NAAR KOLPING'S GRAF. I UIT HET RIJK VAN DEN „KONING DER KONINGEN". hoe Ethiopië wordt bestuurd. mm WOENSDAG 17 JULI 1935 NEDERLAND'S EERSTE NAT. BEDEVAART. Geestdriftige ontvangst van de zonen uit Holland. TROUW AAN KOLPING'S GEEST. t sa® STEUN AAN AARDBEIEN- TEELT. Een cent per K.g. voor de veilingen Beverwijk, Castricum, Heilo en Alkmaar. ERNSTIGE BRAND TE STOMPWIJK. ERNSTIGE BRAND TE EMST. DE LONDENSCHE BOUW- VERORDENINGEN. Zal hooger gebouwd mogen worden Een stad, die in de hoogte groeit. ENKELE BIJZONDERHEDEN OVER DE KEIZERLIJKE FAMILIE. De hertog van Harrar het troetel kind van den Negus. DE TYPHUSGEVALLEN TE ROME. DE ILLEGALE NAZI-ACTIE IN OOSTENRIJK. «$rai|S Voor een aan St. Joseph toegewijd zij-altaar in de oude Minoriten-Kirche te Keulen ligt een eenvoudige, zwart marmeren zerk. Even eenvoudig, maar ook veelzeggend is het op schrift: „Hier rust Adolf KolpingHij vraagt U om den aalmoes van uw gebed". In den loop der jaren zal menig gezel, zal menig priester, die op het voorbeeld van Kol ping zich aan het gezellen-werk had gewijd, in stilte hebben neergeknield om te voldoen aan het verlangen van hun vader. Dankbaar als zij waren voor de stichting, welke Adolf Kolping in het leven heeft geroepen en hun zooveel zegen bracht. Veelvuldiger dan ooit knielt men de laatste jaren bij dit graf neder. Nu niet om voor de zielerust van den Gezellen-Vader te bidden, doch om voor zich de voorspraak in te roepen van dezen vader en een gebed te storten voor deze bijzondere intentie: dat het Gode behage moge hun vader tot de eere der altaren te ver heffen. Het is ontroerend mooi en treffend wat zich daar rondom de zwarte zerk van Adolf Kol ping afspeelt en waarvan de vele groote lau werkransen een welsprekend getuigenis af leggen. Op de breede linten kan men lezen, hoe uit alle Duitsche gouwen, waar het Kol- plngswerk is doorgedrongen, hier op dit graf de Kolpingszonen hebben neergeknield. Sinds Zaterdagavond ligt daar nu ook de krans van het Nederlandsche Kolpingsgezin, daar plechtig heengebracht in een indrukwek- kenden stoet van meer dan vyf honderd Hol- landsche gezellen op hun eerste nationale beêvaart naar het graf van Adolf Kolping. Generaal-praeses Mgr. Theodor Hürth. -02 t Vele prachtige momenten, laten we liever zeggen hoogtepunten heeft deze zoo massale bedevaartstocht uit Nederland gehad. Reeds s Zaterdagmorgen vroeg vertrokken uit ver schillende plaatsen de autobussen met de deel nemers en spoedden zich alle naar het Vree burg in de oude Bisschopsstad, vanwaar men gezamenlijk de verdere reis zou afleggen. Niet minder dan zestien groote touringcars reden hier kort na elkaar binnen en formeer den zich dan tot een karavaan, welke door zyn lengte niet ten onrechte al dadelijk de ver wondering wekte van de Utrechtenaren. In opgewekte stemming vroolijkheid is im mers een van Kolpings leuzen aanvaardde men dan van hieruit den tocht naar het verre Keulen. Tot aan Nijmegen had de reis een vrjj snel verloop. Het oversteken van de Waal met een zoo groot aantal autocars tegelijk ging ech ter niet zoo gemakkelijk. Drie ponten waren er noodig, vóór de geheele karavaan den over kant had bereikt. In het Nijmeegsche Gezel len-huis werd de koffie gebruikt, hetgeen na tuurlijk bij zoo'n groot gezelschap even opont houd gaf. Bij de grens herhaalde zich dat, zoo dat al spoedig bleek, dat men zeker eenige uren later in Keulen zou aankomen, dan het reisprogramma in het vooruitzicht stelde. ~n Nijmegen sloot zich nog een bus met Nijmeeg sche gezellen aan. Op het traject van de grens naar Keulen werd gestopt in Dtlsseldorf om in de gezellen- huizen aldaar Düsseldorf heeft er meer dere het middagmaal te gebruiken. Hier kregen de Hollandsche gezellen voor het eerst de gelegenheid om kennis te maken met het karakter en de organisatie van de Duitsche Kolpingshuizen. Het was al vrij laat in den namiddag toen de stoet nich weer in beweging zette, nu recht op het doel van de reis af. 't Was ongeveer half acht, dus ongeveer twaalf uur nadat de bussen van de eindpunten in Holland vertrok ken waren, toen men eensklaps de twee torens van den dom van Keulen boven het landschap zag oprijzen, 'n Immer imposant schouwspel, dat vooral de eerste maal op den reiziger een diepen Indruk maakt, 't Was dan ook of deze groet van de machtige Keulsche kathedraal het teeken was om in ingetogenheid en waar digheid de stad van Adolf Kolping, het hei lige Keulen binnen te trekken. Onder geleide van den Reichs-senior August Winkeler, die reeds by de grens de Hollandsche gasten had verwelkomd en vandaar de reis had meege maakt. Begroeting namens den Burge. meester van Keulen. Nadat de autobussen waren gestationneerd op het groote parkeerplein ten Zuiden van een der Rijnbruggen stelden de Nederlanders zich hier op in een langen stoet en met ont plooide Kolpingsvlaggen werd gemarcheerd naar de binnenhof van het Schnütgen-Mu- seum, waanvan de directeur Prof. dr. Witte namens den „Oberbürgermeister" Dr. Riesen en het gemeentebestuur van Keulen de Hol landsche gasten op een zeer hartelijke en spontane wijze een welkom toeriep. Hij wees daarbij op de vele banden, welke Holland en Duitschland en vooral den Nederrijn zoo hecht aaneen hebben verbonden door banden van bloed en cultuur. Hier in de schaduw van den Keulschen dom wilde de stad Keulen de Hollandsche gasten ook bijzonder groeten als bedevaartgangers naar het graf van Adolf Kolping. Keulen is trotsch op dezen-grooten burger, een man van de christelijke liefde die met zijn Christen dom onvoorwaardelijk ernst maakte. Ter eere van de Hollandsche gasten, had het stadsbe stuur van Keulen eigener beweging het be sluit genomen den dom en de Rijnoevers te verlichten. Met luiden bijval werden deze woorden ont vangen door de Hollandsche gezellen, die zich rond hun Centraal-president Van der Ven en tientallen presidenten en vice-presidenten, in een wijden kring met hun banieren en vlag gen hadden opgesteld. Als vertegenwoordiger van den General- Praeses werden zy vervolgens toegesproken door den nieuwen General-Sekretar Albert Btlttner. Een jeugdige frissche verschoning deze priester, die zich hier deed kennen als een geboren redenaar en al dadelijk aller har ten gewonnen had. Hij zeide bijzonder ver heugd te zjjn in de eerste dagen van zijn werk zaamheid bij het Kolpingswerk de Holland sche zonen, ouderen en jongeren in zoo groo- ten getale, van de groote Kolpingsfamilie in de stad van Kolping te mogen verwelkomen. De Nederlandsche Centraal-President Van der Ven spTak een slotwoord, waarin hij groo- ten dank betuigde aan de autoriteiten van de stad Keulen voor de zoo eervolle ontvangst en aan den vertegenwoordiger van den Gene- raal-Praeses. Een driewerf „Hiep, hiep, hoera!" van de Hollanders werd beantwoord met een „Heil" van de Duitsche vertegenwoordigers op de Staatshoofden van Nederland en Duitschland. Onder den indruk van deze eerste offi- cieele begroeting, maar niet minder van het imposant panorama van Keulen in de belich ting van een ondergaanden zon, welke over den breeden Rijnstroom een purperen avond gloed legde, werd dan over de Hohenzollern- Brücke de stad ingetrokken naar het Kol- pingshuis in de Breitestrasse, waar het avond eten voor de gasten reeds lang gereed stond. Bijeenkomst in de Minoriten-kerche Een van de meest treffende momenten van deze beêvaart was ongetwijfeld wel de tocht, welke de Nederlandsche Kolpingszonen dien avond vanuit het Kolpingshuis naar de Minoriten-Kirche hebben gemaakt. Zij geno ten hierbfl zelfs een vrijheid, welke den Duit- schen broeders niet is toegestaan. Onder ge leide van een Wachtmeister en eenige leden der Keulsche Polizei werd een groote stoet geformeerd. Aan het hoofd hiervan ging de General-Sekret&r Büttner met de leden van 't bestuur. Daarachter volgden eenige leden van de Nederlandsche Kolpings Lijfwacht in paars-zwarte uniform met gele das, die met slaande trommels en pittige pijpersmuziek den kop vormden van den langen stoet, waar in de meegebrachte banieren en nationale en Kolpingsvlaggen werden meegevoerd. Zoo trok men in den laten Zaterdagavond door de smalle straten van het oude Dom Kwartier naar de Minoriten-Kirche, alwaar met een plechtig lof de in Holland begonnen noveen voor Kolping's beatificatie zou worden beslo ten. Op het presbyterium stelden zich aan weerszijden de vlaggen en vaandels op, ter wijl daar nu ook, behalve de standaard van het Nederlandsche Centraal Verband ook de „Banner des General-Prasidiums des Kol- pingswerkers der Welt" stond opgesteld. Tijdens dit lof hield Centraal-President Van der Ven de slotpredikatie van de noveen, welke bekroond werd met de plechtige neder- legging van de lauwerkrans met de Holland sche kleuren op het graf van Kolping. Waar op allen geknield het gebed baden voor de Zaligverklaring van hun Vader. O p het voorplein van de kerk, waar zich het bekende Kolpingsdenkmaal bevindt, ver- eenigde de Centraal Praeses zijn Hollandsche Kolpingszonen rond zich om op even korte als geestdriftige wijze het „Trouw aan Kol ping" te vernieuwen. Zondagmorgen reeds vroeg waren de bede vaartgangers in de Minoriten-Kirche terug voor de plechtige H. Mis, welke werd opge dragen door President Simons. Na algemeene H. Communie en dankzegging, volgde een ge meenschappelijk ontbijt in het Kolpingshuis, zooals wij dat ook in onze Hollandsche ver- eenigingen gewoon zijn. Kolpingshulde in de Festsaal. Te ongeveer tien uur was de Festsaal van het Kolpingshuis in de Breitestrasse weer volgestroomd voor de grootsche Kolpingshul de. Op het podium hadden o.a. plaats geno men de General-Praeses Mgr. Th. Hürth, de General-Sekret&r Büttner, de Nederlandsche Centraal-President Van der Ven en de aanwe zige leden van den Centralen Raad. Een dich te haag van de oranje-zwarte Kolpingsvlag gen vormde den achtergrond van het podium. Mgr. Hürth heeft in deze bijeenkomst de Hollandsche zonen van de groote Kolpingsfa milie welkom geheeten. Het was niet de eer ste maal, dat hij dit kon doen. Reeds in Am sterdam, Den Haag en Rotterdam had hij dit genoegen gesmaakt. Doch hier stond hij op de plaats, waar Kolping zelf gestaan, zelf gesproken heeft. Kolpingszonen van Holland, zoo sprak hier o.m. de algemeene Gezellenvader, u kunt zelf niet begrijpen van welk een beteekenis voor het Kolpingswerk u wdaad is om hier naar 't Kolpingsgraf een beêvaart te ondernemen. Ik dank u daarvoor namens het Kolpingswerk van de geheele wereld. Wij zijn één groote fa milie en begroeten hier elkaar als broeders van één Vader. Dat moeten wij altijd vast houden. Blijft ook in Holland echte Kolpings zonen door te blijven zooals Kolping u ge maakt heeft. „Trouw aan Kolping" is niet alleen een groet, maar een belofte. En in dien zin zeg ik ook: Trouw aan Kolping. Met daverenden bijval werden deze woor den van Kolpings opvolger ontvangen, waarna Centraal President Van der Ven de albums aanbood met de 22.000 handteekeningen door Het Kolpings-gedenkteeken te Keulen. de gezellen in Holland verzameld voor de on dersteuning van het proces van de beatifi catie van Kolping. Moge spoedig het oogen- blik aanbreken, waarop wij bidden kunnen: „Zalige Adolf Kolping, bid voor ons" was daarbij zijn hartewensch, waarmede de volle zaal zich stormachtig vereenigde. In aansluiting hierop kregen we een fijn gedachte en inhoud-rijke rede van den beken den Kolping-kenner, Prof. Dr. Th. Brauer, die in het Nederlandsch werd uitgesproken. Hij schetste Kolping als den man van onbe perkt Godsvertrouwen en als den wegberei der van alles, wat het volk gezond houdt. Hij was een leeraar voor de ontredderde geesten ook in onzen tijd en Zijn geest en Zijn werk zijn een houvast voor ons in dit korte aard- sche leven om onze eeuwige bestemming ie bereiken. Tenslotte wekte hij zijn gehoor op om als de naaste wachters van Kolpings graf. Zonen van Nederland en Duitschland, de rtjke erfenis van Kolping onbesmet en ongeschon den te bewaren. Na een veelzeggend dankwoord van den Centraal President, dat de verzekering inhield in alles trouw te blijven aan Kolping" werd de geestdriftige bijeenkomst besloten mét het zingen van het „Vader Kolping, hij leve hoog!" Slechts korten tijd later zijn de bedevaart gangers in Keulen opgebroken om den lan gen tocht terug te ondernemen. Luide toege juicht door de Duitsche Kolpingszonen en de bevolking van Keulen trok de lange stoet de stad uit, vroolijk zingend en wuivend. Op den terugtocht werd Kevelaer aange daan, waar men in het Kolpingshuis aldaar het avondeten gebruikte en tegelijk de onge zochte gelegenheid had om de Mariaansche devotie der Duitsche Katholieken mede te ma ken. Er was dien dag juist een groote pro cessie uit Oberhausen, welke met alle eer biedwaardige tradities door de straten van de oude bedevaartplaats trok. Het was wel een zeer vermoeiende reis, maar wel niemand van de ongeveer vijf honderd vijftig deelnemers zal er zich een oogenblik om beklaagd hebben. Daarvoor heeft de beêvaarttocht naar Kol pings graf te veel schoons voor geest en hart geboden, te veel bezieling en geestdrift ge wekt, te veel vriendschap en saamhoorigheid en ook te veel vertrouwen in het Kolpings werk voor de toekomst, hier in Nederland en ook ginds over de grenzen. W. H. De minister van Economische Zaken heeft bepaald, dat steun wordt verleend aan hen, die als teler van gewassen van den tuinbouw in het jaar 1934 waren aangesloten bij de Stichting Ned. Groenten- en Fruitcentrale te 's-Gravenhage, en hun aardbeien over de vei lingen te Beverwijk, Castricum, Heilo en Alkmaar hebben geveild in het tijdvak 25 Juni 1934—22 Juli 1934. De steun is bepaald op 1 cent per kilogram tot een totaal bedrag van ten hoogste 26000. Café annex woonhuis, veestalling en hooiberg afgebrand. Gisterenmiddag brak brand uit in de hooi berg van den heer G. van der Sande aan den Veenweg onder de gemeente Stompwijk na- b(j Nootdorp. De brand sloeg over op de veestalling van den heer Van der Sande en daarna op het daarnaast gelegen café en woonhuis van den heer Haket. De hooiberg, veestalling, café en woonhuis brandden tot den grond toe af. Niets kon gered worden. Het woonhuis van den heer Van der Sande kreeg brand- en waterschade. De brandweer van Stompwijk arriveerde pas een uur na het uitbreken van den brand. Hoewel de brandweer van de gemeente Nootdorp klaar stond om uit te rukken en hulp te verleenen en zelfs hulp heeft aan geboden, heeft men haar hulp niet noodig geoordeeld. De oorzaak van den brand is onbekend. De schade wordt door verzekering gedekt. In afwachting van de brandweer van Stomp wijk hebben tuinders met hun tuinslangen Water gegeven, waardoor zij erin slaagden de belendende perceelen voor het vuur te vrijwaren. (Van onzen correspondent). Het graf van Adolf Kolping. Schuren, woonhuis en garage een prooi der vlammen. Gistermorgen is door onbekende oorzaak brand ontstaan in de schuur, gelegen naast en toebehoorende aan de expeditie-onderne ming van H. Boeve, aan den Oranjeweg te Ernst (gemeente Epe). Het vuur breidde zich snel uit en weldra stonden zoowel de garage als het woonhuis in vlammen. Hoewel de brand spoedig 'n grooten omvang had, slaag de men erin twee groote auto's welke in de garage stonden, tijdig naar buiten te bren gen .De brandweer uit Epe had zeer moei lijk werk. Het bluschwater moest van een afstand van 500 meter worden gehaald. Een schuur, eigendom van den heer Topfer, werd eveneens door brand vernield. De scha de wordt door verzekering gedekt. Londen, 12 Juli 1935. Meer dan drie jaren geleden in Januari 1932 kwam een rapport uit van een com missie, welke benoemd was door de London county council om verslag uit te brengen over voorstellen tot wijziging van de wet betref fende het bouwen. De voornaamste conclusie van het rapport luidde, dat de maximum-hoog te aanmerkelijk moest worden opgevoerd, en wel tot 120 voet, en onder bijzondere omstan digheden tot 150 voet. Het maximum bedroeg 80 voet, afgezien van 2 dakverdiepingen die evenwel niet bewoond of als werkplaatsen ge bruikt mochten worden. Er bestonden toen te Londen reeds eenige gebouwen van 150 voet en hooger; het in aan bouw zijnde shell Mex-huis aan de Embank ment, op de plaats waar het vroeger zoo be faamde hotel Cecil gestaan had zou, met inbe grip van zijn klokketoren, zelfs 200 voet hoog worden, terwijl de 60 jaar geleden opgerichte Queen Anne's mansions in Westminster het met twaalf verdiepingen tot 168 voet gebracht had. Er bestond toen evenwel nog geen wet, waardoor de hoogte beperkt werd; deze werd eerst in 1894 uitgevaardigd, en men beweert dat Queen Anne's mansions hiertoe de onmid dellijke aanleiding waren. Zij vormen ongetwij feld een buitengewoon leelljk gebouw, maar dat zij, opgericht in een tijd waarin van stalen geraamten voor hooge huizen nog geen sprake was, in ieder ander opzicht aan zeer hooge eischen voldoen, blijkt hieruit dat zij nog steeds in al haar leeltjkheld en soliditeit boven de omringende gebouwen uitsteken. Toen ruim drie jaren geleden het rapport uitgebracht werd, was Londen eigenlijk nog steeds onderworpen aan de wet van 1894, welke de maximum hoogte tot 80 voet be perkte. Formeel vigeerde, wel-is-waar, de Lon don Building Act van 1930, maar deze was niets anders dan 'n bevestiging van oudere verordeningen en wetten in het bijzonder van die van 1894. Het hedendaagsche Londen moest zich dus ontwikkelen onder voorschriften uit de periode van Koningin Victoria, toen de con structie-methodes van onzen tijd nog onbekend waren. Zelfs in het rapport van 1932, waarin betrekkelijk geringe concessies gedaan wer den, werd nog het voorbehoud gemaakt, dat niet hooger gebouwd zou mogen worden alvo rens ook de brandweer zich hierbij zou heb ben aangepast. Sinds in 1931 besloten werd tot instelling van een London county council commissie, welke een jaar later haar „adviseerend rap port" uitbracht, zijn niet minder dan duizend wijzigingen op de wet van 1930 overwogen, en het aantal door de commissie voorgestelde amendementen is zoo groot, dat waarschijn lijk een geheel nieuw wetsontwerp bij het par lement aanhangig gemaakt zal worden. Door dit wetsontwerp zal, naar men ver wacht, eindelijk afgedaan worden met alle verouderde denkbeelden betreffende de hoogte van gebouwen. Zoo er al ooit sprake zal zijn van Amerikaansche wolkenkrabbers waarte gen, volgens vele deskundigen, de bodemge steldheid en de Noordelijke ligging van Lon den zich verzetten, de tegenwoordige maxi mumhoogte van 100 voet (met inbegrip van twee dakverdiepingen) zal toch onder zekere voorwaarden tot 180 voet (54 meter) opge voerd worden, terwijl een officieel maximum waarschijnlijk in het geheel niet zal worden vastgesteld, althans niet in absoluten zin. De voornaamste voorstellen der commissie zijn de volgenden: 1. de maximumhoogte van gebouwen zal tweemaal den afstand bedragen van den voor gevel tot den overkant der straat, of 100 voet, indien deze afstand meer dan 50 voet be draagt; 2o. een onbeperkt aantal verdiepingen zal boven deze maximumhoogte kunnen worden opgericht, onder voorwaarde dat zij insprin gend gebouwd worden met een hoek van 62% graden; 3o. torens en andere voor versiering, doch niet voor bewoning dienende constructies bo ven 't dak zullen niet in de maximumhoogte in begrepen zijn; 4o. de platforms voor de inspringende verdie pingen zullen met de waterleiding in verbin ding moeten staan opdat zij voor brandbe strijding gebruikt kunnen worden; 5o. diepe „basements" (ondergrondsche ver diepingen) zullen zooveel mogelijk geweerd worden. Voor het eerst sinds de periode van konin gin Victoria zijn dus voorstellen aanhangig, waardoor op drastische wijze een eind ge maakt kan worden aan beperkingen, welke door den technischen stand van zaken reeds lang niet meer gerechtvaardigd worden. Ik wil hieraan nog eenige aanteekeningen toevoegen, voornamelijk aan de hand van be schouwingen door deskundige medewerkers van Engelsche bladen geleverd. Dat de onderlaag van den Londenschen bo dem de hoogte van gebouwen uiteraard zeer beperken zal, wordt door vele beoordeelaars in twijfel getrokken. Sommigen hunner beschou wen Londens „blauwe klei" zelfs als bijzonder hechte onderlaag. New York heeft een rots bodem, maar hetzelfde kan toch zeker niet gezegd worden van alle steden in Amerika en Canada, waar zich huizen van twintig en meer verdiepingen verheffen. Zelfs Amsterdam, met zjjn voor zware bouwwerken spreekwoordelijk ongunstigen bodem, heeft een huis van 12, en Antwerpen een van 24 verdiepingen. In Londen zelf heeft de St. Faulskathedraal, het hoogste compacte bouwwerk der stad, in de eeuwen van haar bestaan nooit eenig tee ken van verzakking vertoont; de zeer zware Nelson-zuil op Trafalgarsquare is kaarsrecht biyven staan, en de toren der katholieke West minster kathedraal, de hoogste van Londen, ofschoon van te jongen datum om als overtui gend bewijsstuk te kunnen worden aangehaald, getuigt toch, dat men in den aanvang dezer eeuw hooge eischen aan Londens ondergrond durfde stellen. ZIJ, die zich op deze bouwwerken beroepen zien blijkbaar over het hoofd, dat kerktorens en kerken een min of i#eer ledige ruimte vor men, en dus veel minder wegen dan in ver diepingen en kamers verdeelde gebouwen van denzelfden omvang. De maximum-hoogte van een gebouw zal, op den grondslag van de voorstellen der com missie, afhangen van de grootte van het Wanneer men den „Almanach de Gotha" openslaat bij het chapiter Ethiopië, vindt men daar een aantal gegevens, die in verband met de spannende gebeurtenissen welke zich thans rond dit land afspelen, een uitermate actueele beteekenis hebben. Het ljjkt ons daarom wel de moeite waard, deze bizonderheden, aange vuld met enkele gegevens die we aan een Italiaansch blad ontleenen, in een kort artikel samen te vatten. Het land, dat wjj door elkaar met de namen Abessynië en Ethiopië betitelen, draagt offi cieel den schoonen naam van Yeithiopia (naar het Grieksche woord Aithiopia) Negisa Negist Mangist hetgeen zooveel moet beteekenen als: Ethiopië, rijk van den koning der koningen. Verder wordt het ook nog in het Amharisch, de taal van de staatsambtenaren en rechters, Beher Agazi genoemd, d.w.z. Land der Onaf- hankeljjken. Het beslaat een oppervlakte van ruim een millioen vierkante kilometer (waarvan er 435 reeds jaren door Italië worden betwist) en heeft een bevolking van ruim twaalf millioen zielen, die tot verschillende rassen behooren, n.l. de Amhara, Galla, Sidamo, Somali, Dana- kil en negers. Met uitzondering van de drie millioen Mo- hamedanen in Harrar, de Samhara en het land van Adal en de drie en een half millioen hei denen (voornamelijk Galla) belijden de Erhio- piers, zooals by een vorige gelegenheid werd opgemerkt, den orthodox-Koptischen gods dienst. Daartusschen verspreid vindt men dan nog ongeveer vijftig duizend Joden, veertig duizend Roomsch-Katholieken en vijf duizend geunieerden. De taal van de staatsambtenaren en rech ters is, zooals hierboven gezegd, het A.nha- rische, een Semietlsche taal, en die der kerken het z.g. Geez of Ethiopië. Volgens de constitutie (Hegge Mengest) die den 16cn Juni 1931 werd ingevoerd, is de kei zer (Negusa Negist: koning der koningen, of Djanhoi, hétgeen zooveel beteekent als opper hoofd) absolute heerscher over het land. Hij is aan niemand verantwoording verschuldigd en in alle opzichten onschendbaar. Hy roept het parlement byeen en heeft het recht, de Kamer van Afgevaardigden te ontbinden, ver der heeft hij alleen de bevoegdheid om even tueel den oorlog te verklaren en verdragen met buitenlandsche mogendheden te sluiten. Iedere wet, die wordt uitgevaardigd, moet, zooals vanzelf spreekt, door den Negus worden gesanctionneerd. Z(jne Majesteit heeft bovendien het opper commando over het leger, dat in normalen tjjd bestaat uit ongeveer honderd duizend man maar dat in oorlogstijd kan worden uitgebreid tot vier honderd duizend (niet dus tot een millioen, zooals den laatsten tijd wel eer.s be weerd is). De volksvertegenwoordiging bestaat uit twee kamers, die mogen beraadslagen over de wetten, die haar worden voorgelegd, maar die verder feitelijk niets hebben in te brengen. De senaat (Jeheggue Heussegna Meker Biet) bestaat uit zes en vijftig leden, die door den keizer zelf benoemd worden uit de hooge dignitarissen des lands (Makonnen). De zes en vjjftig leden van de kamer (Jeheg gue Menrija Meker Biet) worden gekozen door de Makonnen en door de plaatselijke chefs (Sjoe Roetsj) voor zoover tenminste het alge meen kiesrecht niet wordt toegepast. De ministers, die alleen tegenover den Negus verantwoordelijk zjjn, worden alleen door hem benoemd en eventueel door hem uit hun ambt ontzet. Natuurljjk heeft Ethiopië als ieder recht geaard land ook een wapen. Het stelt een ge- kroonden leeuw voor, die met zijn rechter klauw een gouden scepter omklemt, die uit loopt in een kruis, dat versierd i3 met twee linten in de nationale kleuren. Daaronder staan de woorden: „De Leeuw van den stam van Juda overwint". Volgens de traditie is namelijk de stamvader van de erfelijke dynastie, die met twee interval len (een van de tiende tot de dertiende eeuw, cn een andere onderbreking gedurende de negen tiende eeuw) over Ethiopië regeerde, niemand minder dan Menelik I, zoon van koning Salo mon n van de koningin van Saba. Deze Saio- monische dynastie kreeg weder de heerschappij over geheel Ethiopië, toen de Negassi-zijtek van de koningen van Sjoa op den troon kwam. Krachtens de constitutie van 1931 is de troonopvolging thans uitdrukkelijk voorbehou den aan de nakomelingen van den tegonwoor- digen keizer, Tafari Makonnen, die den 27sten Juli 1891 in Harrar werd geboren uit het hu welijk van den toenmaligen vice-koning, Ras (prins) Makonnen en prinses Wizero Jetsjem- mabet. Reeds in 1911, op twintigjarigen leeftyd dus, trad Tafari in het huweiyksbootje met Hare Koninklijke Hoogheid Wizero Menen, wier moeder een eigen zuster is van den voorma- ligen keizer van Ethiopië, Lith Jassoe, die in 1910 zijn grootvader Menelik II opvolgde. Deze Lith Jassoe werd, zooals we eenige weken geleden reeds schreven, in 1916 door den tegenwoordigen Negus onttroond en opge sloten in een vesting, ver van Addis Abeba, waar hij, naar de Fransche schrijver Henry de Montfreid beweert, ongeveer een half jaar geleden plotseling zou zijn overleden. Op denzelfden dag, dat Lith Jassoe werd onttroond, den 27sten September 1916, werd Tafari geproclameerd tot troonopvolger met den titel van Ras (prins) en Enderasse (re gent). Eerst den 7en October 1928 echter verd hij tot koning (Negus) van Ethiopië gekroond en den 2en November 1930 tot keizer (Negus Negest) onder den naam van „Haile Selassie I" Over het particuliere leven van keizer Se lassie is weinig bekend. Zyne Majesteit heeft drie zoons en twee dochters. De kroonprins, Asfavu Quossen, zijn tweede kind, die gouverneur is van de uitermate be langrijke provincie Oeollo, is negentien jaar oud. Ondanks zijn jeugdigen leeftyd heeft de kroonprins zich reeds groote verdiensten voor zyn land verworven. De bewoners van de door hem geregeerde provincie worden als de beste onderdanen van den keizer beschouwd. Wanneer de gouverneur hen onder de wapenen roept, komen ze ter stond uit alle hoeken en gaten naar de hoofd stad Dessie, zooals ook bij de jongste mobi lisatie weder duidelijk gebleken is. Naar de Italiaansche Abessynië-kenner, Ar- naldo Cipolla, beweert, zou de kroonprins zijn onderdanen reeds voorzien hebben van onge veer zestig duizend geweren en boveryjien b(j Boroemieda levensmidelen- en munitiemaga zijnen hebben gesticht, die de belangrijkste zijn na 'die vkn Harrar'en Addis Abeba. "Het staat reeds nu wel vast, dat, indien het inderdaad tot een oorlog tusschen Italië en Ethiopië zou komen, kroonprins Asfavu een van de gevaar lijkste tegenstanders der Italianen zal worden. Het troetelkind van den Negus, de hertog van Harrar, heeft den aanvalligen leeftyd van nauweiyks dertien jaren. Hij heerscht over bet vruchtbaarste gebied van Ethiopië, waar te vens de wieg stond van de tegenwoordige dynastie. Wegens zjjn jeugdigen leeftijd kan de hertog van Harrar persoonlijk natuuriyk nog niet regeeren, hy doet dit daarom door middel van een zekeren Nasibo, een feilen na tionalist en de rechterhand van den Negus. Behalve de bovengenoemde prinsen en twee dochters, waarvan de oudste, prinses A sta Tannagne in 1928 te Addis Abeba in het ouwe lijk trad, met Ras Desta-Damptoe, gouverneur van Sidamo en Borana, heeft de keizer nog een vierjarig zoontje, Sahle Selassie, die uiter aard nog geen officieele functie vervult maar voor wien toch, naar de Abessyniërs beweren, evenals voor zijn oudere broers een groute toe komst is weggelegd. grondvlak. De boven 100 voet gebouwde ver diepingen immers zullen moeten terugwyken met een hoek van 62% graad, zoodat op een ondiep gebouw slechts zeer weinig van zulke extra-étages aangebracht kunnen worden. Springen de verdiepingen terug tot op onge veer de halve diepte van het dak, en bedraagt de gemiddelde hoogte der verdiepingen 4 me ter, dan zouden op een 40 meter- diep dak toch niet meer dan vier extra-verdiepingen ge bouwd kunnen worden, zoodat er praktisch een maximum hoogte van ongeveer vijftien étages ontstaan zou. Dit is voor de eischen die Londen stelt, waarschgniyk ruimschoots vol doende. De voordeelen van hoogeren bouw zijn tal- rijk, ofschoon zy overdreven worden door die genen die meenen dat Londen met wolken- krabberige huizen een schooner en indrukwek kender aanblik zou bieden dan thans. Hoogere gebouwen zullen den exploitanten meer winst opleveren; de mogelykheid bestaat dus dat onder de nieuwe verordeningen de be- dryvigheid in dit vak aanmerkelyk zal toene men. Wij gelooven evenwel dat vele beoor deelaars hiervan al te veel verwachten, aan gezien ook onder de oude verordeningen de bouwbedryvigheid de laatste jaren zeer groot geweest is, terwyi daarentegen, na de kleine concessies in 1932 gedaan, byna geen aanvra gen zijn ingekomen om vergunning tot het verhoogen van bestaande gebouwen. Een veel grooter en algemeener voordeel dat aan de nieuwe voorstellen verbonden is, be staat hierin dat het de verbreeding van smal le straten in de hand werkt. Tot nu toe zyn de overheden slechts in enkele 'gevallen (zooals aan het Strand) er toe overgaan bouwers van nieuwe huizen te verplichten eenige meters naar achteren te bouwen, ten einde aldus een geleidelijke verbreeding der straat te verkry- gen. Het verlies aan terrein immers zou vele bouwers afgeschrikt hebben. Onder de nieu we verordening zullen zy wat zij aldus verlie zen, vergoed krijgen in den vorm van één of meer extra verdiepingen. Bouwen zy twee meters achter den ouden rooiiyn, dan is de af stand, welke den voorgevel van den overkant der straat scheidt, ook twee meter langer, zoo dat vier meter hooger gebouwd zal kunnen worden. Het voornaamste nut van hoogere gebouwen zal evenwel hierin gelegen zijn dat de al te j snelle uitbreiding der stad naar buiten toe erdoor zal worden vertraagd. Londen is reeds veel te uitgestrekt, en dreigt tenslotte onbe woonbaar te worden. Dit kan voorkomen wor den, indien de stad de gelegenheid krijgt in de hoogte te groeien. ROME, 15 Juli. (A.N.P.) Zekere buiten landsche persagentschappen verspreiden be richten, dat te Rome een typhus-epidemie heerscht, welke ernstige vormen zou aanne men. Deze berichten zyn klaarbiykelyk over dreven en zijn afkomstig uit bronnen, die be lang hebben by de verspreiding van leugens. De officieele cyfers van de gezondheids diensten toonen aan, dat de algemeene ge zondheidstoestand goed is en dat het aantal typhusgevallen snel vermindert, doordat men de ziekte heeft gelocaliseerd en overal maat regelen heeft genomen. WEENEN, 16 Juli (R.O.). De gendarmerie te Braunau, de geboorteplaats van Hitier, heeft vijftien personen gearresteerd, die nazis, leden van het Oosten rijksche legioen en Duit sche functionarissen, die over de grens ge komen waren, om orders te geven aan de geheime nazi-organisaties in Oostenryk, ont vangen hadden. „Nee! Keesje! Nee!! alleen je tongetje!'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1935 | | pagina 2