DE KLOK. DONDERDAG 4 OCTOBER 1934 DE ECONOMISCHE POSITIE VAN ROTTERDAM MEDIO '34. Verklaring voor de opmerkelijke toeneming van het verkeer. Te danken aan de kunstmatige opzweping van de bedrijvig heid in Duitschland. HOLLANDSCHE MIJ. VAN LANDBOUW. DE GESCHIEDENIS VAN HET PEST- EN DOLHUIS. ALGEMEENTE VERGADERING TE ROTTERDAM. UIT HILLEGERSBERG. DE WINKELIERSVEREENIGING. MAASSLUIS. SCHOONHOVEN. GOUDA DE MOORDAANSLAG. BLEISWIJK. VLAARDINGEN. VLAARDINGSCHE KOLENCENTRALE. M. a. In de „Economisch-Statistische Berichten" publiceert mr. W F. Lichtenauer, de adj.-secr. van de Rotterdamsche Kamer van Koophandel, volgende beschouwing over de economische po sitie van Rotterdam in het midden van 1934. Gedurende het eerste halfjaar 1934 heeft het verkeer over de groote Nederlandsche zeehaven Rotterdam, een opmerkelijke toeneming ver toond. Dit verschijnsel is van voldoende belang, om het hieronder afzonderlijk in oogenschouw te nemen en wel wat nauwkeuriger dan in de gewone driemaandelijksche aanteekening daar omtrent in dit blad pleegt te geschieden. Aan leiding tot zoodanig onderzoek moet te meer aanwezig worden geacht, omdat op het eerste gezicht een tegenstelling schijnt te bestaan tus- schen wat de verkeerscijfers ons voor oogen stellen en den weinig opgewekten toon van de beschouwingen, die de woordvoerders van Rot terdam omtrent den toestand van het econo misch bestel der stad doen hooren. De voornaamste moeilijkheden, die volgens de geuite klachten aan hernieuwd opwaarts streven van Rotterdam in den weg staan, zijn de agrarische regeeringspolitiek, waardoor han del in en vervoer van buitenlandsche goederen worden belemmerd, alsmede de wankele econo mische toestand van Duitschland, die, gevoegd bij de natuurlijke neiging van dat rijk tot be voorrechting van zijn eigen zeehavens, de be staanszekerheid van onze havenstad in gevaar brengt. De vraag is dus, of nadere beschouwing van de cijfers en/of van de feiten, die daaraan ten grondslag liggen, de geduchtheid bevestigt of althans leert, dat de óogenschijnlijk bevre digende gegevens niet voldoende waarborg bieden tegenover de ongunstige tendenzen. Dé eerste moeilijkheid van technischen aard, die wij hebben te overwinnen, is deze, dat van het havenverkeer over den Nieuwe Waterweg slechts dat gedeelte, hetwelk zich over de ha- wen van Rotterdam in engeren zin beweegt, vol doende bekend is. De vooruitgang van dit laat ste nu heeft uit algemeen Nederlandsch oog punt slechts betrekkelijke waarde, omdat de winst voor een belangrijk gedeelte is behaald ten koste van de haven van Schiedam, die zich een opmerkelijk aandeel aan het stukgoedver- keer had verworven vóór de jongste verlaging van het Rotterdamsche havengeld. Het zou daarom alle aanbeveling verdienen om bij de beoordeeling van het goederenverkeer den Nieuwe Waterweg steeds als één geheel te be schouwen, ware het niet, dat te dien aanzien aan de hand van de bekende statistische ge gevens niet voldoende in details kan worden onderscheiden tusschen in- en uitvoer eener zij ds en doorvoer anderzijds. Intusschen leeren ook de algemeene cijfers wel reeds iets. De in- en uitvoer ter zee (dus doorvoer niet inbegrepen) over alle havens van Hoek van Holland tot en met Dordrecht/Zwijn- drecht heeft bedragen: .slssiq •Sgrnis ïffvper Uitvoer le halfjaar le halfjaar 1933 1934 (In tons van 1.000 kg.) 3.127.038 3.102.193 1.042.460 1.339.717 Voor den invoer in Nederland langs de Nieuwe Waterweg zien wij dus achteruitgang. De oorzaak daarvan is vooral gelegen in de ver mindering van den graaninvoer. De tendenz van de regeeringspolitiek, welke niet bevorderlijk is voor den invoer van buitenlandsche granen (crisisheffingen, compensatie-voorschriften, na streven van vervanging van buitenlandsche voedergranen door inlandseh voer), teekient zich hier af. Ook de (monopolie) rechten op fruit en groente hebben reeds geleid tot ver mindering van den invoer in ons land. Daar door is waardevol stukgoed voor de haven ver loren gegaan. Gelukkig hebben de invoeren van aardappelen en appelen tot dusver den schok onderscheidenlijk goed en vrij goed doorstaan, doch het verloop van zaken laat weinig twijfel, dat ook hier kentering zal moeten intreden. De Nederlandsche uitvoer over de havens langs den Nieuwe Waterweg is daarentegen ge stegen met bijna 300.000 ton. Ongelukkigerwijs leert nadere analyse van de cijfers, dat de ver meerdering van zeer beperkten aard is. Het verschijnsel wordt voor het overgroote gedeelte veroorzaakt door toeneming van den uitvoer van steenkool en stookolie, een speciale tak van vervoer, die voor de werkgelegenheid in de haven van ondergeschikt belang is. Voor het overige is de toeneming vrijwel geheel ver klaard met de vermelding van den hoogen uit voer van benzine in het eerste kwartaal. Ook dus een zeer eenzijdige en afzijdige factor. De behoeften en de productiviteit van het binnenland zijn dus in 1934 als grondslag voor de activiteit van de havenstreek langs den Nieuwe Waterweg in de groote lijnen onver anderd onvoldoende gebleven. Rest de doorvoer, die inderdaad in beide richtingen sterk is toegenomen: le halfjaar le halfjaar 1933 1934 Van zee 4.484.351 5.821.548 Naar zee 3.709.456 4.377.785 Wordt nu door dezen imposanten aanwas voor de haven meer en beter vooruitzicht geopend? Om te beginnen met den doorvoer zeewaarts, deze is reeds verklaard door de toeneming van de hoeveelheden Duitsche steenkool, die den Nieuwe Waterweg passeeren als bunkerkool f200.000 ton) en ter levering aan Italië (700.000 ton). Voeg daarbij enkele andere, meest ruwe stoffen, dan is de stijging reeds geheel beschre ven. De mislukking van de Duitsche pogingen tot forceering van den uitvoer van bewerkte producten heeft uiteraard tot gevolg gehad, dat Rotterdam toch als uitvoerhaven van de Middel-Europeesche nijverheid reeds in de achterhoede geen verbetering uit dien hoofde kon nawijzen. De doorvoer landwaarts toont dan de geduch te stijging van bijna 1.350.000 ton, een toene ming, waarbij de havens aan Elbe en Schelde ver zijn achtergebleven. Wij registreeren hier het gewone verschijnsel, dat toeneming van de aanvoeren van grondstoffen, de massale ver schepingen, door de tegenwoordige natuurlijke gesteldheid van N.-W. Europa als het ware automatisch den Nieuwe Waterweg ten goede komt. De grootscheepsche poging tot Ankurbe- lung van de Duitsche industriëele bedrijvigheid teekent zich hier af. De er' invoeren in Rotterdam en Vlaardin- gen zijn met ruim 1.000.000 ton gestegen, vooral ijzererts. Voor het overige zien wij b.v den doorvoer van steenkool, oliezaden, vezels, ruwe metalen en halffabrikaten daarvan, oliën en vetten, harsen en gommen, hout, huiden en vel len, enz. stijgen, als even zooveel getuigenissen voor de Duitsche inspanning tot verschaffing van werk aan de industrie. Het is duidelijk, dat met de beperking van deze plannen, die onver mijdelijk is, ook de levendigheid in de Rotter damsche haven weder zal moeten inzinken. Overigens valt vermeerdering te constateeren van het Rijnvervoer van granen naar boven. De Rotterdamsche graanhandel staat daar buiten. Het betreft hier vooral Oost-Duitsch graan, dat buitenom naar het industriëele westen des rijks wordt vervoerd. Eenige verwachting, dat de toestand van onzen graanhandel, die vroeger vooral op het Duitsche achterland steunde, ver betert, kunnen wij dus aan dit verkeer, dat al weder geheel afhankelijk is van de Duitsche agrarische politiek, niet ontleenen. Wat te dezen aanzien de gevolgen van de droogte zullen uit werken, moet worden afgewacht. Merkwaardig is, dat de doorvoer van het groote Rotterdamsche marktartikel overzeesch fruit tot dusver op peil is gebleven, terwijl de aanvoeren tot binnenlandsch verbruik reeds daalden. Voor overzeesche appelen was er b.v. zelfs nog stijging. Dit kan, naar valt te vreezen, zoo niet duren. De internationale handel heeft een zekere verbruikscapaciteit van de binnen- landsche markt noodig als grondslag voor zijn operaties. Op den duur is het niet mogelijk, om het binnenlandsche verbruik te drukken en toch aanbod en vraag van buiten de grenzen op hetzelfde peil te houden. De concurrentie vooral in Antwerpen ligt daartoe te waak zaam en voortdurend op de loer. Voor zoover Duitschland kooper is, dreigen overigens natuur lijk ook ten aanzien van deze verbruiksgoede- ren moeilijkheden, wanneer en zoolang de toe stand in dat land niet verbetert. Het zou dus zeer verkeerd zijn, om te bouwen op een gang van zaken, die, niet anders dan in de jaren 1926/1929, slechts is te danken aan een kunstmatige opzweping van de bedrijvigheid in Duitschland. Het is zelfs de vraag, of de dezen zomer opgekomen grootere betalings moeilijkheden het voordeel voor onze stad niet vrij illusoir hebben gemaakt. Het is niet mijn bedoeling door het naar voren brengen van deze feiten moedeloosheid te prediken. Veeleer zij deze ontleding van de gegevens een aan sporing tot activiteit aan alle Rotterdammers, die iets kunnen bijdragen aan de afwending van verdere moeilijkheden. Daartoe zij hun aanbe volen: 1. wat het binnenland betreft: bestrijding van alle den handel belemmerende crisisregelingen, die niet (meer) strikt noodzakelijk zijn om an dere bedreigde vaderlandsche belangen te schra gen; 2. wat het buitenland betreft: uitoefenen van voortdurenden aandrang op onze autoriteiten, ten einde de belangen van den Rotterdamschen in- en doorvoerhandel, van onze zee- en Rijn vaart, van onze havenbedrijven in hun opmerk zaamheid aan te bevelen als prominente Ne derlandsche belangen, die ook bij de onderhan delingen met het buitenland zwaar moeten we gen. Een interessant stukje geschiedenis. Bij gelegenheid van het zilveren jubileum van de Psychiatrische inrichting „Maasoord' heeft de heer J. v. d. Leen, administrateur van genoemd instituut, een boekje geschreven van ongeveer 50 pagina's inhoud, dat de historie behandelt van het voormalige Pest en Dolhuis der gemeente aan de Hoogstraat. Als aangenaam causeur schenkt ons de heer v. d. Leen tal van interessante bijzonderheden over de verzorging van de geesteszieken, de inrichting der gebouwen en veelsoortige be palingen voor het verplegend personeel. De zeer primitaieve situaties worden zeer dui delijk gekarakteriseerd, mede aan de hand van een reeks foto's. Waarlijk in de verzorging van de patiënten zijn ontzaglijke veranderingen gekomen. Merkwaardig is nog, dat in de vorige eeuwen ook reeds katholieke zusters en broeders zich de zorg van deze zieken hadden aangetrokken. De uitgave, een belangrijk stukje geschiede nis, is in exploitatie bij Kramers en Zoon's Boekhandel en kost 65 cent ingenaaid en 1.10 gebonden. EM. EPPLE EN F. DE WITT HUBERTS. Bij Gebr. Koch te Rotterdam. Prof. Emil Epple is een Duitscher, geboortig uit Stuttgart en later te München gevormd. Hij woonde lange jaren te Rome en werkte voor den oorlog in Londen en Parijs en ook in ons land. Hij is niet jong meer, diep in de vijftig, en maakte vooral als beeldhouwer naam. Als zoodanig is hij echter thans bij Gebr. Koch te Rotterdam alleen te kennen uit een paar kleine beeldjes, die een onvoldoenden in druk geven van zijn talent, en uit de reproduc ties in een paar kunsttijdschriften, die ons een krachtige plastiek doen zien van sterk gebonden vormen. Verder hangt hier, en daar is het eigen lijk om te doen, een collectie aquarellen: zuide lijke landschappen, stilleven en figuur, die echter minder kunnen bekoren. Zooals zoo dik wijls bij Duitsche schilders, vinden we bij Epple een keurschaal, waar men zich als Hollander moeilijk mee verzoenen kan. Wat bij onze Oosterburen forsch en gedurfd 1/ et, is voor ons gevoel al gauw grof en lawaaiig en de gedachte aan onze eigen fijne aquarellisten verstoort ons genoegen in deze Germaansche uitbundigheid. Toch zijn er wel enkele bladen die voldoening geven, zooals b.v. de landschappen uit Zuid- Frankrijk met het stadje Cassis. Belangrijker ijken ons nog de ontwerpen voor wandschilde ringen, al zijn die niet verder gekomen dan een eerste, tamelijk ruwe schets. Hier vinden we ook in de twee dimensies de beste eigen schap van den beeldhouwer Epple terug, n.l. zijn uitgesproken decoratief en versierend talent. Over Fred. P. W. de Witt Huberts valt verder niet veel te zeggen. Als schilder is hij een zwakke figuur. Zijn kleur is schril en dor. De vormen komen bij hem niet los in de ruimte te staan, zoodat een rotspartij hem mislukt. Zijn aanleuning op Van Gogh als hij boomen schil dert brengt hem maar verder van huis. Het is overigens wel zeker dat de waterverf hem het beste „ligt", want de eenige aquarel die er hangt, een berglandschap, is verre superieur aan de olieverfschilderijen. JAN N. H Zonder RECLAME gean omzet, j? gean winst; de DRUKINKT Is de kracht van 't huidige zakenleven De Hollandsche Maatschappij van Landbouw heeft vandaag in de Diergaarde te Rotterdam onder presidium van den heer P. Stapel Czn. haar 138ste algemeene vergadering gehouden. De voorzitter hield een openingsrede, waaraan wij het navolgende ontleenen. Nog steeds is het noodig, dat regelend wordt opgetreden in de landbouwbedrijven en dat wordt ingegrepen in het vrije bedrijf van den landbouw. De landbouw zal zich moeten aan passen, aan de toestanden ontstaan door in krimping van het vrije ruilverkeer, waardoor de in Nederland zoo intensief gedreven land bouw in den knel is geraakt. De bedoeling van de Tarwe Wet was: een tijdelijke stabilisatie van den bestaanden toe stand, in de hoop en verwachting, dat daarna de akkerbouw weder in staat zou zijn, zichzelf te helpen. De tijd heeft anders geleerd en ons doen zien, dat zelfs met inbegrip van het in het leven roepen van tal van andere maat regelen, we nu, na drie jaren landbouwcrisis wetgeving niet alleen nog niet hebben kunnen verkrijgen een stabilisatie van het akkerbouw bedrijf, doch naast een achteruitgang over de geheele linie, bovendien nog een wegzinken van het veehoudersbedrijf in de crisis tot een diepte, zooals niemand voorzag. Ook de veehouderij behoort te worden ge steund door de Regeering en wel op zoodanige* wijze, dat onderwijl dit onderdeel van het land bouwbedrijf zich instelt op de gewijzigde om standigheden, het niet tijdens het aanpassings proces ten onder gaat. De over het geheele land klinkende stem van Minister Oud heeft voldoende in het licht ge steld wat van onze geheele samenleving zou zijn terecht gekomen, wanneer Nederland zijn landbouw zou hebben laten ten onder gaan in de crisis. De internationale toestand is nog steeds slecht te noemen. Minister Colijn heeft bij de behandeling van de Landbouwbegrooting gezegd, dat de Regee ring de beslissende bevoegdheid in handen moet houden, maar laat de Regeering met de te nemen maatregelen dan zoveel mogelijk over leg plegen met de landbouworganisaties en in de verschillende besturen, welke'regelend moe ten optreden en in de verschillende crisisorga nisaties deskundige personen aanwijzen, die den landbouw beheerschen. In de Troonrede van September 1933 wordt medegedeeld, dat op het gebied van het execu- tierecht voorzieningen worden voorbereid, wel ke in bijzondere omstandigheden geboden zijn. Bij de algemeene beraadslagingen over de Rijksbegrooting 1934 heeft Minister Colijn als Minister President medegedeeld, dat de wette lijke regeling van het executierecht beoogde niet een bloot verbod van executie, doch een regeling, waarbij onder bepaalde omstandig heden en onder bepaalde voorwaarden hypo theken elders kunnen worden ondergebracht. Waar echter nog steeds niet een wetsontwerp inzake opschorting van executie ingediend is, heeft het hoofdbestuur er bij het K.N.L.C. op aangedrongen voortdurend aandacht aan deze aangelegenheid te willen blijven schenken. V oor jaarsvergadering. Mededeeling werd gedaan, dat de voorjaars vergadering zal worden gehouden te Amster dam. Het jaarverslag werd goedgekeurd. Bestuursverkiezing. In de vacature B. Biesheuvel Azn. te Spaarn- dam, hoofdbestuurslid voor Noord-Holland werd gekozen de beer D. Staal uit Diemei:. In de vacature P. v. d. Hoek te Pernis, hoofd bestuurslid voor Zuid-Holland, werd gekozen de heer A. N. Vaandrager te Rotterdam. In de vacature C. Wolmerstett, hoofdbe stuurslid voor groep II Noord-Holland werd bij enkele candidaatstelling gekozen de heer Brink man uit Zaandam. In de vacature D. H. Jas te Brielle, hoofd bestuurslid voor groep IV Zuid-Holland werd bij enkele candidaatstelling gekozen de heer de Lijster uit de Lier. De heer P. W. van Houten te Rozenburg werd gekozen tot commissaris der Onderlinge Brandverzekering voor de afdeelingen van Zuid-Holland. Rondvraag. Hierna was de rondvraag aan de orde. De afdeeling Westland sprak zich uit voor opheffing van de taxe-regeling der meJk. IJsselmonde zeide, dat met betrekking tot de inkrimping der koolteelt, het mes veel te diep was gegaan. Deze afdeeling wenschte centrali satie van de Landbouw-Crisis bedrijven en zag gaarne eerst een nauwkeurig onderzoek inge steld, voordat de aardappel-heffing opgedaan wordt gemaakt. De afdeeling Texel vroeg vrijstelling van de heffing op het veevoeder, bestemd voor de schapen. Texel heeft 36000 schapen en wanneer die vrijstelling niet k omt zal de schapen houderij ten onder gaan. De voorzitter schorste te twaalf uur de ver gadering. t In de middagvergadering heeft de heer ir. S. L. Louwes, Regeeringscommissaris voor uen akkerbouw en de veehouderij, een inleiding gehouden over: de Monopolie-rechten op granen in verband met de positie der akkerbouwers en veehouders. De monopolie-rechten op granen Spreker begon zijn rede met te zeggen, dat hij zich de onder de veehouders ontstane ont stemming over de graanrechten wel kan voor stellen, daar de prijzen van de met het vee voeder verkregen producten niet loonend zijn, hetgeen vooral sterk naar voren kwam bij de sterke stijging van de graanprijzen van enkele weken geleden. Desniettemin meende spreker, dat deze con sequentie van de regeeringspolitiek dient te worden aanvaard. De crisis is begonnen met een val van de prijzen van enkele akkerbouwproducten, eerst van suiker en in den loop van 1930 van granen. Ook de droogte en de als gevolg daarvan slechte oogst in verschillende groote productie landen, heeft blijkbaar geen blijvende verhoo ging van de graanprijzen gebracht, ondanks vele voorspellingen in dien geest. Op de graancrisis is de crisis van de andere producten van den landbouw gevolgd. Ziedaar dus 't groote vraag stuk, vrijwel alle producten van akkerbouw en veehouderij omvattende, waarvoor de Neder landsche Regeering staat. De Regeering had de keuze tusschen een politiek van de zaak op zijn beloop laten of van ingrijpen en besloot tot het laatste. Toen de eerste steunmaatregel voor den akkerbouw, de tarwewet, in werking was ge treden, deden zich. inmiddels reeds de voor teekenen gevoelen van de komende catastrophe, ook op ander terrein, hoewel vooralsnog de ge dachte bleef overheerschen aan een te bestrij den korte of langere periode van teruggang. Geen enkel land wilde zijn landbouw opofferen zelfs Engeland niet. Het doel van de crisismaatregelen moet zijn om in dezen tijd den landbouw levensvatbaar en levenskrachtig te houden, terwijl de land bouwer vooral het oog gericht heeft op zijn be drijf als broodwinning en streeft naar instand houding op den ouden grondslag. Voor spreker is het zeer de vraag, of het Ne derlandsche landbouwbedrijf als voorheen kan blijven voortbestaan. De veranderde afzetmo gelijkheden doen haar invloed gelden voor het grootste deel van de producten van de vee» houderij. Bij de ingetreden vermindering van den export zal de productie zich hebben aan te passen. Inkrimping van werkgelegenheid moet daarnaast zooveel mogelijk worden voor komen. Spr. zette dan uiteen dat beperking van de vleeschproductie noodig is. Voor zuivel is het probleem moeilijker. Van uitbreiding kan alleen reeds met het oog op de vleeschproductie geen sprake zijn. In dit verband roerde spreker ook de kwestie van de margarine boter aan, om te dien opzichte tot de slotsom te komen, dat een terugdringen van de margarine uiteindelijk een beteren boterprijs en dus melkprijs tengevolge behoeft te hebben, hetgeen als absolute ver- eischte zou moeten worden gesteld. Wat eieren aangaat, hangt de geheele productie-mogelijk heid voor een groot deel af van den export naar één land, zoodat ook in dit opzicht misschien rekening moet worden gehouden met een ver mindering. Spreker bepleitte dan de wenschelijkheid om ter vervanging van de uitvallende productie andere producten te verbouwen en wel die, waarvan we op het oogenblik niet voldoende voor eigen verbruik hebben, en dat zijn granen voor veevoeder-doeleinden. Verbouwing van granen moet kunnen ge schieden tegen prijzen, die niet met absolute zekerheid onloonend zijn te noemen. De Regee ring heeft een prijs genoemd liggende, tusschen f7 en f8, met een wereldprijs die er f 4 k i 4.50 onder ligt en f 5 lager is geweest. Door bescherming en door een toeslag is in Neder land de prijs opgevoerd. Het brengen van den melkprijs op een loonend peil is een moeilijk vraagstuk, dat alleen is op te lossen als de hoeveelheid melk wordt in gekrompen. Natuurlijk zijn daaraan groote bezwaren ver bonden, daar de omzet op de boerderij ver mindert en verschillende industrieën, als gevolg van de beperking, in moeilijkheden komen, ter wijl daarnaast ongetwijfeld de productiekosten zullen stijgen. Dit brengt dus kosten mede, maar deze zullen niet zoo hoog zijn, als de noodelooze kosten die op het oogenblik aan de voedering worden besteed. Spr. neernt aan, dat de belas ting van 't Nederlandsche publiek voor het ge bruik van zijn spijsvetten niet hooger op te voeren is. Onder deze omstandigheden blijft slechts één middel over en dat is ook de pro ductie van de zuivel zoodanig te regelen dat uit eindelijk een behoorlijke melkprijsuitbetaling bereikt wordt. Door een op deze principes ge grondvest samenstel van maatregelen is het naar spreker's meening mogelijk om de prijzen op zoodanige hoogte te brengen, als in over eenstemming is met de hoogere graanprijzen. De weg door de Regeering met haar maat regelen ingeslagen leek spreker in het algemeen de juiste. Door thans van dien weg af te wijken, zou misschien eenige tijdelijke verlichting wor den gebracht in de uitgaven van degenen, die graan en veevoeder moeten koopen. De redding van de vee- en varkenshouderij moet in de eerste plaats komen van behoorlijke prijzen voor het eigen product. Waar die op de vrije wereldmarkt niet meer zijn te verkrijgen, zal een gecompliceerd samenstel van maatregelen moeten zorgen, dat vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming komen, of dat een dus danige toeslag kan worden gegeven dat de voortbrenging loonend is. Om door dezen zwa- ren tijd heen te komen, is aller medewerking noodig. Spreker gaf aan het einde als zijn meening te kennen dat opheffing van de graanrechten in de gegeven omstandigheden een besliste terug gang zou zijn, in de praktijk hierop neerkomen de dat de steun aan den akkerbouw zou worden ingekrompen ten bate van de veehouderij, met als gevolg een volmaakte desorganisatie van het geheele Nederlandsche agrarische productiestel sel. Voorts ging spreker meer in het bijzonder in op de ten aanzien van den varkensstapel geno men maatregelen en de positie van de varkens houderij. Uit een en ander concludeerde spr., dat de Nederlandsche varkensmarkt bezig is gezond te worden. Het is een kwestie van tijd. De basis voor de toekomst is nu evenwel gezonder dan deze sedert het begin van de invoering van de Crisis-Varkenswet is geweest. Gisterenavond vergaderde de Winkeliers vereniging „Hillegersberg" in Lommerrijk. De vergadering was zeer druk bezocht. Verschil lende kwesties kwamen in bespreking. Ook de verruiming van den openinigstijd voor winkels cp Zondag werd ter sprake gebracht, waarbij men het zonderling vond, dat de bakkers, die zich tegen de verruiming verklaarden, die ver ruiming toch hebben ontvangen, terwijl de slijters, die er voor waren, zijn uitgesloten. De vergadering besloot tegen deze beslissing op te komen en daaromtrent een adres te richten aan den minister en aan den gemeente raad, met de opmerking dat de meerderheid der winkeliers tegen verruiming zijn. De telefoontarieven werden te hoog geacht, vooral voor zakenmenschen. Dienaangaande was er reeds een verzoek gericht aan het tele foonbedrijf en aan het gemeentebestuur van Rotterdam, waarop echter nog geen antwoord werd ontvangen. Een plan voor het houden van een winkel week moest men om de kosten laten varen, doch thans zal er een letter-wedstrijd worden uitgeschreven. De data van deze wedstrijden werden bepaald op 23 Nov.—31 Dec. Bij de rondvraag werd sterk aangedrongen op de stichting van een beter postkantoor aan den Kleiweg, daar in dit gedeelte der gemeente het grootste aantal inwoners gevestigd is. DE WINKELWEEK. B. en W. maken bekend dat zij In verband met de te houden winkelweek aan de deelne mende winkeliers ontheffing hebben verleend van de verbodsbepaling der winkelsluitings wet en him hebben vergund om gedurende het tijdvak van Vrijdag 19 tot en met Zaterdag 27 Oct. 1934, hun winkels ge.opend te houden tot des avonds 10 uur. RIJWIEL ONTVREEMD. Ten nadeele van M. P. is een heerenrijwiel ontvreemd, dat hij voor een café heeft neer gezet. DE SPELLING MARCHANT. B. en W. hebben besloten do nieuwe spel ling op de openbare lagere scholen in te voe ren. Op de Christ, scholen is deze spelling reeds ingevoerd en op R. K. school zal dit binnenkort gebeuren. De heer J. secretaris van de „Schoonhoven Vooruit" BEDANKT. B. v. Driem heeft bedankt als winkeliersvereeniging Toestand van het slachtoffer blijft ernstig. Dader naar Rotterdam overgebracht. De dader van den moordaanslag op de Nieu we Markt is vanochtend per trein van 9.08 naar Rotterdam getransporteerd, daar ter be schikking gesteld van de Justitie en in het Huis van Bewaring opgesloten. Gisteren heeft de politie hem nog een paar maal aan een verhoor onderworpen, doch eenig resultaat leverde dit niet op. De meeste vragen laat de man onbeantwoord, of hij zegt van het drama niets te weten. Wij vernemen nog, dat de dader het slacht offer reeds een paar weken geleden heeft be dreigd. L. deed hiervan toen aangifte bij de politie, die R. op het bureau liet komen en hem ernstig onder handen nam. Veel indruk schijnt dit niet op den man te hebben gemaakt, want Maandag gaf hij uitvoering aan zijn diei- gement. De toestand van het slachtoffer blijft nog steeds ernstig. Tengevolge van de emotie is hij getroffen door een tak van een beroerte. Waar de gezondheid van het slachtoffer toch al niet in ofde was, valt omtrent den afloop momenteel niets te zeggen. BURGERLIJKE STAND. GEBOREN: Cornelia P., z. van J. W. Kou- wenhoven en M. C. Gouweleeuw. Janna A. J., d. van A. Veenman en T. Prins. Corne lia J., d. van A. Dullaart en E. Maasland. Jacob, z. van C. Molenaar en D. Lindhout. Leendert P., z. van D. J. Breugem en M. A. v. d. Kooij. Margaretha d. van A. Visser en E. Zwarteveld. ONDERTROUWD: Gerrit Zwarteveld 25 j. en Willemijntje Hertog 22 J. NOG EEN POSTDUIVENVEREENIGING. Maandagavond is hier een nieuwe postdui- venvereeniging opgericht onder den naam „Recht aan allen". Deze vereeniging telt reeds 15 leden. HUISVLIJTTENTOONSTELLIN G. Op Zaterdag 13 October a.s. zal bij genoeg zame deelname wederom een huisvlijttentoon- stelling worden gehouden in het gebouw der St. Jozefvereeniging. Aan alle deelnemers of deelneemsters wordt verzocht zich vóór Maan dag 8 October schriftelijk op te geven bij den heer A. G. H. Ponsioen, secretaris dier ver eeniging, Lopikerstraat 69. Ook inzendingen ter opluistering worden gaarne ingewacht. BOTERMARKT. Aanvoer 40 kg. Prijs. Goeboter 80 ct.; wei- boter 70 ct. per pond. EIERVEILINGEN. Waaggebouw. Aanvoer 3500 stuks, ƒ3,10— ƒ4.65 per 100 situks. Voorhaven. Aanvoer 3800 stuks 4.304.65 per 100 stuks. Handel vlug. GEVONDEN VOORWERPEN. Te bevragen bij: Th. van Zwieten, Prins Hendrikstraat 9, rijwielplaatje; Broek, Spoor- singel 15, duimstok; Oorebeek, Oosterstraat 96, kinderschoentje; Politiebureau, dameshorloge en sleuteltje; Gagestein, Binnensingel 180, brei werk; Don, Trompstraat 14, gewicht; Buiten dijk, Stationsstraat 24, postduif; Van Dorp, Röntgenstraat 22, gouden hangertje; Pluym- graaf, Hoogstraat 131, paar handschoenen; Nieuwstraten, Catsstraat 7, portemonnaie met inhoud. De levering van 250 H.L. anthraciet voor de gemeentegebouwen is gegund aan de Vlaar- dingsche Kolencentrale voor fl.5$y2 per HL' VISSCHERIJ. Van de haringvisscherij kwamen hier binnen: VL. 3, Th. van Zwietén met 39 last, VL. 14, Jac. Rog met 32 last, VL. 47 A- van Noort, VL. 203. D. van Haren Sr., met 39 last, KW. 22, J. van Beelen met 30 last haring. SCHEEPVAARTVERKEER, In de maand September 1934 aangekomen te Vlaardingen 50 stoomschepen, waarvan 11 bun kerschepen: en vertrokken 52 stoomschepen, waarvan 11 bunkerschepen. POSTDUIVERVER. „DE ADELAAR". De laatste wedvlucht van dit seizoen werd gehouden van Quivrain, afstand 181 K.M. De uitslag luidt als volgt: 1. L. Tuinder; 2, 5, 8, C. Hollenberg; 3. J. Vink; 4. J. van Wingerden; 6. A. Vooges; 7. M. Heinsius. De duiven werden gelost te 8 uur. Aankomst laatste duif 10 uur 58 min. 22 sec. GEMEENTERAAD. De Raad dezer gemeente zal in openbare vergadering worden bijeengeroepen tegen Woensdag 10 October a.s., des avonds te half 8. BINNENGEKOMEN SCHEPEN. In de Vulcaanhaven zijn binnengekomen de stoomschepen „Rozenburg" om 3000 ton kolen te laden; „Snaland" om te bunkeren; en „Vis ten" met 1395 ton erts. NATIONAAL ZANGCONCOURS. Ter herdenking van het 12%-jarig bestaan van het Chr. Mannenkoor „De Lofstem in het voorjaar 1935, zal een groot nationaal Zang concours worden gehouden op de Zatei dagen 11 en 18 Maart a.s. in de zaal „Harmonie „Luister!" zei Francois, „daar is het weer." Hij had gelijk. Een fijn geluid, alsof ergens op een beschutte plek een klokje luidde, waarvan merkwaardig genoeg, het aanhoudend, in el kaar vloeiend geklingel niet vervaagde in den storm, deed zich weer hooren. We kwamen van het strand, waar de stoere, Bretonsche boer mij eenige bijzonderheden ge wezen had die ik noodig had voor mijn werk. Reeds één keer had ik het gehoord, waarop hij met een eerbiedig „Ave Maria" antwoordde. Het geluid was slechts te hooren, merkte ik iater op, tusschen twee in zee eindigende rot sen, die als het ware een natuurlijken ingang vormden tot den weg, die naar het dorp leid de, en een miniatuur-haven vormden, die ech ter bij een weersgesteldheid als deze, on bruikbaar was. Elk vaartuig zou onherroepe lijk te pletter geslagen worden tegen de grau we rotsen. Den tweeden keer dat wij het klokje hoor den, maakte ik een opmerking. „Het lied van de telegraafdraden, Frangois. Ze spelen in den wind, en zingen hun eigen liedje, terwijl de woorden van de menschea er langs heen vliegen." „Telegraafdraden?" snauwde Francois. Hij hield stil, om achter dat woord zijn volle minachting te accentueeren. „Telegraafdraden? Waren er honderdtien jaar geleden hier ook al telegraafdraden? Die zijn er nu niet, die waren er vroeger niet, die zijn er nooit ge weest." Hij spuwde op den grond. „Jullie tut Parijs probeeren alles te verklaren met tech niek. Nee, mijnheer, dit geluid was er hon derdtien jaar geleden ook. Toen voor het eerst. TelegraafdradenHij schudde minachtend den forschen kop. „Het is maar een veronderstelling, Frangois," suste ik hem. „Geef jij dan een betere ver klaring". Hij keek mij aan, om te taxeeren, of ik wer kelijk waard was, deze van hem te krijgen. „Het is het klokje van „Onze Lieve Vrouw van de Rots." „Dan is het ook heel aannemelijk, dat wij het hier hooren, Frangois. Haar beeld staat hier niet ver vandaan, meen ik." In een van de rotsen was een natuurlijke holte, waarin het Maria-beeld geplaatst was. Ik had het verschei dene malen gezien, en maar zelden gebeurde het, dat niet een of andere visscher of vis- schersvrouw er een oogenblik bad. Frangois nam zijn pijp uit den mond, en hield me vast. Hij bracht zijn mond dicht bij mijn oor, om me zoo duidelijk mogelijk te ant woorden. „U hebt de klok gehoord, mijnheer?" „Tweemaal, Frangois." „Die klok is van Onze Lieve Vrouw, mijn heer, ze luidt zelf wanneer het stormt, om een uitvaart, een begrafenis in te luiden". „Onzin. Dan hadden jullie het een keer moeten zien". „Neen mijnheer, een beeld kan niet luiden, een beeld kan een klok niet in beweging bren gen". „Maar heb je dan al eens gezien, dat de klok in beweging wordt gebracht, als je het zelf niet doet?" Frangois lachte medelijdend. „Hebt u dan nog niet gezien, dat het klokkehuisje leeg is? Er is geen klok, mijnheer, die klok werd ge stolen! Honderdtien jaar geleden. En sedert dien hooren wij haar, maar gezien hebben wij haar nooit meerEn steeds beduidt het dat iemand sterven zal, als straf, denk ik. „Je spreekt nogal raadselachtig, Frangois". „Ik zal u het verhaal vertellen. Kom mee naar de rots". Het klokkenhuisje was inderdaad leeg. Da as hing scheef en verroest in het hout, het Maria-beeld stond beschermd door de ruwe steen van de rots. Honderdtien jaar geleden, mijnheer, heerschte er hier in het dorp groote armoede. De visch- vangst was slecht, de meuschen hadden mets, om zich het noodige aan te schaffen. Binnen korten tijd was er gebrek aan alles. Wij zijn arme visschers, mijnheer, die leven van den eenen dag in den anderen, en ons onderhoud putten uit hetgeen de zee levert. Nooit is er iemand hier rijk geweest, maar ook nooit was er één, die stal. Dat jaar gebeurde echter het ongehoorde. Antoine Montrouge kreeg het te kwaad met zich zelf. Thuis lag zijn vrouw ziek, geneesmid delen waren er niet, brood al evenmin. Het is hard, mijnheer, als je ziet, dat je vrouw en kind (hij had nog een zoontje) honger moeten lijden, omdat er geen geld is, geen franc, geen centime. Hij schaamde zich, bij anderen te gaan vra- Sen> maar hij schaamde zich niet..,." Frangois werd plotseling bleek, „hoort u het ook weer?" De storm joeg fluitend langs den hollen weg, die uitliep tusschen de rauwe, massieve rotsen. „Neen, Franois, ik hoor niets". maar hij schaamde zich niet om te ste len, vervolgde de boer weer. „Om te rooven van onze Moeder, die ons altijd op zee be schermd heeft. Hij stal van Maria! Hij wilde geld hebben, hij wilde zijn vrouw laten leven. Mijnheer! Hij stal de klok om die te kunnen verkoopen ergens in de stad. Het moet op een avond geweest zijn als deze, dat hij er op uitging. Hij is nooit teruggekomen. Een oude visscher, die de gewoonte had, het klokje 's morgens vroeg te luiden, kwam de inwoners waarschuwen. Men zocht en zocht, en ontdekte bloed aan het klokkehuis.aan een spijker hing een stuk stof. Zoo wist men, wie de dader moest zijn". „En wat is er van Montrouge geworden? „Hij moet inplaats van links den weg te nemen, de richting van de zee genomen hebben. Er zijn er, die beweren, een gil gehoord te heb ben. Niemand werd vermist dan Antoine Mont rouge. De gil kwam uit zee> mijnheer, langs den hollen weg. En sedert dien hoort men, wanneer het stormt, de klanken van de -klok, bedekt en vaag, omdat de golven er overheen spoelen". Ik sprak 's avonds den hotelhouder, bij wien ik mijn intrek had genomen, over het verhaal van Francois. „Ach", antwoordde hij, „een idee fixe van Frangois Montrouge". „Montrouge? Heet hij Montrouge?" „Ja, 't was zijn grootvader, die de klok ge stolen moet hebben. Zijn vader is eveneons verdwenen in een stormachtigen nacht, en nooit weer komen opdagen. Toeval, toeval! Frangois wilde zelf geen visscher worden, omdat hij bang is, dat ook hij in een storm gegrepen wordt. Wel wil hij de klok gaan zoeken, en zoo eerherstel brengenEr gaan vele legenden onder het Bretonsche volk". „Maar hoe verklaart u dan het geluii, dat klokkengetingel?" „Misschien heeft hij toch wel gelijk, mijn heer, misschien is het werkelijk gebeurd,...". (NADRUK VERBODEN).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1934 | | pagina 2