1
CATASTROPHE OP HET WIPPERTJE
VOORKOMEN.
lis
-r'g,
Si
DINSDAG 7 MEI 1935
EEN GEVAARLIJKE BRAND
TE ROTTERDAM.
Met gebruikmaking van al het groole
materiaal wist de brandweer
hel vuur te stuiten.
ZEER GROOTE SCHADE.
- -
DOOD DOOR VRACHTAUTO'S.
HEZUINIGINGSPLAK.
BLOEMEN LANGS DEN SPOORWEG.
NIEUWE AARDBEVING OP
FORMOSA.
7)
Een felle en hoogst gevaarlijke brand,
heeft gisterenmiddag gewoed in de
remise en de opslagplaatsen van de
verhuisinrichting W. Moll, aan de
Lange Warande. Het vuur heeft zich
nog uitgebreid naar enkele belendende
panden. Maar door nagenoeg al het
groote materiaal in werking te stel
len, heeft de brandweer een cata
strophe weten te voorkomen.
De situatie.
De remise en de daarboven gelegen opslag,
plaatsen van de firma Moll waren gevestigd
achter de pannen 30. 32 en 34, aan de Lange
Warande. In pand 30 was de ingang. De groote
loods loopt dwars achter de huizen van de
Lange Warande en werd verder begrensd door
de achterzijden van panden aan de Willem
straat en de Oosterstraat en door het fabrieks
gebouw van de firma Lem in chocolade en sui
kerwerken.
Bij het groeien van het bedrijf was de re
mise en ook de opslagplaats van meubelen
steeds meer uitgebreid en vlak op de belen
dende perceelen komen te staan.
Behalve den ingang waren er nagenoeg geen
toegangswegen tot de loods en alleen van de
zijde van de Willemstraat viel het gebouw aan
den achterkant te benaderen.
Gisteren stond de remise vol verhuiswagens,
terwijl de bovenruimten van de loods geheel
was gevuld met opgeslagen meubilair, dat voor
een groot deel verpakt was in houten kisten,
houtwol en stroo.
Op het moment, dat de brand is uitgebroken
te even voor drie uur was niemand in de
loods aanwezig. Alleen de heer C. Moll, een
van de twee firmanten, die beiden aan de Lange
Warande wonen, zat in het kantoortje, dat vlak
bij den ingang van de loods is gelegen.
Oorzaak onbekend.
De heer Moll zat brieven te typen toen zijn
kantoorjuffrouw hem kwam waarschuwen, dat
er brand was in de remise. De heer Moll snelde
er heen en ontwaarde een vuurzee, die reeds
een groot deel van de loods had aangetast. Hij
zag nog kans een tractor, die reeds gedeeltelijk
in brand stond naar buiten te rijden en zijn
schrijfmachine en wat boeken mee te nemen.
Aan verder redden viel niet te denken, daar
toen reeds -de geheele loods in brand stond.
Wat de oorzaak van den brand geweest mag
zijn, is nog een raadsel
De heer Moll vertelde dat er wel een jongen
bij het spelen de loods een paar maal in en uit
.-Js geloopen. Hij heeft dezen jongen nog gezegd
zijn plezier ergens anders te zoeken. Maar niet
gemerkt of de knaap misschien rookte of met
vuur speelde.
Volgens den heer Moll moet er wel iemand
binnen zijn geweest, omdat hij zich anders-on
mogelijk de oorzaak van den brand kan voor-
stellen.
Een vuurzee.
i
Hoe het dan ook zij, in een minimum van
tijd was de remise een vuurzee. Het plafond
van de benedenverdieping was in een omme
zien doorgebrand en in het hout en houtwol
verpakte meubilair op den zolder vonden de
vlammen nieuw voedsel. Vijf minuten na het
uitbreken van den brand sloegen de vlammen
reeds fel naar buiten uit en kort daarna kwa
men het plafond, de brandende inventaris van
den zolder en de ziolderkap met krakend en
donderend geweld naar beneden zetten. De
harde Noord-Oostenwind wakkerde het vuur
steeds meer aan en joeg het van voren naar
achteren.
Dikke rookwolken baanden zich een weg naar
buiten en dreven naar den Goudschen Sing;
Van alle kanten kwamen slangenwagens helpen
en nieuwsgierig publiek toesnellen en in de
eerste minuten heerschte er op en rond het
terrein var den brand een chaos, waarin de po
litie maar met moeite eenige ordening kon bren
gen. Hier en daar moest zelfs de gummistok er
even aan te pas komen om de in derhaast ge
maakte afzetting, die gaandeweg steeds rui
mer moest worden gemaakt, te handhaven.
De eerste aanval.
Slw. 11 was onder leiding van brandmeester
Leupe het eerst aanwezig en de heer Leupe
maakte, nadat hij de situatie even had opgeno
men, onmiddellijk groot alarm. De aan den
Boezemsingel gestationneerde motorspuit en de
machinale ladder waren toen reeds aanwezig
De geheel ingesloten ligging van de remise
maakte het uiterst lastig den brand te benade-
ren. Door allerlei panden moest men de slan
gen brengen alvorens men de stralen op het
vuur kon richten, en dit kostte natuurlijk on.
danks alle gezwoeg nog al wat tijd.
Toen men pa- goed met het blusschingswerk
kon beginnen brandde het ook reeds aan den
achterkant van de panden 32. 34 en 38 aan de
Lange Warande bij de families Flok, Bangert,
Hopman, Land vliet en Van- Yperen,
In allerijl begonnen de menschen hun huizen
te ontruimen. Di. gebeurde niet altijd met even
veel overleg Zoo werd bijvoorbeeld een groote
kast met gramofoonplaten van de eerste verdie
ping uit een raam geworpen, met het gevolj
dat men zich kan denken.
De machinale ladder werd voor den ingang
van de remise opgesteld en bossen slangen
werden via de daarnaast gelegen panden naar
den vuurhaard gebracht. Met dit materiaal werd
de eerste aanval ondernomen.
Aanvankelijk met weinig zichtbaar resultaat
want het leek wel of het vuur steeds feller aan.
wakkerde. De wind joeg het vuur naar ach
teren en al spoedig verkeerden ook de panden
aan de Oosterstraat en de Willemstraat in ge
vaar.
Heel blok met vernietiging
bedreigd.
Het zag er in het begin werkelijk naar uit
of een heel blok panden een prooi van het vuur
zou worden.
Dit bedreigde de woonhuisjes aan de Willem
straat waarvan de daklijsten aan de achter
zijde reeds begonnen te branden. Maar die ver.
der gelukkig nog werden beschermd door een
blinden muur.
De bewoners brachten in hoogst nerveuzen
toestand hun meubilair zooveel mogelijk op
straat. Eten oude man weigerde pertinent zijn
huisje te verlaten en moest met geweld door een
verpleger van den G. G. D. naar bulten worden
gebracht.
Ook in de Oosterstraat werd de consternatie
naarmate het vuur de panden daar naderde,
grooter. Bepaald gevaar liepen daar de pan
den 14, 16 en 18, waar gevestigd zijn de Ijskas-
ter'abriek va de firma Stok, de tabaksopslag
plaats van de firma Borsche en de marmer- en
steenhouwerij van de firma v. d. Horst en voor.
ai het lompenpakhuis van de firma Rietveld
dat in pand 12 is gevestigd.
Met man en macht trok men aan het werk
om deze panden te ontruimen en de Ooster
straat was al spoedig over een groot deel be
dekt met balen en pakken, die met zeilen wer
den bedekt. Niet voorkomen kon worden, dat
de panden 16, 18, 20 en 22 aan de achterzijde in
brand geraakten.
- O
11
De vuurhaard in een der bergplaatsen van de fa. Moll aan de Lange Warande
te Rotterdam. Het dak en een gedeelte van de muren hebben het reeds begeven.
Boezem en werkten elk met 3 stralenmotor
spuit 4 stond aan den Goudschen Singel en
werkte met 2 stralen. De motorspuiten 5 en 7,
die óp dezelfde plaats waren gestationneerd,
werkten respectievelijk met 1 en 2 stralen en
motorspuit 3 werkte van de Veemarkt af met
drie stralen, waarvan er 1 via den machinalen
ladder werd geleid. Daarbij kwamen nog tal-
looze stralen van slangenwagens en in de stra
ten rond den brand lag dan ook een labyrinth
van slangen.
De opsomming van al de panden, waardoor
deze slangen waren gebracht, zullen wij onzen
lezers maar besparen. Tallooze woningen heb
ben ernstige waterschade gekregen.
Het wordt minder.
Eerst tegen half vijf begon de vuurgloed min
der te worden. De remise zelf was toen al her
schapen in een puinhoop van verkoold hout
en verbogen ijzer. Daaruit lekten nog wel de
vlammen telkens weer op, maar veel gevaar
vermocht dit niet meer te veroorzaken.
Ook aan de zijde van de Willemstraat was
de brandweer op dit tijdstip meester van- de
situatie en de fabriek van de firma Lem, die
in het begin ook ernstig werd bedreigd, liep
geen gevaar meer door het vuur te worden aan
getast.
Alleen in de Oosterstraat spande het nog ge
ducht en uren is de brandweer nog bezig ge
weest met de definitieve blussching.
Zeer groote schade.
Hoe groot de totale schade is, valt niet te
zeggen, maar dat deze zeer aanzienlijk is, slaat
wel vast. Al het opgeslagen meubilair en de
wagens van de firma Moll zijn totaal verbrand
De firma is tegen brandschade verzekerd, be
halve voor wat betreft drie wagens, die ge
Laden met meubilair stonden. Van enkele pan-
den aan de Lange Warande zijn de achterke-
mers uitgebrand evenals van panden aan dé
Oosterstraat. Zeer groot is ook de schade, in
vele woningen aangericht door het bluschwater
De bescheiden en staten van de firma Moll
betrekking nebbende op de opgeslagen meube
Jen, zijn ook in vlammen opgegaan, waardoor
de controle van wat verbrand is, zeer wordt be
moeilijkt.
G. G. D., Dr. Feissen en den aan dezen dienst
verbonden geneesheer, Dr. v. d. Schlicke.
De opperleiding van het blusschingswerk be
rustte bij hoofdman Bakker, die geassisteerd
werd door zijn collega's Poortman, van Sille-
voldt, Keeman, Ruys, Kruis en van Gunsteren
De G. G. D. was onder leiding van den hoofd
verpleger, den heer Beetstra. met twee wagens
aanwezig, terwijl ook veel E. H. B. O -ers assis
tentle verleenden. Enkele brandweerlieden heb
ben lichte verwondingen opgeloopen en zijn ter
plaatse verbonden. Voorts moesten een paar
vrouwen, die ever stuur waren geraakt, worden
bijgebracht.
De justitioneele dienst van het bureau aan
de Meermanstraat is momenteel druk bezig mét
het onderzoek naar de oorzaak van den brand
De lastige nablussching
Hoe hardnekkig het vuur heeft gewoed blijkt
wei uit het feit, dat, toen tegen half zeven het
groote materiaal was ingerukt, vier stralen van
slangenwagens niet voldoende bleken om de
smeulende resten te blusschen-
Er werden weer twee motorspuiten ontboden
die langen tijd met drie stralen hebben ge
werkt en te middernacht was nog steeds een
motorspuit met twee stralen in actie.
(Buiten verantwoordelijkheid der redactie.)
Ingesloten
De brandweer had inmiddels weer volgens de
beproefde methode gewerkt en men had, met
hoe veel moeite dit ook gepaard ging, den
brand zooveel mogelijk ingesloten.
Een ontzagllijke voorraad materieel kwam
daaraan te pas en behalve tallooze slangenwa-
gens werkten niet minder dan zes motorspuiten
en de machinale ladder.
Sinds den brand bij Kramer en Roder aan
den Middensteiger Is niet meer zooveel mate
riaal in actie geweest.
De motorspuiten 1 en 6 putten water uit den
Zeer groote belangstelling.
Zooals gemeld, heeft de brand en de blus
sching geweldig veel belangstelling getrokken
De afzetting, die de politie onder leiding van
noofdinspecieur J. C. Norenburg had gemaakl
strekte zich uit tot den Goudschen Singel, den
Boezemsingel en de Hugo de Grootstraat.
Van de op het terrein aanwezige autoriteiten
noemen wij den hoofdcommissaris van politie
Mr. L. Einthoven, den directeur van Gemeente-
werken, Ir. L. W. van Dijk. den directeur van de
Gem. Motor, en Vervoerdienst. Ir. F. de Bruyne.
den adjunct-directeur van dezen dienst, Ir. L
J. C. Kohier, den directeur van de bouwpoli
tie, Ir. J. Valderpoort, den directeur van den
Zoo juist weder in uw geëerd blad van een
aanrijding met doodelljken afloop gelezen heb
bend, is het wel eens gewenscht hier wat nader
op in te gaan. De meeste gevallen gebeuren ai-
dus, dat het slachtoffer tusschen voor- en ach
terwiel komt te vallen en door het achterwiel
wordt overreden. Doorgaans wordt hoofd of
borstkas geraakt met doodelijk gevolg. Hierte-
gen is m.i. een afdoende maatregel te treffen
zonder veel kosten te vergen namelijk door
het aanbrengen van een schot vanaf den laad
bak tot circa 25 cM. van den grond en tusschen
voor en achterwiel De buitenzijde der wielen
zouden dan gelijk met het schot moeten zijn.
De schotten kunnen scharnierend aan den
laadbak bevestigd worden zoodat zij indien dit
noodig is, naar binnen of buiten bewogen kun
nen worden.
Wanneer de vrachtauto's aldus zouden wor
den ingericht, zou het aantal doodelijke onge
vallen belangrijk verminderen.
Naar ik hoop zullen de firma's, in het bezit
van vrachtauto's eens ernstig over dit voorstel
willen nadenken en mogelijk praktisch in uit
voering brengen.
U dankend voor de plaatsruimte verblijf ik,
Hoogachtend,
J. SW.
Geen salarisverliooging voor groote
gezinnen
Gelezen en bestudeerd hebbende het Alge
meen Bezuinigingsplan der tegenwoordige Re
geering, waarin deze van plan is, het tekort
van 73 mlllioen over 1935 te dekken, komt het
mij voor, dat inderdaad op verschillende in
het plan genoemde posten bezuinigd kan wor
den, doch dat om slechts bij enkele pun
ten stil te staan wederom een groote aan
slag wordt gepleegd op de kansen, die het
aankomende geslacht, onze kinderen
krijgt, om zich een bestaan te veroveren. Xk
noem met name:
le. de voorgestelde verlaging van salaris
sen en loonen;
2e. de bezuinigingen op onze weermacht,
die door elke bezuiniging steeds meer ver
zwakt wordt, en on?e veiligheid in deze troe
bele tijden meer en meer in onzekerheid
brengt, en ons nageslacht zoo niet óns ge
slacht zelve, in de naaste toekomst de dupe
doet zijn van dit „laisser aller" inzake onze
beveiliging.
Ad. 'Ie. „De salarissen kunnen", zoo sprak
verjeden jaar onze Regeering „niet meer
omlaag; het uiterste is bereikt". „De ambte
naren hebben zich zonder morren dit offer ge
troost". Ais dank voor deze gelatenheid wordt
steunende op een nieuwe gelatenheid weder
een aderlating gepoogd. De kinderen dier ge
laten en adergelaten ambtenaren zijn intus-
schen ouder geworden, en kosten meer aan
onderhoud; de belastingen zijn verhoogd, en
de kans om in de maatschappij te komen,
daalt steeds; de zorgen voor deze grootere kin
deren, die ook hun bescheiden behoeften op.
eischen, vergen het hunne, en dit weer ten
koste óf van jongere kinderen, óf ten koste
van het weinige dat overblijft, of het vele dat
te kort komt, om nog te kunnen bestaan; en
speciaal voor de groote gezinnen, ook grooten-
deels belast met het opbrengen der omzetbe
lasting, is de voorgestelde salarisverlaging een
niet te beschrijven ramp. Eerste eisch is
direct: Geen salarisverlaging voor groote ge
zinnen! Wij hebben te strijden en te offeren
voor ons nageslacht. Een regeering mag de
bestaansvoorwaarden niet in den weg staan
en eenmaal ingezien en verklaard hebbende,
dat een verdere daling der salarissen niet meer
mogelijk is. kan zij slechts één jaar later, dit
woord niet breken, het vertrouwen niet schok
ken en de zekerheid niet ontnemen.
Het laatste geldt ook voor pensioenen. Hier
Is jarenlang premie voor betaald niet vrijwil
lig, doch gedwongen; de premie is bovendien
no« verhoogd. Pensioen is onvervreemdbaar;
de° staat moet garant blijven en geen ver.
trouwen gaan schenden. De Staat dwingt den
ambtenaar pensioenpremie te betalen. De Staat
moet niet chicaneeren, en misbruik maken
van de onmacht der ambtenaren, om den Staat
te dwingen, zijn verplichtingen na te komen.
Ad. 2e. Wij eischen voor onze kinderen:
veiligheid van ons vaderland, een behoorlijke
weermacht, vooral in deze tijden, nu het bui
tenland zich schijnt op te maken voor een
nieuwen oorlog. En deze dreigt tusschen Oost
en West! Frankrijk en België hebben hare
grenzen in het Oosten dusdanig versterkt, dat
een aanval Oost-West of West-Oost over den
Rijn en Oost daarvan gelegen gebergten.
afgezien van Neckar- en Maindal, omogelijk
is geworden. De opening der vijandelijkheden
zal moeten geschieden óf door Zwitserland
dat reeds intijds bezig is met het nemen van
maatregelen óf door Nederland, dat op alles
wat ónze weermacht aangaat', bezuinigt, ln
plaats van door een behoorlijk parate weer
macht den wereldvrede helpt te bevestigen. Ik
meen dat bevoegde militaire autoriteiten het
hierover eens kunnen zijn: Nederland, be
hoorlijk bewapend en paraat, is een onderpand
van den Europeesclien vrede'" Dit in 't kort.
Met vlaggetjes en touwtjes houden wij ons na
geslacht niet uit een oorlog. Wij wenschen
dien niet, en willen ook onze kinderen er bui
ten houden. Dat is onze plicht.
Het nieuwe bezuinigingsplan doet ook nu
geen beloften meer, het neemt slechts wat het
krijger) kan. Volgend jaar Is er weer een te
kort. Waar moet een overschot trouwens van
daan komen? De toestand onzer kinderen, dte
aan niets schuld hebben, wordt steeds hache
lijker. Wij worden gedwongen hen in zorgen
te zetten, hun niet te geven wat zij hoogst
noodig hebben, hun veiligheid niet te ver
zekeren.
En er is van alles te veel. Te veel aan goe
deren, te veel aan levensmiddelen, te veel aan
andere producten, te veel aan menschen, die
nog weten te proflteeren en die men nog iaat
profiteeren van het gebrek dat anderen lijden.
veel aan steuntrekkenden, omdat de mazen
van het net rond het steungebied te groot
zijn, te veel aan gemakzuchtigen, en ook te
veel aan geld zelf, waar men geen raad mede
weet.
Dit verschijnsel is bekend, en dit moest de
regeering ook weten. Waarom schrijft onze re
geering, om jaarlijks hare tekorten te dekken
in deze tijden niet een jaarlijksche premie-
leening uit van zooveel millioen tegen zeer
lage rente, doch met behoorlijke premiën. Het
geld zal haar toestroomen. Een ieder zal ver
heugd zijn, zijn geld veilig te kunnen onder
dak brengen. Het leven kan doorgaan, veel
crisisstemming zal verdwijnen; de gezinnen
blijven intact, de toekomst van het nageslacht
wordt niet ondermijnd.
En om de rente van deze leeningen te be-
talen is daarnaast, dunkt mij best mo
gelijk een crisis-staatsloterij, waardoor de
mindere man met twintigjes ook een kansje
krfjgt op een vrooiijker levensperspectief. Het
behoeven, ook maar tijdelijke maatregelen ts
zijn zoolang de crisis duurt. Nood leert
bidden; een zedig kansje wagen op een klein
gelukje lijkt mij geen zonde, en de weinigen
die hier zonden in zien, behoeven niet mede
te doen. Dienstplichtigen met gewetensbezwa
ren dienen ook niet. Wel zonde vind ik het,
een geheel Nederlandsch volk in onzekerheid
te laten leven, elk jaar in grooter moeilijk
heden te steken, een nageslacht in zorgen ach
ter te laten, en de voorraden die opgeschept
liggen waaronder ook geldvoorraden on
gerept te laten. De hoofdfout van deze crisis
is een totaal verkeerde distributie der voor
raden. De regeering begaat eik jaar dezelfde
fout. Zij doet als het ware haar best om één
•mooie salon te behouden (een sluitende be
grooting) en de overige kamers van haar huis,
waarin haar gezin moet leven, tracht zij tel
kens jaren op te knappen met lapmiddelen,
niet beseffende dat deze kamers voor de ge
bruikers reeds sinds eenige jaren als onbe
woonbaar zijn verklaard. Ook dit salon
netje is te duur voor dezen tijd.
Ir. H. v. d. B,
In Uw blad schreef de heer W. Weiring een
ingezonden stuk over „Bloemen langs den
spoorweg".
Mag ik naar aanleiding daarvan het volgen
de in het midden brengen, gezien van het
standpunt van een oud-spoorwegambtenaar
Het denkbeeld van den heer W- is inderdaad
aantrekkelijk, maar is het ook voor verwezen
lijking vatbaar? De spoorweg zou zeker zijn
medewerking verleenen en er geen bezwaar
tegen hebben dat men op spoorweggebied
bloemen plantte- Alleen kosten zou hij er niet
aan kunnen besteden, zoodat het initiatief en
de financiering zou moeten komen van het
\Vreemdelingenverkeer of gemeenten.
Nog dient opgemerkt, dat de spoorwegen in
den regel niet meer dan enkele meters grond
ter weerszijden van den spoorweg in eigen
dom hebben en aangezien het uitzicht zou
eischen, dat de beplanting niet onmiddellijk
aan den spoorweg grenst, zou men bij parti
culieren moeten aankloppen en ik vrees dat
die niet te vinden zouden zijn een deel van
hun grond belangeloos voor het schoone doel
af te staan- En zou men grond moeten koo-
pen of huren, dan zouden uitteraard de kosten
niet te dragen zijn-
Ik vrees derhalve dat - het denkbeeld van
den geachten schrijver, hoe aantrekkelijk ook,
praktisch niet uitvoerbaar zal blijken te zijn
en dat de buitenlanders zich zullen moeten te
vreden stellen met het uitzicht op het natuur
schoon, dat ons land langs Cic-u spou-i w f f, .biedt
en ndet te vergeten op onze in kleurenpracht
schitterende bollenvelden,die inderdaad van
uit den trein, waarin men hoog boven het
landschap is gezeten, telken jare voor ons. zelf,
maar in het bijzonder voor den vreemdeling,
een onvergelijkelijk schoon "schouwspel bieden.
JOH. BAERT-
Oud-spoorwegambtenaar.
TOKIO, 6 Mei. (V.D.) Gisteren hebben
nieuwe krachtige aardschokken de bevolking
van de provincie Sjin Tsjiku op Formosa, die
pas geteisterd is door een vreeselijke aard
beving, in paniek gebracht.
Volgens berichten uit Tathoka werden 19
personen gewond en stortten twéé huizen in,
terwijl tien huizen gedeeltelijk werden ver
nield.
(Geautoriseerde vertaling).
NAAR HET ENGELSCH
van
REGINALD CAMPBELL.
Niet slecht hè? informeerde hij, terwijl hij
een oogenblik stond te hijgen om weer op adem
te komen. Je snapt natuurlijk wel, dat ik mijn
ouwe knieën geducht dien te oefenen om in
Bangkok een behoorlijk figuur te kunnen slaan
Ik heb zoo'n idee, dat jouw danskunst
wel een beetje ouderwetsch zal zijn, merkte ik
sarcastisch op.
Geen sprake van, antwoordde hij, niet het
minst uit het veld geslagen. Die step, die ik Je
zoo juist heb laten zien, heb ik nu al tien jaar
gedanst en ik hoop hem nog minstens twintig
jaar langer te dansen. En ik geef je de verze
kering, dat ik nog nooit gemerkt hebt, dat mijn
partners er iets ongewoons aan. zien. Een meisje
rfieeft me zelfs eens verteld, dat. ze er bijna do)
op was. Van welken step houd je eigenlijk het
meest Dales? informeerde hij belangstellend.
Ik? antwoordde ik geringschattend. Ik
houd me met dat soort onzin niet op.
Als een conferencier liep Tubby naar het mid
den van het vertrek en met een hand op zijn
hart boog hij diep voor een denkbeeldig pu
bliek.
Dames en heeren, klonk zijn zware bas
stem, het volgende nummer van ons program is
eenig in zijn soort. Ik heb de eer u voor te
stellen den rasechten „zwijgenden sterken
man" uit de wildernis. Veel spreken doet hij
niet, maar dat neemt niet weg, dat hij een
wonderlijke man is. En waarom zult u vragen?
Omdat er letterlijk niets is wat hij niet kan
Hóe zit dat? zult u misschien opmerken. Luis
ter, dames en heeren. en ik zal het u uitleggen.
Als u hem vraagt weet u wat hij dan antwoor
den zal? Neen? Dan zal ik het u vertellen Hij
«al antwoorden: .ik heb met de wereld niets te
maken! En hoe kunt u er dan ten slotte zeker
van zijn of hij tot die krachtproef al dan niet
in staat is? En nu, dames en heeren, sta mij toe,
dat ik hem aan u voorstel: meneer Jim Dales,
wiens eenige ambitie is olifanten-koning te
zijn
Het was duidelijk, dat Tubby probeerde mij
in mijn eigen oogen belachelijk te maken doch
ik liet me niet van streek brengen. Ik stond
op, boog eveneens voor een denkbeeldig pu
bliek en. nadat wij ieder op ons beurt nog en
kele dwaze dingen hadden uitgekraamd, lieten
wij ons. schuddend van het lachen, languit in
onze stoelen vallen en namen een flinken teug
whisky soda.
Toen wij wat bijgekomen waren, vroeg Tub
by plotseling:
Hoe maakt Scottie het eigenlijk?
Scottie was evenals ik olifantenhandelaar
en woonde in de vallei, welke onmiddellijk
aan de mijne grensde. Hij was een zwak. voor
zijn tijd verouderd man, die reeds lang geen
productief werk meer verrichtte. De reden
waarom hij in deze onherbergzame streken
bleef wonen, was volgens mijn meening geen
andere dan dat hij van jongsaf nooit een ander
leven gekend had. Zijn vrouw was gestorven,
toen zij het leven schonk aan een dochtertje en
de kleine Jean Ar.ne, die intusschen den Leef
tijd van vijf jaar had bereikt was thans zijn
eenig gezelschap in zijn vrij sombere verwaar
loosde bungelow met het daarbij behoorende
slecht onderhouden erf. Ofschoon er vóór zons
ondergang nooit een druppel drank over zijn
lippen kwam en ook daarna niet voor het kind
door zijn ayah (nlandsche kindermeid) naar
bed gebracht en ingeslapen was, haalde hij
daarna zijn schade in door het drinken van een
groote hoeveelheid whisky, waarbij hij het op
sommige avonden wel tot een geheele flesch
bracht. Afgezien echter van deze slechte ge
woonte, waartoe hij slechts langzamerhand
vervallen was, moest ik toegeven, dat hij een
fatsoenlijke, geschikte oude baas was.
Echter, omdat Scottie overdag geheel op ging
in zijn kleine meid en hij zich 's avends uit
sluitend met de whiskyflesch bezig hield, kwam
het maar hoogst zelden voor. dat Ik hem een
bezoek bracht en, nu ik er eens goed over na
dacht, bleek mfj, dat ik hem reeds in maan
den niet meer gezien had.
Toen ik Tubby in deze* geest antwoordde,
merkte hij op:
Dan heb ik hem dus nog na jou gesproken
want ik ben drie weken geleden nog bij hem
geweest. En, onder ons gezegd en gezwegen,
wil ik je wel bekennen, dat ik me toen ernstig
bezorgd heb gemaakt.
Waarover?
Over de kleine. Ik vind het gewoon een
schande, dat hij het kind hier houdt niet alleen
maar op den koop toe nog op dat afschuwelijke
erf, waarop hij woont. In den regentijd moet
het daar beslist erg ongezond wonen zijn. Als
zijn bungalow nu nog gelegen was zooals de
jouwe bijvoorbeeld, zou het lang zoo' erg niet
zijn,' maar, zooals de zaken thans staan
Tubby brak zijn zin af en haalde met een veel
zeggend gebaar zijn schouders op.
Waarom houdt hij het kind eigenlijk hier
bij zich? informeerde ik.
Waarom? Daarvoor moet je je probeeren
in zijn gedachtengang te verplaatsen. Om te
beginnen heeft hij nooit een ander leven ge
kend en in een stad, of dat nu hier in het
Oosten of in zijn eigen vaderland zou zijn, zal
hij zich altijd onbehaaglijk en diep ongelukkig
voelen. Natuurlijk is het ook bij hem altijd
het zelfde liedje, namelijk, dat hij vast van
plan is naar Schotland terug te gaan voor het
volgende natte seizoen aanbreekt, maar daar
komt nooit iets van en, als je het mij vraagt,
zal hij wel nooit meer naar Schotland terug
gaan.
Geen enkele Schot keert ooit naar zijn va
derland terug, merkte ik op. Dat is blijkbaar de
red-en. waarom zij tegenover anderen altijd zoo
hun mond vol hebben van vaderlandsliefde.
H'm, die woorden zal ik in mijn ooreti
knoopen, zei Tubby. Maar alle gekheid op een
stokje, ik geloof stellig, dat het slecht met het
kind zal afloopen, als hij niet terdege oppast.
-► Hij zou haar toch gemakkelijk naar Bang
kok kunnen sturen, denk ik? Ik heb wel geen
verstand van dergelijke dingen, maar ik ver
moed, dat daar inrichtingen genoeg zullen be
staan, die zich met de verzorging en opvoe.
ding van Europeesche kinderen belasten.
Natuurlijk, dat spreekt van zelf. maar je
moet niet vergeten, dat na den dood van zijn
vrouw het kind zijn oogappel is geweest Bo
vendien. als hij nu ook nog het gezelschap van
zijn kleine meld zou moeten missen, zou
het is beroerd om het te moeten zeggen, maar
dan zou hij in een minimum van tijd hopeloos
aan den drank verslaafd raken en ik ben over
tuigd. dat niemand dat beter weet dan hij zelf.
En, is het kind overigens niet zoo^ gelukkig jsls
het maar zijn kan, althans in zijn eigen
oogen? Het is de grootste vrienden met al zijn
olifanten, speciaal met Poo Ngum, térwij]
kindermeiden, koelies, mahouts en de hemel
weet wie nog meer met een oprechte- ja slaaf-
sche vereering voor het vriendelijke opgewekte
kind bezield zijn. Neen ik ben er van overtuigd,
dat het geen oogenblik in zijn hoofd opkomt,
dat hij er verkeerd aan doet door zijn kleine
meid bij zich te houden.
Maar beste kerel, als je je werkelijk zoo
ongerust maakt over het kind, waarom probeer
je dan niet om Scottie eens aan zijn verstand te
brengen, hoe jij over deze aangelegenheid
denkt? merkte ik op.
Om je de waarheid te zeggen heb ik daar
toe reeds een poging gewaagd, antwoordde
Tubby ernstig! En wel den laatsten keer, dat ik
hem een bezoek bracht. Het viel mij op, dat het
kind er erg bleek uitzag, zoo ja hoe moet
ik -het zeggen, zoo onwezenlijk, net op het niet
lang meer te leven had en ik kwam er zoo van
onder den indruk, dat ik eenvoudig mijn mond
niet dicht kon houden. Hij was echter al een
poosje aan het pimpelen geweest en ik
niet, dat hij er de flauwste notie van had, wat
ik met mijn woorden eigenlijk bedoelde -
Tubby zweeg plotseling en gooide het laatste
eindje van zijn sigaret over de balus ra e van
de waranda.
Verdikkeme Dales riep hij eensklaps bijna
ruw uit, waarom ga DJ ntet eens met hem pra
ten. Jij kunt zulke dingen beter zeggen dan ik,
want mij gaat zoo iets nu eenmaal niet goec af.
Het zijn naijn zaken niet, antwoordde ik.
Hij sprong °P uit '4N stoel en boog zich met
een eigenaardige uitdrukking in zijn oogen over
mij heen.
Je bent een verdraaid rare snuiter, zei hij
met onderdrukte woede in zijn stem, ik geloof
waarachtig, dat je je probeert voor te doen als
een sterke, hardvochtige man?
Wat bedoel je daarmee? vroeg ik verbaasd
H'm, mompelde hij na een oogenblik ge
zwegen te Rebben, misschien vergis ik me wer
kelijk en is het tenslotte toch je ware karakter.
Maar tochtochach watHij on
derdrukte een geeuw.
Ik denk, dat ik mijn bed maar eens op zoek
Ik heb mijn olifant aan den noordelijken kant
achter je erf gekluisterd. Denk dathij daar
veilig zal zijn?
Daar behoef je je geen oogenblik bezorgd
over te maken, antwoordde ik,.hij zal daar ge
noeg te eten vinden.
Prachtig. Maf ze, Dales.
Wel te rusten, Tubby-
Toen hij in de slaapkamer verdwenen was,
liep ik naar de voorgalerij om nog een luchtje
te scheppen. Het maanlicht overgoot de boornen
met een sprookjesachtigen glans en ae Mae Loh
zag er uit als een stroom van puur zilver. Van
uit de duisternis die er in de verte onder de
boomen heerschte, drongen vage ritselende ge.
luiden'tot me door, die mij vertelden, dat hier
en daar verspreid mijn oliiaIlten rustig aan het
grazen waren. Het landschap voor me maakte
een buitengewoon vredigen indruk, doch mijn
innerlijke stemming kon zich daarbij niet aan
passen.
Wat, voor den drommel, had Tubby bedoeld
met zijn gedaas over mijn hardvochtigheid? Ik
verlangde immers - niets anders dan met rost
gelaten te „worden om me geheel aan mijn
werk te kunnen wijden'. Liefde en alles wat
daarmee samenhing, liet ik gaarne over aan
hen, die daaraan behoefte voelden. Had daarom
iemand het recht om mij er een verwijt van te
maken, dat ik niet het minste belang stelde in
vrouwen en kleine kinderen?
Maar was dat eigenlijk wel zoo? Stelde ik
er werkelijk geen belang in? Het was of. een
stem in mijn binnenste deze vragen tot mij
richtte en ik deed mijn uiterste best om die
stem onmiddellijk het zwijgen op te leggen Of
was het soms niet waar, dat een vrouw je diep
kon teleurstellen, dat zelfs een kind je kon af
vallen? antwoordde ik die inwendige stem
woedend. Neerh daarentegen de natuur en de
dieren die stelden je nooit teleur!
Dien nacht had ik voor den vierden keer se
dert mijn bezoek aan Bangkok nu verscheidene
maanden geleden, den zelfden tTfoom. "Een
meisje met kuiltjes in haar wangen, met bruine
uitdagende oogen en een overvloed van pik
zwart hoofdhaar bukte zich over mij heen en
terwijl ik naar haar opzag, hoorde ik haar één
enkelen keer zachtjes lachen, waarna zij on
middellijk in de duisternis verdween.
Ik werd onrustig wakker en kneep me ln
mijn arm me er van te overtuigen, dat ik
inderdaad wakker was. want de droom had
me zoo echt werkelijk toegeschenen. De duis
ternis, die mij omringde en het gezoem van de
rondvliegende insecten' waren intens en ergens
in.de verte hoorde ik vaag het geluid van mijn
grazende olifanten. Waarom zou. ik mijn ge-
dachten bezig houden met meisjes? Zc konden,
me 'allemaal gestolen worden en ik dankte den
hemel, dat het slechts een dróóm geweest was.
HOOFDSTUK IV.
ik VERDENK POO NGURN.
Toen ik den volgenden ochtend later dan
gewoonlijk ontwaakte vingen mijn ooren het
geluid op, dat veroorzaakt werd door de zware
laarzen van Tubby die over den cnbedekten,
harden teakvloer van de woonkamer liep Ik
veronderstelde, dat hij naar mijn slaapkamer
kwam met de bedoeling afscheid van me te ne
men, doch, zoodra hij mijn kamer binnentrad
zag ik aan de uitdrukking van zijn gelaat, dat
er iets heel ernstigs gebeurd moest zijn
Morgen, bromde hij, zeg Dales je kent toch
Poo Kong, mijn laslolifant? Je hernner. je
nog wei, dat ik je gisterenavond vertelde, dat
ik hem aan den Noordelijken kant achter je
erf gekluisterd had laten grazen? Nou. hij is
dood en. niet alleen dood rï.iar hij is vermoord
man!
Mijn eerste gedachte was, dat het beproeven
van mijn getrainde olifanten voorloopig moest
wachten.
In een ommezien had ik me aangekleed en
vervólgens begaf ik me in gezelschap van Tub
by, snel mijn erf overstekend, in de richting
van de plaats, waar het drama zich had afge
speeld. Nadat wij ons ongeveer over een afstand
van een mij] een weg gebaand hadden door de
wildernis, kwamen wij op de plaats aan, waar
hetgeen van Poo Kong was overgebleven zich
aan onze blikken vertoonde. Toen ik- het doo-
de dier zag. hield ik een oogenblik mijn adem
in. .Het bleek, dat Poo Kin-g, een nogal lastig,
twistziek klein dier, dat ik herhaaldelijk in het
gezelsohap van Tubby. had aangetroffen, niet al
leen wreedaardig door slagtanden was ver
wond, maar hij was zoo grondig bewerkt en
vertrapt, dat sommige gedeelten van zijn lichaam
letterlijk vermorzeld waren. De aanblik van.
het vermoorde dier, zoo op mijn nuclftere
maag, maakte mij onpasselijk en het duurde
eengen tijd voor een van ons beiden 't zwijgen
verbrak. Tubby zoowei als ik waren manned,
die een oprechte genegenheid voor olifanten
koesterden, zij maakten een groot en noodza
kelijk onderdeel uit van ons dagelijksch leven»
(Wordt vervolgd)