1 CATASTROPHE OP HET WIPPERTJE VOORKOMEN. lis -r'g, Si DINSDAG 7 MEI 1935 EEN GEVAARLIJKE BRAND TE ROTTERDAM. Met gebruikmaking van al het groole materiaal wist de brandweer hel vuur te stuiten. ZEER GROOTE SCHADE. - - DOOD DOOR VRACHTAUTO'S. HEZUINIGINGSPLAK. BLOEMEN LANGS DEN SPOORWEG. NIEUWE AARDBEVING OP FORMOSA. 7) Een felle en hoogst gevaarlijke brand, heeft gisterenmiddag gewoed in de remise en de opslagplaatsen van de verhuisinrichting W. Moll, aan de Lange Warande. Het vuur heeft zich nog uitgebreid naar enkele belendende panden. Maar door nagenoeg al het groote materiaal in werking te stel len, heeft de brandweer een cata strophe weten te voorkomen. De situatie. De remise en de daarboven gelegen opslag, plaatsen van de firma Moll waren gevestigd achter de pannen 30. 32 en 34, aan de Lange Warande. In pand 30 was de ingang. De groote loods loopt dwars achter de huizen van de Lange Warande en werd verder begrensd door de achterzijden van panden aan de Willem straat en de Oosterstraat en door het fabrieks gebouw van de firma Lem in chocolade en sui kerwerken. Bij het groeien van het bedrijf was de re mise en ook de opslagplaats van meubelen steeds meer uitgebreid en vlak op de belen dende perceelen komen te staan. Behalve den ingang waren er nagenoeg geen toegangswegen tot de loods en alleen van de zijde van de Willemstraat viel het gebouw aan den achterkant te benaderen. Gisteren stond de remise vol verhuiswagens, terwijl de bovenruimten van de loods geheel was gevuld met opgeslagen meubilair, dat voor een groot deel verpakt was in houten kisten, houtwol en stroo. Op het moment, dat de brand is uitgebroken te even voor drie uur was niemand in de loods aanwezig. Alleen de heer C. Moll, een van de twee firmanten, die beiden aan de Lange Warande wonen, zat in het kantoortje, dat vlak bij den ingang van de loods is gelegen. Oorzaak onbekend. De heer Moll zat brieven te typen toen zijn kantoorjuffrouw hem kwam waarschuwen, dat er brand was in de remise. De heer Moll snelde er heen en ontwaarde een vuurzee, die reeds een groot deel van de loods had aangetast. Hij zag nog kans een tractor, die reeds gedeeltelijk in brand stond naar buiten te rijden en zijn schrijfmachine en wat boeken mee te nemen. Aan verder redden viel niet te denken, daar toen reeds -de geheele loods in brand stond. Wat de oorzaak van den brand geweest mag zijn, is nog een raadsel De heer Moll vertelde dat er wel een jongen bij het spelen de loods een paar maal in en uit .-Js geloopen. Hij heeft dezen jongen nog gezegd zijn plezier ergens anders te zoeken. Maar niet gemerkt of de knaap misschien rookte of met vuur speelde. Volgens den heer Moll moet er wel iemand binnen zijn geweest, omdat hij zich anders-on mogelijk de oorzaak van den brand kan voor- stellen. Een vuurzee. i Hoe het dan ook zij, in een minimum van tijd was de remise een vuurzee. Het plafond van de benedenverdieping was in een omme zien doorgebrand en in het hout en houtwol verpakte meubilair op den zolder vonden de vlammen nieuw voedsel. Vijf minuten na het uitbreken van den brand sloegen de vlammen reeds fel naar buiten uit en kort daarna kwa men het plafond, de brandende inventaris van den zolder en de ziolderkap met krakend en donderend geweld naar beneden zetten. De harde Noord-Oostenwind wakkerde het vuur steeds meer aan en joeg het van voren naar achteren. Dikke rookwolken baanden zich een weg naar buiten en dreven naar den Goudschen Sing; Van alle kanten kwamen slangenwagens helpen en nieuwsgierig publiek toesnellen en in de eerste minuten heerschte er op en rond het terrein var den brand een chaos, waarin de po litie maar met moeite eenige ordening kon bren gen. Hier en daar moest zelfs de gummistok er even aan te pas komen om de in derhaast ge maakte afzetting, die gaandeweg steeds rui mer moest worden gemaakt, te handhaven. De eerste aanval. Slw. 11 was onder leiding van brandmeester Leupe het eerst aanwezig en de heer Leupe maakte, nadat hij de situatie even had opgeno men, onmiddellijk groot alarm. De aan den Boezemsingel gestationneerde motorspuit en de machinale ladder waren toen reeds aanwezig De geheel ingesloten ligging van de remise maakte het uiterst lastig den brand te benade- ren. Door allerlei panden moest men de slan gen brengen alvorens men de stralen op het vuur kon richten, en dit kostte natuurlijk on. danks alle gezwoeg nog al wat tijd. Toen men pa- goed met het blusschingswerk kon beginnen brandde het ook reeds aan den achterkant van de panden 32. 34 en 38 aan de Lange Warande bij de families Flok, Bangert, Hopman, Land vliet en Van- Yperen, In allerijl begonnen de menschen hun huizen te ontruimen. Di. gebeurde niet altijd met even veel overleg Zoo werd bijvoorbeeld een groote kast met gramofoonplaten van de eerste verdie ping uit een raam geworpen, met het gevolj dat men zich kan denken. De machinale ladder werd voor den ingang van de remise opgesteld en bossen slangen werden via de daarnaast gelegen panden naar den vuurhaard gebracht. Met dit materiaal werd de eerste aanval ondernomen. Aanvankelijk met weinig zichtbaar resultaat want het leek wel of het vuur steeds feller aan. wakkerde. De wind joeg het vuur naar ach teren en al spoedig verkeerden ook de panden aan de Oosterstraat en de Willemstraat in ge vaar. Heel blok met vernietiging bedreigd. Het zag er in het begin werkelijk naar uit of een heel blok panden een prooi van het vuur zou worden. Dit bedreigde de woonhuisjes aan de Willem straat waarvan de daklijsten aan de achter zijde reeds begonnen te branden. Maar die ver. der gelukkig nog werden beschermd door een blinden muur. De bewoners brachten in hoogst nerveuzen toestand hun meubilair zooveel mogelijk op straat. Eten oude man weigerde pertinent zijn huisje te verlaten en moest met geweld door een verpleger van den G. G. D. naar bulten worden gebracht. Ook in de Oosterstraat werd de consternatie naarmate het vuur de panden daar naderde, grooter. Bepaald gevaar liepen daar de pan den 14, 16 en 18, waar gevestigd zijn de Ijskas- ter'abriek va de firma Stok, de tabaksopslag plaats van de firma Borsche en de marmer- en steenhouwerij van de firma v. d. Horst en voor. ai het lompenpakhuis van de firma Rietveld dat in pand 12 is gevestigd. Met man en macht trok men aan het werk om deze panden te ontruimen en de Ooster straat was al spoedig over een groot deel be dekt met balen en pakken, die met zeilen wer den bedekt. Niet voorkomen kon worden, dat de panden 16, 18, 20 en 22 aan de achterzijde in brand geraakten. - O 11 De vuurhaard in een der bergplaatsen van de fa. Moll aan de Lange Warande te Rotterdam. Het dak en een gedeelte van de muren hebben het reeds begeven. Boezem en werkten elk met 3 stralenmotor spuit 4 stond aan den Goudschen Singel en werkte met 2 stralen. De motorspuiten 5 en 7, die óp dezelfde plaats waren gestationneerd, werkten respectievelijk met 1 en 2 stralen en motorspuit 3 werkte van de Veemarkt af met drie stralen, waarvan er 1 via den machinalen ladder werd geleid. Daarbij kwamen nog tal- looze stralen van slangenwagens en in de stra ten rond den brand lag dan ook een labyrinth van slangen. De opsomming van al de panden, waardoor deze slangen waren gebracht, zullen wij onzen lezers maar besparen. Tallooze woningen heb ben ernstige waterschade gekregen. Het wordt minder. Eerst tegen half vijf begon de vuurgloed min der te worden. De remise zelf was toen al her schapen in een puinhoop van verkoold hout en verbogen ijzer. Daaruit lekten nog wel de vlammen telkens weer op, maar veel gevaar vermocht dit niet meer te veroorzaken. Ook aan de zijde van de Willemstraat was de brandweer op dit tijdstip meester van- de situatie en de fabriek van de firma Lem, die in het begin ook ernstig werd bedreigd, liep geen gevaar meer door het vuur te worden aan getast. Alleen in de Oosterstraat spande het nog ge ducht en uren is de brandweer nog bezig ge weest met de definitieve blussching. Zeer groote schade. Hoe groot de totale schade is, valt niet te zeggen, maar dat deze zeer aanzienlijk is, slaat wel vast. Al het opgeslagen meubilair en de wagens van de firma Moll zijn totaal verbrand De firma is tegen brandschade verzekerd, be halve voor wat betreft drie wagens, die ge Laden met meubilair stonden. Van enkele pan- den aan de Lange Warande zijn de achterke- mers uitgebrand evenals van panden aan dé Oosterstraat. Zeer groot is ook de schade, in vele woningen aangericht door het bluschwater De bescheiden en staten van de firma Moll betrekking nebbende op de opgeslagen meube Jen, zijn ook in vlammen opgegaan, waardoor de controle van wat verbrand is, zeer wordt be moeilijkt. G. G. D., Dr. Feissen en den aan dezen dienst verbonden geneesheer, Dr. v. d. Schlicke. De opperleiding van het blusschingswerk be rustte bij hoofdman Bakker, die geassisteerd werd door zijn collega's Poortman, van Sille- voldt, Keeman, Ruys, Kruis en van Gunsteren De G. G. D. was onder leiding van den hoofd verpleger, den heer Beetstra. met twee wagens aanwezig, terwijl ook veel E. H. B. O -ers assis tentle verleenden. Enkele brandweerlieden heb ben lichte verwondingen opgeloopen en zijn ter plaatse verbonden. Voorts moesten een paar vrouwen, die ever stuur waren geraakt, worden bijgebracht. De justitioneele dienst van het bureau aan de Meermanstraat is momenteel druk bezig mét het onderzoek naar de oorzaak van den brand De lastige nablussching Hoe hardnekkig het vuur heeft gewoed blijkt wei uit het feit, dat, toen tegen half zeven het groote materiaal was ingerukt, vier stralen van slangenwagens niet voldoende bleken om de smeulende resten te blusschen- Er werden weer twee motorspuiten ontboden die langen tijd met drie stralen hebben ge werkt en te middernacht was nog steeds een motorspuit met twee stralen in actie. (Buiten verantwoordelijkheid der redactie.) Ingesloten De brandweer had inmiddels weer volgens de beproefde methode gewerkt en men had, met hoe veel moeite dit ook gepaard ging, den brand zooveel mogelijk ingesloten. Een ontzagllijke voorraad materieel kwam daaraan te pas en behalve tallooze slangenwa- gens werkten niet minder dan zes motorspuiten en de machinale ladder. Sinds den brand bij Kramer en Roder aan den Middensteiger Is niet meer zooveel mate riaal in actie geweest. De motorspuiten 1 en 6 putten water uit den Zeer groote belangstelling. Zooals gemeld, heeft de brand en de blus sching geweldig veel belangstelling getrokken De afzetting, die de politie onder leiding van noofdinspecieur J. C. Norenburg had gemaakl strekte zich uit tot den Goudschen Singel, den Boezemsingel en de Hugo de Grootstraat. Van de op het terrein aanwezige autoriteiten noemen wij den hoofdcommissaris van politie Mr. L. Einthoven, den directeur van Gemeente- werken, Ir. L. W. van Dijk. den directeur van de Gem. Motor, en Vervoerdienst. Ir. F. de Bruyne. den adjunct-directeur van dezen dienst, Ir. L J. C. Kohier, den directeur van de bouwpoli tie, Ir. J. Valderpoort, den directeur van den Zoo juist weder in uw geëerd blad van een aanrijding met doodelljken afloop gelezen heb bend, is het wel eens gewenscht hier wat nader op in te gaan. De meeste gevallen gebeuren ai- dus, dat het slachtoffer tusschen voor- en ach terwiel komt te vallen en door het achterwiel wordt overreden. Doorgaans wordt hoofd of borstkas geraakt met doodelijk gevolg. Hierte- gen is m.i. een afdoende maatregel te treffen zonder veel kosten te vergen namelijk door het aanbrengen van een schot vanaf den laad bak tot circa 25 cM. van den grond en tusschen voor en achterwiel De buitenzijde der wielen zouden dan gelijk met het schot moeten zijn. De schotten kunnen scharnierend aan den laadbak bevestigd worden zoodat zij indien dit noodig is, naar binnen of buiten bewogen kun nen worden. Wanneer de vrachtauto's aldus zouden wor den ingericht, zou het aantal doodelijke onge vallen belangrijk verminderen. Naar ik hoop zullen de firma's, in het bezit van vrachtauto's eens ernstig over dit voorstel willen nadenken en mogelijk praktisch in uit voering brengen. U dankend voor de plaatsruimte verblijf ik, Hoogachtend, J. SW. Geen salarisverliooging voor groote gezinnen Gelezen en bestudeerd hebbende het Alge meen Bezuinigingsplan der tegenwoordige Re geering, waarin deze van plan is, het tekort van 73 mlllioen over 1935 te dekken, komt het mij voor, dat inderdaad op verschillende in het plan genoemde posten bezuinigd kan wor den, doch dat om slechts bij enkele pun ten stil te staan wederom een groote aan slag wordt gepleegd op de kansen, die het aankomende geslacht, onze kinderen krijgt, om zich een bestaan te veroveren. Xk noem met name: le. de voorgestelde verlaging van salaris sen en loonen; 2e. de bezuinigingen op onze weermacht, die door elke bezuiniging steeds meer ver zwakt wordt, en on?e veiligheid in deze troe bele tijden meer en meer in onzekerheid brengt, en ons nageslacht zoo niet óns ge slacht zelve, in de naaste toekomst de dupe doet zijn van dit „laisser aller" inzake onze beveiliging. Ad. 'Ie. „De salarissen kunnen", zoo sprak verjeden jaar onze Regeering „niet meer omlaag; het uiterste is bereikt". „De ambte naren hebben zich zonder morren dit offer ge troost". Ais dank voor deze gelatenheid wordt steunende op een nieuwe gelatenheid weder een aderlating gepoogd. De kinderen dier ge laten en adergelaten ambtenaren zijn intus- schen ouder geworden, en kosten meer aan onderhoud; de belastingen zijn verhoogd, en de kans om in de maatschappij te komen, daalt steeds; de zorgen voor deze grootere kin deren, die ook hun bescheiden behoeften op. eischen, vergen het hunne, en dit weer ten koste óf van jongere kinderen, óf ten koste van het weinige dat overblijft, of het vele dat te kort komt, om nog te kunnen bestaan; en speciaal voor de groote gezinnen, ook grooten- deels belast met het opbrengen der omzetbe lasting, is de voorgestelde salarisverlaging een niet te beschrijven ramp. Eerste eisch is direct: Geen salarisverlaging voor groote ge zinnen! Wij hebben te strijden en te offeren voor ons nageslacht. Een regeering mag de bestaansvoorwaarden niet in den weg staan en eenmaal ingezien en verklaard hebbende, dat een verdere daling der salarissen niet meer mogelijk is. kan zij slechts één jaar later, dit woord niet breken, het vertrouwen niet schok ken en de zekerheid niet ontnemen. Het laatste geldt ook voor pensioenen. Hier Is jarenlang premie voor betaald niet vrijwil lig, doch gedwongen; de premie is bovendien no« verhoogd. Pensioen is onvervreemdbaar; de° staat moet garant blijven en geen ver. trouwen gaan schenden. De Staat dwingt den ambtenaar pensioenpremie te betalen. De Staat moet niet chicaneeren, en misbruik maken van de onmacht der ambtenaren, om den Staat te dwingen, zijn verplichtingen na te komen. Ad. 2e. Wij eischen voor onze kinderen: veiligheid van ons vaderland, een behoorlijke weermacht, vooral in deze tijden, nu het bui tenland zich schijnt op te maken voor een nieuwen oorlog. En deze dreigt tusschen Oost en West! Frankrijk en België hebben hare grenzen in het Oosten dusdanig versterkt, dat een aanval Oost-West of West-Oost over den Rijn en Oost daarvan gelegen gebergten. afgezien van Neckar- en Maindal, omogelijk is geworden. De opening der vijandelijkheden zal moeten geschieden óf door Zwitserland dat reeds intijds bezig is met het nemen van maatregelen óf door Nederland, dat op alles wat ónze weermacht aangaat', bezuinigt, ln plaats van door een behoorlijk parate weer macht den wereldvrede helpt te bevestigen. Ik meen dat bevoegde militaire autoriteiten het hierover eens kunnen zijn: Nederland, be hoorlijk bewapend en paraat, is een onderpand van den Europeesclien vrede'" Dit in 't kort. Met vlaggetjes en touwtjes houden wij ons na geslacht niet uit een oorlog. Wij wenschen dien niet, en willen ook onze kinderen er bui ten houden. Dat is onze plicht. Het nieuwe bezuinigingsplan doet ook nu geen beloften meer, het neemt slechts wat het krijger) kan. Volgend jaar Is er weer een te kort. Waar moet een overschot trouwens van daan komen? De toestand onzer kinderen, dte aan niets schuld hebben, wordt steeds hache lijker. Wij worden gedwongen hen in zorgen te zetten, hun niet te geven wat zij hoogst noodig hebben, hun veiligheid niet te ver zekeren. En er is van alles te veel. Te veel aan goe deren, te veel aan levensmiddelen, te veel aan andere producten, te veel aan menschen, die nog weten te proflteeren en die men nog iaat profiteeren van het gebrek dat anderen lijden. veel aan steuntrekkenden, omdat de mazen van het net rond het steungebied te groot zijn, te veel aan gemakzuchtigen, en ook te veel aan geld zelf, waar men geen raad mede weet. Dit verschijnsel is bekend, en dit moest de regeering ook weten. Waarom schrijft onze re geering, om jaarlijks hare tekorten te dekken in deze tijden niet een jaarlijksche premie- leening uit van zooveel millioen tegen zeer lage rente, doch met behoorlijke premiën. Het geld zal haar toestroomen. Een ieder zal ver heugd zijn, zijn geld veilig te kunnen onder dak brengen. Het leven kan doorgaan, veel crisisstemming zal verdwijnen; de gezinnen blijven intact, de toekomst van het nageslacht wordt niet ondermijnd. En om de rente van deze leeningen te be- talen is daarnaast, dunkt mij best mo gelijk een crisis-staatsloterij, waardoor de mindere man met twintigjes ook een kansje krfjgt op een vrooiijker levensperspectief. Het behoeven, ook maar tijdelijke maatregelen ts zijn zoolang de crisis duurt. Nood leert bidden; een zedig kansje wagen op een klein gelukje lijkt mij geen zonde, en de weinigen die hier zonden in zien, behoeven niet mede te doen. Dienstplichtigen met gewetensbezwa ren dienen ook niet. Wel zonde vind ik het, een geheel Nederlandsch volk in onzekerheid te laten leven, elk jaar in grooter moeilijk heden te steken, een nageslacht in zorgen ach ter te laten, en de voorraden die opgeschept liggen waaronder ook geldvoorraden on gerept te laten. De hoofdfout van deze crisis is een totaal verkeerde distributie der voor raden. De regeering begaat eik jaar dezelfde fout. Zij doet als het ware haar best om één •mooie salon te behouden (een sluitende be grooting) en de overige kamers van haar huis, waarin haar gezin moet leven, tracht zij tel kens jaren op te knappen met lapmiddelen, niet beseffende dat deze kamers voor de ge bruikers reeds sinds eenige jaren als onbe woonbaar zijn verklaard. Ook dit salon netje is te duur voor dezen tijd. Ir. H. v. d. B, In Uw blad schreef de heer W. Weiring een ingezonden stuk over „Bloemen langs den spoorweg". Mag ik naar aanleiding daarvan het volgen de in het midden brengen, gezien van het standpunt van een oud-spoorwegambtenaar Het denkbeeld van den heer W- is inderdaad aantrekkelijk, maar is het ook voor verwezen lijking vatbaar? De spoorweg zou zeker zijn medewerking verleenen en er geen bezwaar tegen hebben dat men op spoorweggebied bloemen plantte- Alleen kosten zou hij er niet aan kunnen besteden, zoodat het initiatief en de financiering zou moeten komen van het \Vreemdelingenverkeer of gemeenten. Nog dient opgemerkt, dat de spoorwegen in den regel niet meer dan enkele meters grond ter weerszijden van den spoorweg in eigen dom hebben en aangezien het uitzicht zou eischen, dat de beplanting niet onmiddellijk aan den spoorweg grenst, zou men bij parti culieren moeten aankloppen en ik vrees dat die niet te vinden zouden zijn een deel van hun grond belangeloos voor het schoone doel af te staan- En zou men grond moeten koo- pen of huren, dan zouden uitteraard de kosten niet te dragen zijn- Ik vrees derhalve dat - het denkbeeld van den geachten schrijver, hoe aantrekkelijk ook, praktisch niet uitvoerbaar zal blijken te zijn en dat de buitenlanders zich zullen moeten te vreden stellen met het uitzicht op het natuur schoon, dat ons land langs Cic-u spou-i w f f, .biedt en ndet te vergeten op onze in kleurenpracht schitterende bollenvelden,die inderdaad van uit den trein, waarin men hoog boven het landschap is gezeten, telken jare voor ons. zelf, maar in het bijzonder voor den vreemdeling, een onvergelijkelijk schoon "schouwspel bieden. JOH. BAERT- Oud-spoorwegambtenaar. TOKIO, 6 Mei. (V.D.) Gisteren hebben nieuwe krachtige aardschokken de bevolking van de provincie Sjin Tsjiku op Formosa, die pas geteisterd is door een vreeselijke aard beving, in paniek gebracht. Volgens berichten uit Tathoka werden 19 personen gewond en stortten twéé huizen in, terwijl tien huizen gedeeltelijk werden ver nield. (Geautoriseerde vertaling). NAAR HET ENGELSCH van REGINALD CAMPBELL. Niet slecht hè? informeerde hij, terwijl hij een oogenblik stond te hijgen om weer op adem te komen. Je snapt natuurlijk wel, dat ik mijn ouwe knieën geducht dien te oefenen om in Bangkok een behoorlijk figuur te kunnen slaan Ik heb zoo'n idee, dat jouw danskunst wel een beetje ouderwetsch zal zijn, merkte ik sarcastisch op. Geen sprake van, antwoordde hij, niet het minst uit het veld geslagen. Die step, die ik Je zoo juist heb laten zien, heb ik nu al tien jaar gedanst en ik hoop hem nog minstens twintig jaar langer te dansen. En ik geef je de verze kering, dat ik nog nooit gemerkt hebt, dat mijn partners er iets ongewoons aan. zien. Een meisje rfieeft me zelfs eens verteld, dat. ze er bijna do) op was. Van welken step houd je eigenlijk het meest Dales? informeerde hij belangstellend. Ik? antwoordde ik geringschattend. Ik houd me met dat soort onzin niet op. Als een conferencier liep Tubby naar het mid den van het vertrek en met een hand op zijn hart boog hij diep voor een denkbeeldig pu bliek. Dames en heeren, klonk zijn zware bas stem, het volgende nummer van ons program is eenig in zijn soort. Ik heb de eer u voor te stellen den rasechten „zwijgenden sterken man" uit de wildernis. Veel spreken doet hij niet, maar dat neemt niet weg, dat hij een wonderlijke man is. En waarom zult u vragen? Omdat er letterlijk niets is wat hij niet kan Hóe zit dat? zult u misschien opmerken. Luis ter, dames en heeren. en ik zal het u uitleggen. Als u hem vraagt weet u wat hij dan antwoor den zal? Neen? Dan zal ik het u vertellen Hij «al antwoorden: .ik heb met de wereld niets te maken! En hoe kunt u er dan ten slotte zeker van zijn of hij tot die krachtproef al dan niet in staat is? En nu, dames en heeren, sta mij toe, dat ik hem aan u voorstel: meneer Jim Dales, wiens eenige ambitie is olifanten-koning te zijn Het was duidelijk, dat Tubby probeerde mij in mijn eigen oogen belachelijk te maken doch ik liet me niet van streek brengen. Ik stond op, boog eveneens voor een denkbeeldig pu bliek en. nadat wij ieder op ons beurt nog en kele dwaze dingen hadden uitgekraamd, lieten wij ons. schuddend van het lachen, languit in onze stoelen vallen en namen een flinken teug whisky soda. Toen wij wat bijgekomen waren, vroeg Tub by plotseling: Hoe maakt Scottie het eigenlijk? Scottie was evenals ik olifantenhandelaar en woonde in de vallei, welke onmiddellijk aan de mijne grensde. Hij was een zwak. voor zijn tijd verouderd man, die reeds lang geen productief werk meer verrichtte. De reden waarom hij in deze onherbergzame streken bleef wonen, was volgens mijn meening geen andere dan dat hij van jongsaf nooit een ander leven gekend had. Zijn vrouw was gestorven, toen zij het leven schonk aan een dochtertje en de kleine Jean Ar.ne, die intusschen den Leef tijd van vijf jaar had bereikt was thans zijn eenig gezelschap in zijn vrij sombere verwaar loosde bungelow met het daarbij behoorende slecht onderhouden erf. Ofschoon er vóór zons ondergang nooit een druppel drank over zijn lippen kwam en ook daarna niet voor het kind door zijn ayah (nlandsche kindermeid) naar bed gebracht en ingeslapen was, haalde hij daarna zijn schade in door het drinken van een groote hoeveelheid whisky, waarbij hij het op sommige avonden wel tot een geheele flesch bracht. Afgezien echter van deze slechte ge woonte, waartoe hij slechts langzamerhand vervallen was, moest ik toegeven, dat hij een fatsoenlijke, geschikte oude baas was. Echter, omdat Scottie overdag geheel op ging in zijn kleine meid en hij zich 's avends uit sluitend met de whiskyflesch bezig hield, kwam het maar hoogst zelden voor. dat Ik hem een bezoek bracht en, nu ik er eens goed over na dacht, bleek mfj, dat ik hem reeds in maan den niet meer gezien had. Toen ik Tubby in deze* geest antwoordde, merkte hij op: Dan heb ik hem dus nog na jou gesproken want ik ben drie weken geleden nog bij hem geweest. En, onder ons gezegd en gezwegen, wil ik je wel bekennen, dat ik me toen ernstig bezorgd heb gemaakt. Waarover? Over de kleine. Ik vind het gewoon een schande, dat hij het kind hier houdt niet alleen maar op den koop toe nog op dat afschuwelijke erf, waarop hij woont. In den regentijd moet het daar beslist erg ongezond wonen zijn. Als zijn bungalow nu nog gelegen was zooals de jouwe bijvoorbeeld, zou het lang zoo' erg niet zijn,' maar, zooals de zaken thans staan Tubby brak zijn zin af en haalde met een veel zeggend gebaar zijn schouders op. Waarom houdt hij het kind eigenlijk hier bij zich? informeerde ik. Waarom? Daarvoor moet je je probeeren in zijn gedachtengang te verplaatsen. Om te beginnen heeft hij nooit een ander leven ge kend en in een stad, of dat nu hier in het Oosten of in zijn eigen vaderland zou zijn, zal hij zich altijd onbehaaglijk en diep ongelukkig voelen. Natuurlijk is het ook bij hem altijd het zelfde liedje, namelijk, dat hij vast van plan is naar Schotland terug te gaan voor het volgende natte seizoen aanbreekt, maar daar komt nooit iets van en, als je het mij vraagt, zal hij wel nooit meer naar Schotland terug gaan. Geen enkele Schot keert ooit naar zijn va derland terug, merkte ik op. Dat is blijkbaar de red-en. waarom zij tegenover anderen altijd zoo hun mond vol hebben van vaderlandsliefde. H'm, die woorden zal ik in mijn ooreti knoopen, zei Tubby. Maar alle gekheid op een stokje, ik geloof stellig, dat het slecht met het kind zal afloopen, als hij niet terdege oppast. -► Hij zou haar toch gemakkelijk naar Bang kok kunnen sturen, denk ik? Ik heb wel geen verstand van dergelijke dingen, maar ik ver moed, dat daar inrichtingen genoeg zullen be staan, die zich met de verzorging en opvoe. ding van Europeesche kinderen belasten. Natuurlijk, dat spreekt van zelf. maar je moet niet vergeten, dat na den dood van zijn vrouw het kind zijn oogappel is geweest Bo vendien. als hij nu ook nog het gezelschap van zijn kleine meld zou moeten missen, zou het is beroerd om het te moeten zeggen, maar dan zou hij in een minimum van tijd hopeloos aan den drank verslaafd raken en ik ben over tuigd. dat niemand dat beter weet dan hij zelf. En, is het kind overigens niet zoo^ gelukkig jsls het maar zijn kan, althans in zijn eigen oogen? Het is de grootste vrienden met al zijn olifanten, speciaal met Poo Ngum, térwij] kindermeiden, koelies, mahouts en de hemel weet wie nog meer met een oprechte- ja slaaf- sche vereering voor het vriendelijke opgewekte kind bezield zijn. Neen ik ben er van overtuigd, dat het geen oogenblik in zijn hoofd opkomt, dat hij er verkeerd aan doet door zijn kleine meid bij zich te houden. Maar beste kerel, als je je werkelijk zoo ongerust maakt over het kind, waarom probeer je dan niet om Scottie eens aan zijn verstand te brengen, hoe jij over deze aangelegenheid denkt? merkte ik op. Om je de waarheid te zeggen heb ik daar toe reeds een poging gewaagd, antwoordde Tubby ernstig! En wel den laatsten keer, dat ik hem een bezoek bracht. Het viel mij op, dat het kind er erg bleek uitzag, zoo ja hoe moet ik -het zeggen, zoo onwezenlijk, net op het niet lang meer te leven had en ik kwam er zoo van onder den indruk, dat ik eenvoudig mijn mond niet dicht kon houden. Hij was echter al een poosje aan het pimpelen geweest en ik niet, dat hij er de flauwste notie van had, wat ik met mijn woorden eigenlijk bedoelde - Tubby zweeg plotseling en gooide het laatste eindje van zijn sigaret over de balus ra e van de waranda. Verdikkeme Dales riep hij eensklaps bijna ruw uit, waarom ga DJ ntet eens met hem pra ten. Jij kunt zulke dingen beter zeggen dan ik, want mij gaat zoo iets nu eenmaal niet goec af. Het zijn naijn zaken niet, antwoordde ik. Hij sprong °P uit '4N stoel en boog zich met een eigenaardige uitdrukking in zijn oogen over mij heen. Je bent een verdraaid rare snuiter, zei hij met onderdrukte woede in zijn stem, ik geloof waarachtig, dat je je probeert voor te doen als een sterke, hardvochtige man? Wat bedoel je daarmee? vroeg ik verbaasd H'm, mompelde hij na een oogenblik ge zwegen te Rebben, misschien vergis ik me wer kelijk en is het tenslotte toch je ware karakter. Maar tochtochach watHij on derdrukte een geeuw. Ik denk, dat ik mijn bed maar eens op zoek Ik heb mijn olifant aan den noordelijken kant achter je erf gekluisterd. Denk dathij daar veilig zal zijn? Daar behoef je je geen oogenblik bezorgd over te maken, antwoordde ik,.hij zal daar ge noeg te eten vinden. Prachtig. Maf ze, Dales. Wel te rusten, Tubby- Toen hij in de slaapkamer verdwenen was, liep ik naar de voorgalerij om nog een luchtje te scheppen. Het maanlicht overgoot de boornen met een sprookjesachtigen glans en ae Mae Loh zag er uit als een stroom van puur zilver. Van uit de duisternis die er in de verte onder de boomen heerschte, drongen vage ritselende ge. luiden'tot me door, die mij vertelden, dat hier en daar verspreid mijn oliiaIlten rustig aan het grazen waren. Het landschap voor me maakte een buitengewoon vredigen indruk, doch mijn innerlijke stemming kon zich daarbij niet aan passen. Wat, voor den drommel, had Tubby bedoeld met zijn gedaas over mijn hardvochtigheid? Ik verlangde immers - niets anders dan met rost gelaten te „worden om me geheel aan mijn werk te kunnen wijden'. Liefde en alles wat daarmee samenhing, liet ik gaarne over aan hen, die daaraan behoefte voelden. Had daarom iemand het recht om mij er een verwijt van te maken, dat ik niet het minste belang stelde in vrouwen en kleine kinderen? Maar was dat eigenlijk wel zoo? Stelde ik er werkelijk geen belang in? Het was of. een stem in mijn binnenste deze vragen tot mij richtte en ik deed mijn uiterste best om die stem onmiddellijk het zwijgen op te leggen Of was het soms niet waar, dat een vrouw je diep kon teleurstellen, dat zelfs een kind je kon af vallen? antwoordde ik die inwendige stem woedend. Neerh daarentegen de natuur en de dieren die stelden je nooit teleur! Dien nacht had ik voor den vierden keer se dert mijn bezoek aan Bangkok nu verscheidene maanden geleden, den zelfden tTfoom. "Een meisje met kuiltjes in haar wangen, met bruine uitdagende oogen en een overvloed van pik zwart hoofdhaar bukte zich over mij heen en terwijl ik naar haar opzag, hoorde ik haar één enkelen keer zachtjes lachen, waarna zij on middellijk in de duisternis verdween. Ik werd onrustig wakker en kneep me ln mijn arm me er van te overtuigen, dat ik inderdaad wakker was. want de droom had me zoo echt werkelijk toegeschenen. De duis ternis, die mij omringde en het gezoem van de rondvliegende insecten' waren intens en ergens in.de verte hoorde ik vaag het geluid van mijn grazende olifanten. Waarom zou. ik mijn ge- dachten bezig houden met meisjes? Zc konden, me 'allemaal gestolen worden en ik dankte den hemel, dat het slechts een dróóm geweest was. HOOFDSTUK IV. ik VERDENK POO NGURN. Toen ik den volgenden ochtend later dan gewoonlijk ontwaakte vingen mijn ooren het geluid op, dat veroorzaakt werd door de zware laarzen van Tubby die over den cnbedekten, harden teakvloer van de woonkamer liep Ik veronderstelde, dat hij naar mijn slaapkamer kwam met de bedoeling afscheid van me te ne men, doch, zoodra hij mijn kamer binnentrad zag ik aan de uitdrukking van zijn gelaat, dat er iets heel ernstigs gebeurd moest zijn Morgen, bromde hij, zeg Dales je kent toch Poo Kong, mijn laslolifant? Je hernner. je nog wei, dat ik je gisterenavond vertelde, dat ik hem aan den Noordelijken kant achter je erf gekluisterd had laten grazen? Nou. hij is dood en. niet alleen dood rï.iar hij is vermoord man! Mijn eerste gedachte was, dat het beproeven van mijn getrainde olifanten voorloopig moest wachten. In een ommezien had ik me aangekleed en vervólgens begaf ik me in gezelschap van Tub by, snel mijn erf overstekend, in de richting van de plaats, waar het drama zich had afge speeld. Nadat wij ons ongeveer over een afstand van een mij] een weg gebaand hadden door de wildernis, kwamen wij op de plaats aan, waar hetgeen van Poo Kong was overgebleven zich aan onze blikken vertoonde. Toen ik- het doo- de dier zag. hield ik een oogenblik mijn adem in. .Het bleek, dat Poo Kin-g, een nogal lastig, twistziek klein dier, dat ik herhaaldelijk in het gezelsohap van Tubby. had aangetroffen, niet al leen wreedaardig door slagtanden was ver wond, maar hij was zoo grondig bewerkt en vertrapt, dat sommige gedeelten van zijn lichaam letterlijk vermorzeld waren. De aanblik van. het vermoorde dier, zoo op mijn nuclftere maag, maakte mij onpasselijk en het duurde eengen tijd voor een van ons beiden 't zwijgen verbrak. Tubby zoowei als ik waren manned, die een oprechte genegenheid voor olifanten koesterden, zij maakten een groot en noodza kelijk onderdeel uit van ons dagelijksch leven» (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1935 | | pagina 2