DE PRINS EN DE „BERLIN-RAMP".
flQEZOMDEn
lÉÉÉi
WOENSDAG 4 JULI 1934
FEESTELIJKHEDEN EN BIJEEN
KOMSTEN UITGESTELD.
PERSOONLIJKE HERINNERINGEN
AAN DEN PRINS.
HERTOG ADOLF VAN
MECKLENBURG.
DE PERS OVER DEN OVERLEDENE
Uit binnen, en buitenland.
EEN DER MEEST TREFFENDE
MOMENTEN UIT HET LEVEN
VAN DEN PRINS.
DE BIOSCOPEN GESLOTEN
ROND 'N KELLNERS-„CONFLICT"
Op den dag van overlijden en
van begrafenis.
VER. VAN RESERVE OFFICIEREN.
NEDERLANDSCHE JAARBEURS.
MELKPRIJZEN.
DOOR EEN TREIN GEGREPEN.
de klokken van. de Hillegondakerk eenigen tijd
geluid.
Aan het Stadhuis ging de vlag halfstok, welk
voorbeeld weldra door tal van particulieren
en door de openbare gebouwen en sportin
richtingen werd gevolgd.
Op last van den Burgemeester werden alle
vermakelijkheden gedurende deze week ver
boden. Zoo kon ook de feestviering voor den
20.000sten inwoner gisterenavond niet doorgaan.
De burgemeester van 'sGravenhage maakt
bekend, dat de recepties, welke gehouden
zouden worden op heden 4, Donderdag S, Za
terdag 7 en Woensdag 11 Juli niet zullen door
gaan.
De receptie, welke de Amerikaansche gezant
te 's Gravenhage heden zou geven, benevens
het bal van de American Club zullen in ver
band met het overlijden van den Prins niet
doorgaan.
De wedstrijd om de Maas- en Amstelbeker,
die Donderdag a.s. op het terrein van Feyen-
oord te Rotterdam, tusschen het Rotterdamsch
en Amsterdamsch elftal zou plaats hebben,
is uitgesteld.
De landstormschietdag, georganiseerd door
den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm te Til
burg op Zaterdag 7 Juli a.s., is tot een nader
te bepalen dag uitgesteld.
Henri van Wermeskerken haalt in „de Tele
graaf", o.m. de volgende persoonlijke herinne
ringen op aan Z.K.H. den Prins.
Zin voor humor
De prins had een blijden zin voor humor,
waaraan je in deze stonde toch ook weer met
weemoed terugdenkt. r
We stonden op het dak van een door den or
kaan half verwoeste fabriek te Neede. Ik was
later gekomen, cn de Prins achtte het zijn plicht
mij als persman over de kracht van den orkaan
in te lichten.
Hij nam mij onder den arm, voerde mij naar
een hoek van het dak, en zei: De orkaan
heeft zulk een kracht gehad! Kijk eens, daar
beneden! Die wagen stond op het derde spoor,
nu staat hij op het eerste. En die boerenhoeve
daar met het gat in het dak? Die had gisteren
nog geen waschmachine. Nu hebben ze er een.
Men heeft zoo dikwijls een verkeerd begrip
van vorsten en hun omgang met menschen. Bij
diezelfde ramp van Neede bezocht de Kon.
Familie ook een hoeve, die zwaar geleden had.
De Koningin zat in de overeind gebleven mooie
kamer. De Prins maakte met minister Kan een
wandeling door de restanten en wij kwamen
ook in de keuken, waar een oude vrouw aard
appelen kookte.
Zijn ze al gaar? vroeg de Prins.
Ze moeten nog even droogkoken, zei de
oude keukenprinses en vertelde huilende van
den rommel, die in haar keukentje was ont
staan.
En weet je nou, met wien je gesproken
hebt? vroeg Kan.
Welnee! Het was de Prins. De oude
vrouw begon te lachen. Ze moesten er haar
niet tusschen nemen. Den prins kende ze wel,
ze had zijn portret vaak gezien. Die droeg altijd
een onooie uniform.
Dat komt, zei Kan, omdat hij nu een ge
wone hoed op heeft.
Nou, zet hem eens af! zei de vrouw.
En met zijn gewone jolige goedigheid voldeed
de prins dadelijk aan dit imperatief verzoek.
Waarop de vrouw verklaarde, dat hij toch de
prins niet was, en dat ze nu op haar eerepele
moest letten.
Het is juist die goedige vriendelijkheid, welke
uit zijn hart voortkwam, en nooit uit verlangen
om populair te zijn, welke hem zoo sympathiek
maakte bij iedereen, die met hem in aanraking
kwam.
Mensch en prins.
Het zijn allemaal dingen, die je je weemoedig
herinnert onder vele andere, als je denkt aan
dien mensch, tevens prins, die nu stil gestrekt
ligt, en wiens goedige blauwe oogen niet meer
stralen.
En dan valt mij iets anders in, dat mij zeer
geroerd heeft. Ons vorstenhuis houdt met recht
zijn privé-leven altijd geheel binnen de muren
van het paleis. Maar dit meen ik toch wel te
mogen vertellen, omdat het daarbuiten en in
cognito gebeurde.
De Prins was naar Luzern geweest, voor het
concours hyppique, waar ook de Hollandsche
officieren meereden, terwijl de Koningin rustig
in Beatenburg bleef. Den morgen van zijn te
rugkeer ging de Koningin met Juliana zelf
naar een bloemenwinkel. En zij tooiden met
blijde handen samen zijn kamer met bloemen.
Daarna reed de Koningin den moeilijken berg
weg af, om hem zelf van het station Interlaken
te halen.
Laat ik hier spreken van de gravin Van
Buren. De trein reed voor. De Prins stapte uit.
In de mêlee was het mij mogelijk zonder onbe
scheiden te zijn en ongemerkt dicht bij hen te
staan. En toen was ik er getuige van, dat de
gravin Van Buren op het perron zoo echt vrou
welijk en innig haar arm door den zijnen stak,
en hoorde ik haar heldere stem zeggen, terwijl
zij wegwandelden
Ik ben blij dat je terug bent, Henk.
Op dit moeilijk oogenblik mag ik dit zeker
wel vertellen en zeggen, hoezeer het mij roerde
dit gelukkig gezin door dien uitgang van het
station te zien heengaan. Als gelukkige men
schen, die blij waren, weer bij elkander te zijn.
Ieder uit de onmiddellijke omgeving van het
hof weet, hoe gelukkig dit gezin geweest is,
welk een vereering de Prins voor de Koningin
had en hoezeer hij zijn dochter verafgoodde.
En vooral hoe wedérkeerig dit was, en welt
een innige en groote kinderlijke liefde Juliana
voor haar vader had. De hooge ambten, welke
zij alle drie vervulden, die veel van hun tn
eischten, deden hen de uren, dat zij samen
konden zijn, des te meer waardeeren.
'En nu is plotseling die smartelijke leegte
gevallen in een gezin. Zooals er een leegte viel
in: het hart van een volk, dat den prins in de
eêrste jaren (door eigen stugheid) niet vol
komen begreep, maar hem in latere jaren door
zijn ontzaglijke toewijding en zijn groote
liefde voor Nederland des te meer waardeerde.
Nu is er een oogenblik van diepe stilte in
het hart van allen die hem gekend hebben
Zijn opgewekt karakter, zijn Mecklenburgsche,
later Nederlandsche eenvoud en goedheid, zijn
ijver en toewijding, altijd voor de zaak van
anderen en vooral voor de zaak van Neder
land
Nu is er nog grooter stilte in het paleis, waar
twee vorstinnen weenen, om iemand die goed
in haar leven was.
Om haar en om hem treurt heel een volk
mee. Er is iets van ons weggenomen, dat ons
ln die jaren zeer dierbaar werd
Hertog Adolf van Mecklenburg zal heden
avond met den sneltrein uit Berlijn om 11 uur
aan het Staatsspoorstation te 's Gravenhage
aankomen.
De Tijd herinnert aan het goede en edele
karakter van den Prins en aan den eenvoud
van zijn hart.
Groote belangstelling toonde de Prins steeds
voor de familie-omstandigheden van degenen
wien hij zijn vriendschap, niet zeer spoedig
gegeven maar eenmaal verworven voor altijd
verzekerd, gegeven had.
Zijn geheugen was immer bijzonder scherp
en nauwkeurig wist hij zich steeds de kleinste
bijzonderheden over voorbije ontmoetingen
te herinneren.
Een mensch was hij. Als Koninklijke Hoog
heid moest hij zijn menschelijke eigenschap
pen vaak, te vaak naar zijn gevoelens ver
borgen houden, maar werd hem de gelegen
heid geschonken zich als mensch te geven
dan deed hij dat met een rondborstigheid en
gulhartigheid, die allen, aan wien het genoe
gen geschonken werd daarmee kennis te ma
ken nog lang zullen bijblijven.
Hij zocht gezelligheid, omgang en vriend
schap, maar hij gaf ze ook ruim en breed
rond zich heen.
De N. R. Crt. wijst er op, dat wie het voor
recht hadden den Prins persoonlijk te kennen
over hem met genegenheid spraken. Het blad
schrijft o.m.':
Z. K. H. was een in het volksleven, wij mo
gen wel zeggen, bekende figuur. Hij had zich
de sympathie verworven van velen, met wie
hij in den loop der jaren was in aanraking
gekomen en met wie hij op menig gebied naar
beste weten heeft samengewerkt. Wij denken
hierbij in de eerste plaats aan zijn arbeid
voor het Nederlandsche Roode Kruis, waar
aan zijn naam onafscheidelijk was verbonden.
Wij herhalen, wat wij het vorige jaar, op
16 December schreven„De geschiedenis van
het Roode Kruis van al deze jaren, is de ge
schiedenis van zijn vorstelijken voorzitter.
Men kan zich het Nederlandsche Roode Kruis
moeilijk meer denken zonder hem.
Prins Hendrik was allerminst een man, die
de dingen deed om zich bemind te maken. Hij
deed ze uit innerlijken drang. Daaraan voor
al dankte hij zijn plaats in de harten de-
Nederlanders. Men voelde dat het Z. K. H
niet te doen was om populariteit, maar dat 1
hem eenvoudig de wensch voorzat om voor
het volk iets te mogen zijn.
Aan de geschiedenis van de verschrikke
lijkste aller scheepsrampen, die ooit aan onze
kust zijn voorgekomen, zal mede de naam
van Prins Hendrik verbonden blijven. Al:
van een man, die door medeleven troost wist
te brengen in doffe ellendeals van een
vriend der menschen.
De Telegraaf herinnert aan den eerlijken
eenvoud en de spontane hartelijkheid van den
Prins. Het blad wijst erop, dat Z.K.H. ons
volk met vriendelijke en hoffelijke belangstel
ling is tegemoet getreden:
Het is bekend, dat zijn krachtige daad
vooral uitging naar reddingswezen in den
ruimsten zin: op dit gebied heeft hij zeer
veel tot stand gebracht; waar hier zijn daad
werkelijke hulp werd gevraagd, stond hij
altijd gereed. Maar nog veel verder gingen
zijn bemoeiingen. Voor zoover het binnen
zijn bereik lag, heeft hij zijn belangstelling
getoond voor velerlei uiting van ons geeste
lijk leven. Het is bekend, dat hij fier ging
op zijn protectoraat van de Hollandsche
Maatschappij van Wetenschappen; niet dan
ongaarne liet hij na de jaarvergadering te
Haarlem bij te wonen. Wie den prins daar
en ook elders waarnam, kwam vanzelf onder
den indruk van zijn eerlijken eenvoud en
zijn spontane hartelijkheid.
Deze vorst had de groote deugd der eer
lijkheid: hij trachtte nimmer een houding
aan te nemen, een rol te spelen; hij gaf zich
niet uit voor meer dan hij was; hij kwam,
open en oprecht, eenvoudig en eerlijk tot
de menschen.
Het Alg. Handelsblad schrijft o.m.:
De Prins genoot van hen, die nader met
hem in nauwere, persoonlijke aanraking
mochten komen, bijzondere sympathie. Hij
was een humaan voelend mensch, hartelijk,
ongekunsteld, en joviaal, waaraan hij een
gezond gevoel voor humor paarde, waardoor
hij velen voor zich innam.
Het hart van het Nederlandsche volk heeft
hij echter bovenal weten te veroveren door
zijn van persoonlijken moed en menschenliefde
getuigend optreden bij de scheepsramp van
de „Berlin" in 1907, daad, die als geen andere
sprak tot een natie, in welker lotsbestel de
zee, de eeuwen door, en het trotseeren van
de gevaren der zee, zulk een groote rol heb
ben vervuld
Prins Hendrik was het toen bok, die na
die ramp een vruchtbare belangstelling van
niet te onderschatten beteekenis voor het
Reddingswezen aan den dag is blijven leg
gen. Dit hing ten nauwste samen met een
zijner beste karaktereigenschappen, die van
hulpvaardigheidszin, welke hem eveneens
zoo ontzaglijk veel en nuttig leidend werk
ten behoeve van het Roode Kruis deed ver
richten. Niet in de laatste plaats zal men
hem daar in bijzondere mate missen.
Te vroeg is door het heengaan van Prins
Hendrik, wederom over ons Staatshoofd en
over Haar Dochter groot leed gekomen.
Leed, waarin heel ons volk deelt, want waar
Oranje rouwt, daar rouwt heel Nederland,
dat aan ons Vorstenhuis met zoo onverbre
kelijke banden van gehechtheid is verbon
den.
Vandaag gaan onze gevoelens van rouw
en deelneming in de eerste plaats uit naar
de Koningin cn Haar Dochter. In Haar bei
der verlies deelt de gansche natie. Om de
twee achterblijvenden schaart ons volk zich
vast en eerbiedig.
In Engeland.
Een van de. Londensche avondbladen merkt
■op, dat Prins Hendrik bij het Engelsche volk
in de herinnering zal blijven voortleven wegen:
zijn heldenmoed, betoond bij de schipbreuk
van de Berlin, waar 143 menschen aan boord
waren bij Hoek van Holland in 1907.
Z. K. H. ging toen met de reddingsbooten uit
en heeft ook menschen gered. King Eduard
beeft hem daarvoor het groote kruis van de
orde van Bath verleend.
In de annalen van ernstige schipbreuken,
zal de „Berlin"-ramp op 22 Februari 1907 wel
als eeii der omvangrijkste 'vermeld blijven.
Maar ook in de historische bladen van edel red
dingswezen zal dit scheepsongeluk tot- de
mooiste bladzijden blijven behoofen. Want met
bovenmenschelijke inspanning en met een trot
seeren van geweldige golven en de méést
barre elementen zijn hier enkele levens be
houden.
Honderd vier en veertig menschen aan
boord .Honderd negen en twintig kwamen in
de golven om. Slechts 10 man passagiers en
5 man der équipage werden gered. Maar ten
koste nog van welke inspanningen.
Het resultaat lijkt voor den na-oortogschen
mensch gering.
Het zij genoeg te vermelden, dat enkele
oogenblikken na de stranding op den Noorder-
pier aan den Hoek van Holland, om 5 uur in
storm-, regen- en sneeuw-weer reeds tiental
len waren weggespoeld of aan boord verdron
ken waren. -
De stoomreddingsboot onder kapitein Jan
sen voer snel uit, er werd losse verbinding
verkregen, doch het mocht niet gelukken na
uren van hardnekkig werken eenig resultaat
te bereiken. Het schip brak in tweeën en met
het voorstuk verdwenen 60 a 70 man in de
diepteEn steeds dreven lijken naar Den
Hoek.
Eerst des middags van den volgenden dag,
heeft de reddingsboot, vergezeld van de loods-
kotter „Hellevoetsluis" en 's nachts de „Wo-
dan" onder kapitein Van Rees' met de vlet van
Martin Sperling, bij elkaar 14 personen kun
nen redden. Een was er al gered, De geredden
waren de krankzinnigheid nabij.
Kolommen en kolommen zijn in die dagen
vól geschreven over het ontzaglijke leed, dat
vooral Engeland en Duitschland trof, over de
ontzettende tooneelen rondom deze ramp, van
verminkte geredden, versteven van bet over
komende water en 36 uren aan honger en dorst
prijs gegeven. Maar ook over de redders en
hun helpers. En dan komen weer de namen
voor den geest van de Sperlingen, Klaas Ree,
om maar enkelen te noemen, de geestelijken
en doktoren van Hoek van Holland en Maas
sluis, enPrins Hendrik.
,Het Volk" van die dagen mocht schrijven:
„Het is exploitatie van menschenwee ten bate
van het koningschap", feit is toch, dat de toen
maals 30-jarige Prins door zijn onmiddellijke
aankomst, zijp onvervaard de zee opgaan, door
zijn organisatorisch talent, zijn aanmoedigen
en aanvuren een Koninklijk voorbeeld heeft
gegeven, dat door het volk op hooge waarde
is geschat en dat den Prins een geweldige po
pulariteit heeft doen verwerven.
Men moet trouwens zelf met de mannen
van reddingsboot „Hellevoetsluis", „Wodan"
en van Hudig en Pieters gesproken hebben.
Dan krijgt men een. volledig inzicht, hoe de
Prins optrad en juist, overeenkomstig zijn
eigen aard en karakter, liefde voor den even-
mensch, met woord en handdruk op prijs
toonde te stellen. De laagsten in rang ont
gingen hem heusch niet.
Op de „Hellevoetsluis", met naast hem ka
pelaan Frans Huf, volgde de Prins, die daags
te voren al met de „Jan Spanjaard" de
zee was opgeweest, de groote redding
door de „President van Heel". Doch
de reddingsboot was te klein om allen te be
vatten. Op 's Prinsen bevel werden de gered
den aan boord van den loodskotter gebracht
en van de eerste hulp voorzien, waarbij de
Prins in volle actie was.
Dan kwam de loodskotter in het gezicht van
de Hoeksche Haven.
„De Maasbode" uit die dagen schreef o.a.:
„Toen er vijf gewonden aan wal waren ge
bracht, kwam de Prins de loopplank over en
een lang geluid plantte zich voort langs de
lijnen van menschenhoofden: „Leve de Prins,
hoera 1" Nooit is een vorst met zooveel warmte
maar ook met- zooveel dankbaarheid toege
juicht. Het was daar op de kaai een inter
nationaal verbroederingsfeest, waar de juich
stemmen een hymne zongen van hulde aan
den Prins-Gemaal der Nederlanden, die de
harten zijner onderdanen en de sympathie der
buitenlanders voor altijd heeft gewonnen".
En des avonds
„Tusschen. .half .1 en 7. uur" hadden de 'Haag-
sche ingezetenen elkander toegefluisterd. Er
was geen leiding, geen comité, geen aange
geven route".
„Juist om 7 uur begonnen twee, drie per
sonen Uit het publiek te zingen „Wien Neer-
landsch Bloed" en toen het lied was geëindigd,
waren Prins Hendrik we noemen Hem
ditmaal in de eerste plaats en de Koningin
op het balkon verschenen en werden verwel
komd".
De Prins maakt dan even een handgebaar.
Het wordt stil. Dan spreekt hij:
„Ik waardeer ten hoogste uwe goede bedoe
lingen en ik dank u allen hartelijk
Luide bravo's en hoera's.
„Maar ik stel u voor, een flink hoera te
wijden aan de mannen, die de redding hebben
volbracht. Die dappere mannen, leven zij.
Hoera".
Had hij ze niet vlakbij onder zich zien zwoe
gen.
Van de Amsterdamsche Kamer van Koop
handel kwam namens de beursbezoekers een
telegram in„van eerbiedige hulde aan net
manmoedig optreden".
Bestuurderen der 33 afdeelingén van den
Ned. R. K. Volksbond met het Centraal Be
stuur in den Haag vergaderend brachten Z.
K. H. hulde voor den betoonden moed bij
hef noodlottig ongeval. De vergadering is
er van overtuigd dat Uw vastberaden
optreden de geestkracht heeft versterkt van
hen, die op zoo moedige wijze het reddingswerk
met succes hebben volbracht". Het telegram
was mede door Passtoors zaliger ondertee
kend. - -
Twee stemmen uit geheel verschillenden
kring die echter wel als bewijzen mogen géi
den voor de sympathie van de geheele be
volking.
Er komen dan plannen voor boeken met
bandteekeningen, gedenkpenningen, een tele
gram van het Engelsche ministerie van buiten-
landsche zaken voor Prins en bemanning en
de onderscheiding van de hooge „Bath-orde",
terwijl de „Hamb. Nachrichten" eischen een
keizerlijken hulde voor het dappere Neder
landsche volk.
Dinsdag 5 Maart kwam namens het Konink
lijk Huis de Prins de bemanningen huldigen
en onderscheidingen verleenen.
Niet echter in een openbaar festijn, neen
met de boot de zee op vlak bij het wrak;
slechts één verslaggever werd toegelaten.
„We hebben tezamen veel doorleefd. Ik ben
er zelf getuige van geweest dat jullie je leven
hebt gewaagd voor de schipbreukelingen", al
dus sprak de Prins.
Des avonds gewerd Z. K. H. zelf de Engel
sche onderscheiding der Bath-orde.
We zouden hier gevoegelijk kunnen eindigen.
Doch er is nog een merkwaardig feitje:
Echt Nederlandsch begon die dagen in de
bladen een debat over de al of niet aanwezig
heid van voldoende reddingsmateriaal aan
den Hoek en andere plaatsen.
Op Donderdag 7 Maart meldde „De Maas
bode": Z. K. H. de Prins heeft het Bescherm
heerschap aanvaard van de Zuld-Hollandsche
Reddingmaatschappij
Onze Tilburgsche correspondent schrijft:
Zaterdagavond omstreeks negen uur.
Onze telefoon rinkelt en als we den hoorn
van den haak genomen hebben, vertelt 'n ge
heimzinnige stem aan den anderen kant van den
draad ons, dat er 'n staking dreigt, 'n staking
van kellners op de Tentoonstelling Stad Tilburg
1934 nog wel!
We lachen wat ongeloovig.
,,'t Is een feit," vervolgt de stem, nu dringend,
„er is vannacht om twee uur daar en daar een
vergadering van de kellners en daar zal het de
finitief besluit vallen!"
We zijn toch wat nieuwsgierig geworden en
we gaan naar de tentoonstelling.
Onderweg informeeren we in 't naburig café
bij een kellner.
Van 'n staking weet de man niets, maar wel
heeft hij van collega's, die op de tentoonstelling
werken, gehoord, dat 't met de verdiensten no,
maar slapjes is.
,,'t Weer werkt ook niet mee, meneer," zegt
de man, „wij merken 't hier óók."
Wij gaan verder. In de buurt van den Ingang
der tentoonstelling hetzelfde drukke gedoe als
gewoonlijk.
Maartoch ook nog wat anders: twee
mannen loopen geregeld op den gaanden en
komenden man toe en stoppen dezen pam
fletten in de hand. Zou er toch wat broeien? We
krijgen 'n pamflet; jawel: er is iets gaande. We
zullen den lezer niet vermoeien met citaten uit
het pamflet. Ze zijn gesteld in de gebruikelijke
snorkenden taal van zekere zijde.
Onderteekenaars zijn: „Het bestuur van den
bond van Hotel-, Café- en Restaurantpersoneel
in Nederland" en „Nederlandsche Geneefsche
Bond van Hotel-' Café- en Restaurant-Perso
neel".
Er wordt in gesproken van „afschuwelijke
toestanden" e.d. en het fraais wordt besloten
met deze woorden:
Namens de burgemeesters is aan de directie
van alle bioscopen verzocht de voorstellingen
voor gisteravond af te lasten.
Het hoofdbestuur van den Nederlandschen
Bioscoopbond heeft gisteren besloten, dat alle
bioscooptheaters gisteren, op den dag van over
lijden, en op den dag der begrafenis gesloten
zullen zijn.
De Algemeene Vereeniging van Nederlandsch»
Reserveofficieren hield Zaterdag te Groningen
haar jaarlijksche algemeene vergadering.
De voorzitter, Ir. Wouter Cool te Den Haag,
res.-maj. van den Generalen Staf sprak bij den
aanvang eenige woorden, waarin hij zijn leed
wezen uitsprak over de ongesteldheid van
Z.K.H. Prins Hendrik, wien volledig herstel
werd toegew scht.
Spr. heet voorts den vertegenwoordiger -,n
den Minister van Defensie, majoor Lagaay wel
kom, evenals den vertegenwoordiger der X'ath.
Organisatie .luitenant kolonel O. R. Plet en de
afgevaardigden van de Chr. organisatie en het
Indische leger.
Spr. gaf hierna een kort overzicht van het
jaarverslag, waarin werd gememoreerd dat het
aantal leden steeg van 1242 tot 1296. Daarbij
had spr. mededeeling ontvangen dat 22 nieuwe
adspirantleden waren ingeschreven zoodat In
werkelijkheid de 1300 is overschreden.
Telegrammen werden gezonden aan H.M. de
Koningin en Z.K.H. den Prins.
Welkom werd geheeten het eerelid Generaal
b.d. C. J. Snijders, wien dank werd gebracht
voor het vele dat hij voor de vereeniging ge
daan heeft.
De afdeeling Amsterdam, die een motie had
ingediend tegen afbraak van het Nederlandsche
leger, trok deze in, nadat de voorzitter had
verklaard, dat geen der leden het met de be
doeling van de motie oneens is.
Als plaats voor de volgende vergadering werd
Apeldoorn aangewezen. Als leden van het
hoofdbestuur werden herkozen dr. J. de Jong,
C. Kuppers en mr. J. C. Horsman. In de
plaats van den heer A. D. J. Bekker, Enschede,
werd benoemd de heer J. J. G. Boon, res.-
kapitein te Winschoten.
Bij de rondvraag werd de noodzakelijkheid
van de bescherming tegen aanvallen uit de
lucht bepleit.
Vervolgens werden de gasten ten stadhuize
te Groningen officieel ontvangen.
„en..,, gebruik uw eten en drinken niet
in de inrichtingen van deze pachters. Doe dit
elders!
Laat de heeren Gielisse en.van Woerkom
beseffen, dat gij deze toestanden verafschuwt,
gebruikt elders uw consumptie,"
De boycott dus!
De vergadering van Zaterdagnacht is door
gegaan. We zijn door een bevoegde instantie
over het verloop ervan ingelicht. We hebben er
den heer F. van Santvoord, den voorzitter van
de afd. Tilburg van den R. K. Bond van Hotel-,
Café- en Restaurantpersoneel „St. Antonius",
over aangesproken, die de bijeenkomst had bij
gewoond.
Het verloop van die bijeenkomst was min of
meer vreemd. Er waren naar schatting ongeveer
30 kellners opgekomen, doch niemand wist wie
de vergadering feitelijk had uitgeschreven; er
was geen bestuur nog minder een voorzitter en
aanvankelijk bleek er ook bij niemand animo
te bestaan om 't woord te voeren.
Toen eindelijk de tongen los kwamen werd
er In plaats van kwaad, goed gesproken over de
heeren Gielisse en van Woerkom en met de
verspreiding van het bewuste pamflet bleek
men 't beelemaal niet eens.
In verband met het minder goede weer der
eerste dagen waren er inderdaad kellners, die
met reden klaagden over slechte ontvangsten.
Men had echter het contract aanvaard en men
zou er zich aan houden.
De vergadering nam tenslotte het besluit, dat
de heer van Santvoord met de bedoelde heeren
restaurateurs zou gaan spreken, om te trachten
een kleine geldelijke vergoeding of 'n tegemoet
koming in natura (eten) te verkrijgen.
De heer van Santvoord heeft zich Zondag
morgén direct van de hem opgelegde taak ge
kweten en wat meer is: met gunstig resultaat.
De heer van Santvoord was vol lof over de
ondervonden tegemoetkomendheid.
Intusschen werd ook Zondagvoormiddag het
bewuste pamflet verspreid. Tegen den uitdruk-
kelijken wil van alle betrokken kellners in!
Eerst toen men 's middags uit naam van de
belanghebbenden telefonisch de hoofdbesturen
van de beide bonden, die 't vlugschrift teeken
den, dringend had verzocht de verspreiding te
staken, werd hieraan gevolg gegeven
Commentaar is overbodig!
Tenslotte kunnen wij nog melden, dat Zon
dagavond laat volgende verklaring, ondertee
kend door het overgroote deel van de betrok
ken kellners ons werd ter hand gesteld:
„Met verbazing en verontwaardiging hebben
ondergeteekenden kennis genomen van de actie,
gevoerd door middel van pamfletten, door twee
Hotel-Café-Rest.-bonden, waarin woorden wer
den gebezigd, die door het overgroote deel der
kellners der tentoonstelling „Stad Tilburg" als
Intense leugens worden bestempeld.
Zij gevoelen zich verplicht ter kennis van het
publiek te brengen, dat zij deze bonden in niets
hebben' verzocht, integendeel, dat zij in alle
opzichten deze methode van handelen ten zeer
ste verfoeien."
7—T-
kVS::
De uitgebrande meubelfabriek van de fa.
van Rossum in de Elandstraat te s-Hage
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie).
HET BELEID DER CRISISCENTRALE
Minister Steenberghe eere-voorzitter.
Zijne Ex. mr. M. P. L. Steenberghe, minister
van Economische Zaken, heeft het eere-voor-
zitterschap van de Koninklijke Nederlandsche
Jaarbeurs aanvaard.
De Crisis-Zuivel-Centrale maakt bekend,
dat voor de periode van 8 Juli tot en met 14
Juli 1934 de prijs voor het taxe-gedeelte van
consumptiemelk, gekocht op regeerings-ccm-
tract, is bepaald op 514 cent per.liter, met
dien verstande, dat voor melk van de eerste
klasse deze prijs wordt verhoogd met de
kwaliteitspremie en voor die van de derde
klasse wordt verminderd met de kwaliteits
afdracht van 14 cent.
De afdracht op andere ln consumptie ge
brachte melk is vastgesteld op 2 cent per liter.
r^jÉÈmm
Z. K. II. Prins Hendrik begeeft zich aan boord van de loodsboot Hellevoet
sluisom de reddingspogingen bij de Berlin-ramp te leiden.
VJSSCHERIJ.
Bij beschikking van den Minister van Econo
mische Zaken van 3 Juli 1934, afd. Visscherijen,
is bepaald, dat, in het belang van de uitoefening
van de visscherij, met afwijking van het voor-
geschrevene in art 2, lid 1, van het Bijzonder
Visscherijreglement IV (Staatsblad 1932, no.
315), voor het gebied, waarop dit reglement van
toepassing is. tot wederopzegging, doch uiter
lijk tot en met 30 Juni 1935, de kleinste maas
wijdte voor wargarens 45 mm bedraagt.
Bij beschikking van den Minister van Econo
mische Zaken van 3 Juli, afd. Visscherijen, is
bepaald, dat, in het belang van de uitoefening
van de visscherij, met afwijking van het voor-
geschrevene in artikel 12, letter a. van het Ri-
viervisscherijreglement, tot wederopzegging,
doch uiterlijk tot en met 30 November 1934, aan
visschers, in het bezit van een daartoe strekken
de vergunning van het districtshoofd, wordt toe
gestaan met een aaskuil te visschen in het
Hollandsch diep, boven de Moerdijksche brug.
HOOFDINGENIEUR UTR. PROV.
WATERSTAAT.
Ir. F. E. Enschede volgt den heer
Mussert op.
In de gisteren gehouden zitting van de
Provinciale Staten van Utrecht is tot opvolger
van den heer ir. Mussert benoemd als Hoofd
ingenieur van den Utrechtschen Provincialen
Waterstaat de heer ir. F. E. Enschede, ingenieur
van den Provincialen Waterstaat te Groningen.
In de vorige zitting was deze benoeming op
voorstel van den heer Suring (R.K.) aange
houden, na een korte bespreking in besloten
zitting.
Ir. Enschede was de eerstgeplaatste op de
voordracht en behaalde 27 van de 40 uitge-
brachtet stemmen.
Linkerbeen en linkerarm afgereden.
Gisterenmiddag is de arbeider Zwoferink,
werkzaam bij .de gemeentelijke werkverschaf
fing te Rijssen, toen hij van zijn werk kwam,
op dén önbewaakten overleg te Rijssen door
een trein aangereden. Zijn linkerbeen en lin
kerarm werden hem afgereden, terwijl hij
voorts aan het hoofd werd gewond.
Na verbonden te zijn is hij per trein naar
Almelo vervoerd, vanwaar hij per ziekenauto
naar het ziekenhuis aldaar werd overgebracht.
De meening van de regeering
en den rechter
Geache Redactie.
Wilt u zoo vriendelijk zijn onderstaande re
gelen te plaatsen. Bij voorbaat dank.
Ik heb in Uw dagblad gelezen onder het op
schrift. „Centralisatie van Crisisdiensten" een
en ander dat ontleend was aan de Memorie van
Antwoord der regeering aan de Tweede Ka
mer, inzake het wetsontwerp tot nadere wijzi
ging van de Landbouw-Crisiswet 1933 en de
intrekking van de tarwewet, de Crisis-Zuivei-
wet cn de Crisis Varkenswet.
Wij zouden daarop niet dieper Ingaan, wan
neer de regeering in deze antwoord-nöta zich
naar onze meening niet al te gemakkelijk had
afgemaakt van enkele brandende vraagstukken
betreffende het beleid van de Ned. Varkens-
Centrale in het algemeen. Immers,, indien we
naast elkander leggen deze Memorie van
Antwoord en de dagblad-verslagen terzake het
rechtsgeding te Rotterdam over de oplichting
van de Varkens-Centrale, dan verschillen de
ze beide, op punten waarop ze gelijkluidend
moeten zijn, zoo hemelsbreed, dat ons een op
merking van het hart moet.
Niet dat het onze bedoeling is. ongemotiveer
de critiek te lanceeren over het beleid van
bepaalde Crisis-Centrales, die de belangen
van ons bedrijf zoo niet in den weg staan, dan
toch zeker bemoeilijken. Maar aan den ande
ren kant kunnen wij ons niet indenken waar
om de Minister van Economische Zaken a.i.
er toe over moest gaan een niet heelemaal
juiste voorstelling van zaken te geven aan de
volksvertegenwoordiging.
Want naar onze bescheiden meening is zulks
geschied. ma
Zeker, de Minister van Economische Zaken
a.i., die inmiddels zijn portefeuille heeft over
gedaan aart mr. Steenberghen, die Maandag'j.ï.
het Departement van Economische Zaken als
Minister heeft betrokken, dr. Cölijn dan, moge
volgens de Memorie van Antwoord zijn uiter
ste tevredenheid hebben betuigd over het be
leid van Minister Verschuur (die alle onge-
wenschte uitwassen der diverse Crisis-Centra
les aan zijn Departement steeds hechter zag
vastgegroeid) en alle getroffen maatregelen als
de juiste en eenig mogelijke en noodzakelijk
hebben gekwalificeerd, dit doet aan het feit
niets af, dat de feiten der ervaring daarvan
geen enkele gunstige getuigenis afleggen.
Wij willen er niet over twisten of de vroeger
genomen besluiten de juiste zijn en de toets der
critiek volkomen kunnen doorstaan.
Onmogelijk kunnen wü ons vereenigen met
de uitlating in de Memorie van Antwoord, dat
de regeering niet doof is voor critiek die op
crisis-maatregelen wordt uitgeoefend, doeti
zelfs waardo hecht aan critiek, mits in behoor
lijken vorm geuit.
Verder staat daarin te lezen, dat de gelever
de critiek onjuist of althans schromelijk over
dreven is geweest.
Aldus gaat het hier over critiek.
Ook wij hebben gecritiseerd op crisismaatre
gelen, die eveneens van toepassing waren op
ons bedrijf. Wij zijn misschien in onze critie-
ken wel eens fel geweest, en dan hebben wij
daartoe reden gehad, doch nooit kan ons verwe
ten worden, dat wij ons onbehoorlijk hebben
geuit.
Onjuiste critiek hebben wM nooit gevoerd, en
schromelijk overdreven hebben wij de feiten
evenmin.
Maar wij vragen ons af, hoe de regeering to*
een dergelijke voorlichting aan de volksverte
genwoordiging in de Tweede Kamer kan over
gaan, wanneer bijna gelijktijdig in het bekende
Rotterdamsche proces tegen Feuschgens c.s. de
president der Rotterdamsche Rechtbank eerlijk
gezegd op een fatsoenlijke manier de getuigen-
vertegenwoordigers der Ned. Varkens Centrale
den mantel uitveegt, over het wanbeleid der
Centrale.
Dat is toch maar gebeurd en de heeren ver
tegenwoordigers der N. V. C. hebben aardig wat
te slikken gekregen.
Critiek, zegt de regeering, werd altijd onder
zocht, maar een klacht aldus blijkt uit het
getuigenverhoor in het geval Feuschgens
door een inspecteur op de Varkens Centrale
bekend gemaakt, werd niet onderzocht, noch
ter kennis gebracht van den directeur.
Was die klacht wel degelijk onderzocht ge
worden dan was volgens de meening van net.
O. M. de gegrondheid daarvan gebleken en het
geval P. zooals het heet had een heel wat
minderen omvang aangenomen.
Als wij hieraan nog toevoegen, dat de Presi
dent der Rotterdamsche Rechtbank Lijkbaar
verward in het kluwen van al de knoeierijen, op
'n gegeven oogenblik de verzuchting slaakt.
„Nu, 't is te iiopen, dat spoedig de handel za1
kunnen worden vrij gegeven
Dan is dit geen pluim op de hoed van «e
Ned. Varkens Centrale, omdat zjj de belangen,
haar toevertrouwd, op soo „schitterende' wijze
behartigde. En als de president zegt, spreken
de over de Ned. Varkens Centrale.
„Ja, het was een soepel bedrijf! SlaPPe bacon
en een slappe regeling", dan voegen wij daaraan
geen woord toe, want deze teekeping is volko
men geslaagd.
Nog een enkele bemerking.
Wanneer de vertegenwoordigers van ons be
drijf. zooals maar al te vaak gebeurd is, pro-
tcsteeren tegen een of andere maatregel,door
de N. V. C. getroffen, dan werd ons te verstaan
gegeven dat de minister (toenmaals Mr. Ver
schuur) al deze maatregelen'niet zijn volle ver
antwoordelijkheid dekte.
Allemaal mooi en best, maar daaruit, hebben
wij verstaan, dat deze bewindsman dan ook
verantwoordelijk is geweest voor alles wat de
N. V. C. deed, ook wat zij verkeerd deed.
Een ieder trekke zijn conclusies, daarin
staat hij vrij- Wij zeggen er niets: meer van,
maar het is naar onze meening toch wel er
gerlijk dat in de bedoelde Memorie van Ant
woord de regeering zich uit op een wijze, die
in lijnrechten strijd is met wat op de Rotter
damsche Rechtbank te dier zake is naar vo
ren gebracht.
C. JANSEN.
Seer. R. K. Slagersvercehiging Gouda,