ISAAC ISRAELS f HET PRAAGSCHE KOOK. WIENER SAENGERKNABEN. KAPITALISTISCHE ORGANISATIES DER BELGISCHE SOCIALISTEN. OORLOGSSCHIP UIT DE 16e EEUW GEVONDEN. BRIEVEN OP ADVERTENTIES. I"i - Moeten couranten-directies ze alle doorzenden DE NEDERLANDSCHE REISWEEK. B. B. C.-SMAKELOOSHEID. BROOD- EN MEELFABRIEKEN >.DE KORENSCHOOF". DE REVISOR. XP. I. B.) DE LAATSTE DER GROOTE IMPRESSIONISTEN. „Hij schilderde onbezorgd het leven in een onbezorgden tijd De zoon van den grooten Jozef Israels, wiens overlijden wij Maandag gemeld hebben, gaf al zeer jong blijk van een sterke persoonlijke begaafdheid: op zestienjarigen leeftijd brengt hij zijn omgeving reeds in verbazing met een vrouwenportret, dat hij schildert. Hij vertoont in niets het gewone type van den jongen, in wlen zich de uitzonderlijke aanleg van een beroemden vader nog eens, maar nu zeer ver zwakt, openbaart. Isaac Israels was zelf uit zonderlijk, van talent en van karakter en hij heeft zich zelf een kunstenaarsloopbaan ge schapen van groote zelfstandigheid. Hij ziet thuis schilderen en doet het ook al gauw goed. Hij is leerling van de Haagsche Academie, maar niet lang, hij heeft zich over wegend zelf gevormd. Hij komt al dadelijk met een heel eigen kunst, waarop die van den vader nauwelijks invloed schijnt te hebben ge had. En ook de kunst van de Haagsche school waartusschen hij opgroeit, (op zijn vierde jaar kwam hij al met zijn ouders naar de residentie), zal de zijne niet worden, hij distantiëert er zich van zooals hij zich van Jozefs bewogen, don kere gevoelslyriek en menschelijke meewarig heid distantiëert. Invloed ondergaat hij, zooals Gerard Brom dat omstandig betoogde, van de schrijvers, van Zola en zijn school, van hun onderwerpen en van hun wijze van zien. Het litterair natura lisme is hem een geestelijk voedsel geweest en het is zonder twijfel aan zijn gezonde even wichtige natuur te danken, dat hij het heeft kunnen verduwen zonder schade. Een schilder met wien hij verwantschap heeft is Breitner, meer nog Manet. Maar verder is IsaSc Israëls zichzelf, altijd zichzelf en dadelijk te herkennen in zijn vroegste werk en zijn laatste, heel een lang en bezig schildersleven door. De Haagsche school had zich in hoofdzaak toegelegd op landschap en interieur, op een schilderwijze van samenvloeiende tonen, op een overwegend statische voorstelling. Jonge ren als Israëls en Breitner, al blijven zij in de lijn van de algemeene traditie, wendden zich van die onderwerpen af, zij gaan de stad schilde ren, die de Hagenaars „leelijk" vonden, zij zoeken meer zelfstandige kleur en vooral ook beweging. Zij houden van het „leelijke" en willen het zoo leelijk mogelijk: de stad onder wind en regen, ruwe typen uit de volksklasse, afgesjouwde paarden. Isaac Israëls schildert in zijn jeugd soldaten- tafereelen, het is een krachtig en onaandoen lijk realisme, somber maar vitaal en niet pes simistisch. De „Militaire begrafenis" in het Museum Mesdag en het „Vertrek der Kolonia len" in de collectie-Kröller vertegenwoordigen dit vroege werk op het allerbest. De schilder trekt naar de groot-industrie van Charleroi en daarna in 1886, met Breitner naar Amsterdam, die er zich o.a. aangetrokken voelde door de lessen van Allebé. In Amsterdam schildert Israëls dan het stads leven! van den kant die hem zijn lectuur wees: de tingeltangels, de danshuizen, de grachten, de parken, overal waar een kleurig en beweeg lijk leven te betrappen was. Maar aan den invloed, die hem dreef naar den zelfkant van de maatschappij, zou Israëls zich meer en meer onttrekken, de verwording van de groote stad heeft hem maar een poos geboeid, hij wordt bij het ouder worden steeds meer de schilder van een onbekommerd en feestelijk leven, dat hij niet moede wordt met opgetogen blik te beschouwen en in zijn snellen, gracieusen en pakkenden stijl weer te geven. Het is overigens niet, dat er zich bij hem een wending voltrok, hij blijft zichzelf volkomen gelijk als de rappe, waaksche schilder van een boeiend geval. Hij verandert alleen van picturaal motief, hij neemt een andere aanleiding om de vele ver schijningen van het leven in een karakteristiek moment met subtiel-gevoelige vingers vast te houden. Zoo zien we Isaac Israëls aan het Scheveningsche strand tusschen het bewegen van de lichte zomertoiletten en bij de kinde ren, die ezeltje rijden. We zien hem bij het licht en het klatergoud van revue-scènes, bij de voorname ruitergroepen van Hyde Park in Londen, bij de gracieuse midinettes van dc boulevard en de elegante mannequins van de modehuizen in Parijs. En later gaat hij naar Indië en schildert de kleurige inlandsche kleedij tegen het helle wit van de blakerende tropi sche zon. En in alles is het kleur, licht en be weging, dat Israëls zoekt, den rijkdom van het voorbij-vlietend leven, niet lang doordacht en diep doorschouwd, maar zooals het zich voor doet aan het uiterst gevoelig oog, een kort moment slechts, maar dat moment is schoon. Het mee-levende, menschelijk-hartelijke van zijn vader had hij niet in zijn kunst, het, drama tische, dat we vooral later bij Breitner vinden, ontbreekt bij Israëls, die in het louter visueeie en onmiddellijke opging, in den glanzenden buitenkant van het overstelpend-vele, dat zich aan hem voordeed en hem tot scheppen dwong. En zijn geheele schilderwijze met haar snellen, nerveuzen toets, haar aanduidende en sugge- reerende vormen, haar vluchtige en toch zoo sprekende en boeiende kleur, is daarmee in voortreffelijke harmonie. „Pas trop solide de waarschuwing waarmee een Parijsche kunst handelaar een zoon uit het noorden op het „goede" pad wilde houden, had Israëls nie: noodig. Behalve een groot schilder was Isaac Israëls een mensch van fijne geestescultuur. Men zal zich herinneren, wat Frans Erens over zijn kennis en belezenheid in ons blad geschreven heeft. Zijn bijzondere intelligentie spreekt uit menig portret, niet representatief, niet syn thetisch, ook weer naar den directen indruk gemaakt, maar hoe raak dikwijls en hoe boeiend óók van menschelijk inzicht. Als portrettist liet Isaac Israëls nog geregeld van zich hooren en het is nog maar enkele weken geleden, dat hij het portret van Lode- wijk van Deyssel voltooide, dat inmiddels door de critiek uitstekend ontvangen werd. Isaac Israëls zou over eenige maanden zeven tig jaar geworden zijn. Hij is de laatste van de groote impressionisten. Hij schilderde onbe zorgd het groote onbezorgde leven van zijn tijd en hij bleef het doen met de noodzakelijkheid van het echte kunstenaarstemperament, ook toen zóóveel in leven en kunst van Europa aan het veranderen ging. Van Gogh, Cézanne, Toorop, Parijs, het expressionisme, de nieuwe zakelijkheidIsraëls heeft het allemaal nog aan zich voorbij zien trekken, maar hij bleef tot het laatst toe zichzelf gelijk op den weg, die eigen aanleg en de neigingen van zijn tijd hem gewezen hadden. Isaac Israëls Zelfportret. Hoe het ongeval zich heeft toegedragen. Over de aanrijding, waar de inmiddels over leden schilder Isaac Israëls het slachtoffer van geworden is, weet de „N. Rott. Ct." thans nog de volgende details mede te deelen: Isaac Israëls is Donderdagavond, toen hij, als gewoonlijk in gepeins verzonken, op de Princessegracht liep te wandelen, door de auto van een dokter, die hem niet had zien aankomen, daar hij plotseling van achter een boom te voorschijn kwam, aangereden en ach terover gevallen. Hij werd opgenomen en bleek een wondje aan het achterhoofd te hebben. Meer kon men op dit oogenblik niet aan hem ontdekken. De dokter, die in de auto gezeten had, bood hem aan, hem naar zijn huis op de Koninginnegracht 2, vlak bij, te brengen, maar Isaac Israëls, die een ingeboren afkeer van ophef had, vond dit niet noodig en keer de, moeilijk loopende als hij den laatsten tijd al altijd gedaan had, huiswaarts. Hoewel Isaac Israëls alle bemoeiing met het ongeval van de politie wenschte te vermijden, heeft de dokter toch gemeend, de politie te moeten verwittigen. Een rechercheur, die in vervolg hierop naar het huis van Israëls werd gezonden, kreeg ten antwoord, dat de heer Israëls niets mankeerde en vooral geen inmen ging van de politie wenschte. Zoo onschuldig als hij zelf gemeend had schijnt de aanrijding echter toch niet geweest te zijn! Blijkbaar had hij er ook een rib bij gekneusd en deze zou zelfs in een van de lon gen zijn gedrongen. Tenminste, dit wordt als' oorzaak van zijn overlijden, gisterenmiddag, gemeld. De politie heeft de Zaak nu toch in onder zoek genomen. Het wereldvermaarde Praagsche Koor, dat onder auspiciën van impresario Ernst Krauss en onder protectoraat van Zijne Exc. dr. Ivan Krno, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van Tajecho Slowakije in Den Haag, een tournee door ons land zal maken, treedt te Rotterdam op in De Doelen op 29 Oct. Dirigent van het Praagsche Koor, dat o.a. ook in Amerika groot succes heeft gehad en door den President der Vereenigde Staten op het Witte Huis werd ontvangen, is prof. Metod Dolezil. Het befaamde jongenskoor uit de Hofburg- kapel en Staatsopera te Weenen, dat op Za terdag 20 October a.s. te Amsterdam in de groote zaal van het Concertgebouw zal optre den, en op Maandag 22 October in de Doelen zaal te Rotterdam, geeft die avonden het pro gramma, dat uitgevoerd werd tijdens de Salz- burger Festspiele. Naast gregoriaansche gezan gen en een groot aantal volksliederen, waar onder de beroemde wals „Rosen aus dem Sue- den" van Johann Strauss, wordt op het podium van de groote concertzaal een opvoering in oud-Weensche costuums gegeven van de be kende komische opera van Albert Lortzing: „Die Opernprobe." OrJke Brusselsche correspondent meldt ons: Na het allesbehalve verkwikkelijk avontuur met de socialistische „Banque Beige du tra vail", heeft de algemeene raad van de socia listische partij in België de kwestie onderzocht voor het invoeren van een scherper toezicht op haarkapitalistische instellingen. In dit verband werd een motie aangenomen, waarin o.m. het volgende wordt gezegd: „De algemeene raad van de socialistische partij, na kennis te hebben genomen van het verslag van de onderzoekskommissie over de kwestie van de Bank van den Arbeid, geeft opdracht aan het bureel van den algemeenen raad om dringend een kontrool in te richten op de financiën en de boekhouding van alle socialistische werken, eenheid te brengen in de bockhoudingsmethodes en ze beter te ordenen. Tevens krijgen de afgevaardigden van den socialistischen partijraad bij den soeialistischeri koöperatieven dienst de volgende beginselen te verdedigen: 1. de technici, aan te werven door de eko- nomische en maatschappelijke werken van de socialistische partij, dienen zooveel mogelijk pas na een raadpleging van de betrokken syn- dikale inrichting aangeduid; 2. leergangen voor administrteurs dienen ingericht of hervormd; 3. eên handleiding met een uiteenzetting van de rechten en plichten van de beheerders, kommissarissen en leiders van ekonomische werken dient uitgegeven; 4. éen nationale arbeidersspaarkas, gelde lijk onafhankelijk van de socialistische werken, zou moeten opgericht worden." Als, om maar een voorbeeld te nomen, de op te richten nationale arbeidersspaarkas even goed zal beheerd worden als met de „Banque Beige du travail" het geval is geweest, dan staan er den rooden spaarders nog sombere dagen te wachten. HELSINGFORS, 9 October. (R.O.). Tijdens baggerwerkzaamheden in de haven van Reval heeft men daar het wrak aangetroffen van een oorlogsschip uit de 16e eeuw. Een duiker, die tot het wrak is afgedaald, vertelde dat het 45 meter lang was. Volgens de overlevering is in de 16e eeuw een Zweedsch oorlogsschip met een lading goud aan boord hier in de nabijheid gezonken. Men wil trachten de lading zoo spoedig mo gelijk te bergen. Er is reeds sedert geruimen tijd een kwestie tusschen de directie van het Rotterdamsch Nieuwsblad en het Internationaal Handels, bureau onder directie van den heer R. B. Dit zakenbureau maakte er zijn werk van, aanbie dingen in te zenden op advertenties, die onder nummer werden geplaatst in het Rotterdamsch Nieuwsblad. Een paar jaar geleden Is de heer B. er achter gekomen, dat de brieven, welke hij inzond, niet aan de betrokken adverteerders werden doorgezonden.. Een kort geding werd aanhangig gemaakt, hetwelk leidde tot een ver gelijk, in dier voege, dat B. in het vervolg zou nalaten op deze advertenties zijn circulaires te zenden en dat de directie voortaan brieven van B„ waarin een concreet aanbod werd ge daan, aan de adverteerders zou doorzenden. Met dit vergelijk is het verkeerd gegaan. De directie van het blad beweerde in het tweede korte geding, dat over dezelfde kwestie ging, dat B. toch zijn circulaires inzond. De president heeft in zijn uitspraak in dit tweede kort ge ding het zakenbureau niet ontvankelijk ver klaard in zijn eisch tot doorzending van de door dit bureau gezonden brieven. Naast deze civiele acties is, op een klacht van B. door het O. M. bij de Rotterdamsrihe recht bank een vervolging ingesteld tegen de directie van het Rotterdamsch Nieuwsblad wegens ver duistering van brieven. Aanvankelijk was deze zaak opgezet tegen den directeur E. W. G., doch later is in diens plaats mr. J. K„ even- eéns directeur van dit blad gekomen. Aan de zen verdachte is ten laste gelegd, dat hij zich in September 1933 vier brieven, die ten kantore van het Rotterdamsch Nieuwsblad waren be zorgd op nummeradvertenties heeft toe geëigend; subs, was hem ten laste gelegd, dat hij die brieven heeft doen wegmaken. Uit het getuigenverhoor kwam vast te staan, dat B. op een dag in September een advertentie heeft doen plaatsen, waarin een eomestibles- winkel ter overname werd gevraagd. Daarop heeft B. zelf zes brieven geschreven. Door het Rotterdamsch Nieuwsblad zijn echter slechts twee brieven afgegeven. Verdachte gaf toe, dat de brieven niet waren doorgegeven. De directie heeft zich echter die brieven niet toegeëigend. Zij gaat van de ver onderstelling uit, dat zij gedekt is door de clau sule, die zij in haar voorwaarden heeft opgeno men. Getuige B. verklaart, dat de bedoelde advertentie door een rechercheur naar het Rot terdamsch Nieuwsblad is gebracht. Getuige heeft op die eigen advertentie zes brieven ge schreven, waarvan hij er later maar twee terug, ontvangen heeft. Getuige A. Hoogendoorn, agent van politie, heeft de advertentie ter plaatsing aangeboden. Later zijn hem twee brieven ter hand gesteld. Getuige, die wist, dat er zes brieven verzon den waren, heeft nog gevraagd of er niet meer brieven waren gekomen, doch daarop is hem ontkennend geantwoord. Getuige N. J. J. Bogers, kantoorbediende bij het Rotterdamsch Nieuwsblad, verklaart, dat haar opdracht is gegeven circulaires ei. achter te houden. Zij heeft een zekere feeling voor die soort brieven en als zij twijfelde, ging zij er mee naar haar chef, die dan besliste. Zij heeft niet gedacht, dat zij daarmee iets verkeerds deed. Het O.M.; En als u zich nu eens vergiste? Getuige: Dat was dan een exceptioneel geval. Dan wordt de brief weer dicht gemaakt en er komt op te staan „Per abuis geopend". Het O.M.: Nemen de adverteerders met der gelijke geopende brieven genoegen? Getuige zegt, dat het wel eens voorkomt, dat briefschrijvers vergeten een nummer op de en veloppe te plaatsen. Dan opent zij den brief om te zien op welke advertentie deze slaat om er alsnog het nummer op te zetten. Er zullen er velen zijn, die dankbaar zijn, dat een ver zuim op die manier wordt goed gemaakt. Mr. J. A. Loeff, de verdediger van mr. K., verzoekt aan den president verlof om getuige te laten, demonstreeren, dat zij de brieven van Bos uit een stapel brieven kan halen. Hij de poneert een aantal brieven en na eenig zoe ken geeft getuige eenige brieven, de naar zij beweert van Bos afkomstig te zijn. De brieven worden geopend en blijken inderdaad van het zakenbureau afkomstig te zijn. De president tot getuige: Maar haalt u er nu eens een uit, die niet van Bos ia Getuige: Ze zijn allemaal van Bos. De president: O. Getuige L. Akkersdijk, chef van de adver- tentieafdeeling van het Rotterdamsch Nieuws blad is voor hij deze betrekking aanvaardde, 13 jaren op verschillende advertentiebureau* werkzaam geweest. Daar bestond ook de ge woonte om drukwerken en circulaires van za ken- en pensionbureaux niet aan adverteer ders door te geven. Hij vindt in deze handel wijze niets onrechtmatigs. m Als getuige décharge worden vervolgens gehoord A. Henny, directeur van het Leidsch Dagblad en voorzitter van de Nederlandsche Dagbladpers en H. Nijgh, directeur van de N.R.C. Getuige Henny verklaart, dat het gewoonte is, dat brieven met circulaires of brieven wier Inhoud schadelijk zijn voor de belangen van het blad niet worden doorgegeven. Getuige zegt, dat dit geschiedt volgens een stilzwijgen de afspraak tusschen courantendirectie en ad verteerder, evenals er een stilzwijgende over eenkomst is, dat de naam van een adverteerder onder nummer niet wordt bekend gemaakt. Se dert eenigen tijd heeft getuige in zijn adver tentievoorwaarden ook een clausule betreffen de dergelijke brieven opgenomen. De president stelt dezen getuige kle vraag, of hij den betrokken brief, waarvan hij voorlezing doet, zou hebben achtergehouden. Getuige zegt, dat deze brief naar zijn inzicht een concreet aanbod inhoudt, zoodat hij dezen niet had achtergehouden. Iets anders wordt het echter als dergelijke brieven in een groot aantal binnenkomen. Dergelijke bureaux parasiteeren op de couranten. Op eenige vragen zegt getuige verder, dat hij de mogelijkheid van schade voor het zaken bureau door achterhouding van brieven niet wil ontkennen. Het hemd is echter nader dan de rok. De president: Maar er zijn ook verplichtingen tegenover de adverteerders. Getuige H. Nijgh verklaart dat wanneer het er dik -opligt, dat er misbruik wordt gemaakt, de brieven niet worden doorgezonden. Wat den brief betreft, waarvan hier sprake is, getuige zou dien hebben doorgegeven, omdat er een concreet aanbod in gedaan wordt. Ook hij maakt een uitzondering voor het geval er vele van dergelijke brieven zouden komen, die dan niet langer als bonafide zijn te beschouwen, aangezien de inzenders de bedoeling hebben als tusschenpersoon te fungeeren. Getuige heeft se dert de zaak aanhangig is ook een clausule in j de voorwaarden opgenomen. Requisitoir. Het O.M. waargenomen door mr. J. C. V. Meischke gaf in zijn requisitoir een kort over zicht van de voorgeschiedenis van deze zaak. Het criterium hier ligt wel in de vraag wat on der een brief te verstaan is. Spr. wees op het geheime karakter dat door alle tijden heen de brief gehad heeft. Zelfs het O. M. is niet gerech tigd zonder machtiging een brief te openen. Ieder dagbladdirecteur echter meent daartoe wel het recht te hebben, omdat hij bang is, dat de mogelijkheid bestaat, dat zijn belangen ge schaad worden. Spreker achtte bewezen, dat verdachte het feit heeft doqp plegen, namelijk het wegmaken van de brieven. Het opzettelijk en wederrechtelijk karakter van die handeling staat z.i. vast. De in de advertentievoorwaar den opgenomen clausules kunnen verdachte niet desculpeeren. Het O. M. eischt, aangezien het hier een principieele kwestie betreft 1 boete, subs. 1 dag hechtenis. Mr. P. H. M. Hoogenbergh, die zich voor R. Bos civiele partij stelde, lichtte een eisch tot schadevergoeding toe, waarvan hij het bedrag bepaald wilde zien op f 30, of zooveel minder als de rechtbank redelijk zal vinden. Pleidooi. Mr. J. A. L. Loeff was van oordeel, dat het hier niet een strafzaak, maar een civiel geding betrof. Zijns inziens was het Rotterdamsch Nieuwsblad volkomen gerechtigd de handelin gen van B. den kop in te drukken. Ook pleiter herinnerde aan de gevoerde korte gedingen, waarop eindelijk de uitbrenging van een dag vaarding door B. in de civiele procedure is ge volgd. Over de vordering van de civiele partij zal pleiter niets zeggen. Zich tot de strafzaak bepalend, betoogde plei ter, dat de elementen van wederrechtelijkheid en opzet ontbreken. De vier brieven, waar het hier om gaat, zijn nog aanwezig. Ze zijn niet weggemaakt en niet vernietigd. Het O. M. heeft over de Postwet gesproken, maar de verhou ding tusschen posterijen en iemand, die zijn brief aan haar toevertrouwt, is een andere dan die van den schrijver op een advertentie en de directie van een dagblad. Deze laatste is houder in opdracht van den adverteerder. Aan dezen stonden twee wegen open om zijn doel te bereiken. Hij kan zich wenden tot een zaken bureau, waar hij een belangrijk bedrag ain pro visie te betalen heeft, of hij kan een advertentie zetten. Een adverteerder heeft met het opgeven van zijn advertentie tevens uitgesproken, dat hij geen bemiddeling van een zakenbureau wenscht en wanneer deze brieven voor hem worden achtergehouden, dan kan hij zich niet tekortgedaan voelen, omdat hij immers derge lijke aanbiedingen niet wenscht. In geen geval is hier ook van wederrechtelijk handelen sprake. Pleiter concludeerde dan ook tot vrij spraak. Na re- en dupliek bepaalde de rechtbank de uitspraak op 23 October. Cijfers over het spoorwegverkeer. Vooral veel liefhebbers voor achtdaagsche abonnementen. M. schrijft in „Spoor- en Tramwegen": Zooals men weet, is van 2027 Augustus de z.g. Nederlandsche Reisweek gehouden. De Ne derlandsche Spoorwegen verleenden in die week een reductie op den prijs der vacantiekaarten, en wel in dier voege dat voor de vacantiekaart voor de heenreis, welke in deze week genomen werd, de volle prijs berekend werd (I kl. ƒ7.50, II kl. 5.75, III kl. ƒ4.—), terwijl voor de va cantiekaart, welke op de terugreis genomen werd, geheven werd I kl. 4, II kl. 3.III kl. ƒ2.De vacantiekaart voor de terugreis kon niet alleen op eiken dag van de reisweek (be halve op den dag van afgifte van de vacantie kaart voor de heenreis), mar ook nog in het tijdvak van 28 Augustus t.m. 3 September 1934 genomen wor.den. Voorts werd een reductie ver leend op den prijs der achtdaagsche abonne mentskaarten. Deze kostten tijdens cle Reis week I kl. ƒ21.50, II kl. ƒ16.50, III kl. ƒ11.50, in plaats van anders I kl. ƒ28.50, II kl. 21.75, III kl. 15.—. Een vergelijking van het in de maanden Augustus 1934 en 1933 afgegeven aantal vacan tiekaarten en achtdaagsche abonnementskaar ten geeft het volgende beeld: Vacantiekaarten 1) I II III Tezamen Versch. Augustus 1934 1349 15771 107291 124411 —5401 Augustus 1933 1785 19063 108964 129812 Achtdaagsche abonnnementskaarten 1) I II III Tezamen Versch. Augustus 1934 99 1399 6898 8396 4208 Augustus 1933 49 595 3544 4188 Aan goedkoope vacantiekaarten voor de terugreis werden afgegeven I II III Tezamen Aug. 1934 2) 40 869 7213 8122 1,2,3 Sept. '34 8 211 2071 2290 Een verstekeling houdt een voordracht. Onze Londensche correspondent schrijft ons: De- smakeloosheid van dat departement der Overigens zoo bewonderenswaardige British Broadcasting Corporation, dat de „talks" (in het Nederlandsch zegt men, geloof ik „cause- ries") onder zijn beheer heeft, is reeds her haaldelijk oorzaak van openbare ergernis ge weest. Eenige maanden geleden, toen de B.B. C. een Engelschen deserteur uit het Fransche vreemdelingenlegioen aan het woord gelaten had, maakte generaal-majoor Spears dit zelfs tot uitgangspunt van een Interpellatie in het Lagerhuis. Thans bevat de „Daily Telegraph" onder het opschrift „Radio-omroep en misdaad", den vol genden brief aan een magistraat: „Vanavond om tien uur laat de B.B.C. eenige opmerkingen maken door een versteke ling. De B.B.C. verantwoordt deze fraaie „tal kie" op grond hiervan, dat er een tikje gevaar en avontuurlijkheid in is zich aan boord van een schip te „versteken". Natuurlijk is er een tikje gevaar. Het is veel opwinderder en avontuurlijker een inbreker dan een bankbediende te zijn. Ik twijfel er niet aan, dat een „talk" door een dief hoogst interessant zou zijn. Gisteren heb ik een plompen Duitscher voor acht-en-twintig dagen naar de gevangenis gezonden, omdat hij diezelfde misdaad van te versteken begaan had. Misschien had ik hem naar sir John Reith (dén directeur-gene raal der B.B.C.) moeten sturen met mijn com plimenten en een aanbevelingsbrief 1 In het door mij berechte geval had de ge zagvoerder van het schip dezen man, die wei gerde te werken, verscheidene dagen aan boord. Men neme in aanmerking dat, gelijk iedere zeeman weet, een verstekeling steeds gevaar kan opleveren voor de veiligheid van het schip. Ais deze man de gevangenis verlaat, dan zullen de reeders, krachtens de bepalingen van de wet op de koopvaardijvaart (1894) verplicht zijn hem kosteloos naar een Duitsche haven te vervoeren. Er bestaat toch nog zoo iets als goede smaak. Een klein beetje daarvan zou luisteraars ge spaard hebben voor deze malle en kinderach tige „talk". Een bewijs van slechte smaak heeft de B.B. C. zeker opnieuw gegeven, doch de leiders van da „talk"-afdeeling verkeerden zeker, ge lijk zoovelen, in den waan, dat verstekelingen alleen maar in den technischen zin der wet „misdadigers", doch overigens hoogst sympa thieke menschen zijn. Zij beoordeelen hen naar het Italiaansche jongetje, dat zich aan boord van een schip verstak, omdat hij na den dood van zijn moeder brandde van verlangen om zijn vader, die in Zuid-Amerika werkte ,te zien. De verstekeling, die juist door den rechter gevonnisd was, was een plompe kerel, die niet werken wilde. Op z'n best dus een klaplooper, die avontuurlijkheden wilde beleven op kosten van anderen. De man, die de vuren van het schip moest stoken om ook dezen klaplooper in staat te stellen zijn doel te bereiken, was meer de onderscheiding van een B.B.C.-talk waard dan de spreker van gisteravond. Zoo'n talk brengt 5 guineas op, en het minste dat de man doen kan, is dat hij het honorarium op stuurt aan den reeder, door wien hij zich kosteloos heeft laten vervoeren. Er bestaan zwaardere en minder zware, maar er bestaan geen meer en minder sympathieke misdaden. De avontuurlijkheid van een ver stekeling is zelfzuchtig en anti-maatschappelijk; wanneer hij varen wil en de wereld zien dan kan hij trachten zich op een schip te laten aanwerven. Maar zijn klaplooperige heldhaf tigheid is een zeer slecht onderwerp voor ra dio-propaganda Te zamen 48 1080 9284 10412 zoodat 10412 reizigers gebruik gemaakt hebben van de lagere prijzen der vacantiekaarten ge durende de Reisweek: dezen hebben dus 20824 vacantiekrarten genomen. I II III Tezamen 74 1127 5222 6443 Aan achtdaagsche abonnementskaarten wer den gedurende de Reisweek afgegeven. Meer dan twee derde gedeelte van de in de maand Augustus 1934 afgegeven achtdaagsche abonnementskaarten werden dus gedurende de Reisweek genomen. Het is moeilijk, een juiste conclusie te vor men ten aanzien van de resultaten van de Reis week, omdat daarbij verschillende factoren in aanmerking genomen moeten worden, welker invloed men echter niet bepalen kan. In de eerste plaats zullen velen na het be kend raken der Reisweekplannen (half Juli) hun reizen, die anders in het tijdvak van 15 Juli tot 19 Augustus zouden vallen, tot de Reis- week uitgesteld hebben, terwijl anderen, die in September zouden gereisd hebben, wellicht hun reis-plannen vervroegd hebben. In de tweede plaats zijn in de Reisweek veel reizen met vacantiekaarten of achtdaagsche abonnementskaarten gemaakt, die anders met gewone plaatskaarten zouden zijn afgelegd. Dit aantal moet niet onderschat worden. Vacantie kaarten toch, welke anders eerst bij reizen van meer dan 188 K.M. voordeel bieden boven ge wone plaatskaarten, werden nu reeds voor een een reis heen en terug van 134 K.M. voor- deeliger. Bij achtdaagsche abonnementskaarten had men reeds voordeel, indien men twee reizen heen en terug, elk van 127 K.M. had afgelegd. In welke mate er verschuiving van reizigers naar de Reisweek heeft plaats gehad, zou, be halve uit het kleine aantal achtdaagsche abon nementskaarten, dat in Augustus 1934 buiten de Reisweek genomen is, pok eenigszins uit een vergelijking van de maanden Juli 1933 en 1934 afgeleid kunnen worden. Afgegeven werden aan Juli 1934 Juli 1933 Vacantiekaarten 3) 1 II III Tezamen Versch. 1572 12653 70288 84513 10687 1867 15623 77710 95200 Achtdaagsche Abonnementskaarten 3) I II III Tezamen Versch. Juli 1934 42 465 2767 3274 817 Juli 1933 67 639 3385 4091 Intusschen moet niet uit het oog verloren worden, dat ook de crisis tot vermindering van het vervoer medewerkt, en dit in aanmerking genomen, lijken de uitkomsten der Reisweek niet ongunstig, al moeten zij aan den anderen kant niet overschat worden. 1) De cijfers over 1934 zijn nog niet defi nitief, 2) Deze aantallen zijn begrepen in de hier boven genoemde aantallen vacantiekaarten, in Augustus 1934 afgegeven. 3) Welicht zal het mogelijk zijn een denk beeld van de Imancieele uitkomsten der Reis week te vormen, zoodra de definitieve cijfers van het geheele reizigersverkeer over de maan den Juli, Augustus en September 1934 bekend zijn. Aan het jaarverslag der N.V. Brood- en Meelfabrieken Maatschappij „De Korenschoof", te Utrecht, over 1933/34 ontleenen wij het vol gende: Wanneer ik met enkele woorden verslag uit breng over het op ultimo Juni geëindigde boek jaar 1933—'34, dan zoude ik slechts dit willen zeggen: wel werk, maar slechte conjunctuur. Aan het einde van dit boekjaar is een be- drijfsordening tot stand gekomen door de Meel fabrikanten onderling, ten doel hebbende de productie en consumptie meer in overeenstem ming te brengen. Het eindresultaat is een winstcijfer van f 29668 (2534), hetwelk met inbegrip van het winstsaldo van vorige jaren een uitkeering van f 20.— (v. j. nihil) per aandeel van f 100°- toelaat. De verlies- en winstrekening vermeld!- in het debet: exploitatie woningen f (v. j. credit f 5262), Interest t 6.307. a afschrijvingen: onroerende (f 30.934), machinerieën enz. f 20.753 U ZS.m) diverse mibliën f 10.030 (f4957), winst f 29.668 (f 2534); en in het credit: saldo exploitatiere keningen f 98.648 (f 66.929), De „Residentiebode" gaf een bespreking van Gogo's stuk: „De Revisor". Uit zijn eigen ie_ zerskring kreeg het blad onmiddellijk aanmer. kingen. Ook wij hebban ons een aanmerking veroorloofd over de ondeskundigheid van den recensent, die een stuk wit de eerste helft der vorige eeuw als een hedendaagsch behandelde en beschouwde. Daarop reageerde de „Residentiebode" op een wijze, die ons eenerzijds weinig serieus, ander zijds van zoo inferieure allure leek, dat wij er eerlijk gezegd een beetje vies van waren, en wij zwegen, Nu slaakt de Haagsche redactie echter den kreet: „Het is nu welletjes geweest", wekt den indruk, alsof het heele land tot in de hoog ste wetenschappelijke regionen zich met het geval bemoeid en vordert ons op tot eerherstel. Bij dezen doen wij dus onzen lezers kond, dat ae recensent van het Haagsche blad zich zelf heeft verweerd met de verklaring: Ik schreef ironisch en dat hebben noch de arge- looze lezers, noch de Maasbode-criticus begre pen. Wij willen aan den recensent de maat geven en z'n heele stukje hier overdrukken als een staal van 's schrijvers ironisch talent en tot beschaming van onze eigen verregaande onnoo- zelheid en die van een aantal lezers. Wij wil len die onnoozelheid nog verder drijven, en den recensent in kwestie met grooten aandrang verzoeken z'n ironische bevliegingen in. 't ver volg aan te kondigen, b.v. met een eenvoudig en klaar: „Ik schrijf ironisch". En hiermede geven wij de kostelijke ironie aan onze lezers te genieten. „Een Russisch stuk. En dan weten we het al voor driekwart Mien kent het recept van. ge meenplaatsen over de Russische kunst: over de onmetelijke ziel, de duistere hartstochten, den. melancholischèn weemoed en de (voor ons, Westerlingen, natuurlijk volkomen Onbegrij pelijke) paflhetischie psyche van dit affrue, eeuwenlang geknechte, maar toch zoo nobele volk, in welks oogen men de onafzienbaarheid der steppen weerkaatst ziet en dat trots wodka en knoet zijn ikoon in kinderlijk vertrouwen aan het hart drukt Waarbij het zielige kunst- gevoel/der Westerlingen, die zich immer be klagen dat zij die Oostersche psyche niet ver. staan nog extra gekitteld wordt door de mee warige constatatie: „Och gut, die stakkers zijn ook „Slaven!". Wij hoeven dus onze appreciatie van dit stuk niet te geven. De Russische schrijver Gogol schreef een blijspel, waarin hij de su jetten even rijkelijk en reddeloos diep in de misdaad dompelt als de Russische romanciers him helden. Op diezelfde we zouden haast 2eggen naïeve manier wordt er in „De Revisor" een beeld opgehangen van de ingekankerde cor ruptie in een provinciestadje van het huidige Rusland. Waarbij men dus een fout maakt door den revisor uit St. Petersburg te laten komen; want men moet tochc weten dat al- leenheerscher Stalin in Moskou resideert en van daaruit zijn stille verklikker-s uitzendt*). In een Russisch stadje leeft men in corrup tie, diefstal en omkooperij. Als een donderslag bij helderen hemel, komt dan het bericht, dat uit St. Petersburg een regeerings-inspecteur onderweg is. En twee renteniers komen bij den burgemeester met het verhaal, dat de hooge ambtenaar bereids in het eenige hotel ter plaatse is afgestapt. 3D© consternatie is groot. De burgervader gkat den ambtenaar bezoeken. CDle niets anders is dan een gederouleerde jongeman uit St. Petersburg). Hij wordt door de geheele stad met eerbewijzen en heerlijke maaltijden over laden. En als gast van den burgemeester maakt hij het hof aan diens vrouw en haar dochter. In alle gemoedelijkheid neemt hij alle gaven in geld en in natura aan en speelt voortreffelijk cle rol van den grand seigneur uit de groote stad tegenover al die provincialen. Het komt zelfs zóó ver, dat hij de dochter van den burgemeester ten huwelijk vraagt. Maar dan wordt het zelfs hem te bar. Hij vlucht en Iaat het luisterrijke verlovingsfeest voor wat het is. Als alle gasten aanwezig zyn, komt de di recteur van het postkantoor binnen, die er een sport van maakt alle-brieven te openen; deze brengt het nieuwtje, dat de „revisor" niets anders dan een handig avonturier is. Alle bur gers zijn blij met de ontmaskering van hun medeburgers, maar allen probeeren hun eigen standje b°°S te houden. „En dan", zoo zegt de toelichting in het pro gramma, „krijgt dit stuk zijn diepe beteekenis, w-ant over de puinhoopen heen klinkt de aan kondiging, dat de tl,echte" revisor en met hem het uur der vergelding gekomen is." De diepe beteekenis? Wij kunnen dat zoo diep niet vinden. Dat er onder Stalin uiteinde lijk wel eens boosdoeners worden gestraft, is niet zoo héél bijzonder; dat gebeurde onder den Tsaar ook. Maar of die bestraffing ge schiedt om wille van het recht, blijft de vraag. Aangenomen echter dat dit zoo is, dan is het toch niet zoo bijster diepzinnig, om een lang stuk te schrijven met tot eenige moraal: cor ruptie komt ten val. De eigenlijke beteekenis van het stuk ligt dan ook o.i. in de schildering van het heden- daagsche Russische leven met zijn maatschap pelijke en gezelschappelijke wantoestanden. Wij gelooven gaarne, dat die schildering juist is. Gogol kan het weten. Dit is evenwel de hééle verdienste van het stuk. Dat de lezer zal het reeds begrepen hebben —.strikt voor volwassenen moet wor' den voorbehouden. *7 Wij weten wel, dat er menschen J"', beweren, dat het stuk in den TsarenKj P doch hiermede is de inhoud in flaêran 'J - Dus dat kan niet. Waarom geloof je, dat mijn zuster een goede huisvrouw zal worden? Wel, ze houdt haar racket als een mat tenklopper vast en behandelt de ballen als poffertjes.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1934 | | pagina 2