Ml m. wÊMÊMSm,- m 2000 AUTOMOBILISTEN TE LONDEN GEDAGVAARD. é#IJK üilfelil WJEMB SCHOTSCHE AAN- TEEKENINGEN. HET INT. PERSCONGRES IN BELGIE. SST?" T VRIJDAG 15 JUNI 1934 ZIJN AUTOMATISCHE VERKEERS- SEINEN GEVAARLIJK Het hoofd van de politie te Manchester beweert het. DE NOBELPRIJZEN VOOR 1934. THEODOR DaUBLER. t NIEUW MUSEUM TE GENUA. VLIEG-ONGELUKKEN, DIE NOG GOED AFLIEPEN. SNEEUWSTORM EN KOUDEGOLF IN PATAGONIE. DE WEVERIJ VAN AGAVE-ZAKKEN. DURHAM. BERWICK. SCHOTTEN. De kwestie der internationale perskaart. PRIJZEN-POLITIEK DER MONOPOLIE BEDRIJVEN. (Van onzen correspondent). Londen, 11 Juni 1934. Het heeft lang geduurd aleer Engeland met inbegrip van Londen ertoe besluiten kon automatische verkeersseinen in te voeren. Lon den was zelfs een der laatste steden die eraan moesten gelooven. Veel kleinere plaatsen gin gen vóór, gedeeltelijk doordat juist haar klein heid de invoering van een nieuw stelsel verge makkelijkte, anderdeels doordat kleine steden gaarne „gewichtig" dóen, en dus zeer spoedig op verkeersgebied maatregelen nemen, die een „grootsteedschen" indruk maken. Bovendien heeft in de laatste twintig jaren het verkeer zich op zoodanige wijze ontwik keld, dat vele van de drukste hoofdstraten ge zocht moeten worden in provinciesteden van weinige tienduizenden inwoners. Zoo zijn er buiten Londen weinig straten, waar zulk een overweldigend druk gerij heerscht als in de hoofdstad van Gloucester, dat nog geen 60.000 inwoners telt. Niet veel minder druk zijn de hoofdstraten van Exeter, Guildford en tal van andere provincieplaatsen. De oorzaak hiervan is, dat deze straten deel uitmaken van groote wegen, die belangrijke centra met elkaar ver binden. Het waren deze steden, die de verkeersseinen het eerst invoerden, en automobilisten waren er aanvankelijk weinig mee ingenomen. Er is iets in de Engelsche mentaliteit, dat afkeerig schijnt te zijn van bevelen, lang automatischen weg gegeven. De bezwaren tegen de lichtseinen sproten veeleer uit antipathie dan uit overwe gingen van praktisch nut of onnut voort. De Engelschman gehoorzaamt niet licht een auto maat of instrument. Hij heeft een lange traditie van vrijheid achter zich. Een politie-agent moge de vertegenwoordiger zijn van het door hem zelf ingestelde gezag; een in Amerika vervaar digde automaat, met een rood, een geel en een groen licht, kan dit niet zijn. Toen eindelijk eenige jaren geleden de eerste verkeersseinen ook in Londen ingevoerd wer den, was de houding van het automobiel-be sturend publiek bijna vijandig. De eerste straat, waar de automaten bij wijze van proef opge steld werden, was Oxfordstreet, en den eersten dag van het experiment was deze hoofdstraat, wat het rijverkeer betrof, bijna zoo stil als op Zondag. Men zag er voornamelijk nog maar omnibussen rijden, die natuurlijk aan een vaste route gebonden zijn; particuliere auto's, taxi's en bestelwagens evenwel kozen, voor zoover hun dit mogelijk was, de parallel-straten, en het duurde verscheidene dagen aleer het ver keer in Oxfordstreet weer eenigszins den nor malen omvang kreeg. Dit zou waarschijnlijk nog veel langer geduurd hebben, indien niet de voornaamste evenwijdig loopende straat, die slechts een geringe breedte heeft, en reeds vóór dien tijd tamelijk druk was, plotseling zoo over vol geworden was, dat automobilisten vertra gingen ondervonden, die voor hen zwaarder wc%en dan him antipathie tegen verkeersseinen. Ofschoon men zich in den loop der volgende jaren geleidelijk aan de automatische seinen be- gee tg wennen, zijn deze nooit algemeen po pulair geworden, vooral niet in de groote steden. In de hoofdstraten van de aan groote wegen gelegen provincieplaatsen, waar het voornaam ste deel van het verkeer „doortrekkend" is, waren de lichten velen automobilisten, in het geheel niet of slecht bekend met de lokale ver houdingen, niet onwelkom, maar in hun eigen stad beschouwden zij deze als een „nuissance", als iets lastigs en hinderlijks. Ook hebben de seinen nooit de stipte gehoor zaamheid kunnen afdwingen, waarvan Engel sche verkeersagenten steeds verzekerd kunnen zijn. Indien het waar is en wij twijfelen hieraan niet dat Londen de beste verkeers agenten ter wereld heeft, dan is het er door de invoering van lichtautomaten zeer zeker relatief op achteruitgegaan, want deze zijn niet beter dan die in eenige andere stad of eenig ander land. De Londensche verkeersagent was de beste ter wereld, niet omdat hij de kunst van het verkeer-regelen zooveel beter verstond dan zijn collega's in andere steden, maar omdat hij in zoo hooge mate het vertrou wen en respect van het publiek genoot. Hij is steeds populair geweest. Men bewonderde zijn correctheid, zijn intelligentie, zijn takt. Een automaat daarentegen is maar een automaat; zij heeft niets dat het respect en de gehoor zaamheid van den gemiddelden Engelschman kan afdwingen, ofschoon er natuurlijk volken kunnen zijn met een andere mentaliteit, die met een politie-agent twistgesprekken gaan voeren, maar buigen voor het gezag van een automaat. Mijn persoonlijke meening, als niet-Engelsch- man, is dat de verkeersseinen in de hoofd straten van provinciesteden goede diensten be wijzen, maar dat zij in Londen meer kwaad dan goed doen, en wel om verschillende redenen: le. De betrekkelijk geringe breedte der Lon densche hoofdstraten is oorzaak, dat het ver keer een vrij langzaam tempo heeft (b.v. vergeleken bij het verkeer te Parijs), hetgeen op zichzelf de veiligheid reeds in hooge mate bevordert; 2e. Londen heeft niet, gelijk moderner of ge- moderniseerder steden, zeer groote huizenblok ken; het aantal zijstraten, dat op de meeste hoofdwegen uitkomt, is bijgevolg bijzonder groot, en daar bij elke zijstraat een verkeers- sein staat, en vele zijstraten weinig verkeer hebben, moet zeer vaak, en bovendien dikwijls zonder praktisch nut, gestopt worden; 3e. Het is waar, dat de afzonderlijke automa tische seinen de langdurige verkeersstremmin gen voorkomen, die vroeger aan de orde van den dag waren, maar de totale som van het oponthoud dat zij dagelijks veroorzaken, is waarschijnlijk grooter; 4e. De seinen hebben op de mentaliteit van vele automobilisten geen goede uitwerking, en ondermijnen de zelf-discipline, welke het En gelsche publiek steeds gekenmerkt heeft. Het feit, dat zij in al die jaren te Londen in betrekkelijk weinig straten en wijken ingevoerd zijn, bewijst dat de overheid aan de doelmatig heid der seinen twijfelt De tegenstanders der verkeerssignalen heb ben thans een machtigen bondgenoot gekregen in mr. John Maxwell, den hoofdcommissaris van politie te Manchester. Manchester is, na Londen, Engelands drukste stad. Het telt, weliswaar, niet meer dan 780.000 inwoners, aldus in bevolking ver achterstaand bij Birmingham en ook bij Liverpool, maar het vormt één geheel met niet-geannexeerde voor steden zooals Salford, die te zamen bijna even veel inwoners tellen als Manchester zelf. Dit verklaart reeds voor een deel het sterke ver keer in de hoofdstraten. Bovendien liggen de voornaamste spoorwegstations alle in of nabij het centrum, evenals de pakhuizen en opslag plaatsen. zoodat ook het handelsverkeer zich midden door de stad beweegt, in tegenstelling tot I zerpool, waar men in de hoofdstraten slech weinig vracht- en handels-wagens ziet. De h oi'dcommissaris van Manchester mag dus als 'n praktische autoriteit inzake verkeers- aangelegenheden beschouwd worden. In verband met de jongste ongevallen-sta tistieken, op de eerste vier maanden van het jaar betrekking hebbend, heeft mr. Maxwell verklaard, dat de ongelukken voor een deel zijn toe te schrijven aan de verkeersseinen, en wel doordat: le Automobilisten snel rijden om nog juist over te steken vóór het roode licht oplaait; 2e. Voetgangers onvoldoende aandacht schen ken aan de seinen. Het eerste euvel neemt, volgens den hoofd commissaris, toe. Ziet een bestuurder een groen licht dan zal hij vaart zetten. En hiervoor is een bijzondere reden, die de hoofdcommissaris niet vermeldt, maar die in ieder geval voor Oxfordstreet en sommige andere Londensche straten geldt. Het komt zeer vaak voor, dat wie eenmaal een groen licht zonder stoppen ge passeerd is, geruimen tijd kan doorrijden zon der door roode lichten opgehouden te worden. Aan den anderen kant zal in sommige lange straten een automobilist, die eenmaal op een rood licht gestuit is, steeds opnieuw voor roode lichten moeten stoppen. Dit hangt af van de onderlinge afstanden der lichten en ook van den oogenblikkelijken omvang van het verkeer, waardoor immers het tempo bepaald wordt. De meening, dat het passeeren van een groen licht een verder voorspoedigen rit verzekert, is in ieder geval diep genoeg geworteld om het be grijpelijk te maken dat zoo velen vaart zetten als zij zulk een licht naderen. Dat voetgangers weinig of geen aandacht schenken aan de lichten, zal een ieder, die in een groote Engelsche stad woont, beamen. Een der oorzaken hiervan is dat slechts weinig voetgangers zich ervan bewust zijn, dat de lich ten ook voor hen bestemd zijn. De Londensche voetganger is over het algemeen veel bedacht zamer dan die te Parijs, en men ziet hier zel den gevaarlijke stukjes uitvoeren zooals in de Fransche hoofdstad, vóór daar een boete ge steld werd op het oversteken van straten op hiervoor niet bestemde punten. Maar zoo de Londensche voetganger al niet roekeloos is, hij is evenmin systematisch, en heeft bovendien uit den aard der zaak niet het verantwoordelijk heidsgevoel van den man of de vrouw die een auto bestuurt. Dat hij, die zich immers maar bedient van zijn beenen, acht zou moeten slaan op verkeersseinen, lijkt hem ongerijmd en be lachelijk. Bovendien lijkt het hem onrechtvaar dig dat hij wèl de verplichtingen, maar niet de auto van een automobilist zou hebben. Overigens is het wel opmerkelijk dat de auto mobilist, wanneer hij in voetganger herschapen is, evenmin let op de automatische seinen. De beide organisaties van automobilisten, de Automobile Association en de Royal Automobile Club, zijn verklaarde voorstanders der auto matische seinen, en deelen de inzichten van den politiechef van Manchester niet ten volle. Zij beweren, dat te Londen de gewoonte, om vaart te zetten bij het naderen tot een groen licht, niet toe-, doch afneemt, en dat het ignoreeren van een rood licht zelden opzettelijk gebeurt, doch meestal doordat de gedachten van den be stuurder afgeleid wordt, bijv. door een voet ganger die vóór zijn auto wil oversteken. Dit is mogelijk, maar men heeft in aanmer king te nemen dat de beide organisaties steeds geneigd zijn de automobilisten van blaam te zuiveren. Of opzet al dan niet in het spel is, heeft be trekkelijk ondergeschikt belang. Maar wanneer men leest, dat gedurende de Pinksterdagen in het Londensche politiedistrict niet veel minder dan 2000 personen gedagvaard zijn geworden wegens het ignoreeren (meestal onopzettelijk) van lichtseinen, dan zal men toch met de be zwaren van mr. Maxwell moeten instemmen. Het gevaar van een automatisch sein is, dat de nauwgezette rijders, die het nooit zullen igno reeren, er ook rotsvast vertrouwen in stellen een vertrouwen dat alleen gewettigd is, wan neer een ieder het sein eerbiedigt. Uit de statistieken voor Manchester blijkt, dat het aantal ongelukken daar in de eerste vier maanden van 1933 vrij aanzienlijk lager geweest is dan in die van 1932, maar mr. Max well schrijft dit niet toe aan de verkeersseinen. die trouwens reeds eenige jaren bestaan, maar gelooft integendeel dat door afschaffing dier seinen de ongevallen-cijfers zouden blijven da len. De bedragen voor de Nobelprijzen voor 1934, d.w.z. de prijs voor letterkunde, de prijs voor medische wetenschap, de prijs voor natuur kunde en de prijs voor scheikunde zullen dit jaar verhoogd worden tot 162.607 kronen. Behalve deze vier prijzen zal ook dit jaar nog de prijs voor chemie van 1933 worden uitge reikt, die het vorig jaar niet was toegewezen. De Duitsche dichter Theodor Daubler is te Sankt Blasien (Schwarzwald) overleden. Dezer dagen is te Genua een nieuw museum geopend, hetwelk een veelzhdig beeld geeft van het Genueesche leven in vi gere eeuwen, van af praehistorische tijden tot omstreeks 1800 Het museum bevat een groot aantal schilde rijen, prenten en geografische kaarten, welke stadsdeelen in hun vroegeren staat weergeven. Voorts zijn er velerlei costuums, wapenrustin gen, gegevens, betreffende Genueesche tour- nooien, wedstrijden en spelen. Een andere af- deeling is geheel gewijd aan de ontwikkeling van het theater. Bijzonder fraai is een collectie sacrale kleeding en volksdrachten alsmede de pompeuze uitrusting, waarmede de voorname Genuees zich in vroegeren tijd op reis placht te begeven. De afdeeling ceramiek geeft een over zicht van het regionale pottenbakkersbedrijf, te beginnen met de 16de eeuw. Ook op het gebied van smeedwerk, textiel, grafische kunst en ver schillende takken van kunstnijverheid worden tallooze belangwekkende producten geëxpo seerd. PARIJS, 14 Juni. (H.N.) Gisteren hebben 2 vliegtuigongelukken plaats gehad. Bij Tou lon is een vliegtuig van het Bernard-type in brand geraakt. De inzittenden wisten zich te redden door met hun valscherm uit het vlieg tuig te springen. In de buurt van het vliegveld van Istres is een vliegtuig neergestort en in zee gevallen De vier inzittenden konden door visschers wor den gered. BUENOS-AYRES. 14 Juni. (V.D.) Een felle sneeuwstorm, gepaard met een koudegolf, teistert thans Patagonië en blokkeeren de pas sen over de Andes naar Chili. In San Pacho. waar de bevolking reeds ten gevolge van de aardschokken voor het over- groote deel dakloos was geworden heeft een tweede aardbeving gisteren de enkele nog overeind staande gebouwen verwoest. De regeering heeft thans maatregelen ge nomen tot het onderbrengen van de vijfduizend vluchtelingen uit deze stad in de nabijliggende steden. i rentie der regeeringspersbureaux, in 1933 te Madrid gehouden. Na de vergadering hebben de congressisten -en bezoek gebracht aan het Plantijn-Museum, vaar op den eerekoer een thé werd aangebo den. Ook de O. L. Vrouw-kathedraal heeft men ■n den loop van den dag bezocht. De dag werd besloten met een, o.m. door minister van Cauwelaert bijgewoond banket, dat men in het teeken had geplaatst van een hulde aan de nagedachtenis van den heer Ar thur Goemaere-ae Keijser, stichter van de „Union". HET IN ELKAAR GEZAKTE HUISJE AAN DE CRISPIJNLAAN TE ROTTERDAM, waar veertien Jongens aan "t spelen waren toen het gebouwtje 't begaf; zes jongens, die op de vliering waren, moesten onder het puin worden uitgehaald. (Van onzen correspondent). Edinburgh, 5 Juni 1934. Er zijn verschillende manieren om Schotland te bezoeken. Een van de manieren, waarop iemand, die de mogelijkheden uitsluitend be studeerd heeft aan de hand van London-Mid- land-Scottish-Railway-literatuur, in het minst niet verdacht is. bestaat hierin dat men het doet in gezelschap van een Londenaar en diens auto. De auto is een voordeel, en dé Londenaar ook. Londenaars zijn de meest-Engelsche Engel- schen in Engeland. Pedante vreemdelingen, die ethnologisch-scherpzinnig willen doen, bewe ren dat in Yorkshire of op 't Eiland Wight of in Norfolk de echtste Engelschen wonen On zin! Engelschen hebben, als natie, de eigenschap steeds en overal echt te zijn, en hun echtheid culmineert in hun hoofdstad. Wie Schotland bereist met een Londenaar. heeft dus voortdurend Engeland, als maatstaf, in zijn onmiddellijke nabijheid Hij heeft tot nu toe Schotten in Engeland lëeren kennen waarschijnlijk meer Schotten den Engelschen;' 12 procent van de financiers, bijna 16 procent van de geneesheeren en ruim 100 procent van den Eersten Minister zijn Schotsch. De Schot ten hebben dus grooten invloed op het welzijn der Engelschen. Zooals uit bovenstaande sta tistiek blijkt, zijn velen naar Engeland geko men om ons gezond te maken terwijl anderen daarentegen veeleer een tegenovergesteld re sultaat bereikt hebben. Na zooveel Schotten in Engeland te hebben leeren kennen, is het een belangwekkende ervaring een Engelsch man in Schotland te leeren kennen. Den eersten dag bereikten wij Durham. Wij hadden natuurlijk veel verder tot over de border kunnen komen, maar wij wilden Durham zien; ik omdat ik er lang geleden eens geweest was, en Wilson omdat hij er nog nooit geweest was. Het stadje is gebouwd tegen de helling van een hoogen, rijk-begroeiden heuvel, welke bekroond wordt door een geweldig kas teel en een der indrukwekkendste Norman- dische kathedralen van Engeland Wij vertrok ken den volgenden dag een uur later dan wij van plan geweest waren, daar wij den middag van onze aankomst de kathedraal gesloten von den, eerst omdat er dienst was, en daarna om dat er geen dienst was. Durham ligt in het centrum van een uiterst prozaïsch mijndistrict, maar is desniettemin een van Engelands meest romantische kathedraal stadjes. Het heeft een marktplein n.et een kiosk, waarin een politie-agent zit, die een rood en een groen licht bespeelt in elk der twee nauwe, stijgende hoofdstraten, welke op het pleintje uitkomen, en een geweldig, groen-ver- weerd ruiterstandbeeld van een markies van Londonderry, niet den uitvinder der gelijkna mige soep, maar een der verdienstelijkste veld- heeren uit den Napoleontischen tijd, te oordee- len naar zijn berenmuts die gemakkelijker te ontcijferen was dan de Latijnsche inscriptie in het voetstuk. Sir Walter Scott heeft Durham niet geheel on aangetast gelaten. In zijn Marmion (geloof ik. maar ik heb zijn werken niet meegenomen op reis, en Wilson snurkt op het oogenblik vóór de hotelsbibliotheek, waarin sir Walter in velerlei edities vervat is) bezingt hij de kathelraal, aan vangend „Grey towers of Durham, how well I loveenz., en Durham, dat een groote rol gespeeld heeft in de oorlogen der Duncans, Bruces en andere Caledonische helden, maakt een zeer Schotschen indruk op iemand, die nog nooit in schotland geweest is. Den volgenden morgen bezochten wij de ka thedraal, die het heiligdom is van St. Cutbert, een heilige van wien sir Walter Scott (ik geloof in zijn aanteekeningen bij Marmion) heel vreemde dingen vertelt, ofschoon gelijk ge woonlijk het geval is met wat erg-goede protes tanten van heiligen plegen te vertellen niet half zoo „vreemd" als wat wij, katholieken, om trent hen gelooven. Het is vooral op dit punt. dat protestanten steeds te kort schieten, wan neer zij ons belachelijk willen maken om ons geloof in heiligen. Het vreemdste evenwel was dat, toen wij den volgenden morgen de kathe draal bezochten, de dienst in vollen gang was met een half dozijn geestelijken en een in drukwekkend leger van koorknapen en dat de congregatie bestond uit meer bejaarde juffrou wen. Zelfs Wilson die destijds mei koningin Elisabeth meeging, kon niet ontkennen, dat dit vreemd was. Edinburgh, 6 Juni 1934 De Tweed is de grensrivier tusschen Enge land en Schotland, en Berwick ligt ten Noor den van de Tweed, maar behoort desniettemin politiek en bestuurlijk tot Engeland. Een van mijn beste vrienden is een Schot uit Berwick; een geneesheer. (Mac Donald is uit Lossiemouth). Door hem kende ik dus Berwick, en bovendien de rest van Schotland, vrij goed voor ik ooit het koene plan opgevat had er heen te gaan. De Berwickers zijn, tengevolge van den tweeslachtigen status hunner stad, ultra-Schotsch, ofschoon men, eenmaal in het officieele Schotland doorgedrongen, ontwaart, dat de meeste Schotten ultra-Schotsch zijn. Een van de vele bezienswaardigheden van Berwick is het huis, waarin Mary, Queen of Scots, vóór haar aankomst in Engeland, ik weet niet meer wat deed. Zij zat er drie dagen ge vangen, of sliep er een nacht, of sprak er haar troepen toe, maar zelfs indien zij er iets an ders gedaan mocht hebben, raad ik u toch aan Schiller niet als een veel grooter autoriteit op het punt van Mary, Queen of Scots, te beschou wen dan mij. Berwick ligt op een eigenaardige manier aan zee. Geen menschen zijn zoo trotsch op de zee, waaraan hun stad zich inbeeldt gelegen te zijn. als de Berwickers; persoonlijk kon ik wel een groote hoeveelheid zeebodem ontdekken, doch geen noemenswaardige hoeveelheid zee. De zee bodem wordt overspannen door een ongeloof lijk lange brug, en door de Berwickers verdeeld in een zeehaven, een binnenhaven, de zee en een gestrand schip. Door de kracht der tegenstelling scheen Wil son, mijn Engelsche reisgezel, een metamor phose ondergaan te hebben van het oogenblik af, waarop wij te Berwick aangekomen waren. Ik ben er zeker van, dat hij dezelfde Wilson was, met wien ik den vcrigen dag Londen ver laten had, maar hij deed heel anders aan. Gul liver was een reus in Lilliput en een dwerg in. het land der reuzen, en wat Wilson ook ge weest moge zijn in het voorportaal der Schot ten. hij scheen mij plotseling niet meer de Wil son toe met wien ik eenige uren geleden nog Durham cathedral bezichtigd had. Indien de taal, die wij hoorden spreken in de teashop, waar wij onze aankomst op Schot schen bodem vierden, Engelsch was, dan was hetgeen Wilson sprak, geen Engelsch. Wilson gaf ten behoeve van het meisje dat ons be diende, een kleine geestigheid ten beste zooals men doet ten overstaan van den eersten per soon met wien en vooral met wie, men op vreemden bodem in aanraking komt. Eerst ver stond het meisje hem niet; daarna begreep zij hem niet. Toen zij de bestelling opgenomen had, bromde Wilson iets omtrent „foreigners". Daarna begon hij mij een geschiedenis te ver tellen die, ofschoon op zichzelf onschuldig ge noeg, toch niet van dien aard was dat men haar met eenigszins luide stem voordraagt in een teashop, waar andere bezoekers binnen hoorwijdte zijn. Mijn vermaning beantwoord de hij met: „Niemand verstaat ons hier". Hij had opgehouden mij als „foreigner" te beschou wen. Wij waren nu twee stadgenooten in een vreemd land. Even later was het mijn beurt, mij te ver gissen. „Mr. Mac Donald is hierriep ik uit met moeizaam bedwongen ontroering. Ik keek om. maar de heer, wiens stem ik vernomen had. was. totwelke clan hij ook behoord moge heb ben, in geen geval het hoofd der Mac Donalds. Eenige minuten later vloog ik er in met miss Moffat, van de Scotch tearoom in Hampstead, maar zij was natuurlijk niet Miss Moffat. Ik heb juist dit schrijven onderbroken om met uitbundige vreugde mijn vriend, den ge neesheer, te verwelkomen, die de Lounge bin nen trad, terwijl hij tot den kellner zeide: „Another one; this table please". Maar het was niet mijn vriend, de dokter. Van Berwick uit bereikten wij in een paar uren tijds Edinburgh, waar ik deze aanteeke ningen maak in een hotellounge, onder vocale begeleiding van ontelbare Mac Donalds, vriende geneesheeren en miss Moffats. Edinburgh, 6 Juni 1934. De Schot spreekt Engelsch alsof zijn gebit uit niets anders bestaat dan uit één langen, maar versleten boven-voortand. Spreekt hij evenwel Schotsch, en dit doet hij bij het uit spreken van de namen zijner steden, dorpen, rivieren, glens en locks, dan blijkt de restva" zijn gebit in zijn keel te steken, waar zij dient voor het ziften van de klanken die dan als ch het luchtruim inkrassen. Het moge brutaal schijnen in een Hollander dat deze iets durft in te brengen tegen de ch van eenige andere natie, maar ik ben er zeker van, dat bij een internationalen ch-wedstrijd, de Schotten en niet de Hollanders den eersten prijs zouden behalen als schuurpapier-mystificators. Eigenaardig is de stembuiging van den Schot. Hij spreekt steeds, alsof hij datgene, dat hij te berde brengt, niet zelf overdacht heeft, maai het vernomen heeft van zijn vader, die het op zijn beurt weer van zijn vader had. Voert men met een Schot een twistgesprek, dan vreest men steeds de nagedachtenis zijner voor ouders te krenken door het niet met hem eens te zijn. Mijn zeer kort verblijf hier geeft mij nlel het recht een al te bepaald oordeel te vellen over het Schotsche karakter; mijn vooroordee- len zijn zich nog maar pas aan het vormen, en niet alvorens de rups van het vooroordeel tot larf geworden is stijgt daaruit de vlinder van het oordeel op. Maar dat de Schot, in tegenstelling tot zijn Zuidelijken buurman ont bloot is van elk gevoel voor humor, lijkt mij toch onaanvechtbaar. Dit is waarschijnlijk oor zaak, dat er zooveel moppen op hem getapt worden. Mijn vriend Wilson heeft hieraan een «root deel van de bezichtiging van Edinburgh besteed. Edinburgh zelf is trouwens in de hoog ste mate en humoristisch van physionomie. Evenals de zonen van een paar -andere vol ken, die bij voorkeur buiten hun land hun geld verdienen, andere landen dus overstroomen met goedkoope en uiterst frugale-werkkrachten, hun broers, vaders, moeders, zusters, zwagers en neven laten overkomen om mee te verdie nen, om ten slotte hetgeen zij in den vreemde verdiend hebben als dankbare kinderen aan het eigen land te vermaken, zijn de Schotten op zienbarend patriottisch. Aan gene zijde van de „border" zoeken Schotten steeds Schotten op, zingen Schotsche liederen, gaan op in Schot sche vereenigingen, en weigeren hardnekkig een ander „home" te erkennen dan het land dat zij verlieten, omdat er niet genoeg voor hen te verdienen was. Of de Schot werkelijk „mean" is, zou ik niet durven uitmaken. Hij is nogal „op den pen ning", vergeleken bij den Engelschman; dit zelfde evenwel kan gezegd worden van de meeste continentale volken. Maar evenals som mige andere naties, welker burgers zich niet door individueele royaliteit onderscheiden, maken de Schotten, als volk, graag uiterlijk vertoon. Dit blijkt niet zoozeer uit hun kleurige en kostbare nationale kleederdrachten, die mis schien een reactie zijn op de grauwheid van Schotlands atmosfeer, alswel uit den uiterlijken praal van een hoofdstal als Edinburgh, een praal, waarachter eenige van de wanhopigste krotwijken van Europa schuil gaan. Van Edinburgh hebben wij den eersten dag bitter weinig gezien Onmiddelijk na onze aan komst stond Wilson er immers op, dat wij „echt-Schotsch" zouden etén. Mocht gij ooit in -Schotland aankomen met iemand, die door een buitensporig gevoel van humor gedreven, een soortgelijk voorstel doet, ga er dan niet op in. Of gij van den maaltijd genieten zoudt, hangt af van uw smaak. V/at er in de daarop volgende vier-en-twintlg uren met u gebeuren zou, hangt af van heel iets anders. Ik heb nog nooit het behangsel van een hotel-slaapkamer zóó uit mijn hoofd leeren kennen. En wat ge voel voor humor betreft, bleef Wilson gisteren ver achter bij den meest tragisch-gereformeer- de aller Schotten. Onze Brusselsche correspondent meldt ons: Zondagavond werden de congressisten van de „Union internationale des associations de presse", in het gebouw van het provinciaal be stuur van Antwerpen in een buitengewoon goed geslaagde receptie ontvangen door baron mr. Holvoet, gouverneur der provincie Ant werpen. De dag van Maandag werd besteed aan ver gaderingen. De Fransche afgevaardigde Gounouilhou, se cretaris der Union, bracht verslag uit over de werkzaamheid der Vereeniging sedert haar in 1932 te Oslo gehouden congres. Hij wees in dit verband o.m. op haar jongste reorganisatie; zij omvat thans vereeniging13 van journalisten en van dagbladen, aisrnefl andere persorganisaties van 29 verschillende landen. Spr. verheugde zich over het tot stand Komen van de „Fédération internationale des ecuteurs et directeurs de Journaux", die een interna tionale unie der federaties of der dagblad syndicaten is en in zekeren zin een tegen wicht vormt van de Internationale reaeratie der journalisten. Een Noorsch gedelegeerde drong er bij het bestuur op aan, er steeds voor te ijveren, dat de beste verstandhouding tusschen de federa ties in kwestie zou blijven bRStaan- Vervolgens werd het financieel rapport goed gekeurd en de toetreding als lid, van nieuwe vereenigingen ter sproke gebracht. De Belgische delegatie diende een motie in tot verdaging van dit punt, tot na de goedkeu ring der nieuwe statuten van de „Union", op grond van de overweging, dat alleen werkelijke pers-organisaties, omvattende beroepsjourna- listen en werkelijke informatiebladen, tot de „Union" zouden toegelaten worden. Hierna werd de kwestie der internationale perskaart besproken en stelde men zich daarbij op het standpunt, dat deze door de „Union" moet afgeleverd worden aan haar leden-be- roepsj°urnal'sten. Deze kaart zou één jaar gel dig zijn en aan den Volkenbond zou moeten voorgesteld worden er een internationaal pas poort voor de journalisten van te helpen maken. Nadat de congressisten 'smiddags in Century Hotel hadden aangezeten bij een door het ge meentebestuur van Antwerpen aangeboden en door burgemeester Huijsmans gepresideerden lunch, werd de namiddagvergadering gehouden Het congres heeft hierop de nieuwe statuten van de „Union" goedgekeurd. Deze hebben o.m. ten doel: le. Het organiseeren van een gemeen schappelijke actie tusschen de journalisten- en de dagblad-organisaties van alle landen ten op zichte van beroepsaangelegenheden van ge meenschappelijk belang. 2e. Internationale en tentes en overeenkomsten in het leven te roe pen betreffende de journalistiek en den let terkundigen eigendom. 3e. Alle kwesties, de pers, haar vrijheid en haar rechten betreffende, te behandelen in de mate van de middelen der Vervolgens werd het verslag goedgekeuid over de werkzaamheden van de tweede conie- Geen loonend perpectief Het „Soer. Hbl." kan verklaren, waarom het particulier initiatief zich afzijdig houdt van de weverij van agave-zakken, welke door het Ge vangeniswezen met zooveel succes wordt be oefend. Het is goed en wel om door middel van de gevangenissen een product te lanceeren, het welk door de Zoutregie wordt afgenomen, doch zoolang particulieren niet de beschikking heb ben over deze instituten met hunne bevol king, zullen zij zich wel wachten om een zoo danig experiment te beginnen. Het proef bedrijf van de H. V.A. kan buiten beschouwing blijven, daar de capaciteit en af- zet-mogelijkheid zoo klein zijn, dat van een loonende groot-industrie geen sprake is. Trou wens nóch het Gouvernement, nóch de H V.A. behoeven wat de vezel-weverij betreft, winst te maken. Beide kunnen zij zich de weelde van een zoodanig experiment veroorloven. De één omdat de gevangenissen tot een zeker bedrag per hoofd kosten, de ander omdat ze direct geïnteresseerd is bij den vezel-aanplant, waar in het in de laatste jaren niet alles rozengeur en maneschijn is en het haar wel iets waard is om de mogelijkheden op het gebied van zakken, waarin zij evenals het Gouvernement als directe afneemster optreedt, tot het inder daad bittere eind te onderzoeken. Wanneer een industrie als Pamekasan, die weef-technisch gesproken aller-primitiefst is ingericht, orders (particuliere natuurlijk) moet afwijzen die in de millioenen stuks loopen, dan is er economisch bekeken, op zijn minst een luchtje aan. Een behoefte aan 50 millioen zak ken is er weieens geweest, doch dan geen aga ve, maar jute-zakken. Of die tijd normaal was of niet, ligt buiten de kwestie; één ding Is zeker: die normale tijd komt nooit meer terug. Wij behoeven niet verder te kijken dan naar de ruim 40 millioen gulden aan nieuwe suiker fabrieken (ook particulier initiatief, gebaseerd op een „normale" behoefte) in den Oosthoek. Zelfs al zou de suiker zich weer op eenigszins normaal niveau stellen, dan nog zou het te bezien staan of er één enkele agave-zak voor suiker zou kunnen worden gebruikt. De door verschillende suiker-maatschappijen en particulieren genomen proeven op dit ge bied hebben belangstellenden niet veel moed gegeven. Er is meer voor noodig om van jute op agave over te schakelen, dan het simpele feit, dat een agave-zak goedkooper is (hetgeen intusschen een dwaalbegrip is, dat aan de hand van „normale" cijfers kan worden bewezen) en het feit, dat men suiker ook in een agave- zak kan doen. Wat er verder aan vastzit, bij verlading, sta pelen, stuwen, en ontvangen door afnemers, kan hier niet in détails worden omschreven, doch zeker is het, dat de agave-industrie, ge schoeid op dezelfde leest als een behoorlijke jute-industrie, voor het particuliere initiatief een dood kindje met een lam handje beteekent. Indien er nog "eenig perspectief in zat, zou dat door het gevangeniswerk onmogelijk gemaakt worden, daar zelfs in deze benarde tijden de gevangenissen (Cheribon b.v.) zich niet ontzien om op het gebied, van weefsels den belasting- betalenden werkgever een concurrentie aan te doen, waarbij de Japansche concurrentie <aie ten minste werkloonen en invoerrechten moet calculeeren) nog niets is. Dit zijn methodes die initiatief-nemers (niet- ambtenaren) afschrikken inplaats van aanmoe digen. Een agave-spinnerij alleen, welke voor Pamekasan, of voor welke and®re industrie dan ook, zou moeten werken, heeft geen enkel vooruitzicht. Gevolgen der duur blijvende opium- prijzen. De prijzen van alles en nog doen, kon dit vaak ook <d?eIl,Ven'">n- 6 WeUv~ bonen en materiaalkosten eveneens aanzien- llJEnMe^monopo"e-bfd5ijvö:1 handhaafden de oude prijzen het langst, doch moesten ten slotte ook voor den drang, van publieke zijde uitge oefend zwichten. Zoodra de Regeering echter monopolist optreedt, verandert er niets. Het nubliek, of een bepaald deel er van, moet som mige artikelen van de Regeering betrekken, en deze leg' de °Ude prijzen aan. pe „Ind. Crt." gaat na wat er met den ver hoop van het Regeerings-monopolie-artikel opium geschiedt. Sinds jaar en dag is de ver koop-prijs van één thail regie-opium bepaald °P f 30. Natuurlijk zijn de productiekosten in de laatste jaren voor het Gouvernement aan zienlijk' gedaald. De grondstoffen kosten min der, maar ook de salarissen van het personeel, enz', zijn omlaag gegaan. De prijs van 30 per thail, welke prijs ook tien jaar geleden en langer werd aangelegd, bleef gehandhaafd. In de omliggende landen (o.a. in China) is de opium-prijs met sprongen gedaald, bedraagt bij inkoop ten hoogste 1.50 a 2.50. Natuur lijk moet voor de smokkelaars een flinke winst marge overschieten, doch het komt reeds her haaldelijk voor, dat in Indië smoktel-opmjn wordt aangeboden voor rond 4 per thau. net verschik tusschen den prijs van het r^\0pUim en het smokkel-opium is wel zeer g. zelfs zóó groot, dat vele opium-schuivers in de ver leiding worden gebracht, het clandestiene heul sap boven het regie-opium (dat echter beter is) te prefereeren. Er zijn Chineesche opium-schuivers eigena ren van middelgroote bedrijven, die tot vóór kort voor ettelijke honderden guldens per maand regie-opium afnamen. Zij moeten, om op peil" te blijven, een zeker quantum opium "ooken- zil kunnen daar niet meer buiten. De omzet 'van hun bedrijven loopt steeds meer achteruit. Daar deze lieden eenvoudig niet leve" nen zonder opium, moet het bedrag. n_„Q zij zich regie-opium aanschaffen, 7 bracht worden, want het Gouvern - laat niet tawarren. Wat gebeurt er nu? De va" bet dilemma, waarvoor de opium- plaatst ziet, is nogal eenvoudig De Chlneezen, die bij een soepeler Prl) Politiek van de Regeering er niet aan zouden denken om de bepalingen te ontduiken, zijn nu wel genood zaakt om smokkel-opium te koopen. Het wordt hun ook zoo gemakkelijk gemaakt. Het ergste Is echter, dat het Gouvernement weer zooveel goede klanten kwijtraakt. Als tegenover dit materieele verlies maar een mo- reele winst stond, als het opium-kwaad slechts eenigermate de kop kon worden ingedrukt dan zouden de verloren tonnen goud welbesteed zijn, docb dit zijn ze geenszins. Op deze wijze bestrijdt men het opiumkwaad niet, men hevelt de winst slechts over van de schatkist der Regeering naar de beurzen van de smokkelaars. De rest blijft hetzelfde. En dan is men nog verwonderd, dat het opium-debiefc steeds sprongs-gewijze omlaag duikelt i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1934 | | pagina 2