mm DE VENERA RET,F BEDA. BHSfiü WOENSDAG 22 MEI 1235 PAUL DUKAS t Variations interlude et Finale PAUL DUKAS Bk DE METROPOLITAN OPERA. ZIJN TfFAALFHONDERDSTE STERFDAG. RONTGENFILMS VOOR SPRAAK, en ADEMHALING. ZOETWATERVISCH NAAR FRANKRIJK. ST. DOMINICUS' 7C EEUWFEEST. „Merkwaardige felheid1'. ZIJN PLAATS ALS COMPONIST. Een voortzetter van de Fransche muzikale traditie. Nauwelijks was de kruitdamp na den oorlog van '70 vervlogen, of vele Fransche intellec- tueelen trokken naar de plaats, waar de Duit- sche muziekcultuur een laatsten triomph tege moet ging: Bayreuth! Onder hen bevonden zich twee leiders van het Fransche muzikale leven: Vincent d'Indy en Paul Dukas. De eeuwige vraag van het samengaan van woord en toon, door Richard Wagner in het muziekdrama op nieuw aan de orde gesteld, boeide hun geest zoodanig, dat zij er zich die Duitsche taal voor eigen maakten. Geen opoffering bleek hun te nauw verweven met den tekst en voorts ver meed „Claude" alle geijkte vormen. Toonde De bussy zich vóór alles omwentelaar, schepper van het ongekende, Dukas behoort eerder tot de richting der „Schola Cantorum" die, naar het voorbeeld van Franck en later van d'Indy, in de traditie aanknoopingspunten vond óm deze op eigen wijze voort te zetten. Heel bet oeuvre van Dukas bewijst zulks: van z'n Sonate tot de Symphonie, van het Poème symphonique: „L'ap- prenti sorcler" tot „Ariane et Barbe bleue wor den we getroffen door de strengheid van de vormgeving, van, zooals Debussy het zeide, de architectonische lijnen. Bezien we even nader z'n bekend „L'apprenti sorcier": het werk is als „poème symphonique" een voortzetting van een richting, die door Berlioz geschapen, in Llszt, Saint-Saëns, Franck, Rimsky-Korsakow en R. Strauss voortzetters vond. Dukas handhaafde echter zelfs in een vorm die zooveel vrijheid veroorloofde als het „Poème symphonique", een soliditeit van bouw, die hem hier den klassieken zwaar om Wagner's kunst tot op de kern^ te j vorm van ket symphonisch scherzo doet aan vaarden. Ook hier manifesteert zich dus een on- leeren kennen, en er een grond in te vinden waarop zij zelfstandig konden, voortbouwen. Want niet méér dan een schakel in den con- tinuën ontwikkelingsgang der muzikale vor men bleek hun Wagner's werk; zij schiepen, evenals Debussy, een dramatisch werk, dat even ver verwijderd is van WagneT ais „Par- eival" van een Fransch. mysteriespel! if ACQÜO MMüO POUR PIANO J.-PH. RAMEAU f.r». W»O>0 Hl* ftun Titelblad mor de variaties op een thema ■van Rameau door Paul Dukas. Zoowel dTady's „Légende de Saint-Chris- fophe" als Dukass' „Ariane et Barbe bleue" zijn wel zeer algemeen beschouwd een voort zetting te noemen van. Wagner's oeuvre, maar niet zoodanig, dat men al bisterend sterke associaties ontdekt. Eerder bezitten beide wer ken, die naast de „Pelléas et Mélisande" een eerste plaats in de dramatische muziek van Frankrijk innemen, die typische Fransche ken merken welke zoo lijnrecht staan tegenover Wagner's zinnelijke gevoelssfeer. Ariane el Barbe bleue" is hier te lande on bekend, Dukas" Symphonie eveneens, zijn pia nosonate dito, en zóó voort. Het heeft nooit tot de geaardheid van den Fianscfeman behoord zijn werk te propageeren met andere middelen dan met de waarde dóe in bet werk zelf besloten lag; het dient zich nooit luidruchtig aan maar men schept vertrouwen in die naamlooze genius, die plotseling het werk lot klank omtoovert. Een vriend, de fameuze pianist Edouand Ris- ler, bezoekt op een dag den componist Hij ont dekt dat wonderlijke werk, de Sonate voor piano, waarvan Debussy getuigde; „Dukas weet wat de muziek inhoudt; zij is niet alleen iets schitterends en klinkends dat het oor streelt of zelfs enerveert: goedkoope opvatting waar zooveel muziek gewillig wordt ondergebracht welke men verschillend meent Zij is voor hem een onuitputtelijke schat van vor men en van alle mogelijke herinneringen, die hem in staat stellen zjjn ideeën te ontplooien, naar de mate van zijn eigen beeldend vermo gen. Hij is wel zóó z'n emotie meester om geen onnoodige uithalen te gebruiken; bijgevolg permitteert hij zich nooit van die onechte door werkingen, welke dikwijls zeer mooie werken ontsieren. Men beschouwe het derde deel dezer Sonate: tusscfaen haar schiinbare schilderach tigheid door zal men een kracht ontdekken die rhythmische fantasie, met de stille zeker heid van een stalen mechaniek; regelt Dezelfde kracht leidt het laatste deel. waar de beheersch- te emotie zich in ai haar kracht manifesteert. Men zou hier zelfs kunnen gewagen van een constructieve emotie, vanwege haar aethetische overeenkomst met architectonische Ujnen. Dit lijnenspel schijnt zóó met de kleurige ruimten van lucht en hemel te vervloeien, dat het hier mede tot een volkomen harmonie wordt ver- eenigd". De pianist Risler nam het werk mee naar buis en studeerde er een jaar lang op. hetgeen. derscheid met Debussy; als deze namelijk aan het begin van z'n oeuvre ook een gedicht als aanleiding neemt, en wel het bucolisch poëem van Mallarmé „Prélude a l'après midi d'un faune", om iets in den geest van het „Poème symphonique" te ontwerpen, dan creëert hij tegelijk een volstrekt nieuwen vorm, hèm al leen eigen. Alle klassieke bouw, of traditioneeie vormgeving is hier vermeden; de lijn is er uiterst broos als het gedicht zelve en de gevoels sfeer laat zich er eerder suggereeren dan de- finieeren. Dukas' lyriek is reëeler: „Alles ju belt, zegt Jean Aubry, alles bloeit open; alles wordt bezield met een roes-verlangen zich te bewegen. Het heele werk van Dukas leeft van een eeuwigdurend verlangen naar beweging; de vreugde die hij tracht te vangen en die hij ook weet te bereiken, ziet men er in opengaan als een bloem; alles verraadt er een onlesch- baren dorst naar rhythme, die alleen vermag zich zelf te stillen. Geen enkel werk bevestigt meer dan dat van dezen componist den wellust der beweging; beweegloosheid drukt hem neer en alles komt er tegen in opstand. Bezitten an deren het geheim, zich te laten bekoren door hun mijmeringen en hun klaaglijke aanschou- wing, Dukas vindt geen voldoening in een inac tief bestaan. Welk een wonderlijk schouwspel biedt de innige verbintenis van dezen drang naar uitbundigheid met deze krachtige gebon denheid". Typisch Fransch, zou men voorts Dukas noe men: waarlijk, in heel zijn muziek leeft iets van die typisch Romaansche definitie, die kunst „de schittering van den vorm" noemde. De mu ziek van den thans ontslapen componist zal blij ven leven door de wonderlijke ordening welke haar in evenwicht houdt; door de klaarheid, de „schitterende" klaarte, luciditeit, welke haar aan eeuwige dingen verwant doet zijn. M. MONNIKENDAM. De afbraak van de j.l. Zondag gestoten „Flora." te HeemstedeDe tulpenvelden verdwijnen zienderoogcn onder het mes van de tuinlieden. N. S. B. EN HET OFFICIERS-KORPS. (Ingezonden). Bevreemdend is het in de huidige dagen van hooggeplaatste oud-officieren de propa gandistische meenitig te hooren verkondigen, dat Mussert's N.S.B. eenige redding is. En indien men den heeren dan o.m. toevoegt, dat de N.S.B. de „totaalstaat" is, dat voor Oranje hierin geen plaats is, dat de koningin dan voor den nuchteren Nèerlander een hier niet te aan vaarden gelijkgeschakelde stroopop wordt onder den N.S.B.-dictator met zijn jeugdig onbezonnen kliekje in den nieuwen machts-staat, als in Rusland en Duitschland, dan hoort men waarachtig tot repliek„Ach,' de Koningin had Neu>York's glorie wordt ver- Amerikaniseerd. De Metropolitan Opera van New York is de droom van alles, dat opera zingt. Een engage ment bij deze instelling is zelfs vooi de sterren van het Milaneesche „Scala" verleidelijk, zoowel artistiek air financieel. Dit is niet altijd zoo geweest. Ruim vijf en twintig jaar geleden was dê Metropolitan een gezellig onderonsje, waar de sterren samen met directeur, impresario, schoonmoeder of eega het tableau de la troupe opstelden en de rollen verdeelden. Iedereen hield dan zooveel mogelijk rekening met zijn eigen belangen. Het was erg knus en gemoedelijk. Maar het publiek liep niet bepaald storm. En dat was niet alleen hierom, dat men met een gerust hart-een decor van de Boheme voor Othello gebruikte en omgekeerd. Ten einde raad haalde het bestuur twee Italianen naar Amerika. De een was Arturo Toscanini, de ander Giulio Gatti-Casazza. beiden producten tfan Scala, de een musicus van kind af aan, de ander een voormalig marine-officier met artistieke neigingen. Toscanini bleef niet lang, Gatti daarentegen gaf zich geheel aan zijn taak, de reorganisatie van de Metropolitan. Met waren leeuwenmoed bond hij den strijd tegen-de oppermachtige sterren aan, vocht hij tegen een dwarskijker, die door het bestuur buiten zijn medeweten als zijn superieur was aangesteld en hij maakte van de Metropolitan, wat die nu is. Hij kwam in een totaal andere omgeving terecht. Het Amerikaansche operapubliek stelt heel andere eischen dan het Europeesche. Daar bij is het geestelijk heel anders ingesteld en verder verschilt de financieele basis van de opera belangrijk. In het zakelijke Amerika is: deze vooral zakelijk. De rijke dona'uirs. door' wie de tekorten vordem gedekt, stellen prijs op een zakelijke leiding en hebben een afkeer vmi artistieke'uitspattingeft. Het publiek wil van zijn kant een Italiaansche opera in het Italiaansch hooren, een Fransche in het Fransch enz. Het dweept met de sterren en het wil het beste van het beste. Maar het kreeg op den duur het beste van en heeft in onzen parlementairen rechts-staat ook niets in te brengen". Heeren ziet eens naar I het beste. Door jaren van voorspoed en depres- Engeland. sie loodste Gatti de Metropolitan met- groote En in hun vertroebeling vergeten die oud- bekwaamheid in het heden. In de heele goede steunpilaren van het gezag hier en in Indië jaren na den oorlog wist hij zelfs een rèserve- en ter zee hun vroeger afgelegden plechtigen fonds van een milüoen te vormen, dat intusschen eed onder het vaandel„ik zweer trouw aan sinds eenigen tijd is opgeteerd, zoodat de Me de Koningin, gehoorzaamheid aan de Wetten tropolitan evenals die andere beroemde New en onderwerping aan de Krijgstuchtzoo waar- yorksche muziekinstelling, het Philharmonisch lijk helpe mij God Almachtig". Orkest, geregeld op zwart zaad zit. Eenige jaren geleden «-iepen juist die heeren Gatti, ofschoon natuurlijk sterk voor de Ita- om „een sterken man". En thans, nu de sterke uaansche Opera geporteerd, is er /an het begin man er is, steunen ze ingevolge hun eed niet aan 0p ujt geweest, zoo internationaal moge- het gezag met hun zwaard, maar grijpen als yjjj te zijn. Hij moest concurreeren tegen een „soldat raisonneur" naar de pen. uitstekende Duitsche Opera en deze concurrentie Revolutionnaire partijen willen grijpen naar was een goede stimulans, (Van onzen Correspondent) Londen, 11 Mei 1935. Dr. Cyril Alington, het vroegere hoofd van Eton, en thans Dean van Durham, heeft een tooneelstuk geschreven over den Venerabelen Beda. Het leven in hert Engeland van twaalf eeuwen geleden wordt hierin afgeschilderd. De „Mor ning Post" verneemt, dat het stuk zal worden de H. Schrift, hetzij uit de werken der vene- rabele vaders (kerkvaders), of in overeenstem ming met hun beteekenis en uitlegging". Hierop volgde een lijst van zijn werken voor zoover dezen, op dien datum, reeds samen gesteld waren. De „kerkelijke Geschiedenis" werd geschre ven in 731, en de korte auto-biografie, welke betrekking heeft op een leven zonder uiter lijke wederwaardigheden, heeft in ieder geval het groote nut, dat zij geen twijfel laat bestaan aan de data der voornaamste gebeurtenissen, ni.: geboorte: 672-673; intrede in het klooster: 679-680; wijding tot diaken: 691-692; priester wijding: 702-703. Nog eenige data kunnen afgeleid worden uit andere werken. Zoo blijkt uit de inleiding tot zijn leven van Cuthbert, dat hij voor 721 te Lindisforne vertoefd heeft, het eiland op de Northumbrische kust (Beda zelf noemt het een opgevoerd in" de Cloister Garth (het door de I d*fr *let bij laag water met het kathe- 00fdeiland verbonden is), waar toen de bis- kloostergangen ingesloten terrem) dér kathe schops2etel Durham en waar draal, dat plaats biedt aan meer dan dmzend toeschouwers. De opvoering zal geschieden door Qok heeft m een be2Qek aan York studenten van de Universiteit van Durham, ter bracht. De overleveri vol welke hlj 6 herdenking van Beda's twaalfhonderdsten sterf- volg gevend aan een oproep van Paus Sergius, dag, die op 26 Mei valt. I naar Rome gegaan zou zijn, is niets meer dan een legende, welke door zijn auto-biografie veeleer tegengesproken dan bevestigd wordt. het gezag; de SJD.A.P. greep met misdadige hand als „vergissing" naar het gezag, doch, dit zij geconstateerd, „met open vizier". De N.SJ3. grijpt naar het gezag onder camouflage van Oranje-liefdeDit is het ergste. Zij zingt het Wilhelmus, zij zwaait met Oranjewimpels, zij brengt de Koningin den armzwaai-groet maar zij beidt haar tijd, om evenals in het buitenland, in haar machtsstaat Haar uit te schakelen. En hiervoor ageeren onbewust die openbrie- De prille Amerikaansche Opera had zijn volle belangstelling. In 1910 produceerde hij Con verse's „Pipe of Desire", een zwakke poging in de richting van de inheemsche muziek. En in de twintig jaar daarop stelde hij t' Ameri kaansche publiek in de gelegenheid, kennis te maken met vijftien Amerikaansche Opéra's en balletten. En van „Pipe of Desire" tot „Peter Ibettson" en „Emperor Jones" ligt een. merk waardige artistieke ontwikkeling, waarin Gatti een groot aandeel had. De jonge Amerikaansche imponisten kregen een kans. hun werk op- was een ven-schrijvers. Deze gezagdragers, die riepen om strenge straffen voor de opruiers van „De gevoerd en uitgevoerd te zien. Dat Zeven Proviciën", zij, die thans veilig gepen- stevige aanmoediging, ondanks 'diens sscbier grenzelooze techniek, wel I sioeneerd, aan actieve officieren trachten op te niemand zaïl verbazen die het werk eenmaal dringen noodzakelijke regeeringsmaatregeleri te - 1 saboteeren nog wel in deze moeilijke tijden, waarin alle weldenkende en evenwichtige vaderlanders van eiken rang en stand onze kordate regeering trouw moesten ondersteunen. Handelde de huidige sterke man als hun begeerde sterke man, de heertjes zouden ge zamenlijk al lang 's nachts van bed zijn gelicht en in een concentratiekamp gestopt of wel tegen den muur gezet zijn, na deze openlijke aan randing van het gezag. KOLONEL VERBERNE. *oed bezag. Want .men houdt het evenzeer voor lonspeelbaar" ais de mis van Diepenbrock b.v. voor omspeel- en onzingbaar. Aan de allergrootste uitvoerende kunstenaars gelukte het slechte een gave vertolking dit werk te geven, en namen ais Risler, Vin en Selva, hier vrijwel onbekend, roepen e schoonste herinneringen op. „Dukas, zeggen' de feitenverzamelaars, stu deerde op het Parijsche Conservatorium onder leiding van enz. Niets is weinig-zeggen dan deze mediedeeling. gegeven het feit, der dat hij bij het verlaten van dit instituut ver klaarde „van voren af aan" te kunnen begin nen. Want al leerden Guiraud en Dubois hem compositieregete die in het eerste het beste oude leerboek te vinden zijn, zij Dieven bij de doode letter stil staan. Men heeft Dukas trachten in te lijven bij het symbolisme, waarvan Debussy de muzikale pro motor was. Doch de overeenkomst is slechts op zeer uiterlijke feiten gebaseerd. Dukas zou geen artiest geweest zijn, als hij niet de beteekenis van Debussy's kunst erkend had. Zelfs een d'Indy, zoozeer aan de traditie van César Over het filmen van spraak- en ademhalings bewegingen heeft prof- dr. P. H. g. v. Gilse uit Leiden een voordracht gehouden voor de afdeeling 's-Gravenhage van de Vereeniging voor Logopaedie en Phoniatrie. Spr. zette uiteen, dat de foto's, die men tegenwoordig kan nemen, dank zij Röntgen- schermen en uiterst fijne lenzenstelsels, ver werkt worden tot film. Deelen van het lichaam, Ook het zangersmateriaal kreeg door Gatti een flinken inheemschen inslag, ofschoon uiter aard de buitenlanders toch altijd het talrijkst in aantal waren en nog zijn. Rosa Pomselle werd door hem naast Caruso gezet, tot diens groote verontwaardiging, omdat deze beginnelinge direct uit een variété-theater kwam. Lawrence Tibbett, thans als zanger in muzikale films overbekend, heeft zijn opkomst eveneens voor een belangrijk deel aan den directeur van de Metropolitan te danken. Het spreekt vanzelf, dat Gatti zich ook wel eens heeft vergist. Maar als leider toonde hij telkens weer zulke talenten, dat hert bestuur van de Metropolitan ook graag zijn eigenzinnig heid en despotisme op den koop toenam. In het seizoen 1915—1916 nam het tpgen zijn advies het Russische ballet van Serge Diagh.lei. in het programma op. Het resultaat was een deficit van 350.000 dollar en een flinke versteviging van Gatti's prestige Tal van tamelijk onbekende opera's zijn door hem met groot risico en meestal met succes opgevoerd. Russische, Spaansche, Tsjechische net zoo goed als andere vonden genade bij hem- Hij bracht Gluck naar voren, Spontini, Weber's Oberon, Lizst's Legende van de H. Elisabeth, Franck's muziek gebonden, #as een der eer- dig VTOe„eT niet op de foto zichtbaar te maken Strawlnsky's vermetele prestaties ende Duit sten die den meester van het muzikaal symbo lisme zijn hulde bracht. Dukas ging nog ver den hij laat zelfs in z'n Ariane et Barbe bleue" als een respectvol huldeblijk, één der hoofdfi guren Debussy's Pelléas bij name noemen. Waar echter Debussy In dit drama de melodie baseert op het woord, daar is Dukas' muziek hier zóó zelfstandig, dat we soms gerust het woord zou den kunnen ontberen. Nemen wij bijvoorbeeld de scène in de kamer, waar het sprookje met de edelsteenen z'n grootste betoovering krijgt: hier is de muziek in variatievorm geschreven, en het verband van het thema met de variaties is zóó hecht en zóó zuiver muzikaal uitgewerkt, dat het geen enkel bezwaar zou vormen dit ge heel b.v. als een „Poème symphonique" op te vatten, iets wat bij de Pelléas-muziek ondenk baar zou zijn. Op de eerste plaats is deze te waren, worden tegenwoordig zichtbaar ge maakt. Hij toonde dit aan de hand van films nader aan. Voortgezette onderzoekingen, zeide spr., zul len ongetwijfeld leiden tot resultaten, die van groot nut kunnen zijn niet alleen voor medici, maar zeker ook voor phonetici en leeraren. sche opera. Momenteel overweegt deze zelfs in het reportoire van de Metropolitan. T e artistieke beteekenis van de Metropolitan is niet tot New York beperkt. Behalve dat de instelling een grooten, indirecten invloed in Europa uitoefent en menige Europeesche opera van haar beste krachten berooft, vervult ze een belangrijke rol in bet muziekleven van de groote Amerikaansche steden als Chicago Baltimore, Philadelphia en Boston. Het geld gebrek houdt de Metropolitan thans dikwijl thuis Philadelphia kon haar niet meer betalen en ging zelf experimenteeren. Maar daartegen De invoer van zoetwatervisch (zalm, spiering over staat de radio, die als een ware Tedder en houting) (versch en bevroren), in Frankrijk in den nood verschenen is. Heel Amerika luis- is met ingang van het 2e kwartaal 1935 gecon- tert nu naar de uitzendingen, die door, groote tinffenteerd. Uitvoer naai dat land zonder uit- industrieele of mercantiele ondernemingen- .ter voercertificaat is niet meer toegestaan. 1 wille van dc reclame gefinancierd worden.-- - Gatti-Casazza, die zeven en twintig jaar achtereen de directie van de Metropolitan voer de, is nu heengegaan. Zijn afscheid ging ver gezeld van hooggestemde lofredenen. In de ves tibule van het gebouw staat reeds een indruk wekkend borstbeeld. En hij zelf geniet in zijn Vaderland van een welverdiende rust. De groote beurskrach van 192- heeft hem een flink per centage van zijn spaarpenningen ontnomen, maar er bleef nog genoeg over voor 'n rustigen levensavond onder de hoede van II Duce. 'Zijn heengaan is niet heelemaal vrijwillig geweest. In de laatste jaren werd zijn beleid nog al eens becritiseerd. Hij werd te ouder- wetsch genoemd en men nam hem kwalijk, dat hij niet nóg meer dan hij deed de Ameri kaansche muziek propageerde. Verdér oordeelde men, dat hij nog te veel aan het ster-principe vasthield, vergetend, in welke mate een finan cieel succes van een opera daarvan afhankelijk is. De critiek heeft zijn heengaan ongetwijfeld verhaast. Dan was er nog i :ts anders. In haai steeds nijpender nood moest de Metropolitan zich enkele jaren geleden tot de Julliiard Musical Foundation om steun wenden. Deze fundatie is een heel rijk instituut, indertijd met een kapitaal van veertien millioen door een honderd procent Amerikaan gesticht, met de opdracht, de Amerikaan-che muziek te bevor deren. Verleden jaar klopte het bestuur van de Metropolitan om anderhalve ton aan en de Foundation maakte van deze gelegenheid ge bruik. Ze zag kans, een houvast aan de altijd zoo onafhankelijke opera te krijgen en stelde voorwaarden. Een dezer voorwaarden was de benoeming van een Amerikaanschen mede directeur. Gatti ging hiermede niet accord en moest wijken voor de eischen van het moment. De Foundation had al een candidaat, die rijn op volger is geworden. Het is Herbert Witherspoon. een voormalige baszanger en operarot, vóór de Insull-catastrofe directeur van de Civic Opera te Chicago. De entree van Witherspoon beteekent de eerste stap op den weg naar een artistieke on afhankelijkheid van de Metropolitan, een zich losmaken van de Europeesche tradide. Ze zal zich onder de nieuwe leiding veel meer dan vroeger op Amerika oriënteeren. Het vermoeden ligt voor de hand, dat ze door de "'oundation zal worden benut voor hert introdüceeren van de leerlingen harer muziekschool, een instelling, die over een kapitaal van zes millioen beschikt en jaarlijks talrijke would be zangers en zange ressen aflevert, voor wie een debuut in de Metropolitan een waardig besluit van een kost bare opleiding zal weze.i, Witherspoon stelt zich overigens talrijke hervormingen voor. Hij heeft reeds het toezicht gehad op den aanleg van een moderner tooneel- installatie en een up to date belichting. En zijn opzet is, de Metropolitan volkomen te Amei ika- niseeren, voorzoover dit althans mogelijk is. Wat hert zangersmateriaal aangaat, zal men toch in belangrijke mate van Europa afhankelijk blijven. De nieuwste sensat van het oogenblik is de Zweedsche Flagstad, terwijl een Oosten- rijksche Lotte Lehmann noodig is, om bij de Wagner-opvoeringen volle zalen te trekken De nieuwe directeur is een typisch Ameri kaansche verschijning. Hij heeft het voorkomen van dep gemiddelden Amerikaaschen zakenman. Terwij] men in Gatti direct een voormaligen heldentenor zou herkennen, zit er in Withers- poons's uiterlijk niets artistieks. Dit neemt niet weg, dat hij een uitstekende artistieke carrière achter zich heeft. In de dagen, dat Gatti met de Duitsche Opera con curreerde, was hij daarvan een der kopstukken. Zijn opleiding als zanger genoot hij in Europa en hij zong in alle metropolen, intusschen voor namelijk als concertzanger. Zijn opvattingen ten aanzien van de enscenee- ring zijn modern. Dat de opera hier zooveel ten achter bleef, is volgens hem een der voor naamste oorzaken van den achteruitgang der publieke belangstelling. Wat de Metropolitan betreft, deze is naar zijn inzicht te lang een monopolie van de upper ten geweest. In het democratische Amerika wordt de opera als een aristocratische vermakelijkheid beschouwd, waar men alleen in avondkleeding kan ver schijnen. De gewone man blijft er uit. Ook dit wil Witherspoon veranderen. Hij zal de opera tot het volk brengen. Daartoe zullen in de toekomst alle opera's in tegenstelling met vr<^ ger in het Engelsch gezongen wo^d°"at de Italiaan, de Rus en de Duitscher o zanger ook moge zijn, zal zijn rol dienen te leeren.... In een ver-Amerikaanschte P die uit nationale overwegingen een^Bernhardt als leider afwees - is g*en P^ts meer voor de claque, die door Gatti nog steeds oogluikend was toegelaten. Deze claque bestaat uit een veertigtal Itali anen, die alle voorstellingen bijwonen en met overleg het publiek tot applaus verlokken. De leden van de claque zijn uitstekende muziek kenners. Hun leider verdeelt heri netjes-over de •verschillende rangen en ze zorgen, dat de bijval juist op tijd komt en langzaam maar zeker aanzwelt. Vooral in vroeger jaren achtten vele zangers en zangeressen de claque onontbeerlijk. En een enkeling heeft wei eens duizend dollars neer geteld voor een „eindelooze ovatie". Tegen woordig is vijf en twintig dollar voldoende om aan de claque een weloverwogen applaus te ontlokken. Caruso zong zelden zonder claque Het instituut is door net bestuur van de Metropolitan nooit officieel erkend en de leider. Harold Lodovichetti, die zijn functie van zijn vader erfde, kan zich tot niemand om hulp wenden. Witherspoon is tegen hem en dat beteekent het einde. In een van de allerschoonste deelen van de ka thedraal in de aan onze Lieve Vrouwe gewijde marmeren Galilee kapel, rust het gebeente van den grooten kerkhistoricus, die de laatste vonk van beschaving en geleerdheid nog gloeien liet na den val van het West-Romeinsche Rijk, in 't donkerste tijdperk van Europa's geschiedenis. Hij leefde en werkte in het klooster van Jarrow, aan de oevers van de Tyne, maar zijn stoffe lijk overschot werd bijgezet in Durham's Nor- mandische kloosterkerk, hoog boven de roman tische wear. Beda was geen zéér oud man toen hij, die bijna onmisbaar was voor den tijd waarin hij leefde, ten grave daalde. Hij was 62 jaar oud, toen hij, twee weken vóór Paschen, 735, over mand werd door den aanval van zwakte, die zoo spoedig een einde zou maken aan ïijn groot leven. Hij had zijn laatste werk: de vertaling van het Evangelie volgens den H. Johannes, onder handen. „Met de wilskracht van een stoeren werker", aldus kan men lezen in een rèlaas zjner laatste levensdagen, „én het vertrouwen van een braaf man, die niet vreest aan de hoogste Roepstem gehoor te geven, bleef hij ondanks slapelooze nachten met opgewektheid zijn leerlingen onder richten, en hij onderbrak zijn lessen slechts door met zwakke stem een dier oude liederen aan te heffen, welker inhoud een memento mori was, en de leerlingen zongen mede met tranen in hun stem. Dan werd de arbeid weder voortgezet met onverdroten ijver, want de Meester wilde het Evangelie van den H. Johannes voltooien. „Neem rust", drong men aan, maar hij ant woordde: „Neen, ik wil niet dat mijn jongens onwaarheid te lezen krijgen, of onnuttigen ar beid verrichten na mijn dood". En hij arbeidde voort. Kort voor Hemelvaartdag verergerde zijn toestand, maar dit was voor hem slechts een aansporing arbeid en onderwijs met nog grooter ijver voort te zetten. Hij zeide tot zijn leerlingenLeert zoo snel gij kunt; ik weet niet, hoe lang ik het nog zal kunnen volhouden". •Hierop volgde weer een slapelooze nacht, maar toen de dag aanbrak, riep de grijsaard zijn pupillen tot zich„Er ontbreekt nog één hoofdstuk", zei de scriba, „en het zal u zwaar vallen u nog lang hiermede af te matten" „Hét gaat gemakkelijk", antwoordde Beda, neem uw pen op en schrijf snel". En werkend en schreiend brachten de leër- lingen een nieuwen dag door. Het zou voor Beda de laatste zijn, want: „Er moet nog één zin geschreven worden, dierbare Meester", zei de knaap. „Schrijf hem snel", drong de stervende aan. En hij dicteerde. „Het werk is geëindigd", zei ten slotte de jeugdige schriba. „Zoo is hert", antwoordde de Meester, „alles is thans geëindigd". Het hoofd door zijn geliefde leerling onder steund, het gelaat gewend naar de plaats waar hij gewoon was zijn gebeden op te zenden, zong Beda plechtig het Gloria in excelsis, en nauwelijks was het „Amen" over zijn lippen gekomen of hij ontsliep zacht en kalm. Hij werd begraven in de kloosterkerk van Jarrow, maar bijna drie eeuwen later, in 1022, werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de kathedraal te Durfiam. In 1370 kreeg Beda's sarcophaag haar tegenwoordige plaats in de Galilee kapel. Het grafschrift: „Haec sunt in fossa Bedae Venerabilis ossa", werd in 1830 aangebracht, maar dagteekend volgens de over levering uit de 14de eeuw. De monnink aldus wil het de legende die het grafschrift samen stelde, slaagde er niet in 'n passend epitheton te vinden, en zou, hierover peinzend, tenslotte in slaap gevallen zijn. Bij zijn ontwaken zag hij tot zijn verbazing dat het grafschrift op wonder baarlijke wijze voltooid was met het woor „Venerabilis". Beda was een zoon van de streek, waar zijn stoffelijk overschot rust. Hij werd geboren aan de monding van de Wear, op de plaats waar thans de stad Sunder land ligt, en het grootste dee van zijn leven heeft hij doorgebracht tó Jarrow, waar hij aam het hoofd stond van met minder dan 600 stu- De a s. viering te Rome. Men meldt ons uit Rome: De orde der Dominicanen heeft In alle dee len der wereld het 7e eeuwfeest der heilig verklaring van haar Stichter gevierd. Te Rome zullen deze feesten thans, bij het einde van het centenarium, plaats hebben en wei op den 30sten en 31sten Mei, en den lsten, 2den en 3den Juni. Op den namiddag van den 30sten Mei komt uit Bologna te Rome de relikwie van het hoofd van den H. Dominicus aan. De overbrenging naar Rome zal op zeer plechtige wijze geschie den. Aan het station te Rome wordt de aankomst der relikwie afgewacht door den pater-gene raal der Dominicanen, de curie en alle oversten der Dominicanen, die zich te Rome bevinden, en in een processie met auto's door de heele stad tot naar de basiliek der Dominicanen, de Santa Maria sopra Minerva, gevoerd. Daar heeft opnieuw een plechtig „inhalen" van de relikwie plaats. In de volgende dagen heeft een plechtig tri duüm plaats, waarbij kardinaal Pacelli de slot- preek houdt. Dan trekt een grootsch opgezette processie met de Dominicus-relikwie van de Santa Maria sopra Minerva naar de andere Dominicaansche basiliek, de Santa Sabina op den Monte Aven- tino. Deze basiliek werd door den H. Dominicus gebouwd en daar bezoekt men de cel, die door hem bewoond werd, gelijk men ook den door hem in den kloostertuin geplanten citroenboom heden ten dage nog zien kan. De generaal der orde, de hoogeerwaarde pa ter Gillet, celebreert daar, op den dag van de overbrenging der relikwie, een plechtige H. Mis, waarmee het centenarium wordt besloten. denten. Omtrent den grooten geleerde, die zoowel door de Engelsche katholieken als door de Anglikanen gehuldigd wordt als de grondlegger, de „yader ei Engelsche wetenschap, is ons weinig meet met stelligheid bekend dan wat hijzelf in een korte aanteekening bij zijn „Ker- kelyke Geschiedenis" heeft medegedeeld at de Kerkelijke Geschiedenis van Brit- anmë, en in het bijzonder van het ras der engeischen aangaat, heb ik, Beda, een dienaar van God en priester van het klooster van de zalige apostelen St. Pieter en St. Paulus, dat te Wearmouth en te Jarrow (gevestigd) is, haar samengesteld met de hulp van den Heer, voor zoover ik (de gegevens) bijeen kon krijgen, het zij uit oude documenten, of uit de overlevering door de ouderen, of uit eigen kennis. Ik werd geboren op het gebied van het genoemde kloos ter, en op zevenjarigen leeftijd werd mij, door de zorg mijner verwanten, de eerwaarde Abt Benedictus (Bisschop) en later Ceolfrid, tot op voeder gegeven. Van dien tijd af heb ik heel mijn leven in dat klooster doorgebracht, al mijn zorgen wijdend aan de studie der H. Schrift; en te midden van het naleven der kloostertucht en van den dagelijkschen plicht van te zingen in de kerk, is het steeds mijn vreugde geweest te leeren of te onderrichten of te schrijven. In mijn negentiende jaar werd ik tot het diakonaat toegelaten, in mijn dertigste tot het priester schap, in beide gevallen door de handen (n.l. door handoplegging) van den hoogeerwaarden Bisschop John (van Hexham) en op verzoek van Abt Ceolfrid. Van den tijd mijner opname in het priesterschap af tot mijn (tegenwoordig) negen-en-vijftigste jaar toe, heb ik er naar gestreefd voor mijn-éigen gebruik en dat mijner broederen korte aanteekeningeit tq; maken op - .-t a 6Sg£ Mr. MARCHANT'S OVERGANG. De (A.R.) „Rotterdammer" schrijft; „Merkwaardig en frappant is die felheid, waarmee de vrijzinnige pérs het geval- Marohant beoordeelt Wij verzoeken' onzen lezers dringend er goede nota van te nemen. Hoe is de redeneering Ze luidt als volgt: Wij vrijzinnigen, hetzij wij communist, socaal- of vrijzinnig-democraat liberaal of nationaal- socialist zijn, huldigen de ware opvatting, dat iemands godsdienstige belijdenis niets te maken heeft met zijn politieke overtuiging; al die partijen gaan er trotsch op, dat zij „geloovige Christenen" ondier haar leden tellen; maar in ons land is de praktijk nu eenmaal zoo, dat de „Kerk" over de politieke aansluiting beslist en déirom had Minister Marchant onmiddellijk na zijn overgang tot de R, K. Kerk daaruit de politieke consekwenties moeten trekken. De liberale pers, afgedacht van het mis bruik, dat zij van de „Kerk maakt, aanvaardt dus met beide handen de Kuyperiaansche antithese. De roode pers voelt,, dat een betoog, leidend naar zoodanige conclusie, rammelt; maar omdat zij wel de conclusie wil (natuur lijk, er 13 P^itieke munt uit te slaan tegen het kabinet!) verwringt zij het betoog eenigszins. pe argumentatie luidit nu, datminister Marchant eigenlijk als man van rechts het ondierwijs mishandelde. Praktisch gesproken, te dit dwaasheid. De minister hield zich aan de wet en spaarde het bijzonder onderwijs niet. Maar principieel veroordeelt men zich zelf door de opmerking, dat men dacht te doen te hebben met een „vrijzinnig" minister en nu bleek hij een „kerkelijk" man te zijn. Dat is de groote teleurstelling, welke spijtig maakt Dat is het bewijs, dat men de antithese welke men zegt te verwerpen, aanvaardt, zoo dra men politieke 'schade vreest. Wat zich rond liet geval-Marohant afspeelt is nog leerzamer dan het feit zelf". Mr. J. van Schevichaven fdie als „Ivans" groote. bekendheid genoot door zijn tal rijke detective-verhalen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1935 | | pagina 2