatie
heeft uitstekend voldaan. Van den grond af
heeft men met verschillende buitenlandsche
stations kunnen werken. Gedurende geheel de
vlucht heeft men het toestel op Schiphol zeer
duidelijk gehoord, terwijl de marconist van
Straaten niet alleen met alle Nederlandsche
grondstations, maar ook met Croydon, Malmö,
Hamburg en andere buitenlandsche stations
heeft kunnen werken.
Algemeen neemt men aan, dat aan een ver
trek van den „Postjager" naar Indië in het
midden van de maand December geen bezwa
ren meer in den weg zullen staan.
KON. CONSERVATORIUM VOOR MUZIEK.
's-GRAVENHAGE, 27 November. Aan het Kon.
Conservatorium voor muziek zijn geslaagd voor
diploma-examen piano (onderwijskunst): mej.
Li. Fonteljn en de heer H. Wanna.
DE NOOD IN ONS MIJNBEDRIJF.
In een Zondag te Heerlen gehouden besturen-
conferentie van den Ned. R. K. Mijnwerkers-
bond is na breedvoerige discussie goedgekeurd
het program van actie, dat aan de contactcom
missie is toegezonden.
In verband met den toestand der werkloozen-
kas werd besloten de contributie met vijf cent
per week te verhoogen.
In zijn laatste groote rede in de Kamer zeide
Minister van Schaik over het bovenstaande
onderwerp letterlijk het volgende:
„Verschillende geachte afgevaardigden heb
ben het woord gevoerd over wat genoemd is
de zedenverwildering. Ik weet niet, of het
woord wel zoo gelukkig gekozen is; ik heb
eenig bezwaar tegen dat woord, omdat men
daaruit zou kunnen afleiden, dat het peil van
de zedelijkheid in ons land eigenlijk sterk da
lende is. Ik zou een dergelijke krasse stelling
niet geheel voor mijn rekening willen nemen,
maar anderzijds moet ik wel doen opmerken,
dat de daling van de criminaliteit, zooals de
heer van der Heide aanvoerde, toch geen be
wijs is, dat er geen ontaarding van de zeden
zou zijn. Anderzijds heb ik ook wel bemerkt
aan dien geachten afgevaardigde, dat ook hij
in ons land constateert een daling van de
sexueele moraal, zooals hij het noemde. Er is
speciaal gewezen op de strandbaden en de zg.
natuurbaden en op hetgeen in de badplaatsen
geschiedt. Ik gun iemand gaarne gezondheid
en levenskracht, en ook de vrije natuur, maar
wat op dit gebied plaats vindt, vooral de zoo
genaamde gemengde zonnebaden, vind ik min
of meer grove en weerzinwekkende vermaken.
Men zou te ver gaan deze vermaken steeds on
zedelijk te noemen, maar zij zijn plat en min
derwaardig. Ik denk wel eens: tot welk laag
peil moeten sommige menschen gezonken zijn,
dat zij zich op die manier, nog wel in het
openbaar, kunnen vertoonen en ook man en
vrouw in elkanders gezelschap willen zijn. Dat
daartegen maatregelen noodig zijn, deel ik ten
zeerste met de verschillende geachte afgevaar
digden, die hierover hebben gesproken. Intus
schen, zooals ook hier wel wordt toegegeven,
is het de groote vraag, of die maatregelen nu
juist moeten uitgaan van het Departement van
Justitie. Voor zoover er strafbare feiten ge
pleegd worden, heb ik natuurlijk toe te zien,
dat bekeuringen en vervolgingen plaats vinden.
Of nog speciale strafmaatregelen noodig zijn,
waag ik op het oogenblik nog in beraad te
houden. Het komt mij voor, dat de plaatselijke
Overheid veel meer gelegenheid heeft en veel
meer in staat is om voor een behoorlijke re
glementeering, ook van het badleven, te zor
gen, zoodat daar geen misbruiken plaats vin
den. In dit opzicht zullen de gemeentelijke
autoriteiten ook gezien hetgeen er reeds te
doen is geweest over dit punt, voortaan zeker
wel de noodige diligentie betrachten.
Voorts moef men er in dit opzicht wel reke
ning mede houden, dat de Overheid niet alles
kan doen. Er wordt vaak gesproken over ze-
delooze kleeding. Och, Mijnheer de Voorzitter,
het kwaad schuilt niet zoozeer in de kleeding
als wel in degenen, die die kleeding dragen.
De mentaliteit van degenen, die dergelijke
kleeding dragen, deugt niet. Men kan nu wel
het dragep van bepaalde kleedingstukken ver
bieden, maar dan wordt men toch achterhaald
door het feit, dat de dragers en draagsters
daardoor niet van gezindheid veranderen en
den volgenden dag de mode iets verzint dkt
buiten de wet valt. Daarom zal een zedelijke
vernieuwing in hoofdzaak moeten uitgaan van
de maatschappij zelf. Daartoe kunnen wij allen
bijdragen, ook de kerkgenootschappen en ver
schillende jeugd- en andere vereenigingen, die
zich op dit terrein bewegen, kunnen daartoe
medewerken. Ik geloof, dat, wanneer men op
die wijze er naar streeft de zedelijkheid te
bevorderen, men verder komt dan met nieuwe
strafbepalingen, welke ten slotte toch altijd
dreigen te zijn bepalingen, welke achterhaald
worden door nieuwe misbruiken. Intusschen,
voor zoover het mogelijk is, kan men op mijn
medewerking ook in wetgevenden vorm reke
nen om de gevaren, welke er ontstaan, ook voor
jeugd, zooals de geachte afgevaardigde de
heer Terpstra te recht heeft opgemerkt, te be
teugelen.
Bij de verdediging van zijn begrooting sprak
de minister van Justitie, Mr. van Schaik, ook
over de doodstraf. Wij geven hierbij de be
trokken passage in lettellijken tekst.
Mijnheer de Voorzitter! Aan de orde is ge
weest de doodstraf. Ik zal er niet heel veel van
zeggen. De heer Zandt zelf is dezen keer ook
heel kort geweest in de verdediging van de
doodstraf.
Ik ben het met dien geachten afgevaardigde
niet eens, dat de invoering van de doodstraf
een eisch zou zijn van Gods Woord, zooals hij
dat uitdrukt. Ik respecteer natuurlijk volko
men zijn overtuiging, de mijne is het niet, dat
het een eisch zou zijn van Gods Woord, de
doodstraf in te voeren. Ik stel mij op het stand
punt, dat het de Overheid geoorloofd is de
doodstraf in te voeren. Het strafrecht is op
zichzelf een doelmatigheidsinstituut. Wanneer
de handhaving van de rechtsorde, onderdruk
king en voorkoming van misdrijven noodzake
lijk zoude meebrengen de doodstraf in te voe
ren. zou het moeten gebeuren. Op het oogen
blik zie ik daartoe geen enkele reden. Ik zie
niet in, in hoeverre de rechtsorde, de belangen
van de maatschappij daarbij op dit moment
gebaat zouden zijn.
Ik zal nu niet ingaan op de groote practische
bezwaren, die aan de doodstraf verbonden zijn.
Ze zijn niet gering. Het onderwerp is te diep
om dit bij deze gelegenheid tot zijn recht te
doen komen. Dit wil ik nog slechts zeggen, dat
men toch wel uitermate voorzichtig moet zijn
vóór en aleer men er weer toe overgaat de
mogelijkheid in het leven te roepen van het
opleggen van een straf, waarvan men lang niet
zeker is, dat zij eenig nuttig effect zal kunnen
stichten en waarvan de gevaren onmiskenbaar
zijn. Dit ligt buiten den gezichtskring van den
heer Zandt. Het gaat bij hem niet om het stich
ten van nut. Hij stelt zich op het standpunt:
het is een eisch van Gods Woord, maar daarom
valt er voor mij dan ook moeilijk met hem te
redeneeren.
Mijnheer de Voorzitter! Het spreekt vanzelf,
dat hieruit voortvloeit, dat ik niet geheel en al
mee kan gaan met den heer Drop, die van mij
de verklaring zou willen hebben, dat ik, onder
welke omstandigheden ook, niet tot de invoe
ring van de doodstraf zal medewerken.
Ik hoop, dat ik het nooit zal behoeven te
doen, maar daaromtrent kan ik geen volmaak
te zekerheid geven. Dat zal van den tijd en van
de omstandigheden afhangen.
De „Rijstvogel" (thuisreis) is uit Djask ver
trokken en te Bagdad aangekomen.
De „Snip" (uitreis) is in Djask aange
kómen.