m
V'- "/fv"Èrr^ -*0.~
'\f in'
VOLLENDET 1ST DAS
GROSSE WERK".
mm
m
ۤ|P^
fPMSï
DE EERSTE SPADE EN DE
LAATSTE.
VAREN, VAREN OVER DE BAREN.
BORN.
DE LAATSTE LOODJES.
MAASVAART.
TEN SLOTTE.
MAASTRICHT.
HET
«5;
JCJEIAFÜAKAMAAE
f™gg
'A&tsftl WÊÊm
ll$Éa
y%&«> -V-» 'X«C'' v'
v - i
v •-
'OH'
Eenige dagen geleden werd in de haven van
Stein het eerste schip geladen, verleden Dins
dag maakten we per ss. Irene, door de goede
zorgen der firma Arn. Bonhomme te Maas
tricht, een boottocht van Maasbracht naar
Maastricht, in gezelschap van vertegenwoordi
gers der pers; dezer dagen meldde de Staats
courant, dat het Juliana-kanaal binnen be
paalde perken voor de scheepvaart geopend is.
In afwachting van een feestelijker /pening op
nader te bepalen datum, varen de schepen
thans over het Limburgsche plateau, draaien,
stijgen en vallen de sluizen, heffen de kranen
hun lasten en kippen de kolentippen de wa
gons 't ondersteboven.
Vollendet!
Laat er hier en daar nog wat af te werken
zijn, misschien wacht nog een beduidende
karwei, waar de bodem nog niet gewend is
aan den nooit gedroomden waterdruk, in
groote trekken is het werk gereed en af.
Hier past een vaderlandsche juichtoon en,
indien we een sprank van dichterlijk vuur tot
onze beschikking hadden, zouden we vast een
parafrase leveren op het Limburgsch Volks
lied: „Waar de onbevaarbre Maas, langzaam
zeewaarts vloeit", maar dan in majeurl
Thans is een lang, heel lang hoofdstuk der
geschiedenis afgesloten. Dit wil niet zeggen,
dat daarmee de roman der waterwegen zijn
slot heeft gevonden. De verwikkeling is niet
uiteen gesponnen en wellicht wachten ons nog
zeer spannende momenten; doch we zijn nu
niet in de stemming om daar al te veel aan
të-denken, en, al zijn we niet overtuigd, dat
Se eindstreep onder het waterwegenprobleem
in het Zuiden spoedig gezet zal worden, we
juichen alvast van harte om het eerste deel
van het werk.
Na de bevaarbaarmaking der Maas van Rot
terdam tot Maasbracht en het graven van het
Juliana-kanaal tot Maastricht, komt de laatste
schakel, de verbinding met België, met haar
Luiker industriegebied en zijn achterland.
Maastricht wordt, althans voorloopig, de
dupe van de geschiedenis. Het zal zijn haven,
nochtans op zoo goede gronden verhoopt, niet
krijgen. En daarmee is het voorloopig ook vrij
wel uitgeschakeld. Doch overigens is het Ju
liana-kanaal iets, dat wijde perspectieven
opent, nu reeds voor de mijnstreek en in 't
algemeen voor Zuid-Limburg. Komen betere
tijden, dan krijgen industrieën hier een be
tere kans en ligt een toekomst open, die groo-
kleiner of grooter aantal begrootingen. We
hebben het nu eenmaal in negen jaar willen
doen.
Op Maandag 7 Mei 1934 zijn de Koningin en
de Prinses met wijlen Prins Hendrik weer in
Limburg, thans om de Noordelijke helft van het
Juliana-kanaal in gebruik te stellen van Maas
bracht tot Born. De hand der Prinses omvat
den schakelknop, de sluisdeuren wijken lang
zaam en plechtig. Het Juliana-kanaal is geopend
En nu, zeven maanden later, is ook de Zuide
lijke' helft gereed van Born tot Maastricht en
stoomen wij door het Limburgsche land.
Waar we zoo dikwijls gewandeld en gefietst
hebben zonder meer water te zien dan een
kabbelend beekje of een kalme kasteelgracht,
lijnt nu de zacht rimpelende watervlakte tus-
schen de dijken, die wel als met een liniaal ge
trokken lijken. Ze worden op den duur wat
eentonig, doch op het eerste gezicht heb je
lust om eens met^je hand er over heen te
strijken en te voelen, hoe mooi glad en ge
lijk ze zijn als een biljartlaken.
Het Kanaal.
Verontrust u zich niet. Wij zullen de heele
de omver vallende sluisdeur
en varen verder.
De versiering van sterretjes
en kringetjes, die de regen ter
eere van ons gezelschap op 't
water maakt, is wel te waar-
deeren, maar we zijn toch
dankbaar als de lucht einde
lijk opklaart. De fotografen
doen dat eveneens. We naderen Born
Ik had me voorgenomen U zoo weinig moge
lijk cijfers voor te leggen. Ze zijn al zoo vaak
gepubliceerd, dat ik niets anders zou hoeven
te doen dan een paar .rapporten en dagblad
artikelen te plunderen en dan met 'n air van
geleerdheid voor U te poseeren, alsof ik de
fijnste finesses van dit werk nog beter in m'n
zak had dan de Waterstaats-ingenieurs. Wat
hebt U er trouwens aan of 't kanaal veertig of
veertig en 'n halve kilometer lang is. Hoe breed
't is en hoe diep, hoeveel water er dagelijks
voor noodig is en hoe oud de kapitein is van
ons schip. Maar van Bom moet ik U toch iets
vertellen. Vooral omdat mijn Limburgsche
voorganger aan de Maasbode, bekend onder de
geheimzinnige initialen R. L., zich aan boord
bevindt en ons met kwistige handen de cijfers
voor de voeten gooit, 't Is 'n aardig staaltje van
geheugen, dat hij vertoont, gracielijk getallen
daarheen werpend.
Laat me dan toch maar enkele cijfers geven,
Het verval van Maastricht tot Maasbracht is
geen kleinigheid. Men zal 't aanstonds zelf
kunnen uitrekenen. Wil echter een kanaal een
ln den kop links: de Zuidelijke toren van
de Sluisbrug te Borgharen. Boven: de
splitsing van de Maas en het Juliana-
kanaal bij Borgharen. Links de Maas met
haar stuwdam, rechts het kanaal met op
den achtergrond de sluis.
Den ganschen dag rijden zandtreinen afen aan om hun inhoud op de oeverhellmg
onder Elsloo uit te storten. In het midden een tractor die als zandploeg dienst doet.
Een kijkje vanuit het op een heuvelrug
gelegen dorpje Elsloo op het kanaal en de
Maas, die er paralel loopen.
te verwachtingen doet rijzen. En gaat 't een
deel des lands goed, dan kan dit aan 't geheel
zeker geen schade doen.
Op 22 October 1925 stak Prinses Juliana on
der de oogen van Hare Koninklijke Moeder,
bij Borgharen de eerste spade in den grond.
Met jeugdigen ijver begon ze het groote werk.
dat negen jaar later voltooid werd. Op het
oogenblik werkt de baggermachine den laat-
sten dam uit het kanaal weg. Negen jaar is
volgens s:. 1 migen een langen tijd. Of 't snel
ler had kunnen gaan? Of onze Waterstaat
langzaam gewerkt heeft? Bij onze buren heb
ben we 't vlugger zien doen. Doch we mee-
nen. dat ook wij 't vlugger, gekund hadden.
Dat ligt niet aan onze ingenieurs, maar aan
verdeeling der henoodigde gelden over een
geschiedenis, die al zoo vaak verteld en toch
nog zoo weinig bekend is, hier niet opnieuw
opdisschen. We herinneren er u enkel aan, dat
het waterwegenprobleem niet van gisteren is.
Tientallen jaren duurt het al en eerst nu is de
eerste periode afgesloten. Wie zijn geheugen
weer eens wil opfrisschen, kan de teksten der
tractaten tusschen Nederland en België opzoe
ken; hij kan het groote rapport der Neder-
landsch-Belgische commissie bestudeeren, het
boek van den voorzitter der Maastrichtsche Ka
mer van Koophandel en der Maasvereeniging,
J. Schaepkens van Riempst, het boek Limburg
sche Problemen van Math. Kemp, uitgegeven
door deze Kamer, en de jaargangen van diverse
dagbladen. We zullen er niet opnieuw over uit
weiden, dat het Maas-probleem en het Rijn-
Scheldeprobleem één geheel vormen. We zul
len er slechts even aan herinneren, hoe de aan
vankelijke opvattingen omtrent de kanalisatie
der Maas plaats maakten voor den aanleg van 'n
lateraal kanaal, toen de buren niet tot overeen
stemming konden komen. Hoeveel harde woor
den zijn er gevallen, toen bleek, dat dit kanaal
op zich zelf zou staan en geen grootscheepsehe
aansluiting zou geven op 't Zuiden, waar de
befaamde stop van Temaayen zit. We willen
niet de schuldvraag stellen, waarom dit alle-
maai zoo geloopen is.
Voor vandaag willen we de stemming niet
bederven. We bestijgen ons schip, zoo niet met
zee-beenen, dan toch met kanaal-beenen, en we
zijn blij, dat we dit alvast hebben; het Juliana-
kanaal.
Die baren zijn natuurlijk slechts een poëtische
stijlfiguur. De stormlatten hoeven niet op de
tafel te verschijnen, als de firma Bonhomme
ons bij wijze van tegengif tegen den stroomenden
regen een hartversterking aanbiedt. We accep
teren dankbaar het oorlam en voelen ons nu
eerst als echte Nederlanders in ons element. Bij-
na hadden we Hou Zee! geroepen.
De haven van Maasbracht glijdt voorbij en
we varen de slus binnen, wier deuren zich ach
ter ons sluiten. We zijn op reis. We liggen in
de diepe kolk en kijken even verbaasd op te
gen de hooge muren. We voelen ons schip stij
gen onder onze voeten als een lift. We kijken
al boven de muren uit en als de kolk vol is,
zien we voor ons de sluisdeur niet open draaien
maar voorover vallen, duikend in het water.
We varen er over heen.
Er is niet veel bijzonders te zien. Het is nu
eenmaal een eigenschap van een kanaal door
vlak land, dat je niets ziet dan misschien een
torenspits van een dorpskerkje, die nieuwsgie
rig over'den dijk komt kijken. We varen tus
schen de biljartlakens door en verwijten de
firmas dat ze niet voor een spel kaarten zorg
den, maar ze kon ook niet voorzien, dat het
zóó zou regenen. Onze collega-fotografen trek
ken bedenkelijke gezichten. Bij Roosteren ko
men we weer uit de kajuit gekropen en varen
aluis ia, worden orab.O't gelift küï/ naar
practisch ding zijn, dan moet dit verval over
wonnen worden door zoo weinig mogelijk
sluizen. Men heeft dit aantal kunnen terug
brengen tot vier en practisch tot drie. De
sluis bij Maasbracht keert een verval van 7.45
Meter, die bij Roosteren 4.80 M. die bij Born
11.35 M. De laatste sluis is die bij Borgharen,
vlak bij Maastricht, waar het kanaal uit de
Maas komt. Daar het kanaal nog niet geheel
op peil is gebracht, is deze sluis nog in gebruik,
maar wanneer het kanaalpeil op dit begin
punt gelijk zal zijn aan het peil der opgestuwde
Maas, zal practisch deze sluis bijna altijd open
staan, enkele dagen van zeer hoogen water
stand uitgezonderd, zoodat men van Maas
tricht tot Maasbracht slechts drie sluizen pas
seert.
De haven en de sluis van Born liggen.even
buiten het gebied der staatsmijn Maurits, dus
buiten het verzakkingsgebied. De haven is
hoofdzakelijk bedoeld als kolenhaven en zal de
particuliere mijnen bedienen. We staan een
oogenblik sprakeloos, als we deze haven binnen
varen. Hier is reuzenwerk gepresteerd. Breed
loopen de haven-armen het land in, links en
rechts; en geven de illusie, dat de aanleg nóg
grooter is. Langs de kade rolt de geweldige
kolentip, die in staat zal zijn jaarlijks 120.000
wagons steenkolen te verwerken, dat zijn acht
treinen van 50 wagens per dag. We kijken met
respect op naar den reus. die dat gaat klaar
spelen. We durven geen berekening meer ma
ken van de besparing aan vervoerkosten, die
door cteze inrichting zal verwezenlijkt worden.
We zien een wagon gegrepen en gekanteld
worden als 'n lucifersdoosje, en weer netjes op
z'n plaats gezet worden. En onze fotografen en
filmers komen geestdriftig in actie. Gaat dat
zien! Gaat dat zien!
We varen de sluis binnen. We krijgen bijna
alle modellen van sluisdeuren te zien. Bij
Roosteren en Maasbracht draaiden ze of vie
len om; hier staan de machtige heftorens en
trekken de kabels der deuren omhoog. We
varen er onder door en liggen in de sluis, die,
als ik goed onthouden heb, 136 M. lang is.
Loodrecht stijgen de wanden omhoog, als we
aan de mobiele meerpalen vast liggen. En
daar begint 't vóór ons te koken en te zieden.
Langs, boven en onder de eerst hermetisch
gesloten hefdeur spuit en kolkt en bruist het
water. Het komt van onder op, het valt van
boven neer in een waterval, het dampt en
brult van pleizier. Zoo ontzaglijk is de toe
voer en zoo snel, dat ons schip in deze kolk
zienderoogen stijgt. 25.000 kubiekmeter water,
meneer! In enkele minuten zijn ze er in. Voor
je 't weet, heft de sluisdeur zich omhoog. We
zijn ruim elf meter hooger en varen over den
drempel van het laatste kanaalpand Bom—
Maastricht. Onze Duitsche collega's vinden 't
wunderbar en erstaunlich. Daarom trek ik 'n
gezicht, alsof dat bij ons iets heel gewoons is,
kinderspel, maar ik sta toch te trillen van
emotie.
We zijn op de hoogste trede geklommen en
blijven nu tot Maastricht gelijkvloers. Dit ka
naalpand is 't laatst gevuld en als gewoonlijk
wegen ook hier de laatste loodjes 't zwaarst.
Wij zijn hier in het verzakkingsgebied van de
staatsmijn Maurits en zullen weldra komen in
het beruchte drijfzandgebied van Elsloo. Kaars
recht strekt het kanaal zich voor ons uit, zoo
onschuldig als een pasgeboren kanaal er
maar kan uitzien.
We weten dat de dorpelingen van Obbicht,
Berg, Urmond en Stein, die hier woneii tus
schen het kanaal en de veel lager liggende
Maas, in de mooie dorpen tegen de helling op,
spreken van de lekkende mand en de zeef. Want
hier, over ettelijke kilometers lengte, zijn we
in het vol en leeg loopende kanaal. De klei-
bodem, die hier op den ondergrond van kiezel
ligt, heeft zich onder den druk van 't water
nog niet vastgezet en overal sijpelt en spuit het
dartele water door de berghelling, zet de weiden
onder en vormt de akkers om tot meertjes, tot
het zijn uitweg vindt in de Maas, zoolang die
althans leeg blijft. Stijgt ze, gelijk eiken win
terdag te verwachten is, dan zal 't 'n ramp
worden. Duurt die lekkage nog lang, dan is de
vrees voor verzakkingen van de doordrenkte
helling niet ongemotiveerd.
Onze Waterstaats-ingenieurs schijnen vol
komen gerust te zijn over den afloop. De bodem
zal zich vanzelf vastzetten, vooral nu er het
vette kolenslib der staatsmijnen op neergelaten
wordt. Over eenige maanden, zeggen ze, zal
de bodem dicht zijn. Intusschen zit de bevol
king in stijgenden angst en als we bij Stein
uitstappen en eens aan den anderen kant van
den dijk gaan kijken, komen we toch wel met
bedenkelijke gezichten terug aan boord.
Laten we 't beste hopen. In elk geval is dit
een beduidende schadepost, want billijkheids
halve zal Waterstaat moeten overgaan tot ver
goedingen, die met den dag grooter zullen wor
den. Ofschoon, tegenover de som, die de aan
leg kost het bedrag toch betrekkelijk gering
zal blijven. En dat zulk een werk heelemaal
zonder tegenslag zou verloopen, was mensche-
lijkerwijs gesproken toch niet te verwachten.
We varen door de haven van Stein, die door
een eigen spoorweg verbonden is met de Staats
mijnen en dient voor de verscheping van de
kolen dezer mijnen gelijk die van Born in
hoofdzaak voor de particuliere mijnen. We zien
er de hefkranen de wagons optillen en in 'n
ommezien boven een ladend schip brengen.
Hoewel de haven veel kleiner is dan die van
Born, zal hier toch groote bedrijvigheid gaan
heerschen. Hier zullen immers niet alleen de
steenkolen, doch ook de nevenproducten ver
scheept worden.
En nu gaat 't op Elsloo aan en wordt 't ka
naal ook landschappelijk mooi. De oevers wor
den nog wel door hooge dijken gevormd, maar
deze worden langzaam aan lager en lager en
het aanliggende land aan de Oostzijde is het
hooge heuvelland van Elsloo en Geulle. In de
bocht van 't kanaal verschijnt het hooggelegen
Elsloo met zijn tegen de helling gebouwde hui
zen en de kerk in top, met de wintersche bos-
schen op den achtergrond, 's Zomers zal 't hier
mooi zijn als in 'n sprookje. En dat zal 't nu
blijven tot Maastricht toe. Als onze gastvrou
welijke firma hier een Zondags-uitstapje in de
zomermaanden organiseert, kunnen we deel
neming niet genoeg aanraden. Borgharen nadert,
weer met hooge sluistorens, en nu komen we
op de Maas.
Als we achteruit kijken, zien we een gewel
dig schouwspel Drie reusachtige werken rijzen
uit het landschap omhoog. Het is fantastisch!
De sluiskolk met een deel van de Noor
delijke sluisbrug te Borgharen.
In 't midden de machtige stuw van Borgharen,
die de Maas opstuwt tot ver boven Maastricht,
breed en zwaar liggend in 't blanke water;
rechts de frigang van 't Juliana-kanaal niet zijn
sluistorens, links de toegang tot het Bosscher-
veiakanaai met de heftorens van zijn sluis, de
verbinding vormend met de Zuid-Willemsvaart.
We varen op de breede rivier, die weer
schepen torst. We hebben ze vroeger gekend,
bijna droog in den zomer, zoodat er in ge
voetbald werd (was 't niet in 1912?), en we
denken aan den Nieuwjaarsnacht van 1926, toen
de golven in toomelooze vaart tegen de oude
brug stormden, dat het dreunde door de stad.
Onze reisgenoot R. L. geeft weer cijfers. De
laagste waterstand 25 M3 per seconde, de hoog
ste 3000 (drie duizend) M3. per seconde! Ik kijk
eens naar Mathias Kemp, die ons vergezelt en
ik denk aan zijn Bonte Storm. En nu ik dit
schrijf, grijp ik even naar zijn boek en lees
nog eens den schitterenden aanhef van zijn
roman. „Regen en dooiende sneeuw klokken
in schichtige beekjes alle hellingen neer. Schu
ren de weeke aardlagen weg. In velerlei mod
derkleuren bruist en springt het water heen,
naar Semois en Lesse, Ourthe, Sambre, Jeker.
Gore vloeden razen in de grauw-groene dalen.
En dringen naar de Maas, die dat alles ver
zwelgen moet. Rossigbruin drijft de prachtig
gezwollen rivier om een bocht op Maastrw
Nerveus bewegen, vreemd leven doorwoe
grijze stad. Ponten en stellingen rijdt men na
de buitenwijken. Sensatiebelust drommen^^
menschen om het groote bord bij e"
wachter. Of turen naar de peilschaa eS
der brugpilaren. Het water hipt e^'
buitelt. Plots een nijdige Znldw!;'
striemt alle waterwijsgeeren weg. R d jagen
moet een deskundig minister eens vragen of
ik niet „oorlammeren" moet zeggen.)
Wijk! Wijk! Maastricht komt aan!
We varen onder de ijzeren spoorbrug door.
Breed uit spant de nieuwe Maasbrug vóór ons
haar bog en van Wijk naar Maastricht, 'n Pracht
van 'n schilderij ontvouwt zich voor onze oogen.
Herrlich, zeggen de Duitschers. Verdraaid mooi,
zeggen de Hollanders. De Mastreechteneers
zeggen niet veel. Ze weten, dat ze er geen woor
den aan hoeven toe te voegen. Daar is de oude
brug, gelukkig gered, al moest ze een stuk
missen. Wat zijn dat nobele lijnen! Daar rijen
zich de huizen en beuren de vele torens hun
spitsen de lucht in, de driespits van St. Servaes,
de romaansche torens van Onze Lieve Vrouwe,
de renaissance-toren van het stadhuis en vele
andere.
't Weer is zoowaar mooi geworden. De avond
hemel is groen-blauw. Fonkelend schieten
schichten van goud en rood er door. Het spet
tert en gloeit en er zweeft een aureool boven
de stad of de glorie van vergane eeuwen uit
de steenen straalt. Ik denk aan Paffenrode's lied:
Maastricht, gij schoone stede, gij perle van
Brabant
Zittend tegen een pijler der oude brug, den
staf in de hand, kijkt de steenen Sint Servaas
met ernstigen blik over den stroom en zegent
hem.
Het Juliana-kanaal wacht. Levens-ader moet
het worden in het Limburgsche land, een der
levens-aders van Nederland.
Moge de toekomst dat brengen.
Ondanks onze geestdrift weten we, dat wa
nog niet zoover zijn. Maastricht krijgt zijn
langverhoopte en vaak beloofde haven niet.
Wat de minister bij de Waterstaatsbegrooting
hierover zeide, laat aan duidelijkheid niets te
wenschen over. Wanneer betere tijden de ves
tiging van industrieën langs het kanaalgebied
zullen toestaan, weten we niet. Wanneer de
grootscheepsehe verbinding met België, Luiker-
land en verder, komen zal, weten we evenmin.
Wèl weten we, dat rond Maastricht een Albert-
kanaal gegraven is. Dat van de vroeger over
drukke scheepvaart door de Zuid-Willemsvaart,
dwars door Maastricht, met al de voordeel en
daarvan, bijna niets is overgebleven. Wij weten
dat het Albert-kanaal tevens een vestinggracht
is en we huiveren, als we denken aan de som
bere dreiging, die hangt boven Maastricht, meer
prijsgegeven dan ooit.
Doch laten we vandaag niet denken aan de
donkere toekomst. Laten we hopen, dat einde-
storm en regen de rivier
af. Tegen de stroom
brekers der brug heuvelt zich het aandaveren-
de water op. In de bogen stralen stroomver
snellingen. Er achter brullen en koken kolken.
Meterhooge schuimpluin}en wippen op uit de
steigerende golven en slieren in de horizontale
regenschoeren. Weg. Aldoor wast het water
Het zonderling geagiteerde leven der stad groeit
eveneens. Door de menigte loopen maren van
dreigende rampen
Als we uit de sluis van Borgharen zijn,
spreekt een onzer een dankwoord tot den heer
Bonhomme, die ons vergezelde en in staat
stelde dezen tocht te maken. Hij dankt voor de
mooie reis, die van half elf 's morgens tot vier
uur 's middags geduurd heeft, voor de prettige
ontvangst en de verstrekte oorlammen. (Ik
Een der voor Z.-Limburg karakteristieke
huizen te Elsloo.
lijk de tijd aanbreekt voor eene heilzame samen
werking tusschen Nederland en België. „Seule
une politique de collaboration est susceptible
de donner une solution qui concilie les intérêta
en présence."
Moge er een tijd komen, dat het Juliana-
kanaal geheel zal kunnen beantwoorden aan
zijne roeping.
Dr. D. S.
De scherpe bocht door het hooge heuvelland van Elsloo, tvaar de Maas en
schoon valt te bewonderen
het Juliana-kanaal elkaar getrouw parallel blijven volgen en waar 'n prachtig landschap-