ISAAC ISRAELS f
HET PRAAGSCHE KOOK.
WIENER SAENGERKNABEN.
KAPITALISTISCHE ORGANISATIES
DER BELGISCHE SOCIALISTEN.
OORLOGSSCHIP UIT DE 16e EEUW
GEVONDEN.
BRIEVEN OP ADVERTENTIES.
I"i -
Moeten couranten-directies ze alle
doorzenden
DE NEDERLANDSCHE
REISWEEK.
B. B. C.-SMAKELOOSHEID.
BROOD- EN MEELFABRIEKEN
>.DE KORENSCHOOF".
DE REVISOR.
XP. I. B.)
DE LAATSTE DER GROOTE
IMPRESSIONISTEN.
„Hij schilderde onbezorgd het leven
in een onbezorgden tijd
De zoon van den grooten Jozef Israels, wiens
overlijden wij Maandag gemeld hebben, gaf
al zeer jong blijk van een sterke persoonlijke
begaafdheid: op zestienjarigen leeftijd brengt
hij zijn omgeving reeds in verbazing met een
vrouwenportret, dat hij schildert. Hij vertoont
in niets het gewone type van den jongen, in
wlen zich de uitzonderlijke aanleg van een
beroemden vader nog eens, maar nu zeer ver
zwakt, openbaart. Isaac Israels was zelf uit
zonderlijk, van talent en van karakter en hij
heeft zich zelf een kunstenaarsloopbaan ge
schapen van groote zelfstandigheid.
Hij ziet thuis schilderen en doet het ook al
gauw goed. Hij is leerling van de Haagsche
Academie, maar niet lang, hij heeft zich over
wegend zelf gevormd. Hij komt al dadelijk
met een heel eigen kunst, waarop die van den
vader nauwelijks invloed schijnt te hebben ge
had. En ook de kunst van de Haagsche school
waartusschen hij opgroeit, (op zijn vierde jaar
kwam hij al met zijn ouders naar de residentie),
zal de zijne niet worden, hij distantiëert er zich
van zooals hij zich van Jozefs bewogen, don
kere gevoelslyriek en menschelijke meewarig
heid distantiëert.
Invloed ondergaat hij, zooals Gerard Brom
dat omstandig betoogde, van de schrijvers, van
Zola en zijn school, van hun onderwerpen en
van hun wijze van zien. Het litterair natura
lisme is hem een geestelijk voedsel geweest en
het is zonder twijfel aan zijn gezonde even
wichtige natuur te danken, dat hij het
heeft kunnen verduwen zonder schade. Een
schilder met wien hij verwantschap heeft is
Breitner, meer nog Manet. Maar verder is IsaSc
Israëls zichzelf, altijd zichzelf en dadelijk te
herkennen in zijn vroegste werk en zijn laatste,
heel een lang en bezig schildersleven door.
De Haagsche school had zich in hoofdzaak
toegelegd op landschap en interieur, op een
schilderwijze van samenvloeiende tonen, op
een overwegend statische voorstelling. Jonge
ren als Israëls en Breitner, al blijven zij in de
lijn van de algemeene traditie, wendden zich van
die onderwerpen af, zij gaan de stad schilde
ren, die de Hagenaars „leelijk" vonden, zij
zoeken meer zelfstandige kleur en vooral ook
beweging. Zij houden van het „leelijke" en
willen het zoo leelijk mogelijk: de stad onder
wind en regen, ruwe typen uit de volksklasse,
afgesjouwde paarden.
Isaac Israëls schildert in zijn jeugd soldaten-
tafereelen, het is een krachtig en onaandoen
lijk realisme, somber maar vitaal en niet pes
simistisch. De „Militaire begrafenis" in het
Museum Mesdag en het „Vertrek der Kolonia
len" in de collectie-Kröller vertegenwoordigen
dit vroege werk op het allerbest. De schilder
trekt naar de groot-industrie van Charleroi en
daarna in 1886, met Breitner naar Amsterdam,
die er zich o.a. aangetrokken voelde door de
lessen van Allebé.
In Amsterdam schildert Israëls dan het stads
leven! van den kant die hem zijn lectuur wees:
de tingeltangels, de danshuizen, de grachten,
de parken, overal waar een kleurig en beweeg
lijk leven te betrappen was. Maar aan den
invloed, die hem dreef naar den zelfkant van
de maatschappij, zou Israëls zich meer en meer
onttrekken, de verwording van de groote stad
heeft hem maar een poos geboeid, hij wordt
bij het ouder worden steeds meer de schilder
van een onbekommerd en feestelijk leven, dat
hij niet moede wordt met opgetogen blik te
beschouwen en in zijn snellen, gracieusen en
pakkenden stijl weer te geven. Het is overigens
niet, dat er zich bij hem een wending voltrok,
hij blijft zichzelf volkomen gelijk als de rappe,
waaksche schilder van een boeiend geval. Hij
verandert alleen van picturaal motief, hij
neemt een andere aanleiding om de vele ver
schijningen van het leven in een karakteristiek
moment met subtiel-gevoelige vingers vast te
houden. Zoo zien we Isaac Israëls aan het
Scheveningsche strand tusschen het bewegen
van de lichte zomertoiletten en bij de kinde
ren, die ezeltje rijden. We zien hem bij het
licht en het klatergoud van revue-scènes, bij
de voorname ruitergroepen van Hyde Park in
Londen, bij de gracieuse midinettes van dc
boulevard en de elegante mannequins van de
modehuizen in Parijs. En later gaat hij naar
Indië en schildert de kleurige inlandsche kleedij
tegen het helle wit van de blakerende tropi
sche zon. En in alles is het kleur, licht en be
weging, dat Israëls zoekt, den rijkdom van het
voorbij-vlietend leven, niet lang doordacht en
diep doorschouwd, maar zooals het zich voor
doet aan het uiterst gevoelig oog, een kort
moment slechts, maar dat moment is schoon.
Het mee-levende, menschelijk-hartelijke van
zijn vader had hij niet in zijn kunst, het, drama
tische, dat we vooral later bij Breitner vinden,
ontbreekt bij Israëls, die in het louter visueeie
en onmiddellijke opging, in den glanzenden
buitenkant van het overstelpend-vele, dat zich
aan hem voordeed en hem tot scheppen dwong.
En zijn geheele schilderwijze met haar snellen,
nerveuzen toets, haar aanduidende en sugge-
reerende vormen, haar vluchtige en toch zoo
sprekende en boeiende kleur, is daarmee in
voortreffelijke harmonie. „Pas trop solide
de waarschuwing waarmee een Parijsche kunst
handelaar een zoon uit het noorden op het
„goede" pad wilde houden, had Israëls nie:
noodig.
Behalve een groot schilder was Isaac Israëls
een mensch van fijne geestescultuur. Men
zal zich herinneren, wat Frans Erens over zijn
kennis en belezenheid in ons blad geschreven
heeft. Zijn bijzondere intelligentie spreekt uit
menig portret, niet representatief, niet syn
thetisch, ook weer naar den directen indruk
gemaakt, maar hoe raak dikwijls en hoe boeiend
óók van menschelijk inzicht.
Als portrettist liet Isaac Israëls nog geregeld
van zich hooren en het is nog maar enkele
weken geleden, dat hij het portret van Lode-
wijk van Deyssel voltooide, dat inmiddels door
de critiek uitstekend ontvangen werd.
Isaac Israëls zou over eenige maanden zeven
tig jaar geworden zijn. Hij is de laatste van de
groote impressionisten. Hij schilderde onbe
zorgd het groote onbezorgde leven van zijn tijd
en hij bleef het doen met de noodzakelijkheid
van het echte kunstenaarstemperament, ook
toen zóóveel in leven en kunst van Europa aan
het veranderen ging. Van Gogh, Cézanne,
Toorop, Parijs, het expressionisme, de nieuwe
zakelijkheidIsraëls heeft het allemaal nog
aan zich voorbij zien trekken, maar hij bleef
tot het laatst toe zichzelf gelijk op den weg, die
eigen aanleg en de neigingen van zijn tijd hem
gewezen hadden.
Isaac Israëls
Zelfportret.
Hoe het ongeval zich heeft
toegedragen.
Over de aanrijding, waar de inmiddels over
leden schilder Isaac Israëls het slachtoffer van
geworden is, weet de „N. Rott. Ct." thans nog
de volgende details mede te deelen:
Isaac Israëls is Donderdagavond, toen hij,
als gewoonlijk in gepeins verzonken, op de
Princessegracht liep te wandelen, door de
auto van een dokter, die hem niet had zien
aankomen, daar hij plotseling van achter een
boom te voorschijn kwam, aangereden en ach
terover gevallen. Hij werd opgenomen en bleek
een wondje aan het achterhoofd te hebben.
Meer kon men op dit oogenblik niet aan hem
ontdekken. De dokter, die in de auto gezeten
had, bood hem aan, hem naar zijn huis op de
Koninginnegracht 2, vlak bij, te brengen,
maar Isaac Israëls, die een ingeboren afkeer
van ophef had, vond dit niet noodig en keer
de, moeilijk loopende als hij den laatsten tijd
al altijd gedaan had, huiswaarts.
Hoewel Isaac Israëls alle bemoeiing met het
ongeval van de politie wenschte te vermijden,
heeft de dokter toch gemeend, de politie te
moeten verwittigen. Een rechercheur, die in
vervolg hierop naar het huis van Israëls werd
gezonden, kreeg ten antwoord, dat de heer
Israëls niets mankeerde en vooral geen inmen
ging van de politie wenschte.
Zoo onschuldig als hij zelf gemeend had
schijnt de aanrijding echter toch niet geweest
te zijn! Blijkbaar had hij er ook een rib bij
gekneusd en deze zou zelfs in een van de lon
gen zijn gedrongen. Tenminste, dit wordt als'
oorzaak van zijn overlijden, gisterenmiddag,
gemeld.
De politie heeft de Zaak nu toch in onder
zoek genomen.
Het wereldvermaarde Praagsche Koor, dat
onder auspiciën van impresario Ernst Krauss
en onder protectoraat van Zijne Exc. dr. Ivan
Krno, buitengewoon gezant en gevolmachtigd
minister van Tajecho Slowakije in Den Haag,
een tournee door ons land zal maken, treedt
te Rotterdam op in De Doelen op 29 Oct.
Dirigent van het Praagsche Koor, dat o.a.
ook in Amerika groot succes heeft gehad en
door den President der Vereenigde Staten op
het Witte Huis werd ontvangen, is prof. Metod
Dolezil.
Het befaamde jongenskoor uit de Hofburg-
kapel en Staatsopera te Weenen, dat op Za
terdag 20 October a.s. te Amsterdam in de
groote zaal van het Concertgebouw zal optre
den, en op Maandag 22 October in de Doelen
zaal te Rotterdam, geeft die avonden het pro
gramma, dat uitgevoerd werd tijdens de Salz-
burger Festspiele. Naast gregoriaansche gezan
gen en een groot aantal volksliederen, waar
onder de beroemde wals „Rosen aus dem Sue-
den" van Johann Strauss, wordt op het podium
van de groote concertzaal een opvoering in
oud-Weensche costuums gegeven van de be
kende komische opera van Albert Lortzing:
„Die Opernprobe."
OrJke Brusselsche correspondent meldt ons:
Na het allesbehalve verkwikkelijk avontuur
met de socialistische „Banque Beige du tra
vail", heeft de algemeene raad van de socia
listische partij in België de kwestie onderzocht
voor het invoeren van een scherper toezicht
op haarkapitalistische instellingen. In
dit verband werd een motie aangenomen,
waarin o.m. het volgende wordt gezegd:
„De algemeene raad van de socialistische
partij, na kennis te hebben genomen van het
verslag van de onderzoekskommissie over de
kwestie van de Bank van den Arbeid, geeft
opdracht aan het bureel van den algemeenen
raad om dringend een kontrool in te richten
op de financiën en de boekhouding van alle
socialistische werken, eenheid te brengen in de
bockhoudingsmethodes en ze beter te ordenen.
Tevens krijgen de afgevaardigden van den
socialistischen partijraad bij den soeialistischeri
koöperatieven dienst de volgende beginselen
te verdedigen:
1. de technici, aan te werven door de eko-
nomische en maatschappelijke werken van de
socialistische partij, dienen zooveel mogelijk
pas na een raadpleging van de betrokken syn-
dikale inrichting aangeduid;
2. leergangen voor administrteurs dienen
ingericht of hervormd;
3. eên handleiding met een uiteenzetting
van de rechten en plichten van de beheerders,
kommissarissen en leiders van ekonomische
werken dient uitgegeven;
4. éen nationale arbeidersspaarkas, gelde
lijk onafhankelijk van de socialistische werken,
zou moeten opgericht worden."
Als, om maar een voorbeeld te nomen, de op
te richten nationale arbeidersspaarkas even
goed zal beheerd worden als met de „Banque
Beige du travail" het geval is geweest, dan
staan er den rooden spaarders nog sombere
dagen te wachten.
HELSINGFORS, 9 October. (R.O.). Tijdens
baggerwerkzaamheden in de haven van Reval
heeft men daar het wrak aangetroffen van een
oorlogsschip uit de 16e eeuw.
Een duiker, die tot het wrak is afgedaald,
vertelde dat het 45 meter lang was.
Volgens de overlevering is in de 16e eeuw
een Zweedsch oorlogsschip met een lading goud
aan boord hier in de nabijheid gezonken.
Men wil trachten de lading zoo spoedig mo
gelijk te bergen.
Er is reeds sedert geruimen tijd een kwestie
tusschen de directie van het Rotterdamsch
Nieuwsblad en het Internationaal Handels,
bureau onder directie van den heer R. B. Dit
zakenbureau maakte er zijn werk van, aanbie
dingen in te zenden op advertenties, die onder
nummer werden geplaatst in het Rotterdamsch
Nieuwsblad. Een paar jaar geleden Is de heer
B. er achter gekomen, dat de brieven, welke
hij inzond, niet aan de betrokken adverteerders
werden doorgezonden.. Een kort geding werd
aanhangig gemaakt, hetwelk leidde tot een ver
gelijk, in dier voege, dat B. in het vervolg zou
nalaten op deze advertenties zijn circulaires
te zenden en dat de directie voortaan brieven
van B„ waarin een concreet aanbod werd ge
daan, aan de adverteerders zou doorzenden.
Met dit vergelijk is het verkeerd gegaan. De
directie van het blad beweerde in het tweede
korte geding, dat over dezelfde kwestie ging,
dat B. toch zijn circulaires inzond. De president
heeft in zijn uitspraak in dit tweede kort ge
ding het zakenbureau niet ontvankelijk ver
klaard in zijn eisch tot doorzending van de
door dit bureau gezonden brieven.
Naast deze civiele acties is, op een klacht van
B. door het O. M. bij de Rotterdamsrihe recht
bank een vervolging ingesteld tegen de directie
van het Rotterdamsch Nieuwsblad wegens ver
duistering van brieven. Aanvankelijk was deze
zaak opgezet tegen den directeur E. W. G.,
doch later is in diens plaats mr. J. K„ even-
eéns directeur van dit blad gekomen. Aan de
zen verdachte is ten laste gelegd, dat hij zich
in September 1933 vier brieven, die ten kantore
van het Rotterdamsch Nieuwsblad waren be
zorgd op nummeradvertenties heeft toe
geëigend; subs, was hem ten laste gelegd, dat
hij die brieven heeft doen wegmaken.
Uit het getuigenverhoor kwam vast te staan,
dat B. op een dag in September een advertentie
heeft doen plaatsen, waarin een eomestibles-
winkel ter overname werd gevraagd. Daarop
heeft B. zelf zes brieven geschreven. Door het
Rotterdamsch Nieuwsblad zijn echter slechts
twee brieven afgegeven.
Verdachte gaf toe, dat de brieven niet waren
doorgegeven. De directie heeft zich echter die
brieven niet toegeëigend. Zij gaat van de ver
onderstelling uit, dat zij gedekt is door de clau
sule, die zij in haar voorwaarden heeft opgeno
men.
Getuige B. verklaart, dat de bedoelde
advertentie door een rechercheur naar het Rot
terdamsch Nieuwsblad is gebracht. Getuige
heeft op die eigen advertentie zes brieven ge
schreven, waarvan hij er later maar twee terug,
ontvangen heeft.
Getuige A. Hoogendoorn, agent van politie,
heeft de advertentie ter plaatsing aangeboden.
Later zijn hem twee brieven ter hand gesteld.
Getuige, die wist, dat er zes brieven verzon
den waren, heeft nog gevraagd of er niet meer
brieven waren gekomen, doch daarop is hem
ontkennend geantwoord.
Getuige N. J. J. Bogers, kantoorbediende bij
het Rotterdamsch Nieuwsblad, verklaart, dat
haar opdracht is gegeven circulaires ei. achter
te houden. Zij heeft een zekere feeling voor die
soort brieven en als zij twijfelde, ging zij er
mee naar haar chef, die dan besliste. Zij heeft
niet gedacht, dat zij daarmee iets verkeerds
deed.
Het O.M.; En als u zich nu eens vergiste?
Getuige: Dat was dan een exceptioneel geval.
Dan wordt de brief weer dicht gemaakt en er
komt op te staan „Per abuis geopend".
Het O.M.: Nemen de adverteerders met der
gelijke geopende brieven genoegen?
Getuige zegt, dat het wel eens voorkomt, dat
briefschrijvers vergeten een nummer op de en
veloppe te plaatsen. Dan opent zij den brief
om te zien op welke advertentie deze slaat om
er alsnog het nummer op te zetten. Er zullen
er velen zijn, die dankbaar zijn, dat een ver
zuim op die manier wordt goed gemaakt.
Mr. J. A. Loeff, de verdediger van mr. K.,
verzoekt aan den president verlof om getuige
te laten, demonstreeren, dat zij de brieven van
Bos uit een stapel brieven kan halen. Hij de
poneert een aantal brieven en na eenig zoe
ken geeft getuige eenige brieven, de naar zij
beweert van Bos afkomstig te zijn. De brieven
worden geopend en blijken inderdaad van het
zakenbureau afkomstig te zijn.
De president tot getuige: Maar haalt u er nu
eens een uit, die niet van Bos ia
Getuige: Ze zijn allemaal van Bos.
De president: O.
Getuige L. Akkersdijk, chef van de adver-
tentieafdeeling van het Rotterdamsch Nieuws
blad is voor hij deze betrekking aanvaardde,
13 jaren op verschillende advertentiebureau*
werkzaam geweest. Daar bestond ook de ge
woonte om drukwerken en circulaires van za
ken- en pensionbureaux niet aan adverteer
ders door te geven. Hij vindt in deze handel
wijze niets onrechtmatigs. m
Als getuige décharge worden vervolgens
gehoord A. Henny, directeur van het Leidsch
Dagblad en voorzitter van de Nederlandsche
Dagbladpers en H. Nijgh, directeur van de
N.R.C.
Getuige Henny verklaart, dat het gewoonte
is, dat brieven met circulaires of brieven wier
Inhoud schadelijk zijn voor de belangen van
het blad niet worden doorgegeven. Getuige
zegt, dat dit geschiedt volgens een stilzwijgen
de afspraak tusschen courantendirectie en ad
verteerder, evenals er een stilzwijgende over
eenkomst is, dat de naam van een adverteerder
onder nummer niet wordt bekend gemaakt. Se
dert eenigen tijd heeft getuige in zijn adver
tentievoorwaarden ook een clausule betreffen
de dergelijke brieven opgenomen.
De president stelt dezen getuige kle vraag, of
hij den betrokken brief, waarvan hij voorlezing
doet, zou hebben achtergehouden.
Getuige zegt, dat deze brief naar zijn inzicht
een concreet aanbod inhoudt, zoodat hij dezen
niet had achtergehouden. Iets anders wordt het
echter als dergelijke brieven in een groot aantal
binnenkomen. Dergelijke bureaux parasiteeren
op de couranten.
Op eenige vragen zegt getuige verder, dat hij
de mogelijkheid van schade voor het zaken
bureau door achterhouding van brieven niet wil
ontkennen. Het hemd is echter nader dan de
rok.
De president: Maar er zijn ook verplichtingen
tegenover de adverteerders.
Getuige H. Nijgh verklaart dat wanneer het
er dik -opligt, dat er misbruik wordt gemaakt,
de brieven niet worden doorgezonden. Wat den
brief betreft, waarvan hier sprake is, getuige
zou dien hebben doorgegeven, omdat er een
concreet aanbod in gedaan wordt. Ook hij
maakt een uitzondering voor het geval er vele
van dergelijke brieven zouden komen, die dan
niet langer als bonafide zijn te beschouwen,
aangezien de inzenders de bedoeling hebben als
tusschenpersoon te fungeeren. Getuige heeft se
dert de zaak aanhangig is ook een clausule in j
de voorwaarden opgenomen.
Requisitoir.
Het O.M. waargenomen door mr. J. C. V.
Meischke gaf in zijn requisitoir een kort over
zicht van de voorgeschiedenis van deze zaak.
Het criterium hier ligt wel in de vraag wat on
der een brief te verstaan is. Spr. wees op het
geheime karakter dat door alle tijden heen de
brief gehad heeft. Zelfs het O. M. is niet gerech
tigd zonder machtiging een brief te openen.
Ieder dagbladdirecteur echter meent daartoe
wel het recht te hebben, omdat hij bang is, dat
de mogelijkheid bestaat, dat zijn belangen ge
schaad worden. Spreker achtte bewezen, dat
verdachte het feit heeft doqp plegen, namelijk
het wegmaken van de brieven. Het opzettelijk
en wederrechtelijk karakter van die handeling
staat z.i. vast. De in de advertentievoorwaar
den opgenomen clausules kunnen verdachte
niet desculpeeren. Het O. M. eischt, aangezien
het hier een principieele kwestie betreft 1
boete, subs. 1 dag hechtenis.
Mr. P. H. M. Hoogenbergh, die zich voor R.
Bos civiele partij stelde, lichtte een eisch tot
schadevergoeding toe, waarvan hij het bedrag
bepaald wilde zien op f 30, of zooveel minder
als de rechtbank redelijk zal vinden.
Pleidooi.
Mr. J. A. L. Loeff was van oordeel, dat het
hier niet een strafzaak, maar een civiel geding
betrof. Zijns inziens was het Rotterdamsch
Nieuwsblad volkomen gerechtigd de handelin
gen van B. den kop in te drukken. Ook pleiter
herinnerde aan de gevoerde korte gedingen,
waarop eindelijk de uitbrenging van een dag
vaarding door B. in de civiele procedure is ge
volgd. Over de vordering van de civiele partij
zal pleiter niets zeggen.
Zich tot de strafzaak bepalend, betoogde plei
ter, dat de elementen van wederrechtelijkheid
en opzet ontbreken. De vier brieven, waar het
hier om gaat, zijn nog aanwezig. Ze zijn niet
weggemaakt en niet vernietigd. Het O. M. heeft
over de Postwet gesproken, maar de verhou
ding tusschen posterijen en iemand, die zijn
brief aan haar toevertrouwt, is een andere dan
die van den schrijver op een advertentie en
de directie van een dagblad. Deze laatste is
houder in opdracht van den adverteerder. Aan
dezen stonden twee wegen open om zijn doel
te bereiken. Hij kan zich wenden tot een zaken
bureau, waar hij een belangrijk bedrag ain pro
visie te betalen heeft, of hij kan een advertentie
zetten. Een adverteerder heeft met het opgeven
van zijn advertentie tevens uitgesproken, dat
hij geen bemiddeling van een zakenbureau
wenscht en wanneer deze brieven voor hem
worden achtergehouden, dan kan hij zich niet
tekortgedaan voelen, omdat hij immers derge
lijke aanbiedingen niet wenscht. In geen geval
is hier ook van wederrechtelijk handelen
sprake. Pleiter concludeerde dan ook tot vrij
spraak.
Na re- en dupliek bepaalde de rechtbank de
uitspraak op 23 October.
Cijfers over het spoorwegverkeer.
Vooral veel liefhebbers voor achtdaagsche
abonnementen.
M. schrijft in „Spoor- en Tramwegen":
Zooals men weet, is van 2027 Augustus de
z.g. Nederlandsche Reisweek gehouden. De Ne
derlandsche Spoorwegen verleenden in die week
een reductie op den prijs der vacantiekaarten,
en wel in dier voege dat voor de vacantiekaart
voor de heenreis, welke in deze week genomen
werd, de volle prijs berekend werd (I kl. ƒ7.50,
II kl. 5.75, III kl. ƒ4.—), terwijl voor de va
cantiekaart, welke op de terugreis genomen
werd, geheven werd I kl. 4, II kl. 3.III kl.
ƒ2.De vacantiekaart voor de terugreis kon
niet alleen op eiken dag van de reisweek (be
halve op den dag van afgifte van de vacantie
kaart voor de heenreis), mar ook nog in het
tijdvak van 28 Augustus t.m. 3 September 1934
genomen wor.den. Voorts werd een reductie ver
leend op den prijs der achtdaagsche abonne
mentskaarten. Deze kostten tijdens cle Reis
week I kl. ƒ21.50, II kl. ƒ16.50, III kl. ƒ11.50,
in plaats van anders I kl. ƒ28.50, II kl. 21.75,
III kl. 15.—.
Een vergelijking van het in de maanden
Augustus 1934 en 1933 afgegeven aantal vacan
tiekaarten en achtdaagsche abonnementskaar
ten geeft het volgende beeld:
Vacantiekaarten 1)
I II III Tezamen Versch.
Augustus 1934 1349 15771 107291 124411 —5401
Augustus 1933 1785 19063 108964 129812
Achtdaagsche abonnnementskaarten 1)
I II III Tezamen Versch.
Augustus 1934 99 1399 6898 8396 4208
Augustus 1933 49 595 3544 4188
Aan goedkoope vacantiekaarten voor de
terugreis werden afgegeven
I II III Tezamen
Aug. 1934 2) 40 869 7213 8122
1,2,3 Sept. '34 8 211 2071 2290
Een verstekeling houdt een voordracht.
Onze Londensche correspondent schrijft ons:
De- smakeloosheid van dat departement der
Overigens zoo bewonderenswaardige British
Broadcasting Corporation, dat de „talks" (in
het Nederlandsch zegt men, geloof ik „cause-
ries") onder zijn beheer heeft, is reeds her
haaldelijk oorzaak van openbare ergernis ge
weest. Eenige maanden geleden, toen de B.B.
C. een Engelschen deserteur uit het Fransche
vreemdelingenlegioen aan het woord gelaten
had, maakte generaal-majoor Spears dit zelfs
tot uitgangspunt van een Interpellatie in het
Lagerhuis.
Thans bevat de „Daily Telegraph" onder het
opschrift „Radio-omroep en misdaad", den vol
genden brief aan een magistraat:
„Vanavond om tien uur laat de B.B.C.
eenige opmerkingen maken door een versteke
ling. De B.B.C. verantwoordt deze fraaie „tal
kie" op grond hiervan, dat er een tikje gevaar
en avontuurlijkheid in is zich aan boord van
een schip te „versteken".
Natuurlijk is er een tikje gevaar. Het is veel
opwinderder en avontuurlijker een inbreker
dan een bankbediende te zijn. Ik twijfel er
niet aan, dat een „talk" door een dief hoogst
interessant zou zijn.
Gisteren heb ik een plompen Duitscher voor
acht-en-twintig dagen naar de gevangenis
gezonden, omdat hij diezelfde misdaad van
te versteken begaan had. Misschien had ik
hem naar sir John Reith (dén directeur-gene
raal der B.B.C.) moeten sturen met mijn com
plimenten en een aanbevelingsbrief 1
In het door mij berechte geval had de ge
zagvoerder van het schip dezen man, die wei
gerde te werken, verscheidene dagen aan boord.
Men neme in aanmerking dat, gelijk iedere
zeeman weet, een verstekeling steeds gevaar
kan opleveren voor de veiligheid van het schip.
Ais deze man de gevangenis verlaat, dan
zullen de reeders, krachtens de bepalingen van
de wet op de koopvaardijvaart (1894) verplicht
zijn hem kosteloos naar een Duitsche haven
te vervoeren.
Er bestaat toch nog zoo iets als goede smaak.
Een klein beetje daarvan zou luisteraars ge
spaard hebben voor deze malle en kinderach
tige „talk".
Een bewijs van slechte smaak heeft de B.B.
C. zeker opnieuw gegeven, doch de leiders
van da „talk"-afdeeling verkeerden zeker, ge
lijk zoovelen, in den waan, dat verstekelingen
alleen maar in den technischen zin der wet
„misdadigers", doch overigens hoogst sympa
thieke menschen zijn. Zij beoordeelen hen naar
het Italiaansche jongetje, dat zich aan boord
van een schip verstak, omdat hij na den dood
van zijn moeder brandde van verlangen om
zijn vader, die in Zuid-Amerika werkte ,te zien.
De verstekeling, die juist door den rechter
gevonnisd was, was een plompe kerel, die niet
werken wilde. Op z'n best dus een klaplooper,
die avontuurlijkheden wilde beleven op kosten
van anderen. De man, die de vuren van het
schip moest stoken om ook dezen klaplooper
in staat te stellen zijn doel te bereiken, was
meer de onderscheiding van een B.B.C.-talk
waard dan de spreker van gisteravond. Zoo'n
talk brengt 5 guineas op, en het minste dat de
man doen kan, is dat hij het honorarium op
stuurt aan den reeder, door wien hij zich
kosteloos heeft laten vervoeren.
Er bestaan zwaardere en minder zware, maar
er bestaan geen meer en minder sympathieke
misdaden. De avontuurlijkheid van een ver
stekeling is zelfzuchtig en anti-maatschappelijk;
wanneer hij varen wil en de wereld zien dan
kan hij trachten zich op een schip te laten
aanwerven. Maar zijn klaplooperige heldhaf
tigheid is een zeer slecht onderwerp voor ra
dio-propaganda
Te zamen 48 1080 9284 10412
zoodat 10412 reizigers gebruik gemaakt hebben
van de lagere prijzen der vacantiekaarten ge
durende de Reisweek: dezen hebben dus 20824
vacantiekrarten genomen.
I II III Tezamen
74 1127 5222 6443
Aan achtdaagsche abonnementskaarten wer
den gedurende de Reisweek afgegeven.
Meer dan twee derde gedeelte van de in de
maand Augustus 1934 afgegeven achtdaagsche
abonnementskaarten werden dus gedurende de
Reisweek genomen.
Het is moeilijk, een juiste conclusie te vor
men ten aanzien van de resultaten van de Reis
week, omdat daarbij verschillende factoren in
aanmerking genomen moeten worden, welker
invloed men echter niet bepalen kan.
In de eerste plaats zullen velen na het be
kend raken der Reisweekplannen (half Juli)
hun reizen, die anders in het tijdvak van 15
Juli tot 19 Augustus zouden vallen, tot de Reis-
week uitgesteld hebben, terwijl anderen, die in
September zouden gereisd hebben, wellicht
hun reis-plannen vervroegd hebben.
In de tweede plaats zijn in de Reisweek veel
reizen met vacantiekaarten of achtdaagsche
abonnementskaarten gemaakt, die anders met
gewone plaatskaarten zouden zijn afgelegd. Dit
aantal moet niet onderschat worden. Vacantie
kaarten toch, welke anders eerst bij reizen van
meer dan 188 K.M. voordeel bieden boven ge
wone plaatskaarten, werden nu reeds voor een
een reis heen en terug van 134 K.M. voor-
deeliger. Bij achtdaagsche abonnementskaarten
had men reeds voordeel, indien men twee reizen
heen en terug, elk van 127 K.M. had afgelegd.
In welke mate er verschuiving van reizigers
naar de Reisweek heeft plaats gehad, zou, be
halve uit het kleine aantal achtdaagsche abon
nementskaarten, dat in Augustus 1934 buiten de
Reisweek genomen is, pok eenigszins uit een
vergelijking van de maanden Juli 1933 en 1934
afgeleid kunnen worden.
Afgegeven werden aan
Juli 1934
Juli 1933
Vacantiekaarten 3)
1 II III Tezamen Versch.
1572 12653 70288 84513 10687
1867 15623 77710 95200
Achtdaagsche Abonnementskaarten 3)
I II III Tezamen Versch.
Juli 1934 42 465 2767 3274 817
Juli 1933 67 639 3385 4091
Intusschen moet niet uit het oog verloren
worden, dat ook de crisis tot vermindering van
het vervoer medewerkt, en dit in aanmerking
genomen, lijken de uitkomsten der Reisweek
niet ongunstig, al moeten zij aan den anderen
kant niet overschat worden.
1) De cijfers over 1934 zijn nog niet defi
nitief,
2) Deze aantallen zijn begrepen in de hier
boven genoemde aantallen vacantiekaarten, in
Augustus 1934 afgegeven.
3) Welicht zal het mogelijk zijn een denk
beeld van de Imancieele uitkomsten der Reis
week te vormen, zoodra de definitieve cijfers
van het geheele reizigersverkeer over de maan
den Juli, Augustus en September 1934 bekend
zijn.
Aan het jaarverslag der N.V. Brood- en
Meelfabrieken Maatschappij „De Korenschoof",
te Utrecht, over 1933/34 ontleenen wij het vol
gende:
Wanneer ik met enkele woorden verslag uit
breng over het op ultimo Juni geëindigde boek
jaar 1933—'34, dan zoude ik slechts dit willen
zeggen: wel werk, maar slechte conjunctuur.
Aan het einde van dit boekjaar is een be-
drijfsordening tot stand gekomen door de Meel
fabrikanten onderling, ten doel hebbende de
productie en consumptie meer in overeenstem
ming te brengen.
Het eindresultaat is een winstcijfer van
f 29668 (2534), hetwelk met inbegrip van het
winstsaldo van vorige jaren een uitkeering van
f 20.— (v. j. nihil) per aandeel van f 100°-
toelaat.
De verlies- en winstrekening vermeld!-
in het debet: exploitatie woningen f
(v. j. credit f 5262), Interest t 6.307. a
afschrijvingen: onroerende
(f 30.934), machinerieën enz. f 20.753 U ZS.m)
diverse mibliën f 10.030 (f4957), winst f 29.668
(f 2534); en in het credit: saldo exploitatiere
keningen f 98.648 (f 66.929),
De „Residentiebode" gaf een bespreking van
Gogo's stuk: „De Revisor". Uit zijn eigen ie_
zerskring kreeg het blad onmiddellijk aanmer.
kingen. Ook wij hebban ons een aanmerking
veroorloofd over de ondeskundigheid van den
recensent, die een stuk wit de eerste helft der
vorige eeuw als een hedendaagsch behandelde
en beschouwde.
Daarop reageerde de „Residentiebode" op een
wijze, die ons eenerzijds weinig serieus, ander
zijds van zoo inferieure allure leek, dat wij
er eerlijk gezegd een beetje vies van waren, en
wij zwegen,
Nu slaakt de Haagsche redactie echter den
kreet: „Het is nu welletjes geweest", wekt den
indruk, alsof het heele land tot in de hoog
ste wetenschappelijke regionen zich met het
geval bemoeid en vordert ons op tot eerherstel.
Bij dezen doen wij dus onzen lezers kond,
dat ae recensent van het Haagsche blad zich
zelf heeft verweerd met de verklaring: Ik
schreef ironisch en dat hebben noch de arge-
looze lezers, noch de Maasbode-criticus begre
pen.
Wij willen aan den recensent de maat geven
en z'n heele stukje hier overdrukken als een
staal van 's schrijvers ironisch talent en tot
beschaming van onze eigen verregaande onnoo-
zelheid en die van een aantal lezers. Wij wil
len die onnoozelheid nog verder drijven, en
den recensent in kwestie met grooten aandrang
verzoeken z'n ironische bevliegingen in. 't ver
volg aan te kondigen, b.v. met een eenvoudig
en klaar: „Ik schrijf ironisch".
En hiermede geven wij de kostelijke ironie
aan onze lezers te genieten.
„Een Russisch stuk. En dan weten we het al
voor driekwart Mien kent het recept van. ge
meenplaatsen over de Russische kunst: over de
onmetelijke ziel, de duistere hartstochten, den.
melancholischèn weemoed en de (voor ons,
Westerlingen, natuurlijk volkomen Onbegrij
pelijke) paflhetischie psyche van dit affrue,
eeuwenlang geknechte, maar toch zoo nobele
volk, in welks oogen men de onafzienbaarheid
der steppen weerkaatst ziet en dat trots wodka
en knoet zijn ikoon in kinderlijk vertrouwen
aan het hart drukt Waarbij het zielige kunst-
gevoel/der Westerlingen, die zich immer be
klagen dat zij die Oostersche psyche niet ver.
staan nog extra gekitteld wordt door de mee
warige constatatie: „Och gut, die stakkers
zijn ook „Slaven!".
Wij hoeven dus onze appreciatie van dit
stuk niet te geven. De Russische schrijver
Gogol schreef een blijspel, waarin hij de su
jetten even rijkelijk en reddeloos diep in de
misdaad dompelt als de Russische romanciers
him helden.
Op diezelfde we zouden haast 2eggen
naïeve manier wordt er in „De Revisor" een
beeld opgehangen van de ingekankerde cor
ruptie in een provinciestadje van het huidige
Rusland. Waarbij men dus een fout maakt
door den revisor uit St. Petersburg te laten
komen; want men moet tochc weten dat al-
leenheerscher Stalin in Moskou resideert en
van daaruit zijn stille verklikker-s uitzendt*).
In een Russisch stadje leeft men in corrup
tie, diefstal en omkooperij. Als een donderslag
bij helderen hemel, komt dan het bericht, dat
uit St. Petersburg een regeerings-inspecteur
onderweg is. En twee renteniers komen bij
den burgemeester met het verhaal, dat de
hooge ambtenaar bereids in het eenige hotel
ter plaatse is afgestapt.
3D© consternatie is groot. De burgervader
gkat den ambtenaar bezoeken. CDle niets anders
is dan een gederouleerde jongeman uit St.
Petersburg). Hij wordt door de geheele stad
met eerbewijzen en heerlijke maaltijden over
laden. En als gast van den burgemeester maakt
hij het hof aan diens vrouw en haar dochter.
In alle gemoedelijkheid neemt hij alle gaven
in geld en in natura aan en speelt voortreffelijk
cle rol van den grand seigneur uit de groote
stad tegenover al die provincialen.
Het komt zelfs zóó ver, dat hij de dochter
van den burgemeester ten huwelijk vraagt.
Maar dan wordt het zelfs hem te bar. Hij
vlucht en Iaat het luisterrijke verlovingsfeest
voor wat het is.
Als alle gasten aanwezig zyn, komt de di
recteur van het postkantoor binnen, die er een
sport van maakt alle-brieven te openen; deze
brengt het nieuwtje, dat de „revisor" niets
anders dan een handig avonturier is. Alle bur
gers zijn blij met de ontmaskering van hun
medeburgers, maar allen probeeren hun eigen
standje b°°S te houden.
„En dan", zoo zegt de toelichting in het pro
gramma, „krijgt dit stuk zijn diepe beteekenis,
w-ant over de puinhoopen heen klinkt de aan
kondiging, dat de tl,echte" revisor en met hem
het uur der vergelding gekomen is."
De diepe beteekenis? Wij kunnen dat zoo
diep niet vinden. Dat er onder Stalin uiteinde
lijk wel eens boosdoeners worden gestraft, is
niet zoo héél bijzonder; dat gebeurde onder
den Tsaar ook. Maar of die bestraffing ge
schiedt om wille van het recht, blijft de vraag.
Aangenomen echter dat dit zoo is, dan is het
toch niet zoo bijster diepzinnig, om een lang
stuk te schrijven met tot eenige moraal: cor
ruptie komt ten val.
De eigenlijke beteekenis van het stuk ligt
dan ook o.i. in de schildering van het heden-
daagsche Russische leven met zijn maatschap
pelijke en gezelschappelijke wantoestanden.
Wij gelooven gaarne, dat die schildering
juist is. Gogol kan het weten.
Dit is evenwel de hééle verdienste van het
stuk. Dat de lezer zal het reeds begrepen
hebben —.strikt voor volwassenen moet wor'
den voorbehouden.
*7 Wij weten wel, dat er menschen J"',
beweren, dat het stuk in den TsarenKj P
doch hiermede is de inhoud in flaêran 'J -
Dus dat kan niet.
Waarom geloof je, dat mijn zuster een
goede huisvrouw zal worden?
Wel, ze houdt haar racket als een mat
tenklopper vast en behandelt de ballen als
poffertjes.