DE KLOK.
DONDERDAG 4 OCTOBER 1934
DE ECONOMISCHE POSITIE VAN
ROTTERDAM MEDIO '34.
Verklaring voor de opmerkelijke
toeneming van het verkeer.
Te danken aan de kunstmatige
opzweping van de bedrijvig
heid in Duitschland.
HOLLANDSCHE MIJ. VAN
LANDBOUW.
DE GESCHIEDENIS VAN HET PEST-
EN DOLHUIS.
ALGEMEENTE VERGADERING TE
ROTTERDAM.
UIT HILLEGERSBERG.
DE WINKELIERSVEREENIGING.
MAASSLUIS.
SCHOONHOVEN.
GOUDA
DE MOORDAANSLAG.
BLEISWIJK.
VLAARDINGEN.
VLAARDINGSCHE KOLENCENTRALE.
M. a.
In de „Economisch-Statistische Berichten"
publiceert mr. W F. Lichtenauer, de adj.-secr.
van de Rotterdamsche Kamer van Koophandel,
volgende beschouwing over de economische po
sitie van Rotterdam in het midden van 1934.
Gedurende het eerste halfjaar 1934 heeft het
verkeer over de groote Nederlandsche zeehaven
Rotterdam, een opmerkelijke toeneming ver
toond. Dit verschijnsel is van voldoende belang,
om het hieronder afzonderlijk in oogenschouw
te nemen en wel wat nauwkeuriger dan in de
gewone driemaandelijksche aanteekening daar
omtrent in dit blad pleegt te geschieden. Aan
leiding tot zoodanig onderzoek moet te meer
aanwezig worden geacht, omdat op het eerste
gezicht een tegenstelling schijnt te bestaan tus-
schen wat de verkeerscijfers ons voor oogen
stellen en den weinig opgewekten toon van de
beschouwingen, die de woordvoerders van Rot
terdam omtrent den toestand van het econo
misch bestel der stad doen hooren.
De voornaamste moeilijkheden, die volgens
de geuite klachten aan hernieuwd opwaarts
streven van Rotterdam in den weg staan, zijn
de agrarische regeeringspolitiek, waardoor han
del in en vervoer van buitenlandsche goederen
worden belemmerd, alsmede de wankele econo
mische toestand van Duitschland, die, gevoegd
bij de natuurlijke neiging van dat rijk tot be
voorrechting van zijn eigen zeehavens, de be
staanszekerheid van onze havenstad in gevaar
brengt. De vraag is dus, of nadere beschouwing
van de cijfers en/of van de feiten, die daaraan
ten grondslag liggen, de geduchtheid bevestigt
of althans leert, dat de óogenschijnlijk bevre
digende gegevens niet voldoende waarborg
bieden tegenover de ongunstige tendenzen.
Dé eerste moeilijkheid van technischen aard,
die wij hebben te overwinnen, is deze, dat van
het havenverkeer over den Nieuwe Waterweg
slechts dat gedeelte, hetwelk zich over de ha-
wen van Rotterdam in engeren zin beweegt, vol
doende bekend is. De vooruitgang van dit laat
ste nu heeft uit algemeen Nederlandsch oog
punt slechts betrekkelijke waarde, omdat de
winst voor een belangrijk gedeelte is behaald
ten koste van de haven van Schiedam, die zich
een opmerkelijk aandeel aan het stukgoedver-
keer had verworven vóór de jongste verlaging
van het Rotterdamsche havengeld. Het zou
daarom alle aanbeveling verdienen om bij de
beoordeeling van het goederenverkeer den
Nieuwe Waterweg steeds als één geheel te be
schouwen, ware het niet, dat te dien aanzien
aan de hand van de bekende statistische ge
gevens niet voldoende in details kan worden
onderscheiden tusschen in- en uitvoer eener
zij ds en doorvoer anderzijds.
Intusschen leeren ook de algemeene cijfers
wel reeds iets. De in- en uitvoer ter zee (dus
doorvoer niet inbegrepen) over alle havens van
Hoek van Holland tot en met Dordrecht/Zwijn-
drecht heeft bedragen:
.slssiq
•Sgrnis
ïffvper
Uitvoer
le halfjaar le halfjaar
1933 1934
(In tons van 1.000 kg.)
3.127.038 3.102.193
1.042.460 1.339.717
Voor den invoer in Nederland langs de
Nieuwe Waterweg zien wij dus achteruitgang.
De oorzaak daarvan is vooral gelegen in de ver
mindering van den graaninvoer. De tendenz van
de regeeringspolitiek, welke niet bevorderlijk
is voor den invoer van buitenlandsche granen
(crisisheffingen, compensatie-voorschriften, na
streven van vervanging van buitenlandsche
voedergranen door inlandseh voer), teekient
zich hier af. Ook de (monopolie) rechten op
fruit en groente hebben reeds geleid tot ver
mindering van den invoer in ons land. Daar
door is waardevol stukgoed voor de haven ver
loren gegaan. Gelukkig hebben de invoeren van
aardappelen en appelen tot dusver den schok
onderscheidenlijk goed en vrij goed doorstaan,
doch het verloop van zaken laat weinig twijfel,
dat ook hier kentering zal moeten intreden.
De Nederlandsche uitvoer over de havens
langs den Nieuwe Waterweg is daarentegen ge
stegen met bijna 300.000 ton. Ongelukkigerwijs
leert nadere analyse van de cijfers, dat de ver
meerdering van zeer beperkten aard is. Het
verschijnsel wordt voor het overgroote gedeelte
veroorzaakt door toeneming van den uitvoer
van steenkool en stookolie, een speciale tak van
vervoer, die voor de werkgelegenheid in de
haven van ondergeschikt belang is. Voor het
overige is de toeneming vrijwel geheel ver
klaard met de vermelding van den hoogen uit
voer van benzine in het eerste kwartaal. Ook
dus een zeer eenzijdige en afzijdige factor.
De behoeften en de productiviteit van het
binnenland zijn dus in 1934 als grondslag voor
de activiteit van de havenstreek langs den
Nieuwe Waterweg in de groote lijnen onver
anderd onvoldoende gebleven.
Rest de doorvoer, die inderdaad in beide
richtingen sterk is toegenomen:
le halfjaar le halfjaar
1933 1934
Van zee 4.484.351 5.821.548
Naar zee 3.709.456 4.377.785
Wordt nu door dezen imposanten aanwas voor
de haven meer en beter vooruitzicht geopend?
Om te beginnen met den doorvoer zeewaarts,
deze is reeds verklaard door de toeneming van
de hoeveelheden Duitsche steenkool, die den
Nieuwe Waterweg passeeren als bunkerkool
f200.000 ton) en ter levering aan Italië (700.000
ton). Voeg daarbij enkele andere, meest ruwe
stoffen, dan is de stijging reeds geheel beschre
ven. De mislukking van de Duitsche pogingen
tot forceering van den uitvoer van bewerkte
producten heeft uiteraard tot gevolg gehad,
dat Rotterdam toch als uitvoerhaven van de
Middel-Europeesche nijverheid reeds in de
achterhoede geen verbetering uit dien hoofde
kon nawijzen.
De doorvoer landwaarts toont dan de geduch
te stijging van bijna 1.350.000 ton, een toene
ming, waarbij de havens aan Elbe en Schelde
ver zijn achtergebleven. Wij registreeren hier
het gewone verschijnsel, dat toeneming van de
aanvoeren van grondstoffen, de massale ver
schepingen, door de tegenwoordige natuurlijke
gesteldheid van N.-W. Europa als het ware
automatisch den Nieuwe Waterweg ten goede
komt. De grootscheepsche poging tot Ankurbe-
lung van de Duitsche industriëele bedrijvigheid
teekent zich hier af.
De er' invoeren in Rotterdam en Vlaardin-
gen zijn met ruim 1.000.000 ton gestegen, vooral
ijzererts. Voor het overige zien wij b.v den
doorvoer van steenkool, oliezaden, vezels, ruwe
metalen en halffabrikaten daarvan, oliën en
vetten, harsen en gommen, hout, huiden en vel
len, enz. stijgen, als even zooveel getuigenissen
voor de Duitsche inspanning tot verschaffing
van werk aan de industrie. Het is duidelijk, dat
met de beperking van deze plannen, die onver
mijdelijk is, ook de levendigheid in de Rotter
damsche haven weder zal moeten inzinken.
Overigens valt vermeerdering te constateeren
van het Rijnvervoer van granen naar boven. De
Rotterdamsche graanhandel staat daar buiten.
Het betreft hier vooral Oost-Duitsch graan, dat
buitenom naar het industriëele westen des rijks
wordt vervoerd. Eenige verwachting, dat de
toestand van onzen graanhandel, die vroeger
vooral op het Duitsche achterland steunde, ver
betert, kunnen wij dus aan dit verkeer, dat al
weder geheel afhankelijk is van de Duitsche
agrarische politiek, niet ontleenen. Wat te dezen
aanzien de gevolgen van de droogte zullen uit
werken, moet worden afgewacht.
Merkwaardig is, dat de doorvoer van het
groote Rotterdamsche marktartikel overzeesch
fruit tot dusver op peil is gebleven, terwijl de
aanvoeren tot binnenlandsch verbruik reeds
daalden. Voor overzeesche appelen was er b.v.
zelfs nog stijging. Dit kan, naar valt te vreezen,
zoo niet duren. De internationale handel heeft
een zekere verbruikscapaciteit van de binnen-
landsche markt noodig als grondslag voor zijn
operaties. Op den duur is het niet mogelijk,
om het binnenlandsche verbruik te drukken en
toch aanbod en vraag van buiten de grenzen
op hetzelfde peil te houden. De concurrentie
vooral in Antwerpen ligt daartoe te waak
zaam en voortdurend op de loer. Voor zoover
Duitschland kooper is, dreigen overigens natuur
lijk ook ten aanzien van deze verbruiksgoede-
ren moeilijkheden, wanneer en zoolang de toe
stand in dat land niet verbetert.
Het zou dus zeer verkeerd zijn, om te bouwen
op een gang van zaken, die, niet anders dan in
de jaren 1926/1929, slechts is te danken aan een
kunstmatige opzweping van de bedrijvigheid
in Duitschland. Het is zelfs de vraag, of de
dezen zomer opgekomen grootere betalings
moeilijkheden het voordeel voor onze stad niet
vrij illusoir hebben gemaakt. Het is niet mijn
bedoeling door het naar voren brengen van
deze feiten moedeloosheid te prediken. Veeleer
zij deze ontleding van de gegevens een aan
sporing tot activiteit aan alle Rotterdammers,
die iets kunnen bijdragen aan de afwending van
verdere moeilijkheden. Daartoe zij hun aanbe
volen:
1. wat het binnenland betreft: bestrijding van
alle den handel belemmerende crisisregelingen,
die niet (meer) strikt noodzakelijk zijn om an
dere bedreigde vaderlandsche belangen te schra
gen;
2. wat het buitenland betreft: uitoefenen van
voortdurenden aandrang op onze autoriteiten,
ten einde de belangen van den Rotterdamschen
in- en doorvoerhandel, van onze zee- en Rijn
vaart, van onze havenbedrijven in hun opmerk
zaamheid aan te bevelen als prominente Ne
derlandsche belangen, die ook bij de onderhan
delingen met het buitenland zwaar moeten we
gen.
Een interessant stukje geschiedenis.
Bij gelegenheid van het zilveren jubileum
van de Psychiatrische inrichting „Maasoord'
heeft de heer J. v. d. Leen, administrateur van
genoemd instituut, een boekje geschreven van
ongeveer 50 pagina's inhoud, dat de historie
behandelt van het voormalige Pest en Dolhuis
der gemeente aan de Hoogstraat.
Als aangenaam causeur schenkt ons de heer
v. d. Leen tal van interessante bijzonderheden
over de verzorging van de geesteszieken, de
inrichting der gebouwen en veelsoortige be
palingen voor het verplegend personeel. De
zeer primitaieve situaties worden zeer dui
delijk gekarakteriseerd, mede aan de hand van
een reeks foto's. Waarlijk in de verzorging van
de patiënten zijn ontzaglijke veranderingen
gekomen.
Merkwaardig is nog, dat in de vorige eeuwen
ook reeds katholieke zusters en broeders zich
de zorg van deze zieken hadden aangetrokken.
De uitgave, een belangrijk stukje geschiede
nis, is in exploitatie bij Kramers en Zoon's
Boekhandel en kost 65 cent ingenaaid en 1.10
gebonden.
EM. EPPLE EN F. DE WITT HUBERTS.
Bij Gebr. Koch te Rotterdam.
Prof. Emil Epple is een Duitscher, geboortig
uit Stuttgart en later te München gevormd. Hij
woonde lange jaren te Rome en werkte voor
den oorlog in Londen en Parijs en ook in ons
land. Hij is niet jong meer, diep in de vijftig,
en maakte vooral als beeldhouwer naam.
Als zoodanig is hij echter thans bij Gebr.
Koch te Rotterdam alleen te kennen uit een
paar kleine beeldjes, die een onvoldoenden in
druk geven van zijn talent, en uit de reproduc
ties in een paar kunsttijdschriften, die ons een
krachtige plastiek doen zien van sterk gebonden
vormen. Verder hangt hier, en daar is het eigen
lijk om te doen, een collectie aquarellen: zuide
lijke landschappen, stilleven en figuur, die
echter minder kunnen bekoren. Zooals zoo dik
wijls bij Duitsche schilders, vinden we bij Epple
een keurschaal, waar men zich als Hollander
moeilijk mee verzoenen kan. Wat bij onze
Oosterburen forsch en gedurfd 1/ et, is voor ons
gevoel al gauw grof en lawaaiig en de gedachte
aan onze eigen fijne aquarellisten verstoort ons
genoegen in deze Germaansche uitbundigheid.
Toch zijn er wel enkele bladen die voldoening
geven, zooals b.v. de landschappen uit Zuid-
Frankrijk met het stadje Cassis. Belangrijker
ijken ons nog de ontwerpen voor wandschilde
ringen, al zijn die niet verder gekomen dan
een eerste, tamelijk ruwe schets. Hier vinden
we ook in de twee dimensies de beste eigen
schap van den beeldhouwer Epple terug, n.l.
zijn uitgesproken decoratief en versierend
talent.
Over Fred. P. W. de Witt Huberts valt verder
niet veel te zeggen. Als schilder is hij een
zwakke figuur. Zijn kleur is schril en dor. De
vormen komen bij hem niet los in de ruimte
te staan, zoodat een rotspartij hem mislukt. Zijn
aanleuning op Van Gogh als hij boomen schil
dert brengt hem maar verder van huis. Het is
overigens wel zeker dat de waterverf hem het
beste „ligt", want de eenige aquarel die er
hangt, een berglandschap, is verre superieur
aan de olieverfschilderijen.
JAN N.
H Zonder RECLAME gean omzet, j?
gean winst; de DRUKINKT Is de
kracht van 't huidige zakenleven
De Hollandsche Maatschappij van Landbouw
heeft vandaag in de Diergaarde te Rotterdam
onder presidium van den heer P. Stapel Czn.
haar 138ste algemeene vergadering gehouden.
De voorzitter hield een openingsrede, waaraan
wij het navolgende ontleenen.
Nog steeds is het noodig, dat regelend wordt
opgetreden in de landbouwbedrijven en dat
wordt ingegrepen in het vrije bedrijf van den
landbouw. De landbouw zal zich moeten aan
passen, aan de toestanden ontstaan door in
krimping van het vrije ruilverkeer, waardoor
de in Nederland zoo intensief gedreven land
bouw in den knel is geraakt.
De bedoeling van de Tarwe Wet was: een
tijdelijke stabilisatie van den bestaanden toe
stand, in de hoop en verwachting, dat daarna
de akkerbouw weder in staat zou zijn, zichzelf
te helpen. De tijd heeft anders geleerd en ons
doen zien, dat zelfs met inbegrip van het in
het leven roepen van tal van andere maat
regelen, we nu, na drie jaren landbouwcrisis
wetgeving niet alleen nog niet hebben kunnen
verkrijgen een stabilisatie van het akkerbouw
bedrijf, doch naast een achteruitgang over de
geheele linie, bovendien nog een wegzinken
van het veehoudersbedrijf in de crisis tot een
diepte, zooals niemand voorzag.
Ook de veehouderij behoort te worden ge
steund door de Regeering en wel op zoodanige*
wijze, dat onderwijl dit onderdeel van het land
bouwbedrijf zich instelt op de gewijzigde om
standigheden, het niet tijdens het aanpassings
proces ten onder gaat.
De over het geheele land klinkende stem van
Minister Oud heeft voldoende in het licht ge
steld wat van onze geheele samenleving zou
zijn terecht gekomen, wanneer Nederland zijn
landbouw zou hebben laten ten onder gaan in
de crisis. De internationale toestand is nog
steeds slecht te noemen.
Minister Colijn heeft bij de behandeling van
de Landbouwbegrooting gezegd, dat de Regee
ring de beslissende bevoegdheid in handen moet
houden, maar laat de Regeering met de te
nemen maatregelen dan zoveel mogelijk over
leg plegen met de landbouworganisaties en in
de verschillende besturen, welke'regelend moe
ten optreden en in de verschillende crisisorga
nisaties deskundige personen aanwijzen, die
den landbouw beheerschen.
In de Troonrede van September 1933 wordt
medegedeeld, dat op het gebied van het execu-
tierecht voorzieningen worden voorbereid, wel
ke in bijzondere omstandigheden geboden zijn.
Bij de algemeene beraadslagingen over de
Rijksbegrooting 1934 heeft Minister Colijn als
Minister President medegedeeld, dat de wette
lijke regeling van het executierecht beoogde
niet een bloot verbod van executie, doch een
regeling, waarbij onder bepaalde omstandig
heden en onder bepaalde voorwaarden hypo
theken elders kunnen worden ondergebracht.
Waar echter nog steeds niet een wetsontwerp
inzake opschorting van executie ingediend is,
heeft het hoofdbestuur er bij het K.N.L.C. op
aangedrongen voortdurend aandacht aan deze
aangelegenheid te willen blijven schenken.
V oor jaarsvergadering.
Mededeeling werd gedaan, dat de voorjaars
vergadering zal worden gehouden te Amster
dam. Het jaarverslag werd goedgekeurd.
Bestuursverkiezing.
In de vacature B. Biesheuvel Azn. te Spaarn-
dam, hoofdbestuurslid voor Noord-Holland
werd gekozen de beer D. Staal uit Diemei:.
In de vacature P. v. d. Hoek te Pernis, hoofd
bestuurslid voor Zuid-Holland, werd gekozen
de heer A. N. Vaandrager te Rotterdam.
In de vacature C. Wolmerstett, hoofdbe
stuurslid voor groep II Noord-Holland werd bij
enkele candidaatstelling gekozen de heer Brink
man uit Zaandam.
In de vacature D. H. Jas te Brielle, hoofd
bestuurslid voor groep IV Zuid-Holland werd
bij enkele candidaatstelling gekozen de heer
de Lijster uit de Lier.
De heer P. W. van Houten te Rozenburg
werd gekozen tot commissaris der Onderlinge
Brandverzekering voor de afdeelingen van
Zuid-Holland.
Rondvraag.
Hierna was de rondvraag aan de orde.
De afdeeling Westland sprak zich uit voor
opheffing van de taxe-regeling der meJk.
IJsselmonde zeide, dat met betrekking tot de
inkrimping der koolteelt, het mes veel te diep
was gegaan. Deze afdeeling wenschte centrali
satie van de Landbouw-Crisis bedrijven en zag
gaarne eerst een nauwkeurig onderzoek inge
steld, voordat de aardappel-heffing opgedaan
wordt gemaakt.
De afdeeling Texel vroeg vrijstelling van de
heffing op het veevoeder, bestemd voor de
schapen. Texel heeft 36000 schapen en wanneer
die vrijstelling niet k omt zal de schapen
houderij ten onder gaan.
De voorzitter schorste te twaalf uur de ver
gadering. t
In de middagvergadering heeft de heer ir.
S. L. Louwes, Regeeringscommissaris voor uen
akkerbouw en de veehouderij, een inleiding
gehouden over: de Monopolie-rechten op granen
in verband met de positie der akkerbouwers
en veehouders.
De monopolie-rechten op
granen
Spreker begon zijn rede met te zeggen, dat
hij zich de onder de veehouders ontstane ont
stemming over de graanrechten wel kan voor
stellen, daar de prijzen van de met het vee
voeder verkregen producten niet loonend zijn,
hetgeen vooral sterk naar voren kwam bij de
sterke stijging van de graanprijzen van enkele
weken geleden.
Desniettemin meende spreker, dat deze con
sequentie van de regeeringspolitiek dient te
worden aanvaard.
De crisis is begonnen met een val van de
prijzen van enkele akkerbouwproducten, eerst
van suiker en in den loop van 1930 van granen.
Ook de droogte en de als gevolg daarvan
slechte oogst in verschillende groote productie
landen, heeft blijkbaar geen blijvende verhoo
ging van de graanprijzen gebracht, ondanks vele
voorspellingen in dien geest. Op de graancrisis
is de crisis van de andere producten van den
landbouw gevolgd. Ziedaar dus 't groote vraag
stuk, vrijwel alle producten van akkerbouw
en veehouderij omvattende, waarvoor de Neder
landsche Regeering staat. De Regeering had
de keuze tusschen een politiek van de zaak
op zijn beloop laten of van ingrijpen en besloot
tot het laatste.
Toen de eerste steunmaatregel voor den
akkerbouw, de tarwewet, in werking was ge
treden, deden zich. inmiddels reeds de voor
teekenen gevoelen van de komende catastrophe,
ook op ander terrein, hoewel vooralsnog de ge
dachte bleef overheerschen aan een te bestrij
den korte of langere periode van teruggang.
Geen enkel land wilde zijn landbouw opofferen
zelfs Engeland niet.
Het doel van de crisismaatregelen moet zijn
om in dezen tijd den landbouw levensvatbaar
en levenskrachtig te houden, terwijl de land
bouwer vooral het oog gericht heeft op zijn be
drijf als broodwinning en streeft naar instand
houding op den ouden grondslag.
Voor spreker is het zeer de vraag, of het Ne
derlandsche landbouwbedrijf als voorheen kan
blijven voortbestaan. De veranderde afzetmo
gelijkheden doen haar invloed gelden voor het
grootste deel van de producten van de vee»
houderij. Bij de ingetreden vermindering van
den export zal de productie zich hebben aan
te passen. Inkrimping van werkgelegenheid
moet daarnaast zooveel mogelijk worden voor
komen.
Spr. zette dan uiteen dat beperking van de
vleeschproductie noodig is. Voor zuivel is het
probleem moeilijker. Van uitbreiding kan alleen
reeds met het oog op de vleeschproductie geen
sprake zijn. In dit verband roerde spreker ook
de kwestie van de margarine boter aan, om te
dien opzichte tot de slotsom te komen, dat een
terugdringen van de margarine uiteindelijk een
beteren boterprijs en dus melkprijs tengevolge
behoeft te hebben, hetgeen als absolute ver-
eischte zou moeten worden gesteld. Wat eieren
aangaat, hangt de geheele productie-mogelijk
heid voor een groot deel af van den export naar
één land, zoodat ook in dit opzicht misschien
rekening moet worden gehouden met een ver
mindering.
Spreker bepleitte dan de wenschelijkheid om
ter vervanging van de uitvallende productie
andere producten te verbouwen en wel die,
waarvan we op het oogenblik niet voldoende
voor eigen verbruik hebben, en dat zijn granen
voor veevoeder-doeleinden.
Verbouwing van granen moet kunnen ge
schieden tegen prijzen, die niet met absolute
zekerheid onloonend zijn te noemen. De Regee
ring heeft een prijs genoemd liggende, tusschen
f7 en f8, met een wereldprijs die er f 4 k
i 4.50 onder ligt en f 5 lager is geweest. Door
bescherming en door een toeslag is in Neder
land de prijs opgevoerd.
Het brengen van den melkprijs op een loonend
peil is een moeilijk vraagstuk, dat alleen is op
te lossen als de hoeveelheid melk wordt in
gekrompen.
Natuurlijk zijn daaraan groote bezwaren ver
bonden, daar de omzet op de boerderij ver
mindert en verschillende industrieën, als gevolg
van de beperking, in moeilijkheden komen, ter
wijl daarnaast ongetwijfeld de productiekosten
zullen stijgen. Dit brengt dus kosten mede, maar
deze zullen niet zoo hoog zijn, als de noodelooze
kosten die op het oogenblik aan de voedering
worden besteed. Spr. neernt aan, dat de belas
ting van 't Nederlandsche publiek voor het ge
bruik van zijn spijsvetten niet hooger op te
voeren is. Onder deze omstandigheden blijft
slechts één middel over en dat is ook de pro
ductie van de zuivel zoodanig te regelen dat uit
eindelijk een behoorlijke melkprijsuitbetaling
bereikt wordt. Door een op deze principes ge
grondvest samenstel van maatregelen is het
naar spreker's meening mogelijk om de prijzen
op zoodanige hoogte te brengen, als in over
eenstemming is met de hoogere graanprijzen.
De weg door de Regeering met haar maat
regelen ingeslagen leek spreker in het algemeen
de juiste. Door thans van dien weg af te wijken,
zou misschien eenige tijdelijke verlichting wor
den gebracht in de uitgaven van degenen, die
graan en veevoeder moeten koopen. De redding
van de vee- en varkenshouderij moet in de
eerste plaats komen van behoorlijke prijzen
voor het eigen product. Waar die op de vrije
wereldmarkt niet meer zijn te verkrijgen, zal
een gecompliceerd samenstel van maatregelen
moeten zorgen, dat vraag en aanbod met elkaar
in overeenstemming komen, of dat een dus
danige toeslag kan worden gegeven dat de
voortbrenging loonend is. Om door dezen zwa-
ren tijd heen te komen, is aller medewerking
noodig.
Spreker gaf aan het einde als zijn meening
te kennen dat opheffing van de graanrechten in
de gegeven omstandigheden een besliste terug
gang zou zijn, in de praktijk hierop neerkomen
de dat de steun aan den akkerbouw zou worden
ingekrompen ten bate van de veehouderij, met
als gevolg een volmaakte desorganisatie van het
geheele Nederlandsche agrarische productiestel
sel.
Voorts ging spreker meer in het bijzonder in
op de ten aanzien van den varkensstapel geno
men maatregelen en de positie van de varkens
houderij.
Uit een en ander concludeerde spr., dat de
Nederlandsche varkensmarkt bezig is gezond te
worden. Het is een kwestie van tijd. De basis
voor de toekomst is nu evenwel gezonder dan
deze sedert het begin van de invoering van de
Crisis-Varkenswet is geweest.
Gisterenavond vergaderde de Winkeliers
vereniging „Hillegersberg" in Lommerrijk. De
vergadering was zeer druk bezocht. Verschil
lende kwesties kwamen in bespreking. Ook de
verruiming van den openinigstijd voor winkels
cp Zondag werd ter sprake gebracht, waarbij
men het zonderling vond, dat de bakkers, die
zich tegen de verruiming verklaarden, die ver
ruiming toch hebben ontvangen, terwijl de
slijters, die er voor waren, zijn uitgesloten.
De vergadering besloot tegen deze beslissing
op te komen en daaromtrent een adres te
richten aan den minister en aan den gemeente
raad, met de opmerking dat de meerderheid
der winkeliers tegen verruiming zijn.
De telefoontarieven werden te hoog geacht,
vooral voor zakenmenschen. Dienaangaande
was er reeds een verzoek gericht aan het tele
foonbedrijf en aan het gemeentebestuur van
Rotterdam, waarop echter nog geen antwoord
werd ontvangen.
Een plan voor het houden van een winkel
week moest men om de kosten laten varen,
doch thans zal er een letter-wedstrijd worden
uitgeschreven. De data van deze wedstrijden
werden bepaald op 23 Nov.—31 Dec.
Bij de rondvraag werd sterk aangedrongen
op de stichting van een beter postkantoor aan
den Kleiweg, daar in dit gedeelte der gemeente
het grootste aantal inwoners gevestigd is.
DE WINKELWEEK.
B. en W. maken bekend dat zij In verband
met de te houden winkelweek aan de deelne
mende winkeliers ontheffing hebben verleend
van de verbodsbepaling der winkelsluitings
wet en him hebben vergund om gedurende het
tijdvak van Vrijdag 19 tot en met Zaterdag 27
Oct. 1934, hun winkels ge.opend te houden tot
des avonds 10 uur.
RIJWIEL ONTVREEMD.
Ten nadeele van M. P. is een heerenrijwiel
ontvreemd, dat hij voor een café heeft neer
gezet.
DE SPELLING MARCHANT.
B. en W. hebben besloten do nieuwe spel
ling op de openbare lagere scholen in te voe
ren. Op de Christ, scholen is deze spelling
reeds ingevoerd en op R. K. school zal dit
binnenkort gebeuren.
De heer J.
secretaris van de
„Schoonhoven Vooruit"
BEDANKT.
B. v. Driem heeft bedankt als
winkeliersvereeniging
Toestand van het slachtoffer blijft
ernstig.
Dader naar Rotterdam overgebracht.
De dader van den moordaanslag op de Nieu
we Markt is vanochtend per trein van 9.08
naar Rotterdam getransporteerd, daar ter be
schikking gesteld van de Justitie en in het
Huis van Bewaring opgesloten.
Gisteren heeft de politie hem nog een paar
maal aan een verhoor onderworpen, doch
eenig resultaat leverde dit niet op. De meeste
vragen laat de man onbeantwoord, of hij zegt
van het drama niets te weten.
Wij vernemen nog, dat de dader het slacht
offer reeds een paar weken geleden heeft be
dreigd. L. deed hiervan toen aangifte bij de
politie, die R. op het bureau liet komen en
hem ernstig onder handen nam. Veel indruk
schijnt dit niet op den man te hebben gemaakt,
want Maandag gaf hij uitvoering aan zijn diei-
gement.
De toestand van het slachtoffer blijft nog
steeds ernstig. Tengevolge van de emotie is
hij getroffen door een tak van een beroerte.
Waar de gezondheid van het slachtoffer toch
al niet in ofde was, valt omtrent den afloop
momenteel niets te zeggen.
BURGERLIJKE STAND.
GEBOREN: Cornelia P., z. van J. W. Kou-
wenhoven en M. C. Gouweleeuw. Janna A.
J., d. van A. Veenman en T. Prins. Corne
lia J., d. van A. Dullaart en E. Maasland.
Jacob, z. van C. Molenaar en D. Lindhout.
Leendert P., z. van D. J. Breugem en M. A.
v. d. Kooij. Margaretha d. van A. Visser en
E. Zwarteveld.
ONDERTROUWD: Gerrit Zwarteveld 25 j.
en Willemijntje Hertog 22 J.
NOG EEN POSTDUIVENVEREENIGING.
Maandagavond is hier een nieuwe postdui-
venvereeniging opgericht onder den naam
„Recht aan allen". Deze vereeniging telt reeds
15 leden.
HUISVLIJTTENTOONSTELLIN G.
Op Zaterdag 13 October a.s. zal bij genoeg
zame deelname wederom een huisvlijttentoon-
stelling worden gehouden in het gebouw der
St. Jozefvereeniging. Aan alle deelnemers of
deelneemsters wordt verzocht zich vóór Maan
dag 8 October schriftelijk op te geven bij den
heer A. G. H. Ponsioen, secretaris dier ver
eeniging, Lopikerstraat 69. Ook inzendingen
ter opluistering worden gaarne ingewacht.
BOTERMARKT.
Aanvoer 40 kg. Prijs. Goeboter 80 ct.; wei-
boter 70 ct. per pond.
EIERVEILINGEN.
Waaggebouw. Aanvoer 3500 stuks, ƒ3,10—
ƒ4.65 per 100 situks. Voorhaven. Aanvoer 3800
stuks 4.304.65 per 100 stuks. Handel vlug.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Te bevragen bij: Th. van Zwieten, Prins
Hendrikstraat 9, rijwielplaatje; Broek, Spoor-
singel 15, duimstok; Oorebeek, Oosterstraat 96,
kinderschoentje; Politiebureau, dameshorloge
en sleuteltje; Gagestein, Binnensingel 180, brei
werk; Don, Trompstraat 14, gewicht; Buiten
dijk, Stationsstraat 24, postduif; Van Dorp,
Röntgenstraat 22, gouden hangertje; Pluym-
graaf, Hoogstraat 131, paar handschoenen;
Nieuwstraten, Catsstraat 7, portemonnaie met
inhoud.
De levering van 250 H.L. anthraciet voor de
gemeentegebouwen is gegund aan de Vlaar-
dingsche Kolencentrale voor fl.5$y2 per HL'
VISSCHERIJ.
Van de haringvisscherij kwamen hier binnen:
VL. 3, Th. van Zwietén met 39 last, VL. 14,
Jac. Rog met 32 last, VL. 47 A- van Noort, VL.
203. D. van Haren Sr., met 39 last, KW. 22, J.
van Beelen met 30 last haring.
SCHEEPVAARTVERKEER,
In de maand September 1934 aangekomen te
Vlaardingen 50 stoomschepen, waarvan 11 bun
kerschepen: en vertrokken 52 stoomschepen,
waarvan 11 bunkerschepen.
POSTDUIVERVER. „DE ADELAAR".
De laatste wedvlucht van dit seizoen werd
gehouden van Quivrain, afstand 181 K.M. De
uitslag luidt als volgt: 1. L. Tuinder; 2, 5, 8,
C. Hollenberg; 3. J. Vink; 4. J. van Wingerden;
6. A. Vooges; 7. M. Heinsius.
De duiven werden gelost te 8 uur. Aankomst
laatste duif 10 uur 58 min. 22 sec.
GEMEENTERAAD.
De Raad dezer gemeente zal in openbare
vergadering worden bijeengeroepen tegen
Woensdag 10 October a.s., des avonds te half 8.
BINNENGEKOMEN SCHEPEN.
In de Vulcaanhaven zijn binnengekomen de
stoomschepen „Rozenburg" om 3000 ton kolen
te laden; „Snaland" om te bunkeren; en „Vis
ten" met 1395 ton erts.
NATIONAAL ZANGCONCOURS.
Ter herdenking van het 12%-jarig bestaan
van het Chr. Mannenkoor „De Lofstem in
het voorjaar 1935, zal een groot nationaal Zang
concours worden gehouden op de Zatei dagen
11 en 18 Maart a.s. in de zaal „Harmonie
„Luister!" zei Francois, „daar is het weer."
Hij had gelijk. Een fijn geluid, alsof ergens op
een beschutte plek een klokje luidde, waarvan
merkwaardig genoeg, het aanhoudend, in el
kaar vloeiend geklingel niet vervaagde in den
storm, deed zich weer hooren.
We kwamen van het strand, waar de stoere,
Bretonsche boer mij eenige bijzonderheden ge
wezen had die ik noodig had voor mijn werk.
Reeds één keer had ik het gehoord, waarop
hij met een eerbiedig „Ave Maria" antwoordde.
Het geluid was slechts te hooren, merkte ik
iater op, tusschen twee in zee eindigende rot
sen, die als het ware een natuurlijken ingang
vormden tot den weg, die naar het dorp leid
de, en een miniatuur-haven vormden, die ech
ter bij
een weersgesteldheid als deze, on
bruikbaar was. Elk vaartuig zou onherroepe
lijk te pletter geslagen worden tegen de grau
we rotsen.
Den tweeden keer dat wij het klokje hoor
den, maakte ik een opmerking.
„Het lied van de telegraafdraden, Frangois.
Ze spelen in den wind, en zingen hun eigen
liedje, terwijl de woorden van de menschea er
langs heen vliegen."
„Telegraafdraden?" snauwde Francois. Hij
hield stil, om achter dat woord zijn volle
minachting te accentueeren. „Telegraafdraden?
Waren er honderdtien jaar geleden hier ook
al telegraafdraden? Die zijn er nu niet, die
waren er vroeger niet, die zijn er nooit ge
weest." Hij spuwde op den grond. „Jullie tut
Parijs probeeren alles te verklaren met tech
niek. Nee, mijnheer, dit geluid was er hon
derdtien jaar geleden ook. Toen voor het eerst.
TelegraafdradenHij schudde minachtend
den forschen kop.
„Het is maar een veronderstelling, Frangois,"
suste ik hem. „Geef jij dan een betere ver
klaring".
Hij keek mij aan, om te taxeeren, of ik wer
kelijk waard was, deze van hem te krijgen.
„Het is het klokje van „Onze Lieve Vrouw
van de Rots."
„Dan is het ook heel aannemelijk, dat wij het
hier hooren, Frangois. Haar beeld staat hier
niet ver vandaan, meen ik." In een van de
rotsen was een natuurlijke holte, waarin het
Maria-beeld geplaatst was. Ik had het verschei
dene malen gezien, en maar zelden gebeurde
het, dat niet een of andere visscher of vis-
schersvrouw er een oogenblik bad.
Frangois nam zijn pijp uit den mond, en
hield me vast. Hij bracht zijn mond dicht bij
mijn oor, om me zoo duidelijk mogelijk te ant
woorden.
„U hebt de klok gehoord, mijnheer?"
„Tweemaal, Frangois."
„Die klok is van Onze Lieve Vrouw, mijn
heer, ze luidt zelf wanneer het stormt, om een
uitvaart, een begrafenis in te luiden".
„Onzin. Dan hadden jullie het een keer
moeten zien".
„Neen mijnheer, een beeld kan niet luiden,
een beeld kan een klok niet in beweging bren
gen".
„Maar heb je dan al eens gezien, dat de
klok in beweging wordt gebracht, als je het
zelf niet doet?"
Frangois lachte medelijdend. „Hebt u dan
nog niet gezien, dat het klokkehuisje leeg is?
Er is geen klok, mijnheer, die klok werd ge
stolen! Honderdtien jaar geleden. En sedert
dien hooren wij haar, maar gezien hebben wij
haar nooit meerEn steeds beduidt het dat
iemand sterven zal, als straf, denk ik.
„Je spreekt nogal raadselachtig, Frangois".
„Ik zal u het verhaal vertellen. Kom mee
naar de rots".
Het klokkenhuisje was inderdaad leeg. Da
as hing scheef en verroest in het hout, het
Maria-beeld stond beschermd door de ruwe
steen van de rots.
Honderdtien jaar geleden, mijnheer, heerschte
er hier in het dorp groote armoede. De visch-
vangst was slecht, de meuschen hadden mets,
om zich het noodige aan te schaffen. Binnen
korten tijd was er gebrek aan alles. Wij zijn
arme visschers, mijnheer, die leven van den
eenen dag in den anderen, en ons onderhoud
putten uit hetgeen de zee levert.
Nooit is er iemand hier rijk geweest, maar
ook nooit was er één, die stal. Dat jaar gebeurde
echter het ongehoorde.
Antoine Montrouge kreeg het te kwaad met
zich zelf. Thuis lag zijn vrouw ziek, geneesmid
delen waren er niet, brood al evenmin. Het is
hard, mijnheer, als je ziet, dat je vrouw en
kind (hij had nog een zoontje) honger moeten
lijden, omdat er geen geld is, geen franc, geen
centime.
Hij schaamde zich, bij anderen te gaan vra-
Sen> maar hij schaamde zich niet..,." Frangois
werd plotseling bleek, „hoort u het ook weer?"
De storm joeg fluitend langs den hollen weg,
die uitliep tusschen de rauwe, massieve rotsen.
„Neen, Franois, ik hoor niets".
maar hij schaamde zich niet om te ste
len, vervolgde de boer weer. „Om te rooven
van onze Moeder, die ons altijd op zee be
schermd heeft. Hij stal van Maria! Hij wilde
geld hebben, hij wilde zijn vrouw laten leven.
Mijnheer! Hij stal de klok om die te kunnen
verkoopen ergens in de stad.
Het moet op een avond geweest zijn als deze,
dat hij er op uitging. Hij is nooit teruggekomen.
Een oude visscher, die de gewoonte had, het
klokje 's morgens vroeg te luiden, kwam de
inwoners waarschuwen. Men zocht en zocht, en
ontdekte bloed aan het klokkehuis.aan een
spijker hing een stuk stof. Zoo wist men, wie
de dader moest zijn".
„En wat is er van Montrouge geworden?
„Hij moet inplaats van links den weg te
nemen, de richting van de zee genomen hebben.
Er zijn er, die beweren, een gil gehoord te heb
ben. Niemand werd vermist dan Antoine Mont
rouge. De gil kwam uit zee> mijnheer, langs
den hollen weg. En sedert dien hoort men,
wanneer het stormt, de klanken van de -klok,
bedekt en vaag, omdat de golven er overheen
spoelen".
Ik sprak 's avonds den hotelhouder, bij wien
ik mijn intrek had genomen, over het verhaal
van Francois.
„Ach", antwoordde hij, „een idee fixe van
Frangois Montrouge".
„Montrouge? Heet hij Montrouge?"
„Ja, 't was zijn grootvader, die de klok ge
stolen moet hebben. Zijn vader is eveneons
verdwenen in een stormachtigen nacht, en nooit
weer komen opdagen. Toeval, toeval! Frangois
wilde zelf geen visscher worden, omdat hij
bang is, dat ook hij in een storm gegrepen
wordt. Wel wil hij de klok gaan zoeken, en zoo
eerherstel brengenEr gaan vele legenden
onder het Bretonsche volk".
„Maar hoe verklaart u dan het geluii, dat
klokkengetingel?"
„Misschien heeft hij toch wel gelijk, mijn
heer, misschien is het werkelijk gebeurd,...".
(NADRUK VERBODEN).