DE MADONNA V AN GUADALUPE GEEERD. TEGEN DE MISSÏEACTIË IN EGYPTE CAPPELLA PAPALE IN DE BASILIEK VAN SINT PIETER. !P VOOR DE SLACHTOFFERS DER MEXICAANSCHE KERK VERVOLGING. De beeltenis der Madonna gekroond. NEDERLANDSCHE GASTEN IN POLEN. NEDERLANDSCH VEE NAAR BELGIF. O— "fills llÉÉi - ulJtf DE MISSIE-SCHOLEN EN HOSPITALEN IN GEVAAR. MOEILIJKE TIJDEN IN HET ZICHT. RUSSISCH TOONEEL TE BRUSSEL. ,De vloo", van Eug Zamiatine. MET JOSEPH CONRAD GETROUWD. ZIJN WEDUWE VERTELT. Uit Rome wordt ons gemeld: Men zal zich herinneren, dat de H. Vader nog geen twee weken geleden, bij de voor lezing van het decreet betreffende het mar telaarschap van drie Zuid-Amerikaansche mis sionarissen, wederom uiting heeft gegeven aan Zijn groote bezorgdheid over het lot der Kerk in Mexico en allen, die bij de voorlezing van het decreet aanwezig waren met aandrang heeft verzocht voor de „martelaren van heden" te bidden. Zijne Heiligheid heeft ook hier weer het ^oorbeeld gegeven, door zich heden morgen pt, soonlijk naar de basiliek van Sint Pieter te begeven, waar een plechtige Capella Papale werd gehouden ter eere van de Ma donna van Guadalupe, Patrones van Latijnsch Amerika en in het bizonder van Mexico. De Pontificale Hoogmis werd opgedragen, door den aartsbisschop van Guadalajara, mgr. Orozco y Jimenez, terwijl de H. Vader, van Zijn troon af assisteerde. Aanwezig waren verder tal van kardinalen en bisschop pen, alsmede delegaties uit een en twintig verschil lende Zuid-Amerikaansche staten, verder vele studen ten en oud-studenten van het Collegium Pio Latinum, die in verband met het vijf- en zeventigjarig bestaan van dit college te Rome vertoe ven, en een groot aantal leden van de Mexicaansche Katholieke Actie, die we- Mgr. Orozco y gens de ongehoorde beper- Jimenezking van het aantal pries ters in hun land, voor zoo ver dit mogelijk is de zielzorg waarnemen. De bedoeling, welke de H. Vader met deze plechtigheid gehad heeft, laat aan duidelijk heid niets te wenschen over. Zij moest voor alles een gebed zijn tot de Patrones van Mexico, om Haar zoo zwaar beproefde volle vooral in deze moeilijke stonde te be schermen. In een gemeenschappelijk herderlijk schrij ven had ook het Mexicaansche episcopaat reeds op de groote beteekenis van de plech tigheid in de Vaticaansche basiliek gewezen en uitdrukking gegeven aan den wensch, dat hun geloovlgen, van wie er zich slechts wei nigen naar Rome zouden kunnen begeven, zich door een bizondere voorbereiding de ge nadegaven van de Moeder Gods waardig zou den maken, „opdat aan Mexico de vrede worde teruggegeven". Uit de mededeelingen van de Mexicaansche bisschoppen en priesters, die op het oogenblik te Rome vertoeven, blijkt wel, dat de toestand in hun land na de publicatie van de éncycliek „Acerba Animi". waarin de H. Vader Zijn plechtig protest tegen de godsdienstvervolging liet hooren, in plaats van beter nog erger is geworden. De atheistische propaganda op de !9cboien en vooral ook onder de arbeiders breidt zich steeds meer uit en de weinige priesters, die hun ambt nog mogen uitoefenen, worden daarin zoo tegengewerkt, dat zij prac- tisch niets kunnen uitrichten. De aartsbisschop van Mexico, mgr. Diaz, moet als een eenvoudig parochiegeestelijke zelf alle geestelijke functies v aarnemen. lede ren Zondag leest hij drie H.H. Missen, om zooveel mogelijk geloovigen in de gelegenheid te stellen, het H. Offer bij te wonen. De bisschop van Vera Cruz, waar de vervol ging, zooals men weet, steeds het felst was, schijnt pogingen In het werk te hebben ge steld. om de kerkdiensten weer te hervatten. Met behulp van acht priesters, die over de modernste verkeersmiddelen beschikken en aldus per dag op meerdere plaatsen de H. Mis kunnen opdragen, moet de bisschop onder ettelijke honderdduizenden geloovigen de ziel zorg uitoefenen. Ondanks de verdrukking schijnt echter de Katholieke Actie in Mexico, meer dan ooit te bloeien. Alleen reeds in de stad Mexico telt men zeven honderd leeken. die aan ongeveer dertig duizend personen catechismusonder richt geven. In den staat Tabacco echter is de. vervolging zóó fel.dat daar iedere moge lijkheid van een hervatting van den eeredienst en van het geven van godsdienstonderwijs absoluut is uitgesloten. Onder deze omstandigheden is het duidelijk, dat het de bedoeling van den H. Vader ge weest is, op den dag van heden niet alleen de vertegenwoordigers van dé slachtoffers der Mexicaansche kerkvervolging maar in den geest ook geheel de geloovige wereld te ver eenigen aan de voeten van de Madonna van Guadalupe, nu Haar zelfs in het land, dat Haar eenmaal tot Patrones koos, niet meer de Haar toekomende hulde kan worden ge bracht. Voor Haar beeltenis, welke heden tij dens de Capella Papale in de „Gloria del Bernini" straalde, hebben met den Vader der Christenheid duizenden voor de slachtoffers der Mexicaansche kerkvervolging gebeden. De kroningsplechtigheid. De plechtigheden ter eere van de Madonna van Guadalupe zijn feitelijk reeds Zondag jJ. te Rome begonnen met de kroning van de be roemde Madonna van Michael Cabrera, den Mexicaanschen Michelangelo. De kroning werd verricht door den hier in ballingschap leven den aartsbisschop van Guadalajara, mgr. Orozco. De gsschiedenis van de Madonna van Ca brera kan in het koiw als voltt worden weer gegeven. Toen in 1752 het Mexicaansche episcopaat de Madonna van Guadalupe tot Patrones van Mexico wilde proelameeren, had het daarvoor natuurlijk de toestemming van Rome noodig. De bisschoppen zonden daarom den Jesuiet, Francesco Lopez, als procurator naar de H. Stad, die aan den toen regeerenden Paus, Be- nedictus XIV, het doek van Cabrera ten ge schenke gaf. Deze schonk het schilderstuk op Zijn beurt aan de zusters van O. L. Vrouw Visitatie, die het, toen zij haar tegenwoordig klooster aan de Via Salaria betrokken, op het hoofdaltaar van de kloosterkerk lieten plaatsen, waar het door de Romeinen op bi zondere wijze wordt vereerd. Behalve in genoemde kloosterkerk bestaat ook nog een bizondere devotie voor de Ma donna van Guadalupe in de oude basiliek van San Nicoló in Car'cere en in de parochiekerk van het dorpje Arsoli in de Sabijnsche bergen, waar Zondagavond eveneens bizondere gods dienstplechtigheden werden gehouden. Om een zoo groot mógelijke deelneming van het publiek mogelijk te maken, was het schil derstuk van Cabrera voor 'deze gelegenheid van de kerk der zusters van O. L. Vrouw Vi sitatie overgebracht naar de„Al Gesu". Hier werd de Madonna door mgr. Orozco in op dracht van het Vaticaansche domkapittel ge kroond met een gouden kroon, versierd met kostbare edelsteenen. Een aantal Mexicaan sche geestelijken en ook de zusters van O, L. Vrouw Visitatie woonden de plechtigheid bij. Zooals we reeds meldden vertoeven de zeereerw. pater Hyacinth Hermans O.P., redac teur van De Maasbode, en rector R. Brink uit 's-Gravenhage, als gasten van de Poolsche vereeniging van uitgevers van dagbladen en periodieken, .eenigen tijd in Polen. De Poolsche bladen geven tal van illustraties en uitvoerige verslagen van de ontvangsten en feestelijkheden, waarmede dit bezoek gepaard gaat. Wij ontleenen er o.m. aan-, dat den gas ten dezer dagen een banket werd aangeboden door het bestuur van de recipieerende veree- niging, gedurende hetwelk de gasten werden toegesproken door den vöorziter. den heer F. Mrozowski, die een overzicht gaf van de eeuwenoude banden tusschen Polen en de Do minicanen-orde. Dan overgaande tot de vriend schappelijke verhoudingen tusschen Polen en Nederland, sprak de heer Mrozowski zijn be wondering uit over de Nederlandsche pers. „De geografische, economische en financi- eele situatie van uw land, dwingt U een open oog te hebben voor den wereldtoestand. Ook de maatschappelijke structuur van het Neder landsche volk is een factor, die u gedwongen heeft zich in de groote problemen van onzen tijd te verdiepen. Daarom ook heeft uwe pers zoo een belangrijke plaats ingenomen in de wereldpers en is zij daarom ook dikwijls een voorbeeld voor andere landen. In het bijzonder de prachtige Katholieke pers van Nederland, met uw courant, eerwaarde pater, aan het hoofd, vervult zijn zending met het grootste plichtsgevoel en kennis van zaken. Ik ben er van overtuigd, dat u na uw bezoek aan óns en na onze roeping te hebben leeren kennen, als Nederlander, verstaanbaar zult maken, dat het Poolsche volk den vasten wil bezit om den vrijen toegang tot de zee te behouden: als Katholiek zult gij ons recht geven in wat in ons nationale leven door den geest van recht vaardigheid wordt ingegeven: als journalist zult gij waardeering hebbenvoor den ij ver, waarmede wij ons recht verdedigen op het leven, op onze overtuigingen en onzen gods dienst". De heer Krzywoszewski herinnerde hierop aan de moeilijke reis van P. Hermans naar Polen tijdens den oorlog, toen hij de opbrengst van de „Maasbode'-inschrijving voor de Pool sche oorlogsslachtoffers, ten bedrage van f 30.000 overbracht en sprak zijn vreugde er over uit hem nu in het vrije Polen te kunnen begroeten. Pater Hermans dankte voor de schitterende ontvangst en wees op tal van herinneringen, die de oude relaties tusschen Polen en Neder land naar voren brengen. De Nederlandsche gasten brachten tijdens hun verblijf, een bezoek bij het graf van den onbekenden soldaat. Voorts werden een aantal kerken, het koninklijk slot, het zomerpaieis Lozienki, het nationaal museum, de tentoon stelling van herinneringen aan koning Jan III Sobieski, de gebouwen van de sejm, van het ministerie van onderwijs, van het post- en giro-kantoor bezocht. Op 7 December werden de bezoekers in audiëntie ontvangen door Z.Eminentie kardi naal Kokowski. Om half acht had ter eere van de Hollandsche gasten een receptie plaats bij Prins Czetwertynsci. Den volgenden dag bood de directeur van het persdepartement van het ministerie van buitenlandsche zaken aan de gasten een lunch aan. In den loop van den namiddag vertrokken Pater Hermans en rector Brink naar Czestocho- wa, waar zij de gasten zijn van Z.H. Exc. Mgr. Kubina. Men meldt uit Antwerpen gan het „Dbl. van Noord Brabant": De Antwerpsche en Brusselsche slagers, welke 60 pCt. van de consenten tot het invoeren van vreemd slachtvee in België :n handen hebben, hebben een overeenkomst gesloten met de Nederlandsche Rundvee-Centraie om hun in- koopen te doen in Nederland (tot nu toe kocht men ln Denemarken). Zij zullen met het oog op de kosten door vervoer, zooveel mogelijk hun inkoopen doen in 't Zuiden van Nederlani dus op de markten van Breda, Den Bosch, Rot terdam of Gorkum. De commissie heeft met deze regeling reeds een begin van uitvoering gemaakt en was gisteren te Gorkum. Onder aristocraten. „En waart ge al lang In dienst bij de graven Zwijnendraf?" vroeg de barones den nieuwen kamerdienaar. Deze stelde zich stram ln postuur, maakte een diepe buiging en zeide: „Om u te dienen, barones, gedurende twee degeneraties". De Poolsche gezant, die een serie foto's betreffende ons Koninklijk Huis, verza meld uit Poolsche musea aan H. M. de Koningin heeft aangeboden, verlaat het paleis te Den Haag. RIJZEN OF VERZAKKEN? Wat in den aard van het beroep ligt. Een Engelsche geoloog, F. H. Mackintosh, die een bijzondere studie heeft gemaakt van den bodem, waarop Londen is gebouwd, heeft de verklaring afgelegd, dat Londen langzaam wegzakt. Nu ligt het natuurlijk min of meer in den aard van het beroep van een geoloog, om. zulke dingen te ontdekken. Het wegzinken van een stuk grond is, op zichzelf beschouwd, voor de lezers van een krant weinig belangwekkend. Het zou nen bijvoorbeeld zeer onverschillig laten, wanneer zij vernamen, dat de bodem van een heide ergens in Yorkshire ongeveer een inch in elke vijf jaren verzakt, maar draagt de verzakkende bodem Londen, dan is het feit. ofschoon geologisch niet belangrijk, toch in teressanter van menschelijk standpunt. Mr. Mackintosh deelt den lezers van de „Daily Telegraph" dus mede, dat „Londen langzaam wegzakt" (London slowly subsiding,) waarmee hij bedoelt, dat de bodem langzaam verzinkt. Had hij voor de „Daily Express" geschreven, dan had hij, om de lezers van dat blad te pak ken, moeten zeggen"Lord Beaverbrook (de eigenaar van de „Daily Express") zakt lang zaam weg", of„London Girls slowly subsiding" (De Londensche meisjes zakken langzaam weg) hiermede bedoelende de bodem, waarop Lord Beaverbrook en de Londensche meisjes ge grondvest zijn. Sinds verscheidene jaren reeds vermoedde men, dat Londen aan het verzakken was, schrijft mr. Mackintosh. Klaarblijkelijk even wel nam men het nogal kalm op. Misschien ook hield men het geheim, om geen paniek te ver oorzaken. Op zekeren dag evenwel zoowat acht jaren geleden ontdekte iemand dat de Waterloobridge niet meer waterpas was én men besloot dus opm'etingen ofpeilingen te doen, teneinde gewaar te worden, m welke mate Londen "verzakte. De laatste- peilingen hadden dertig jaren geleden plaats gehad en berekend werd, dat de verzakking 9 inch per eeuw bedroeg. (Ondertusschen is de Water loobridge nog altijd niet waterpasser dan acht jaren geleden.) Mr. Mackintosh evenwel houdt vol, dat de berekening niet deugt. Er zijn onweerlegbare bewijzen, dat gedurende de laatste 400 jaren Londen aan de Theemsoevers 8 voet verzakt is, dus gemiddeld één inch in vier jaar en ne gen maanden. Bij de grondwerken, die enkele jaren ge leden plaats hadden voor het leggen van ae fundeeringen van het Unilever House (mar garine en aanverwante kunstvoorwerpen) ont dekte mén een oude werf, die gebouwd was voor het palels, dat Hendrik VIII op deze plaats had opgericht. „Het is duidelijk" schrijft mr. Mackintosh, „dat. een werf niet gebouwd werd op een peil, waarop het overstroomd kon worden". Dit nu moge een zeer gegronde deductie zijn voor een geoloog, maar historisch is zij zeer aanvechtbaar. Ons zijn van Hendrik VIII zooveel dingen bekend, die beneden- peil wa ren, dat die oude werf er nog best bij kan, zonder iets noemenswaardigs aan den algemee- nen toestand te veranderen. Bovendien werd eenige eeuwen na Hendrik VIII het parlemei><Sgebouw eveneens beneden peil gebouwd, zoodat de sousterrains bij hoog water onderloopen. Dit bewijst volstrekt niet, dat de bodem plotseling verzakt was, maar dat de architect zich vergist had. Over een paar honderd jaren evenwel zal een. geoloog- er zijn vakkundige conclusies aan vastknoopen, door dat hij niet weet, dat de architect van 'het ge bouw, waarvan hij de fundamenten exploreert, een vergissing begaan heeft. Er bestaan niet alleen historische en archi tectonische, maar ook wijsgeerige bedenkingen tegen de deductie van mr. Mackintosh. Wan neer men bij opgravingen een werf uit den tijd van Hendrik VIII vindt, een goed eind be neden den beganen grond, moet men hieruit dan afleiden, dat de bodem verzakt is Waar om niet het tegenovergestelde Kan men er niet met evenveel recht de gevolgtrekking uit maken, dat de bodem gerezen is Mr. Mackintosh zegt natuurlijk nog veel meer over het onderwerp van Londens ver zakking, maar ik moet bekennen, dat lk er zoo goed als niets van begrijp, vooral niet. daar de steenkolenvelden van Kent en stormen boven den Atlantischen Oceaan er aan te pas komen. Maar datgene, dat .ik wél begrepen heb, heeft mij niet overtuigd, dat als Londen iets doet, het riet aan het rijz-n is in plaats "an aan het zakken. Het doet er trouwens heel weinig toe. Overzicht van Guadeloupe. Links op den achtergrond het heiligdom der Madonna van Guadeloupe. I MMI (Van onzen bijzonderen correspondent.) In navolging en tegelijkertijd ter bestrijding van de ook in het Oosten welbekende „Ymca" (Young men's Christian Association) heeft men in Egypte reeds vroeger een „Vereeniging van Mohammedaansche Jongelieden" opgericht. Nu sloten zich een zeker aantal invloedrijke leden en beschermers van deze vereeniging aaneen en vormden een afzonderlijken „Bond tot ver dediging van den Islam" Moesthafa al-Maraghi, voormalig rector van de hoogeschool der Azhar- moskee, nam het voorzitterschap van dezen nieuwen bond aan, die terstond een krachtige anti-christelijke actie begon te ontplooien. In het begin van de maand Juli werden de statuten opgesteld. Als eerste doel van de ver eeniging wordt uitdrukkelijk opgegeven: het bestrijden van den invloed der missionarissen. Er .wordt echter even uitdrukkelijk bijgevoegd: daf men in dezen strijd slechts gebruik maken wil van vreedzame en wettige middelen. De werkzaamheden van den bond openbaarden zich terstond naar twee kanten tegelijk. Eenerzijds werd bij de regeering aangedrongen op het af schaffen van de concessies en de privileges, die verschillende missie-scholen voor en na verworven hebben. Anderzijds werd een rond schrijven gericht aan de verschillende diplo matieke vertegenwoordigers van die vreemde mogendheden, wier onderdanen in Egypte aan missie- of zendingswerk doen. Dit schrijven was in gematigden en beleef den toon gesteld. Men erkende zelfs de dien sten, die de missie-scholen, de gasthuizen, de hospitalen, en dergelijke inrichtingen der mis sionarissen aan de inheemsche bevolking van Egypte hebben bewezen. Maar men eischt, dat die inrichtingen in geen geval gebruikt zullen worden om Mohammedaansche geloovigen over te halen tot een anderen godsdienst. Althans niet wanneer dit geschiedt met minder- eer lijke middelen (dit laatste schijnt een toespe ling te zijn op het geval-Marshall). Ten slotte wordt de wensch te kennen gegeven, dat- de regeeringen der betrokken mogendheden con trole uitoefenen zullen op de activiteit van hunne respectievelijke onderdaden, voor zoo ver die in Egypte werkzaam, zijn als missio narissen «-f zendelingen. Daar de actie tegen de missie-scholen ge bruikt werd als propagarida-middel 'der opposi tie-partijen tegen het zetelend kabinet, Is het niet te verwonderen, dat de regeering harer zijds naar middelen uitzag om die actie tegen te gaan. Verschillende dagbladen hebben een officieelen wenk ontvangen om hun t'oon wat te matigen, onder bedreiging met straffe maat regelen. Aan den pas gestichten „Bond tot ver dediging van den Islam" werd zelfs verboden publieke vergaderingen te beleggen. Het geval van miss Marshall werd ook in het Engelsche parlement ter sprake gebracht. Sir John Simon verklaarde bij die gelegenheid dat, volgens de Informaties die hij ontvangen had, de directrice van de school onschuldig was. Maar, om de gevoeligheden van de Mo hammedaansche Egyptenaren te ontzien, zeide hij niet afkeerig te zijn van een zekere regee- ringscontróle op de werkzaamheden der zen delingen van Engelsche nationaliteit. Instruc-i ties in dien zin waren reeds verstrekt aan den Engelschen Hoog-Commissaris in Egypte. Buitenlandsche journalisten begonnen zich natuurlijk ook met deze aangelegenheid te be moeien. Georges Meyer, Egyptsch correspon dent van de „Temps", brak daarbij een lans voor de verdèdigihg der Fransche scholen. On der de buitenlandsche scholen van Egypte zijn die, welke door Franschen worden bestuurd, verreweg het talrijkst. Op een totaal van 334 zijn er niet minder dan 131 Fransch, nl. ruim 100 katholieke missie-scholen met meer dan 20.000 leerlingen, 9 leeken-scholen met ruim vierduizend, bovendien nog vijf particuliere instituten met bijna 2400 leerlingen, eenige Joodsche scholen, enz. (G. Meye geeft het to tale aantal der kinderen die /ransch onder wijs ontvangen iets hooger aan. hij schat het op bijna 40.000). Deze scholen worden ten deele bezocht ook door kinderen uit de beste Mo hammedaansche families. Klachten over ontak- tisch optreden van onderwijzend personeel, waardoor de kinderen zich gekrenkt voelden in hun religieuze opvattingen, bestaan er, wat deze Fransche- scholen betreft, volgens genoem den journalist in het geheel niet. Het personeel, ook van de eigenlijke missie-scholen is er, volgens hem, niet op de eerste plaats op uit om bekeeringen te maken onder de Mohamme daansche leerlingen. Een Italiaansch dagblad, de „Giornale d'Oriente" van Alexandrië nam de Katholieke, en in 't bijzonder de Italiaansche instellingen van liefdadigheid en onderwijs in bescherming. Volgens dit Italiaansche blad zouden de klach ten der Mohammedanen voor zoover die wer kelijk gegrond zijn, uitsluitend niet-katholieke en niet-Italiaansche inrichtingen betreffen. Veie regeeringsambtenaren, die in het tegen woordige Egypt e vooraanstaande posten be- kleeden, en indertijd zelf hunne eerste op leiding. op katholieke scholen ontvangen heb ben. kunnen daarover getuigenis afleggen, zegt de „Giornale d'Oriente" Maar intusschen is, gelijk voldoende blijkt uit hetgeen wij hierboven bericht hebben, in Egypte toch een sterke strooming ontstaan, die er op uit is om den nvloed der chrstelijke hos pitalen en scholen voor de toekomst zooveel mogelijk uit te schakelen. Men wil dat doel bereiken door zelf een zoo groot mogelijk aan tal van dergelijke instellingen, waar dan op strikt mohammedaanschen grondslag, op te richten. De regeering werd genoodzaakt om voor dat doel reeds aanstonds een voorloopig bedrag van 70.0ÖÖ Egyptische ponden beschik baar te stellen. Een rijke particulier uit Boven- Egypte schonk voor hetzelfde doel een bedrag van tienduizend pond. De „Bond tot verdedi ging van den Islam" gaat ijverig rond met in- teekenlijsten onder het motto „één piaster van een ieder". De oelema's van de Azhar-moskee verkoopen groene sluitzegels (groen is de kleur van de mohammedaansche vaan). Alles is ge richt op hetzelfde doel. En daarom lijkt één ding zeker, nl. dat de missie-scholen in Egypte een moeilijken tijd te gemoet gaan. De actie, die in de afgeloopen maanden Juni en Juli onder de Mohammeda nen van dat land ontstond, richt zich weliswaa. j niet op de eerste plaats tegen de in het land gevestigde katholieke scholen. Maar het is niet waarschijnlijk, dat men geneigd zou blijken om voor die scholen een uitzonderingspositie te scheppen, wanneer het eens tot maatregelen van hooger hand tegen alle buitenlandsche christelijke-confessioneele scholen komen zou. En dat kan vroeg of laat onder een „Nationaal" of een „Wafdistisch" kabinet gemakkelijk ge beuren. Het is zeker, dat de publieke opinie onder de Egyptische Mohammedanen, en zelfs onder de inheemsche. Koptische christenen, voortdurend in die richting wordt bewerkt. (Van onzen correspondent.) „Mrs. Conrad, als u ooit'hulp noodig hebt en trouwe vrienden zoektf laat ine het dan weten'. Het was bekerid, dat de groote Engelsche romanschrijver en gewezen zeeman Josêph Cónrad in het gewone leven een zonderling heer was. Maar wat Zijn omgeving met hem had uit te staan, weet niemand natuurlijk zoo precies als zijn echtgenoote, die bijna dertig jaar met hem getrouwd en van heel zijn opgang als auteur de mee-levende getuige is geweest. Zij heeft haar herinneringen verzameld in een Charmant artikel, dat wij onder het opschrift „Mon roman avec Joseph Conrad" vonden in het Fransche weekblad „1933". Als wij er hier eenige vooral anecdotische bijzonderheden uit oververtellen, doen wij deze memoires niet heelemaal recht. Want met goed humeur en zelfs glimlachend geschreven, ligt er over dit relaas een vrede en een geluk, die niet anders dan met tranen gekocht kunnen zijn. En het menschelijk aroom tusschen de regels door gaal te. zeer verloren, wanneer we alleen enkele tragi-komische feiten releveeren van dezen man, die bezeten door zijn ontzaglijke verbeelding, de werkelijkheid om hem heen en van zichzelf niet zien kon. Zijn beste vrienden, vooral Edward Garnett, zijn over zijn huwelijk zeer bezorgd geweest. Want'hij had een zeer ongewoon karakter: innemend, maar overgevoelig én prikkelbaar, sympathiek, maar onverdraagzaam en tot het uiterste gereserveerd. Zijn vrouw béëlöot dan ook in niets tegen hem in te gaan, opdat hij zich even vrij zou kunnen voelen als toen hij celibatair was. Aldus heeft zij zijn vertrouwen éii genegenheid gewonnen en die tot 't einde toe behouden. Slechts eenmaal heeft zij zich verzet n.l; toen twee weken na de geboorte van hun kind, Conrad plotseling de literatuur er aan wildé geven, en een klein bootje wilde koopen, om zooals zijn roman-held Tom Lingard, handel te gaan drijven in het Verre Oosten, De jonge mevrouw Conrad begreep dadelijk, dat "zij haar huishouden niet zou kunnen inrich ten zooals gebruikelijk. Haar man was ontzaglijk veèleischend en aan tafel moeilijk tevreden te steilen. Door zijn prikkelbaarheid en zijn erger- nis over kleinigheden, was het lastig om perso neel te houden. Als ik voor een paar dagen van huis ging, vertelt mrs. Conrad, maakte ik te voren een serie menu's op en sloeg het noodige in voor het geval mijn verbeeldingrijke man veranderingen zou wenschen. Maar menigmaal vond ik toch bij mijn thuiskomst al het personeel ontslagen en weggezonden. Aanvankelijk had mrs. Conrad gehoopt, dat zij hem in zijn werk zou kunnen helpen. Zij heeft hem alleen het onderwerp aan de hand kunnen doen voor „Black Mate" en stof voor „The Arrow of Gold". Verder tikte zij zijn manuscripten. Later heeft zij zich op zijn ver langen verkleed om model te staan voor zijn roman-heldinnen, als de vrouw met de kat in „Under Western Eyes" en Lena in „Victory" Aan deze laatste heeft het „model" minder prettige herinneringen, want het was zeer koud toen, en Lena mocht slechts een inlandsche sarong aan hebben, die hals en schouders bloot liet. Conrad bad de vreemdsrhe gewoonten bij het schrijven. Soms werkte hij in een verloren hoekje van den tuin op vodjes papier. Eens Zat hij een week lang in de badkamer te schrijven. Een ander maal moest en zou hij in een versleten badmantel in den wintertuin gaan zitten naast den salon. Een dienstmeisje moest als schildwacht postvatten om bezoekers af te weren. Hoewa! hij vreemde manieren had wanneer hij schre ef, waren toch de weken nog erger dat hij iliet in de stemming was om aan het werk te gaan. Dan waren zijn zenuwachtigheid en prikkelbaarheid van dien aard, dat zijn vrouw het-mogelijke deed om hem-naar buiten te krijgen. Vermakelijk is hetgeen zij vertelt óver zijn ritten met een rijtuig of auto. een beproeving voor de zenuwen, daar Conrad zeer gevaarlijk en onhandig reed. Geheel haar leven heeft mevrouw Conrad gepoogd eenige van de kostbare manuscripten van haar man te bewaren. Maar hij kon zich niet voorstellen dat zij ooit iets waard zouden zijn en Smeet ze in den prullemand of in de kachel, waar zij ze dan met list uithaalde. Maar toen zij eens in een ziekenhuis was, heeft' hij haar verzameling vernietigd. Na zijn dood heeft zij de weinige manuscripten, die zij heeft kunnen redden, verkocht voor 2000 pond. De Amerikaan Rosenbaum kocht ze voor 6000 pond en deed ze voor 24.000 pond weer van de hand. Als Conrad bezig was een roman te voltooien, dan was dat voor zijn huisgenooten een tijd van beproevingen. Gedurende de twee of drie laatste weken, dat hij aan „Victory" werkte, nam hij bijna al zijn maaitijden alleen. Zijn vrouw was verplicht om eventueele bezoekers te waarschuwen liever niet te komen, want als hij haar norodig had kon hij met een mini mum van kleeren aan plotseling de kamer binnenvallen. Als hij zich verweerde in de verschrikkingen van de inspiratie, rookte hij ontelbare sigaretten, die hij brandend weglegde, zoodat ze lagen te smeulen soms op den band van geleende hoeken. Hij rookte en las op bed en meer dan eens werd. zijn vrouw wakker omdat een boek vlam had gevat aan de kaars, dié bij hem stond. Zelfs overdag was hij zoo in zichzelf verslonden, dat zij steeds ln angst leefde voor brand. Drie keer raakte zijn kamer jas aan het smeulen toen hij achteloos bij een gaskachel stond om zich te warmen. Vaak verklaarde hij, dat hij met het heele gezin den volgenden dag op reis wilde gaan naar een of ander ver oord en dan zat er niets anders op dan de koffers te pakken. Er kwamen pijnlijke oogenblikken als er gasten waren. Conrad had als hij opgewekt was b.v. de gewoonte, om van zijn brood kleipe balletjes te maken en daarmee om zich heen te gooien, soms tegen de gasten aan of in hun bord. Hij kon zijn bezoekers uitputten en dan had hij plotseling weèr genoeg van ze eri smeekte dat meneer Dinges toch om de liefde Gods op zou stappen. Wanneer hij zich niet meer kon inhouden, viel hij tegen zijn vrouw uit. Zij kón daar tegen, wel wetende met wien zij te doen had, maar de gasten werden meer malen ernstig ongerust en zeiden „Mrs. Conrad, als u ooit hulp noodig hebt en trouwe vrienden zoekt, laat me dat dan weten". En de lieve vrouw, die haar herinneringen opschreef, zei dan„Ik zal niet nalaten mijn man te zeggen, hoe goed u bent". Zij gelooft, dat zij in haar lange huwelijks leven Conrad zoo gelukkig gemaakt heeft als een zoo rustelooze en hypersensitieve natuur altijd geneigd om op de moeilijkheden vooruit te ioopen, maar zijn kan. En wat haarzelf be treft De vrouw van een geniaal man, zegt zij, moet niet op een prettig en gemakkelijk leventje rekenen, maar zij heeft, den troost te weten, dat zij indirect meewerkt aan een oeuvre, voor heel de wereld van gewicht. „En die gedachte was mij voldoende", zegt de weduwe van Joseph Conrad. Karaktertekening. „Wat is die mevrouw X. eigenlijk voor iemand Is ze conservatief, of meer modern ingesteld „Tja, dat is moeilijk te zeggen. Ze draagt bijvoorbeeld hoeden van verleden jaar, rijdt een auto van dit jaar en le(A nan haar in komen "oor h«t volgende iaar' BRUSSEL, 10 December 1933. Het Theatre des Artisans uit Parijs is naar Brussel gekomen, om er in het dezer dagen heropende Theatre de la gaité, een reeks op voeringen te geven van een comédie, „De vloo", van den Russisehen auteur Eugène Zamiatine, een globe-trotter, die, alvorens tooneelschrijver te worden, in de wereld naam heeft gemaakt als ingenieur, die de reusachtige Russische ijs- brekers „Lenin" en „Krassin" heeft gebouwd Op een paar uitzonderingen na, hebben de Fransche bladen van de Belgische hoofdstad tegen dit stuk zóó dwaze en verwarde recen sies geschreven, dat wij jnmiddellijk den in druk kregen want wij kennen onze pappen heimers hier dat Zamiatine met iets voor den dag móest gekomen zijn, dat zich met be paald op de reeds platgeloopen wegen van de conservatieve Fransche tooneelproduct-ie be woog, die hier, helaas, nog altijd schering en inslag is. Die slechte recensies gaven ons een stille overtuiging, dat er, van moderner standpunt uit, veel goeds aan dat stuk moest ?ijn, Wij zijn er dan op onze beurt heengegaan en con stateerden, dat wij ons niet inonze veroudér- stellingen hadden bedrogen: eindelijk weer eens een werk van gezonde en naïef-vroolijke inspiratie, waarvan niet het eeuwige en afge zaagde trio man-vrouw-vriend de spil, is; een stuk, dat een vloo tot determlneerende. oor zaak heeft, met daaromheen een tzaar, diezlch verveelt, Engelsche mecaniciens, Russische am bachtslieden, natuurlijk ook ruwe kozakken, 'n vleiende hofhouding, wat liefde en veel gees tigheid. Het geheel is een fijne farce, die in een music-hall-tempo binnen het kader van mo derne en kleurige décors wordt gespeeld ge zongen en gedanst. De tzaar zit te geeuwen, de grootmaarschalk houdt zijn vingeren lenig met in zijn neus' te visschen, generaals en ministers zijn in den dienst der tzaren grijs en stram en ook wel een beetje kindsch geworden. De potentaat moet afleiding hebben; een charlatan en een danseres kunnen hem hoogstens wat wakker houden. Hij heeft vreeselijk het land aan de Engelschen, omdat zij den naam hebben de beste kleermakers te hebben, de beste kruisers te bouwen, de beste kanonnen te maken en nog veel meer andere dingen, waarin zij de beste van de wereld zijn. De tzaar is het daar heele maal niet mede eens en hij beweert, dat de Engelschen het op verre na niet bij de am bachtslieden van zijn goede stad Toula kun nen halen. In eén van zijn vele buien van verveling, doodt hij zijn tijd met in zijn schatten te snuis teren. In een schitterenden briljant ontdekt, hij een van staal gemaakte mechanischevloo, van natuurlijke grootte. Als men het ding met een sleuteltje opdraait, gaat het aan het spelen gelijk een muziekdoos en begint de vloo op haar eigen begeleiding te dansen! Algemeene pret; de tzaar en de ge- heele hofhouding dansen mee! Maar ai!, wat een ramp: als men dat fijne mekanlekje goed beziet, en ook de keizerlijke archieven er bij te pas komen, ontdekt men, hét het „Made in England" is! De tzaar zendt onmiddellijk een a-ttaman der kozakken naar Toula en daar krijgt de tïlnk- sche, de beste vakman van de- stad, opdracht iets te maken waar men de Engelscnen mee kan overtroeven. Deze is een type, dié den domme uithangt, maar in werkelijkheid ieder een in de maling neemt. De attaman doet hem de blonde Macha verlaten, om hem mee te ne men naar Londen; hij heeft namelijk weken lang aan de vloo gewerkt, maar vertikt het om te zeggen, wat hij er eigenlijk mee uitgehaald heeft. Engelsche mecaniciens trachten, dan, hem zijn geheim te doen verklappen, tever- geëfs echter. Het verlangen naar Macha cn de zindelijkheid van Londen woiden den Linksehe te machtig en hij vlucht met een schip. Te Petersburg begint hij al in zijn nopjes te komen, omdat het er zoo heerlijk smerig is. De Engelsche mecaniciens, die hij- te Londen om den tuin heeft geleid, zijn hem echter tot in het keizerlijk paleis gevolgd. Eerst na lang dralen, wil de Linksehe zijn-geheim aan dén tzaar vertellen: de vloo wordt onder eén ge weldig vergrootglas gelegd en dan ziét5 men, dat dé Linksehe.... hoefijzers aan haar poo- ten heeft gesmeed! Hurrah, de Engelsche teóh- niek is overwonnen! Ja maar, niet zoo vlug, vader: de vloo is nu zoo zwaar geworden, .dat zij niet meer kan dansen en haar muziek Is eveneens ontredderd. De Linksehe is er het hart van in en hij danst, om zijn verdriet te verdrijven. De Britten triomfeeren, eens te meerh Het gegeven is, als men wil, eenvoudig. Maar in dat eenvoudige ligt juist het meesterschap van Zamiatine, die het tot een levendig, sappig en humoristisch geheel heeft opgewerkt. De man die uit staal en ijzer, die eveneens een voudige materie zijn, de grootste ijsbrekers van de wereld bouwde, heeft van dit eenvoudige thema uit de Russische volkskunst, een van humor sprankelende comedie gemaakt. Zijn onderwerp is echter niet alleen geestig, het. is ook ontroerend, wegens het drama, dat deze ambachtsman uit het volk overkomt, die tech nisch knap is, maar intellectueel niet genoeg ontwikkeld en daarom door zijn eigen uitvin ding bedrogen en vernederd wordt. Naast de rake uitwerking van dit gegeven, heef. de schrijver fijn psychologisch werk geleverd met de wijze waarop hij het juiste temperament in elk van zijn personages heeft gelegd; de legende heeft hij haar volkschen toon doen bewaren zonder grof te worden en anderzijds ook zonder er een te Zondagsch tintje aan te geven, twee uitersten, waarin men gemakkelijk vervalt als men een folkloristisch motief ver werkt, vooral ais men dat zich bovendien nog in een moderné atmosfeer laat afspelen. Op één uitdrukking en een korte, gemakkelijk te wijzigen situatie na, is er in dit stuk niets, waar men aanstoot aan zou kunnen nemen. Een spiritueele muzikale illustratie van Serge Weksler en zeer suggestieve decors van Myron Bibline, van het Bieliaeff-gezelschap, helpen „De vloo" zeer in relief zetten. Londen, bij voorbeeld, wordt op een der decors geestig geresumeerd met enkele geschetste lijnen van buildings, eenige distilleerkolven, de Times en honni soit qui mal y pense met een vaatje whisky. - Indien Johan de Meester hier nog geweest ware, zou hij „De vloo" in triomfale tournee door het Vlaamsche land hebben gevoerd Mis schien zullen anderen dat nu in 'zijn plaats doen, want het stuk zal ook in het Vlaainsch worden vertaald. Intusschen heeft het Fransche Brussel, dat nog aliijd zijn boertige „zwanze" voor humor houdt, een zeker modernisme uit den boom blijft vinden en alleen maar de psychologie das Parijsche boulevard-dramatiek schijnt te kun» nen waardeeren, het stuk van Zamiatine geen recht laten weasn varen r-:V.. -.-ÏS,; r'i. :'z

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1933 | | pagina 12