DE INTELLECTUEELEN EN HET MISSIEWERK. DINSDAG 28 NOVEMBER 1933 MISSIESTEUN EN INLANDSCHE CLERUS. Taak van belang van beschouwend kloosterleven. Het congres der A. R. K. S. M. A. MIDDAGVERGADERING. A VONDVERGADERING. PLECHTIGE SLOTZITTING. Mgr. Aengenent spreekt de vergadering toe. DE EX-KROONPRINS OP VIERINGEN. Ontvangst ten huize van burgemeester Kolff. NAAR DE HEILIGVERKLARING VAN DON BOSCO. PASTOOR A. A. OOMEN. VESTIGING VAN BUITENLANDSCHE ONDERNEMERS. DE PROEFVLUCHT VAN DE „POSTJAGER". Snelheden van 250 tot 360 K.M per uur. De vlucht naar Indië half December. MINISTER VAN SCHAIK OVER DE ZEDENONTAARD1NG MINISTER VAN SCHAIK EN DE DOODSTRAF, INDISCHE POSTVLUCHTEN. De ajdeeling „malaria" op de tentoonstelling van het R. K. Missie^tudie-congres De tweede dag van het Int. Katholiek studie- missiecongres dat onder de auspiciën van de R. K. Studentenvereenigng „Sanctus Thomas Aquinas" te Amsterdam wordt gehouden, werd ingezet met een kerkelijke plechtigheid. Mgr. G. Brandsma heeft in de kerk van St. Thomas van Aquine aan de Rijnstraat een pon tificale Hoogmis opgedragen. Z. H. Exc. werd door een aantal katholieke verkenners opge wacht bij de R. K. school in de Rijnstraat en vandaar geëscorteerd tot den ingang der kerk, waar de Graalmeisjes een eerewacht hadden gevormd. In de kerk zelf werd Z. H. Exc. ingehaald door den clerus, die hem begeleidde naar het hoogaltaar. Het zangkoor van de St. Thomaskerk zong de Missa festiva van Jan Nielar.d op uitne mende wijze. Na afloop van de kerkelijke plechtigheid zong het koor een door den heer B. Bak ge toonzet gedicht van Guido Gezelle „O Jesu, vol genaden". De H. Mis werd door alle deelnemers van het congres en verschillende leden van het eerecomité bijgewoond. De middagvergadering van Zondag werd we derom gepresideerd door den heer C. J. Pouw Jr., die na de aanwezigen te hebben verwel komd (mgr. G. v. Velsen en Mgr. G. Brandsma hadden ook ditmaal aan de bestuurstafel plaats genomen) 't woord verleende aan den eersten spreker van den middag, den zeereerw. Father dg. H. Ahaus, die een inleiding zou houden ov-er den missiesteun. De missiesteun. Spr gaf een overzicht van de missie-actie in den loop der historie en wees erop, dat in de 19e eeuw, dit werk een nieuwen opbloei be leefde. Echter, hoe groote vorderingen het toen ook maakte, het bewustzijn van den missie plicht drong nog niet genoegzaam en algemeen door. Hierin is eerst verandering gekomen in de twintigste eeuw, toen de Pausen zich zelf aan het hoofd hebben gesteld van de katholieke missieactie en deze door daden en geschriften hebben bezield met een machtig élan. Het missiewerk wordt veelal beschouwd als een werk van medelijden. Maar het wordt tijd dat wij ook leeren, het missiewerk te beschou wen van het standpunt van God almachtig. De heidenen zijn Zijn kinderen en door ons wil Hij die menschen tot zich brengen. Wanneer wij dan zien, dat er op de wereld nog duizend millioen ongeloovigen zijn, dan moet het tot ons doordringen, dat wij nog te kort schieten in het vervullen van onzen missieplicht en dat wij ons er niet van mogen afmaken, met het af en toe geldelijk steunen van een missionaris. Wij moeten het missiewerk beschouwen als een plicht van loyaliteit jegens God. De leuze „Hollandia docet" wordt vaak aan geheven, maar laten wij daarbij bedenken, dat wij nog niet de helft van de wereld met onze missieactie beslaan. Millioenen ongeloovigen over geheel de wereld kloppen aan de deur der Kerk en verzoeken ons in de kerk te worden opgenomen, maar er zijn geen priesters om hen te helpen. Wat een groote verantwoordelijk heid voor het Europeesch katholicisme, wan neer duizenden door onze allergrootste schuld verstoken blijven van de waarheid. Het tragi sche is, dat het missiewerk zich prachtig uit breidt, maar dat het gebrek aan missionarissen eveneens stijgende is. Er zijn landstreken, waarin op 20 millioen menschen slechts één priester voorkomt. Is dit eerlijk tegenover God en tegenover de men schen? Bij het beantwoorden van die vraag, bedenke men wel, dat missie een uiting is van ons zieleleven. In de missiegebieden werken de protestant- sohe zendelingen naast de katholieke missiona rissen en de wereldorganisatie van de Sovjets werkt overal den missiearbeid tegen. De katho lieke missionarissen zijn daarvoor niet be vreesd, maar het zijn toch factoren, waarmee rekening gehouden dient te worden en die den missiesteun van alle katholieken tot een spoed- eischende kwestie maken. Katholieken, aldus besloot dr. Ahaus, de oogst is groot maar de werklieden er weinigen. Vraagt derhalve den Heer van den oogst dat hij zijn werklieden zal zenden in Zijn wijngaard. Na 'n korte pauze, waarin het trio van het St. Ignatiuscollege weer van zijn artistieke gaven deed blijken, was 't woord aan den zeer eerw. pater dr. Jos Drehmans C.s.s.R. voor het houden van een inleiding over den opbouw der inlandsche kerken. Inleiding Pater DrJos. Drehmanns. Het vraagstuk van den inlandschen clerus is een veelomvattend vraagstuk, dat in de encycliek „Rerum Ecclesiae" zeer diep gaand wordt besproken. De opbouw der in landsche kerken, de vorming van den inland schen clerus, staat inderdaad in het middel punt van dezen Pauselijken zendbrief. Vorming van den inlandschen clerus is de wezenlijke voorwaarde voor den opbouw van de inlandsche kerken. Zoolang deze niet ge vormd is en niet daadwerkelijk deelneemt aan het missiewerk, bestaat de kerk als zoodanig niet in de missiegebieden. De inlandsche geestelijkheid is ook dédrom voor het missiewerk van zoo groote beteekenis. omdat haar leden spoediger en grooter ver trouwen genieten van haar volksgenooten, dan de vreemde missionarissen. Vele missionarissen hebben zich vroeger verzet tegen de vorming van een inlandschen clerus en hun bezwaren waren ten deele ge grond op practische moeilijkheden, ten deele ook op door niets gewettigde vooroordeelen. In „Rerum Ecclesiae" heeft Pius XI al deze bezwaren afdoende ontzenuwd. Maar daarbij is het niet gebleven. Onder leiding van kar dinaal van Rossum z.g. geraakte het St. Petrus liefdewerk tot grooten bloei, waardoor de financieele moeilijkheden bij de vorming van den inlandschen clerus voor een groot deel konden worden overwonnen. Men kan thans veilig zeggen, dat het slagen van den opbouw der inlandsche kerken, afhankelijk is van den bloei van het St. Petrus' liefdewerk. Talrijke redenen voert de Paus in zijn encycliek aan, waarom de vorming van inlandsche priesters zoo noodzakelijk is. Behalve omdat de inland sche priesters beter de behoeften en de zeden van ;de inlandsche volkeren kennen dan de buitenlandsche missionarissen, is de vorming der inlandsche priesters noodzakelijk, omdat zij het zijn, die, wanneer in de missiegebieden nationale stroomingen de overhand krijgen, zij het werk der buitenlandsche missionarissen kunnen voortzetten, opdat aan de behoeften voor het katholieke volk niet tekort worde gedaan en tevens omdat er in Europa, waar de meeste missionarissen vandaan komen, zelf gebrek aan priesters bestaat. Wij mogen er trotsch op zijn, aldus besloot spr., dat het kleine Nederland zooveel heeft bijgedragen tot den opbouw van de inland sche kerken. Maar dit werk moet thans verder worden uitgebreid, en daarvoor is de hulp, de daadwerkelijke steun van de katholieke in- tellectueelen onontbeerlijk. En daarom vooral bestaat er reden om dit congres met vreugde te begroeten als een bewijs van deze groeiende belangstelling der intellectueele katholieken Het eerste deel deker vergadering werd evenals des morgens de pontiticale H. Mis door den K.R.O. draadloos uitgezonden. Des avonds om acht uur kwamen de congres sisten opnieuw bijeen in de aula van liet St. Ignatiuscollege. Na de opening der bijeenkomst door den voorzitter, den heer C. J. Pouw Jr., voerde het trio van het St. Ignatiuscollege een andante van Haydn uit en oogstte daarmede een hartelijk en verdiend applaus van het talrijke publiek. Het woord was onmiddellijk daarop aan den Z.Eerw. pater prof. dr. Titus Brandsma O.Carm., hoogleeraar te Nijmegen, die in de Duitsche taal een rede hield over het beschouwende klooster leven in de missies. Het beschouwende klooster leven in de missies. .Spr. betoogde dat in de missiën de aanbid ding en verheerlijking Gods een zeer bijzon dere plaats moest innemen en boven alles gaan; daar gaat van een groep personen, die zich daaraan geheel wijden, een buitengewoon groo te invloed uit, niet het minst op den heiden, die daaraan een nog hoogere beteekenis zal hechten, dan wij reeds doen. Is de eerste taak van het beschouwende kloosterleven in de Missie het contemplatieve leven als de hoogste uiting van Gods aanbid ding en verheerlijking, de tweede is niet min der voornaam en door Sint Thomas samengevat in de woorden: contemplata aliis tradere ter prediking gaan nadat men door de beschou wing nieuw licht in den geest, nieuwe geest drift in het hart deelachtig is geworden. De Missionaris heeft die beschouwing noodig ter verlichting van zijn verstand, tot begeestering van zijn wil. De meeste missionarissen zijn of reeds door gelofte kloosterling of leiden een leven, waarin de kloosterlijke deugden een eerste plaats innemen, maar zij leven te midden van allerlei beslommeringen, hot is voor hen vaak moeilijk, met een H. Catharina van Genua een cel te bouwen in hun hart, maar zij moe ten den zelfden geest bezitten. Omdat hun leven hen zoo vaak van de voortdurende be schouwing terughield, hebben zij de stichting van kloosters, waarin daartoe door God geroe pen personen zich geheel aan dit leven konden wijden, met groote energie bevorderd om daar door in hun Missie den geest der beschouwing te doen voortleven en dien geest mede in te ademen. Het derde groote voordeel, door velen als het eenige gezien, is: door het gebed en de over weging Gods zegen over de Missie afsmeeken. Ook hier moet men dit niet te eenzijdig zien. God wil, dat de uiterlijke werkzaamheid zijn missiewerk kenmerke en Hij vraagt van den mis sionaris ingespannen arbeid en wil, dat velen in Zijn wijngaard gaan om 't harde werk van den oogst te verrichten. Maar tevens heeft Hij ge wild, dat de Missionaris daarin niet alleen staat en in zijn harde werk den steun kan ontvan gen van gebed en goede werken, die Gods ge nade, welke hij komt prediken en overbrengen, uitstort in de harten zijner schapen. Er is in en buiten de missie een leger noodig van werk zame menschen, priesters, zusters, broeders, leden van allerlei missie-genootschappen, van medische missie, van propaganda, zelateurs en zelatrices, maar daarnaast treedt nog een veel grooter leger op van toegewijde zielen, die in de stilte en in het verborgene bidden en het God mogelijk maken. Zijn belofte te vervullen, dat Hij met zijn apostelen zijn zal tot het einde der tijden. In vereeniging met God moet het missiewerk worden gedaan en zijn zegen moet onophoudelijk daarover worden afgesmeekt. Vooral een H. Teresia, de groote meesteres van het geestelijk leven heeft het sociale karakter van het beschouwende en mystieke leven op den voorgrond geplaatst. Zij heeft in de Orde van Carmel den geest van Apostolaat op de heerlijkste wijze aoen herleven en in het bij zonder in haar groote navolgster de H. Teresia van Lisieux is die apostolische geest tot schit terende openbaring gekomen. In de missiën zelve is de stichting van zulke kloosters vaak zeer moeilijk. Dit mag echter niet weerhouden, er toe over te gaan, zoodra het eenigszins mo gelijk is. Zulk een stichting doordringt de mis sie van de apostolische gedachte, tot grooter eenheid en inniger aansluiting bij het werk van den missionaris. Zij zal ook geleidelijk Inwoners van het missiegebied tot dit leven trekken. Wij moeten de algemeene taak der beschou wende Orden niet uit het oog verliezen, maar evenzeer bedenken, hoe daarmede een stichting in de eigen missiegebieden kan samengaan. Kardinaal de Lavigerie wil zijn missiewerk niet beginnen voor hij als grondslag daarvan te Algiers een klooster van Carmelitessen had ge sticht. Naar zijn voorbeeld lezen we telkens hoe nu in deze dan in die missie zulk een klooster wordt gesticht. Paus Benedictus gaf groote som men om op Madagascar zulk een stichting mo gelijk te maken en spoorde uitdrukkelijk tot deze stichtingen aan. Met vreugde hooren wij, dat te Batavia de stichting van een Clarissen klooster, te Malang van een Carmelitessen- klooster wordt voorbereid. De aanwijzing van een H. Teresia van Lisieux tot algemeen Patro nes der Missie-actie naast den H. Franciscus Xaverius is een heerlijke aanwijzing hoe de Kerk de uiterlijke en innerlijke Missie-actie nauw verbonden wil zien en vooral de laatste als den noodzakelijken steun van de eerste be schouwt. Moge in de missiën en in alle kringen, die voor haar werken, onder de bescherming van Maria de Moeder van het innerlijk leven deze dubbele opvatting van het Missiewerk steeds harmonisch opbloeien, aldus besloot spr. zijn boeiende en belangwekkende inleiding. Na afloop van deze rede, richtte een afgevaar digde van den Missiebond van de Vlaamsche studenten enkele woorden tot de vergadering. Spr. bepleitte een nauwer contact van de stu denten met de missionarissen en gaf voorts een uiteenzetting van de manier waarop de missie- bond van de Vlaamsche studenten dit doel na streeft. Na de pauze werd een Amerikaansche ver koop georganiseerd. De plechtige slotvergadering is gisteren middag besloten met een plechtige bijeenkomst in de groote zaal van het American-Hotel. Deze vergadering werd opgeluisterd door de tegenwoordigheid van H.H. H.H. E.E. mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van Haarlem, mgr. G. van Velsen, mgr. G. Brandsma en mgr. de Backere. Aanhankelijkheidsbetuiging R, K .Studenten. In zijn openingswoord richtte de voorzitter de heer C. J. Pouw Jr. zich in het bijzonder tot Z. H. Exc. mgr. Aengenent. In dezen tijd, aldus spr., waarin het voor komt, dat katholieken en onder hen zijn ook enkele studenten zich verzetten tegen het bisschoppelijk gezag, gevoel ik mij gedrongen uit naam van de overgroote meerderheid der katholieke studenten aan het Nederlandsche Episcopaat onze aanhankelijkheid en onze trouw te betuigen. De organisatie der Missies. Hierna ving de laatste inleider van het con gres, de zeereerw. pater dr. Gregorius van Breda O. M. Cap. zijn rede aan over de organi satie der missies. Allereerst ging spr. na welk de posities zijn, die het katholicisme inneemt in de voornaamste missiegebieden als daar zijn Japan, China, Indië en Afrika. In Azië wordt de missie-arbeid voornamelijk belemmerd door twee factoren, waarvan de eerste is het Boedhisme, dat zich eenerzijds tracht aan te passen bij de moderne levens opvattingen en dat anderzijds zijn bekoring blijft uitoefenen op den comtemplatieven aard der Oosterlingen. De tweede belemmerende factor is het com munisme, dat zich in Oost-Azië snel ontwikkeld heeft en een voortdurend groot gevaar be- teekent voor de katholieke missiën. Daarbij komt, dat het katholicisme in het Oosten nume riek zoo weinig beteekent, dat het practisch bijna geen invloed kan uitoefenen. Het bezit geen eigen cultureele instellingen. Welke ge ringe positie het katholicisme in het Oosten in neemt, blijkt wel uit het feit, dat de Chineesche encyclopaedic 64 bladzijden wijdt aan het Boe dhisme, tien bladzijden aan het Malthusianisme, vier bladzijden aan Christus en slechts een halve bladzijde aan het Christendom. Ook het feit, dat men in Japan een congres organiseert, waarop de middelen worden besproken om Europa te bekeeren tot het Boedhisme is in dit verband veelzeggend. Intusschen hangt van het welslagen van de katholieke missie in het verre Oosten nagenoeg alles af. Het behoud of het teloorgaan voor Christus van vierhonderd mil lioen menschen hangt er van af. Maar tenslotte gaat het ook om de ziel van Europa. Want wanneer de katholieke missie in Oost-Azië niet slaagt en het bolschewisme er zou zegevieren zou onverbiddellijk het woord van Lenin in v-rvulling gaan, die gezegd heeft, dat het com munisme slechts via Azië, Europa zal kunnen veroveren. Ook in Engelsch-Indië is de toestand in menig opzicht zorgelijk. Wanneer daar te eeniger tijd de nationalistische stroomingen zoo sterk wor den, dat het land onafhankelijk wordt en er zijn geen leiders gevormd, die aan het katho licisme de plaats kunnen inruimen, die het toe komt, dan ziet het er voor het katholicisme in Indië slecht uit. Wat het zwarte werelddeel betreft, bolsche wisme en liberalisme vechten daar om de eer tijds zoo streng monotheïstische gezindheid van de Noord-Afrikanen. Daarnaast worden de ne gerstammen zich ervan bewust, dat zij er niet zijn om het blanke ras te dienen, maar dat zij recht hebben op eigen onafhankelijkheid. Afrika roept om katholieke leiders voor den nieuwen tijd, aldus besloot spr. De groote vraag is maar, of wij aan dien roep tijdig en voldoende gehoor zullen kunnen geven. Niet de kwantiteit, maar de kwaliteit van de katholieken zal daarbij de doorslaggevende factor zijn. Slotwoord van Mgr. Aengenent. Z. H. Exc. Mgr. J. D. J. Aengenent, bisschop van Haarlem, sprak hierop het slotwoord. Z. H. E. geloofde wel uit naam van het geheeJe Ne derlandsche Episcopaat te spreken, wanneer hij den voorzitter dank bracht voor de betuiging van aanhankelijkheid aan het kerkelijk gezag, door dezen namens de overgroote meerderheid der katholieke studenten geuit. Deze aanhanke lijkheidsbetuiging, aldus vervolgde mgr., zal ook buiten deze vergadering indruk maken. Niet, dat ik ooit aan de trouw van de katho lieke studenten aan het kerkelijk gezag heb getwijfeld, maar het verheugt mij toch, dat ik door de woorden van den voorzitter de beves tiging heb gekregen van de overtuiging, dat in de studentenwereld een geest van ware katho liciteit en aanhankelijkheid aan het kerkelijk gezag leeft. Van harte wensch ik u allen geluk met het resultaat van dit missiecongres, dat door geheel katholiek Nederland met groote belangstelling is gevolgd. Dit congres heeft bewezen, dat de ijver voor de uitbreiding van het Godsrijk sterk leeft in de katholieke studentenbeweging. Moge dit congres er toe hebben bijgedragen, dat door de voordrachten de sympathieke aandacht van de Nederlandsche katholieken worde gevestigd op de katholieke studentenmissie-actie. Aan het slot van de vergadering ontvingen alle aanwezigen knielend den bisschoppelijken zegen. Daarmede was het Internationaal Studie- Missiecongres ten einde. Bezoeken aan den hoefsmid en de KON. NED. HOOGOVENS STAALFABR. Ertsaanvoer in November. Reeds nu al is de ertsaanvoer voor het hoog- ovenbedrijf te IJmuiden in November belang rijker dan in dezelfde maand van 1932. Thans bedraagt deze aanvoer bijna 44.000 tons tegen 30.500 tons gedurende de geheele maand Novem ber van het vorig jaar. De twee goedgekeurde wonderen. Gelijk bekend is, eischt de Kerk voor de Heiligverklaring van een Dienaar Gods, twee wonderen, die na de Zaligverklaring moeten zijn geschied. Dinsdag 14 November had in tegenwoordigheid van Z.H. den Paus de laat ste beraadslaging plaats, welke tijdens de offi- cieele mededeeling van den Algemeen-Overste der Salesianen tot de definitieve goedkeuring leidde. Het eerste wonder betreft een oude dame te Rimini, zekere Annetta Macolini. Zij was lij dende aan verschillende kwalen tegelijk: in fluenza, bronchitis en longontsteking, waarbij zich ten slotte een trombose had gevoegd, waardoor een der beenen vreeselijk gezwollen was. Iedereen zal toegeven, dat deze kwalen alle met gewone menschelijke middelen te ge nezen zijn. Maar een normale genezing ver- eischt een bepaald tijdsverloop en moest in dit geval uitgesloten worden geacht wegens den hoogen leeftijd der zieke en de hevigheid van de kwaal. Verschillende geneesheeren hadden dan ook openlijk verklaard, dat er in dit geval niet de minste hoop was op herstel. Toen kwam de genezing even plotseling als volledig. De dame had in vroeger jaren den Zaligen Don Bosco (gestorven in 1888) persoon lijk gekend en had steeds een groote vereering voor hem getoond. Toen men haar had mede gedeeld, dat de geneesheeren niet de minste hoop overlieten op herstel, vroeg zij een plaatje van Doh Bosco en legde dit vol vertrouwen op het zieke been. Op datzelfde oogenblik was zij volkomen genezen, niet alleen van de trom bose, maar van al haar kwalen. De genezing was zoo plotseling geweest, dat een der genees heeren, die terstond geroepen was, zonder aar zelen het geval een wonder durfde noemen en dit in een wetenschappelijk rapport heeft uit eengezet. Dit rapport werd door de Riten- congregatie na een zeer nauwkeurig onder zoek van deskundigen aanvaard. Het tweede wonder had plaats te Turijn bij de heilige overblijfselen van Don Bosco. Me vrouw Catherina Polengo Lanfranchi uit Ber gamo was dertig jaar lang lijdende geweest aan chronische gewrichtsrheumatiek, welke haar lichaam geheel misvormd had. Zij was daardoor zoo hulpbehoevend geworden, dat zij niet kon loopen of zich verplaatsen zonder zich door twee dienstboden te doen onder steunen. Zij was naar Lourdes gegaan om aan Maria genezing te vragen, maar al had zij daar ook veel vertroosting ondervonden, de ziektetoestand was onveranderd gebleven. Op de terugreis van Lourdes naar Bergamo in Noord-Italië wilde zij te Turijn de voorspraak van den Zaligen Don Bosco inroepen. Haar vertrouwen werd beloond. Terwijl zij in vurig gebed was neergeknield in de Basiliek van Maria Hulp der Christenen, voor het altaar waar het lichaam van Don Bosco in een glazen kist wordt vereerd, gevoelde zij zich plotseling volkomen genezen. Haar misvormd lichaam was geheel normaal geworden, de pijnen en gezwellen waren totaal verdwenen; zij kon staan en zich zonder eenige hulp bewegen als ieder ander. Tot de deskundigen, die werden aangewezen om het geval te onderzoeken, be hoorde de beroemde Professor Fomaca te Turijn, die zonder voorbehoud verklaarde, dat een zoo plotselinge genezing van gewrichts rheumatiek niet op natuurlijke wijze is te ver klaren. Zoozeer was de genezene veranderd, ook uiterlijk, dat de familieleden en kennis sen te Bergamo haar bijna niet herkenden. De dag der a.s. Heiligverklaring van Don Bosco staat nog niet vast, maar wordt in Maart of April 1934 verwacht. Ongetwijfeld zullen vele Don Bosco-vrienden deze zeldzame plech- tigheid willen meemaken. Wij herinneren er tevens aan, dat prentjes, levenstoeschrijvingen enz. van Don Bosco verkrijgbaar zijn bij de Missie-procure te Den Haag (Dr. Ch. Dury, Salesiaan, Missieprocure, Dr. Kuijperstraat 12, Den Haag). RELIEKEN VAN MARTELAREN TE ROME Naar een V.D.-bericht uit Rome meldt, zijn Zondagmiddag te Rome, in een plechtige pro cessie, waarbij een groot aantal geloovigen aan wezig was, naar de nieuwe altaren van de St. Agatha-kerk de gebeentea overgebracht van een aantal Grieksche martelaren, welke gevon den waren bij het afbreken van het hoofd altaar van die kerk. Het zijn de relieken van de leden van één gezin, waarbij een kind van zes jaar, die onder keizer Valerianus, niet ver van de huidige St. Agathakerk, den marteldood stierven. De Zeereerw. heer A. A. Oomen pastoor der parochie van den H. Petrus Stoel te Antiochie Eindhoven—Woensel is gisterenmiddag voor zien van de H. H. Sacramenten der Sterven den. DE JANTJES ALS FILM- In de studio's van de „Cinetone" te Amster dam wordt op het oogenblik druk gewerkt aan de verfilming van „De Jantjes". Men is inmid dels reeds zoover gekomen, dat men thans met zekerheid kan zeggen, dat de film tegen Kerst mis de première zal beleven, waarschijnlijk ge lijktijdig in het Tuschinsky-theater te Amster dam en het City Theater te Den Haag. Toen wij dezer dagen een bezoek brachten aan de studio's was het bedrijf in vollen gang. Een der zalen was ingericht door den decora teur H. Leder Stecher als een Jordaansche kroeg en danszaal. Langs de wanden en aan de toonbank zaten een aantal Jordaansche jongens en meisjes, terwijl het middenvak gevuld was door technici, tooneelspelers enz. Nadat de re gisseur Jaap Speyer een teeken had gegeven ontbrandden aan alle kanten de groote lam pen, terwijl claxonstooten, die door het geheele gebouw daverden, absolute stilte inluidden. Cissy van Bennekom, die de rol van Doortje speelt, herhaalde, terwijl ieder en niet in 't minst de fel meelevende Jordaansche figuranten cri- tisch en gespannen meeluisterden, eenige zin nen. Een korte scène slechts, die op het doek misschien bijna ongemerkt zal voorbijflitsen, werd vele malen herhaald, voordat de regis seur, geluidstechnici en camera man tevreden waren. Fientje de la Mar speelde samen met Joh. Kaart een scène en zong daarin het liedje „Je moet niet huilen". Terwijl de figuranten langs de muren elders en Jan van Ees, Joh. Kaart, Henriette Davids en Sylvian Poons ge zamenlijk aan een cafétafeltje zaten, kwam Fientje de la Mar op, zong enher haalde en eindelijk was het goed. Tijdens de middagpauze vroegen wij enkele medespelenden naar hun meening. Henriette Davids verklaarde ronduit: „Ik vind het heerlijk om voor de film te spelen, het vereischt een ongewone gespannenheid, je moogt geen fout begaan en je moet de tech niek tot in de puntjes beheerschen." Fientje de la Mar vond het prettig, maar lastig. „Het afschuwelijkste is, dat je aanhou dend moet herhalen en dan die man die steeds achter je staat om weer een laag poe der over je gezicht te strijken, omdat de lam pen er alles in een ommezien afbranden". Tenslotte kunnen wij nog mededeel en, dat Sophie Klein de rol van „Blonde Greet" zal spelen in de plaats van mevr. Beppie de Vries. OM WAKKER TE WORDEN. Als een bijzonderheid kan worden vermeld, dat een viertal Culemborgsehe zwemmers nog iederen morgen een bad neemt in de rivier de Lek. voormalige pastorie te Oosterland Gistermiddag heeft de exkroonprins van Duitschland, Wilhelm per auto een bezoek ge bracht aan Wieringen. De ex-kroonprins was vergezeld van de heeren Wolck en Coumou, de laatste opzichter van den rijkswaterstaat te Am sterdam. Per auto van Doorn gekomen, begaf men zich naar burgemeester Kolff, waar de lunch werd gebruikt. Vandaar werd gereden naar den hoefsmid van Wieringen, den heer J. Luyt, terwijl ook een bezoek werd gebracht aan de voormalige pastorie te Oosterland, destijds de woning van den Duitschen ex-kroonprins. Tenslotte werd nog een bezoek gebracht aan de Zuiderzeewerken op den Oever, waar ir. Ringeling de gasten rondleidde* terwijl ook de Wieringermeerpolder een beurt kreeg o.m. de dorpen Slootdorp en de Terp. Om ongeveer 5 uur werd van Wieringen ver trokken naar Amsterdam, vanwaar de ex-kroon prins met den trein van half 8 naar Duitschland terugkeerde. Middenstanders teleurgesteld door standpunt van den minister In de laatstgehouden vergadering van de Commissie van Overleg uit de drie Nederland sche Middenstandsbonden heeft het door den Minister van Economische Zaken gegeven ant woord op de vragen van het lid der Tweede Kamer ^ler Staten-Generaal, den heer Mr. J. A. G. M. Van Hellenberg Hubar, inzake de vesti ging van buitenlandsche ondernemers in Ne derland, een punt van ernstige bespreking uit gemaakt. De drie Nederlandsche Middenstandsbonden kwamen daarbij tot de conclusie, dat het ge vaar, dat aan het bedoelde verschijnsel voor den middenstand verbonden is, grooter moet worden geacht, dan de Minister blijkbaar meent. Van tal van zijden hebben de Bonden verzoeken bereikt om op ingrijpende maatre gelen aan te dringen en het laat zich aanzien, dat zoodra het wetsontwerp tot wering van vreemde arbeidskrachten zal zijn aanvaard, de neiging om door het uitoefenen van handel of bedrijf toch in zijn onderhoud te voorzien bij de betrokken vreemdelingen sterk zal toene men. Dientengevolge wordt de toevloed naar het middenstandsbedrijf vergroot, hetgeen on der de gegeven omstandigheden waarvan de moeilijkheden ongetwijfeld bekend zijn fu nest moet worden geacht. De Middenstandsbonden zijn dan ook erover teleurgesteld, dat de Minister een afwachtende houding wil aannemen. Zij vreezen, dat het euvel daardoor dusdanig zal toenemen, dat het op een later tijdstip niet meer te keeren zal zijn. Juist in deze kunnen preventieve maat regelen uitnemend werken. In de vergadering van de Commissie van Overleg werd het denkbeeld geopperd voor de onderhavige moeilijkheden een oplossing te zoeken in een verplichte inschrijving in het Handelsregister van alle buitenlandsche on dernemingen, zonder eenige restrictie. Hierdoor krijgt men niet alleen een juist beeld van de fluctuaties in het aantal buitenlandsche onder nemingen, doch heeft men bovendien een basis voor een eventueele wettelijke beperkende re geling. Immers zou men deze inschrijvingen kunnen contingenteeren dan wel geheel kun nen stop zetten, zoodra een bepaalde grens be reikt is. Uiteraard dient dan nog te worden voorgeschreven, dat buitenlanders geen bedrijf hier te lande mogen uitoefenen, indien zij niet ingeschreven zijn in het Handelsregister. Terwijl dit denkbeeld den Minister in wel willende overweging wordt aanbevolen, ver zoeken de Bonden met aandrang om alsnog lot een meer positief optreden te willen besluiten. De Pander-postjager heeft gisteren voor de eerste maal een proefvlucht van langen duur boven ons land gemaakt. Bestuurd door Asjes en Geyssendorfer en verder met den mecanicien marconist van Straten en dr. ir. H. J. van der Maas. van den Rijksstudiedienst voor de lucht vaar steeg het toestel gisterenmorgen te 8.25 uur van Schiphol op, om te 15.28 uur op het militaire gedeelte van het vliegveld te dalen. Het toestel was toen precies 7 uur en 3 minu ten in de lucht geweest. Luitenant Asjes bleek zeer enthousiast te zijn over het toestel. „Het geeft je geen idee van de snelheid" zei hij, „als het, zooals wij, in enkele uren zoo over heele stukken van het land vliegt. Vlak na ons vertrek zaten wij boven den Helder. Over de eilanden naar Bor- kum en dan naar Groningen en Eelde. En schede, Deventer, Arnhem, Nijmegen, het schiet alles onder je weg. Boven Roermond kwamen we in een sneeuwstormbui te zitten en betrekkelijk kort na boven Borkum te heb ben gezweefd zaten we laag boven Maastricht. Over Bergen op Zoom en Vlissingen naar Rot terdam, Den Haag, Leiden, Soesterberg, boven Schiphol, weer naar boven toe langs de Zui derzeekust, nog eens boven Soesterberg alsof het geen afstanden zijn". Naar schatting heeft het toestel in de 7 uur dat het in de lucht was een kleine 2000 K.M. afgelegd. Ir. Van der Maas verklaarde, dat naar zijn meening het toestel aan alle eischen, die er aan gesteld konden worden voldeed. Natuurlijk vond men tijdens het vliegen altijd wel eenige dingen, die verbeterd kunnen worden. Het toe stel was geladen met het maximum gewicht van 5500 K.G. Het had de maximum brandstof voorraad van 2050 liter benzine aan boord, waarvan nog een groote hoeveelheid hoeveel precies kon niet onmiddellijk worden nage gaan na de landing over was. Men heeft op verschillende hoogten proeven genomen ten aanzien van snelheid en brandstofverbruik. De snelheden waarmee gevlogen werd varieeren van 250 tot 360 K.M. per uur. De start had een vlot verloop. Het volbeladen toestel was in 22 seconden los van den grond. De startbaan zal ruim 300 meter zijn geweest. De door de N.S.F. geleverde radioinstallatie heeft uitstekend voldaan. Van den grond af heeft men met verschillende buitenlandsche stations kunnen werken. Gedurende geheel de vlucht heeft men het toestel op Schiphol zeer duidelijk gehoord, terwijl de marconist van Straaten niet alleen met alle Nederlandsche grondstations, maar ook met Croydon, Malmö, Hamburg en andere buitenlandsche stations heeft kunnen werken. Algemeen neemt men aan, dat aan een ver trek van den „Postjager" naar Indië in het midden van de maand December geen bezwa ren meer in den weg zullen staan. KON. CONSERVATORIUM VOOR MUZIEK. 's-GRAVENHAGE, 27 November. Aan het Kon. Conservatorium voor muziek zijn geslaagd voor diploma-examen piano (onderwijskunst): mej. Li. Fonteljn en de heer H. Wanna. DE NOOD IN ONS MIJNBEDRIJF. In een Zondag te Heerlen gehouden besturen- conferentie van den Ned. R. K. Mijnwerkers- bond is na breedvoerige discussie goedgekeurd het program van actie, dat aan de contactcom missie is toegezonden. In verband met den toestand der werkloozen- kas werd besloten de contributie met vijf cent per week te verhoogen. In zijn laatste groote rede in de Kamer zeide Minister van Schaik over het bovenstaande onderwerp letterlijk het volgende: „Verschillende geachte afgevaardigden heb ben het woord gevoerd over wat genoemd is de zedenverwildering. Ik weet niet, of het woord wel zoo gelukkig gekozen is; ik heb eenig bezwaar tegen dat woord, omdat men daaruit zou kunnen afleiden, dat het peil van de zedelijkheid in ons land eigenlijk sterk da lende is. Ik zou een dergelijke krasse stelling niet geheel voor mijn rekening willen nemen, maar anderzijds moet ik wel doen opmerken, dat de daling van de criminaliteit, zooals de heer van der Heide aanvoerde, toch geen be wijs is, dat er geen ontaarding van de zeden zou zijn. Anderzijds heb ik ook wel bemerkt aan dien geachten afgevaardigde, dat ook hij in ons land constateert een daling van de sexueele moraal, zooals hij het noemde. Er is speciaal gewezen op de strandbaden en de zg. natuurbaden en op hetgeen in de badplaatsen geschiedt. Ik gun iemand gaarne gezondheid en levenskracht, en ook de vrije natuur, maar wat op dit gebied plaats vindt, vooral de zoo genaamde gemengde zonnebaden, vind ik min of meer grove en weerzinwekkende vermaken. Men zou te ver gaan deze vermaken steeds on zedelijk te noemen, maar zij zijn plat en min derwaardig. Ik denk wel eens: tot welk laag peil moeten sommige menschen gezonken zijn, dat zij zich op die manier, nog wel in het openbaar, kunnen vertoonen en ook man en vrouw in elkanders gezelschap willen zijn. Dat daartegen maatregelen noodig zijn, deel ik ten zeerste met de verschillende geachte afgevaar digden, die hierover hebben gesproken. Intus schen, zooals ook hier wel wordt toegegeven, is het de groote vraag, of die maatregelen nu juist moeten uitgaan van het Departement van Justitie. Voor zoover er strafbare feiten ge pleegd worden, heb ik natuurlijk toe te zien, dat bekeuringen en vervolgingen plaats vinden. Of nog speciale strafmaatregelen noodig zijn, waag ik op het oogenblik nog in beraad te houden. Het komt mij voor, dat de plaatselijke Overheid veel meer gelegenheid heeft en veel meer in staat is om voor een behoorlijke re glementeering, ook van het badleven, te zor gen, zoodat daar geen misbruiken plaats vin den. In dit opzicht zullen de gemeentelijke autoriteiten ook gezien hetgeen er reeds te doen is geweest over dit punt, voortaan zeker wel de noodige diligentie betrachten. Voorts moef men er in dit opzicht wel reke ning mede houden, dat de Overheid niet alles kan doen. Er wordt vaak gesproken over ze- delooze kleeding. Och, Mijnheer de Voorzitter, het kwaad schuilt niet zoozeer in de kleeding als wel in degenen, die die kleeding dragen. De mentaliteit van degenen, die dergelijke kleeding dragen, deugt niet. Men kan nu wel het dragep van bepaalde kleedingstukken ver bieden, maar dan wordt men toch achterhaald door het feit, dat de dragers en draagsters daardoor niet van gezindheid veranderen en den volgenden dag de mode iets verzint dkt buiten de wet valt. Daarom zal een zedelijke vernieuwing in hoofdzaak moeten uitgaan van de maatschappij zelf. Daartoe kunnen wij allen bijdragen, ook de kerkgenootschappen en ver schillende jeugd- en andere vereenigingen, die zich op dit terrein bewegen, kunnen daartoe medewerken. Ik geloof, dat, wanneer men op die wijze er naar streeft de zedelijkheid te bevorderen, men verder komt dan met nieuwe strafbepalingen, welke ten slotte toch altijd dreigen te zijn bepalingen, welke achterhaald worden door nieuwe misbruiken. Intusschen, voor zoover het mogelijk is, kan men op mijn medewerking ook in wetgevenden vorm reke nen om de gevaren, welke er ontstaan, ook voor jeugd, zooals de geachte afgevaardigde de heer Terpstra te recht heeft opgemerkt, te be teugelen. Bij de verdediging van zijn begrooting sprak de minister van Justitie, Mr. van Schaik, ook over de doodstraf. Wij geven hierbij de be trokken passage in lettellijken tekst. Mijnheer de Voorzitter! Aan de orde is ge weest de doodstraf. Ik zal er niet heel veel van zeggen. De heer Zandt zelf is dezen keer ook heel kort geweest in de verdediging van de doodstraf. Ik ben het met dien geachten afgevaardigde niet eens, dat de invoering van de doodstraf een eisch zou zijn van Gods Woord, zooals hij dat uitdrukt. Ik respecteer natuurlijk volko men zijn overtuiging, de mijne is het niet, dat het een eisch zou zijn van Gods Woord, de doodstraf in te voeren. Ik stel mij op het stand punt, dat het de Overheid geoorloofd is de doodstraf in te voeren. Het strafrecht is op zichzelf een doelmatigheidsinstituut. Wanneer de handhaving van de rechtsorde, onderdruk king en voorkoming van misdrijven noodzake lijk zoude meebrengen de doodstraf in te voe ren. zou het moeten gebeuren. Op het oogen blik zie ik daartoe geen enkele reden. Ik zie niet in, in hoeverre de rechtsorde, de belangen van de maatschappij daarbij op dit moment gebaat zouden zijn. Ik zal nu niet ingaan op de groote practische bezwaren, die aan de doodstraf verbonden zijn. Ze zijn niet gering. Het onderwerp is te diep om dit bij deze gelegenheid tot zijn recht te doen komen. Dit wil ik nog slechts zeggen, dat men toch wel uitermate voorzichtig moet zijn vóór en aleer men er weer toe overgaat de mogelijkheid in het leven te roepen van het opleggen van een straf, waarvan men lang niet zeker is, dat zij eenig nuttig effect zal kunnen stichten en waarvan de gevaren onmiskenbaar zijn. Dit ligt buiten den gezichtskring van den heer Zandt. Het gaat bij hem niet om het stich ten van nut. Hij stelt zich op het standpunt: het is een eisch van Gods Woord, maar daarom valt er voor mij dan ook moeilijk met hem te redeneeren. Mijnheer de Voorzitter! Het spreekt vanzelf, dat hieruit voortvloeit, dat ik niet geheel en al mee kan gaan met den heer Drop, die van mij de verklaring zou willen hebben, dat ik, onder welke omstandigheden ook, niet tot de invoe ring van de doodstraf zal medewerken. Ik hoop, dat ik het nooit zal behoeven te doen, maar daaromtrent kan ik geen volmaak te zekerheid geven. Dat zal van den tijd en van de omstandigheden afhangen. De „Rijstvogel" (thuisreis) is uit Djask ver trokken en te Bagdad aangekomen. De „Snip" (uitreis) is in Djask aange kómen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 4