Ml
m.
wÊMÊMSm,-
m
2000 AUTOMOBILISTEN TE LONDEN
GEDAGVAARD.
é#IJK
üilfelil
WJEMB
SCHOTSCHE AAN-
TEEKENINGEN.
HET INT. PERSCONGRES
IN BELGIE.
SST?" T
VRIJDAG 15 JUNI 1934
ZIJN AUTOMATISCHE VERKEERS-
SEINEN GEVAARLIJK
Het hoofd van de politie te
Manchester beweert het.
DE NOBELPRIJZEN VOOR 1934.
THEODOR DaUBLER. t
NIEUW MUSEUM TE GENUA.
VLIEG-ONGELUKKEN, DIE NOG GOED
AFLIEPEN.
SNEEUWSTORM EN KOUDEGOLF
IN PATAGONIE.
DE WEVERIJ VAN AGAVE-ZAKKEN.
DURHAM.
BERWICK.
SCHOTTEN.
De kwestie der internationale
perskaart.
PRIJZEN-POLITIEK DER MONOPOLIE
BEDRIJVEN.
(Van onzen correspondent).
Londen, 11 Juni 1934.
Het heeft lang geduurd aleer Engeland met
inbegrip van Londen ertoe besluiten kon
automatische verkeersseinen in te voeren. Lon
den was zelfs een der laatste steden die eraan
moesten gelooven. Veel kleinere plaatsen gin
gen vóór, gedeeltelijk doordat juist haar klein
heid de invoering van een nieuw stelsel verge
makkelijkte, anderdeels doordat kleine steden
gaarne „gewichtig" dóen, en dus zeer spoedig
op verkeersgebied maatregelen nemen, die een
„grootsteedschen" indruk maken.
Bovendien heeft in de laatste twintig jaren
het verkeer zich op zoodanige wijze ontwik
keld, dat vele van de drukste hoofdstraten ge
zocht moeten worden in provinciesteden van
weinige tienduizenden inwoners. Zoo zijn er
buiten Londen weinig straten, waar zulk een
overweldigend druk gerij heerscht als in de
hoofdstad van Gloucester, dat nog geen 60.000
inwoners telt. Niet veel minder druk zijn de
hoofdstraten van Exeter, Guildford en tal van
andere provincieplaatsen. De oorzaak hiervan
is, dat deze straten deel uitmaken van groote
wegen, die belangrijke centra met elkaar ver
binden.
Het waren deze steden, die de verkeersseinen
het eerst invoerden, en automobilisten waren
er aanvankelijk weinig mee ingenomen. Er is
iets in de Engelsche mentaliteit, dat afkeerig
schijnt te zijn van bevelen, lang automatischen
weg gegeven. De bezwaren tegen de lichtseinen
sproten veeleer uit antipathie dan uit overwe
gingen van praktisch nut of onnut voort. De
Engelschman gehoorzaamt niet licht een auto
maat of instrument. Hij heeft een lange traditie
van vrijheid achter zich. Een politie-agent moge
de vertegenwoordiger zijn van het door hem
zelf ingestelde gezag; een in Amerika vervaar
digde automaat, met een rood, een geel en een
groen licht, kan dit niet zijn.
Toen eindelijk eenige jaren geleden de eerste
verkeersseinen ook in Londen ingevoerd wer
den, was de houding van het automobiel-be
sturend publiek bijna vijandig. De eerste straat,
waar de automaten bij wijze van proef opge
steld werden, was Oxfordstreet, en den eersten
dag van het experiment was deze hoofdstraat,
wat het rijverkeer betrof, bijna zoo stil als op
Zondag. Men zag er voornamelijk nog maar
omnibussen rijden, die natuurlijk aan een vaste
route gebonden zijn; particuliere auto's, taxi's
en bestelwagens evenwel kozen, voor zoover
hun dit mogelijk was, de parallel-straten, en
het duurde verscheidene dagen aleer het ver
keer in Oxfordstreet weer eenigszins den nor
malen omvang kreeg. Dit zou waarschijnlijk
nog veel langer geduurd hebben, indien niet de
voornaamste evenwijdig loopende straat, die
slechts een geringe breedte heeft, en reeds vóór
dien tijd tamelijk druk was, plotseling zoo over
vol geworden was, dat automobilisten vertra
gingen ondervonden, die voor hen zwaarder
wc%en dan him antipathie tegen verkeersseinen.
Ofschoon men zich in den loop der volgende
jaren geleidelijk aan de automatische seinen be-
gee tg wennen, zijn deze nooit algemeen po
pulair geworden, vooral niet in de groote steden.
In de hoofdstraten van de aan groote wegen
gelegen provincieplaatsen, waar het voornaam
ste deel van het verkeer „doortrekkend" is,
waren de lichten velen automobilisten, in het
geheel niet of slecht bekend met de lokale ver
houdingen, niet onwelkom, maar in hun eigen
stad beschouwden zij deze als een „nuissance",
als iets lastigs en hinderlijks.
Ook hebben de seinen nooit de stipte gehoor
zaamheid kunnen afdwingen, waarvan Engel
sche verkeersagenten steeds verzekerd kunnen
zijn. Indien het waar is en wij twijfelen
hieraan niet dat Londen de beste verkeers
agenten ter wereld heeft, dan is het er door
de invoering van lichtautomaten zeer zeker
relatief op achteruitgegaan, want deze zijn
niet beter dan die in eenige andere stad of
eenig ander land. De Londensche verkeersagent
was de beste ter wereld, niet omdat hij de
kunst van het verkeer-regelen zooveel beter
verstond dan zijn collega's in andere steden,
maar omdat hij in zoo hooge mate het vertrou
wen en respect van het publiek genoot. Hij is
steeds populair geweest. Men bewonderde zijn
correctheid, zijn intelligentie, zijn takt. Een
automaat daarentegen is maar een automaat;
zij heeft niets dat het respect en de gehoor
zaamheid van den gemiddelden Engelschman
kan afdwingen, ofschoon er natuurlijk volken
kunnen zijn met een andere mentaliteit, die met
een politie-agent twistgesprekken gaan voeren,
maar buigen voor het gezag van een automaat.
Mijn persoonlijke meening, als niet-Engelsch-
man, is dat de verkeersseinen in de hoofd
straten van provinciesteden goede diensten be
wijzen, maar dat zij in Londen meer kwaad dan
goed doen, en wel om verschillende redenen:
le. De betrekkelijk geringe breedte der Lon
densche hoofdstraten is oorzaak, dat het ver
keer een vrij langzaam tempo heeft (b.v.
vergeleken bij het verkeer te Parijs), hetgeen
op zichzelf de veiligheid reeds in hooge mate
bevordert;
2e. Londen heeft niet, gelijk moderner of ge-
moderniseerder steden, zeer groote huizenblok
ken; het aantal zijstraten, dat op de meeste
hoofdwegen uitkomt, is bijgevolg bijzonder
groot, en daar bij elke zijstraat een verkeers-
sein staat, en vele zijstraten weinig verkeer
hebben, moet zeer vaak, en bovendien dikwijls
zonder praktisch nut, gestopt worden;
3e. Het is waar, dat de afzonderlijke automa
tische seinen de langdurige verkeersstremmin
gen voorkomen, die vroeger aan de orde van
den dag waren, maar de totale som van het
oponthoud dat zij dagelijks veroorzaken, is
waarschijnlijk grooter;
4e. De seinen hebben op de mentaliteit van
vele automobilisten geen goede uitwerking, en
ondermijnen de zelf-discipline, welke het En
gelsche publiek steeds gekenmerkt heeft.
Het feit, dat zij in al die jaren te Londen in
betrekkelijk weinig straten en wijken ingevoerd
zijn, bewijst dat de overheid aan de doelmatig
heid der seinen twijfelt
De tegenstanders der verkeerssignalen heb
ben thans een machtigen bondgenoot gekregen
in mr. John Maxwell, den hoofdcommissaris van
politie te Manchester.
Manchester is, na Londen, Engelands drukste
stad. Het telt, weliswaar, niet meer dan 780.000
inwoners, aldus in bevolking ver achterstaand
bij Birmingham en ook bij Liverpool, maar het
vormt één geheel met niet-geannexeerde voor
steden zooals Salford, die te zamen bijna even
veel inwoners tellen als Manchester zelf. Dit
verklaart reeds voor een deel het sterke ver
keer in de hoofdstraten. Bovendien liggen de
voornaamste spoorwegstations alle in of nabij
het centrum, evenals de pakhuizen en opslag
plaatsen. zoodat ook het handelsverkeer zich
midden door de stad beweegt, in tegenstelling
tot I zerpool, waar men in de hoofdstraten
slech weinig vracht- en handels-wagens ziet.
De h oi'dcommissaris van Manchester mag
dus als 'n praktische autoriteit inzake verkeers-
aangelegenheden beschouwd worden.
In verband met de jongste ongevallen-sta
tistieken, op de eerste vier maanden van het
jaar betrekking hebbend, heeft mr. Maxwell
verklaard, dat de ongelukken voor een deel zijn
toe te schrijven aan de verkeersseinen, en wel
doordat:
le Automobilisten snel rijden om nog juist
over te steken vóór het roode licht oplaait;
2e. Voetgangers onvoldoende aandacht schen
ken aan de seinen.
Het eerste euvel neemt, volgens den hoofd
commissaris, toe. Ziet een bestuurder een groen
licht dan zal hij vaart zetten. En hiervoor is
een bijzondere reden, die de hoofdcommissaris
niet vermeldt, maar die in ieder geval voor
Oxfordstreet en sommige andere Londensche
straten geldt. Het komt zeer vaak voor, dat
wie eenmaal een groen licht zonder stoppen ge
passeerd is, geruimen tijd kan doorrijden zon
der door roode lichten opgehouden te worden.
Aan den anderen kant zal in sommige lange
straten een automobilist, die eenmaal op een
rood licht gestuit is, steeds opnieuw voor roode
lichten moeten stoppen. Dit hangt af van de
onderlinge afstanden der lichten en ook van den
oogenblikkelijken omvang van het verkeer,
waardoor immers het tempo bepaald wordt. De
meening, dat het passeeren van een groen licht
een verder voorspoedigen rit verzekert, is in
ieder geval diep genoeg geworteld om het be
grijpelijk te maken dat zoo velen vaart zetten
als zij zulk een licht naderen.
Dat voetgangers weinig of geen aandacht
schenken aan de lichten, zal een ieder, die in
een groote Engelsche stad woont, beamen. Een
der oorzaken hiervan is dat slechts weinig
voetgangers zich ervan bewust zijn, dat de lich
ten ook voor hen bestemd zijn. De Londensche
voetganger is over het algemeen veel bedacht
zamer dan die te Parijs, en men ziet hier zel
den gevaarlijke stukjes uitvoeren zooals in de
Fransche hoofdstad, vóór daar een boete ge
steld werd op het oversteken van straten op
hiervoor niet bestemde punten. Maar zoo de
Londensche voetganger al niet roekeloos is, hij
is evenmin systematisch, en heeft bovendien
uit den aard der zaak niet het verantwoordelijk
heidsgevoel van den man of de vrouw die een
auto bestuurt. Dat hij, die zich immers maar
bedient van zijn beenen, acht zou moeten slaan
op verkeersseinen, lijkt hem ongerijmd en be
lachelijk. Bovendien lijkt het hem onrechtvaar
dig dat hij wèl de verplichtingen, maar niet
de auto van een automobilist zou hebben.
Overigens is het wel opmerkelijk dat de auto
mobilist, wanneer hij in voetganger herschapen
is, evenmin let op de automatische seinen.
De beide organisaties van automobilisten, de
Automobile Association en de Royal Automobile
Club, zijn verklaarde voorstanders der auto
matische seinen, en deelen de inzichten van den
politiechef van Manchester niet ten volle. Zij
beweren, dat te Londen de gewoonte, om vaart
te zetten bij het naderen tot een groen licht,
niet toe-, doch afneemt, en dat het ignoreeren
van een rood licht zelden opzettelijk gebeurt,
doch meestal doordat de gedachten van den be
stuurder afgeleid wordt, bijv. door een voet
ganger die vóór zijn auto wil oversteken.
Dit is mogelijk, maar men heeft in aanmer
king te nemen dat de beide organisaties steeds
geneigd zijn de automobilisten van blaam te
zuiveren.
Of opzet al dan niet in het spel is, heeft be
trekkelijk ondergeschikt belang. Maar wanneer
men leest, dat gedurende de Pinksterdagen in
het Londensche politiedistrict niet veel minder
dan 2000 personen gedagvaard zijn geworden
wegens het ignoreeren (meestal onopzettelijk)
van lichtseinen, dan zal men toch met de be
zwaren van mr. Maxwell moeten instemmen.
Het gevaar van een automatisch sein is, dat de
nauwgezette rijders, die het nooit zullen igno
reeren, er ook rotsvast vertrouwen in stellen
een vertrouwen dat alleen gewettigd is, wan
neer een ieder het sein eerbiedigt.
Uit de statistieken voor Manchester blijkt,
dat het aantal ongelukken daar in de eerste
vier maanden van 1933 vrij aanzienlijk lager
geweest is dan in die van 1932, maar mr. Max
well schrijft dit niet toe aan de verkeersseinen.
die trouwens reeds eenige jaren bestaan, maar
gelooft integendeel dat door afschaffing dier
seinen de ongevallen-cijfers zouden blijven da
len.
De bedragen voor de Nobelprijzen voor 1934,
d.w.z. de prijs voor letterkunde, de prijs voor
medische wetenschap, de prijs voor natuur
kunde en de prijs voor scheikunde zullen dit
jaar verhoogd worden tot 162.607 kronen.
Behalve deze vier prijzen zal ook dit jaar nog
de prijs voor chemie van 1933 worden uitge
reikt, die het vorig jaar niet was toegewezen.
De Duitsche dichter Theodor Daubler is te
Sankt Blasien (Schwarzwald) overleden.
Dezer dagen is te Genua een nieuw museum
geopend, hetwelk een veelzhdig beeld geeft van
het Genueesche leven in vi gere eeuwen, van
af praehistorische tijden tot omstreeks 1800
Het museum bevat een groot aantal schilde
rijen, prenten en geografische kaarten, welke
stadsdeelen in hun vroegeren staat weergeven.
Voorts zijn er velerlei costuums, wapenrustin
gen, gegevens, betreffende Genueesche tour-
nooien, wedstrijden en spelen. Een andere af-
deeling is geheel gewijd aan de ontwikkeling
van het theater. Bijzonder fraai is een collectie
sacrale kleeding en volksdrachten alsmede de
pompeuze uitrusting, waarmede de voorname
Genuees zich in vroegeren tijd op reis placht te
begeven. De afdeeling ceramiek geeft een over
zicht van het regionale pottenbakkersbedrijf, te
beginnen met de 16de eeuw. Ook op het gebied
van smeedwerk, textiel, grafische kunst en ver
schillende takken van kunstnijverheid worden
tallooze belangwekkende producten geëxpo
seerd.
PARIJS, 14 Juni. (H.N.) Gisteren hebben
2 vliegtuigongelukken plaats gehad. Bij Tou
lon is een vliegtuig van het Bernard-type in
brand geraakt. De inzittenden wisten zich te
redden door met hun valscherm uit het vlieg
tuig te springen.
In de buurt van het vliegveld van Istres is
een vliegtuig neergestort en in zee gevallen
De vier inzittenden konden door visschers wor
den gered.
BUENOS-AYRES. 14 Juni. (V.D.) Een felle
sneeuwstorm, gepaard met een koudegolf,
teistert thans Patagonië en blokkeeren de pas
sen over de Andes naar Chili.
In San Pacho. waar de bevolking reeds ten
gevolge van de aardschokken voor het over-
groote deel dakloos was geworden heeft een
tweede aardbeving gisteren de enkele nog
overeind staande gebouwen verwoest.
De regeering heeft thans maatregelen ge
nomen tot het onderbrengen van de vijfduizend
vluchtelingen uit deze stad in de nabijliggende
steden.
i
rentie der regeeringspersbureaux, in 1933 te
Madrid gehouden.
Na de vergadering hebben de congressisten
-en bezoek gebracht aan het Plantijn-Museum,
vaar op den eerekoer een thé werd aangebo
den. Ook de O. L. Vrouw-kathedraal heeft men
■n den loop van den dag bezocht.
De dag werd besloten met een, o.m. door
minister van Cauwelaert bijgewoond banket,
dat men in het teeken had geplaatst van een
hulde aan de nagedachtenis van den heer Ar
thur Goemaere-ae Keijser, stichter van de
„Union".
HET IN ELKAAR GEZAKTE HUISJE AAN DE CRISPIJNLAAN TE ROTTERDAM, waar veertien Jongens aan "t spelen waren toen het
gebouwtje 't begaf; zes jongens, die op de vliering waren, moesten onder het puin worden uitgehaald.
(Van onzen correspondent).
Edinburgh, 5 Juni 1934.
Er zijn verschillende manieren om Schotland
te bezoeken. Een van de manieren, waarop
iemand, die de mogelijkheden uitsluitend be
studeerd heeft aan de hand van London-Mid-
land-Scottish-Railway-literatuur, in het minst
niet verdacht is. bestaat hierin dat men het
doet in gezelschap van een Londenaar en diens
auto.
De auto is een voordeel, en dé Londenaar ook.
Londenaars zijn de meest-Engelsche Engel-
schen in Engeland. Pedante vreemdelingen, die
ethnologisch-scherpzinnig willen doen, bewe
ren dat in Yorkshire of op 't Eiland Wight of
in Norfolk de echtste Engelschen wonen On
zin! Engelschen hebben, als natie, de eigenschap
steeds en overal echt te zijn, en hun echtheid
culmineert in hun hoofdstad.
Wie Schotland bereist met een Londenaar.
heeft dus voortdurend Engeland, als maatstaf,
in zijn onmiddellijke nabijheid Hij heeft tot
nu toe Schotten in Engeland lëeren kennen
waarschijnlijk meer Schotten den Engelschen;'
12 procent van de financiers, bijna 16 procent
van de geneesheeren en ruim 100 procent van
den Eersten Minister zijn Schotsch. De Schot
ten hebben dus grooten invloed op het welzijn
der Engelschen. Zooals uit bovenstaande sta
tistiek blijkt, zijn velen naar Engeland geko
men om ons gezond te maken terwijl anderen
daarentegen veeleer een tegenovergesteld re
sultaat bereikt hebben. Na zooveel Schotten
in Engeland te hebben leeren kennen, is het
een belangwekkende ervaring een Engelsch
man in Schotland te leeren kennen.
Den eersten dag bereikten wij Durham. Wij
hadden natuurlijk veel verder tot over de
border kunnen komen, maar wij wilden
Durham zien; ik omdat ik er lang geleden eens
geweest was, en Wilson omdat hij er nog nooit
geweest was. Het stadje is gebouwd tegen de
helling van een hoogen, rijk-begroeiden heuvel,
welke bekroond wordt door een geweldig kas
teel en een der indrukwekkendste Norman-
dische kathedralen van Engeland Wij vertrok
ken den volgenden dag een uur later dan wij
van plan geweest waren, daar wij den middag
van onze aankomst de kathedraal gesloten von
den, eerst omdat er dienst was, en daarna om
dat er geen dienst was.
Durham ligt in het centrum van een uiterst
prozaïsch mijndistrict, maar is desniettemin een
van Engelands meest romantische kathedraal
stadjes. Het heeft een marktplein n.et een
kiosk, waarin een politie-agent zit, die een rood
en een groen licht bespeelt in elk der twee
nauwe, stijgende hoofdstraten, welke op het
pleintje uitkomen, en een geweldig, groen-ver-
weerd ruiterstandbeeld van een markies van
Londonderry, niet den uitvinder der gelijkna
mige soep, maar een der verdienstelijkste veld-
heeren uit den Napoleontischen tijd, te oordee-
len naar zijn berenmuts die gemakkelijker te
ontcijferen was dan de Latijnsche inscriptie in
het voetstuk.
Sir Walter Scott heeft Durham niet geheel on
aangetast gelaten. In zijn Marmion (geloof ik.
maar ik heb zijn werken niet meegenomen op
reis, en Wilson snurkt op het oogenblik vóór de
hotelsbibliotheek, waarin sir Walter in velerlei
edities vervat is) bezingt hij de kathelraal, aan
vangend „Grey towers of Durham, how well
I loveenz., en Durham, dat een groote rol
gespeeld heeft in de oorlogen der Duncans,
Bruces en andere Caledonische helden, maakt
een zeer Schotschen indruk op iemand, die nog
nooit in schotland geweest is.
Den volgenden morgen bezochten wij de ka
thedraal, die het heiligdom is van St. Cutbert,
een heilige van wien sir Walter Scott (ik geloof
in zijn aanteekeningen bij Marmion) heel
vreemde dingen vertelt, ofschoon gelijk ge
woonlijk het geval is met wat erg-goede protes
tanten van heiligen plegen te vertellen niet
half zoo „vreemd" als wat wij, katholieken, om
trent hen gelooven. Het is vooral op dit punt.
dat protestanten steeds te kort schieten, wan
neer zij ons belachelijk willen maken om ons
geloof in heiligen. Het vreemdste evenwel was
dat, toen wij den volgenden morgen de kathe
draal bezochten, de dienst in vollen gang was
met een half dozijn geestelijken en een in
drukwekkend leger van koorknapen en dat de
congregatie bestond uit meer bejaarde juffrou
wen. Zelfs Wilson die destijds mei koningin
Elisabeth meeging, kon niet ontkennen, dat
dit vreemd was.
Edinburgh, 6 Juni 1934
De Tweed is de grensrivier tusschen Enge
land en Schotland, en Berwick ligt ten Noor
den van de Tweed, maar behoort desniettemin
politiek en bestuurlijk tot Engeland.
Een van mijn beste vrienden is een Schot uit
Berwick; een geneesheer. (Mac Donald is uit
Lossiemouth). Door hem kende ik dus Berwick,
en bovendien de rest van Schotland, vrij goed
voor ik ooit het koene plan opgevat had er
heen te gaan. De Berwickers zijn, tengevolge
van den tweeslachtigen status hunner stad,
ultra-Schotsch, ofschoon men, eenmaal in het
officieele Schotland doorgedrongen, ontwaart,
dat de meeste Schotten ultra-Schotsch zijn.
Een van de vele bezienswaardigheden van
Berwick is het huis, waarin Mary, Queen of
Scots, vóór haar aankomst in Engeland, ik weet
niet meer wat deed. Zij zat er drie dagen ge
vangen, of sliep er een nacht, of sprak er haar
troepen toe, maar zelfs indien zij er iets an
ders gedaan mocht hebben, raad ik u toch aan
Schiller niet als een veel grooter autoriteit op
het punt van Mary, Queen of Scots, te beschou
wen dan mij.
Berwick ligt op een eigenaardige manier aan
zee. Geen menschen zijn zoo trotsch op de zee,
waaraan hun stad zich inbeeldt gelegen te zijn.
als de Berwickers; persoonlijk kon ik wel een
groote hoeveelheid zeebodem ontdekken, doch
geen noemenswaardige hoeveelheid zee. De zee
bodem wordt overspannen door een ongeloof
lijk lange brug, en door de Berwickers verdeeld
in een zeehaven, een binnenhaven, de zee en
een gestrand schip.
Door de kracht der tegenstelling scheen Wil
son, mijn Engelsche reisgezel, een metamor
phose ondergaan te hebben van het oogenblik
af, waarop wij te Berwick aangekomen waren.
Ik ben er zeker van, dat hij dezelfde Wilson
was, met wien ik den vcrigen dag Londen ver
laten had, maar hij deed heel anders aan. Gul
liver was een reus in Lilliput en een dwerg
in. het land der reuzen, en wat Wilson ook ge
weest moge zijn in het voorportaal der Schot
ten. hij scheen mij plotseling niet meer de Wil
son toe met wien ik eenige uren geleden nog
Durham cathedral bezichtigd had.
Indien de taal, die wij hoorden spreken in
de teashop, waar wij onze aankomst op Schot
schen bodem vierden, Engelsch was, dan was
hetgeen Wilson sprak, geen Engelsch. Wilson
gaf ten behoeve van het meisje dat ons be
diende, een kleine geestigheid ten beste zooals
men doet ten overstaan van den eersten per
soon met wien en vooral met wie, men op
vreemden bodem in aanraking komt. Eerst ver
stond het meisje hem niet; daarna begreep zij
hem niet. Toen zij de bestelling opgenomen
had, bromde Wilson iets omtrent „foreigners".
Daarna begon hij mij een geschiedenis te ver
tellen die, ofschoon op zichzelf onschuldig ge
noeg, toch niet van dien aard was dat men
haar met eenigszins luide stem voordraagt in
een teashop, waar andere bezoekers binnen
hoorwijdte zijn. Mijn vermaning beantwoord
de hij met: „Niemand verstaat ons hier". Hij
had opgehouden mij als „foreigner" te beschou
wen. Wij waren nu twee stadgenooten in een
vreemd land.
Even later was het mijn beurt, mij te ver
gissen.
„Mr. Mac Donald is hierriep ik uit met
moeizaam bedwongen ontroering. Ik keek om.
maar de heer, wiens stem ik vernomen had.
was. totwelke clan hij ook behoord moge heb
ben, in geen geval het hoofd der Mac Donalds.
Eenige minuten later vloog ik er in met miss
Moffat, van de Scotch tearoom in Hampstead,
maar zij was natuurlijk niet Miss Moffat.
Ik heb juist dit schrijven onderbroken om
met uitbundige vreugde mijn vriend, den ge
neesheer, te verwelkomen, die de Lounge bin
nen trad, terwijl hij tot den kellner zeide:
„Another one; this table please". Maar het was
niet mijn vriend, de dokter.
Van Berwick uit bereikten wij in een paar
uren tijds Edinburgh, waar ik deze aanteeke
ningen maak in een hotellounge, onder vocale
begeleiding van ontelbare Mac Donalds,
vriende geneesheeren en miss Moffats.
Edinburgh, 6 Juni 1934.
De Schot spreekt Engelsch alsof zijn gebit
uit niets anders bestaat dan uit één langen,
maar versleten boven-voortand. Spreekt hij
evenwel Schotsch, en dit doet hij bij het uit
spreken van de namen zijner steden, dorpen,
rivieren, glens en locks, dan blijkt de restva"
zijn gebit in zijn keel te steken, waar zij dient
voor het ziften van de klanken die dan als
ch het luchtruim inkrassen. Het moge brutaal
schijnen in een Hollander dat deze iets durft
in te brengen tegen de ch van eenige andere
natie, maar ik ben er zeker van, dat bij een
internationalen ch-wedstrijd, de Schotten en
niet de Hollanders den eersten prijs zouden
behalen als schuurpapier-mystificators.
Eigenaardig is de stembuiging van den Schot.
Hij spreekt steeds, alsof hij datgene, dat hij
te berde brengt, niet zelf overdacht heeft, maai
het vernomen heeft van zijn vader, die het
op zijn beurt weer van zijn vader had. Voert
men met een Schot een twistgesprek, dan
vreest men steeds de nagedachtenis zijner voor
ouders te krenken door het niet met hem eens
te zijn.
Mijn zeer kort verblijf hier geeft mij nlel
het recht een al te bepaald oordeel te vellen
over het Schotsche karakter; mijn vooroordee-
len zijn zich nog maar pas aan het vormen,
en niet alvorens de rups van het vooroordeel
tot larf geworden is stijgt daaruit de vlinder
van het oordeel op. Maar dat de Schot, in
tegenstelling tot zijn Zuidelijken buurman ont
bloot is van elk gevoel voor humor, lijkt mij
toch onaanvechtbaar. Dit is waarschijnlijk oor
zaak, dat er zooveel moppen op hem getapt
worden. Mijn vriend Wilson heeft hieraan een
«root deel van de bezichtiging van Edinburgh
besteed. Edinburgh zelf is trouwens in de hoog
ste mate en humoristisch van physionomie.
Evenals de zonen van een paar -andere vol
ken, die bij voorkeur buiten hun land hun geld
verdienen, andere landen dus overstroomen met
goedkoope en uiterst frugale-werkkrachten,
hun broers, vaders, moeders, zusters, zwagers
en neven laten overkomen om mee te verdie
nen, om ten slotte hetgeen zij in den vreemde
verdiend hebben als dankbare kinderen aan het
eigen land te vermaken, zijn de Schotten op
zienbarend patriottisch. Aan gene zijde van de
„border" zoeken Schotten steeds Schotten op,
zingen Schotsche liederen, gaan op in Schot
sche vereenigingen, en weigeren hardnekkig
een ander „home" te erkennen dan het land
dat zij verlieten, omdat er niet genoeg voor
hen te verdienen was.
Of de Schot werkelijk „mean" is, zou ik niet
durven uitmaken. Hij is nogal „op den pen
ning", vergeleken bij den Engelschman; dit
zelfde evenwel kan gezegd worden van de
meeste continentale volken. Maar evenals som
mige andere naties, welker burgers zich niet
door individueele royaliteit onderscheiden,
maken de Schotten, als volk, graag uiterlijk
vertoon. Dit blijkt niet zoozeer uit hun kleurige
en kostbare nationale kleederdrachten, die mis
schien een reactie zijn op de grauwheid van
Schotlands atmosfeer, alswel uit den uiterlijken
praal van een hoofdstal als Edinburgh, een
praal, waarachter eenige van de wanhopigste
krotwijken van Europa schuil gaan.
Van Edinburgh hebben wij den eersten dag
bitter weinig gezien Onmiddelijk na onze aan
komst stond Wilson er immers op, dat wij
„echt-Schotsch" zouden etén. Mocht gij ooit
in -Schotland aankomen met iemand, die door
een buitensporig gevoel van humor gedreven,
een soortgelijk voorstel doet, ga er dan niet
op in. Of gij van den maaltijd genieten zoudt,
hangt af van uw smaak. V/at er in de daarop
volgende vier-en-twintlg uren met u gebeuren
zou, hangt af van heel iets anders. Ik heb nog
nooit het behangsel van een hotel-slaapkamer
zóó uit mijn hoofd leeren kennen. En wat ge
voel voor humor betreft, bleef Wilson gisteren
ver achter bij den meest tragisch-gereformeer-
de aller Schotten.
Onze Brusselsche correspondent meldt ons:
Zondagavond werden de congressisten van de
„Union internationale des associations de
presse", in het gebouw van het provinciaal be
stuur van Antwerpen in een buitengewoon
goed geslaagde receptie ontvangen door baron
mr. Holvoet, gouverneur der provincie Ant
werpen.
De dag van Maandag werd besteed aan ver
gaderingen.
De Fransche afgevaardigde Gounouilhou, se
cretaris der Union, bracht verslag uit over de
werkzaamheid der Vereeniging sedert haar in
1932 te Oslo gehouden congres.
Hij wees in dit verband o.m. op haar jongste
reorganisatie; zij omvat thans vereeniging13
van journalisten en van dagbladen, aisrnefl
andere persorganisaties van 29 verschillende
landen.
Spr. verheugde zich over het tot stand Komen
van de „Fédération internationale des ecuteurs
et directeurs de Journaux", die een interna
tionale unie der federaties of der dagblad
syndicaten is en in zekeren zin een tegen
wicht vormt van de Internationale reaeratie der
journalisten.
Een Noorsch gedelegeerde drong er bij het
bestuur op aan, er steeds voor te ijveren, dat
de beste verstandhouding tusschen de federa
ties in kwestie zou blijven bRStaan-
Vervolgens werd het financieel rapport goed
gekeurd en de toetreding als lid, van nieuwe
vereenigingen ter sproke gebracht.
De Belgische delegatie diende een motie in
tot verdaging van dit punt, tot na de goedkeu
ring der nieuwe statuten van de „Union", op
grond van de overweging, dat alleen werkelijke
pers-organisaties, omvattende beroepsjourna-
listen en werkelijke informatiebladen, tot de
„Union" zouden toegelaten worden.
Hierna werd de kwestie der internationale
perskaart besproken en stelde men zich daarbij
op het standpunt, dat deze door de „Union"
moet afgeleverd worden aan haar leden-be-
roepsj°urnal'sten. Deze kaart zou één jaar gel
dig zijn en aan den Volkenbond zou moeten
voorgesteld worden er een internationaal pas
poort voor de journalisten van te helpen
maken.
Nadat de congressisten 'smiddags in Century
Hotel hadden aangezeten bij een door het ge
meentebestuur van Antwerpen aangeboden en
door burgemeester Huijsmans gepresideerden
lunch, werd de namiddagvergadering gehouden
Het congres heeft hierop de nieuwe statuten
van de „Union" goedgekeurd. Deze hebben o.m.
ten doel: le. Het organiseeren van een gemeen
schappelijke actie tusschen de journalisten- en
de dagblad-organisaties van alle landen ten op
zichte van beroepsaangelegenheden van ge
meenschappelijk belang. 2e. Internationale en
tentes en overeenkomsten in het leven te roe
pen betreffende de journalistiek en den let
terkundigen eigendom. 3e. Alle kwesties, de
pers, haar vrijheid en haar rechten betreffende,
te behandelen in de mate van de middelen der
Vervolgens werd het verslag goedgekeuid
over de werkzaamheden van de tweede conie-
Geen loonend perpectief
Het „Soer. Hbl." kan verklaren, waarom het
particulier initiatief zich afzijdig houdt van de
weverij van agave-zakken, welke door het Ge
vangeniswezen met zooveel succes wordt be
oefend.
Het is goed en wel om door middel van de
gevangenissen een product te lanceeren, het
welk door de Zoutregie wordt afgenomen, doch
zoolang particulieren niet de beschikking heb
ben over deze instituten met hunne bevol
king, zullen zij zich wel wachten om een zoo
danig experiment te beginnen.
Het proef bedrijf van de H. V.A. kan buiten
beschouwing blijven, daar de capaciteit en af-
zet-mogelijkheid zoo klein zijn, dat van een
loonende groot-industrie geen sprake is. Trou
wens nóch het Gouvernement, nóch de H V.A.
behoeven wat de vezel-weverij betreft, winst
te maken. Beide kunnen zij zich de weelde van
een zoodanig experiment veroorloven. De één
omdat de gevangenissen tot een zeker bedrag
per hoofd kosten, de ander omdat ze direct
geïnteresseerd is bij den vezel-aanplant, waar
in het in de laatste jaren niet alles rozengeur
en maneschijn is en het haar wel iets waard
is om de mogelijkheden op het gebied van
zakken, waarin zij evenals het Gouvernement
als directe afneemster optreedt, tot het inder
daad bittere eind te onderzoeken.
Wanneer een industrie als Pamekasan, die
weef-technisch gesproken aller-primitiefst is
ingericht, orders (particuliere natuurlijk) moet
afwijzen die in de millioenen stuks loopen, dan
is er economisch bekeken, op zijn minst een
luchtje aan. Een behoefte aan 50 millioen zak
ken is er weieens geweest, doch dan geen aga
ve, maar jute-zakken. Of die tijd normaal was
of niet, ligt buiten de kwestie; één ding Is
zeker: die normale tijd komt nooit meer terug.
Wij behoeven niet verder te kijken dan naar
de ruim 40 millioen gulden aan nieuwe suiker
fabrieken (ook particulier initiatief, gebaseerd
op een „normale" behoefte) in den Oosthoek.
Zelfs al zou de suiker zich weer op eenigszins
normaal niveau stellen, dan nog zou het te
bezien staan of er één enkele agave-zak voor
suiker zou kunnen worden gebruikt.
De door verschillende suiker-maatschappijen
en particulieren genomen proeven op dit ge
bied hebben belangstellenden niet veel moed
gegeven. Er is meer voor noodig om van jute
op agave over te schakelen, dan het simpele
feit, dat een agave-zak goedkooper is (hetgeen
intusschen een dwaalbegrip is, dat aan de hand
van „normale" cijfers kan worden bewezen)
en het feit, dat men suiker ook in een agave-
zak kan doen.
Wat er verder aan vastzit, bij verlading, sta
pelen, stuwen, en ontvangen door afnemers,
kan hier niet in détails worden omschreven,
doch zeker is het, dat de agave-industrie, ge
schoeid op dezelfde leest als een behoorlijke
jute-industrie, voor het particuliere initiatief
een dood kindje met een lam handje beteekent.
Indien er nog "eenig perspectief in zat, zou dat
door het gevangeniswerk onmogelijk gemaakt
worden, daar zelfs in deze benarde tijden de
gevangenissen (Cheribon b.v.) zich niet ontzien
om op het gebied, van weefsels den belasting-
betalenden werkgever een concurrentie aan te
doen, waarbij de Japansche concurrentie <aie
ten minste werkloonen en invoerrechten moet
calculeeren) nog niets is.
Dit zijn methodes die initiatief-nemers (niet-
ambtenaren) afschrikken inplaats van aanmoe
digen. Een agave-spinnerij alleen, welke voor
Pamekasan, of voor welke and®re industrie
dan ook, zou moeten werken, heeft geen enkel
vooruitzicht.
Gevolgen der duur blijvende opium-
prijzen.
De prijzen van alles en nog
doen, kon dit vaak ook <d?eIl,Ven'">n- 6 WeUv~
bonen en materiaalkosten eveneens aanzien-
llJEnMe^monopo"e-bfd5ijvö:1 handhaafden de
oude prijzen het langst, doch moesten ten slotte
ook voor den drang, van publieke zijde uitge
oefend zwichten. Zoodra de Regeering echter
monopolist optreedt, verandert er niets. Het
nubliek, of een bepaald deel er van, moet som
mige artikelen van de Regeering betrekken, en
deze leg' de °Ude prijzen aan.
pe „Ind. Crt." gaat na wat er met den ver
hoop van het Regeerings-monopolie-artikel
opium geschiedt. Sinds jaar en dag is de ver
koop-prijs van één thail regie-opium bepaald
°P f 30. Natuurlijk zijn de productiekosten in
de laatste jaren voor het Gouvernement aan
zienlijk' gedaald. De grondstoffen kosten min
der, maar ook de salarissen van het personeel,
enz', zijn omlaag gegaan. De prijs van 30
per thail, welke prijs ook tien jaar geleden en
langer werd aangelegd, bleef gehandhaafd.
In de omliggende landen (o.a. in China) is
de opium-prijs met sprongen gedaald, bedraagt
bij inkoop ten hoogste 1.50 a 2.50. Natuur
lijk moet voor de smokkelaars een flinke winst
marge overschieten, doch het komt reeds her
haaldelijk voor, dat in Indië smoktel-opmjn
wordt aangeboden voor rond 4 per thau. net
verschik tusschen den prijs van het r^\0pUim
en het smokkel-opium is wel zeer g. zelfs
zóó groot, dat vele opium-schuivers in de ver
leiding worden gebracht, het clandestiene heul
sap boven het regie-opium (dat echter beter
is) te prefereeren.
Er zijn Chineesche opium-schuivers eigena
ren van middelgroote bedrijven, die tot vóór
kort voor ettelijke honderden guldens per
maand regie-opium afnamen. Zij moeten, om
op peil" te blijven, een zeker quantum opium
"ooken- zil kunnen daar niet meer buiten. De
omzet 'van hun bedrijven loopt steeds meer
achteruit.
Daar deze lieden eenvoudig niet leve"
nen zonder opium, moet het bedrag. n_„Q
zij zich regie-opium aanschaffen, 7
bracht worden, want het Gouvern - laat
niet tawarren.
Wat gebeurt er nu? De va" bet
dilemma, waarvoor de opium-
plaatst ziet, is nogal eenvoudig De Chlneezen,
die bij een soepeler Prl) Politiek van de
Regeering er niet aan zouden denken om de
bepalingen te ontduiken, zijn nu wel genood
zaakt om smokkel-opium te koopen. Het wordt
hun ook zoo gemakkelijk gemaakt.
Het ergste Is echter, dat het Gouvernement
weer zooveel goede klanten kwijtraakt. Als
tegenover dit materieele verlies maar een mo-
reele winst stond, als het opium-kwaad slechts
eenigermate de kop kon worden ingedrukt dan
zouden de verloren tonnen goud welbesteed
zijn, docb dit zijn ze geenszins.
Op deze wijze bestrijdt men het opiumkwaad
niet, men hevelt de winst slechts over van de
schatkist der Regeering naar de beurzen van
de smokkelaars. De rest blijft hetzelfde. En dan
is men nog verwonderd, dat het opium-debiefc
steeds sprongs-gewijze omlaag duikelt i