DE MADONNA V AN GUADALUPE
GEEERD.
TEGEN DE MISSÏEACTIË IN EGYPTE
CAPPELLA PAPALE IN DE BASILIEK
VAN SINT PIETER.
!P
VOOR DE SLACHTOFFERS DER
MEXICAANSCHE KERK
VERVOLGING.
De beeltenis der Madonna gekroond.
NEDERLANDSCHE GASTEN IN
POLEN.
NEDERLANDSCH VEE NAAR BELGIF.
O—
"fills llÉÉi
- ulJtf
DE MISSIE-SCHOLEN EN
HOSPITALEN IN GEVAAR.
MOEILIJKE TIJDEN IN HET
ZICHT.
RUSSISCH TOONEEL TE
BRUSSEL.
,De vloo", van Eug Zamiatine.
MET JOSEPH CONRAD
GETROUWD.
ZIJN WEDUWE VERTELT.
Uit Rome wordt ons gemeld:
Men zal zich herinneren, dat de H. Vader
nog geen twee weken geleden, bij de voor
lezing van het decreet betreffende het mar
telaarschap van drie Zuid-Amerikaansche mis
sionarissen, wederom uiting heeft gegeven
aan Zijn groote bezorgdheid over het lot der
Kerk in Mexico en allen, die bij de voorlezing
van het decreet aanwezig waren met aandrang
heeft verzocht voor de „martelaren van heden"
te bidden. Zijne Heiligheid heeft ook hier
weer het ^oorbeeld gegeven, door zich heden
morgen pt, soonlijk naar de basiliek van Sint
Pieter te begeven, waar een plechtige Capella
Papale werd gehouden ter eere van de Ma
donna van Guadalupe, Patrones van Latijnsch
Amerika en in het bizonder van Mexico.
De Pontificale Hoogmis werd opgedragen,
door den aartsbisschop van Guadalajara, mgr.
Orozco y Jimenez, terwijl de H. Vader, van
Zijn troon af assisteerde.
Aanwezig waren verder tal
van kardinalen en bisschop
pen, alsmede delegaties uit
een en twintig verschil
lende Zuid-Amerikaansche
staten, verder vele studen
ten en oud-studenten van
het Collegium Pio Latinum,
die in verband met het vijf-
en zeventigjarig bestaan van
dit college te Rome vertoe
ven, en een groot aantal
leden van de Mexicaansche
Katholieke Actie, die we-
Mgr. Orozco y gens de ongehoorde beper-
Jimenezking van het aantal pries
ters in hun land, voor zoo
ver dit mogelijk is de zielzorg waarnemen.
De bedoeling, welke de H. Vader met deze
plechtigheid gehad heeft, laat aan duidelijk
heid niets te wenschen over. Zij moest voor
alles een gebed zijn tot de Patrones
van Mexico, om Haar zoo zwaar beproefde
volle vooral in deze moeilijke stonde te be
schermen.
In een gemeenschappelijk herderlijk schrij
ven had ook het Mexicaansche episcopaat
reeds op de groote beteekenis van de plech
tigheid in de Vaticaansche basiliek gewezen
en uitdrukking gegeven aan den wensch, dat
hun geloovlgen, van wie er zich slechts wei
nigen naar Rome zouden kunnen begeven,
zich door een bizondere voorbereiding de ge
nadegaven van de Moeder Gods waardig zou
den maken, „opdat aan Mexico de vrede worde
teruggegeven".
Uit de mededeelingen van de Mexicaansche
bisschoppen en priesters, die op het oogenblik
te Rome vertoeven, blijkt wel, dat de toestand
in hun land na de publicatie van de éncycliek
„Acerba Animi". waarin de H. Vader Zijn
plechtig protest tegen de godsdienstvervolging
liet hooren, in plaats van beter nog erger is
geworden. De atheistische propaganda op de
!9cboien en vooral ook onder de arbeiders
breidt zich steeds meer uit en de weinige
priesters, die hun ambt nog mogen uitoefenen,
worden daarin zoo tegengewerkt, dat zij prac-
tisch niets kunnen uitrichten.
De aartsbisschop van Mexico, mgr. Diaz,
moet als een eenvoudig parochiegeestelijke
zelf alle geestelijke functies v aarnemen. lede
ren Zondag leest hij drie H.H. Missen, om
zooveel mogelijk geloovigen in de gelegenheid
te stellen, het H. Offer bij te wonen.
De bisschop van Vera Cruz, waar de vervol
ging, zooals men weet, steeds het felst was,
schijnt pogingen In het werk te hebben ge
steld. om de kerkdiensten weer te hervatten.
Met behulp van acht priesters, die over de
modernste verkeersmiddelen beschikken en
aldus per dag op meerdere plaatsen de H.
Mis kunnen opdragen, moet de bisschop onder
ettelijke honderdduizenden geloovigen de ziel
zorg uitoefenen.
Ondanks de verdrukking schijnt echter de
Katholieke Actie in Mexico, meer dan ooit te
bloeien. Alleen reeds in de stad Mexico telt
men zeven honderd leeken. die aan ongeveer
dertig duizend personen catechismusonder
richt geven. In den staat Tabacco echter is
de. vervolging zóó fel.dat daar iedere moge
lijkheid van een hervatting van den eeredienst
en van het geven van godsdienstonderwijs
absoluut is uitgesloten.
Onder deze omstandigheden is het duidelijk,
dat het de bedoeling van den H. Vader ge
weest is, op den dag van heden niet alleen
de vertegenwoordigers van dé slachtoffers der
Mexicaansche kerkvervolging maar in den
geest ook geheel de geloovige wereld te ver
eenigen aan de voeten van de Madonna van
Guadalupe, nu Haar zelfs in het land, dat
Haar eenmaal tot Patrones koos, niet meer
de Haar toekomende hulde kan worden ge
bracht. Voor Haar beeltenis, welke heden tij
dens de Capella Papale in de „Gloria del
Bernini" straalde, hebben met den Vader der
Christenheid duizenden voor de slachtoffers
der Mexicaansche kerkvervolging gebeden.
De kroningsplechtigheid.
De plechtigheden ter eere van de Madonna
van Guadalupe zijn feitelijk reeds Zondag jJ.
te Rome begonnen met de kroning van de be
roemde Madonna van Michael Cabrera, den
Mexicaanschen Michelangelo. De kroning werd
verricht door den hier in ballingschap leven
den aartsbisschop van Guadalajara, mgr.
Orozco.
De gsschiedenis van de Madonna van Ca
brera kan in het koiw als voltt worden weer
gegeven.
Toen in 1752 het Mexicaansche episcopaat
de Madonna van Guadalupe tot Patrones van
Mexico wilde proelameeren, had het daarvoor
natuurlijk de toestemming van Rome noodig.
De bisschoppen zonden daarom den Jesuiet,
Francesco Lopez, als procurator naar de H.
Stad, die aan den toen regeerenden Paus, Be-
nedictus XIV, het doek van Cabrera ten ge
schenke gaf. Deze schonk het schilderstuk op
Zijn beurt aan de zusters van O. L. Vrouw
Visitatie, die het, toen zij haar tegenwoordig
klooster aan de Via Salaria betrokken, op
het hoofdaltaar van de kloosterkerk lieten
plaatsen, waar het door de Romeinen op bi
zondere wijze wordt vereerd.
Behalve in genoemde kloosterkerk bestaat
ook nog een bizondere devotie voor de Ma
donna van Guadalupe in de oude basiliek van
San Nicoló in Car'cere en in de parochiekerk
van het dorpje Arsoli in de Sabijnsche bergen,
waar Zondagavond eveneens bizondere gods
dienstplechtigheden werden gehouden.
Om een zoo groot mógelijke deelneming van
het publiek mogelijk te maken, was het schil
derstuk van Cabrera voor 'deze gelegenheid
van de kerk der zusters van O. L. Vrouw Vi
sitatie overgebracht naar de„Al Gesu". Hier
werd de Madonna door mgr. Orozco in op
dracht van het Vaticaansche domkapittel ge
kroond met een gouden kroon, versierd met
kostbare edelsteenen. Een aantal Mexicaan
sche geestelijken en ook de zusters van O, L.
Vrouw Visitatie woonden de plechtigheid bij.
Zooals we reeds meldden vertoeven de
zeereerw. pater Hyacinth Hermans O.P., redac
teur van De Maasbode, en rector R. Brink uit
's-Gravenhage, als gasten van de Poolsche
vereeniging van uitgevers van dagbladen en
periodieken, .eenigen tijd in Polen.
De Poolsche bladen geven tal van illustraties
en uitvoerige verslagen van de ontvangsten en
feestelijkheden, waarmede dit bezoek gepaard
gaat. Wij ontleenen er o.m. aan-, dat den gas
ten dezer dagen een banket werd aangeboden
door het bestuur van de recipieerende veree-
niging, gedurende hetwelk de gasten werden
toegesproken door den vöorziter. den heer F.
Mrozowski, die een overzicht gaf van de
eeuwenoude banden tusschen Polen en de Do
minicanen-orde. Dan overgaande tot de vriend
schappelijke verhoudingen tusschen Polen en
Nederland, sprak de heer Mrozowski zijn be
wondering uit over de Nederlandsche pers.
„De geografische, economische en financi-
eele situatie van uw land, dwingt U een open
oog te hebben voor den wereldtoestand. Ook
de maatschappelijke structuur van het Neder
landsche volk is een factor, die u gedwongen
heeft zich in de groote problemen van onzen
tijd te verdiepen. Daarom ook heeft uwe pers
zoo een belangrijke plaats ingenomen in de
wereldpers en is zij daarom ook dikwijls een
voorbeeld voor andere landen. In het bijzonder
de prachtige Katholieke pers van Nederland,
met uw courant, eerwaarde pater, aan het
hoofd, vervult zijn zending met het grootste
plichtsgevoel en kennis van zaken. Ik ben er
van overtuigd, dat u na uw bezoek aan óns en
na onze roeping te hebben leeren kennen, als
Nederlander, verstaanbaar zult maken, dat het
Poolsche volk den vasten wil bezit om den
vrijen toegang tot de zee te behouden: als
Katholiek zult gij ons recht geven in wat in
ons nationale leven door den geest van recht
vaardigheid wordt ingegeven: als journalist
zult gij waardeering hebbenvoor den ij ver,
waarmede wij ons recht verdedigen op het
leven, op onze overtuigingen en onzen gods
dienst".
De heer Krzywoszewski herinnerde hierop
aan de moeilijke reis van P. Hermans naar
Polen tijdens den oorlog, toen hij de opbrengst
van de „Maasbode'-inschrijving voor de Pool
sche oorlogsslachtoffers, ten bedrage van
f 30.000 overbracht en sprak zijn vreugde er
over uit hem nu in het vrije Polen te kunnen
begroeten.
Pater Hermans dankte voor de schitterende
ontvangst en wees op tal van herinneringen,
die de oude relaties tusschen Polen en Neder
land naar voren brengen.
De Nederlandsche gasten brachten tijdens
hun verblijf, een bezoek bij het graf van den
onbekenden soldaat. Voorts werden een aantal
kerken, het koninklijk slot, het zomerpaieis
Lozienki, het nationaal museum, de tentoon
stelling van herinneringen aan koning Jan III
Sobieski, de gebouwen van de sejm, van het
ministerie van onderwijs, van het post- en
giro-kantoor bezocht.
Op 7 December werden de bezoekers in
audiëntie ontvangen door Z.Eminentie kardi
naal Kokowski. Om half acht had ter eere van
de Hollandsche gasten een receptie plaats bij
Prins Czetwertynsci.
Den volgenden dag bood de directeur van
het persdepartement van het ministerie van
buitenlandsche zaken aan de gasten een lunch
aan. In den loop van den namiddag vertrokken
Pater Hermans en rector Brink naar Czestocho-
wa, waar zij de gasten zijn van Z.H. Exc. Mgr.
Kubina.
Men meldt uit Antwerpen gan het „Dbl. van
Noord Brabant":
De Antwerpsche en Brusselsche slagers, welke
60 pCt. van de consenten tot het invoeren van
vreemd slachtvee in België :n handen hebben,
hebben een overeenkomst gesloten met de
Nederlandsche Rundvee-Centraie om hun in-
koopen te doen in Nederland (tot nu toe kocht
men ln Denemarken). Zij zullen met het oog
op de kosten door vervoer, zooveel mogelijk
hun inkoopen doen in 't Zuiden van Nederlani
dus op de markten van Breda, Den Bosch, Rot
terdam of Gorkum. De commissie heeft met
deze regeling reeds een begin van uitvoering
gemaakt en was gisteren te Gorkum.
Onder aristocraten.
„En waart ge al lang In dienst bij de graven
Zwijnendraf?" vroeg de barones den nieuwen
kamerdienaar.
Deze stelde zich stram ln postuur, maakte
een diepe buiging en zeide: „Om u te dienen,
barones, gedurende twee degeneraties".
De Poolsche gezant, die een serie foto's
betreffende ons Koninklijk Huis, verza
meld uit Poolsche musea aan H. M. de
Koningin heeft aangeboden, verlaat het
paleis te Den Haag.
RIJZEN OF VERZAKKEN?
Wat in den aard van het beroep ligt.
Een Engelsche geoloog, F. H. Mackintosh,
die een bijzondere studie heeft gemaakt van den
bodem, waarop Londen is gebouwd, heeft de
verklaring afgelegd, dat Londen langzaam
wegzakt.
Nu ligt het natuurlijk min of meer in den
aard van het beroep van een geoloog, om. zulke
dingen te ontdekken. Het wegzinken van een
stuk grond is, op zichzelf beschouwd, voor de
lezers van een krant weinig belangwekkend.
Het zou nen bijvoorbeeld zeer onverschillig
laten, wanneer zij vernamen, dat de bodem
van een heide ergens in Yorkshire ongeveer een
inch in elke vijf jaren verzakt, maar draagt de
verzakkende bodem Londen, dan is het feit.
ofschoon geologisch niet belangrijk, toch in
teressanter van menschelijk standpunt.
Mr. Mackintosh deelt den lezers van de
„Daily Telegraph" dus mede, dat „Londen
langzaam wegzakt" (London slowly subsiding,)
waarmee hij bedoelt, dat de bodem langzaam
verzinkt.
Had hij voor de „Daily Express" geschreven,
dan had hij, om de lezers van dat blad te pak
ken, moeten zeggen"Lord Beaverbrook (de
eigenaar van de „Daily Express") zakt lang
zaam weg", of„London Girls slowly subsiding"
(De Londensche meisjes zakken langzaam weg)
hiermede bedoelende de bodem, waarop Lord
Beaverbrook en de Londensche meisjes ge
grondvest zijn.
Sinds verscheidene jaren reeds vermoedde
men, dat Londen aan het verzakken was,
schrijft mr. Mackintosh. Klaarblijkelijk even
wel nam men het nogal kalm op. Misschien ook
hield men het geheim, om geen paniek te ver
oorzaken. Op zekeren dag evenwel zoowat
acht jaren geleden ontdekte iemand dat de
Waterloobridge niet meer waterpas was én
men besloot dus opm'etingen ofpeilingen te
doen, teneinde gewaar te worden, m welke
mate Londen "verzakte. De laatste- peilingen
hadden dertig jaren geleden plaats gehad en
berekend werd, dat de verzakking 9 inch per
eeuw bedroeg. (Ondertusschen is de Water
loobridge nog altijd niet waterpasser dan acht
jaren geleden.)
Mr. Mackintosh evenwel houdt vol, dat de
berekening niet deugt. Er zijn onweerlegbare
bewijzen, dat gedurende de laatste 400 jaren
Londen aan de Theemsoevers 8 voet verzakt
is, dus gemiddeld één inch in vier jaar en ne
gen maanden.
Bij de grondwerken, die enkele jaren ge
leden plaats hadden voor het leggen van ae
fundeeringen van het Unilever House (mar
garine en aanverwante kunstvoorwerpen) ont
dekte mén een oude werf, die gebouwd was
voor het palels, dat Hendrik VIII op deze plaats
had opgericht.
„Het is duidelijk" schrijft mr. Mackintosh,
„dat. een werf niet gebouwd werd op een peil,
waarop het overstroomd kon worden".
Dit nu moge een zeer gegronde deductie
zijn voor een geoloog, maar historisch is zij
zeer aanvechtbaar. Ons zijn van Hendrik VIII
zooveel dingen bekend, die beneden- peil wa
ren, dat die oude werf er nog best bij kan,
zonder iets noemenswaardigs aan den algemee-
nen toestand te veranderen.
Bovendien werd eenige eeuwen na Hendrik
VIII het parlemei><Sgebouw eveneens beneden
peil gebouwd, zoodat de sousterrains bij hoog
water onderloopen. Dit bewijst volstrekt niet,
dat de bodem plotseling verzakt was, maar dat
de architect zich vergist had. Over een paar
honderd jaren evenwel zal een. geoloog- er zijn
vakkundige conclusies aan vastknoopen, door
dat hij niet weet, dat de architect van 'het ge
bouw, waarvan hij de fundamenten exploreert,
een vergissing begaan heeft.
Er bestaan niet alleen historische en archi
tectonische, maar ook wijsgeerige bedenkingen
tegen de deductie van mr. Mackintosh. Wan
neer men bij opgravingen een werf uit den
tijd van Hendrik VIII vindt, een goed eind be
neden den beganen grond, moet men hieruit
dan afleiden, dat de bodem verzakt is Waar
om niet het tegenovergestelde Kan men er
niet met evenveel recht de gevolgtrekking uit
maken, dat de bodem gerezen is
Mr. Mackintosh zegt natuurlijk nog veel
meer over het onderwerp van Londens ver
zakking, maar ik moet bekennen, dat lk er zoo
goed als niets van begrijp, vooral niet. daar de
steenkolenvelden van Kent en stormen boven
den Atlantischen Oceaan er aan te pas komen.
Maar datgene, dat .ik wél begrepen heb, heeft
mij niet overtuigd, dat als Londen iets doet, het
riet aan het rijz-n is in plaats "an aan het
zakken.
Het doet er trouwens heel weinig toe.
Overzicht van Guadeloupe. Links op den
achtergrond het heiligdom der
Madonna van Guadeloupe.
I MMI
(Van onzen bijzonderen correspondent.)
In navolging en tegelijkertijd ter bestrijding
van de ook in het Oosten welbekende „Ymca"
(Young men's Christian Association) heeft men
in Egypte reeds vroeger een „Vereeniging van
Mohammedaansche Jongelieden" opgericht. Nu
sloten zich een zeker aantal invloedrijke leden
en beschermers van deze vereeniging aaneen
en vormden een afzonderlijken „Bond tot ver
dediging van den Islam" Moesthafa al-Maraghi,
voormalig rector van de hoogeschool der Azhar-
moskee, nam het voorzitterschap van dezen
nieuwen bond aan, die terstond een krachtige
anti-christelijke actie begon te ontplooien.
In het begin van de maand Juli werden de
statuten opgesteld. Als eerste doel van de ver
eeniging wordt uitdrukkelijk opgegeven: het
bestrijden van den invloed der missionarissen.
Er .wordt echter even uitdrukkelijk bijgevoegd:
daf men in dezen strijd slechts gebruik maken
wil van vreedzame en wettige middelen. De
werkzaamheden van den bond openbaarden zich
terstond naar twee kanten tegelijk. Eenerzijds
werd bij de regeering aangedrongen op het af
schaffen van de concessies en de privileges,
die verschillende missie-scholen voor en na
verworven hebben. Anderzijds werd een rond
schrijven gericht aan de verschillende diplo
matieke vertegenwoordigers van die vreemde
mogendheden, wier onderdanen in Egypte aan
missie- of zendingswerk doen.
Dit schrijven was in gematigden en beleef
den toon gesteld. Men erkende zelfs de dien
sten, die de missie-scholen, de gasthuizen, de
hospitalen, en dergelijke inrichtingen der mis
sionarissen aan de inheemsche bevolking van
Egypte hebben bewezen. Maar men eischt, dat
die inrichtingen in geen geval gebruikt zullen
worden om Mohammedaansche geloovigen over
te halen tot een anderen godsdienst. Althans
niet wanneer dit geschiedt met minder- eer
lijke middelen (dit laatste schijnt een toespe
ling te zijn op het geval-Marshall). Ten slotte
wordt de wensch te kennen gegeven, dat- de
regeeringen der betrokken mogendheden con
trole uitoefenen zullen op de activiteit van
hunne respectievelijke onderdaden, voor zoo
ver die in Egypte werkzaam, zijn als missio
narissen «-f zendelingen.
Daar de actie tegen de missie-scholen ge
bruikt werd als propagarida-middel 'der opposi
tie-partijen tegen het zetelend kabinet, Is het
niet te verwonderen, dat de regeering harer
zijds naar middelen uitzag om die actie tegen
te gaan. Verschillende dagbladen hebben een
officieelen wenk ontvangen om hun t'oon wat
te matigen, onder bedreiging met straffe maat
regelen. Aan den pas gestichten „Bond tot ver
dediging van den Islam" werd zelfs verboden
publieke vergaderingen te beleggen.
Het geval van miss Marshall werd ook in het
Engelsche parlement ter sprake gebracht. Sir
John Simon verklaarde bij die gelegenheid
dat, volgens de Informaties die hij ontvangen
had, de directrice van de school onschuldig
was. Maar, om de gevoeligheden van de Mo
hammedaansche Egyptenaren te ontzien, zeide
hij niet afkeerig te zijn van een zekere regee-
ringscontróle op de werkzaamheden der zen
delingen van Engelsche nationaliteit. Instruc-i
ties in dien zin waren reeds verstrekt aan den
Engelschen Hoog-Commissaris in Egypte.
Buitenlandsche journalisten begonnen zich
natuurlijk ook met deze aangelegenheid te be
moeien. Georges Meyer, Egyptsch correspon
dent van de „Temps", brak daarbij een lans
voor de verdèdigihg der Fransche scholen. On
der de buitenlandsche scholen van Egypte zijn
die, welke door Franschen worden bestuurd,
verreweg het talrijkst. Op een totaal van 334
zijn er niet minder dan 131 Fransch, nl. ruim
100 katholieke missie-scholen met meer dan
20.000 leerlingen, 9 leeken-scholen met ruim
vierduizend, bovendien nog vijf particuliere
instituten met bijna 2400 leerlingen, eenige
Joodsche scholen, enz. (G. Meye geeft het to
tale aantal der kinderen die /ransch onder
wijs ontvangen iets hooger aan. hij schat het
op bijna 40.000). Deze scholen worden ten deele
bezocht ook door kinderen uit de beste Mo
hammedaansche families. Klachten over ontak-
tisch optreden van onderwijzend personeel,
waardoor de kinderen zich gekrenkt voelden in
hun religieuze opvattingen, bestaan er, wat
deze Fransche- scholen betreft, volgens genoem
den journalist in het geheel niet. Het personeel,
ook van de eigenlijke missie-scholen is er,
volgens hem, niet op de eerste plaats op uit
om bekeeringen te maken onder de Mohamme
daansche leerlingen.
Een Italiaansch dagblad, de „Giornale
d'Oriente" van Alexandrië nam de Katholieke,
en in 't bijzonder de Italiaansche instellingen
van liefdadigheid en onderwijs in bescherming.
Volgens dit Italiaansche blad zouden de klach
ten der Mohammedanen voor zoover die wer
kelijk gegrond zijn, uitsluitend niet-katholieke
en niet-Italiaansche inrichtingen betreffen.
Veie regeeringsambtenaren, die in het tegen
woordige Egypt e vooraanstaande posten be-
kleeden, en indertijd zelf hunne eerste op
leiding. op katholieke scholen ontvangen heb
ben. kunnen daarover getuigenis afleggen,
zegt de „Giornale d'Oriente"
Maar intusschen is, gelijk voldoende blijkt
uit hetgeen wij hierboven bericht hebben, in
Egypte toch een sterke strooming ontstaan, die
er op uit is om den nvloed der chrstelijke hos
pitalen en scholen voor de toekomst zooveel
mogelijk uit te schakelen. Men wil dat doel
bereiken door zelf een zoo groot mogelijk aan
tal van dergelijke instellingen, waar dan op
strikt mohammedaanschen grondslag, op te
richten. De regeering werd genoodzaakt om
voor dat doel reeds aanstonds een voorloopig
bedrag van 70.0ÖÖ Egyptische ponden beschik
baar te stellen. Een rijke particulier uit Boven-
Egypte schonk voor hetzelfde doel een bedrag
van tienduizend pond. De „Bond tot verdedi
ging van den Islam" gaat ijverig rond met in-
teekenlijsten onder het motto „één piaster van
een ieder". De oelema's van de Azhar-moskee
verkoopen groene sluitzegels (groen is de kleur
van de mohammedaansche vaan). Alles is ge
richt op hetzelfde doel.
En daarom lijkt één ding zeker, nl. dat de
missie-scholen in Egypte een moeilijken tijd te
gemoet gaan. De actie, die in de afgeloopen
maanden Juni en Juli onder de Mohammeda
nen van dat land ontstond, richt zich weliswaa. j
niet op de eerste plaats tegen de in het land
gevestigde katholieke scholen. Maar het is niet
waarschijnlijk, dat men geneigd zou blijken om
voor die scholen een uitzonderingspositie te
scheppen, wanneer het eens tot maatregelen
van hooger hand tegen alle buitenlandsche
christelijke-confessioneele scholen komen zou.
En dat kan vroeg of laat onder een „Nationaal"
of een „Wafdistisch" kabinet gemakkelijk ge
beuren. Het is zeker, dat de publieke opinie
onder de Egyptische Mohammedanen, en zelfs
onder de inheemsche. Koptische christenen,
voortdurend in die richting wordt bewerkt.
(Van onzen correspondent.)
„Mrs. Conrad, als u ooit'hulp noodig
hebt en trouwe vrienden zoektf
laat ine het dan weten'.
Het was bekerid, dat de groote Engelsche
romanschrijver en gewezen zeeman Josêph
Cónrad in het gewone leven een zonderling heer
was. Maar wat Zijn omgeving met hem had
uit te staan, weet niemand natuurlijk zoo precies
als zijn echtgenoote, die bijna dertig jaar met
hem getrouwd en van heel zijn opgang als
auteur de mee-levende getuige is geweest.
Zij heeft haar herinneringen verzameld in een
Charmant artikel, dat wij onder het opschrift
„Mon roman avec Joseph Conrad" vonden in
het Fransche weekblad „1933". Als wij er hier
eenige vooral anecdotische bijzonderheden uit
oververtellen, doen wij deze memoires niet
heelemaal recht. Want met goed humeur en
zelfs glimlachend geschreven, ligt er over dit
relaas een vrede en een geluk, die niet anders
dan met tranen gekocht kunnen zijn. En het
menschelijk aroom tusschen de regels door gaal
te. zeer verloren, wanneer we alleen enkele
tragi-komische feiten releveeren van dezen man,
die bezeten door zijn ontzaglijke verbeelding,
de werkelijkheid om hem heen en van zichzelf
niet zien kon.
Zijn beste vrienden, vooral Edward Garnett,
zijn over zijn huwelijk zeer bezorgd geweest.
Want'hij had een zeer ongewoon karakter:
innemend, maar overgevoelig én prikkelbaar,
sympathiek, maar onverdraagzaam en tot het
uiterste gereserveerd. Zijn vrouw béëlöot dan
ook in niets tegen hem in te gaan, opdat hij
zich even vrij zou kunnen voelen als toen hij
celibatair was. Aldus heeft zij zijn vertrouwen
éii genegenheid gewonnen en die tot 't einde toe
behouden. Slechts eenmaal heeft zij zich verzet
n.l; toen twee weken na de geboorte van hun
kind, Conrad plotseling de literatuur er aan
wildé geven, en een klein bootje wilde koopen,
om zooals zijn roman-held Tom Lingard, handel
te gaan drijven in het Verre Oosten,
De jonge mevrouw Conrad begreep dadelijk,
dat "zij haar huishouden niet zou kunnen inrich
ten zooals gebruikelijk. Haar man was ontzaglijk
veèleischend en aan tafel moeilijk tevreden te
steilen. Door zijn prikkelbaarheid en zijn erger-
nis over kleinigheden, was het lastig om perso
neel te houden. Als ik voor een paar dagen van
huis ging, vertelt mrs. Conrad, maakte ik te
voren een serie menu's op en sloeg het noodige
in voor het geval mijn verbeeldingrijke man
veranderingen zou wenschen. Maar menigmaal
vond ik toch bij mijn thuiskomst al het personeel
ontslagen en weggezonden.
Aanvankelijk had mrs. Conrad gehoopt, dat
zij hem in zijn werk zou kunnen helpen. Zij
heeft hem alleen het onderwerp aan de hand
kunnen doen voor „Black Mate" en stof voor
„The Arrow of Gold". Verder tikte zij zijn
manuscripten. Later heeft zij zich op zijn ver
langen verkleed om model te staan voor zijn
roman-heldinnen, als de vrouw met de kat in
„Under Western Eyes" en Lena in „Victory"
Aan deze laatste heeft het „model" minder
prettige herinneringen, want het was zeer koud
toen, en Lena mocht slechts een inlandsche
sarong aan hebben, die hals en schouders bloot
liet.
Conrad bad de vreemdsrhe gewoonten bij
het schrijven. Soms werkte hij in een verloren
hoekje van den tuin op vodjes papier. Eens
Zat hij een week lang in de badkamer te
schrijven. Een ander maal moest en zou hij
in een versleten badmantel in den wintertuin
gaan zitten naast den salon. Een dienstmeisje
moest als schildwacht postvatten om bezoekers
af te weren.
Hoewa! hij vreemde manieren had wanneer
hij schre ef, waren toch de weken nog erger
dat hij iliet in de stemming was om aan het
werk te gaan. Dan waren zijn zenuwachtigheid
en prikkelbaarheid van dien aard, dat zijn
vrouw het-mogelijke deed om hem-naar buiten
te krijgen. Vermakelijk is hetgeen zij vertelt
óver zijn ritten met een rijtuig of auto. een
beproeving voor de zenuwen, daar Conrad zeer
gevaarlijk en onhandig reed.
Geheel haar leven heeft mevrouw Conrad
gepoogd eenige van de kostbare manuscripten
van haar man te bewaren. Maar hij kon zich
niet voorstellen dat zij ooit iets waard zouden
zijn en Smeet ze in den prullemand of in de
kachel, waar zij ze dan met list uithaalde. Maar
toen zij eens in een ziekenhuis was, heeft' hij
haar verzameling vernietigd. Na zijn dood heeft
zij de weinige manuscripten, die zij heeft
kunnen redden, verkocht voor 2000 pond. De
Amerikaan Rosenbaum kocht ze voor 6000 pond
en deed ze voor 24.000 pond weer van de hand.
Als Conrad bezig was een roman te voltooien,
dan was dat voor zijn huisgenooten een tijd
van beproevingen. Gedurende de twee of drie
laatste weken, dat hij aan „Victory" werkte,
nam hij bijna al zijn maaitijden alleen. Zijn
vrouw was verplicht om eventueele bezoekers
te waarschuwen liever niet te komen, want
als hij haar norodig had kon hij met een mini
mum van kleeren aan plotseling de kamer
binnenvallen. Als hij zich verweerde in de
verschrikkingen van de inspiratie, rookte hij
ontelbare sigaretten, die hij brandend weglegde,
zoodat ze lagen te smeulen soms op den band
van geleende hoeken. Hij rookte en las op bed
en meer dan eens werd. zijn vrouw wakker
omdat een boek vlam had gevat aan de kaars,
dié bij hem stond. Zelfs overdag was hij zoo
in zichzelf verslonden, dat zij steeds ln angst
leefde voor brand. Drie keer raakte zijn kamer
jas aan het smeulen toen hij achteloos bij een
gaskachel stond om zich te warmen.
Vaak verklaarde hij, dat hij met het heele
gezin den volgenden dag op reis wilde gaan
naar een of ander ver oord en dan zat er niets
anders op dan de koffers te pakken.
Er kwamen pijnlijke oogenblikken als er
gasten waren. Conrad had als hij opgewekt was
b.v. de gewoonte, om van zijn brood kleipe
balletjes te maken en daarmee om zich heen
te gooien, soms tegen de gasten aan of in hun
bord. Hij kon zijn bezoekers uitputten en dan
had hij plotseling weèr genoeg van ze eri
smeekte dat meneer Dinges toch om de liefde
Gods op zou stappen. Wanneer hij zich niet
meer kon inhouden, viel hij tegen zijn vrouw
uit. Zij kón daar tegen, wel wetende met wien
zij te doen had, maar de gasten werden meer
malen ernstig ongerust en zeiden „Mrs. Conrad,
als u ooit hulp noodig hebt en trouwe vrienden
zoekt, laat me dat dan weten".
En de lieve vrouw, die haar herinneringen
opschreef, zei dan„Ik zal niet nalaten mijn
man te zeggen, hoe goed u bent".
Zij gelooft, dat zij in haar lange huwelijks
leven Conrad zoo gelukkig gemaakt heeft als
een zoo rustelooze en hypersensitieve natuur
altijd geneigd om op de moeilijkheden vooruit
te ioopen, maar zijn kan. En wat haarzelf be
treft De vrouw van een geniaal man, zegt zij,
moet niet op een prettig en gemakkelijk leventje
rekenen, maar zij heeft, den troost te weten,
dat zij indirect meewerkt aan een oeuvre, voor
heel de wereld van gewicht. „En die gedachte
was mij voldoende", zegt de weduwe van Joseph
Conrad.
Karaktertekening.
„Wat is die mevrouw X. eigenlijk voor
iemand Is ze conservatief, of meer modern
ingesteld
„Tja, dat is moeilijk te zeggen. Ze draagt
bijvoorbeeld hoeden van verleden jaar, rijdt
een auto van dit jaar en le(A nan haar in
komen "oor h«t volgende iaar'
BRUSSEL, 10 December 1933.
Het Theatre des Artisans uit Parijs is naar
Brussel gekomen, om er in het dezer dagen
heropende Theatre de la gaité, een reeks op
voeringen te geven van een comédie, „De vloo",
van den Russisehen auteur Eugène Zamiatine,
een globe-trotter, die, alvorens tooneelschrijver
te worden, in de wereld naam heeft gemaakt
als ingenieur, die de reusachtige Russische ijs-
brekers „Lenin" en „Krassin" heeft gebouwd
Op een paar uitzonderingen na, hebben de
Fransche bladen van de Belgische hoofdstad
tegen dit stuk zóó dwaze en verwarde recen
sies geschreven, dat wij jnmiddellijk den in
druk kregen want wij kennen onze pappen
heimers hier dat Zamiatine met iets voor
den dag móest gekomen zijn, dat zich met be
paald op de reeds platgeloopen wegen van de
conservatieve Fransche tooneelproduct-ie be
woog, die hier, helaas, nog altijd schering en
inslag is.
Die slechte recensies gaven ons een stille
overtuiging, dat er, van moderner standpunt
uit, veel goeds aan dat stuk moest ?ijn, Wij
zijn er dan op onze beurt heengegaan en con
stateerden, dat wij ons niet inonze veroudér-
stellingen hadden bedrogen: eindelijk weer
eens een werk van gezonde en naïef-vroolijke
inspiratie, waarvan niet het eeuwige en afge
zaagde trio man-vrouw-vriend de spil, is; een
stuk, dat een vloo tot determlneerende. oor
zaak heeft, met daaromheen een tzaar, diezlch
verveelt, Engelsche mecaniciens, Russische am
bachtslieden, natuurlijk ook ruwe kozakken, 'n
vleiende hofhouding, wat liefde en veel gees
tigheid.
Het geheel is een fijne farce, die in een
music-hall-tempo binnen het kader van mo
derne en kleurige décors wordt gespeeld ge
zongen en gedanst.
De tzaar zit te geeuwen, de grootmaarschalk
houdt zijn vingeren lenig met in zijn neus' te
visschen, generaals en ministers zijn in den
dienst der tzaren grijs en stram en ook wel
een beetje kindsch geworden. De potentaat
moet afleiding hebben; een charlatan en een
danseres kunnen hem hoogstens wat wakker
houden. Hij heeft vreeselijk het land aan de
Engelschen, omdat zij den naam hebben de
beste kleermakers te hebben, de beste kruisers
te bouwen, de beste kanonnen te maken en nog
veel meer andere dingen, waarin zij de beste
van de wereld zijn. De tzaar is het daar heele
maal niet mede eens en hij beweert, dat de
Engelschen het op verre na niet bij de am
bachtslieden van zijn goede stad Toula kun
nen halen.
In eén van zijn vele buien van verveling,
doodt hij zijn tijd met in zijn schatten te snuis
teren. In een schitterenden briljant ontdekt, hij
een van staal gemaakte mechanischevloo,
van natuurlijke grootte.
Als men het ding met een sleuteltje opdraait,
gaat het aan het spelen gelijk een muziekdoos
en begint de vloo op haar eigen begeleiding
te dansen! Algemeene pret; de tzaar en de ge-
heele hofhouding dansen mee! Maar ai!, wat
een ramp: als men dat fijne mekanlekje goed
beziet, en ook de keizerlijke archieven er bij
te pas komen, ontdekt men, hét het „Made in
England" is!
De tzaar zendt onmiddellijk een a-ttaman der
kozakken naar Toula en daar krijgt de tïlnk-
sche, de beste vakman van de- stad, opdracht
iets te maken waar men de Engelscnen mee
kan overtroeven. Deze is een type, dié den
domme uithangt, maar in werkelijkheid ieder
een in de maling neemt. De attaman doet hem
de blonde Macha verlaten, om hem mee te ne
men naar Londen; hij heeft namelijk weken
lang aan de vloo gewerkt, maar vertikt het om
te zeggen, wat hij er eigenlijk mee uitgehaald
heeft. Engelsche mecaniciens trachten, dan,
hem zijn geheim te doen verklappen, tever-
geëfs echter. Het verlangen naar Macha cn de
zindelijkheid van Londen woiden den Linksehe
te machtig en hij vlucht met een schip. Te
Petersburg begint hij al in zijn nopjes te
komen, omdat het er zoo heerlijk smerig is. De
Engelsche mecaniciens, die hij- te Londen om
den tuin heeft geleid, zijn hem echter tot in
het keizerlijk paleis gevolgd. Eerst na lang
dralen, wil de Linksehe zijn-geheim aan dén
tzaar vertellen: de vloo wordt onder eén ge
weldig vergrootglas gelegd en dan ziét5 men,
dat dé Linksehe.... hoefijzers aan haar poo-
ten heeft gesmeed! Hurrah, de Engelsche teóh-
niek is overwonnen! Ja maar, niet zoo vlug,
vader: de vloo is nu zoo zwaar geworden, .dat
zij niet meer kan dansen en haar muziek Is
eveneens ontredderd. De Linksehe is er het
hart van in en hij danst, om zijn verdriet te
verdrijven. De Britten triomfeeren, eens te
meerh
Het gegeven is, als men wil, eenvoudig. Maar
in dat eenvoudige ligt juist het meesterschap
van Zamiatine, die het tot een levendig, sappig
en humoristisch geheel heeft opgewerkt. De
man die uit staal en ijzer, die eveneens een
voudige materie zijn, de grootste ijsbrekers van
de wereld bouwde, heeft van dit eenvoudige
thema uit de Russische volkskunst, een van
humor sprankelende comedie gemaakt. Zijn
onderwerp is echter niet alleen geestig, het. is
ook ontroerend, wegens het drama, dat deze
ambachtsman uit het volk overkomt, die tech
nisch knap is, maar intellectueel niet genoeg
ontwikkeld en daarom door zijn eigen uitvin
ding bedrogen en vernederd wordt.
Naast de rake uitwerking van dit gegeven, heef.
de schrijver fijn psychologisch werk geleverd
met de wijze waarop hij het juiste temperament
in elk van zijn personages heeft gelegd; de
legende heeft hij haar volkschen toon doen
bewaren zonder grof te worden en anderzijds
ook zonder er een te Zondagsch tintje aan te
geven, twee uitersten, waarin men gemakkelijk
vervalt als men een folkloristisch motief ver
werkt, vooral ais men dat zich bovendien nog
in een moderné atmosfeer laat afspelen. Op
één uitdrukking en een korte, gemakkelijk te
wijzigen situatie na, is er in dit stuk niets,
waar men aanstoot aan zou kunnen nemen.
Een spiritueele muzikale illustratie van Serge
Weksler en zeer suggestieve decors van Myron
Bibline, van het Bieliaeff-gezelschap, helpen
„De vloo" zeer in relief zetten. Londen, bij
voorbeeld, wordt op een der decors geestig
geresumeerd met enkele geschetste lijnen van
buildings, eenige distilleerkolven, de Times en
honni soit qui mal y pense met een vaatje
whisky. -
Indien Johan de Meester hier nog geweest
ware, zou hij „De vloo" in triomfale tournee
door het Vlaamsche land hebben gevoerd Mis
schien zullen anderen dat nu in 'zijn plaats
doen, want het stuk zal ook in het Vlaainsch
worden vertaald.
Intusschen heeft het Fransche Brussel, dat
nog aliijd zijn boertige „zwanze" voor humor
houdt, een zeker modernisme uit den boom
blijft vinden en alleen maar de psychologie das
Parijsche boulevard-dramatiek schijnt te kun»
nen waardeeren, het stuk van Zamiatine geen
recht laten weasn varen
r-:V.. -.-ÏS,;
r'i. :'z