ROODE STER
ROODE ^STER
HET ARBEIDSLOON VOLGENS
OUADRAGESIMO ANNO.
hoeveel genot
Wie
rookt weet pas
men voor 13 cent
kan koopen!
SiJknd de
NIEMEIJER'5
DINSDAG 19 DECEMBER 1933
NAAR AANLEIDING VAN HET
RAPPORT-ROMME
Van 't moment at dat ge op
Roode Ster Tabak overgaat,
weet ge hoeveel rookgenot
voor dit luttele bedrag te
krijgen is. Ge zult dan evenals
de duizenden fijnproevers,
die uitsluitend Roode Ster
rooken ondervinden, dat 13 ets.
voor U beleekenen: minstens
20 maal 'n half uur van het
hoogste pijpgenot.
PELIKAAN IN PLAATS VAN
ZILVERMEEUW.
GEWELDIGE DRUKTE BIJ DE
SPOORWEGEN.
NEGENTIEN GOEDERENTREINEN
TEGEN ANDERS GEEN
Mr. Dr C. P. ZAAIJER. f
MGR. W. COBBEi
WIJZIGING WINKELSLUITINGSWET
JUBILE „DE NEDERLANDSCHE
DAGBLADPERS".
CONTINGENTEERING VAN LEDER.
i.
De arbeider en zijn gezin.
Het ligt in ons voornemen aan het belang
rijke en zeer actueele Rapport, door de Com-
missie-Romme aan den Partijraad uitge
bracht, eenige beschouwingen te wijden.
Bij de voorloopige behandeling van dit
Rapport in de jongste Partijraad-vergade
ring is al reeds gebleken, van hoeveel be
lang bij een bespreking van dit Rapport is
de vryg, wat het wezen van het arbeids
loon is, en wat onder een rechtvaardig ar
beidsloon moet verstaan worden.
Na de zeer uitvoerige gedachtenwisseling
over het rechtvaardig arbeidsloon, nog niet
zoo lang geleden in de Katholieke Pers, en
ook in ons blad, gevoerd, meenen wij thans
te kunnen volstaan met weer te geven, wat
de Encycliek Quadragesimo Anno over het
arbeidsloon heeft geleeraard. Daarbij zuL
len wij vooral voorlichting zoeken bij den
wel algemeen als den meest bevoegden com
mentator beschouwden, Pater O von Nell-
Breuning S.J. (Die Soziale Enzyklika, 1932,
blz. 87137), al zijn wy het, met hetgeen
hij speciaal over de kindertoelagen schrijft,
niet geheel eens.
„Geen kapitaal kan bestaan zonder ar
beid, noch arbeid zonder kapitaal". Zoo had
reeds Leo XIII geleerd (Rer. Nov. n. 15). En
Pius XI bevestigt dit aldus: „De arbeids
prestatie van den een en het kapitaal
van den ander moeten samenwerken: want
geen der beide factoren bereikt iets zonder
den ander". Q. A. n. 53).
Het is dus onjuist aan één van beide toe
te schrijven, wat het resultaat is van beider
samenwerking. En diensvolgens is het ook
onrechtvaardig, wanneer één van beide de
geheele opbrengst voor zich opeischt.
Aan den arbeider komt een rechtvaardig
loon toe, d.w-z. hij moet als loon ontvangen,
wat de door hem gepresteerde arbeid waard
is. Er heeft hier een ruil plaats van prestatie
en contraprestatie. De rechtvaardigheid
eischt, dat deze beide aan elkander gelijk
zijn.
De arbeid nu heeft, evenals de eigendom,
zoowel een individueel als een sociaal karak
ter. Want ,,als er geen sociaal organisme
bestaat, als geen sociale en juridische orde
den arbeid beschermt, als de verschillende,
onderling zoo nauw samenhangende, bedrij
ven niet samenwerken en elkaar onderling
aanvullen, als vooral intellect, kapitaal en
arbeid niet gecombineerd worden en als 't
ware een eenheid vormen, kan he> mensche-
lijk arbeidsvermogen zijn anders bereikbare
resultaten niet opleveren. En daarom is het
onmogelijk, den arbeid op de juiste waar
de te schatten en naar gelijkwaardigheid te
beloonen, als de sociale en individueele aard
ervan buiten beschouwing blijft". (Q. A.
n. 69).
Uit dit tweevoudig karakter van den men-
schelijken arbeid, en dat daaraan van nature
eigen is, volgen zeer gewichtige consequen
ties voor de regeling en de vaststelling van
het loon. (Q. A. n. 70).
Voornamelijk echter volstrekt niet uit
sluitend moet daarbij op drieërlei gelet
worden:
a. het onderhoud van den arbeider en
zijn gezin (Q. A. n. 71);
b. de omstandigheden, waarin de onderne
ming verkeert (Q. A. n. 72), en
c. de eischen van het algemeen belang (Q.
A. n. 74).
Derhalve:
a. Het onderhoud van den arbeider en
zijn gezin.
Bij dit punt vooral kon de Paus zich aan
sluiten bij hetgeen door Leo XIII reeds met
zooveel nadruk in de Rerum Novarum was
geleerd. Maar hij kon ook terugwijzen naar
hetgeen hij zelf reeds in de-Encycliek Casti
Connubii had geschreven:
„dat, gelijk bereids Onze Voorganger Leo
XIII met recht verlangd had, in de burger
lijke maatschappij de sociale en economi
sche verhoudingen op zoodanige wijze moe
ten geregeld worden, dat het aan alle vaders
van gezinnen mogelijk is het noodzakelijke
te verdienen en te verkrijgen, om zich, vrouw
en kinderen naar rang en stand te onderhou
den. Want de arbeider is zijn loon waard.
(Lucas, 10, 7). Het loon te weigeren of
het onbillijk neer te drukken, is zwaar on
recht en wordt door de H. Schrift tot de
ergste zonden gerekend. (Deut. 24, 14—15).
Het is ook niet recht, de loonen zoo laag
vast te stellen, dat zij in de bestaande ver
houdingen voor het onderhoud van een ge
zin niet voldoende zijn."
Hierbij valt op te merken, dat terwijl de
Paus leert, dat een rechtvaardig loon be
taald moet worden krachtens de stricte ruil-
rechtvaardigheid, hy hier, waar hij spreekt
over het gezinsloon, de woorden gebruikt
„neque fas est", d.w.z. ,,het is ook niet recht",
waardoor de vraag open wordt gelaten, of
de eisch van het gezinsloon behoort tot de
rechtvaardigheid of tot een andere deugd.
Maar gelijk wij zullen zien, wordt deze
vraag in „Quadragesimo Anno" beslist.
Kan men nu de stelling, dat de waarde van
de arbeidsprestatie, althans in normale om
standigheden, gelijk is, of minstens gelijk is,
aan de levensbenoodigdheid van den ar
beider zelf of van den arbeider met zijn
gezin, uit de individueele natuur van den
arbeid bewijzen?
Men denke hier eens aan de verhoudin
gen in een volkshuishouding, waarin nage
noeg de geheele bevolking haar arbeid met
eigen productiemiddelen verricht, zooals
bijv. bij een landbouwvolk. Is de grond
vruchtbaar genoeg, dan zal de arbeid zijn
persoonlijk doel, den mensch een voldoend
levensonderhoud te verschaffen, bereiken,
zonder dat wy in staat zijn precies vast te
stellen of de ruilwaarde van dezen arbeid
gelijk is aan de levensbenoodigdheid. Hier
toch vloeien inkomen uit eigendom en uit
■arbeid ongescheiden samen, als uit één
bron. Het is onmogelijk te beslissen, in welke
verhouding deze menschen van de op
brengst van hun eigendom en van hun in
komen uit arbeid leven. Het is ook onver
schillig, omdat het eenige, waarop het aan
komt, is dat ze een voldoend levensonder
houd hebben. Een economist kan er zich suf
op prakkizeeren, deze menschen zelf zullen
er geen belang in stellen.
Anders staat deze zaak bij den arbeid in
dienstbetrekking. In de gegeven omstandig
heden en economische verhoudingen zijn
deze menschen erop aangewezen, uitslui
tend van hun inkomen uit arbeid te leven-
Dan heeft het zin, te zeggen, dat het inko
men uit arbeid gelijk moet zijn aan de le
vensbenoodigdheid. Is het loon niet zóó hoog:
dan komen zij te kort, dan lijden zij gebrek.
Zegt men daarom, dat het loon gelijk moet
zijn aan de levensbenoodigdheid dan betee-
kent dit moeten allereerst een zakelijke
noodwendigheid: het gaat anders niet. Zoo
is het in onze hedendaagsche verhoudingen.
Daarom volgt deze stelling veel meer uit het
sociaal dan uit het individueel karakter van
den arbeid. In onze verhoudingen is het ze
ker waar, dat het arbeidsloon minstens ge
lijk moet zijn aan de levensbenoodigdheid.
Anders zou de volkshuishouding haar kui
tuurfunctie niet vervullen. Maar ook voor
den individueelen mensch is de arbeid be
stemd, om hem aan zijn levensonderhoud
te helpen. Maar of de arbeid dit alleen moet
doen, of ook mede het eigendomsinkomen,
volgt niet uit het individueele karakter van
den arbeid. Wel uit de bepaalde, bestaande
sociale en economische verhoudingen.
Het levensonderhoud van den arbeider
alleen, of ook dat van hem èn zijn gezin?
Naar aanleiding van de Encycliek Rerum
Novarum is veel over deze vraag getwist.
Vaststaat, dat Leo XIII zich hierover in zijn
Encycliek niet beslist heeft uitgelaten, ver
moedelijk wel met opzet
Pius XI heeft echter thans hierover zijn
beslissend woord gesproken. Hij stelt dit
zelfs voorop: „Op de eerste plaats behoort
aan den werkman een loon uitgekeerd te
worden, toereikend voor zijn eigen onder
houd en dat van zijn gezin". Maar geens
zins wil de Paus hiermee zeggen, dat dit nu
zóó verstaan zou moeten worden, dat krach
tens een natuurwet het arbeidersgezin van
het loon van het gezinshoofd moet leven.
Het is toch volstrekt niet een natuurlijke
of door de natuur geeischte toestand, dat het
arbeidersgezin niets anders moet hebben om
van te leven, dan het looninkomen van den
man en vader. Evenmin ligt het in de na
tuur, dat de gezinsleden niets tot 't gemeen
schappelijk onderhoud bijdragen. Wij ple
gen hier al te uitsluitend te denken aan het
droevig beeld van het industrie-proleta-
riaat in de groote steden, waar inderdaad de
mogelijkheid redelijkerwijze niet aanwezig
is dat de gezinsleden, afgezien van den hui-
selijken arbeid voor het gezin door de moe
der, aan het gezinsonderhoud noemenswaard
kunnen bijdragen. Indien de vrouw niet
naar een kantoor of naar een fabriek gaat,
terwijl de kinderen onderwijl ergens opge
borgen worden, dan heeft ze niet veel anders
te doen dan voor huis en gezin te zorgen. Dit
is echter niet de natuurtoestand, maar wel
de in de groote steden met haar huurkazer
nes bestaande toestand, waarin inderdaad
het gezin als eenig inkomen heeft het loon
van den vader. In die omstandigheden zal
het loon het gaat anders niet gelijk
moeten zijn aan de levensbenoodigdheid van
den arbeider en zijn gezin. Daar nu de ar
beidsprestatie niet afhangt van den stand
van het gezin, kan het daarmee ook niet
afwisselen. Maar dan volgt hier ook uit, dat
in een zoodanige volkshuishouding de ar
beidsprestatie van een volkrachtigen man,
die gezinshoofd kan zijn en dit in den regel
ook is, zoo gewaardeerd moet worden, dat
de tegenprestatie in den vorm van arbeids
loon voldoende moet zijn, om het gezinson
derhoud daaruit te bestrijden.
Zoo zegt ook de Paus, dat er ,,met alle
kracht naar gestreefd moet worden, dat de
huisvaders een loon ontvangen dat ruim
genoeg is, om behoorlijk te voorzien in de
gemeenschappelijke behoeften van een ge
zin".
Deze uitspraak is categorisch en duidelijk.
Men hoort hiertegen echter steeds deze
opmerking maken: hoe, als de betaling van
zulk een loon economisch onmogelijk is? Is
er niet een tegenspraak, dat hier dus met het
oog op de sociale natuur van den arbeid een
gezinsloon moet, maar niet kan betaald wor
den?
Indien men het gezinsloon alleen afleidt
uit het individueel karakter van den arbeid,
dan staat men hier inderdaad voor een niet
op te lossen moeilijkheid. Men moet dan zeg
gen: de arbeid heeft zijn waarde en eischt
dus een gelijke tegenwaarde, op straffe van
te zondigen tegen de ruilrechtvaardigheid,
met als gevolg de verplichting tot schadever
goeding. Maar tegelijkertijd moet men zeg
gen: het is onmogelijk aan dien eisch van
ruilrechtvaardigheid te voldoen, de arbeider
kan geen aanspraak maken op een zooda
nig loon. De arbeid heeft dus die waarde
en tevens heeft hij die waarde ook weer
niet! De arbeider heeft dus een recht, dat
hij echter niet geldend kan maken, 'n wissel
dien de betrokkene niet behoeft'te liono-
reeren!
Met bons voor
Nie me ij e r's
bekende
kwaliteits
cadeau x.
Zooals de Encycliek het gezinsloon prin
cipieel beredeneert bestaat echter deze moei
lijkheid niet. Zij maakt onderscheid tusschen
een eisch der sociale rechtvaardigheid en
een eisch der ruilrechtvaardigheid.
De eisch der sociale rechtvaardigheid richt
zich tot hen, die voor de volkshuishouding,
gezien uit het oogpunt van het algemeen
welzijn, verantwoordelijk zyn. Dus allereerst
tot de Overheid. Deze heeft den plicht alle
maatregelen te treffen, welke geëigend schij
nen een zoodanigen toestand in het leven te
roepen, waarin de volkshuishouding wer
kelijk haar kuituurfunctie van onderhouds-
verzorging vervult. Maar ook alle overige
leden der volksgemeenschap zijn bij de so
ciale rechtvaardigheid betrokken, inzoover
zij althans niets mogen doen, waardoor de
verwezenlijking van het algemeen welzijn
belemmerd of verhinderd wordt. Zoo mogen
zij vooral niet de door de overheid te nemen
maatregelen op eenigerlei wijze verijdelen.
Het kan zijn, dat de ondernemingen feite
lijk niet in slaat zijn het gezinsloon te be
talen. Verschillende oorzaken kunnen hier
toe leiden. Bijvoorbeeld: te veel arbeid van
vi ouwen en meisjes. Dan zal men dezen
moeten tegengaan, wat echter minder een
voudig is dan velen wel schijnen ce meenen-
Een geheele ombouw van de volkshuishou
ding kan er voor noodig zijn. Daar is tijd
voor noodig, wil men het gansche bedrijfs
leven niet geheel ontwrichten, en daardoor
nog erger misstanden, verwekken. Maar
zoolang die ombouw niet voltooid is, zal de
waarde van den mannenarbeid te laag zijn,
en dus ook het loon. De verplichtende grond'
die kracht geeft aan de zedelijke argumen
ten voor dezen noodzakelijk gebleken eco
nomische)! ombouw, ligt in de sociale recht
vaardigheid.
Anders de ruilrechtvaardigheid. Zij - be
staat alleen tusschen twee ruilenden, dus
hier tusschen werkgevers en werknemers.
Van den werkgever eischt zij dat hy de
volle waarde van de arbeidsprestatie ver
goede. Maar daarbij is niet de vraag, hoe
hoog die waarde zou moeten zijn maar al
leen hoe hoog die waarde feitelijk is. Hoe
veel dat is, wordt niet bepaald doch de wet
van vraag en aanbod, al zal schaarschte of
overvloed van arbeidskrachten daarop mede
van invloed zijn. Zij wordt bepaald door ver
schillende factoren. Is nu de volkshuishou
ding in goede ordening, dan zal de waarde
minstens bedragen het bedrag voor de le
vensbenoodigdheid van den arbeider èn zijn
gezin, en dan is het betalen van eer. gezins
loon als minimum ongetwijfeld een plicht
van ruilrechtvaardigheid. Is die goede orde
ning er niet, dan kan het krachtens de ruil
rechtvaardigheid verplichte loon daar bene
den dalen. Dan kan dus niet van den werk
gever geëischt worden, dat hij krachtens 43
ruilrechtvaardigheid een gezinsloon uitbe
talen. Zou hij daartoe gedwongen worden,
dan zou daardoor op den duur de econo
mische toestand nog slechter worden. Doet
een bemiddeld ondernemer het vrijwillig
toch, dan is hij niet daartoe verplicht krach
tens de ruilrechtvaardigheid, maar doet hij
dit uit naastenliefde, waartegenover niet
staat een recht dit te eischen. Wie in deze
omstandigheden een werkgever dwingt toch
een gezinsloon te betalen, misdoet te zijnen
aanzien tegen de ruilrechtvaardigheid, en
ten aanzien van de volksgemeenschap tegen
de sociale rechtvaardigheid.
Men zal nu de volle beteekenis begrijpen
van hetgeen de Paus in Q. A. leert: „Daar
om moet met alle kracht ernaar gestreefd
worden, dat de huisvaders een loon ont-
vangen, dat ruim genoeg is, om behoorlijK
te voorzien in de gemeenschappelijke be
hoeften van een gezin. Wanneer dit laatste
in de tegenwoordige omstandigheden niet
altijd het geval zal kunnen zijn., dan eischt
de sociale rechtvaardigheid, dat ten spoe
digste hervormingen worden ingdvoerd van
dien aard, dat aan eiken volwassen arbeider
een loon, als boven bedoeld, worde gega
randeerd."
In dit verband maakt de Paus nu een op
merking over de kindertoeslagen Wij komen
daarop in een afzonderlijk artikel terug,
nadat wij eerst de beide andere punten:
„de omstandigheden, waarin da onderne
ming verkeert", en: „de eischen van het al
gemeen belang", besproken hebben.
De vorst oorzaak van een opleving
in het goederenvervoer
JACOB BENDIEN f
De schilder Jacob Bendien is op 43-jarigen
leeftijd te Amsterdam overleden. Hij maakte
werk van een persoonlijke moderne opvatting.
BOSCHWACHTER J. POOT f.
Op 79-jarigen leeftijd is te's-Gravenhage over
leden de heer Jac. Poot, die van zijn 16e jaar
af op het landgoed „Zorgvliet" werkzaam is
geweest, eerst, ongeveer 15 jaar, bij de Groot-
Hertogin van Saxen Weimar, en daarna na het
overnemen van het landgoed bij den heer
Goedkoop. Vervolgens is de heer Poot als
boschwachter in gemeentedienst overgegaan.
Als zoodanig was hij 21 jaar werkzaam, tot hij
in 1928 werd gepensionneerd. Echter ook na
zijn'pensionneering was hij nog geregeld in de
bosschen te vinden. De heer Poot werd den
4en December 1863 op Zorgvliet geboren.
Tusschen Marken en Volendam wordt al
druk met auto's gereden en menige
schaatser profiteert van de gelegen
heid om „aan te haken".
Men is er zoo langzamerhand aan gewend
geraakt voortdurend zulke klaagzangen over
den financieelen toestand van de Spoorwegen
te hooren dat een plotselinge, zij het dan ook
maar vermoedelijk een korte opleving in het
goederenvervoer ook wel eens aan de vergetel
heid mag ontrukt worden.
De Spoorwegen zijn zoo verstandig geweest
de tarieven voor het goederenvervoer ook in
dezen gunstigen tijd onveranderd te laten met
het gunstige resultaat dat er een geweldige
drukte is ontstaan. Ten bewijze daarvan diene
dat de vrije dag van een groot deel van het
personeel, werkzaam op de emplacementen te
Rotterdam is ingetrokken en dat van het em
placement Fevenoord in den nacht van Zon
dag op Maandag 19 goederentreinen zijn ver
trokken. Anders vertrekt er in den nacht van
Zondag op Maandag geen enkele goederentrein.
Zeer ongelukkig trof het dan ook dat juist
Zondagmiddag de ontsporing bij Zwijndrecht
gebeurde tengevolge waarvan speciaal de goe
derentreinen met langdurige stagnatie te kam
pen kregen.
Werden de vrachttarieven niet verhoogd, het
staangeld heeft men moeten verdrievoudigen
daar alle loodsen overvol waren en voor de
feestdagen telkens maar weer partijen goede
ren werden aangeboden.
Voor het personeel, dat bij den achteruitgang
van het vervoer is ingekrompen, is het op 't
oogenblik een drukke tijd. Het doen zijn werk
echter met veel ambitie en zoo waren borden
warme soep die Zondagnacht o.m. op het em
placement Feyenoord werden uitgedeeld een
volkomen verdiende tegemoetkoming bij het
harde werk.
Als het nu nog maar wat door wil vriezen
krijgen we, wie weet, nog wel eens een spoor
wegrekening zonder verlies....
Te 's-Gravenhage is op ruim 70-jarigen leef
tijd overleden mr. dr. C. P. Zaayer, een zeer
bekende persoonlijkheid in den lande en
vooral in de Provincie Zuid-Holland. Hij be
zocht het gymnasium te Haarlem en werd in
1881 student te Leiden. Cum laude promo
veerde hij daar in de rechts- en staatsweten
schap. Na zijn academische studie vertoefde
hij eenigen tijd in het buitenland, waarna hij
zich te Rotterdam vestigde als advocaat. Hij
toonde o.m. een uitgebreide kennis van het
handelsrecht. Ook toonde hij veel belang
stelling in den landbouw. Zoo bekleedde hij
eenige functies in de Holl. Mij. van landbouw,
welker voorzitter hij is geweest. Gedurende
ruim 10 jaren was hij lid van Prov. Staten
van Zuid-Holland. In 1912 vestigde mr. Zaaijer
zich in Den Haag, waar hij een jaar later pre
sident van den Krijgsraad werd. Hij bleef dit
tot 1917, toen hij de functie aanvaardde van
dijkgraaf van het hoogheemraadschap Delf
land. Deze functie heeft hij tot voor kort be
kleed. Mr. dr. Zaayer heeft deel uitgemaakt
van onderscheidene staatscommissies. Hij was
ridder in de orde van den Ned. Leeuw.
De reden van de wisseling van
vliegtuig.
De directie van de K.L.M. zendt ons omtrent
de vervanging van de „Zilvermeeuw" door de
„Pelikaan" voor de Kerstvlucht naar Indië nog
de volgende mededeeling:
In plaats van de „Zilvermeeuw" is de „Peli
kaan", type Fokker F—XVIII gisterenmorgen
ingezet. De bemanning, welke voor de „Zilver
meeuw" was aangewezen, t.w. Smirnoff, Soer,
Grosfeld en Van Beukering, heeft van de
directie van de K.L.M. de opdracht ontvangen
de Kerstvlucht met dit vliegtuig in versneld
tempo uit te voeen.
De directie hoopt, dat de „Pelikaan" binnen
een week te Batavia zal aankomen. De „Peli
kaan" heeft echter een kruissnelheid van 195
K.M. per uur, tegen de „Zilvermeeuw"
van 250 K.M. per uur.
De reden, die tot de wisseling van vliegtuig
noopte, was dat bij het aanslaan van de drie
motoren, bij den middenmotor een breuk van
een der tandraderen der distributie optrad.
Deze motoren, die een goede reputatie genieten
en in Amerika in groot aantal op de luchtlij
nen worden gebezigd, terwijl Lindbergh zijn
wereldvluchten met een vliegtuig, slechts voor
zien van één enkelen motor van dit type uit
voerde, waren bij de K.L.M. eveneens langen
tijd in beproeving; echter deed zich onlangs
onverwacht en kort achter elkaar bij twee
van de motoren van de „Zilvermeeuw" breuk
van het kamwiel voor en heeft de directie der
K.L.M. op het punt gestaan naar aanleiding
daarvan de vlucht met de „Zilvermeeuw" op
te geven en een versnelde vlucht met een der
gewone lijnvliegtuigen (gelijk ook de „Peli
kaan" er een is) aan te kondigen. Bij uitvoe
rige ruggespraak met de fabriek in Amerika
(o.a. radiotelefonisch) werd echter de verzeke
ring gegeven, dat het hier een toevallige om
standigheid betrof en dat men tandwielen van
beter maaksel omgaand zou zenden, voor wel
ker deugdelijkheid men ten volle borg stond.
Na deze geruststellende verklaring werd het
besluit om de versnelde Kerstvlucht met de
.Zilvermeeuw" uit te voeren, behandhaafd.
De nieuwe kamwielen kwamen bijtijds aan
en werden gemonteerd, waarna de motoren
nog verschillende malen op vluchten, die te
zamen vier uur omstreeks duurden, werden
beproefd. O.a. hebben Zondag de motoren,
teneinde ze warm te houden driemaal proef
gedraaid, n.l. om zes uur, tien uur en midder
nacht. Bij het aanslaan echter om kwart voor
drie in den morgen, brak wederom een kam
wiel. Onder deze omstandigheden werd beslo
ten van de vlucht van de „Zilvermeeuw" af
te zien en de „Pelikaan" in te zetten. Het ver
trek van dit vliegtuig had om half vijf 's mor
gens plaats.
De bemanning aanvaardde de opdracht voor
de versnelde vlucht met het langzamere toe
stel met dezelfde opgewektheid, waarmede zij
de opdracht voor de Kerstvlucht met de „Zil
vermeeuw" had aanvaard en de gezagvoerder
sprak de hoop uit niettemin een zeer snellen
overtocht heen en terug te kunnen maken. Het
vertrek van de versnelde thuisvlucht uit Ba
tavia is dan ook op Woensdag 27 December
gehandhaafd.
Nieuw benoemd Apostolisch Vicaris
van Finland,
Tot Apostolisch-Vicaris van Finland, als op
volger van Z.H. Exc. Mgr. dr. J M Buckx, die
om gezondheidsredenen ontslag had gevraagd, is
naar de „Osservatore" meedeelt, door Z. H.
den Paus benoemd de Zeereerw. pater W.
Cobben, missionaris te Abo.
Omtrent de persoonlijkheid van den nieuwen
Missie-bisschop van Finland geven we de
volgende bijzonderheden:
De nieuw-benoemde Apost. Vicaris van Fin
land Gulielmus Petrus Bartholomeus Cobben,
Priester van het H Hart werd geboren te
Sittard 29 Juna 1897, maakte zijn humaniora in
't Juvenaat van de congregatie der Priesters
van het H. Hart, te Bergen-op-Zoom en legde
zijn eerste II. geloften af na zijn Noviciaat te
Asten bij Helmond 8 Sept. 1917. Hij maakte zijn
hoogere studies in 't Groot Seminarie te Lies-
bosch-Princenhage en ontving daar uit de han
den van Z. H. Exc. Mgr. P. Hopmans de H.
Priesterwijding 19 April 1924.
In September 1924 vertrok hij als missionaris
naar Finland en was van Oct 1924 tot Oct. 1925
kapelaan te Terijoki; van Oct 1925 tot Oct. 1926
kapelaan te Viborg en in Oct. 1926 werd hij
benoemd tot pastoor te Abo, waar hij dezer
dagen zijn benoeming ontving tot Apostoliscn
Vicaris van Finland als opvolger van Z. H. Exc.
Mgr. J. M. Buckx.
Deze hooge onderscheiding op zoo jeugdigen
leeftijd zal den eenvoudigen pastoor van Abo,
wonend in een armzalig tehuis, overvallen zijn.
Het zevenjarig missionarisleven in het koude
Noorden echter moet de aandacht op hem ge
trokken hebben
Moge 't H. Hart van Jesus dezen jongen
Apost—Vicaris Zijn rijksten zegen schenken
voor een lang en vruchtbaar Apostolaat in Fin
land.
Dis is onze vurige wensch dien wij den nieu*
wen Bisschop-Missionaris met onze gelukwen-
sehen aanbieden
Adres van liet comité van actie aan den
minister van Econ. Zaken.
Het Comité van Actie tegen de Winkelslui
tingswet, waarin vertegenwoordigd zijn de Ne-
derlandsche vereeniging van suikerwerk-
chocoladefabrikanten; Vereeniging van Neder-
landsche cacao- en chocoladefabrikanten; Ne
deriandsche combinatie van grossiers in cho
colade suikerwerken; Brabantsche grossiers-
bond in chocolade en suikerwerken; Nederland
sche grossiersbond; Nieuwe Nederlandsche
grossiersbond; Nederlandsche banketbakkers-
vereeniging; Amsterdamsche winkeliersver-
eeniging; Nederlandsche bond van vereenigin
gen van winkeliers in koek, banket en choco
lade, heeft aan den Minister van Economische
Zaken een adres gezonden, waarin dit comité
er op wijst, dat het met groote verbazing ken
nis genomen heeft van het ontwerp van wet,
houdende tijdelijke bevoegdheid tot het vast
stellen van bijzondere afwijkingen van enkele
bepalingen der winkelsluitingswet 1930.
Het comité betreurt in hooge mate, dat het
thans ingediende voorstel niet in voldoende
mate de bestaande moeilijkheden opheft, en
ook voor de Joodsche belanghebbenden den
toestand niet verlicht.
Hgt comité dringt er bij den minister op aan,
dat in de wet als minimum een verruiming der
verkoopuren tot acht uren op den Zondag
wordt gesteld zonder dat gemeentebesturen
hierop kunnen inkorten, echter met het recht
aan de gemeentebesturen, dit aantal zoo noo
dig nog uit te breiden.
Het vraagt den minister tenslotte dringend
waar thans van de consumenten, van de indus
trie, nijverheid en handel de allerzwaarste of
fers worden gevraagd, in den vorm van belas
tingen, crisisheffingen en accijnzen in allerlei
vorm op vrijwel iedere levensbehoefte, aan die
groepen der bevolking, die door de winkelslui
tingswet in ernstige mate gedupeerd zijn, die
vrijheid van beweging terug te geven, welke
noodzakelijk is om hen voor ondergang te be
hoeden.
J. BAZELMANS- f
Te Meerveldhoven (N.-B.) is in den ouder
dom van bijna 80 jaren overleden de heer J.
Bazelmans, oud-raadslid en gedurende 50 jaren
lid van het kerkbestuur. De heer Bazelmans,
die een groot vriend der armen en een weldoe
ner der kerk was, was drager van het eerekruis
,Pro Ecclesia ct Pontifice".
Eere-gasten aan het diner in het
Carlton-hotel.
Aan het diner, dat de vereeniging „de Neder
landsche Dagbladpers" Donderdag a.s. ter ge
legenheid van het 25-jarig bestaan in het
Carlton Hotel te Amsterdam zal geven, zullen
als eere-gasten o.a. aanzitten Z.K.H. de Prins,
de ministers mr. Marchant en mr. Verschuur,
de commissaris der Koningin in de provincie
Noord-Holland en de burgemeester van Am
sterdam, dr. W. de Vlugt.
KONINGIN EN PRINSES NAAR
ZWITSERLAND.
H. M. de Koningin en H. K. H. de Prinses
stellen zich voor op 3 Januari a.s. voor eenigen
tijd naar Zwitserland te gaan.
Prinses Juliana zal waarschijnlijk de maand
Januari aldaar verblijven, terwijl H. M. de Ko
ningin de Prinses zoo lang gezelschap zal hou
den, als de werkzaamheden van H. M. dit zullen
toelaten.
De H. E. Pater G. Cobben, de nieuw
benoemde Apost. Vicaris voor Finland.
ZILVEREN PRIESTERJUBILE VAN
PATER GERVASIUS O.M.CAP, t
Huldiging te Tilburg,
De Zeereerwaarde Pater Gervasius, die he
den zijn zilveren priesterfeest herdenkt, werd
Zondagmiddag gehuldigd door de cursisten van
den Godsdienstcursus der R. K. Volksuniver
siteit „Kleine Academie", te Tilburg, van wel
ken cursus hij de leider is.
Er was voor deze huldiging een speciale
bijeenkomst belegd in de zaal van de R. K.
Militairen-vereeniging.
De voorzitter van de „Kleine Academie", de
heer Jos. Horvers, zeide in zijn huldigings
rede, dat de „Kleine Academie" de eerste wil
zijn, die Pater Gervasius haar erkentelijkheid
wil betuigen voor al het vele goede, dat hij
voor de Volksuniversiteit heeft gedaan. Spre
ker is er van overtuigd, dat Pater Gervasius
door de verheven wijze waarop hij zijn lessen
pleegt te geven, vele leeken-apostelen heeft
gevormd, waaraan in onzen tijd overigens ook
zoo groote behoefte bestaat.
Aan het slot van zijn toespraak, bood spr.
namens de cursisten de feestgeschenken aan,
t.w. op de eerste plaats een stel paramenten,
bestaande uit vijf altaarranden en een com
muniebank-kleed, welke paramenten door de
dames-cursisten zijn vervaardigd. Vervolgens
een drietal wetenschappelijke boeken en ten
slotte een paar kistjes sigaren voor de confra
ters van den jubilaris.
Hierop nam Deken F. J. M. Sanders het
woord.
Spreker zeide altijd bewondering te hebben
gehad voor den veelzijdigen arbeid van Pater
Gervasius. Het werk van Pater Gervasius heeft
spreker vooral ais Deken van Tilburg steeds
zoo geboeid, omdat het van zoo onbereken
baar nut is geweest voor al de parochianen.
Het is een noodzakelijk werk van dezen tijd.
En de man, die het initiatief nam tot het ge
ven van deze godsdienstcursussen, is een man,
die de nooden van onzen tijd, die de nooden
van de menschen heeft gepeild. Daarom bracht
spreker gaarne dankbare hulde aan den heer
Horvers en aan het bestuur der Kleine Aca
demie".
Pater Gervasius is de leider van dezen cur
sus. Al het werk van Pater Gervasius wordt
overstraald door Capucijnschen eenvoud. Maar,
die eenvoud maakt dat werk ook groot, ver
heven, vruchtbaar en aantrekkelijk. Maar,
waarom doet hij het. Omdat hij overtuigd is
iets goeds te doen. Hij is ook overtuigd van de
noodzakelijkheid ervan voor onzen tijd. Om
ieeken-apostel te zijn is het wel in de aller
eerste plaats noodig, dat onze godsdienstige
kennis klaar en helder zij. Noodzakelijk is
daarom voortgezet godsdienstig onderwijs, uit
gebreid godsdienstig onderwijs, religieus volks-
hoogeschool-onderwijs, zooals Emil Fiedler dat
zegt.
Zoo'n volkshoogeschool bezitten wij in den
godsdienstcursus der „Kleine Academie".
Pater Gervasius kreeg hierna gelegenheid tot
het spreken van een dankwoord. Spr. dankte
den Hoogeerw. Deken voor zijn sympathieke
woorden en zeide, dat de hoogachting weder
zijds is. Spreker kan Tilburg feliciteeren met
dezen geestelijken gezagdrager, in wien niet
alleen het verleden ,doch ook het heden zijn
harteklop doet voelen.
Tenslotte dankt spreker allen voor de prach
tige cadeaux.
Een spontaan „Lang zal hij leven" van alle
aanwezigen, volgde op deze toespraak.
Pater Seraphius sprak uit naam van den
Gardiaan, die wegens ongesteldheid niet te
genwoordig kon zijn, eenige vriendelijke woor
den van dank.
De heer Horvers sprak tenslotte een dank
woord tot allen.
Dc Minister van Economische Zaken heeft
t bepaald, dat onder de contingenteering vaa
J j leder met vallen trommelvellen en perkament