DE UITZET VAN DE „NORMANDIE". SCHIPBREUK GANZEN IN LITAUEN DONDERDAG 22 NGEMBER 1934 ROTTERDAMSCHE RECHTBANK TOONEEL TE PARIJS De misgreep van Pitoeff in 't Theatre des Mathurins en het succes van Copeau in het Atelier. En koeien in Nederland. DE BUITENLANDSCHE ARBEIDERS IN FRANKRIJK. KONING PETER VAN JOEGO SLAVIë, STENOGRAFIE VERPLICHT LEERVAK. WASHINGTON MAANT ZIJN DEBITEURS. met een pretoriaansche garde. Op dat oogen- blik biedt het stuk dan ook een werkelijk con- fict. Een van zijn jeugdmakkers, idealist ge bleven ten aanzien van de actie, staat tegen hem op en wordt dan ook gedood mooie roJ voor Pitoeff zelf maar stervend vervloekt hij den tiran, die hem „alles" ontnomen heeft, dat wil zeggen het kostelijk bezit der vrij heid, der vrije persoonlijkheid. Het is natuurlijk al een schromelijk pessi misme van de overtuiging uit te gaan, dat bij alle verandering er toch niets verandert, maar de dwaling van den schrijver is veel ernstiger, aangezien zijn afkeer van de dictatuur hem doet wanhopen in den „chef". De dictatuur ver oordeelt hij in den teekenenden uitroep: „Een man kan niet voldoende zijn om naar hem alle anderen te vormen". De „chef" is daar niet mee veroordeeld. Wel de pessimistische opvat ting van het leiderschap, zooals Drieux la Ro ebelle die schijnt te hebben ontleend aan het Italiaanscbe spreekwoord: „Hij, die kan, weet niethij, die weet, kan niethij, die weet en kan, wil niet." Maar zoo iemand is juist de ka rikatuur van een chef en zijn held is zelfs geen dictator, omdat hij niet eens een chef is. Er is zeker om mevrouw Pitoeff een rol te geven in dit stuk een enkele en overbodige vrouwenrol. De schrijver heeft daarmee en aan mevrouw Pitoeff en aan zichzelf een slechten dienst bewezen. De blijkbaar „ingevoegde" ver spiedster en veile deerne haalt het stuk nog eens extra neer. Voor wie dit stuk gezien hebben, deed het wel wat lachwekkend aan, dat Pitoeff het ad vies had laten aanplakken„Tevreden of onte vreden over deze of gene uitlating, schreeuw s.v.p. niet." Geschreeuwd is er niethet publiek is volslagen onverschillig gebleven. Niets heeft kunnen roerennoch de verzekering dat de spe lers soldaten waren, die aan den haal gingen uit afkeer voor hun bekwame generaals en die de „brigade der idioten" hebben gevormd noch de meeting, waarin de chef zich presenteerde en besloten werd zoowel het socialisme als het kapitalisme te vernietigennoch de tenminste tot eenig spel aanleiding gevende scène, waarin de chef de idealisten verraadt en een compro mis aangaat met den kapitalist, die de oudstrij ders in handen heeftnoch het slottooneel, dat niettemin nog eenigen inhoud heeft. De toeschouwer moet het niet van verzeke ringen hebben, maar van handelingen, die het conflict veroorzaken en aan het publiek zelf de gevolgtrekkingen overlaten. Pitoeff weet dat natuurlijk ook wel, maar hij heeft dezen keer het succes gezocht bij dingen, die buiten de tooneelkunst liggen. En dat was wel een zware misgreep jegens een publiek voor hetwelk het vraagstuk van den „chef" zich in de werkelijk heid opdringt. Een louter amusementsstuk zou hem meer gediend hebben, „Rosalinda". Dullin heeft een beter inzicht gehad toen hij Copeau in staat stelde in „1' Atener", Shakes peare's „Elck wat wils" in de nieuwe bewer king van Jules Delacre te geven (onder den titel „Rosalinde"). Copeau bewijst met het suc ces, dat hij op het oogenblik in ,,1' Atelier" heeft eiken avond een uitverkochte zaal dat het publiek niet ongevoelig is geworden voor de speelkunst. Twee troepen debuteerden gelijk met dit stuk. Barnowsky gaf het onder zijn oorspron- kelijken titel in het „Theatre des Champs Ely- sées". Wat den tekst echter betreft zeer be snoeid, maar met een roccoco-overladen aan kleeding, wat natuurlijk ten goede kwam aan het comische en burleske, dat in een Shakes- peare-vertooning gevraagd wordt. Ook waren de. voornaamste Parijsche vedettes voor de ver- tooning geëngageerd, wat aan het samenspel deerlijk afbreuk heeft gedaan. Zelfs filmsterren werden er bij gehaald en alles even duur op gezet. Het echte artistiek succes bleef uit en Barnowsky heeft bijna onmiddellijk moeten sluiten wegens financieele moeilijkheden. Tegen zulk een pompeuzen opzet kon Co peau in het onherbergzame „Atelier" niet op, doch de magere financiën hebben hem in staal gesteld ook zonder feëerieke decors om in een reeks feeërieën van goeden smaak een zeer gedistingeerde voorstelling te geven. Het ver nuft verving den buidel, wat niet belette, dat menig tooneel een waar Watteau-tje leek. De adaptatie van Delacre heeft van den oor- spronkelijken tekst veel meer overgelaten dan men tegenwoordig gewoon is te doen en daar over toonde men zich bijzonder voldaan. En het tempo der zoo luchtig elkander volgende too- ueeltjes was iets zoo opwekkends, dat het pu bliek er uitgelaten van werd. De verdiensten van Copeau's vertooning ligt bij het ensemble dat hij heeft weten samen te stellen. Hij beschikte daarvoor over den troep van Dullin en over eenige zeer beproefde krachten van elders, niettemin een geheel dat hij zoodanig in handen heeft gehad, als zelfs met zijn „Copeaux" niet het geval is geweest Wel zelden werd de spel verzorging tot zulk een hoogte opgevoerd. Tot bij het raffine ment af. Copeau zelf vonden we "dan ook vol geest drift. Zeer gevoelig voor de erkenning, die zijn praestaties op dit oogenblik vinden en die men toch den een of anderen dag uitgedrukt hoopt te zien in het hem toevertrouwen van een der groote gesubsidieerde theaters. Ook hem hebben wij gevraagd wat denk: ge van de toekomst en de naaste mogelijkheden voor het tooneel„Kijk eens naar de zaal", ant woordde hij en inderdaad, in 't Atelier ver dringt zich op het oogenblik zoowel de elite, als wat men gewoon is het volkspubiiek te noe men. Toen wij hem vroegen„Komt ge dezen win ter nog in Nederland", zei hij „Helaas niet." Zitting van 20 November. Een vechtpartij met ernstig gevol De rechtbank heeft heden voortgezet de be handeling van de zaak tegen den 35-jarigen koopman W. E. N., gedetineerd, die in den nacht van 26 op 27 Augustus aan de Galerij in een vechtpartij is gewikkeld geweest met den koopman W. A. B ,v. Berkel, waarbij verdachte zijn tegenstander met een hard voorwerp een slag tegen het hoofd zou hebben gegeven. Aan vankelijk leek de verwonding niet ernstig. Het slachtoffer werd in het ziekenhuis verbonden, doch toen hij eenige dagen later bij zijn broer in Den Haag was, vond men het noodig een dokter te waarschuwen, die toen opname in een ziekenhuis noodig achtte. Daar bleek, dat een bot van den schedel was losgeraakt en een beensplinter op de hersens drukte. Aan verdachte was poging tot doodslag subs, mishandeling ten laste gelegd. Nu werd nog gehoord de broer van het slachtoffer, die verklaarde, dat deze meege deeld had van een onbekende een slag tegen het hoofd te hebben gehad. Ondanks alle pogingen was het aan het O. M. niet gelukt het slachtoffer als getuige voor te brengen. Wel had zich een vrouw bij den offi cier gemeld, die van Berkél den laatsten tijd had gesproken. Volgens haar is van Belkel tel kens zijn geheugen kwijt. De kellner E. F. Pents was getuige geweest van de vechtpartij. Deze verklaarde gezien te hebben dat verdachte, na van Berkel op den grond geworpen te hebben, door twee vrouwen had gesproken. Volgens haar is van Berkel tel- werpen. Verdachte had toen geroepen: „Ik sla 'm toch dood". Het O. M., waargenomen door mr. C. J. V. Meischke, was van meening, dat het gewenscht is het slachtoffer als getuige te hooren. Het O. M. vroeg daarom veertien dagen aanhou ding. De verdediger, mr. M. de Groot, verzetie zich tegen verdere aanhouding, en vroeg in elk geval, als de rechtbank tot aanhouding mocht besluiten, verdachte uit de preventieve hechte nis te ontslaan. De rechtbank heeft tot aanhouding besloten en verdachte in vrijheid gesteld. (Van onzen correspondent) P a r Ij s, 16 Nov. '34. De belangrijke inzet van het tooneelseizoen heeft het pessimisme van Antoine door de feiten weersproken. Het tooneel is nog niet dood en zelfs de gemakzuchtige officieele en sterk-gesubsidieerde theaters wedijveren met de vrije troepen, die in dezen zin de traditie van Antoine volgen, doordat hun kunststreven behoort tot wat veertig jaren geleden als het „Theatre libre" werd geïntroduceerd. Dat streven wordt het meest gediend door net zoogenaamd Parijsch kartel: Jouver. Gaston Baty. Dullin en Pitoeff. die elkander niet vij andig zijn en als ze te Parijs toeven eens in de week samen dejeuneeren. Dat onderhoudt de vriendschap ef voorkomt dat men elkander in de wielen rijdt. Bij Dullin vindt ook dit jaar Jacques Copeau gastvrijheid, zoodat ze om de beurt het „Atelier" bespelen. Hoe ver de samenwerking gaat is moeilijk te zeggen, maar de successtukken schijnen wel verdeeld te worden. Toch heeft de een meer geluk dan de ander en Pitoeff schijnt in de pe riode te verkeeren pechvogel te moeten zijn. Dat verdriet de kunstwereld, die reeds sedert bet vorig seizoen van den knappen acteur en spelleider een revanche op het lot verwacht. Helaas is die revanche nog niet gekomen. Ondanks de voor hem zeer kostbare versterking van zijn troep, is zijn debuut in dit seizoen een teleurstelling. Gevolg van een schromelijke misrekening. „Dag kameraad", zei de oude man, toen hij ongevraagd aan mijn tafeltje kwam zitten Het was een heete dag, en verlangend naar een glas bier was ik een dorpsherberg binnenge- loopen. Hij was een gemoedelijke baas om te zien, en blijkbaar verlangend een praatje te maken. Ik bood hem een glas bier aan, wat Wj graag accepteerde. „Ja mijnheer", vervólgde hij bij den eersten teug, „direct toen ik binenkwam, zak ik dat U vaart. Eerste stuurman? Enfin, dat doet er niet toe, tegenwoordig is varen heel wat an ders dan vroeger, een jaar of vijftig, zestig geleden. Dat was varen, mijnheer. Met zoo'n oude bark, een drie- of vijfmaster, waarvan je de touwen niet uit elkaar kon houden. Ooit zoo'n schuit gezien? Zal wel niet, ze worden allemaal gesloopt. De „Osprey" evengoed als al die andere. Ja mijnheer, ook die...." „Was daar iets bijzonders mee?" vroeg ik geïnteresseerd, omdat hij bij het noemen van dien naam verdrietig naar buiten keek. „Het was mijn schuit, mijnheer. Alles is voorbij. Alle geheimen en avonturen zijn op zee gebleven, ook dat geval met Richard Le- har. Hij begon te vertellen, 't Was in 1880. De „Osprey" was een flinke driemaster met vier fokken en de noodige topzeilen. Ik was eerste matroos en Richard Lehar onze kapitein. Dat was een duivel, mijnheer, die de menschen opjoeg tot ze er bij neervielen. Hij raasde van den vroegen morgen tot den laten avond, en soms 't nachts ook, wanneer hij het in zijn hoofd kreeg, onverachts den boel te inspectee- ren. Maar, dit moet ik hem nageven, hij was een zeeman, iemand, die in een storm of or- kan geen zenuwen kende, en onmiddellijk zag. waar het gevaar het grootst was. Zoo hard hij vloekte, als het rustig weer was, zoo kalm was-ie, wanneer de schuilt aan 't hollen ging. Dan had je hem moeten zien. Dan had-ie een standbeeld kunnen zijn, dat af en toe eens een arm ophief, om iemand een order te geven. Dan waren we bang voor hem, banger als voor den storm, die de „Osprey" heen en weer smeet. Zijn vloeken konden we verdragen. Dat was gewoon, we hoorden het niet eens meer; maar dat ongenaakbare in een storm, wanneer hij in het midden van het schip stond, en zoo zacht praatte, dat je moeite had hem te verstaan, dét maakte ons zenuwachtig. We habben nog een tweeden duivel aan boord: William Oldburn, een kerel van ruim zes voet, misschien zes en een kwart Die twee waren water en vuur. ze gaven elkaar niets toe. Wanneer Lehar te keer ging, lei stuurman William er nog een kabeltje bovenop. Het groote verschil tusschen die twee was, dat Oldburn altijd raasde, wanneer het stormde, en Lehar dan zoo zacht was als een kind. We waren Op weg naar Kaap de Goede Hoop. We hadden een prachtige reis, volop in den wind, totdat het op de hoogte van Tako- ■radi begon. Als ik zeg, dat het stormde, is het zacht, uitgedrukt. Het werd een vliegende etorm, een orkaan, die de schuit heen en weer 'smeet; de masten kreunden, de zeilen sloegen kapot voor we ze hadden kunnen bergen. De mannen liepen als razenden heen en weer ón der de striemende bevelen van Oldburn. Alleen Lehar stond kalm. Hij vloekte niet. Zijn gezicht was zacht en zijn oogen blonken als van een tevreden kind. Hij was belachelijk, mijnheer; dat past niet voor een zeeman, zeker niet als het stormt. Het schip deinde en stampte, de golven sloegen over hem heen. de lading ging schuiven, maar hij stond aan de reeling, uit te zien over zee. Zag, hij iets? Kon niet. 't Was stikdonker. Toen kwam Oldburn voorbij, en begon te schreeuwer;. „Hé daar, steek je handen uit, sta niet te droomen. De .heele boel wordt uit elkaar ge- Meineed, De 22-jarige J. R. uit Krimpen a/d IJssel heeft vervolgens terechtgestaan wegens mein eed, die verdachte -afgelegd zou hebben toen hij als getuige gehoord werd in een voor de rechtbank alhier behandelde appèlzaak tegen A. Schouten, die zich zou hebben schuldig gemaakt aan een visscherijwetovertreding. In zijn verklaring had verdachte gezegd, dat A. Schouten zich niet in een schouw had bevon den en ook het schrobnet niet had vastgehou den. Dadelijk nadat verdachte op die zitting was weggeleid, heeft hij tegen den officier van justitie bekend, niet de geheele waarheid te hebben verklaard. Wel had A. Schouten niet in de schouw gezeten, maar hij had met een polsstok in de sloot geroerd. Verdachte hield ook thans die lezing vol. A. Schouten had niet in de schouw gezeten. Daar in had P. Schouten plaats genomen. De veldwachter W. v. Ringelensteijn ver klaarde ook thans, dat hij had waargenomen, dat A. Schouten in de schouw zat. Deze ver klaring werd bevestigd door W. Sloof, die het vischrecht ter plaatse had, en die den veld wachter gewaarschuwd had. Volgens deze ge tuige liepen P. Schouten en T. v. d. Wèijde met den polsstok in de hand. Verdachte was toeschouwer geweest. Er werden nog vijf getuigen gehoord, onder wie de drie lieden, die uit visschen waren ge gaan. Zij allen verklaarden dat niet A. maar P. Schouten in de schouw had gezeten. Het O. M. was van oordeel, dat meineed bewezen was, zelfs al zou niet A. maar P. Schouten in de schouw hebben gezeten, want verdachte heeft onder eede verklaard, dat A. Schouten niets deed, terwijl deze toch met den polsstok in het water roerde. Het O. M. eischte 6 maanden gevangenisstraf. Mr. D. A. v. d. Linde achtte het bewijs niet geleverd en pleitte vrijspraak, vroeg subsidiair een voorwaardelijke veroordeeling. Uitspraak 4 December. plaats meer voor vroolijkheid en welvaart of geneugte is, maar wanneer men de champag ne-statistieken even inkijkt, begint men zijn gedachten toch wel een beetje te remmen. Vergeleken met verleden jaar, werden in het derde kwartaal 120 procent meer flesschen sekt verkocht. In doorsnee genomen staat de omzet van 1934 99 procent boven dien van 1933. Wel iswaar vinden alléén de goedkoopste soorten aftrek, maar dat is toch al een goed begin. Naar schatting zullen de champagnefabrikan ten in 1934 9 millioen flesschen van hun brouw sel onderbrengen. In de vooroorlogsche -dagen stond dit cijfer op 12 millioen, om in 1931 op 4,5 millioen te zakken. De „Sektkellereien" zaten toen echt in den kelder, maar naar het schijnt kruipen zij daar nu weer uit te voorschijn. De Duitsche regeering heeft deze klimmende tendenz naar best vermogen gesteund door ijlings de speciale belasting op het drinken van cham pagne af te schaffen. De export van Duitschen sekt bedroeg vóór den oorlog ongeveer 1 millioen flesschen per jaar. Hij is nu op 200.000 gezakt. De invoer van Fransche champagne maakte evenwel een nog veel dieper buiteling van één millioen op 20.000 flesschen Gelijk bekend, speelt niet alleen de gans eer aanzienlijke rol in het Duitsche Kerstmis, maai ook de karper. Beide in gelijke mate van on- Xrijwilligheid. De karper heeft het echter ook op andere tijden van het jaar zwaar te verant woorden en dat heel in het bijzonder in Octo ber en November, maar dan in de buurt van Neurenberg. In Midden Frankenland was men in de twaalfde eeuw reeds zóó verzot op deze vis schen, dat men ze, gelijk zilvervossen tegen woordig, systematisch begon te telen. Hieruit- ontwikkelden zich de zoogenaamde Frankische Fischschmause", die tot op den dag van heden met graagte gehuldigd worden. Het noogte- punt behalen deze vischfestijnen ip hex begin van October, wanneer de zoogenaamde ..Aisch- grund" leeggevischt wordt en de Neurenber- gers met hun groote appetijt komen aanrukken, De vijvers rondom Forchheim, Höchstadt en Ncustadt a.d. Aisch beslaan ongeveer 2000 hectaren vischwater. Duizenden van geschubde stakkerds worjien in deze dagen uit die vijvers naar boven gehaald en over al het Zwaabsche land rondom verdeeld. Want de Zwabet, laten zich hun traditioneel vlschdiner in geen geval ontgaan. Neurenberg alléén verdelgt .n deze dagen van 8 tot 10.000 centenaars visea Hier van neemt de oudste en beroemdste vischkeu- ken van de stad, de .Luftsprung", eiken dag van twee tot drie centenaars voor eigen re kening. Er is bij ons te lande melk te veel en wijl de koeien de grondstof van de melk vormen, gaat men deze dieren uitroeien. Enorme kapitalen worden in een verdelgings oorlog tegen de sieraden van het Nederland sche landschap geinvesteerd, waarbij de vraag open blijft, of dat geld niet beter geinvesteerd en het succes grooter en duurzamer zou wezen, wanneer men het voor een grootscheepsche reclame ten behoeve van meer-melk-drinken aanwendde. Er is een ander land, dat zich In een nood bevindt van soortgelijken aard als het onze, namelijk Litauen. In dit land heeft men ech ter geen koeien, maar ganzen teveel en dat is de proporties in aanmerking genomen een strop, die ten naastebij even erg om den hals drukt. Litauen was vroeger een der voornaamste leveranciers van kerstganzen aan onze Ooste lijke buren. Deze leverantie is natuurlijk ook spaak geloopen, maar wat doet nu de Litausche regeering'? Richt zij een hecatombe aan onder deze ge vleugelde dieren? Geenszins. Zij doet wat anders. Zij verordon neert, dat elk staatsambtenaar en iedere staats- arbeider. alsmede elk beambte in fabrieken en anderszins tot Kerstmis toe voor elke vijftig lit van zijn loon of salaris één gans moet koo- pen. Stichtend voorbeeld ter overweging en voor voortvarenden ook ter navolging Wan neer de N.S.B. er van hoort, ziep we in niet al te ver verschiet de dictatoren-in-spe al over het plein en hun eegaas door de winkelstraten wandelen met een koe aan een touwtje achtey zich aan, in plaats van een Pekingees. Maar terwijl de Duitschers door de bekende maatregelen meer en meer van zulke buiten- landsche geneugten verstoken raken als die, welke in een glaasje Nederlandsche meln of in een Litausche gans verscholen gaan, concen- treeren zij zich op de binnenlandsche zaligheid en daar gaat het ook mee. Vooral wannegr daarbij wat energie ontwikkeld wordt En deze weten zij zeer wel op te brengen. Zij lachen om den Litauschen stakkerd, die zich utn gan- zengebraad moet overeten en om den Haag- schen referendaris met zijn koe. Zij ontkurken de eene flesch sekt na de andere en drinken op aller gezondheid. Dank zij dit verschijnsel is de consumptie van binnenlandsche champagne bij onze buren in. den laatsten tijd enorm, toegenomen. Het Derde Rijk druipt, om zoo te zeggen, van de champagne. Mèn zegt, dat'.er In dit rijk geen PARIJS, 21 November. <V.D.) Minister Her- riot heeft Dinsdagmorgen voor den ministerraad de voorstellen uiteengezet van de ministerieels commissie, die belast was met de bescherming van den Franschen werknemer. Deze voorstel len bevatten o.a. een strengere controle op de toepassing der wetten, en speciaal een vermin dering van de buitenlandsche werkkrachten in de industrie, den handel en den landbouw door scherpere toepassing van een wet van Augus tus 1934. De kwestie der seizoensarbeiders zal later worden geregeld. De Fransche firma's, die deelnemen aan le veranties voor openbare werken, zijn verplicht slechts Fransche arbeiders in dienst te nemer.. resp. geen buitenlandsche aan te stellen (het aantal buitenlandsche arbeidskrachten bedroeg in 1932 1.500.000 en in 1934 914.000) daarente gen zijn er tot dusverre nog 366.000 werklooze steun trekkenden) De ministerraad heeft deze voorstellen goed gekeurd. Verder heeft hij deri minister van Jus titie gemachtigd, tot het ontwerpen van een wet inzake de vreemdelingenpolitie en den mi nister van binnenlandsche zaken tot indiening van een wetsvoorstel betreffende den invoer, de vervaardiging, den handel in en het bezit van wapenen en van een wetsvoorstel, dat de be- toogingen op den openbaren weg regelt. De minister van handel bracht voorts rap port uit over de opening van de onderhande lingen over een Fransch-Duitsch handelsver drag. BELGRADO, 21 November. (R. O.) De 13- jsrige koning Peter van Joego-Slavië heeft ten slotte zijn moeder weten over te halen, hem de kamer te geven van zijn vader, wijlen kon'tig Alexander. De jeugdige koning slaapt thans in het bed van zijn vader en rendom bevinden zich de persoonlijke bezittingen van den vermoorden vorst: zijn sabel, zijn geweren, zijn lievelings boeken en zijn oorlogsherinneringen. Aan het hoofdeinde van zijn bed bevindt ziii. een kort geleden geschilderd portret van koning Alexander. MOSKOU, 21 November. (R. O.) Het centraal uitvoerend comité heeft besloten, bet onderwijs in stenografie verplichtend te stellen voor de klassen, ingericht voor groepen leerlingen van 16 en 17 jaar. WASHINGTON, 21 November (H.N.5 De Amerikaansche regeering heeft aan de schul- denaarsstaten een nota gezonden, om hen te herinneren aan den 15 December vervallenden termijn voor het betalen van de schuld. Deze nota heeft sléchts formeele beteekenis, daar geen enkele staat met uitzondering van Finland meer betalingen verricht.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1934 | | pagina 3