HET EUCHARISTISCH CONGRES TE BUENOS AIRES.
EEN VERKLARING VAN Z. H. EM.
KARDINAAL PACELLI.
WOENSDAG 7 NOVEMBER 1934
HET AARTSBISSCHOPPELIJK
MUSEUM TE UTRECHT.
TWEEDUIZENDJARIGE STERFT.
ONTVLUCHTINGSPOGING VAN
GEDETINEERDEN.
DE NIBELUNGEN EN HUN
OORSPRONG.
REVISIE VAN HORST WESSELPROCES
VERWORPEN,
AARTSBISSCHOP VAN ADELAIDE
OVERLEDEN.
MRS. CATHERINE DAWSON SCOTT, f
TERUGTOCHT DER CHINEESCHF
COMMUNISTEN.
ZANDSTORM-
„GRAF ZEPPELIN" WEER THUIS.
VISSSCHERIJ-OVEREENKOMST
TUSSCHEN ENGELAND
EN NOORWEGEN.
SLOT HINNENBURG DOOR B" A ND
VERWOEST.
(Van onzen correspondent).
ROME, 4 November 1934.
Na zijn terugkeer in Rome heeft de Pause
lijke Legaat voor het Eucharistisch Congres
te Buenos Aires, Zijne Hoogwaardige Emi
nentie Kardinaal Pacelli aan een vertegen
woordiger van de „Osservatore Romano" een
uitvoerige verklaring afgelegd betreffende
zijn Indrukken over het Congres en de groot
heid der gebeurtenissen, die zich te Buenos
Aireu hebben afgespeeld.
Deee verklaring luidt aldus
vreugde zijn wij weder terugge
keerd in het huis van den Heiligen Vader,
Dre ons met zooveel welwillendheid uitge
kozen had, om een zoo troostrijke zending
te vervullen, en wij verlangen er vurig naar,
voor Zijn troon het verslag over het verloop
van het zoo merkwaardige twee en dertigste
Internationale Eucharistische Congres uit te
brengen, dat zeker een schitterend hoogte
punt in de geschiedenis der Eucharistische
Congressen beteekent. Nooit zooals bij deze
gelegenheid voelden „wij ons zóó gedrongen,
om den Plaatsvervanger van Christus temid
den van alle vermoeienissen en zorgen van
Zijn apostolisch ambt een heerlijk gedetail
leerd verslag te geven, dat Zijn hart tot
troost zal zijn.
Terwijl de geestelijke moeder van het
Zuid-Amerikaansche continent, het katho
lieke Spanje, zeer sombere dagen moest
doorstaan, waarin de vernielende furie van
een verwaten minderheid haar heiligschen-
nende hand uitstrekte naar Zijn geheiligde
plaatsen en personen, bood de hoofdstad van
Argentinië met de deelneming van de ge-
heele katholieke wereld, aan den Eucharis-
tischen Koning een acte aan van hulde en
tegelijkertijd van eerherstel, welke de ver
wachtingen van de vurigste verbeelding
verre heeft overtroffen.
Het „Adoremus" van millioenen ge-
loovigen, dat de aethergolven naar alle dee-
len van den aardbo 1 hebben overgebracht
heeft machtiger weerklonken dan het „Cru-
cifige" van hen, die door een satanischen
geest gedreven, beproefd hebben het juk van
den anti-christ op te leggen aan een groot
en edel volk, dat er steeds naar gestreefd
heeft, om het kruis van den Zoon van God
in zijn huizen de eere-plaats te schenken. Dit
volk heeft zijn opgang gekend en zijn groot
heid zien stralen juist onder de bescherming
van ditzelfde Kruis en zijn gelukkige toe
komst kan niet gezien worden, tenzij in
h?t gezegende en heilbrengende teeken van
de verlossing.
.„'Gedurende de dagen van het Congres
heeft Argentinië aan de wereld getoond, den
waren wil en het ware hart van zijn volk,
dat in zijn aderen het bloed der voorouders
voelt vloeien en dat het heilig erfdeel van
het geloof ongeschonden wil handhaven als
het kostbaarste goed, dat het voor den toe-
komstigen heiligen strijd van den geest aan
zijn kinderen kan nalaten.
De dagen van Buenos Aires hebben ge
toond, hoe Argentinië terecht de groote natie
van Zuid-Amerika is en deze gedachte recht
vaardigt voor ons, de ver blij dendste ver
wachtingen.
Nooit heb ik een dergelijke grootsche ver
eering van Christus in de Eucharistie gezien,
zooals o.a. bij het slot van dit Eucharistisch
Congres in het Palermo-park.
Nooit heb ik met zooveel ontroering de
diepe beteekenis gevoeld van het „Laat de
kleinen tot Mij komen", als op den 12den
October, toen de ontelbare schare van in
het wit gekleede kinderen, die het Hosanna
zongen, het park van Palermo maakte tot
een immensen Eucharistischen tuin, waar
van de Goddelijke Vriend der kinderen het
centrum was.
Nooit heb ik zulk een geloofsbelijdenis van
jongelingen en mannen, zoo spontaan en
zoo overweldigend, bijgewoond als in dien
gedenkwaardigen nacht van de processie en
H. Communie der mannen.
Onbeschrijfelijk ontroerend was het te
zien, hoe de portalen der huizen en de hoe
ken der straten gemaakt werden tot biecht
stoelen; hoe de groene zoden van de immen
se parken vol stonden van mannen, die den
Christus droegen in hun hart.
In dien nacht werd alom menschelyk op
zicht overwonnen en vele aarzelende zielen,
zooals eens Nicodemus, vonden den moe
hun geloof openlijk te belijden en gesterkt
door het Brood der sterken kwam zij de
falanxen vermeerderen van de onverschrok
ken belijders van Christus.
Nooit heb ik het bijgewoond, dat zoo tai-
looze geloovigen, mannen, vrouwen en jon
gelingen bij een massa Communie tot de
H. Tafel naderden.
Nooit heb ik gezien, dat een geheele natie
van de hoogste tot de laagste klasse, zoo
eensgezind eer bracht aan de H. Eucharistie.
Nimmer zag ik een natie, in zulk een eer
biedige hulde en zoo innig-vroom neerknie
len aan de voeten van den Christus Koning.
Nooit heb ik den leider van een Staat op
zulk een ontroerende wijze de aanhanke
lijkheid van zijn volk aan den Christus
Eucharisticus hooren betuigen.
Inderdaad, zijn zij, die aan dit Congres
deelnamen opnieuw getuige geweest van het
vuur van het eerste Pinksteren en zelfs de
kleinen op de armen der moeders, voelden
in zich den weerklank van de Eucharistische
vreugde, zoodat werkelijk bewaarheid werd
het woord van den profeet: „Uit den mond
van kinderen en zuigelingen hebt Gij Uw
lof bereiu".
Nooit heb ik een geheele natie, regeer
ders en geregperden zoo eensgezind en
diep-godvruchtig geschaard gezien rond den
Troon van den Koning, die eens verklaarde:
„Koning ben ik, maar Myn Rijk is niet van
deze wereld".
Deze goddelijke afstraling/van hemelsche
vreugde en van geestelijke toewijding, welke
den Eucharistischen Verlosser omschitterde,
is geenszins het is hier de plaats er op
te wijzen het gevolg geweest van wat
simpele geïmproviseerde maatregelen, maar
het heilzaam resultaat van een lange voor
bereiding van vurig missionarisapostolaat,
welke meer dan een jaar geduurd heeft.
De Eucharistische week van Buenos Aires
was de inzameling van een allerovervloe-
digsten oogst, welke onder goddelijken zegen
opgegroeid was, uit een zaad, dat met einde-
looze vermoeienissen was uitgestrooid.
Het was de vreugdevolle en kostbare be
looning voor een eindeloozen stoet van pries
ters en kloosterlingen, van mannen en vrou
wen, strijdend in de rijen der katholieke
vereenigingen en van de stille bidders, die
in vurig gebed van het hart van den Ver
losser der wereld, genade en zegen des
hemels over het eerste Internationale Eucha
ristische Congres van Latijnsch Amerika
hebben afgesmeekt.
De groote eer van dit alles komt toe aan
het allereerbiedwaardigste Episcopaat onder
leiding van den Apostolischen Nuntius, die
als voornaamste en heiligste doel zich had
gesteld om de zielen, getooid met het
bruidskleed der heiligmakende genade, tot
den goddelijken Koning op te voeren.
Waren de dagen van Buenos Aires de
dagen van den oogst in het teeken der
H. Eucharistie, zij noodigen tevens uit, om
nieuw zaad uit te strooien op dezelfde ak
kers, waar „Voorbijgang des Heeren" zoovele
beloften heeft gewekt.
Niet alleen een groote liefde jegens de
H. Eucharistie is in de heerlijke dagen van
het Eucharistisch Congres tot uiting geko
men, doch tevens een groote liefde en aan
hankelijkheid jegens den H. Vader en voor
Rome als het centrum der geheele katho
lieke wereld, vooral echter jegens den
Paus, den opvolger van den H. Petrus, Dra
ger van het leergezag in de Kerk.
Overal in Argentinië en in Brazilië werd
de grootste medewerking verleend door de
hoogste autoriteiten in volle overeenstem
ming met de edele tradities van deze geheel
katholieke volken.
Mijn innigste wensch is, dat de banden
tusschen den H. Stoel en deze katholieke
landen steeds nauwer aangehaald en steeds
hechter zullen worden in aansluiting op
mijn bezoeken aan Buenos-Aires en Rio de
Janeiro opdat de katholieke godsdienst de
cultuur en de moraal van deze edele en
hoogstaande katholieke naties steeds hooger
opvoere.
De groote eerbewijzen, welk my als Pau
selijk legaat te beurt vielen, waren niets
anders dan een sprekend bewijs van de
liefde en aanhankelijkheid der Zuid-Ame-
rikaansche volken jegens den H. Vader, den
zichtbaren Plaatsbekleeder van Christus op
aarde en Bestuurder van Zijn Kerk.
Deze aanhankelijkheid kwam niet alleen
tot uiting bij officieele ontvangsten en
plechtigheden, doch ook bij niet-officieele
gelegenheden.
Voor de eerste maal in de geschiedenis
is een Pauselijk Legaat door den H. Vader
naar Latijnsch Amerika gezonden en ik
herhaal, dat ik hoop, dat de banden tusschen
den H. Stoel en Zuid-Amerika steeds nau
wer zullen worden aangehaald, opdat de
maatschappelijke en cultureele vooruitgang
der landen bevorderd worde.
Een der heerlijke getuigenissen van het
Eucharistische feest is geweest de demon
stratie van de katholieke eenheid der Kerk
onder 's Pausen ieiding en van de broeder
schap in Christus, welke door God gewild
wordt, tusschen alle menschen zonder on
derscheid van klasse en tusschen alle vol
ken over de grenzen van naties en rassen
heen. Allen zijn genoodigd tot het konink
lijk Gastmaal van den Eucharistischen God.
De waarden in het Rijk van Christus zijn
de reinheid van harten, de adeldom van den
wil en de verhevenheid van de gevoelens.
Voor God bestaat er slechts één adel, de
adel van den staat van genade, welke ons
maakt tot kinderen Gods. Slechts één rijk
dom, de som van de verdiensten en van den
arbeid voor de uitbreiding van Zijn Rijk
geofferd.
Onveranderlijk zijn de steenen Tafelen,
waarop Hij Zijn heilige wet gebeiteld heeft;
het Evangelie van Christus is de goede bood
schap voor alle menschen en voor alle vol
ken. -
Er is nog immer slechts één wet voor al
len en de liefde is daarvan het eerste gebod.
De wijngaard van den God der Eucharis
tie, welk zich uitstrekt van het Oosten naar
het Westen, over al het geschapene, is het
vaderland der liefde, de eeuwigdurende uit-
noodiging tot universeele broederliefde.
Buenos Aires stond onder den heiligen
imperatief van deze broederliefde en deze
geest doordrong, als een bovennatuurlijk
en kostbaar fluidum, alle plechtigheden van
het congres. Voor het altaar van den Eucha
ristisch God bogen zich. de vertegenwoor
digers aller volken als één enkel geestelijk
huisgezin.
Wraakzucht, vijandschappen, strijd werden
ter zijde gesteld. De kus des vredes, welken
de Pauselijke Legaat aan zijn assistenten
tijdens de Pontificale Hoogmis gaf en welke
door dezen werd overgebracht aan de kar
dinalen en bisschoppen, vertegenwoordigers
van alle naties en alle rassen, was een sym
bool en £gn belofte.
Machtig en overweldigend steeg uit het
hart der massa het gebed voor de naasten
liefde en den vrede op: Voor den vrede van
de rechtvaardigheid en van de liefde tus
schen de klassen der samenleving, voor de
werkelijke solidariteit der volkeren. Terecht
kan men zeggen, dat een der heiligste vruch
ten en den heerlijke veroveringen van het
Congres inderdaad geweest is het verlangen
naar dezen vrede, en het gebéd om dezen
vrede, vereenigd met een vastbesloten wil,
om alle middelen aan te wenden, teneinde
den vrede te verzekeren.
En elk woord, dat gesproken werd voor
dit nobele doel, verwierf eenstemmige
goedkeuring en applaus. Het onverwikelbaar
getuigenis van allen, die het Congres
mochten bijwonen, is, dat in aller harten de
diepe overtuiging leefde dat alleen de lief
de van God tot den waren vrede kan leiden.
Deze broederliefde propageeren; bekendheid
geven aan de fundamenteele en kracht
dadige wetten, welke het individueele en
sociale leven der volken beheerschen; het
wegruimen der hinderpalen, welke de be
reiking van dit hooge doel belemmeren: zie
daar, het verheven ideaal, dat dit Congres
aan de katholieke van de geheele wereld
heeft gegeven.
De naastenliefde, de geestelijke sfeer van
het Eucharistische Gastmaal moeten het
leven van iederen dag, van ieder uur be
zielen. Dat is de groote sociale boodschap,
van het Congres van Buenos-Aires aan de
katholieke wereld.
Aldus kunnen drie kostbare en veel be-
teekenende gedachten ter overweging wor
den gegeven als de vrucht van de onuit
sprekelijk schoone dagen van het Congres:
de heilige Eucharistie, geheimvol element
van het leven der Kerk; Goddelijke gave,
welke aan de menschheid, die genade zoo
zeer noodig heeft, geschonken is;
het Pausdom, symbool en waarborg der
eenheid van de Kerk; goddelijke gave welke
aan de menschheid, die licht en leiding zoo
zeer noodig heeft, geschonken is;
de broederschap in Christus, fundamen
teele sociale wet bij de volken en tusschen
de volken; eenige weg naar den waren
vrede.
Het bezoek, dat ik op mijn terugreis aan
Rio de Janeiro heb gebracht, waar Christus
de Koning hoog op den Corcovado wijd
Zijn armen naar het volk houdt uitgestrekt
en waar ik het Braziliaansche volk heb ge
zegend, heeft een onvergetelijken indruk
op mij gemaakt.
De terugkeer van het Eucharistisch Con
gres aan boord van de „Conté Grande" is
bijzonder aangenaam geweest en de ont
vangst, welke mij bij mijn aankomst aan
het station te Rome van de zijde van zoo
vele autoriteiten en vooraanstaande per
soonlijkheden te beurt is gevallen heeft mij
zeer verrast en diep ontroerd".
Tot zoover de Kardinaal-Legaat.
Zondagmorgen is de Kardinaal-Lagaat
Z.H. Eminentie Pacelli om negen uur door
den H. Vader ontvangen, bij welke gelegen
heid hij Zijne Heiligheid rapport uitbracht
over zijn missie en uitvoerige verklaringen
aflegde over het verloop van zijn zending
en reis.
Uit de lotgevallen van de
laatste jaren.
DE „VRIENDENKRING" SLINKT.
Het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht
behoort niet tot de instellingen, wier bestaan
aan een soort geprolongeerd en winterslaap doet
denken. In het bijzonder sedert Jan Eloy Brom
er het dagelijksch bewind voert, doet het mu
seum regelmatig van zich spreken en een wel
dadige expansie heeft het dit jaar zelfs doen
staan in het centrum van de belangstelling al
dergenen, die zich voor de religieuse kunst in
teresseeren.
Krantenberichten en artikelen, ja zelfs geïl
lustreerde pagina's zijn echter toch niet ta staat
om de leiding van een museum geheel te bevre
digen. Er is niet voor niets een „conservator
aan het hoofd gesteld, die andese middelen be
hoeft om de bijzonderheden over zijn verzame
ling een meer duurzamen vorm te geven. Van
daar de gebruikelijke jaarverslagen, waar het
Utrechtsche Museum echter een bêetje mee
achterop geraakt was.
Thans is de achterstand voorloopïg ingehaald
met een zoo juist verschenen verslag over de
jaren 1932 en 1933. Het is thans betrekkelijk
„oud nieuws", dat we hier lezen en we zullen
er dan ook niet diep op ingaan. Maar het is toch
voor de vrienden van het museum de moeite
waard, de gegevens over de laatste jaren weer
eens bij elkaar te zien.
Het belangrijkste wordt echter niet vermeld.
Het laatst-verschenen jaarverslag kondigde de
plannen aan voor de afdeeling hedendaagsche
religieuse kunst. Aan deze plannen is sedert
1931 voortdurend en met voortvarendheid ge
werkt. Men weet met welk succes. Maar de vol
tooiing van deze werkzaamheden met de ope
ning van het nieuwe museum valt buiten deze
verslag-periode.
Over het onderhoud der verzameling wordt
het volgende medegedeeld:
„De op paneel geschilderde werken der mid
deleeuwen eischten opnieuw in de afgeloopen
jaren veel zorg. Elf paneelen werden door de
restaurateurs Sdhuurmg en Adema te 's-Gra-
vemhage met gunstig gevolg behandeld. Bij ver
schillende andere dezer paneelschilderingen,
waarvan de toestand wel te wenschen laat, maar
nog niet zoo dringend verzorging eischte, moest
de restauratie wegens beperkte geldmiddelen
tot later wachten."
Aankoopen konden ook deze beide jaren niet
plaats vinden daar hiervoor geen geldmiddelen
van eenig belang ter beschikking staan. Talrijk
waren echter de geschenken, waarvan over de
twee jaren een verblijdende reeks kan wor
den genoemd.
Inmiddels maken deze geschenken, als de
uitgebreide munten-coliectie van het Aartsbis
dom, de Napolitaansche kerstgroep van mevr.
Wiilebeek Lemair en andere aanwinsten, reeds
geruimen tijd deel uit van 't museum, zoodat wij
voor de opsomming naar het .verslag mogen
verwijzen. Vermeldenswaard is, dat de neo-go-
thische stijl thans ais „historisch" door het mu
seum wordt beschouwd en als zoodanig zijn
vertegenwoordiging heeft gekregen. Gaarne
werden daartoe twee dalmatieken uit den
tijd van omstreeks 1870 aanvaard als geschenk
van den Z. E. Heer P. van de Weijer, pastoor
van St. Willi'brord te Utreoht; het zijn goede
voorbeelden van de paramentiek uit den tijd
der wederopvatting van middeleeuwsche
bouw- en siervormen.
Talrijk waren de aanwinsten op het gebied
der grafische kunst. Voor de lijst der geschen
ken verwijzen wij andermaal naar het verslag,
êvenals voor het va-et-vient (gelukkig meer
komen dan gaan) van de bruikleenen op aller
lei gebied.
Dat de wijze van bewaren der weinige over
blijfselen van oude kunst in kerken en pasto
rieën soms nog veel te wenschen overlaat (in
weerwil van de op dit punt bestaande bepalin
gen der Kerkelijke Overheid) blijkt ook uit dit
verslag. Wij knippen slechts de volgende pas-
„Van minder belang zijn drie beelden, een
barokke St. Augustinus 18e eeuw, een Ma
donna met staand Kindje in lindenhout gesne
den, begin 19e eeuw en een Madonna, waarbij
het Kindje ontbreekt eveneens in lindenhout,
bij welk laatste beeld op de binnenzijde der
rugplank het jaartal 1634 werd ingesneden.
Deze drie beelden zijn zeer sterk beschadigd
en slechts fragmentarisch behouden, waar
door de museale waarde veel te wenschen
overlaat. Niettemin meende het museumbe
stuur de stukken in bewaring te moeten nemen
om algeheelen ondergang te voorkomen.
Door dezelfde kerk werd voor beperkten
tijd een groote schilderij atgestaan, die zeer
verwaarloosd onder den toren hing. Gerestau-
reerd onder toezicht van het museumbestuur
kwam een uitstekend doek te voorschijn...."
Hoe moeilijk het soms is de authenticiteit van
een kunstwerk met volstrekte zekerheid vast te
stellen, kan weer eens blijken uit het volgende:
„Een eigenaardig Madonnabeeld werd in
bruikleen gegeven door den heer Amoldts te
Sittard. Het was bij ontvangst nieuw gepoly
chromeerd en reeds vóór deze polychromie was
verwijderd, ontstond twijfel of dit beeldje (71
c.M. hoog) een origineel middeleeuwsch werk
was dan wel een goed voorbeeld \ien neogoti
sche beeldhouwkunst. De verwijdering der po
lychromie vermocht dien twijfel niet op te
heffen. Het beeld is uitstekend gesneden in den
trant der Bourgondische kunst der 15e eeuw;
het is te goed bijna om een 19e eeuwsch werk
in ouden stijl te zijn. Toch is de structuur van
het hout en de gave scherpte van het snijwerk
van dien aard, dat onwillekeurig twijfel op
komt. Het is een nog niet uitgemaakte puzzle,
waarover „de geleerden" het niet eens zijn."
Het aantal bezoekers bedroeg in 1932 18.384.
waarvan 3.128 betalend; in 1933 14.769, waarvan
3.212 betalend. Bij deze cijfers valt op te mer
ken, dat in 1932 het bezoekcijfer ongewoon hoog
was, omdat de tentoonstelling van de schilde
rijen van H. M. de Koningin een groot aantal
belangstellenden naar het Centraal Museum
trok die anders niet gewoon zijn musea te be
zoeken.
Met voldoening wordt gewag gemaakt van
den voltooiden catalogus der schilderijen. Het
omvangrijk werk, dat hiertoe vereischt werd,
geschiedde grootendeels door de conservatrice
van het Stedelijk Museum, Mejonkvrouw Dr.
C. H. de Jonge, in samenwerking met den di
recteur van het Centraal Museum, Dr. W. C.
Schuylenburg, aan wien ook de voor het Aarts
bisschoppelijk Museum gunstige regeling be
treffende de financiering der uitgave te danken
is. Voor het deel betreffende het Aartsbisschop
pelijk Museum kon worden gebruik gemaakt
van den gedurende de jaren 19101918 door den
toenmaligen conservator opgemaakten inven
taris, die tal van waardevolle gegevens omtrent
herkomst, litteratuur, enz. bevatte. Pastoor
Rientjes schreef ook een korte inleiding op dit
deel van den catalogus. Thans nu het boek
werk van bijna 40 paginas, dat de catalogi der
twee musea samen vormen, is verschenen,
wordt namens het bestuur van het Aartsbis
schoppelijk Museum een woord van dank ge
richt tot den directeur en de conservatrice van
het Centraal Museum. De uitgave is in de inter
nationale kunstperiodieken algemeen gunstig
ontvangen.
Een teleurstellend cijfer in dit verslag is het
aantal leden van den „Vriendenkring van het
Aartsbisschoppelijk Museum", waarvan de fi-
nanciëele steun voor het bestuur juist nu meer
dan ooit onmisbaar is, omdat de nieuwe af
deeling voor hedendaagsche kunst, vele groote,
onvoorziene uitgaven met zich bracht.
Het aantal leden bedroeg 255 op 1 Januari
1932; op 1 Januari 1934 was dit cijfer gedaald
tot 224. Met deze cijfers voor oogen is een woord
van opwekking tot allen, die iets voor dit mu
seum voelen, om tot den Vriendenkring toe te
treden wel overbodig! Dat een uitbreiding van
het ledental strikt noodzakelijk is wil het be
stuur een goed beheer der beide musea het
oude en het nieuwe kunnen voortzetten,
spreekt vanzelf. Binnenkort hoopt het bestuur
te dezer zake dan ook een nieuwe actie te on
dernemen.
Machtig, zelfs in den dood, ligt de grootste,
ongeveer tweeduizend jaar oude Sequivia-boom
van het Yosemite-dal, door den stormwind ge
veld, op den bodem van de Mariposa Grove,
in het nationale park van Californië.
De geweldige boom, die door geheel Amerika
bekend staat als „de stal", omdat in een uitge
brande holte van den stam, in vroeger jaren de
paarden van den postwagen werden onderge
bracht, was 90 meter hoog. Niettegenstaande
een groote wonde, veroorzaakt door een bosch-
brand ongeveer tweehonderd jaar geleden, we
derstond de oude woudreus de stormen, totdat
hij nu, twee dagen nadat zijn wortels door een
orkaan waren losgerukt, bij volledige wind
stilte met donderend geraas ter aarde stortte.
Zoo enorm was het geweld van den val, dat
de kruin en alle, dikwijls meterdikke takken
dicht bij den stam afbraken.
Thans gaapt een enorme krater, waar vroeger
zijn wortels in den grond grepen.
Bij de geboorte van Christus moet „de stal"
waarmede thans een der weinige gedenktee-
kenen uit den oertijd van Amerika is verdwe
nen, reeds een behoorlijke boom geweest zijn.
ANGOLA, (Lousiana), 6 November. (R. O.)
Vijftien gedetineerden uit de strafgevangenis
alhier, die op een aardappelveld aan het werken
waren, hebben plotseling een poging tot ont
vluchten gedaan.
Een hunner werd door de beambten dood
geschoten, vier anderen werden ernstig gewond.
De overigen konden weer gegrepen worden.
LEIPZIG, 5 November. (D. N. B.) De tweede
strafsenaat van het rijksgerecht heeft Maandag
de revisie van de doodvonnissen, welke in het
tweede Horst Wesselproces den 15en Juni door
de rechtbank van gezworenen te Berlijn uitge
sproken werden tegen Sally Epstein en Ziegler.
overeenkomstig 't voorstel van den procureur-
generaal ais ongemotiveerd verworpen. De
doodvonnissen zijn daarmede rechtsgeldig ge
worden.
ADALAIDE, 6 November (R.O.) De Katho
lieke aartsbisschop van Adelaide, dr. Robert
William Spence, is hier gisteren overleden. Hij
bereikte den leeftijd van 74 jaar. Dr. Spence
was geboren te Cork in Ierland en studeerde
voor priester te Lissabon. In 1898 werd hij prior
van het Dominicanenklooster te Adelaide, het
eerste dat in Australië werd gesticht.
In 1915 werd hij aartsbisschop van Adelaide,
na den dood van Mgr. Riley.
Te Londen is overleden de Engelsche schrijf
ster en dichteres Mrs. Catherine Dawson Scott,
die de organisatie van de internationale Pen-
clubs heeft gesticht.
SHANGHAI, 5 November. (R. O.) Het
News-agentschap deelt mede, dat teIj*or d,,
van de herovering van Tsjang troepen
regeeringstroepen de communistisc provincie
Shui Kin, de roode hoofdstad van
Kiang Si, hebben ontruimd.
OTTAWA, 6 November <&-°/> plaats Nan-
ton, in de provincie A^rta, isgisterenverrast
door een zandstorm- r® Uls ei c'e Plot
seling en de ëehe®l6kp duit dom Nanton
werd in een nachtelijke duisternis gehuld.
Het fijne zand hoopte zich in de straten op
als sneeuw en het verkeer ondervond tijdelijk
stagnatie.
FRIEDRICHSHAFEN, 6 November (D.N.B.)
Het luchtschip „Graf Zeppelin" is vannacht van
zijn elfde Zuid-Arnerika-vlucht te Friedrichs-
hafen teruggekeerd en vlot geland.
Herders fragment van de achttiende.eeuwsche Napolitaansche Kerstgroep in
het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht.
LONDEN, 6 November. (V.D.) Op het Fo
reign Office is gisteren door den Britsc'hen
minister van buitenlandsche zaken, sir John
Simon en den Noordschen gezant te Londen,
Colban, de als resultaat der gehouden bespre
kingen tot stand gekomen Noorsch-Engelsche
visscherij-overeenkomst geteekend.
De overeenkomst houdt o.m. in de instelling
van een gemengde visscherij-commissie en een
scheidsgerecht, waarin een Engelschman en een
Noor zitting hebben en dat de klachten kan
behandelen, welke de visschers bij aankomst in
de haven indienen, zonder dat daardoor de nor
male rechtswegen voor hen zijn afgesloten.
HOEXTER, 5 November. (D.N.B.) Het aan
graaf Bocholtz-Asseburg behoorende slot Hin-
nenburg bij Brakel is door brand, naar het zich
laat aanzien, geheel vernield.
Waardevolle meubelen en groote kunstschat
ten werden een prooi der vlammen.
Een „ontdekking" en de meening van
geleerden.
Een Belgisch hoogleeraar, dr. Henri Grégoire,
heeft onlangs voor den „Cercle de philosophic
et lettres" van de hoogeschool van Luik een
causerie gehouden, waarin hij beweerde, dat,
in strijd met de gevestigde opinie volgens de
welke de Nibelungen hun oorsprong in Rijn
land zouden hebben, deze in werkelijkheid in
België moet gezocht worden.
Voor het opbouwen van zijn bewering gaat
Gregoire uit van een Byzantijnschen tekst
van de hand van Olympiodoros, een geschied
schrijver uit Thebe in Egypte, die in de eerste
helft van de vijfde eeuw na Christus, aan het
hof van Honorius verkeerde en een vervolg
heeft geschreven, tot het jaar 425, op het werk
van Eunapios, den Griekschen wijsgeer, die
tot de tegenstanders van het christendom be
hoorde en een reeks van levensberichten van
wijsgeeren en sophisten heeft nagelaten.
Olympiodoros heeft, volgens Grégoire, in
zjjn kronieken onder meer gezegd, dat de Bur-
gonden van Gundahar, tusschen de jaren 413
en 436 verblijf hielden in het „hétéra Germa-
nia", het „tweede Germanië" en niet in de
omgeving van Worms, zooals de Duitschers
thans beweren.
Dit „tweede Germanië" was meer Weste
lijk gelegen dan liet andere en omvatte de
„civitates" van Keulen en Tongeren.
Olympiodoros gaat verder en wijst als ver
blijfplaats der Burgonden het plaatsje Moun-
diacum aan. Zij woonden dus tusschen den
Rijn en de Maas, vlak in het aanschijn van de
Franken, die van het Noorden naar het Zuiden
ie eneden-Keizerrijk overrompelden.
Nihil,nlm- Z1Ch etymoI°g'e van het woord
Nibelungen aanzien?
Dit is een et'hnische naam, zegt Grégoire' de
Nibelungen, dat is het volk van° Gunthe" van
Kriemhilde en van Hagen.
Ongeveer een eeuw geleden heeft iemand
eens beweerd, dat de Nibelungen menschen
waren uit het Waalsche stadje Niveiles, dat
in het Vlaamsch Nijvel heet.
Van Duitsche zijde werd deze persoon toen
voor een fantast uitgemaakt, doch geleidelijk
zijn verschillende geleerden zijn opvattingen
bijgevallen.
Niveiles, in wélks geschiedenis belangrijke
rollen worden gespeeld door onder meer Pepijn
den Eerste, door Grimoald, door de abdisse
Itte en door de heilige Geertruida, was de ba
kermat der Pippinides, degenen, die de Caro-
lingische dynastie en later die van de Lotha-
ringers vormden.
„Tegenover al deze groote, glorieuser klin
kende namen, is de naam Nibelungen in het
vergeetboek geraakt", aldus beweert Grégoire,
die .verder nog constateert, dat de eerste Fran
ken van het land van Haspengouw den naam
van Nibelungen droegen en dat bovendien
deze naam herhaaldelijk voorkomt in de fa
milie der Pippinides.
Wij betreden thans het terrein van de topo-
nomastiek, oftewel van de kennis der eeo"ra-
fische namen.
Volgens de nieuwe versie zouden de Nibe
lungen dus uit Niveiles afkomstig zijn.
Hoe komt het dan, dat een legende hun be
kennat te Worms heeft geplaatst?
Heel eenvoudig, antwoordt Grégoire, door
den schakel Borg-Worm (tusschen Leuven -en.
Luik), want deze streek, op den Bomeinschen
weg van Bavai naar Tongeren gelegen, moet
vroeger Wormia geheeten hebben. Er liggen
daar drie plaatsen, die vroeger het woord
Worm in hun naam droegen en men neemt ook
aan, dat de rivier de Geer, eertijds ook de
Worm heette.
De Germaansche Brunhilde en Siegfried
vereenzelvigt Grégoire met de Merovingische
Brunehaut en Sigisbert. Hieruit zou men kun
nen afleiden, dat de Nibelungen-legende in de
VlIIe eeuw zou totstand gekomen zijn, dus in
den tijd, dat de historische personages Brune
haut en Sigisbert actueel waren.
Evenals Brunhilde, werd Brunehaut van alle
misdaden beschuldigd. Het moeten de Nibe
lungen, ali.as Franken van Haspengouw,
gezworen vijanden van Brunehaut, zijn ge
weest, die deze legende hebben verspreid.
In België bestaan er ruim tachtig plaatsen,
die Mon ignjes of Montegnée of iets dergelijks
hee en, maar het Moimdiacum van Olympio-
v,°t°R vfreenzelvigt Grégoire het liefst met
e 2 gische plaatsje Montenaecken.
Hagen von Trogene, zou doodgewoon Ha "en
van Tongeren moeten zijn. Reeds eerder heeft
de groote Belgische historicus Godfried Kurth
wiens leerling Grégoire is, beweerd, dat het
Thormgia van Gregorius van Tours, het land
dei Tungri of der Tongeren moet zijn.
In het Tongersche leeft de herinnering aan
c en naam van Hagen voort. Deze held van de
ibelungen moet, volgens Grégoire, de Hacco
Z1jn, over wien in de „Vita Sancti Evermari"
gesproken wordt. Hier zitten wij in de folklore.
Evermarus zou, volgens de legende, een be
schermheilige van het land van Haspengouw
zijn geweest. In werkelijkheid zou hij echter
nooit bestaan hebben. Dit belet evenwel niet,
dat nu nog elk jaar in het dorpje Rutten-bij-
Tongeren, op 1 Mei een Meifeest wordt ge
houden, „van christene strekking", maar waar
in heidensche elementen zouden zijn blijven
voortleven, dat een heilige Evermarus ten too-
neele voert. In zekeren zin kan het een mys
teriespel genoemd worden: een martelaar,
Evermarus, wordt dwars over de velden ach
tervolgd en tot driemaal toe neergeslagen. Zijn
beulen wij staan weer dicht bij de Nibelun
gen worden aangevoerd door Hacco of Ha
gen, een tyran, die zijn schuilplaats had te
Haccourt en van daaruit de reizigers beroofde.
Tusschen de Duitsche lezing van het Nibe-
lungen-dicht en het mysterie-spel van Rutten,
bestaan overigöis merkwaardige overeen
komsten, zooals de gang naar de fontein, de
lindeboomen, die bij deze fontein staan, de on
kwetsbaarheid van het slachtoffer, dat men
tot driemaal toe neer moet slaan, en tenslot
te het détail van het 'wegbrengen van het
lichaam op een schild.
Uit de „Vita Evermari", welk uit de Xle
eeuw dateert, zou dus op te maken zijn, dat
de Hacco- of Hagen-personage in de streek van
Tongeren toen reeds zeer bekend was.
De vader van Hagen heette Aldrian. In het
Tongersche dragen drie dorpen, waaronder
Elderen, een ongeveer analoog klinkenden
naam. Een der makkers van Hagen, was Vol-
ker van Alzei. de goede waker. Het Luiker
dorpje Othée heette vroeger Altei. En zoo
maakte Grégoire nog meer treffende vergelij
kingen die, al zijn zij nu niet bepaald honderd
percent doorslaand overtuigend, toch tot ern
stig nadenken moeten stemmen.
Het woord is thans aan de Duitsche ge
leerden, om hun meening over de „ontdek
king" van Grégoire te doen kennen. Het zal
interessant zijn, die te vernemen.