-vV:
DRIE UUR OP DE VUURPLAAT EENER
S. A. S.-LOCOMOTIEF.
GESPREKKEN MET SERVISCHE
DIPLOMATEN.
De toenadering: tnssclien Rome en Belgrado.
MAANDAG 15 APRIL 1935
BILL, JACK EN DIKKE BERTHA.
En typische berichtendienst„Block-
catching", een nieuwe sport.
BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS
IN 1934.
JEF LEEMPOELS OVERLEDEN.
filmnieuws.
HELDERE BOERENKOPPEN.
HET SUCCES VAN GOLGOTHA
Het was vijf uur in den namiddag.
Het stationnetje Noblesfontein, waar we van
het dak van den trein waren vandaan gehaald
en de Karroo-expresse 11 minuten vertra
ging hadden bezorgd, lag drie uur achter ons.
Steeds verder snelde de trein.
Uur na uur verstreek zonder dat het land
schap veranderde.
Steeds nog de eindelooze horizonten, on
derbroken hier en daar door een paarskleurig
„kopje". Steeds dezelfde sombere grootsch-
heid van de Karroo, dezelfde leege desolatie.
die eentonig als de zee evenals deze toch
telkens weer verandert.
Na de gedwongen halte in Noblesfontein had
de trein maar twee keer gestopt.
Eerst was het Hutschinson, twee uur later
De Aar geweest.
Is er wel een land op de wereld waar de
wijdte zoo immensurabel en het reizen zoo
tijdeloos lijkt?
De kleine stationnetjes, die we zoo nu en
dan voorbij snellen dragen typische Holland-
sche namen.
Op de zondoorbakken gebouwtjes lezen we
o.a. Brakpoort, De Klerk, Blauwbank, Deel-
fontein, Mijnfontein, de Put
Namen uit den romantisdhen tijd, toen trage
ossenspannen de krakende huifkarren der
Boeren sleepten van den eenen horizon naar
den anderen
De lectuur kon ons niet boeien. Het getuur
naar de voorbijdraaiende woestijnwereld, met
zijn drie dimensies van wijdte, stilte en een
zaamheid, maakte ons slaperig en suf.
Weer overviel ons die gevaogenis-benau-
wenis, die ongedurigheid, die hunkeren doet
naar afwisseling, naar een wandeling, naar
het einde der slaapwekkende monotone wie-
lencadans onder ons.
Op dit moment stopte de trein,
Houtkraal gaf het witte stationsbord te lezen.
Het signaal stond op onveilig.
De stationchef wisselde eenige woorden met
den machinist en spoedde zich daarna weer
naar binnen. We maakten van de gelegenheid
gebruik en stapten uit om op het perron even
de beenen te strekken.
De machinist was intusschen ook van zijn
machine geklouterd en benutte deze gedwon
gen halte om een paar assen en zuigers een
oliedouche te geven.
We hebben pech vandaag, meneer! We
moeten wachten op een goederentrein uit
Potfontein!
Ik had al acht minuten vertraging ingehaald
van de elf, die u ons in Noblesfontein heeft
bezorgd!
Ja, je hebt stevig doorgereden, dat heb
ik wel gemerkt. Wil je rooken?
Twee zwarte vingers trokken een witte si
garet uit het aangeboden doosje.
Neem er nog maar een, Klaas. Ik heb
"-"'v'èel goed te maken
Ik heet geen Klaas, antwoordde dé'man
lachend in het Afrikaansch. Mijn naam is
- Bill, Bill Groenveld. Als 't zoo doorgaat, ko
men we niet op tijd in Kimberley.
Een echt Hollandsche naam Groenveld.
Ben je Hollander?
Ik ben hier geboren meneer. Maar mijn
ouders kwamen uit Holland. Mijn vader maakte
heel den Boerenoorlog mee.
Bill ging door met zijn controle in den buik
van den sissenden en stampenden kolos, wier
assen en krukken hij, naar het ons voorkwam,
met gesloten oogen had weten te vinden.
'n Pracht machine Bill. Men kan wel zien
dat je van ze houdt
M'n maat en ik noemen haar Bertha,
Dikke Bertha.,..
Het is een 16 D. A. type, de locomotieven
voor de grootste expressen. Er loopen er maar
zes van deze in heel Afrika....
Met zijn linkerhand veegde hij meteen het
stof weg van de drie koperen cijfers, die het
getal 877 vormden.
Bill wierp een blik op zijn dikke horloge, toen
in de verte de rookpluim van den naderenden
goederentrein zichtbaar werd.
We zijn weer 11 minuten te laat, bromde
de hij.
Als 't zoo doorgaat komen we nooit in Kim
berley.
Als een aap was hij zijn machine weer inge-
klouterd en stelde ons zijn maat voor.
Deze had het vrije moment benut, om zijn
proviand even aan te spreken en stond kauwend
voor het vierkante raamgat.
Dit is Jack, meneer. Jack Chayne, een fijne
knaap! en hij sloeg hem twee maal op zijn
schouders.
„We rijden nu al vier -jaar samen en het eer
ste harde woord, moet nog tusschen ons gezegd
worden."
Mag ik even een kiekje van jullie nemen,
Bill?
All right, meneer!
Toen het toestel had geknipt, vroeg Bill een
afdruk te sturen naar z'n ouders in Kimberley.
Hij was ongehuwd.
En Jack ook niet vergeten, meneer! Zijn
liefje zal er dolblij mee zijn! Ze woont in Gong-
Gong bij Barkley-West.
We noteerden de adressen.
Zeg, Bill is het mogelijk een kijkje te ne
men bij jullie op de machine? Ik ben journalist.
Ik kom uit Holland en de menschen daar wil-
lenook wel 's weten, hoe t op 'n Afrikaansche
locomotief uitziet
Hebt u een permit?
Neen, niet aan gedacht!
Bill kijkt in de richting van het stationnetje
en wenkt dan. Vooruit, vlug!
In minder dan geen tijd stonden we op de
vuurplaat van de „877" Een reuk van warme
olie en stoom; een hitte, die ons achteruit dringt
en ons plant met den rug tegen den tender.
Je hebt toch niet je Zondagsche pak an,
meneer, want anders kun je je wel eerst even
gaan omkleeden, merkt Jack snaaks op. Het is
hier geen salon, denk er aan
Daar komt de 1098 binnen. Nu zijn we gauw
weg. Ben je klaar, Jack?
Ja baas!
Vindt je goed Bill, dat ik een eind mee
rijd?
Weer kijkt Bill In de richting van het station
netje.
All right! meneer, als u tenminste niet
bang bent voor een zwart gezicht en een paar
zwarte handen!
Drukinkt maakt zwarter dan kolen. Bill!
Bill controleert de trillende naalden van zijn
manometers en blijft dan buiten het raaat kan-
gen, turend naar het stationnetje, waar de
groene vlag het verlossend sein zal geven.
Bill is een breedgebouwde, stevige kerel. Een
paar goedige blauwe oogen in een ruw rond ge
richt. Kaal geschoren zijn z'n breede kaken.
Zijn maat Jack is iets kleiner van postuur.
Slank als een Apollo en gespierd als een athleet.
Onder rijn scheeve pet krullen zwart glimmen
de lokken. Een knappe vent, een type voor een
lichtgewicht kampioen boxer.
Beide dragen lange werkbroeken die hen tot
de borst reiken.
Jack, daar gaan we weer, jong!
Een oorverdoovende fluit snerpt boven onze
hoofden. Een handbeweging van Bill aan den
langen stalen stoomkraan, brengt leven in de
Dikke Bertha. Ze trilt en siddert wakker. De
krachtige korte stooten die bloemkolen van
wolken uit het korthalrige schoorsteentje per
sen, doen heel de machine schokken.
Overal sist en knarst het.
160 ton staal en ijzer komen in beweging
en achter ons gaat een sleep van 11 wagens,
elks van 41 ton, aan het rollen.
We rijden. De naald van den drukmanometer
draalt trillend van 180 naar de 150. Jack smijt
den vuurhaard open. Een gloeiende warmte
steekt ons door de kleeren heen tot boven de
knieën. In de wit verblindende hel gromt het
vuur met korte vlammen. Jack spuwt in zijn
handen, grijpt de schop en gooit 35 volle schep
pen in den laaienden gloed. Den smijt hij de
ijzeren deur dicht en het is of ze met ijs langs
ons gericht strijken....
„Bertha" gromt van genoegen. De naald van
den compressor staat weldra weer op 180. Met
korte rukken trekt ze aan en spoedig staan we
te dansen op de ijzeren vuurplaats, waar een
helsch lawaai elke seconde aangroeit tot een
oorverdoovende kakophonie
We rijden al 30 mijl, schreeuwt Bill en
even later: 40 mijl nul
Bill en Jack ritten ieder op hun leeren bank
jes. Bill rechts, Jack links, ieder voor hun res
pectievelijke krukken en kranen.
Bill heeft zijn ruige linkerhand nog steeds op
den stoomhandle en kijkt door het ovale voor
venster, langs den romp van de locomotief. Zijn
oogen zijn niet van de lijn. Recht strekken de
rails zich voor ons uit en verliezen zich aan den
einder als één glanzende streep. Jack draait aan
koperen wielen en doet wolken stoom naar
binnen sissen. We hebben even tijd om rond te
kijken. Praten is niet meer mogelijk. Het is of
alle duivels van de hel zijn losgebroken.
De rood- en geelkoperen buizen, in de meest
dwaze bochten, zijn blauw aangeslagen van de
hitte. In de manometers beven de naalden naar
roode en zwarte cijfers en wijzen als een altijd
durende bedreiging. In een doorzichtige glazen
buis klimt en daalt geheimzinnig een water
kolom. Wielen, kranen, buizen, hefboomen on-
'felbare
Elk heeft zijn doel en beteekenis. Elk heeft
zijn bepaalden stand. Eén vergissing kan nood
lottig zijn.
Boven de ketelopening, op een ijzeren rekje
staan het blauwe thee- en koffiekannetje van
Bill en Jack om op temperatuur te blijven. Ze
dansen in rhytmische cadans mee met een vet
tige oliekan. De uiteinden van twee ijzeren
buisstaven zijn ieder versierd met een ster in
roodkoper uitgesneden. Middenin prijkt' de
naam in uitgezaagde geelkoperen letters: „Big
Bertha".
Als Bill ziet dat wij naar neze versiering
kijken, wijst hij naar Jack, die trotsch glim
lacht.
Vijftig mijl, schreeuwt Bill naar achteren.
Dan wenkt hij dichterbij te komen.
Hij wijst naar iets levends, dat een twintig
meters van de lijn, tusschen de roode termieten-
hoopen springt.
Wilde katten, schreeuwt hij aan ons oor.
Zien jullie veel wild onder het rijden?
vragen we.
Neen, schudt hij. Ze hebben te veel angst
voor Bertha
Jack is weer aan het bijladen en werpt maar
kolen in den ketel, die een Danaïdenvat lijkt.
Een.... twee.... drie.... vieren 't gaat
zoo door tot twee-en-twintig, drie-en-twintig.
De scheppen volgen elkaar op met gelijke
tuschenpoozen, kalm maar gestadig.
De kolen komen terecht in het midden, op
zij, achterdoor, om de hoeken. Iedere schop
heeft zijn bestemde plaats en Jack mist nooit.
Zijn gericht glimt van het zweet als hij den
haard weer dicht gooit.
55 mijl, schreeuwt Bill en duwt den stoom
handle geheel open nu.
„Bertha" stampt en schokt en spuwt kolom
men rook en roet over onze hoofden. De lucht
stroom loeit als een storm langs ons heen. Het
is geen pretje als nieuwsgierige derde op de
vuurplaat van een voortsnorrende locomotief te
staan. Er is geen plaats om te ritten, men kan
het zich niet makkelijk maken. Het is zaak
zich stevig vast te klampen aan den eerste den
besten ijzeren staaf en te waken dat men niet
tusschen locomotief en tender naar buiten tui
melt Het gevoel wordt onaangenaam geprik
keld door een stekende warmte. Ons gehoor is
doof geslagen door den storm van geluiden in
dezen heksenketel. Ons reukrintuig snuift olie-
walm en kolengruis. Alles waarmee we in aan
raking komen is hard of zwart. Het staan lijkt
meer een losbeenige negerdans dan iets anders
Kaarsrecht steeds blijft de spoorweg tot aan
den einder. De twee glimmende rails smelten
eenige honderden meters verder, samen tot één
lichte lijn. Nu en dan veroorzaakt een lichte
daling in het terrein een merkbare acceleratie.
Omgekeerd doet de geringste helling opwaarts
de snelheid even verminderen. Aan beide zijden
schiet de karroo voorbij....
Zestig mijlmaximum snelheid, brult
Bill triomphantelijk. We rijden in koortsachtig
tempo.
De zon raakt op dit moment den horizon en
de „kopjes" aan den Oostelijken einder kleuren
zich zoo fantastisch purper en paars, dat we een
moment vergeten op een razende S.AS.- (Suid-
Afrikaanse-Spoorweg) machine te staan.
Weer wenkt Bill.
Die boomen daar..,, graf van twee En-
gelsche officieren
Boerenoorlog?
Ja, knikt hij.
We kijken langs Bill's hoofd naar den na
derenden horizon en ontwaren heel in de verte
een gebouwtje, rechts van de spoorbaan.
Met een ruk gooit Bill den stoomhandle dicht
Freewheel, schreeuwt hij en wijzend naar het
naderend stationnetje, roept hij: „Kraankuil".
Dan slaat hij een blik op z'n dikke horloge.
Nog zes minuten te laat!....
Jack gooit de haard-deur weer open en op
nieuw begint zijn nooit missende schop te gra
ven en te gooien.-
Bij de vijf en twintigste roept Bill:
Genoeg, Jack!
Bill en Jack van „Dikke Bertha 877",
Jack smijt de zes-en-twintigste, die reeds op
zijn schop ligt, terug in den tender.
We naderen het stationnetje.
In plaats van op zijn bank te gaan ritten gaat
Jack tusschen locomotief en tender staan en als
we het gebouwtje bijna hebben bereikt, gooit
hij iets weg, plant zijn schouders tegen de sta
len handvatten en buigt zoover mogelijk naar
buiten.
Zijn linkerhand grijpt knellend om 't linker
handvat. Een greep als van een tang.
Op het oogenblik, dat we donderend langs
Kraankuil snellen, zien we een rond voorwerp
om Jack's uitgestoken arm bliksemen.
Een moment later komt Jack naar binnen en
overhandigt een alluminium ring aan Bill. Er is
een leeren zakje aan bevestigd, waarin een
briefje steekt. Bill vouwt dit op en leest....
All right, Jack, geen bijzonder nieuwsl
De stoomhandle komt weer in beweging en
Jack begint opnieuw te stoken. „Dikke Bertha"
heeft een onverzadigbaren eetlust en van de
25 scheppen van zoo even is al niets meer te
zien in het suizende hellevuur. Een.,., twee.,
drie.vier.en 't gaat zoo door tot 35 dit
maal.
Het was ondoenlijk temidden van het helsch
lawaai nadere inlichtingen te winnen omtrent
den vreemdsoortigen berichtendienst;
We vernamen later dat het een systeem is, dat
nog overal op de Zuid-Afrikaansche spoorwegen
in gebruik is. Het zijn de zg. „train-tablets" of
„blocks". Zij bestaan uit een gesloten rieten of
aluminium ring van circa 30 c.M. diameter.
Hieraan is een leeren of aluminium beugeltje
gehecht waarin dienstberichten van stations
chefs aan voorbij rijdende sneltreinen worden
gegeven.
De stationschef gaat op een hiervoor apart
aangebracht houten platformpje staan van on
geveer 2 voet hoog. Hij houdt den ring met uit-
gestrekten arm op schouderhoogte vast, welke
dan door den stoker moet worden opgevangen.
De ringen zijn zoo licht mogelijk gemaakt, om
den schok, die niet te onderschatten is, zoo
pijnloos en zoo gering mogelijk te maken. Het
leek ons een vrij primitieve methode, die zelfs
niet van gevaren ontbloot is. Het moet niet zoo
moeilijk zijn deze te vervangen door mechani
sche grijpers, zooals bij de Amerikaansche
spoorwegen wel gebruikt wordt, om al rijden
de post op te nemen. Waarom men hier nog
vast houdt aan het opvangen met den mensche-
lijken arm, zal wel zijn speciale redenen heb
ben. Afgezien dat deze wijze natuurlijk goed-
kooper is, zien de stokers volstrekt niet op
tegen deze methode. Integendeel zij beschouwen
het opvangen van de „blocks" als een apart.
welke zij „block-catch'ing" iioemén. Een feit is.
dat onze Jack een matador was en BiU ver
telde, dat hij nooit gemist had. Grijpt de stoker
er naast, dan moet de trein stoppen, hetgeen
natuurlijk een vertraging van enkele minuten
beteekent.
Het doel van dezen berichtendienst is het
volgende: De Afrikaansche Spoorwegen hebben
op al hun trajecten slechts enkelvoudige lijnen.
De immense afstanden maken het bouwen van
dubbele lijnen niet wel mogelijk. Men legde
wisselplaatsen aan, op de diverse stations. Aan
gezien het verkeer in beide richtingen moet
doorgaan en er absolute zekerheid moet bestaan,
dat men tusschen twee wisselplaatsen geen ont
moeting zal krijgen, vonden de mannen van de
S.A.S. het „block'-systeem uit. Dit bestaat dan
hierin, dat voor ieder traject tusschen twee
wisselplaatsen één „block" (alluminium ring) be
staat en dat men een bepaalde sectie niet mag
berijden, tenzij voorzien van deze „block", die
de garantie geeft, dat de lijn vrij is. De „block",
welke op de machine aanwezig is, wordt bij de
volgende wisselplaats weggegooid, even voordat
de andere wordt opgevangen
De avond is intusschen gevallen en Bill gaat
voor licht zorgen. Met het opendraaien van een
speciale kraan doet Bill een stoomturbine gie
ren, die op haar beurt een electromotor in be
weging brengt, welke den electrischen stroom
levert voor de sterke koplamp, die op den buik
van iedere Afrikaansche locomotief prijkt.
De ouderwetsche petroleumlampjes van onze
Nederlandsche Spoorwegen, hebben in Afrika al
lang afgedaan Hierbij dient te worden aange-
teekend, dat in Afrika een koplamp niet kan
worden gemist hetgeen bij ons wel het geval is.
Het rijden door eenzame gebieden waar wilde
dieren en ongecivilizeerde negerstammen wo
nen maken een goede verlichting van de baan
noodzakelijk. Een helle' stralenbundel schiet
voor ons uit en verlicht de rails tot 50 meter
afstand.
Dan gaat de stoomhandle weer geheel open
en fuU-speed snorren we voorwaarts.
De twee mannen zijn zwijgzaam geworden.
BiU houdt rijn oogen steeds maar gericht op
de rails vóór hem, en laat den stoomhefboom
alleen maar los om nu en dan op zijn horloge
te kijken.
Jack vangt nu eens links, dan weer rechts
een „block" en overhandigt hem telkens zonder
te spreken aan Bill. Hij gunt zich overigens
weinig rust en stookt als een duivel Als hij
den vuuroven open gooit kleurt heel de omge
ving rossig-rood en zelfs de wolkenpluim, die
boven onze hoofden voorbijvliegt, krijgt een
schijnt alsof de ondergaande zon haar beschijnt.
Als twee zwarte duivels stonden ze daar,
ieder op zijn post, ieder zijn iplieht doende,
bewust van hun positie, en van de in hun han
den gelegde verantwoordelijkheid, bewust ook
ongetwijfeld van het gevaar....
Het is hun leven, op een razende en dave
rende machine te staan, te letten op de tril
lende naalden en heete kranen; uren te turen
naar de rechte rails, mijl na mijl; uit te zien
naar veUige en onveilige signalen en lichttee-
kens, te letten op den tijd, welke voor hen een
kwestie van minuten is. Hun bestaan is het pas
sagiers en goederen veilig over te brengen van
den eenen kant der Unie naar den anderen
Hoevele treinreizigers denken aan die twee
manen daar voorop, op de helsche machine, die
toch' al hun'levens in hun zwarte handen 'heb
ben?
In Modderrivier, een halte voor Kimberley.
werd gestopt De dorst van „Dikke Bertha"
moest worden verzadigd met een paar duizend
gallon water. Ook Jack nam een slokje van zijn
thee.
We namen afscheid bedankten onze gasthee-
ren voor den onvergetelijken tocht, en reikten
hun de hand, die even zwart was als de hunne.
We zijn nog slechts twee minuten te laat,
lachte Bill. Maar u bent op tijd in Kimberley
hoor! Cheerio!
Cheerio Bill! Cheerio Jack!
Bill keek op zijn dikke horloge, Jack wuifde
even tusschen twee kolenscheppen in
Mooie kerels en een mooie trein!
We geven hieronder de voorloopige cijfers
betreffende het Buitengewoon Lager Onderwijs
naar den toestand op 31 December 1934.
Op den teldatum waren er in ons land 6 (6)
scholen voor doofstommen, n.l. 1 (1) Protes-
tansch-Christelijke, 2 C2) Roomsch-Katholieke
en 3 (3) neutrale. Aan 4 (4) dezer scholen is
een internaat verbonden, de andere 2 (2) zijn
zelfstandige dagscholen. Het aantal leerlingen
bedraagt 849 (835), n.l. 472 jongens en 377 meis
jes. Het aantal leerkrachten bedraagt 95 (97),
t.w.. 6 (6) hoofden en 89 (91) onderwijzers.
Ons land telde op 31 December 1934 4 (4)
scholen voor blinden, n.l. 1 (1) Protestantsch-
Christelijke, 2 (2) Roomsch-Katholieke en 1
(1) neutrale. Elk der scholen heeft een internaat.
Het aantal leerlingen bedraagt 278 (287), n.l.
177 jongens en 101 meisjes. Aan do scholen voor
blinden zijn 25 (25) leerkrachten verbonden,
t.w. 4 (4) hoofden en 21 (21) onderwijzers.
Het aantal scholen voor zwakzinnigen steeg
met 1 door het openen van de openbare school
De Groningen (Radesingel) en bedraagt thans
95 (94). Naar de richtingen verdeeld zijn er 51
(50) openbare 13 (13) Protestantsch-Christelijke
27 (27) Room-Katholieke, 2 (2) Israëlietisehe
en 2 (2) neutrale bijzondere scholen.
Aan 8 (8) scholen is een internaat verbonden,
81 (80) zijn zelfstandige dagscholen, terwijl 6
(6) scholen verbonden zijn aan gestichten, val
lende onder de Krankzinnigenwet.
Er zijn 14 (14) centrale scholen, de overige
zijn plaatselijke scholen.
Het aantal afzonderlijke klassen voor zwak
zinnigen, verbonden aan scholen voor gewoon
lager onderwijs, bedraagt thans 6 (5). De klasse
voor zwakzinnigen De Purmerend werd ditmaal
voor het eerst opgenomen.
Moest reeds verleden jaar een vertraagd
accres van het aantal leerlingen worden vast
gesteld, ditmaal kan nauwelijks van een toe
neming gesproken worden. De scholen voor
zwakzinnigen tellen thans 10.088 (10.063) leer
lingen, de afzonderlijke klassen 109 (86), teza
men dus 10.197 (10.149) leerlingen. Het aantal
jongens bedraagt 6.528 (6.498), dat dier meisjes
3.669 (3.651).
Van de leerlingen der scholen voor zwak
zinnigen zijn 802 (779) jongens en 686 <0561
meisjes, tezamen dus 1.488 (1.435) leerlingen
in speciale klassen voor imbecillen geplaatst.
Het getal leerkrachten bleef gelijk. Aan de
scholen voor zwakzinnigen zijn 648 (648) leer
krachten werkzaam, waaronder 95 (94» hoofden
aan de klassen voor zwakzinnigen aan scholen
voor gewoon lager onderwijs 6 (5) onderwijzers.
Van de leerkrachten zijn er 117 (114) aan de
speciale klassen voor imbeciUen verbonden.
Het aantal scholen voor slechthoorenden be
draagt 3 (3), t.w. 1 (1) openbare en 2 (2) neu
trale bijzondere scholen. Zij tellen gezamenlijk
251 (231) leerlingen n.l. 158 (144) jongens en
93 (87) meisjes. Het aantal leerkrachten be
draagt 20 (18), waaronder 3 (3) hoofden.
De beide scholen voor lichamelijk gebrekki-
"gen, 1 Protestantsch-Christelijke en 1 neutraal
bijzondere school, tellen gezamenlijk 52 (57)
leerlingen waaronder 21 (24) meisjes en 6 (6)
leerkrachten.
De Protestantsch-Christelijke school voor psy-
chopathen in Nederland telt 128 (122) leerlin
gen w.o. 32 (22) meisjes en 7 (7) leerkrachten.
De tusschen haakjes geplaatste getallen
gieven de overeenkomstige cijfers naar den
toestand op 31 December 1933.
Onze Brusselsche correspondent seint ons d.d.
13 dezer:
Te Brussel is in den ouderdom van 68 jaar
overleden de -bekende genre- en portretschilder
Jeï Leempoels.
HOLLYWOOD, 13 April (R. O.). De oudste
filmster in Hollywood, Ruby la Fayette, be
roemd om haar moeder- en grootmoederrol-
len, is hier op 90-jarigen leeftijd overleden
Pas toen zij 89 jaar oud was, had zij het filmen
eraan gegeven. De laatste fUm, waarin Ruby
Livingston, zooals haar werkelijke naam uidde,
optrad, was „Grand Hotel".
Een harer grootste successen behaa de zij jn
de zwijgende film "The Miracle Man
NEW.YORK, 12 April (V. D.). De filmac
trice Betty Hamilton, die onlangs uit Enge
land naar New-York terugkeerde, is des
avonds, tengevolge van een misverstand, door
de liftkoker van de elfde verdieping van haar
hotel naar beneden gestort. Zij was op slag
dood.
C/ o
Hoe men in Joego-Slavie thans over
Hongarije denkt.
(Van een bijzonderen correspondent).
SPAANSCH REBEL TWEEMAAL TER
DOOD VEROORDEELD
MADRID, 12 April (R.O.) Voor den krijgs
raad te Leon, Is een der rebellen van den
October-opstand, die een politiebeambte had
vermoord en een anderen ernstig gewond, twee
maal ter dood en tot een schadeloosstelling van
25.000 peseta's veroordeeld.
De opstandeling was bij zijn moordpartij zeer
ruw te werk gegaan.
Belgrado, 8 April 1935.
Het is altijd 'n plezier met Joego-Slavische,
d.i. Servische staatslieden en diplomaten te
spreken. Het is eigenlijk een wonder, dat dit
voor het meerendeel nauwelijks of in het beste
geval halfgeciviliseerde boerenvolk zulke hel
dere koppen heeft. Of misschien is het ook weer
geen wonder Immers juist omdat rij boe
ren zijn of in ieder geval omdat hun voorouders,
die midden in het gebergte ver van de Euro-
peesche cultuur en beschaving leefden, .boe
ren waren, hebben zij alle tot op den dag van
heden nog het gezonde verstand en de listige
sluwheid behouden van een boer, van den
eeuwigen boer, die overal hetzelfde is, hetzij
hij in Servië Frankrijk of Polen geboren is.
Dit nuchtere, scherpe en zakelijke verstand
leidt hen. Het kent in het geheel geen illusies,
droomt zelden maar rekent des te meer en zelf?
de stoutste dingen denkt het door een boersch
positivisme te kunnen verwezenlijken.
Zij denken echter nietalleen, zij prestee-
ren ook iets en dat heeft weer een andere
oorzaak.
Eeuwenlang hebben zij onder de plak ge
zeten, onder de onbarmhartige heerschappij
der Turken hebben zij slechts met moeite hun
bestaan kunnen rekken, steeds zijn zij de
zwakken, de weerloozen gebleven. In zoo'n
geval bestaat er slechts één wapen dat men
gebruiken kan: de sluwheid. Daarom zijn zij
allemaal geboren diplomaten. Egoisten zijn
het en machiavellisten zonder wellicht ooit
MachiavellI gelezen te hebben en daarom
staat hun diplomatieke kunst zoo hoog in
Europa' en in de naoorlogsgeschiedenis.
Zij zijn steeds bereid om den sterkere, zon
der dat hij het merkt, bij den neus te pakken,
tot het laatste toe uit te buiten en dan in den
steek te laten, den zwakkere daarentegen mee-
doogenloos en dikwijls barbaars te ondruk-
ken. Hun eigenbelang steeds dienend, ondanks
het heroiek-nationale fanatisme toch zakelijk
en nuchter, zijn zij nooit geheel betrouwbaar
en gemakkelijk In staat om hun standpunt te
wijzigen. Hun vrienden beweren: zij zijn ge
niaal, handig en gewiekst; hun vijanden zeg
gen: zij zijn gewetenloos. En beiden hebben
min of meer gelijk.
Met deze mannen confereer ik thans van den
vroegen morgen tot den laten avond en het
imponeert me, hoe helder zij, de wijzigingen
en de nieuwe politieke constellaties in Europa
doorzien en hoe zij zich terstond daarnaar
richten. Het woox-d „impasse" kennen zij
blijkbaar niet, want zij blijven nooit in Iets
steken.
Het staat vast, dat zij van het eerste begin
af aan de Italiaansch-Fransche toenaderlngs-
pogingen met een zekere onrust hebben gade
geslagen. Zij in de eerste plaats hadden daar
bij belang. Frankrijk immers beteekent voor
hen den grootsten en veiligsten vriend ter
wereld, niet alleen van militair en politiek
doch ook van economisch standpunt bezien.
En Italië? Sedert jaren reeds beweerden zij,
dat de grootste en felste vijand daar ginds aan
de tegenovergelegen Adriatische kusten woon
de. Italië was de gehate buur, die Hongarije
steunde, die het heerlijk kustland van Dalma-
tië voor zich opeischte en de mogelijkheid
van een Adriatische hegemonie der Senders
reeds bij voorbaat buitensloot.
Maar ondanks de ostentatieve en dreigende
coquetteering van Belgrado met Duitschland,
den eeuwigen vijand van Frankrijk, zijn Lava.
en Mussolini het eens geworden. Zij, die zoo
lang eikaars verbitterde tegenstanders zijn
geweest, Italië en Frankrijk begroeten elkan
der thans als vrienden: een harde slag voor
Joego-Slavië! Schijnbaar slechts, want in
werkelijkheid bekijken de mannen van Bel
grado de zaken heel nuchter.
Een dezer heeren zeide mij: „Om u de
waarheid te zeggen, deze overeenstemming
was te voorzien. Het gaat hier om den Ansch
luss en om de Duitsche militariseering. Het
Europeesche evenwicht wordt door Duitsch
land bedreigd. Dat moeten Frankrijk en Italië
thans in hun eigen belang verhinderen. Dat
is juist, we kunnen daar niets tegen hebben."
De Joego-Slaviërs pakken terstond de
kern van de zaak en leggen zich onmiddelHi
neer bij iets, dat niet te veranderen is-
en Frankrijk zijn thans noodgedwongen vrien'
den en zullen het wellicht nog lang hlijven.
Mijn zegsman glimlacht zacht en diploma
tiek: „Vijanden worden dikwijls vrienden, de
beste vrienden, als het erop aan komt."
En wat mij hier door één man gezegd werd,
wordt door iederen Joego-Slaviër beaamd.
Het eerste belangrijke 8evolg van <je
over-
eenkomst tusschen Laval en Mussolini is in
Zuid-Europa de Ita'iaansch-Joego-Slavischc-
toenaderlng geworden. Zij verkeert nu nog in
een ontwikkelingsstadium, maar noch in Rome
noch in Belgrado ontbreekt daartoe de gun
stige
stemming.
Feiten kan men niet ontloopen en reeds
thans kan men constateeren, welk een bijna
ongelooflijke verandering in de Italiaansch-
Joego-Siavische betrekkingen is ingetreden.
Alleen reeds de persstemmen zijn een bewijs
hiervoor. Mijn zegsman verklaart met een
bijna kinderlijke fierheid:
„Onze toenadering tot Rome heeft een his
torische beteekenis voor geheel Europa. Zoo
belangrijk is thans Joego-Slavië gewordenl"
Dit klinkt eenigszins primitief en zelfbe
wust en toch had hij gelijk.
Er liggen echter nog groote hinderpalen op
den weg tusschen Rome en Belgrado. De
nieuwe, thans in wording zijnde vriend. Italië
staat aan de rijde van Hongarije. Belgrado
echter haat Hongarije en is ook een beetje
bang voor dit land, dat belangrijke territoriale
eischen aan Joego-Slavië stelt. Wat zal er nu
gebeuren? Mijn Serviër zegt:
„Hier staan wij weer voor feiten, waar niet?
aan te veranderen valt. Italië is en blijft nood
gedwongen de beschermer van Hongarije, wij,
het alleen op deze wijze zijn Invloed in Mid
den-Europa kan handhaven. Dat moeten wij
(Jegrijpen. Overigens bestaan er geen moei
lijkheden, die niet op te lossen zouden zijn
Wij zullen concessies moeten doen, wij Joego-
Slaven en ook de Hongaren. Dan kunnen wij
beide niet alleen goede vrienden van Italië,
maar ook van elkaar worden.
Daarvoor moeten wij vooral een vreedzamer
stemming in de buitenlandsche politieke lei
ding van onze regeeringen scheppen; de we-
derkeerige Hetze moet ophouden en wij moe
ten oprecht de mogelijkheden zoeken, die onze
toenaderingen kunnen bespoedigen."
Wat ik daar gehoord heb, is geen geisoleerde
persoonlijke meening maar een richting, wel
ke heden ten dage in Joego-Slavië evenals in
Hongarije met den dag sterker wordt. De
pers van beide landen, die nog voor korten
tijd, nog steeds onder den indruk van den
aanslag van Marseille staande, tegen elkaar
gevochten heeft, slaat thans mildere tonen
aan en werkelijk beleedigende aanvallen, die
voorheen niet zelden waren, komen thans
nog maar af en toe voor. Men hoort reeds
nieuwe stemmen, ,hier in Belgrado en ook
daar ginds in Boedapest, die een toenadering
tusschen de beide Donaulanden verlangen.
Nu is men al zoover gekomen, dat zelfs
Joego-Slavië's aansluiting bij het Pact van
Rome al niet meer voor onmogelijk gehouden
wordt. Het tusschen Italië, Hongarije en Oos
tenrijk gesloten verdrag is gebaseerd op een
nauwe economische samenwerking.
Joego-Slavië's toetreding zou dus beteeke-
nen, dat zijn regeering ermee accoord gaat,
den economischen oorlog, die nu nog tusschen
Hongarije en Joego-Slavië woedt, zonder po
litieke bijbedoelingen te staken en met Oos
tenrijk, Hongarije en Italië vreedzaam samen
te werken. Deze economische samenwerking
kan dan wellicht de eerste, stap naar de feite
lijke Hongaarsch-Joego-Slavische toenadering
worden.
Op het oogenblik klinkt dat alles wellicht
nog wat phantastisch maar men moet niet
vergeten, dat deze toenadering ook van belang
is voor de beide groote mogendheden, Italië
en Frankrijk, en dat zij beide in staat zijn hun
vrienden te beïnvloeden en zelfs zoo noodig
pressie op hen uit te oefenen. Niets is onmo
gelijk in de politiek, vooral hier in Midden-
en Zuid-Europa, waar men wel gewend is aan
groote verrassingen en plotselinge omme-
keeren.
Het is nog niet zoo lang geleden, dat een
woedende Servische menigte de Italiaansche
leeuwenzuil in Trau vernielde en nu spreekt
men bijna al vriendschappelijk over Italië.
Gisteren heerschte hier nog een stemming van
feilen haat tegen Hongarije, wellicht kan mor
gen de wind reeds draaien.
En nu ik eens overdenk wat er hier sinds
mijn laatste bezoek eenige maanden geleden
veranderd is, dan constateer ik, dat de Ita-
Iiaansch-Fransche overeenkomst Belgrado
weder van Berlijn verwijderd heeft, Rome
dichter bij Belgrado heeft gebracht en een mo
gelijkheid voor een eventueele Hongaarsch-
Joego-Slavische toenadering heeft geschapen.
Zal door ander iverk in grootcn stijd
gevolgd worden.
(Van onzen correspondent.)
Partfs, 12 April 1935.
De „Golgotha"-film is gisteravond voor het
eerst aan het publiek getoond, en het onthaal
dat het prachtige werk van DuviWer is wer
kelijk buitengewoon geweest. De film werd
afgerold in het groote nieuwe „Marignan"
aan de Champs Elysées voor een uitgelezen
publiek, dat ongeveer voor de helft bestond
uit bekende katholieken uit het Katholieke
vereenigingsleven en voor de helft uit cineasten
en het kunstlievend publiek der groote film
premières. dus een wel_ zeer gemengd publiek,
waarin ook het Israëlitische element talrijk
vertegenwoordigd is. Dat 't publiek zeer onder
den indruk van het ontzaglijk werk is gekomen
en in groote Ingetogenheid de ontrolling der
beelden heeft gevolgd, verdient des te meer met
nadruk vermeld, daar voor dit filmwerk nogal
scepticisme bestond en tal van kwaadwillige
aanvallen tot uitdrukking ziJn gekomen, zoodat
men zelfs durfde beweren, dat de film ]n 2jjn
realistische uitbeelding gemakkelijk voor anti-
semietisch kon worden gehouden.
Merkwaardig genoeg heeft op sommige oogen-
blikken t publiek zijn geestdrift niet kunnen
bedwingen jegens de prachtige beelden, die Du-
vivier op menig moment heeft weten te ver
krijgen, en brak applaus los. Gelukkig zonder
de eerbiedige stemming in de zaal te verbre
ken, zoo duidelijk als de beteekenis daarvan
Werd ingezien.
Deze eerste vertooning kon om het verheven
onderwerp natuurlijk niet het karakter hebben
van een gaia-avond, zooals dat bij de „wereld
presentaties" van de groote filmwerken ge
bruikelijk is geworden. Verschillende hooge
autoriteiten waren onder de genoodigden. Wij
vermelden slechts de aanwezigheid van Z. Exc.
Mgr. Maglione, den Apostolischen Nuntius te
Parijs, die door zijn doorluchtige tegenwoor
digheid van de groote belangstelling heeft wil
len getuigen die ook de Kerkelijke Overheid
voor het welslagen van dit prachtige werk
heeft.
Wij hebben gelegenheid gehad verschillende
vooraanstaande Katholieken onmiddellijk na de
vertooning naar hun bevinding te vragen, waar
onder ook eenige reguliere geestelijken, mede
werkers aan bekende Katholieke tijdschriften.
Allen bleken ten zeerste onder den indruk
van dit prachtwerk voor de groote massa ver
vaardigd. Wat in elke oordeelvelling terug
keerde. was het woord, dat Jean Guirea d
de co-hoofdredacteur van „La Croix" ons zei:
„Ziedaar een filmwerk, dat op menig oogen
blik de toppunten van de kunst bereikt".
De Hoogeerw. Kan: Reymond de cineast Du-
vivier en ook de componist Jacques Ibert wer
den gelukgewenscht met hun prachtig slagen,
dat vooral een aansporing zal zijn de „Golgo-
tha"-film door andere films van verheven in
spiratie te doen volgen.
Wij weten trouwens, dat kan. Reymond
zooals hij ons zei, nog vóórdat „Golgotha" ge
heel voltooid was - „Met mijn geest leel ik
alweer met een nadere film"en ln ver
trouwen zei hij den titel. We mogen echter
wel verklappen, dat het nieuwe werk een de
monstratie van de Christelijke naastenliefde
zal zijn en wel in dien vorm, waarin het sa
crificie van zijn leven, door een jong priester
gebracht ten bate van de ieprozen, die aan de
wereld kan doen kennen.