INTERACADEMIALE SOCIALE DAG. BREACH OF MAATSCHAPPELIJKE VRAAGSTUKKEN IRIV1LLGE belgie DE STAAT IN HET SOCIALE LEVEN. Samenkomst te Delft. DE WEG VAN LIVERPOOL NAAR MANCHESTER. Een nieuwe schakel tusschen Noorti en Zuid-Engeland. D'ANNUNZIO HERSTELD. OORSPRONKELIJKE WOONPLAATS INDO-EUROPEESCH RAS GEVONDEN. EEN ERNSTIGE POLITIEKE CRISIS MOGELIJK. DE R. K. WERKGEVERS. De corporatieve gedachte in onderzoek. DE JEUGDIGE WERKLOOZEN. URNENVELD BIJ MUENCIIEN ONTDEKT. de A.S. ONDERHANDELINGEN JAPAN. Zondag is te Delft in het „Eigen Gebouw" van de Delftsche R. K. Studentenvereeniging „Sanctus Virgilius" de Interacademiale Sociale Dag gehouden. De bijeenkomst stond onder leiding van den heer J. A. G. M. Duyndam. Alvorens het woord te verleenen aan Mag. de Bruin, hield de voorzitter een korte openings rede. Niemand zal betwisten, aldus spr., dat een student, die zich voor de mogelijkheid geplaatst ziet, binnen korteren of langeren tijd leiding te moeten geven aan zijn medeburgers, als hij zijn plicht tegenover de maatschappij begrijpt, op de hoogte moet zijn van de nooden en behoeften van zijn volk. Dat hij al de beginselen, volgens welke geleid moet worden, dient te kennen, spreekt eveneens vanzelf. Zoowel kennis van de feiten en toestanden als kennis van de begin selen is dus noodzakelijk. De bestudeering van de maatschappelijke pro blematiek welke voor een student zeker nood zakelijk is, geraakt meer en meer in diseredict. De practische politiek daarentegen verheugt zich in een toenemende belangstelling van de jongeren. Sociale studie en practisch sociaal werk be- hooren beide tot den plicht van iedsren stu dent, en als er mistoestanden bestaan, die een hinderpaal vormen van het goed functioneeren van studieclub, en aanleiding zijn tot ver flauwing van de belangstelling van datgene, wat ieders interesse ten volle waard is, dan kunnen en zullen deze verdwijnen, als de intentie, waar mede wij allen het werk aanvaarden, zuiver is; niet een van eerzucht en arrivisme, maar van plichtsbesef en liefde voor de volksgemeen schap, waarvan we deel uit maken. Alsnu was het woord aan Prae -adviseur Mag. dr. P. de Bruin S.J., die spreken zou over: Na een inleiding merkt spr. op. dat we zorg vuldig moeten onderscheiden tusschen drie din gen: 1. de kennis van het wezen van den staat, het begrip van den staat of de beginselen van het algemeen staatsleven, 2. de kennis van de kunst der staatsleiding en 3. de nunst der staats leiding zelve, waarvan weer de propaganda, de voorstelling van het wezen der staatsleiding, geadopteerd aan het denk- en gevoelscomplex der volksziel een onderdeel is. Eigenlijk geven we het onderscheid genoeg aan, als we tusschen staatstheorie en practische politieke leiding on derscheiden, mits we deze corporatief verstaan en beseffen, dat de samenwerking tusschen deze twee polen door een heele reeks van instanties heengaat, die of dichter bij de theorie of dichter bij de practijk staan en in onderling verband bewust of onbewust samenwerken: één samen hangend denkend deel der natie vormen voor de leiding van het algemeene leven ten ge- meenen beste. De corporatieve staat wordt tegenwoordig door iedereen besproken; wat zeggen wil, dat de volksgeest bezig is in zijn geheel tot be zinning te komen en vanuit hei denken over den staat zijn inrichting opnieuw wenschte te ordenen, beter: de bestaande order te ver beteren. Voor een goed begrip van den corporatieven staat wordt echter vereischt, dat de philosoof ook den samenhang van begrip en werkelijkheid corporatief denkt. Want als de staat corporatief Is en denken en doen zijn zijn hoofdorganen, dan zijn deze zelf eveneens organisch verbon den. Dat vergeten zoowel degenen, die zeggen, dat het denken vrijwel nutteloos is, omdat we den corporatieven staat moeten doen groeien, al3 degenen, die meenen bij wetdecreet eventjes op een achtermiddag een corporatieven staat Bit den grond te stampen. De eersten denken Mberaal individualistisch en de tweede socialis tisch individualistisch. De maatschappij kan slechts corporatief verbeterd worden. Spr. ging er dan toe over de volgende drie punten nader te bezien, 1. de Staat als de al gemeenheid van het natuurlijk geordend ge meenschapsleven; 2. de autonomie der organen van de maatschappij; 3. de samenwerking van den Staat met zijn organen. De Staat is de algemeenheid van het geordend gemeenschapsleven. De bemoeienis van den Staat heeft een regel, een beginsel, de samenwerking van alle maat schappelijke krachten tot een groot openbaar gemeenschapsleven, waarin de burgers tevre- uo'i e i gelukkig mogen zijn. De Staat bestuurt zichzelf, is in zijn bestuur aan niets onderworpen dan aan zijn eigen regel, is societas perfecta, haar eigen leven lei dende gemeenschap, waarin wa twee elementen onderscheiden: 1. de wil tot gemeenschapsleven; 2. de ordening van het gemeenschapsleven. De staat is de eenheidswil zijner burgers tot volmaakt maatschappijleven. Maar deze een heidswil komt eerst voort uit de gemeenschap. De ware mensch is niet eenzaam, maar wacht oorspronkelijk den evenmensch, omdat hij zon der deze algemeenheid, niet als zedelijk mensch kan ontwaken. Waardoor immers heeft de mensch zijn zedelijke volmaaktheid? Door lief de tot den evenmensch, door offers, vriendschap, welwillendheid, heerschen en dienen enz. Al deze potenties zouden braak liggen als de mensch geen evenmensch kende en erkende. De egoist zelfs is niet de voor zich levende mensch, maar degene, die profiteert van de gemeenschap zonder zich vrijwillig aan de ge meenschap te geven. Zoowel de bolsjewistische opvatting van den staat als machine, als de extreem-fascistische v den staat als plant, werden weerlegd door de leer van den eenheidswil der burgers tot alge meen menschelijk leven als fundament van den staat. De eenheidswil ten goede is geen wensch van enkelingen maar de werkzame vorm der sa- menleeving. Die wil beleeft zijn werkelijkheid in de uitwerking en organisatie van het alge meen goede; dus ook in het besef van de eischen der algemeene rechtvaardigheid. De sociale wil is tevens de wil van het zich kennende en uitwerkende gemeenschapsleven; de algemeene wil is slechts in het georganiseerde algemeene leven. Dit is de fundamenteele regel der democratie: de medewerking van alle burgers aan het wel zijn van den staat in een positieven eenheids wil en de bescherming door den staat van alle burgers in hun beroep tot opbouw van het algemeen welzijn, de noodzaak van de abso lute en bewuste samenwerking van allen tot alles. De staat is ook een proces van zelfregeneratie strevend naar een nooit volkomen bereikbaren ideaaltoestand. In dezen tijd ligt de afbraak vooral in de verwaarloozing van het aristocratisch beginsel in de structuur der samenleving waardoor de besten zich te veel van het publieke leven heb ben teruggetrokken. De staat is noch een vrijwillige overeenkomst tot het beschermen van de rechten zijner bur gers, noch een nuttigheidsinstituut om te be schermen en het particculier initiatief aan te vullen, te helpen waar het te kort schiet. De staat is de georganiseerde gemeenschaps- wil zelf. Hij moet derhalve de gemeenschap ook organiseeren. Het werkelijke leven is in al zijn waarden ge meenschapsleven, omdat wij de bijzondere vor men van onze volmaaktheid, het bijzonder goede uit de gemeenschap trekken en met onze om geving deelen. Overzien we de samenleving, dan vinden wij ook op ieder gebied een menigte van over elkaar heenloopende in enger en nauwer verband staande gemeenschappen. Naast de goede vereenigingen, die aan het algemeen welzijn kunnen medewerken, bestaan er evenzeer bonden met uitgesproken ontbin dend doel. Hoe kan uit zulk 'n ongeordend stre ven nog een algemeene samenleving opbloeien? Geldt hiervan, dat de ongebreidelde vrijheid der burgerlijke vrijheid haar ondergang wordt' Dit zou inderdaad het geval zijn als niet de burgerlijke maatschappij ondanks den schijn van wellekeur en chaotische nevenschikking es sentieel, hoewel van haar zelf gedeeltelijk on bewust, naar een ware organische gemeenschap streefde; en vervolgens de burgerlijke maat schappij haar voleinding vond in den staat, die alle zelfstandig werkende krachten opneemt on der haar leiding en door positieve en nega tieve maatregelen dienstbaar maakt aan zijn eigen doel, ja zelfs in den strijd tegen de staats- ontbindende elementen een nieuw voedsel vindt voor de versterking van zijn eigen leven. Waarin toont zich allereerst 't immanente beginsel ten goede van de burgerlijke gemeen' schap? In een streven naar harmonie van waar den; dat de hoogste waarden het eerst gelden; dat het noodzakelijkste het eerst gediend wordt dat in de verschillende organisaties het meest waardige den meesten invloed hebben, en dat de sterkste posities de meest invloedrijke plaat sen ook door de meestwaardigen bezet worden. Wij spreken tegenwoordig veel van de schep ping van een standenstaat. Quadragesimo Anno heeft ons op het spoor gezet. Maar de standen staat zou niet ingevoerd kunnen worden als hij in beginsel en in nog zoo onvolledige uitwerking niet reeds bestond. Dat we van de invoering van een standen staat spreken heeft zijn oorzaak in onze ge brekkige kennis van het wezen van den stand in een gebrek aan organische overtuiging, dat alle goeds in de gemeenschap ontspringt uit de samenleving en dat samenwerking ongelijkheid van bediening en heerschappij van de besten vraagt. Spr. wijst er voorts op, dat het standenbe ginsel als is het ook zwak, toch allerminst ont breekt in onze huidige samenleving Het stands beginsel zegt, dat, wat onbewust en onvolmaakt door allen gewild wordt, ni. harmonische sa menwerking tot beginsel gesteld moet worden voor leden eener organisatie en van de statuten inrichtingen en gewoonten der organisatie zelf. Alles te verwachten van den goeden wil der enkelingen is even absurd als alles te verwach- tcen van techniek en methode. De goede wil dwingt tot uitvoering en de juiste uitvoering maakt den goeden wil gemakkelijk. Men moet zich intusschen de organisatie der maatschappij in beroepsstanden niet al te een voudig voorstellen. Men vergeet zoo vaak, ten eerste, dat iedere vereeniging zich een eigen aan haar bijzondere taak aangepaste werkwijze en organisatie heeft uit te stippelen; ten tweede, dat de belangen van verschillende beroepen over elkaar heenloopen; ten derde, dat ieder enkeling bij verschillende grootere en kleinere belangen geïnteresseerd kan zijn en ten vierde, dat er genoeg speelruimte moet zijn aan het opkomen van nieuwe belangengemeenschappen voor den overgang van de eene belangenge meenschap in de andere. Waarom, vraagt spr., heeft de liberale vrij heid ons jarenlang verleid om de economie, het geldwezen, het spel, de kunst, de wetenschap, zelfs het onderwijs aan het ongeordend streven naar eigenbelang over te laten? Waarom hebben wij er al niet jaren over nagedacht en geex- pirimenteerd, om de nöodige bindingen te vin den, om ieder aan zijn eigen belang en allen aan het algemeen belang door een organisatie vast te koppelen? Dan zouden alle arbeiders, hooge en. lage, aan het belang gebonden zijn, waarvan ze kennis hebben en daaraan hun kracht hebben gewijd in plaats van zich met de politiek van het heele land te bèmoeien, waarvan ze geen verstand hebben. De hiërarchie van kennis en waarden had dan ook een hiërar chische belangenbehartiging voortgebracht, zooals deze b.v. bestaat in de kiesorganisaties van politieke partijen. Deze op de eerste plaats te belasten met de zorg van den arbeider, gaat buiten den regel van Quadragesimo Anno en buiten den algemeenen regel van de autonomie der belangenbehartiging. De arbeider is best in staat in zijn onmiddel lijke omgeving die kennis en dien gemeen- schapswil te zoeken, die zijn belangen in waar heid dient en deze gedelegeerden zullen samen met die van denzelfden kring en hoogeren krin gen moeten kiezen of organiseeren, een hoeren kamer, een kamer van koophandel, een alge meene economieleiding en een leiding, voor alle corporaties. III. Sommige denkers nemen den schijn aan, alsof de corporatieven staat identiek zou zijn aan dit hiërarchisch geordend corporatief ge meenschapsleven culmineerend in een oppersten Raad van Corporaties. Alsof de vorming van een eigen politieken stand overbodig zou ge maakt worden; alsof de aristocratie de auto cratie van den staat zou kunnen vervangen. De politiek is geen beroep, maar een delegatie van het volk. Maar wie de menschen wil be hagen, moet doen, wat goed voor hen is, niet wat ze graag hebben. De corporatieve gedachte van leiding der besten, voortgekomen uit het corpus, met me dewerking van alle belanghebbenden, volgens de mate van kennis, die ieder bezit, zal de autonomie van den politieken stand als geheel naar voren brengen. Een nieuw evenwicht zal gezocht moeten worden tusschen de zelfregene ratie van boven af en de controle van onder op. Breedvoerig werkte spr. uit, hoe we de eene taak van het Staatsbestuur n.l. het algemeen goede te willen en te doen op twee manieren kunnen .uitdrukken; 1. de Staat moet het heele sociale leven van den mensch leiden tot de vol maaktheid van iederen tak van sociaal leven; 2. de staat moet de gemeenschap van alle bij zondere vereenigingen tot stand brengen door ze in staat te stellen op hun wijze aan het al gemeen welzijn mede te werken De volledige samenwerking aan de bijzondere maatschappijen is de Staat; komt derhalve van den Staat en moet van de Staats'eiding uitgaan. De Staat is de georganseerde zakelijke (d.i. het algemeen goed bedoelende en doende) gemeen schap van enkelingen en bijzondere maatschap pijen en maatschappelijke verhoudingen. Eén gebied van het sociale leven valt vol strekt buiten de werkingssfeer van den Staat, n.l. de organisatie van den godsdienst in belij denis, in eeredienst, in godsdienstige zedelijk heid en recht. De Staat moet de kerk als zijn eigen inwendige beginsel bescaermen volgens den wil van de Kerk zelve. Een Staat, door goede wetten bestuurd, is de beste garantie van het deugdzaam leven der burgers, zeiden de ouden. Wij allen hebben daarom den plicht door het verspreiden van de goede gedachte, door het versterken van den wil tot algemeene recht vaardigheid, mede te werken aan den opbouw van een gezond Staatsleven. In de middagvergadering was als student spreker de heer J. A. M. Derks, jur.-cand. aan hetzelfde onderwerp aan het woord, en wel belicht van den practischen kant. Dezer dagen heeft Gabriele d'Annunzio, na ruim een jaar in volslagen afzondering op zijn villa aan het Gardameer te hebben doorge bracht, per auto zijn huis verlaten om in Krescia naar een theater te gaan. Het feit, dat d'Annunzio zich in het openbaar vertoond heeft wijst er op. dat hij eindelijk her steld is van zijn gecompliceerde ziekte, die hem een normaal gebruik van zijn oogen en beenen verhinderde. De dichter zal, alvorens zijn lite rair werk te hervatten, nog een reis maken naar Pescara en vervolgens naar Rome. (Van onzen correspondent). De Liverpool-East Lancishire road verbindt niet alleen twee van Engelands grootste en aller belangrijkste steden; zij voert bovendien door een dichtbevolkt en industrieel district, dat groo- te nijverheidscentra zooals St. Helans en War rington omvat. Aan de „oevers" van dezen weg wonen eenige millioenen menschen. Het graaf schap Lancashire, iets kleiner dan Gelderland, telt een bevolking van ongeveer vijf millioen. Zondert men Londen en zij naaste omgeving uit, dan heerscht in geen Engelsch district zulk een leven en bedrijvigheid als in het gebied, dat thans doorsneden wordt door den nieuwen weg. Twee steden immers, die elk meer dan een mil lioen inwoners tellen, liggen niet verder van elkaar verwijderd dan Amsterdam en Utrecht. Het verkeer tusschen Manchester en Liver pool is evenwel van anderen aard dan dat in de omgeving van Londen. Het is voor een veel grooter deel zuiver-commercieel. Het aantal vracht-auto's en overeenkomstige voertuigen is hier in verhouding veel grooter. Opdat Liverpool zich zal kunnen handhaven in zijn positie van handelsmetropool van Noord en Midden-Engeland, zal het met het „binnen land" verbonden moeten zijn door wegen van den allereersten rang, waarlangs goederenver voer snel en zeker kan plaats hebben. Aan deze eischen, en bovendien aan de nog hoogere eischen der toekomst, moet de Liver pool-East Lancashire road voldoen. En zij vol doet eraan. Engeland is het eerste autobielland van Europa, en kan zich erop beroemen elk land van het Continent door zijn prachtig mo dem wegennet ver te overtreffen. Maar thans overtreft Lancashire de rest van Engeland. Do zijnen schitterende wegen stralen in alle rich tingen van Londen uit; niet één hunner kan de vergelijking met den weg van Liverpool naar Manchester doorstaan. Enkele gegevens! De aanleg heeft vijf jaren geduurd, de kosten hebben, alles inbegrepen, bijna 3 millioen pond bedragen. Een geweldig bedrag, maar dat zonder eenigen twijfel hooge rente zal afwerpen. Oneindig veel hooger rente, dan men er ooit van had kunnen hopen te trek ken, indien men het zelfs aan een niet fautee- rend of fraudeerend buitenland had uitge leend! De weg is 30 mijlen (48 kilometer) lang; 25 daarvan liggen tusschen de beide steden, ter wijl de eerste vijf mijlen op het stadsgebied van Liverpool, en door het bestuur dezer gemeente, aangelegd zijn. De breedte bedraagt 36 meter; het derde deel daarvan wordt in beslag genomen door den rij weg; het overige door wandelwegen en plant soen. Zes-en-dertig bruggen zijn gelegd over rivie ren, kanalen en lager-gelegen wegen, en aange zien zij dezelfde breedte hebben als de weg, vor men zij daarmede een volmaakt harmonisch ge heel. Het is de eindeloosheid van de Liverpool- East Lancashire road welke, iri verband met haar breedte, welk het meest imponeert. In de ze vrij vlakke streek beschrijft de weg niet de bochten en kronkelingen, waarmede vele Engel- sche wegen aangelegd zijn. hetzij ter vermijding, hetzij ter verzachting van al te scherpe hellin gen. De afwijkingen van den rechten lijn zijn niet talrijk en nimmer bruusk, maar toch zijn er genoeg wendingen om eentonigheid uit te sluiten. Na iedere wending ziet men weer, zoo ver de blik reikt, dien machtigen weg zich uit strekken, majestueus en onverstoorbaar. Men zou den Mersey-tunnel zijn voortzetting mogen noemen. Als deze over enkele maanden geopend zal zijn, dan zal Liverpool niet langer zijn wat het op het oogenblik practisch nog is. n.l. het eindpunt van het landverkeer, dat daar immers stuit op de onoverbrugbaar breede. monding der Mersey. De tunnel verbindt, in den engeren zin, Liverpool met Birkenhead en Wallesey, waar meer dan honderdduizend Liverpolitanen hun woonplaats hebben. In den ruimeren zin ver bindt hij heel Lancashire direct met het schier eiland Wirral, dat vervat is tusschen de Mersey, de Iersche zee en de Dee, en via de (vermoe delijk door een veel grootere te vervangen) brug over laatstgenoemde rivier, met Wales Door den timnel ondergaat Liverpool's positie dus een algeheele verandering. Het zeer drukke verkeer tusschen de beide Mersey-oevers wordt tot nu toe, behalve door den Mersey-spoorweg, die onder de rivier door loopt, onderhouden door middel van ponten. Hierover schreef ik eenige weken geleden, en ik wil thans niet in herhalingen vervallen. Het pont-verkeer is voor motor-voertuigen zeer be zwaarlijk, vooral doordat het tijdroovend is. Op de drukke uren kan men vracht- en andere auto's in lange rijen zien wachten tot het hun beurt is de veerboot op te rijden; een tijdver lies van een half uur dientengevolge is niets ongewoons. Door een omweg te maken van eenige tientallen mijlen kon men de ponten vermijden, maar dit was wegens het meerdere benzine-verbruik vooral voor vrachtwagens on economisch. Dat men komende uit andere ste den van Lancashire, nimmer zijn weg óver Li verpool koos om Wales en Zuid-Engeland te bereiken, spreekt vanzelf. Met den tunnel eenerzijds, en de East-Lan- cashire-road anderzijds, is Liverpool voorbe stemd het groote verkeerscentrum van Noord en Midden-Engeland te worden. Ofschoon een tol geheven zal worden, schat men het aantal auto's dat gedurende de eerste jaren per uur van den tunnel gebruik zal maken op 3000 per uur of 1.350.000 per jaar, cijfers die niet be reikt kunnen worden, door het plaatselijk ver keer tusschen Liverpool en Birkenhead alleen, doch alleen wanneer de tunnel voldoet aan zijn bestemming van schakel tusschen Lancashire en Midden- en Zuid-Engeland. Voor do ontwikkeling van het drukke Liver pool zoowel als voor die van het nogal doodsche Birkenhead is dit van groote beteekenis. STOCKHOLM, 24 April. (V. D.) De Zweed- sche archeoloog Dr. Ture Arne heeft in Perzië onderzoekingen verricht naar de oorspronke lijke woonplaats van het Indo-Europeesche ras. Deze bekende archeoloog heeft aan den voet van de Elbrusbergen in Noord-Oost-Perzië aan de Kaspische Zee uitgebreide opgravingen verricht. In den 'ouden berg van Shah-Tepe heeft hij verscheidene zeer belangrijke over blijfselen gevonden van een vijfduizend jaar oude stad, wier bestaan door een of andere oorzaak, waarschijnlijk tengevolge van een catastrophe, of een klimaatverandering, om streeks tweeduizend jaar voor Christus, op hield. Deze vroege nederzetting dateert uit het koperen tijdperk. Zeer kunstig uit koper be werkte voorwerpen, waaronder beelden, dol ken, sieraden en lampen, werden door de Zweedsche expeditie gevonden. Dr. Arne heeft eveneens ongeveer een veer- tal geraamten gevonden. Uit den vorm van de gevonden schedels van deze vroegere bewoners blijkt, dat zij hebben behoord tot de vroegst bekende Indo-Europeanen. Men heeft spo ren gevonden, die er op wijzen, dat het bren gen van mensehenoffers deel uitmaakte van den godsdienstigen ritus van de bewoners van Shah-Tèpe. De mogelijkheid wordt niet uitgesloten ge acht, dai v -.igezette opgravingen in dezeilde streek zullen leiden tot de oplossing van ver scheidene prae-historische problemen. Onze Londensche correspondent schrijft ons: De beschuldigingen, door mr. Winston Chur chill uitgebracht tegen sir Samuel Hoare, den staatssecretaris voor Indië, en lord Derby, die evenals de minister zitting heeft in de ge mengde commissie betreffende constitutioneel e hervormingen in Indië, komen öp het volgende neer: dat sir Samuel en lord Derby, zonder medeweten van de commissie, pressie uitge oefend hebben op de Indische sectie van de kamer van koophandel te Manchester ten einde deze te bewegen de overtuigingsstukken, welke zij aan de commissie had willen voor leggen, te wijzigen; dat dientengevolge de voorgelegde stukken „slechts een schijn van de oorspronkelijke waren" en er totaal van verschilden; en dat deze handeling zoo onge past was, dat zij als een flagrante inbreuk op de privileges van het lagerhuis gebrandmerkt moet worden. Mr. Churchill sprak de hoop uit, dat de spea ker zou beslissen, dat de door hem gedane mededeelingen een verdenking van inbreuk op de privileges (van het huis) inhielden, en na dat de speaker in dezen geest beslist had, stelde mr. Churchill voor, dat de zaak in handen gesteld zou worden van de commissie voor privileges, een voorstel dat, gesteund door sir Samuel Hoare zelf en den eersten minister, met algemeene stemmen aangenomen werd. Wij gaan thans niet in op de uitvoerige mededeelingen, welke mr. Churchill aan het buis deed, noch op het voorloopige verweer van den minister, dat ten doel had het lager huis ervan te overtuigen, dat de zaak in ieder geval twee kanten heeft. De resultaten van het door de privilege-commissie in te stellen onderzoek moeten worden afgewacht. Het zou ongepast zijn erop vooruit te ioopen, zelfs in een niet-Engelsch blad. Wij beperken ons dus tot het geven van enkele toelichtingen. De privilege-commissie, waarvan de eerste minister en de leider der oppositie steeds lid zijn, heeft tot taak te waken over het prestige, het gezag en de rechten van het lagerhuis. Zij is dus een controle-uitoefenend college, en. verdachtmakingen, gelijk die welke door mr. Churchill uitgebracht zijn tegen twee leden eener gemengde parlementaire commisie, zijn aan het onderzoek van de commissie onder worpen. Vandaar dat het lagerhuis met alge meene stemmen besloot, dat dit gebeuren zou nadat de speaker beslist had, dat de privilege kwestie zich voordeed. De omstandigheid, dat de verdenkingen uit gebracht zijn door mr. Churchill, geeft de heele zaak nog een bijzondere beteekenis. Mr. Chur chill immers is de erkende leider van het krachtig-groeiende verzet tegen de Witboek- politiek, en wij mogen dus aannemen, dat hij niet alleen beoogd heeft ernstige onregelmatig heden in een parlementaire commissie tegen te gaan, maar bovendien den indruk te vesti gen, dat de regeering haar Indische politiek poogt door te voeren door middelen die strenge afkeuring verdienen. Met andere woorden: mr. Churchill heeft in zijn onvermoeiden strijd tegen deze politiek een slag willen slaan, welke niet zoozeer haar beginselen als wel haar integriteit treft. Voor zoover hij niet uitsluitend geleid wordt door den schoonen wensch de politieke en parlemen taire ongereptheid te verdedigen, speelt hij hoog spel. De door hem uitgebrachte beschul digingen zullen bewezen of weerlegd moeten tfOT-dëïi. Worden zij niet positief bewezen', dan gelden zij als ongegrond, en zullen de regeering en de Witboek-partij van deze zaak even groote moreele voordeelen plukken als mr. Churchill haar moreele nadeelen toewenscht. Bovendien zal het gezag van mr. Churchill, wien velen, ondanks zijn schitterende begaafd heden, een zekere onevenwichtigheid verwij ten, er onherstelbaar onder lijden. Blijken daarentegen de verdenkingen van mr. Churchill gegrond te zijn, dan kan dit poli tieke gevolgen van de grootste beteekenis hebben. Het voortbestaan van ae regeering in haar huidigen vorm en samenstelling kan er zelfs mede gemoeid zijn. Er zijn alle redenen om aan te nemen, dat mr. MacDonald en mr. Baldwin niet op eenige wijze partij zullen kiezen tusschen sir Samuel Hoare en mr. Chur chill wat de door den laatste uitgebrachte be schuldigingen aangaat. Zij kunnen dit trouwens niet doen, aangezien de zaak ..hans berust bij de privilege-commissie. Zij zullen, indien deze een rapport uitbrengt, dat de aantijgingen van mr. Churchill bevestigt, ongetwijfeld de con sequenties daarvan aanvaarden. Maar onpar tijdig zijn zij, wat het wezen der zaak aangaat, niet. Wanneer bewezen kan worden, dat sir Samuel en lord Derby de bewuste pressie uit geoefend hebben, dan hebben zij dit zij hei ook zonder voorkennis of goedvinden van mr. MacDonald en mr. Baldwin gedaan ten bate van een politiek, waarvan deze beide leiders der regeering de voornaamste pleit bezorgers zijn. Gedurende de scherpe scher mutselingen, welke tusschen de heeren Chur chill en sir Samuel Hoare geleverd werden, bleek uit den bijval, dien zij elx op hun beurt vonden, dat het huis de zaak allesbehalve on partijdig beoordeelt. De tegenstanders der Wit boek-politiek hopen, dat mr. Churchill's aan tijgingen gegrond zullen blijken te zijn, of schoon hierdoor principieel niets ten nadeele van die politiek bewezen zou worden Aan den anderen kant hopen de voorstanders der Wit boek-politiek op een volkomen rechtvaardi ging van sir Samuel Hoare, ofschoon hierdoor principieel zijn Indische polities nog niet ge rechtvaardigd zou worden. Aan deze politiek heeft zich de nationale regeering met handen en voeten gebonden. Wij mogen zelfs zeggen, dat het ,'eiderschap van da conservatieve partij er afhankelijk van is. Het uitoefenen van pressie door een minister, als lid van een commissie van onderzoek, op een lichaam dat voor die commissie verkla ringen aflegt, is op zichzelf reeds een zoo ern stig feit, dat een regeering in naar geheel doodelijk erdoor gecompromitteerd kon wor den. Maar wanneer die pressie uitgeoefend is in verband met een essentieel punt der regee- ringspolitiek, dan kunnen de gevolgen van nog veel verstrekkender aard zijn. De privilege-commissie is een lichaam met zeer uitgebreide volmachten. Zij heeft, evenals een rechtbank, het recht getuigen te dagvaar den en hen te dwingen aan de dagvaarding gevolg te geven; zij kan de overlegging van documenten bevelen. Zij doet geen uitspraak, doch brengt rapport uit bij het lagerhuis, dat een schuldig bevonden overtreder niet alleen berispen, maar ook tot gevangenisstraf ver- oordeelen kam (Van onzen correspondent). MUENCHEN, 24 April. (V.D.) Bij kilometer- paal 5 van den rijksautoweg München-Lands- grer.s in de nabijheid van Unterheching is bij graafwerkzaamheden een uitgestrekt urnen veld ontdekt. In totaal werden omstreeks 139 urnen blootgelegd en tal van voorwerpen, die den dooden waren meegegeven. De met de hand gevormde leemen urnen hebben een doorsnede van 18 tot 25 cM. en liggen op een diepte van 70 tot 80 cM. onder den grond. De urnen zijn weliswaar niet meer intact, doch eenigen zijn volledig. De den doo den .meegegeven voorwerpen zijn o.m. messen, ringen en bronzen voorwerpen. Brussel, 19 Aprl 1934. De crisis heeft een groote materieele wan orde gesticht, gelijk zij de reeds bestaande moreele wanorde nog verscherpt heeft. Als, ondanks alles, de vooruitgang den menschen een onbetwistbare verbetering heeft gebracht, is het er toch niet minder om waar, dat de botsingen van den huidigen tijd de conflicten van de verschillende belangen schijnen te ver scherpen en de oppositie van de groepen onder ling doen toenemen. Gelukkig bestaat er, op een hooger plan, een fundamenteele solidari teit tusschen de naties, tusschen de maatschap pelijke klass'en, evenals tusschen de leiders van de nijverheid en hun arbeiders en beamb ten. In België althans is dit laatste duidelijk waar te nemen en wie daar nog aan getwijfeld zou hebben, had hieromtrent zekerheid kun nen krijgen met het bijwonen van het congres, dat de nationale federatie van katholieke werkgevers in België, zoo juist en onder groote belangstelling heeft gehouden. Verschillende belangrijke onderwerpen en vraagstukken van het oogenblik, zijn daar behandeld door spre kers, die aan de hand van maatschappelijke studie of ervaringen in de practijk, daar het best voor aangewezen waren. De quintessens van hun redevoeringen, waarnemingen en desiderata vatten wij hier samen. Een hoogleeraar van Leuven, dr. Henri Vel- ge, gaf een juridisch en historisch exposé ten beste van de bestaande beroepsorganisatie. De Fransche revolutie heeft in België het regiem van het economisch liberalisme ingesteld, zoo absoluut mogelijk en van een zoodanig indi vidualisme, dat de beroepsvereeniging verbo den werd. Vanaf 1815 veroorzaakte de vrede een aanmerkelijke uitbreiding van. de nijver heid, terwijl tegelijkertijd het machinisme de arbeiders-concentratie begunstigde. Tal van misbruiken waren de determineerende oor zaken van het ontwaken van een maatschappe lijke mentaliteit in België. Na 1830 ontwikkel de deze mentaliteit zich in de katholieke kringen, omdat men contact had gevonden met de katholieke maatschappelijke kringen van de nabuurlanden, waar men het ideaal van beroepsorganisatie op corporatieve basis na streefde. De katholieken waren verdeeld over de mo gelijkheid om arbeiders- en werkgeverssyndi caten afzonderlijk op te richten; de meeste spraken zich uit voor het begrip van het ge mengd syndicaat. De onlusten van 1886 brach ten de toen door Beernaert gepresideerde regeering er toe om een program van maat schappelijke hervormingen voor te bereiden. Met dit doel werd een z.g. commissie voor den arbeid samengesteld, welker studiemateriaal twintig jaar lang als leidraad heeft gediend voor de regeeringen, welke elkaar in die periode hebben opgevolgd. Een der eerste hervormingen was het oprich ten van nijverheids- en arbeidsraden, in Augustus 1887, doch deze instelling beant woordde ongelukkiglijk niet aan de verwach tingen van de wetgevers. Haar professioneel e rol was nihil en haar verzoenende taak zeer beperkt. Enkele jaren later erkende de ency cliek Rerum Novarum het organisatierecht der arbeiders-syndicatenhierdoor verdwenen de aarzelingen van degenen, die meenden dat alleen gemengde syndicaten in overeenstem ming waren met de christelijke gedachte en de katholieke parlementsleden aarzelden niet meer, om in Maart 1898 een wet op de beroeps- vereenigingen goed te keuren. Na den oorlog stichtte de regeering nationale nijverheidsc'omité's, beter bekend onder den naam van paritaire commissies, die weldra in gelijfd werden in een ensemble van instel lingen, die bestemd waren om collectieve be- belangenconflicten tusschen werkgevers en werknemers bij te leggen. Deze instellingen hebben niet zelden een belangrijke rol gespeeld bij het oplossen van conflicten, doch zij haddon niets te maken met het verwezenlijken van een beroepsorganisatie, want bijna steeds was de professioneele geest geheel aan hun actie vreemd. De encycliek Quadragesimo Anno zag liet maatschappelijk regiem van de toekomst in de groepeering volgens de takken van de maatschappelijke bedrijvigheid en in de coör dinatie der inspanningen van de beroepen voor het gemeenschappelijk welzijn. Het is dezen weg, dien men moet volgen, in onderling ver trouwen, want zonder dit element zou alle actie nutteloos zijn. Een ander punt van besprekingen was de actie der beroeps-vereenigingen. Het bestuur van de vereeniging van R. K. werkgevers en ingenieurs in België, heeft in studie genomen het uitwerken van een economische en maat schappelijke organisatie, gebaseerd op het e* ginsel van samenwerking, met inachtneming van de algemeene belangen van de nijverheid Om deze studie op een werkelijK*1 asls te plaatseri en om te profiteeren van de lessen uit het verleden, werd een groote enquête over de beroepsorganisaties gehouden. In voornaam ste instantie wilde men een lijst opmaken van de beroepsvereenigingen hj België en haar werking eonstateeren, terwijl men verder de meening van industrieelen te haren opzichte wilde leeren kennen en hun eventueele sug gesties vernemen. Deze enquête heeft tot het verzamelen var. een massa interessante gegevens geleid. Men heeft hierbij o. m. de volgende constataties gedaaner bestaat een net van beroepsver eenigingen, dat vrij volledig is voor de onder nemingen met een talrijk personeel, maar dat nochtans toch niet veralgemeend isdeze organisaties verschillen nogal veel met elkaar en vertoonen geen Uniformiteithaar activi teit is niet permanent maar eerder occasioneel; deze organismen houden zich voornamelijk bezig met loonkwesties en met het inrichten van den arbeid algemeen wordt het nut der paritaire commissies erkend, doch even alge meen betreurt men den invloed van de politiek in den schoot van deze instellingen, vooral de vertegenwoordigers van de arbeiders kunnen hun po.:tiek program niet laten rusten en dan wordt het moeilijk, te discuteeren met perso nen, waarvan het doelwit is het hervormen van de samenleving. In deze enquête kwamen tal van antwoorden binnen, waarin werd aangedrongen op het wijzigen van veler mentaliteit, die zou moeten gevormd worden op het eerbiedigen der over eenkomsten en op het uitschakelen, bij de be- sm-ekingen, van politieke kwesties Strenge Sancties zouden moeten voorzien worden tegen degenen die de genomen besluiten niet naleven. Namens de confederatie der katholieke ar- beiderssvndicaten, kwam iemand op het con gres verklaren, dat de maatschappelijke vrede en de samenwerking der klassen onmisbare voorwaarden zijn voor de welvaart der naties en het welzijn'der arbeiders. De beroepsorga nisaties moeten dezen vrede en deze samen werking der klassen helpen vesiigen. Doch de katholieke syndicaten zouden zich met kracht verzetten tegen elke autoritaire centralisatie en elk anarchiek individualisme. Zy willen, dat het privé-initiatief niet alleen geëerbiedigd wordt, maar ook dat het gestimuleerd wordt, binnen duidelijke grenzen en een effectieve verantwoordelijkheid. Om dit program te ver wezenlijken zal men overeenkomstige of con- nexe nijverheden moeten vereenigen en aan het hoofd van elk beroep een autoriteit moeten plaatsen met een reglementaire en nauw om schreven macht en wier werking door de re geering gecontroleerd wordt. De katholieke syndicaten zijn niet gunstig ge stemd voor een corporatieven staat, waarin de economische organismen met de politieke zou den verward worden. In den boezem van het georganiseerd beroep, moeten de syndicaten van de patroons en die van de gesalarieerden vrije vereenigingen blijven, maar zoowel katholieke werkgevers als werknemers, moeten deel uit maken van integraal katholieke vereenigingen, overeenkomstig de pauselijke voorschriften. In België kan men dit alles bereiken met metho disch de bestaande instellingen: de paritaire commissies en de collectieve overeenkomsten uit te breiden, doch men zou haar, evenals aan de syndicaten, een wettelijk statuut moeten geven. Door den gewezen minister-president Georges Theunis, die als voorzitter van dit congres op trad, werd gesproken over de professioneele opvatting van de R. K. werkgevers volgens de encycliek Quadragesimo Anno. De katholieke nijverheidsleiders, zeide hij, brengen hulde aan de groote diensten, door neutrale patroonsver- eenigingen aan de industrie bewezen. Doch al» katholieken willen zij hun actie vervolledigen in overeenstemming met hun katholieke ovef» tuiging, ook al weten zij, dat groote moeilijk heden hun hierbij staan te wachten. De huidige situatie der werkgevers Is zeer verschillend met wat zij vroeger was. Eertijds was het hoofd van een onderneming alléén ver antwoordelijk voor zijn eigen belangen oi voor deze van zijn gezin. Wegens de uitbreidingen welke de nijverheden thans genomen hebben, heeft hij het beheer in handen der belangen van verschillende individuen, waarvan het ensemble meestal neutraal is. Hij kan dus lang niet meer beschikken over de vrijheid van handelen, welke hij vroeger had. Zijn persoonlijke plicht op religieus en maatschappelijk gebied blijft echter bestaan. Zijn mogelijkheden van actie zijn zeer verschillend. In de eerste plaats is er de samenwerking met bestaande organismen, wier activiteit steun moet ondervinden om af doende te zijn. Anderzijds is er de economische en maatschappelijke samenwerking en reorgani satie, waarvan, Z. H. Pius XI de groote lijnen heeft aangegeven. Men moet beginnen met orde in het beroep te brengen, om ook op een meer algemeen plan de orde te bereiken. Wat de taak van den Staat betreft, deze is niet geroepen om de geheele hiërarchie der beroepsvereenigingen te vervangen. Hij zou slechts onnoodig en op gevaarlijke wijze zijn hoogste autoriteit corn» promitteeren met de plaats in te nemen va® degenen, die uit den aard hunner functies i® staat worden gesteld het raderwerk te regele# waarvan zij de rechtstreeksche verantwoorde lijkheid in banden hebben. Het is niet mogelijk om een plan van nauw keurig omschreven hervormingen voor de toe komst vast te stellen. De katholieke in dustrieelen sluiten zich zonder voorbehoud aan bij de leer van de Kerk, zooals die in boven genoemde encycliek tot uiting komt. Zij zij® de meening toegedaan, dat de beroepsorganl» satie, de verruiming der contracten en de sa», menwerking in de paritaire commissies, in d» toekomst nog op gelukkige wijze kunnen toe nemen. De tijd zal dan medewerken, om hervormingen op vaste basis te stabiiiseeren. Doch deze hervormingen zullen nutteloos blij ken te zijn, als men zich niet langs weerszijdëïi laat doordringen van een diepen en oprechten wensch voor samenwerking en wederzijdse* begrip. De taak is moeilijk, de Paus zelf geeft dit toe en het is daarom dat Z. H. dan ook zegt, dat men het vertrouwen niet mag verliezen. Op dit congres werd ook een bespreking ge wijd aan wat men noemde de taak der R. K. werkgevers voor de moreele bescherming van hun personeel. Dezen zullen zelf het goede voorbeeld moeten geven en geer> met de mo raal in strijd zijnde dingen mogen dulden. Zij zouden verder werken moeten in het leven roepen of deze tenminste moeten steunen, die de zedelijke verheffing van hun personeel ten doel hebben. Een niet minder interessant onderwerp was dat betreffende de taak der werkgevers ten opzichte van de werkloosheid oij de jeugd. In België zijn er ongeveer 50.000 jeugdige werk- loozen. Voor een groot deel is de toekomst van 's lands nijverheid hiermede gemoeid. De le digheid heeft op de jonge, werklooze arbeiders een des te betreurenswaardiger invloed, als men er rekening mede houdt dat zij volop in een periode zijn van formatie en-van lichamelijke en moreele instabiliteit. Zij zijn ontmoedigd. Luiheid en zedeloosheid nemen toe, zij krijgen een afkeer voor het werk en laten zich gemak kelijk door misleidende ideeën en propaganda beïnvloeden. Ook hun gezondheid lijdt onder dezen staat van zajcen; tuberculose, huidziekten, zenuwoverspanning en rachitisme nemen toe. In verschillende landen wordt hier zooveel mo gelijk tegen geageerd met o.ahet inrichten van arbeiderskampen; het verlengen van den schoolduur; beroepsvorming gedurende dezen verlengden schoolduur, het verleenen van steun, door de openbare lichamen, aan het vak onderwijs; de reorganisatie van het aanleeren van beroepen in de ateliers en de fabrieken; het verleenen van een deel van den werkloozen- steun aan nijverheden en openbare diensten voor het aan het werk zetten van werkloozen; de vrije beschikking geven over stukken grond om die door jonge elementen ie laten bewer ken; het verleenen van steun aan organismen, die zich met de opbeuring van jonge werk loozen bezighouden, etc. Het is echter een feit, dat al de inspanningen, die momentcel voor de jonge werkloozen worden gedaan, een vasten leidraad missen. Er zou dus op dit gebied meer samenwerking moeten komen en hebben ook hier de R. K. werkgevers weer een be langrijke rol te vervullen, in het belang van de toekomst van hun nijverheden en uit naas tenliefde. Dit zijn de voornaamste punten, welke op dit belangrijk congres werden t esproken; Men voelt er uit, dat nu meer dan ooit de materieels en de geestelijke waarden van de menschen door een crisis zonder weerga worden J5 .rel^, er met ernst gewerkt wordt om or ln. volkshuishouding te brengen en den cnriste- lijken vrede in de harten te bevvaren. eg, K, werkgevers van België, zonder d« pretentie te hebben reeds nu op vaste thee" e scne plannen te kunnen bouwen, hebben zie. in elk geval ernstig aan de studie 8e2f 1 "Un plicht te doen op economisch. J?8 PPOijk en gods dienstig gebied. En dat stemt hoopvol voor de toekomst! Neilerlanclsche gedelegeerden. Naar wij vernemen, ligt het in de bedoeling, dat de heer Alb. Spanjaard, voorzitter van de Commissie van advies inzake de Crisis Invoer- wet en professor J. van Gelderen, Hoofdamb tenaar voor Economische Zaken ter beschik king van den Minister van Koloniën, zullen worden aangewezen als gedelegeerden van Ne derland bij de komende onderhandelingen met Japan over de regeling der Handelsbetrekkin gen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1934 | | pagina 2