DE UITZET VAN DE
„NORMANDIE".
SCHIPBREUK
GANZEN IN LITAUEN
DONDERDAG 22 NGEMBER 1934
ROTTERDAMSCHE RECHTBANK
TOONEEL TE PARIJS
De misgreep van Pitoeff in 't Theatre
des Mathurins en het succes van
Copeau in het Atelier.
En koeien in Nederland.
DE BUITENLANDSCHE ARBEIDERS
IN FRANKRIJK.
KONING PETER VAN JOEGO SLAVIë,
STENOGRAFIE VERPLICHT
LEERVAK.
WASHINGTON MAANT ZIJN
DEBITEURS.
met een pretoriaansche garde. Op dat oogen-
blik biedt het stuk dan ook een werkelijk con-
fict. Een van zijn jeugdmakkers, idealist ge
bleven ten aanzien van de actie, staat tegen
hem op en wordt dan ook gedood mooie roJ
voor Pitoeff zelf maar stervend vervloekt
hij den tiran, die hem „alles" ontnomen heeft,
dat wil zeggen het kostelijk bezit der vrij
heid, der vrije persoonlijkheid.
Het is natuurlijk al een schromelijk pessi
misme van de overtuiging uit te gaan, dat bij
alle verandering er toch niets verandert, maar
de dwaling van den schrijver is veel ernstiger,
aangezien zijn afkeer van de dictatuur hem doet
wanhopen in den „chef". De dictatuur ver
oordeelt hij in den teekenenden uitroep: „Een
man kan niet voldoende zijn om naar hem alle
anderen te vormen". De „chef" is daar niet
mee veroordeeld. Wel de pessimistische opvat
ting van het leiderschap, zooals Drieux la Ro
ebelle die schijnt te hebben ontleend aan het
Italiaanscbe spreekwoord: „Hij, die kan, weet
niethij, die weet, kan niethij, die weet en
kan, wil niet." Maar zoo iemand is juist de ka
rikatuur van een chef en zijn held is zelfs geen
dictator, omdat hij niet eens een chef is.
Er is zeker om mevrouw Pitoeff een rol te
geven in dit stuk een enkele en overbodige
vrouwenrol. De schrijver heeft daarmee en aan
mevrouw Pitoeff en aan zichzelf een slechten
dienst bewezen. De blijkbaar „ingevoegde" ver
spiedster en veile deerne haalt het stuk nog
eens extra neer.
Voor wie dit stuk gezien hebben, deed het
wel wat lachwekkend aan, dat Pitoeff het ad
vies had laten aanplakken„Tevreden of onte
vreden over deze of gene uitlating, schreeuw
s.v.p. niet." Geschreeuwd is er niethet publiek
is volslagen onverschillig gebleven. Niets heeft
kunnen roerennoch de verzekering dat de spe
lers soldaten waren, die aan den haal gingen
uit afkeer voor hun bekwame generaals en die
de „brigade der idioten" hebben gevormd noch
de meeting, waarin de chef zich presenteerde
en besloten werd zoowel het socialisme als het
kapitalisme te vernietigennoch de tenminste
tot eenig spel aanleiding gevende scène, waarin
de chef de idealisten verraadt en een compro
mis aangaat met den kapitalist, die de oudstrij
ders in handen heeftnoch het slottooneel, dat
niettemin nog eenigen inhoud heeft.
De toeschouwer moet het niet van verzeke
ringen hebben, maar van handelingen, die het
conflict veroorzaken en aan het publiek zelf de
gevolgtrekkingen overlaten. Pitoeff weet dat
natuurlijk ook wel, maar hij heeft dezen keer
het succes gezocht bij dingen, die buiten de
tooneelkunst liggen. En dat was wel een zware
misgreep jegens een publiek voor hetwelk het
vraagstuk van den „chef" zich in de werkelijk
heid opdringt. Een louter amusementsstuk zou
hem meer gediend hebben,
„Rosalinda".
Dullin heeft een beter inzicht gehad toen hij
Copeau in staat stelde in „1' Atener", Shakes
peare's „Elck wat wils" in de nieuwe bewer
king van Jules Delacre te geven (onder den
titel „Rosalinde"). Copeau bewijst met het suc
ces, dat hij op het oogenblik in ,,1' Atelier"
heeft eiken avond een uitverkochte zaal
dat het publiek niet ongevoelig is geworden
voor de speelkunst.
Twee troepen debuteerden gelijk met dit
stuk. Barnowsky gaf het onder zijn oorspron-
kelijken titel in het „Theatre des Champs Ely-
sées". Wat den tekst echter betreft zeer be
snoeid, maar met een roccoco-overladen aan
kleeding, wat natuurlijk ten goede kwam aan
het comische en burleske, dat in een Shakes-
peare-vertooning gevraagd wordt. Ook waren
de. voornaamste Parijsche vedettes voor de ver-
tooning geëngageerd, wat aan het samenspel
deerlijk afbreuk heeft gedaan. Zelfs filmsterren
werden er bij gehaald en alles even duur op
gezet. Het echte artistiek succes bleef uit en
Barnowsky heeft bijna onmiddellijk moeten
sluiten wegens financieele moeilijkheden.
Tegen zulk een pompeuzen opzet kon Co
peau in het onherbergzame „Atelier" niet op,
doch de magere financiën hebben hem in staal
gesteld ook zonder feëerieke decors om in een
reeks feeërieën van goeden smaak een zeer
gedistingeerde voorstelling te geven. Het ver
nuft verving den buidel, wat niet belette, dat
menig tooneel een waar Watteau-tje leek.
De adaptatie van Delacre heeft van den oor-
spronkelijken tekst veel meer overgelaten dan
men tegenwoordig gewoon is te doen en daar
over toonde men zich bijzonder voldaan. En het
tempo der zoo luchtig elkander volgende too-
ueeltjes was iets zoo opwekkends, dat het pu
bliek er uitgelaten van werd.
De verdiensten van Copeau's vertooning ligt
bij het ensemble dat hij heeft weten samen te
stellen. Hij beschikte daarvoor over den troep
van Dullin en over eenige zeer beproefde
krachten van elders, niettemin een geheel dat
hij zoodanig in handen heeft gehad, als zelfs
met zijn „Copeaux" niet het geval is geweest
Wel zelden werd de spel verzorging tot zulk
een hoogte opgevoerd. Tot bij het raffine
ment af.
Copeau zelf vonden we "dan ook vol geest
drift. Zeer gevoelig voor de erkenning, die
zijn praestaties op dit oogenblik vinden en die
men toch den een of anderen dag uitgedrukt
hoopt te zien in het hem toevertrouwen van
een der groote gesubsidieerde theaters.
Ook hem hebben wij gevraagd wat denk: ge
van de toekomst en de naaste mogelijkheden
voor het tooneel„Kijk eens naar de zaal", ant
woordde hij en inderdaad, in 't Atelier ver
dringt zich op het oogenblik zoowel de elite,
als wat men gewoon is het volkspubiiek te noe
men.
Toen wij hem vroegen„Komt ge dezen win
ter nog in Nederland", zei hij „Helaas niet."
Zitting van 20 November.
Een vechtpartij met ernstig gevol
De rechtbank heeft heden voortgezet de be
handeling van de zaak tegen den 35-jarigen
koopman W. E. N., gedetineerd, die in den
nacht van 26 op 27 Augustus aan de Galerij in
een vechtpartij is gewikkeld geweest met den
koopman W. A. B ,v. Berkel, waarbij verdachte
zijn tegenstander met een hard voorwerp een
slag tegen het hoofd zou hebben gegeven. Aan
vankelijk leek de verwonding niet ernstig. Het
slachtoffer werd in het ziekenhuis verbonden,
doch toen hij eenige dagen later bij zijn broer
in Den Haag was, vond men het noodig een
dokter te waarschuwen, die toen opname in
een ziekenhuis noodig achtte. Daar bleek, dat
een bot van den schedel was losgeraakt en een
beensplinter op de hersens drukte.
Aan verdachte was poging tot doodslag subs,
mishandeling ten laste gelegd.
Nu werd nog gehoord de broer van het
slachtoffer, die verklaarde, dat deze meege
deeld had van een onbekende een slag tegen
het hoofd te hebben gehad.
Ondanks alle pogingen was het aan het O. M.
niet gelukt het slachtoffer als getuige voor te
brengen. Wel had zich een vrouw bij den offi
cier gemeld, die van Berkél den laatsten tijd
had gesproken. Volgens haar is van Belkel tel
kens zijn geheugen kwijt.
De kellner E. F. Pents was getuige geweest
van de vechtpartij. Deze verklaarde gezien te
hebben dat verdachte, na van Berkel op den
grond geworpen te hebben, door twee vrouwen
had gesproken. Volgens haar is van Berkel tel-
werpen. Verdachte had toen geroepen: „Ik sla
'm toch dood".
Het O. M., waargenomen door mr. C. J. V.
Meischke, was van meening, dat het gewenscht
is het slachtoffer als getuige te hooren. Het
O. M. vroeg daarom veertien dagen aanhou
ding.
De verdediger, mr. M. de Groot, verzetie
zich tegen verdere aanhouding, en vroeg in elk
geval, als de rechtbank tot aanhouding mocht
besluiten, verdachte uit de preventieve hechte
nis te ontslaan.
De rechtbank heeft tot aanhouding besloten
en verdachte in vrijheid gesteld.
(Van onzen correspondent)
P a r Ij s, 16 Nov. '34.
De belangrijke inzet van het tooneelseizoen
heeft het pessimisme van Antoine door de
feiten weersproken. Het tooneel is nog niet
dood en zelfs de gemakzuchtige officieele en
sterk-gesubsidieerde theaters wedijveren met
de vrije troepen, die in dezen zin de traditie
van Antoine volgen, doordat hun kunststreven
behoort tot wat veertig jaren geleden als het
„Theatre libre" werd geïntroduceerd.
Dat streven wordt het meest gediend door
net zoogenaamd Parijsch kartel: Jouver. Gaston
Baty. Dullin en Pitoeff. die elkander niet vij
andig zijn en als ze te Parijs toeven eens in
de week samen dejeuneeren. Dat onderhoudt
de vriendschap ef voorkomt dat men elkander
in de wielen rijdt. Bij Dullin vindt ook dit jaar
Jacques Copeau gastvrijheid, zoodat ze om de
beurt het „Atelier" bespelen.
Hoe ver de samenwerking gaat is moeilijk te
zeggen, maar de successtukken schijnen wel
verdeeld te worden. Toch heeft de een meer
geluk dan de ander en Pitoeff schijnt in de pe
riode te verkeeren pechvogel te moeten zijn.
Dat verdriet de kunstwereld, die reeds sedert
bet vorig seizoen van den knappen acteur en
spelleider een revanche op het lot verwacht.
Helaas is die revanche nog niet gekomen.
Ondanks de voor hem zeer kostbare versterking
van zijn troep, is zijn debuut in dit seizoen
een teleurstelling. Gevolg van een schromelijke
misrekening.
„Dag kameraad", zei de oude man, toen hij
ongevraagd aan mijn tafeltje kwam zitten
Het was een heete dag, en verlangend naar een
glas bier was ik een dorpsherberg binnenge-
loopen. Hij was een gemoedelijke baas om te
zien, en blijkbaar verlangend een praatje te
maken. Ik bood hem een glas bier aan, wat Wj
graag accepteerde.
„Ja mijnheer", vervólgde hij bij den eersten
teug, „direct toen ik binenkwam, zak ik dat
U vaart. Eerste stuurman? Enfin, dat doet er
niet toe, tegenwoordig is varen heel wat an
ders dan vroeger, een jaar of vijftig, zestig
geleden. Dat was varen, mijnheer. Met zoo'n
oude bark, een drie- of vijfmaster, waarvan je
de touwen niet uit elkaar kon houden. Ooit
zoo'n schuit gezien? Zal wel niet, ze worden
allemaal gesloopt. De „Osprey" evengoed als
al die andere. Ja mijnheer, ook die...."
„Was daar iets bijzonders mee?" vroeg ik
geïnteresseerd, omdat hij bij het noemen van
dien naam verdrietig naar buiten keek.
„Het was mijn schuit, mijnheer. Alles is
voorbij. Alle geheimen en avonturen zijn op
zee gebleven, ook dat geval met Richard Le-
har.
Hij begon te vertellen, 't Was in 1880. De
„Osprey" was een flinke driemaster met vier
fokken en de noodige topzeilen. Ik was eerste
matroos en Richard Lehar onze kapitein. Dat
was een duivel, mijnheer, die de menschen
opjoeg tot ze er bij neervielen. Hij raasde van
den vroegen morgen tot den laten avond, en
soms 't nachts ook, wanneer hij het in zijn
hoofd kreeg, onverachts den boel te inspectee-
ren. Maar, dit moet ik hem nageven, hij was
een zeeman, iemand, die in een storm of or-
kan geen zenuwen kende, en onmiddellijk zag.
waar het gevaar het grootst was. Zoo hard hij
vloekte, als het rustig weer was, zoo kalm
was-ie, wanneer de schuilt aan 't hollen ging.
Dan had je hem moeten zien. Dan had-ie een
standbeeld kunnen zijn, dat af en toe eens
een arm ophief, om iemand een order te geven.
Dan waren we bang voor hem, banger als
voor den storm, die de „Osprey" heen en weer
smeet. Zijn vloeken konden we verdragen.
Dat was gewoon, we hoorden het niet eens
meer; maar dat ongenaakbare in een storm,
wanneer hij in het midden van het schip
stond, en zoo zacht praatte, dat je moeite had
hem te verstaan, dét maakte ons zenuwachtig.
We habben nog een tweeden duivel aan
boord: William Oldburn, een kerel van ruim
zes voet, misschien zes en een kwart Die twee
waren water en vuur. ze gaven elkaar niets
toe. Wanneer Lehar te keer ging, lei stuurman
William er nog een kabeltje bovenop. Het
groote verschil tusschen die twee was, dat
Oldburn altijd raasde, wanneer het stormde,
en Lehar dan zoo zacht was als een kind.
We waren Op weg naar Kaap de Goede
Hoop. We hadden een prachtige reis, volop in
den wind, totdat het op de hoogte van Tako-
■radi begon. Als ik zeg, dat het stormde, is het
zacht, uitgedrukt. Het werd een vliegende
etorm, een orkaan, die de schuit heen en weer
'smeet; de masten kreunden, de zeilen sloegen
kapot voor we ze hadden kunnen bergen. De
mannen liepen als razenden heen en weer ón
der de striemende bevelen van Oldburn.
Alleen Lehar stond kalm. Hij vloekte niet.
Zijn gezicht was zacht en zijn oogen blonken
als van een tevreden kind. Hij was belachelijk,
mijnheer; dat past niet voor een zeeman, zeker
niet als het stormt. Het schip deinde en
stampte, de golven sloegen over hem heen.
de lading ging schuiven, maar hij stond aan
de reeling, uit te zien over zee. Zag, hij iets?
Kon niet. 't Was stikdonker.
Toen kwam Oldburn voorbij, en begon te
schreeuwer;.
„Hé daar, steek je handen uit, sta niet te
droomen. De .heele boel wordt uit elkaar ge-
Meineed,
De 22-jarige J. R. uit Krimpen a/d IJssel
heeft vervolgens terechtgestaan wegens mein
eed, die verdachte -afgelegd zou hebben toen
hij als getuige gehoord werd in een voor de
rechtbank alhier behandelde appèlzaak tegen
A. Schouten, die zich zou hebben schuldig
gemaakt aan een visscherijwetovertreding. In
zijn verklaring had verdachte gezegd, dat A.
Schouten zich niet in een schouw had bevon
den en ook het schrobnet niet had vastgehou
den.
Dadelijk nadat verdachte op die zitting was
weggeleid, heeft hij tegen den officier van
justitie bekend, niet de geheele waarheid te
hebben verklaard. Wel had A. Schouten niet
in de schouw gezeten, maar hij had met een
polsstok in de sloot geroerd.
Verdachte hield ook thans die lezing vol. A.
Schouten had niet in de schouw gezeten. Daar
in had P. Schouten plaats genomen.
De veldwachter W. v. Ringelensteijn ver
klaarde ook thans, dat hij had waargenomen,
dat A. Schouten in de schouw zat. Deze ver
klaring werd bevestigd door W. Sloof, die het
vischrecht ter plaatse had, en die den veld
wachter gewaarschuwd had. Volgens deze ge
tuige liepen P. Schouten en T. v. d. Wèijde
met den polsstok in de hand. Verdachte was
toeschouwer geweest.
Er werden nog vijf getuigen gehoord, onder
wie de drie lieden, die uit visschen waren ge
gaan. Zij allen verklaarden dat niet A. maar
P. Schouten in de schouw had gezeten.
Het O. M. was van oordeel, dat meineed
bewezen was, zelfs al zou niet A. maar P.
Schouten in de schouw hebben gezeten, want
verdachte heeft onder eede verklaard, dat A.
Schouten niets deed, terwijl deze toch met den
polsstok in het water roerde.
Het O. M. eischte 6 maanden gevangenisstraf.
Mr. D. A. v. d. Linde achtte het bewijs niet
geleverd en pleitte vrijspraak, vroeg subsidiair
een voorwaardelijke veroordeeling.
Uitspraak 4 December.
plaats meer voor vroolijkheid en welvaart of
geneugte is, maar wanneer men de champag
ne-statistieken even inkijkt, begint men zijn
gedachten toch wel een beetje te remmen.
Vergeleken met verleden jaar, werden in het
derde kwartaal 120 procent meer flesschen sekt
verkocht. In doorsnee genomen staat de omzet
van 1934 99 procent boven dien van 1933. Wel
iswaar vinden alléén de goedkoopste soorten
aftrek, maar dat is toch al een goed begin.
Naar schatting zullen de champagnefabrikan
ten in 1934 9 millioen flesschen van hun brouw
sel onderbrengen.
In de vooroorlogsche -dagen stond dit cijfer
op 12 millioen, om in 1931 op 4,5 millioen te
zakken. De „Sektkellereien" zaten toen echt in
den kelder, maar naar het schijnt kruipen zij
daar nu weer uit te voorschijn. De Duitsche
regeering heeft deze klimmende tendenz
naar best vermogen gesteund door ijlings de
speciale belasting op het drinken van cham
pagne af te schaffen.
De export van Duitschen sekt bedroeg vóór
den oorlog ongeveer 1 millioen flesschen per
jaar. Hij is nu op 200.000 gezakt. De invoer van
Fransche champagne maakte evenwel een nog
veel dieper buiteling van één millioen op 20.000
flesschen
Gelijk bekend, speelt niet alleen de gans eer
aanzienlijke rol in het Duitsche Kerstmis, maai
ook de karper. Beide in gelijke mate van on-
Xrijwilligheid. De karper heeft het echter ook
op andere tijden van het jaar zwaar te verant
woorden en dat heel in het bijzonder in Octo
ber en November, maar dan in de buurt van
Neurenberg.
In Midden Frankenland was men in de
twaalfde eeuw reeds zóó verzot op deze vis
schen, dat men ze, gelijk zilvervossen tegen
woordig, systematisch begon te telen. Hieruit-
ontwikkelden zich de zoogenaamde Frankische
Fischschmause", die tot op den dag van heden
met graagte gehuldigd worden. Het noogte-
punt behalen deze vischfestijnen ip hex begin
van October, wanneer de zoogenaamde ..Aisch-
grund" leeggevischt wordt en de Neurenber-
gers met hun groote appetijt komen aanrukken,
De vijvers rondom Forchheim, Höchstadt en
Ncustadt a.d. Aisch beslaan ongeveer 2000
hectaren vischwater. Duizenden van geschubde
stakkerds worjien in deze dagen uit die vijvers
naar boven gehaald en over al het Zwaabsche
land rondom verdeeld. Want de Zwabet, laten
zich hun traditioneel vlschdiner in geen geval
ontgaan. Neurenberg alléén verdelgt .n deze
dagen van 8 tot 10.000 centenaars visea Hier
van neemt de oudste en beroemdste vischkeu-
ken van de stad, de .Luftsprung", eiken dag
van twee tot drie centenaars voor eigen re
kening.
Er is bij ons te lande melk te veel en wijl
de koeien de grondstof van de melk vormen,
gaat men deze dieren uitroeien.
Enorme kapitalen worden in een verdelgings
oorlog tegen de sieraden van het Nederland
sche landschap geinvesteerd, waarbij de vraag
open blijft, of dat geld niet beter geinvesteerd
en het succes grooter en duurzamer zou wezen,
wanneer men het voor een grootscheepsche
reclame ten behoeve van meer-melk-drinken
aanwendde.
Er is een ander land, dat zich In een nood
bevindt van soortgelijken aard als het onze,
namelijk Litauen. In dit land heeft men ech
ter geen koeien, maar ganzen teveel en dat is
de proporties in aanmerking genomen
een strop, die ten naastebij even erg om den
hals drukt.
Litauen was vroeger een der voornaamste
leveranciers van kerstganzen aan onze Ooste
lijke buren. Deze leverantie is natuurlijk ook
spaak geloopen, maar wat doet nu de Litausche
regeering'?
Richt zij een hecatombe aan onder deze ge
vleugelde dieren?
Geenszins. Zij doet wat anders. Zij verordon
neert, dat elk staatsambtenaar en iedere staats-
arbeider. alsmede elk beambte in fabrieken en
anderszins tot Kerstmis toe voor elke vijftig
lit van zijn loon of salaris één gans moet koo-
pen.
Stichtend voorbeeld ter overweging en
voor voortvarenden ook ter navolging Wan
neer de N.S.B. er van hoort, ziep we in niet al
te ver verschiet de dictatoren-in-spe al over
het plein en hun eegaas door de winkelstraten
wandelen met een koe aan een touwtje achtey
zich aan, in plaats van een Pekingees.
Maar terwijl de Duitschers door de bekende
maatregelen meer en meer van zulke buiten-
landsche geneugten verstoken raken als die,
welke in een glaasje Nederlandsche meln of in
een Litausche gans verscholen gaan, concen-
treeren zij zich op de binnenlandsche zaligheid
en daar gaat het ook mee. Vooral wannegr
daarbij wat energie ontwikkeld wordt En deze
weten zij zeer wel op te brengen. Zij lachen
om den Litauschen stakkerd, die zich utn gan-
zengebraad moet overeten en om den Haag-
schen referendaris met zijn koe. Zij ontkurken
de eene flesch sekt na de andere en drinken
op aller gezondheid.
Dank zij dit verschijnsel is de consumptie
van binnenlandsche champagne bij onze buren
in. den laatsten tijd enorm, toegenomen. Het
Derde Rijk druipt, om zoo te zeggen, van de
champagne. Mèn zegt, dat'.er In dit rijk geen
PARIJS, 21 November. <V.D.) Minister Her-
riot heeft Dinsdagmorgen voor den ministerraad
de voorstellen uiteengezet van de ministerieels
commissie, die belast was met de bescherming
van den Franschen werknemer. Deze voorstel
len bevatten o.a. een strengere controle op de
toepassing der wetten, en speciaal een vermin
dering van de buitenlandsche werkkrachten in
de industrie, den handel en den landbouw door
scherpere toepassing van een wet van Augus
tus 1934. De kwestie der seizoensarbeiders zal
later worden geregeld.
De Fransche firma's, die deelnemen aan le
veranties voor openbare werken, zijn verplicht
slechts Fransche arbeiders in dienst te nemer..
resp. geen buitenlandsche aan te stellen (het
aantal buitenlandsche arbeidskrachten bedroeg
in 1932 1.500.000 en in 1934 914.000) daarente
gen zijn er tot dusverre nog 366.000 werklooze
steun trekkenden)
De ministerraad heeft deze voorstellen goed
gekeurd. Verder heeft hij deri minister van Jus
titie gemachtigd, tot het ontwerpen van een
wet inzake de vreemdelingenpolitie en den mi
nister van binnenlandsche zaken tot indiening
van een wetsvoorstel betreffende den invoer, de
vervaardiging, den handel in en het bezit van
wapenen en van een wetsvoorstel, dat de be-
toogingen op den openbaren weg regelt.
De minister van handel bracht voorts rap
port uit over de opening van de onderhande
lingen over een Fransch-Duitsch handelsver
drag.
BELGRADO, 21 November. (R. O.) De 13-
jsrige koning Peter van Joego-Slavië heeft ten
slotte zijn moeder weten over te halen, hem de
kamer te geven van zijn vader, wijlen kon'tig
Alexander.
De jeugdige koning slaapt thans in het bed
van zijn vader en rendom bevinden zich de
persoonlijke bezittingen van den vermoorden
vorst: zijn sabel, zijn geweren, zijn lievelings
boeken en zijn oorlogsherinneringen.
Aan het hoofdeinde van zijn bed bevindt ziii.
een kort geleden geschilderd portret van koning
Alexander.
MOSKOU, 21 November. (R. O.) Het centraal
uitvoerend comité heeft besloten, bet onderwijs
in stenografie verplichtend te stellen voor de
klassen, ingericht voor groepen leerlingen van
16 en 17 jaar.
WASHINGTON, 21 November (H.N.5 De
Amerikaansche regeering heeft aan de schul-
denaarsstaten een nota gezonden, om hen te
herinneren aan den 15 December vervallenden
termijn voor het betalen van de schuld.
Deze nota heeft sléchts formeele beteekenis,
daar geen enkele staat met uitzondering van
Finland meer betalingen verricht.