-vV: DRIE UUR OP DE VUURPLAAT EENER S. A. S.-LOCOMOTIEF. GESPREKKEN MET SERVISCHE DIPLOMATEN. De toenadering: tnssclien Rome en Belgrado. MAANDAG 15 APRIL 1935 BILL, JACK EN DIKKE BERTHA. En typische berichtendienst„Block- catching", een nieuwe sport. BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS IN 1934. JEF LEEMPOELS OVERLEDEN. filmnieuws. HELDERE BOERENKOPPEN. HET SUCCES VAN GOLGOTHA Het was vijf uur in den namiddag. Het stationnetje Noblesfontein, waar we van het dak van den trein waren vandaan gehaald en de Karroo-expresse 11 minuten vertra ging hadden bezorgd, lag drie uur achter ons. Steeds verder snelde de trein. Uur na uur verstreek zonder dat het land schap veranderde. Steeds nog de eindelooze horizonten, on derbroken hier en daar door een paarskleurig „kopje". Steeds dezelfde sombere grootsch- heid van de Karroo, dezelfde leege desolatie. die eentonig als de zee evenals deze toch telkens weer verandert. Na de gedwongen halte in Noblesfontein had de trein maar twee keer gestopt. Eerst was het Hutschinson, twee uur later De Aar geweest. Is er wel een land op de wereld waar de wijdte zoo immensurabel en het reizen zoo tijdeloos lijkt? De kleine stationnetjes, die we zoo nu en dan voorbij snellen dragen typische Holland- sche namen. Op de zondoorbakken gebouwtjes lezen we o.a. Brakpoort, De Klerk, Blauwbank, Deel- fontein, Mijnfontein, de Put Namen uit den romantisdhen tijd, toen trage ossenspannen de krakende huifkarren der Boeren sleepten van den eenen horizon naar den anderen De lectuur kon ons niet boeien. Het getuur naar de voorbijdraaiende woestijnwereld, met zijn drie dimensies van wijdte, stilte en een zaamheid, maakte ons slaperig en suf. Weer overviel ons die gevaogenis-benau- wenis, die ongedurigheid, die hunkeren doet naar afwisseling, naar een wandeling, naar het einde der slaapwekkende monotone wie- lencadans onder ons. Op dit moment stopte de trein, Houtkraal gaf het witte stationsbord te lezen. Het signaal stond op onveilig. De stationchef wisselde eenige woorden met den machinist en spoedde zich daarna weer naar binnen. We maakten van de gelegenheid gebruik en stapten uit om op het perron even de beenen te strekken. De machinist was intusschen ook van zijn machine geklouterd en benutte deze gedwon gen halte om een paar assen en zuigers een oliedouche te geven. We hebben pech vandaag, meneer! We moeten wachten op een goederentrein uit Potfontein! Ik had al acht minuten vertraging ingehaald van de elf, die u ons in Noblesfontein heeft bezorgd! Ja, je hebt stevig doorgereden, dat heb ik wel gemerkt. Wil je rooken? Twee zwarte vingers trokken een witte si garet uit het aangeboden doosje. Neem er nog maar een, Klaas. Ik heb "-"'v'èel goed te maken Ik heet geen Klaas, antwoordde dé'man lachend in het Afrikaansch. Mijn naam is - Bill, Bill Groenveld. Als 't zoo doorgaat, ko men we niet op tijd in Kimberley. Een echt Hollandsche naam Groenveld. Ben je Hollander? Ik ben hier geboren meneer. Maar mijn ouders kwamen uit Holland. Mijn vader maakte heel den Boerenoorlog mee. Bill ging door met zijn controle in den buik van den sissenden en stampenden kolos, wier assen en krukken hij, naar het ons voorkwam, met gesloten oogen had weten te vinden. 'n Pracht machine Bill. Men kan wel zien dat je van ze houdt M'n maat en ik noemen haar Bertha, Dikke Bertha.,.. Het is een 16 D. A. type, de locomotieven voor de grootste expressen. Er loopen er maar zes van deze in heel Afrika.... Met zijn linkerhand veegde hij meteen het stof weg van de drie koperen cijfers, die het getal 877 vormden. Bill wierp een blik op zijn dikke horloge, toen in de verte de rookpluim van den naderenden goederentrein zichtbaar werd. We zijn weer 11 minuten te laat, bromde de hij. Als 't zoo doorgaat komen we nooit in Kim berley. Als een aap was hij zijn machine weer inge- klouterd en stelde ons zijn maat voor. Deze had het vrije moment benut, om zijn proviand even aan te spreken en stond kauwend voor het vierkante raamgat. Dit is Jack, meneer. Jack Chayne, een fijne knaap! en hij sloeg hem twee maal op zijn schouders. „We rijden nu al vier -jaar samen en het eer ste harde woord, moet nog tusschen ons gezegd worden." Mag ik even een kiekje van jullie nemen, Bill? All right, meneer! Toen het toestel had geknipt, vroeg Bill een afdruk te sturen naar z'n ouders in Kimberley. Hij was ongehuwd. En Jack ook niet vergeten, meneer! Zijn liefje zal er dolblij mee zijn! Ze woont in Gong- Gong bij Barkley-West. We noteerden de adressen. Zeg, Bill is het mogelijk een kijkje te ne men bij jullie op de machine? Ik ben journalist. Ik kom uit Holland en de menschen daar wil- lenook wel 's weten, hoe t op 'n Afrikaansche locomotief uitziet Hebt u een permit? Neen, niet aan gedacht! Bill kijkt in de richting van het stationnetje en wenkt dan. Vooruit, vlug! In minder dan geen tijd stonden we op de vuurplaat van de „877" Een reuk van warme olie en stoom; een hitte, die ons achteruit dringt en ons plant met den rug tegen den tender. Je hebt toch niet je Zondagsche pak an, meneer, want anders kun je je wel eerst even gaan omkleeden, merkt Jack snaaks op. Het is hier geen salon, denk er aan Daar komt de 1098 binnen. Nu zijn we gauw weg. Ben je klaar, Jack? Ja baas! Vindt je goed Bill, dat ik een eind mee rijd? Weer kijkt Bill In de richting van het station netje. All right! meneer, als u tenminste niet bang bent voor een zwart gezicht en een paar zwarte handen! Drukinkt maakt zwarter dan kolen. Bill! Bill controleert de trillende naalden van zijn manometers en blijft dan buiten het raaat kan- gen, turend naar het stationnetje, waar de groene vlag het verlossend sein zal geven. Bill is een breedgebouwde, stevige kerel. Een paar goedige blauwe oogen in een ruw rond ge richt. Kaal geschoren zijn z'n breede kaken. Zijn maat Jack is iets kleiner van postuur. Slank als een Apollo en gespierd als een athleet. Onder rijn scheeve pet krullen zwart glimmen de lokken. Een knappe vent, een type voor een lichtgewicht kampioen boxer. Beide dragen lange werkbroeken die hen tot de borst reiken. Jack, daar gaan we weer, jong! Een oorverdoovende fluit snerpt boven onze hoofden. Een handbeweging van Bill aan den langen stalen stoomkraan, brengt leven in de Dikke Bertha. Ze trilt en siddert wakker. De krachtige korte stooten die bloemkolen van wolken uit het korthalrige schoorsteentje per sen, doen heel de machine schokken. Overal sist en knarst het. 160 ton staal en ijzer komen in beweging en achter ons gaat een sleep van 11 wagens, elks van 41 ton, aan het rollen. We rijden. De naald van den drukmanometer draalt trillend van 180 naar de 150. Jack smijt den vuurhaard open. Een gloeiende warmte steekt ons door de kleeren heen tot boven de knieën. In de wit verblindende hel gromt het vuur met korte vlammen. Jack spuwt in zijn handen, grijpt de schop en gooit 35 volle schep pen in den laaienden gloed. Den smijt hij de ijzeren deur dicht en het is of ze met ijs langs ons gericht strijken.... „Bertha" gromt van genoegen. De naald van den compressor staat weldra weer op 180. Met korte rukken trekt ze aan en spoedig staan we te dansen op de ijzeren vuurplaats, waar een helsch lawaai elke seconde aangroeit tot een oorverdoovende kakophonie We rijden al 30 mijl, schreeuwt Bill en even later: 40 mijl nul Bill en Jack ritten ieder op hun leeren bank jes. Bill rechts, Jack links, ieder voor hun res pectievelijke krukken en kranen. Bill heeft zijn ruige linkerhand nog steeds op den stoomhandle en kijkt door het ovale voor venster, langs den romp van de locomotief. Zijn oogen zijn niet van de lijn. Recht strekken de rails zich voor ons uit en verliezen zich aan den einder als één glanzende streep. Jack draait aan koperen wielen en doet wolken stoom naar binnen sissen. We hebben even tijd om rond te kijken. Praten is niet meer mogelijk. Het is of alle duivels van de hel zijn losgebroken. De rood- en geelkoperen buizen, in de meest dwaze bochten, zijn blauw aangeslagen van de hitte. In de manometers beven de naalden naar roode en zwarte cijfers en wijzen als een altijd durende bedreiging. In een doorzichtige glazen buis klimt en daalt geheimzinnig een water kolom. Wielen, kranen, buizen, hefboomen on- 'felbare Elk heeft zijn doel en beteekenis. Elk heeft zijn bepaalden stand. Eén vergissing kan nood lottig zijn. Boven de ketelopening, op een ijzeren rekje staan het blauwe thee- en koffiekannetje van Bill en Jack om op temperatuur te blijven. Ze dansen in rhytmische cadans mee met een vet tige oliekan. De uiteinden van twee ijzeren buisstaven zijn ieder versierd met een ster in roodkoper uitgesneden. Middenin prijkt' de naam in uitgezaagde geelkoperen letters: „Big Bertha". Als Bill ziet dat wij naar neze versiering kijken, wijst hij naar Jack, die trotsch glim lacht. Vijftig mijl, schreeuwt Bill naar achteren. Dan wenkt hij dichterbij te komen. Hij wijst naar iets levends, dat een twintig meters van de lijn, tusschen de roode termieten- hoopen springt. Wilde katten, schreeuwt hij aan ons oor. Zien jullie veel wild onder het rijden? vragen we. Neen, schudt hij. Ze hebben te veel angst voor Bertha Jack is weer aan het bijladen en werpt maar kolen in den ketel, die een Danaïdenvat lijkt. Een.... twee.... drie.... vieren 't gaat zoo door tot twee-en-twintig, drie-en-twintig. De scheppen volgen elkaar op met gelijke tuschenpoozen, kalm maar gestadig. De kolen komen terecht in het midden, op zij, achterdoor, om de hoeken. Iedere schop heeft zijn bestemde plaats en Jack mist nooit. Zijn gericht glimt van het zweet als hij den haard weer dicht gooit. 55 mijl, schreeuwt Bill en duwt den stoom handle geheel open nu. „Bertha" stampt en schokt en spuwt kolom men rook en roet over onze hoofden. De lucht stroom loeit als een storm langs ons heen. Het is geen pretje als nieuwsgierige derde op de vuurplaat van een voortsnorrende locomotief te staan. Er is geen plaats om te ritten, men kan het zich niet makkelijk maken. Het is zaak zich stevig vast te klampen aan den eerste den besten ijzeren staaf en te waken dat men niet tusschen locomotief en tender naar buiten tui melt Het gevoel wordt onaangenaam geprik keld door een stekende warmte. Ons gehoor is doof geslagen door den storm van geluiden in dezen heksenketel. Ons reukrintuig snuift olie- walm en kolengruis. Alles waarmee we in aan raking komen is hard of zwart. Het staan lijkt meer een losbeenige negerdans dan iets anders Kaarsrecht steeds blijft de spoorweg tot aan den einder. De twee glimmende rails smelten eenige honderden meters verder, samen tot één lichte lijn. Nu en dan veroorzaakt een lichte daling in het terrein een merkbare acceleratie. Omgekeerd doet de geringste helling opwaarts de snelheid even verminderen. Aan beide zijden schiet de karroo voorbij.... Zestig mijlmaximum snelheid, brult Bill triomphantelijk. We rijden in koortsachtig tempo. De zon raakt op dit moment den horizon en de „kopjes" aan den Oostelijken einder kleuren zich zoo fantastisch purper en paars, dat we een moment vergeten op een razende S.AS.- (Suid- Afrikaanse-Spoorweg) machine te staan. Weer wenkt Bill. Die boomen daar..,, graf van twee En- gelsche officieren Boerenoorlog? Ja, knikt hij. We kijken langs Bill's hoofd naar den na derenden horizon en ontwaren heel in de verte een gebouwtje, rechts van de spoorbaan. Met een ruk gooit Bill den stoomhandle dicht Freewheel, schreeuwt hij en wijzend naar het naderend stationnetje, roept hij: „Kraankuil". Dan slaat hij een blik op z'n dikke horloge. Nog zes minuten te laat!.... Jack gooit de haard-deur weer open en op nieuw begint zijn nooit missende schop te gra ven en te gooien.- Bij de vijf en twintigste roept Bill: Genoeg, Jack! Bill en Jack van „Dikke Bertha 877", Jack smijt de zes-en-twintigste, die reeds op zijn schop ligt, terug in den tender. We naderen het stationnetje. In plaats van op zijn bank te gaan ritten gaat Jack tusschen locomotief en tender staan en als we het gebouwtje bijna hebben bereikt, gooit hij iets weg, plant zijn schouders tegen de sta len handvatten en buigt zoover mogelijk naar buiten. Zijn linkerhand grijpt knellend om 't linker handvat. Een greep als van een tang. Op het oogenblik, dat we donderend langs Kraankuil snellen, zien we een rond voorwerp om Jack's uitgestoken arm bliksemen. Een moment later komt Jack naar binnen en overhandigt een alluminium ring aan Bill. Er is een leeren zakje aan bevestigd, waarin een briefje steekt. Bill vouwt dit op en leest.... All right, Jack, geen bijzonder nieuwsl De stoomhandle komt weer in beweging en Jack begint opnieuw te stoken. „Dikke Bertha" heeft een onverzadigbaren eetlust en van de 25 scheppen van zoo even is al niets meer te zien in het suizende hellevuur. Een.,., twee., drie.vier.en 't gaat zoo door tot 35 dit maal. Het was ondoenlijk temidden van het helsch lawaai nadere inlichtingen te winnen omtrent den vreemdsoortigen berichtendienst; We vernamen later dat het een systeem is, dat nog overal op de Zuid-Afrikaansche spoorwegen in gebruik is. Het zijn de zg. „train-tablets" of „blocks". Zij bestaan uit een gesloten rieten of aluminium ring van circa 30 c.M. diameter. Hieraan is een leeren of aluminium beugeltje gehecht waarin dienstberichten van stations chefs aan voorbij rijdende sneltreinen worden gegeven. De stationschef gaat op een hiervoor apart aangebracht houten platformpje staan van on geveer 2 voet hoog. Hij houdt den ring met uit- gestrekten arm op schouderhoogte vast, welke dan door den stoker moet worden opgevangen. De ringen zijn zoo licht mogelijk gemaakt, om den schok, die niet te onderschatten is, zoo pijnloos en zoo gering mogelijk te maken. Het leek ons een vrij primitieve methode, die zelfs niet van gevaren ontbloot is. Het moet niet zoo moeilijk zijn deze te vervangen door mechani sche grijpers, zooals bij de Amerikaansche spoorwegen wel gebruikt wordt, om al rijden de post op te nemen. Waarom men hier nog vast houdt aan het opvangen met den mensche- lijken arm, zal wel zijn speciale redenen heb ben. Afgezien dat deze wijze natuurlijk goed- kooper is, zien de stokers volstrekt niet op tegen deze methode. Integendeel zij beschouwen het opvangen van de „blocks" als een apart. welke zij „block-catch'ing" iioemén. Een feit is. dat onze Jack een matador was en BiU ver telde, dat hij nooit gemist had. Grijpt de stoker er naast, dan moet de trein stoppen, hetgeen natuurlijk een vertraging van enkele minuten beteekent. Het doel van dezen berichtendienst is het volgende: De Afrikaansche Spoorwegen hebben op al hun trajecten slechts enkelvoudige lijnen. De immense afstanden maken het bouwen van dubbele lijnen niet wel mogelijk. Men legde wisselplaatsen aan, op de diverse stations. Aan gezien het verkeer in beide richtingen moet doorgaan en er absolute zekerheid moet bestaan, dat men tusschen twee wisselplaatsen geen ont moeting zal krijgen, vonden de mannen van de S.A.S. het „block'-systeem uit. Dit bestaat dan hierin, dat voor ieder traject tusschen twee wisselplaatsen één „block" (alluminium ring) be staat en dat men een bepaalde sectie niet mag berijden, tenzij voorzien van deze „block", die de garantie geeft, dat de lijn vrij is. De „block", welke op de machine aanwezig is, wordt bij de volgende wisselplaats weggegooid, even voordat de andere wordt opgevangen De avond is intusschen gevallen en Bill gaat voor licht zorgen. Met het opendraaien van een speciale kraan doet Bill een stoomturbine gie ren, die op haar beurt een electromotor in be weging brengt, welke den electrischen stroom levert voor de sterke koplamp, die op den buik van iedere Afrikaansche locomotief prijkt. De ouderwetsche petroleumlampjes van onze Nederlandsche Spoorwegen, hebben in Afrika al lang afgedaan Hierbij dient te worden aange- teekend, dat in Afrika een koplamp niet kan worden gemist hetgeen bij ons wel het geval is. Het rijden door eenzame gebieden waar wilde dieren en ongecivilizeerde negerstammen wo nen maken een goede verlichting van de baan noodzakelijk. Een helle' stralenbundel schiet voor ons uit en verlicht de rails tot 50 meter afstand. Dan gaat de stoomhandle weer geheel open en fuU-speed snorren we voorwaarts. De twee mannen zijn zwijgzaam geworden. BiU houdt rijn oogen steeds maar gericht op de rails vóór hem, en laat den stoomhefboom alleen maar los om nu en dan op zijn horloge te kijken. Jack vangt nu eens links, dan weer rechts een „block" en overhandigt hem telkens zonder te spreken aan Bill. Hij gunt zich overigens weinig rust en stookt als een duivel Als hij den vuuroven open gooit kleurt heel de omge ving rossig-rood en zelfs de wolkenpluim, die boven onze hoofden voorbijvliegt, krijgt een schijnt alsof de ondergaande zon haar beschijnt. Als twee zwarte duivels stonden ze daar, ieder op zijn post, ieder zijn iplieht doende, bewust van hun positie, en van de in hun han den gelegde verantwoordelijkheid, bewust ook ongetwijfeld van het gevaar.... Het is hun leven, op een razende en dave rende machine te staan, te letten op de tril lende naalden en heete kranen; uren te turen naar de rechte rails, mijl na mijl; uit te zien naar veUige en onveilige signalen en lichttee- kens, te letten op den tijd, welke voor hen een kwestie van minuten is. Hun bestaan is het pas sagiers en goederen veilig over te brengen van den eenen kant der Unie naar den anderen Hoevele treinreizigers denken aan die twee manen daar voorop, op de helsche machine, die toch' al hun'levens in hun zwarte handen 'heb ben? In Modderrivier, een halte voor Kimberley. werd gestopt De dorst van „Dikke Bertha" moest worden verzadigd met een paar duizend gallon water. Ook Jack nam een slokje van zijn thee. We namen afscheid bedankten onze gasthee- ren voor den onvergetelijken tocht, en reikten hun de hand, die even zwart was als de hunne. We zijn nog slechts twee minuten te laat, lachte Bill. Maar u bent op tijd in Kimberley hoor! Cheerio! Cheerio Bill! Cheerio Jack! Bill keek op zijn dikke horloge, Jack wuifde even tusschen twee kolenscheppen in Mooie kerels en een mooie trein! We geven hieronder de voorloopige cijfers betreffende het Buitengewoon Lager Onderwijs naar den toestand op 31 December 1934. Op den teldatum waren er in ons land 6 (6) scholen voor doofstommen, n.l. 1 (1) Protes- tansch-Christelijke, 2 C2) Roomsch-Katholieke en 3 (3) neutrale. Aan 4 (4) dezer scholen is een internaat verbonden, de andere 2 (2) zijn zelfstandige dagscholen. Het aantal leerlingen bedraagt 849 (835), n.l. 472 jongens en 377 meis jes. Het aantal leerkrachten bedraagt 95 (97), t.w.. 6 (6) hoofden en 89 (91) onderwijzers. Ons land telde op 31 December 1934 4 (4) scholen voor blinden, n.l. 1 (1) Protestantsch- Christelijke, 2 (2) Roomsch-Katholieke en 1 (1) neutrale. Elk der scholen heeft een internaat. Het aantal leerlingen bedraagt 278 (287), n.l. 177 jongens en 101 meisjes. Aan do scholen voor blinden zijn 25 (25) leerkrachten verbonden, t.w. 4 (4) hoofden en 21 (21) onderwijzers. Het aantal scholen voor zwakzinnigen steeg met 1 door het openen van de openbare school De Groningen (Radesingel) en bedraagt thans 95 (94). Naar de richtingen verdeeld zijn er 51 (50) openbare 13 (13) Protestantsch-Christelijke 27 (27) Room-Katholieke, 2 (2) Israëlietisehe en 2 (2) neutrale bijzondere scholen. Aan 8 (8) scholen is een internaat verbonden, 81 (80) zijn zelfstandige dagscholen, terwijl 6 (6) scholen verbonden zijn aan gestichten, val lende onder de Krankzinnigenwet. Er zijn 14 (14) centrale scholen, de overige zijn plaatselijke scholen. Het aantal afzonderlijke klassen voor zwak zinnigen, verbonden aan scholen voor gewoon lager onderwijs, bedraagt thans 6 (5). De klasse voor zwakzinnigen De Purmerend werd ditmaal voor het eerst opgenomen. Moest reeds verleden jaar een vertraagd accres van het aantal leerlingen worden vast gesteld, ditmaal kan nauwelijks van een toe neming gesproken worden. De scholen voor zwakzinnigen tellen thans 10.088 (10.063) leer lingen, de afzonderlijke klassen 109 (86), teza men dus 10.197 (10.149) leerlingen. Het aantal jongens bedraagt 6.528 (6.498), dat dier meisjes 3.669 (3.651). Van de leerlingen der scholen voor zwak zinnigen zijn 802 (779) jongens en 686 <0561 meisjes, tezamen dus 1.488 (1.435) leerlingen in speciale klassen voor imbecillen geplaatst. Het getal leerkrachten bleef gelijk. Aan de scholen voor zwakzinnigen zijn 648 (648) leer krachten werkzaam, waaronder 95 (94» hoofden aan de klassen voor zwakzinnigen aan scholen voor gewoon lager onderwijs 6 (5) onderwijzers. Van de leerkrachten zijn er 117 (114) aan de speciale klassen voor imbeciUen verbonden. Het aantal scholen voor slechthoorenden be draagt 3 (3), t.w. 1 (1) openbare en 2 (2) neu trale bijzondere scholen. Zij tellen gezamenlijk 251 (231) leerlingen n.l. 158 (144) jongens en 93 (87) meisjes. Het aantal leerkrachten be draagt 20 (18), waaronder 3 (3) hoofden. De beide scholen voor lichamelijk gebrekki- "gen, 1 Protestantsch-Christelijke en 1 neutraal bijzondere school, tellen gezamenlijk 52 (57) leerlingen waaronder 21 (24) meisjes en 6 (6) leerkrachten. De Protestantsch-Christelijke school voor psy- chopathen in Nederland telt 128 (122) leerlin gen w.o. 32 (22) meisjes en 7 (7) leerkrachten. De tusschen haakjes geplaatste getallen gieven de overeenkomstige cijfers naar den toestand op 31 December 1933. Onze Brusselsche correspondent seint ons d.d. 13 dezer: Te Brussel is in den ouderdom van 68 jaar overleden de -bekende genre- en portretschilder Jeï Leempoels. HOLLYWOOD, 13 April (R. O.). De oudste filmster in Hollywood, Ruby la Fayette, be roemd om haar moeder- en grootmoederrol- len, is hier op 90-jarigen leeftijd overleden Pas toen zij 89 jaar oud was, had zij het filmen eraan gegeven. De laatste fUm, waarin Ruby Livingston, zooals haar werkelijke naam uidde, optrad, was „Grand Hotel". Een harer grootste successen behaa de zij jn de zwijgende film "The Miracle Man NEW.YORK, 12 April (V. D.). De filmac trice Betty Hamilton, die onlangs uit Enge land naar New-York terugkeerde, is des avonds, tengevolge van een misverstand, door de liftkoker van de elfde verdieping van haar hotel naar beneden gestort. Zij was op slag dood. C/ o Hoe men in Joego-Slavie thans over Hongarije denkt. (Van een bijzonderen correspondent). SPAANSCH REBEL TWEEMAAL TER DOOD VEROORDEELD MADRID, 12 April (R.O.) Voor den krijgs raad te Leon, Is een der rebellen van den October-opstand, die een politiebeambte had vermoord en een anderen ernstig gewond, twee maal ter dood en tot een schadeloosstelling van 25.000 peseta's veroordeeld. De opstandeling was bij zijn moordpartij zeer ruw te werk gegaan. Belgrado, 8 April 1935. Het is altijd 'n plezier met Joego-Slavische, d.i. Servische staatslieden en diplomaten te spreken. Het is eigenlijk een wonder, dat dit voor het meerendeel nauwelijks of in het beste geval halfgeciviliseerde boerenvolk zulke hel dere koppen heeft. Of misschien is het ook weer geen wonder Immers juist omdat rij boe ren zijn of in ieder geval omdat hun voorouders, die midden in het gebergte ver van de Euro- peesche cultuur en beschaving leefden, .boe ren waren, hebben zij alle tot op den dag van heden nog het gezonde verstand en de listige sluwheid behouden van een boer, van den eeuwigen boer, die overal hetzelfde is, hetzij hij in Servië Frankrijk of Polen geboren is. Dit nuchtere, scherpe en zakelijke verstand leidt hen. Het kent in het geheel geen illusies, droomt zelden maar rekent des te meer en zelf? de stoutste dingen denkt het door een boersch positivisme te kunnen verwezenlijken. Zij denken echter nietalleen, zij prestee- ren ook iets en dat heeft weer een andere oorzaak. Eeuwenlang hebben zij onder de plak ge zeten, onder de onbarmhartige heerschappij der Turken hebben zij slechts met moeite hun bestaan kunnen rekken, steeds zijn zij de zwakken, de weerloozen gebleven. In zoo'n geval bestaat er slechts één wapen dat men gebruiken kan: de sluwheid. Daarom zijn zij allemaal geboren diplomaten. Egoisten zijn het en machiavellisten zonder wellicht ooit MachiavellI gelezen te hebben en daarom staat hun diplomatieke kunst zoo hoog in Europa' en in de naoorlogsgeschiedenis. Zij zijn steeds bereid om den sterkere, zon der dat hij het merkt, bij den neus te pakken, tot het laatste toe uit te buiten en dan in den steek te laten, den zwakkere daarentegen mee- doogenloos en dikwijls barbaars te ondruk- ken. Hun eigenbelang steeds dienend, ondanks het heroiek-nationale fanatisme toch zakelijk en nuchter, zijn zij nooit geheel betrouwbaar en gemakkelijk In staat om hun standpunt te wijzigen. Hun vrienden beweren: zij zijn ge niaal, handig en gewiekst; hun vijanden zeg gen: zij zijn gewetenloos. En beiden hebben min of meer gelijk. Met deze mannen confereer ik thans van den vroegen morgen tot den laten avond en het imponeert me, hoe helder zij, de wijzigingen en de nieuwe politieke constellaties in Europa doorzien en hoe zij zich terstond daarnaar richten. Het woox-d „impasse" kennen zij blijkbaar niet, want zij blijven nooit in Iets steken. Het staat vast, dat zij van het eerste begin af aan de Italiaansch-Fransche toenaderlngs- pogingen met een zekere onrust hebben gade geslagen. Zij in de eerste plaats hadden daar bij belang. Frankrijk immers beteekent voor hen den grootsten en veiligsten vriend ter wereld, niet alleen van militair en politiek doch ook van economisch standpunt bezien. En Italië? Sedert jaren reeds beweerden zij, dat de grootste en felste vijand daar ginds aan de tegenovergelegen Adriatische kusten woon de. Italië was de gehate buur, die Hongarije steunde, die het heerlijk kustland van Dalma- tië voor zich opeischte en de mogelijkheid van een Adriatische hegemonie der Senders reeds bij voorbaat buitensloot. Maar ondanks de ostentatieve en dreigende coquetteering van Belgrado met Duitschland, den eeuwigen vijand van Frankrijk, zijn Lava. en Mussolini het eens geworden. Zij, die zoo lang eikaars verbitterde tegenstanders zijn geweest, Italië en Frankrijk begroeten elkan der thans als vrienden: een harde slag voor Joego-Slavië! Schijnbaar slechts, want in werkelijkheid bekijken de mannen van Bel grado de zaken heel nuchter. Een dezer heeren zeide mij: „Om u de waarheid te zeggen, deze overeenstemming was te voorzien. Het gaat hier om den Ansch luss en om de Duitsche militariseering. Het Europeesche evenwicht wordt door Duitsch land bedreigd. Dat moeten Frankrijk en Italië thans in hun eigen belang verhinderen. Dat is juist, we kunnen daar niets tegen hebben." De Joego-Slaviërs pakken terstond de kern van de zaak en leggen zich onmiddelHi neer bij iets, dat niet te veranderen is- en Frankrijk zijn thans noodgedwongen vrien' den en zullen het wellicht nog lang hlijven. Mijn zegsman glimlacht zacht en diploma tiek: „Vijanden worden dikwijls vrienden, de beste vrienden, als het erop aan komt." En wat mij hier door één man gezegd werd, wordt door iederen Joego-Slaviër beaamd. Het eerste belangrijke 8evolg van <je over- eenkomst tusschen Laval en Mussolini is in Zuid-Europa de Ita'iaansch-Joego-Slavischc- toenaderlng geworden. Zij verkeert nu nog in een ontwikkelingsstadium, maar noch in Rome noch in Belgrado ontbreekt daartoe de gun stige stemming. Feiten kan men niet ontloopen en reeds thans kan men constateeren, welk een bijna ongelooflijke verandering in de Italiaansch- Joego-Siavische betrekkingen is ingetreden. Alleen reeds de persstemmen zijn een bewijs hiervoor. Mijn zegsman verklaart met een bijna kinderlijke fierheid: „Onze toenadering tot Rome heeft een his torische beteekenis voor geheel Europa. Zoo belangrijk is thans Joego-Slavië gewordenl" Dit klinkt eenigszins primitief en zelfbe wust en toch had hij gelijk. Er liggen echter nog groote hinderpalen op den weg tusschen Rome en Belgrado. De nieuwe, thans in wording zijnde vriend. Italië staat aan de rijde van Hongarije. Belgrado echter haat Hongarije en is ook een beetje bang voor dit land, dat belangrijke territoriale eischen aan Joego-Slavië stelt. Wat zal er nu gebeuren? Mijn Serviër zegt: „Hier staan wij weer voor feiten, waar niet? aan te veranderen valt. Italië is en blijft nood gedwongen de beschermer van Hongarije, wij, het alleen op deze wijze zijn Invloed in Mid den-Europa kan handhaven. Dat moeten wij (Jegrijpen. Overigens bestaan er geen moei lijkheden, die niet op te lossen zouden zijn Wij zullen concessies moeten doen, wij Joego- Slaven en ook de Hongaren. Dan kunnen wij beide niet alleen goede vrienden van Italië, maar ook van elkaar worden. Daarvoor moeten wij vooral een vreedzamer stemming in de buitenlandsche politieke lei ding van onze regeeringen scheppen; de we- derkeerige Hetze moet ophouden en wij moe ten oprecht de mogelijkheden zoeken, die onze toenaderingen kunnen bespoedigen." Wat ik daar gehoord heb, is geen geisoleerde persoonlijke meening maar een richting, wel ke heden ten dage in Joego-Slavië evenals in Hongarije met den dag sterker wordt. De pers van beide landen, die nog voor korten tijd, nog steeds onder den indruk van den aanslag van Marseille staande, tegen elkaar gevochten heeft, slaat thans mildere tonen aan en werkelijk beleedigende aanvallen, die voorheen niet zelden waren, komen thans nog maar af en toe voor. Men hoort reeds nieuwe stemmen, ,hier in Belgrado en ook daar ginds in Boedapest, die een toenadering tusschen de beide Donaulanden verlangen. Nu is men al zoover gekomen, dat zelfs Joego-Slavië's aansluiting bij het Pact van Rome al niet meer voor onmogelijk gehouden wordt. Het tusschen Italië, Hongarije en Oos tenrijk gesloten verdrag is gebaseerd op een nauwe economische samenwerking. Joego-Slavië's toetreding zou dus beteeke- nen, dat zijn regeering ermee accoord gaat, den economischen oorlog, die nu nog tusschen Hongarije en Joego-Slavië woedt, zonder po litieke bijbedoelingen te staken en met Oos tenrijk, Hongarije en Italië vreedzaam samen te werken. Deze economische samenwerking kan dan wellicht de eerste, stap naar de feite lijke Hongaarsch-Joego-Slavische toenadering worden. Op het oogenblik klinkt dat alles wellicht nog wat phantastisch maar men moet niet vergeten, dat deze toenadering ook van belang is voor de beide groote mogendheden, Italië en Frankrijk, en dat zij beide in staat zijn hun vrienden te beïnvloeden en zelfs zoo noodig pressie op hen uit te oefenen. Niets is onmo gelijk in de politiek, vooral hier in Midden- en Zuid-Europa, waar men wel gewend is aan groote verrassingen en plotselinge omme- keeren. Het is nog niet zoo lang geleden, dat een woedende Servische menigte de Italiaansche leeuwenzuil in Trau vernielde en nu spreekt men bijna al vriendschappelijk over Italië. Gisteren heerschte hier nog een stemming van feilen haat tegen Hongarije, wellicht kan mor gen de wind reeds draaien. En nu ik eens overdenk wat er hier sinds mijn laatste bezoek eenige maanden geleden veranderd is, dan constateer ik, dat de Ita- Iiaansch-Fransche overeenkomst Belgrado weder van Berlijn verwijderd heeft, Rome dichter bij Belgrado heeft gebracht en een mo gelijkheid voor een eventueele Hongaarsch- Joego-Slavische toenadering heeft geschapen. Zal door ander iverk in grootcn stijd gevolgd worden. (Van onzen correspondent.) Partfs, 12 April 1935. De „Golgotha"-film is gisteravond voor het eerst aan het publiek getoond, en het onthaal dat het prachtige werk van DuviWer is wer kelijk buitengewoon geweest. De film werd afgerold in het groote nieuwe „Marignan" aan de Champs Elysées voor een uitgelezen publiek, dat ongeveer voor de helft bestond uit bekende katholieken uit het Katholieke vereenigingsleven en voor de helft uit cineasten en het kunstlievend publiek der groote film premières. dus een wel_ zeer gemengd publiek, waarin ook het Israëlitische element talrijk vertegenwoordigd is. Dat 't publiek zeer onder den indruk van het ontzaglijk werk is gekomen en in groote Ingetogenheid de ontrolling der beelden heeft gevolgd, verdient des te meer met nadruk vermeld, daar voor dit filmwerk nogal scepticisme bestond en tal van kwaadwillige aanvallen tot uitdrukking ziJn gekomen, zoodat men zelfs durfde beweren, dat de film ]n 2jjn realistische uitbeelding gemakkelijk voor anti- semietisch kon worden gehouden. Merkwaardig genoeg heeft op sommige oogen- blikken t publiek zijn geestdrift niet kunnen bedwingen jegens de prachtige beelden, die Du- vivier op menig moment heeft weten te ver krijgen, en brak applaus los. Gelukkig zonder de eerbiedige stemming in de zaal te verbre ken, zoo duidelijk als de beteekenis daarvan Werd ingezien. Deze eerste vertooning kon om het verheven onderwerp natuurlijk niet het karakter hebben van een gaia-avond, zooals dat bij de „wereld presentaties" van de groote filmwerken ge bruikelijk is geworden. Verschillende hooge autoriteiten waren onder de genoodigden. Wij vermelden slechts de aanwezigheid van Z. Exc. Mgr. Maglione, den Apostolischen Nuntius te Parijs, die door zijn doorluchtige tegenwoor digheid van de groote belangstelling heeft wil len getuigen die ook de Kerkelijke Overheid voor het welslagen van dit prachtige werk heeft. Wij hebben gelegenheid gehad verschillende vooraanstaande Katholieken onmiddellijk na de vertooning naar hun bevinding te vragen, waar onder ook eenige reguliere geestelijken, mede werkers aan bekende Katholieke tijdschriften. Allen bleken ten zeerste onder den indruk van dit prachtwerk voor de groote massa ver vaardigd. Wat in elke oordeelvelling terug keerde. was het woord, dat Jean Guirea d de co-hoofdredacteur van „La Croix" ons zei: „Ziedaar een filmwerk, dat op menig oogen blik de toppunten van de kunst bereikt". De Hoogeerw. Kan: Reymond de cineast Du- vivier en ook de componist Jacques Ibert wer den gelukgewenscht met hun prachtig slagen, dat vooral een aansporing zal zijn de „Golgo- tha"-film door andere films van verheven in spiratie te doen volgen. Wij weten trouwens, dat kan. Reymond zooals hij ons zei, nog vóórdat „Golgotha" ge heel voltooid was - „Met mijn geest leel ik alweer met een nadere film"en ln ver trouwen zei hij den titel. We mogen echter wel verklappen, dat het nieuwe werk een de monstratie van de Christelijke naastenliefde zal zijn en wel in dien vorm, waarin het sa crificie van zijn leven, door een jong priester gebracht ten bate van de ieprozen, die aan de wereld kan doen kennen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1935 | | pagina 2