DAGBLAD VOOR SCHIEDAM EN OMSTREKEN Geen conflict tusschen dit Kabinet en Kamer of fractie. ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1935 No. 17320 Dr. COLIJN SPREEKT VOOR DE RADIO. d?j' RUST BETRACHTEN DISCONTO-VERLAGING. 58ste JAAW/3AXG. BUREAU: KOEMARKT 4, SCHIEDAM TELEFOON INTERCOMM. No. 68085 dmg? tusschen Kabinet vraa& f COLIJN=ALBARDA? MET EEN VOL PERCENT TOT 5 PROCENT. DE ABONNEMENTSPRIJS van de NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT bedraagt, franco bij vooruitbetaling: Per drie maanden ƒ3,25; per maand ƒ1.10; per week 25 cents. Bij bezorging franco per post bedraagt de abonnementsprijs per drie maanden 3,75, bij vooruitbetaling. LOSSE EXEMPLAREN zijn steeds aan ons bureau Koemarkt 4 verkrijgbaar 5 cents per stuk. Postchèque- en Girodienst No. 81440. Uitgave van de N.V. de Courant De Maasbode te Rotterdam. NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT rUJ V EKTENTIEPRIJS bedraagt Voor 16 regels 1.55, elke regel meer 25 ets. Bij contract aanzienlijke reductie. Geen prijsverhooging voor den Zaterdagavond. Reclames tusschen den tekst dubbel adv.tarief. Liefdadigheidsadv. tialf tarief. Voor Liefdadig- heidsadv. worden geen contracten afgesloten. Kabouter-advertenties: 5 regels 0.50; 10 regels 1.15 regels 1.50, bij vooruit betaling. Porto voor opzending van brieven gelieve men bij te voegen. Gratis-Ongevallenverzekering 500-bij overlijden door een ongeval 500.bij verlies van beide handen, voeten en oogen 250.bij verlies van één hand, één voet of één oog f 150-bij verlies van een duim 75bij verlies van een wijsvinger50-bij verlies van twee voorste ledematen van een hand f 25.bij verlies van eiken anderen vinger. De Verzekering op de voorwaarden als eenmaal per maand in dit blad wordt afgedrukt. „We zien thans gebeuren, wat we voor onmogelijk hielden"- T Dezen versregel van een vermaard La- tijnsch dichter zal velen gedurende het ver kop van de minister-crisis in den geest cn op de tong hebben gebrand. En die velen zullen vermoedelijk slechts vrede hebben kunnen nemen met hetgeen ze geschieden zagen door de overweging, door „Het Volk" in het geding gebracht dat bij de wel zeer ongewone afwikkeling van de kabinetscrisis „niet in de eers>e plaats naar min-democratische beweeg redenen behoeft te worden gezocht. Het zijn vooral de monetaire zorgen, die zich hier hebben laten gelden". Zi<"h Deze overweging van die zijde pleit voor een nuchtere bezonnenheid, welke onder de tegenwoordige omstandigheden broodnoodig blaar uiterst moeilijk is. Misschien iets minder moeilijk, wanneer Uien even bedenkt, dat, wat men ook tegen het vorig kabinet zou kunnen inbrengen, één verwijt volstiekt zou moeten worden afgewezen, dat het niet voldoende prijs zou hebben gesteld op samenwerking met het parlement. Integendeel, meermalen is er. nagenoeg in de geheele pers, met nadruk op gewezen, hoe juist uit het onderling overleg tusschen Kabinet en Kamer zeer verblijdend resultaat te boeken viel. toen er vanuit de Kamer bezwaar werd ge maakt tegen al te verregaande machtigin gen door het kabinet in het jongste bezui- nigingsontwerp gevraagd, werden deze machtigingen aanstonds teruggenomen. Maar zelfs wanneer men dit alles laat gelden en daarbij het volle pond gee t aan de nijpende monetaire zorgen, die, zooais wel afdoende gebleken is, geen moment onzekerheid kunnen veen, dan nog zal men den grootst mogelijken tegenzin hebben moeten overwinnen, om zich te ver zoenen met of bever zich gedwongen neer te leggen bü het wel geheel origineele idee, om het eerste levensteeken, door een nieuw kabinet gegeven, het eerste contact met het volk te laten bestaan niet in een regeerings- verklaring, afgelegd voor het parlement, maar ineen radiorede van den formateur, tijdelijk voorzitter van den ministerraad. Dat men tot zooiets zijn toevlucht heeft bloeten nemen is het gevolg van de on zekerheid, ontstaan door de, sinds dr. Colijn de formatie van een kabinet in beraad had genomen, volkomen onnoodige over - ijling, bij de Kabinetsformatie tot in laat ste instantie betracht- Daardoor weet het Kabinet op het mo ment niet, of het op een meerderheid zal kunnen rekenen of niet en daarom ver mijdt het voorloopig een contact met da Kamer. En wij moeten het erkennen, haast tegen wil en dank: daarom moet het op dit oogenblik dat contact vermijden, hoe ellendig, hoe gewrongen, hoe door en door ongezond, uit parlementair oogpunt, de daaruit voorloopig ingetreden toestand ook is. Immers het risico op een conflict, waar van de oplossing niet onmiddellijk gegeven is, mag op dit moment niet wor den genomen door niemand. Daarvan zou het onvermijdelijk gevolg zijn, dat de gu]_ den ons ontglipte, dat we kwamen tot een geforceerde devaluatie, tot een niet te con troleeren inflatie, waarvan zelfs de meest overtuigde voorstander van devaluatie niet zal willen weten. Een toestand, als ont stond na het 0 r. Colijn door zijn houding tegen°ver atholieken gefor ceerd conflict, mag tweede maal, zeker niet binnen zoo fe^en tijd intreden. De tegenwoordige oms e" verdragen geen conflict dat n ellijk oplos- haar is. EenmonetaireI? chaos, een mone- taire ruï di we dreigend voor de deur hebbe*Sen kan of mag niemand voor zijn rekf *méa- Geen confhct, of een ]ebinia waarvoor de nood der tijden ons °hverbid'delijk stelt f®1 *0et'wS feail" feit, waarmede rekening ®oet worden ge houden 1 tl en dank, door iedereen Dat Ah g<m iter heeft gebracht ïn een élement °nS eC O onmogelijken toestand als we tl1" heieven, is wel het meest fraPPant h3nS-s van het onmogelijke van de Poye beTJS Tme n t e e 1 aan de crisis »'°Plossing m o m e A, onhfeT z'n toevlucht moest nemIS .men onmogelijke A* tot zulk een b ken van verhou- rhouding of et en volksvertegen- Woordigmg, daniijst beter achter_ ieder geval een radioi e ,g toch Wege ware gebleven. D ze]fs de oof_ zoo onmogelijke ersai „ptroffen lanJon loEsiaren in de zwaarst get™IIen ianden nauwelijks te „genieten" hebben gegeven. Dat accentueert wel zoo scherp mogelijk het volstrekt-abnormale van de situatie. Dr Colijn nam dan ook wel een buiten gewoon hachelijke taak op zich, toen hij kwam tot het besluit een radiorede te hou den, die in geen geval ook feaar ui het aller minst het karakter mocht hebben van een regeeringsverklaring, die uitsluitend in het parlement behoort te worden afgelegd. Zooeven hebben wij de rede gehoord en het dient erkend, dat de spreker met zorg eiken schijn van regeeringsverklaring aan zijn toespraak heeft° weten te onthouden. Zij dioeg meer een karakter van bemoedi ging en geruststelling en had als zoodanig zeer zeker zin, maar mogelijk geen volledig effect. In den grooten ernst waarmede dr. Cohjn sprak over de industrialisatie lag wel- RADIOREDE Dr.COLIJN. Gisteravond heeft minister-president dr. H. Colijn over de beide Neder- landsche zenders zijn aangekondigde radio-rede gehouden. Na een beschouwing over de taak der regeering in dezen tijd, waarbij hij' zich o.m. voor industrialisatie verklaarde, kwam spr. tot dé kwestie van het conflict in de Kamer, welke tot de ontslag-aanvrage van het Kabinet leidde. Dr. Colijn betoogde in dit verband, dat er thans een nieuw Kabinet is en dat er derhalve geen conflict bestaat tusschen dit Kabinet en de Kamer of een der fracties. Rustig, zoo zeide hij, wacht het Kabinet de ontmoeting met de Kamer op den derden Dinsdag van September af en het vertrouwt, dat samenwerking mogelijk zal zijn. Wat betreft de maatregelen tot herstel van 's lands financiën, meent de regeering te mogen aannemen, dat deze op tijd tot stand zullen komen. Tenslotte spoorde de minister-president aan tot eendracht en zelf- beheersching en vastberaden volharden. Dén volledigen tekst der rede laten wij hieronder volgen. De eerste aanleiding tot het spreken van een kort woord tot het Nederlandsche volk is van geheel persoonlijken aard. In den loop der laatste dagen zijn mij zoo overstelpend veel blijken van belangstelling en medeleven toegestroomd, dat ik geen anderen uitweg zag om mijn dankbaarheid daarvoor kenbaar te maken dan door middel van de radio. Uit alle lagen der maatschappij en uit bijna alle politieke schakeeringen mocht ik blijken van warme waardeering ontvangen en gaarne grijp ik dan ook deze gelegenheid aan, om daarvoor mijne groote erkentelijkheid en dankbaarheid uit te spreken. Ook in deze dingen ligt bemoediging om volhardend voort te gaan op een weg, die met duizend moeilijkheden bezaaid is. De tweede oorzaak voor mijn spreken ligt in mijn wensch om mijnerzijds een woord van aanmoediging te doen hooren en om aan te sporen tot ongebroken volharding. Dat de economische toestand ten onzent ofschoon steeds nog beter dan in vele an dere landen, slecht te noemen is, dat weten wij wel. Het is volstrekt onnoodig daarover in den breede uit te weiden. De ommekeer in het internationale ruilverkeer van goederen, die bezig is zich te voltrekken, heeft voor alle landen nog niets dan verarming opgeleverd en de pogingen, om door nationale maatrege len de verloren welvaart te herwinnen heb ben overal gefaald en ku n n e n ook niet tot resultaat hebben, dat datgene wat verlo ren ging, weer *n vollen omvang terugkeert. Maar dit kan en mag niet beteeke- nen, dat wij tegenover deze feiten, een hou ding van stille berusting zonder actie zouden aannemen. Wel moet de mensch berustend aanvaarden, wat Hoogere macht tenslotte over ons levenslot beschikt, maar daarnaast staat de even gebiedende eisch, dat wij de gaven en krachten ons geschonken, tot het uiterste moeten inspannen om dreigende ge varen voor wat bestaat, af te weren en om nieuwe welvaartsmogelijkheden op te sporen. In het Ora et Labora, in het bidden èn het werken ligt de verheven harmonie tusschen het bestel Gods en de taak van den mensch. De grens van een regeeringsverklaring be gon dr. Colijn te naderen, toen hij wees op de verwarring, in de pers bestaande, over de positie van het Kabinet. Zijn verklaring, dat er een nieuw Kabinet is gekomen, dat "1Gt de Kamer niet in conflict is, zelfs niet raf. fJW moge formeel juist zijn, geheel ge- als jT. nd is zij toch niet. En de vraag, zoo- den- JbVolgens dr. Colijn gesteld moet wor- iUksoorUgaac0af,.g.een gevaar voor een ge het nipiu,.„ pnfhct tusschen de Kamer en het nieuwe kX en het oude K„?et ak tusschen de Kamer verwijzing naar3!^6*' werkelijk met een rakter van het u?xtra"Parlementaire ka- zekerheid toelaat nw61' dat hierover geen bemoedigend kan'hpt6i,i^fedaan' ^enigszins van de besprekingen mol u.en' dEd de den formateur moed hepf+epaalde personen deze er met zooveel nadrnv gegeven' en dat program van het nieuwe KabfnAt8^' t-* h8t voorname rol zal hebben te snni J;1-1 een nagenoeg zekerheid, dat het r?AA; ®C0±t het nieuwe kabinet tenminste zó^1&m Va" dat van het o.ude zal afwijken, dat"^ V3n ernstige kans bestaat, dat de oppositie "f althans een deel daarvan, zich bevredi °d zal gevoelen. Het viel op, met hoeveel klem toon dr. Colijn hierop liet volgen, dat het Kabinet rustig afwacht en vertrouwt, dat samenwerking mogelijk zal blijken. Wij hopen, dat dit vertrouwen voldoende gegrond zal blijken. Stond het zeer hecht, dan had het echter sterk voor de hand ge legen om reeds thans in een regeeringsver klaring contact met het parlement te nemen. Maar wellicht hoopt de premier, dat we- derzijdsche bezinning en bekoeling het eer ste contact veiliger stelt. Wij wachten af, en leven in een parlemen tair wel zeer abnormalen toestand voort. De taak der regeering. Zóó moet men ook de taak van de regeering zien. De Regeering van Nederland kan de we reld niet dwingen, om andere wegen in te slaan dan in de laatste jaren gevolgd werden. Zij kan slechts trachten, zich zoo goed moge lijk te verweren tegen de schadelijke gevol gen van maatregelen, door het buitenland ge nomen. Dat heeft ze dan ook gedaan. Zij heeft dat gedaan door een uitgebreid stelsel van contingenteeringen in het belang der binnen- landsche nijverheid. Zij heeft dit gedaan door krach tigen steun te verleenen aan on zen akkerbouw door ook de Veehouderij en den tuinbouw benevens allerlei andere bron nen van volkswelvaart de helpende hand toe te steken. Honderden millioenen guldens per jaar moesten en moeten daarvoor door het Nederlandsche volk worden opgebracht bo ven de belastingen, die het moet opbrengen. Wie zich een voorstelling wil maken van de beteekenis van dien steun, doet het best zich maar eens af te vragen, hoe het er met de industrie zou hebben uitgezien, indien wij aan den invoer van buiten eens geen be lemmeringen in den weg hadden gelegd, ter wijl de uitvoer van onze industrieele produc ten wel door allerlei oorzaak belemmerd werd. Die vrage zich óók eens af, wat er ge beurd zou zijn met onze plattelandsbevol king, indien de steun aan onze bodem- cultuur in haar verschillende vormen niet verleend ware geworden. Al had men den grond voor niets in gebruik, dan nog zou men bij onthouding van steun, in zeer vele gevallen, den bodem niet met vrucht kunnen bebouwen. Alle koopkracht der lan delijke bevolking zou verdwenen zijn en de werkloosheid zou in ontstellende mate zijn toegenomen. Onder de landbouwende bevol king zelf, maar ook in die takken van bedrijf, die de vruchten van hun arbeid meer onder de plattelandsbevolking plegen af te zetten. De landbouwsteun beteekent dus, naast de in standhouding van een krachtige volksgroep niet minder ook een krachtig middel tot werkverruiming. Aan dit alles wordt niet te kort gedaan door de klachten, die er wel eens rijzen over de uitvoering van de regeeringsmaatregelen. Dat is van tweede orde. Als er ernstige fou ten zijn of worden gemaakt, dan moeten die uit den weg worden geruimd en zullen ze ook uit den weg worden geruimd. Hoofdzaak is, dat de regeering gedaan heeft, wat te doen was om een onbelemmerde inzinking van de welvaartsbronnen van ons volk uit te sluiten. Vergrooting van welvaart. De vraag is nu wat daarenboven kan wor den gedaan teneinde de welvaart te ver- grooten. Aan adviezen daarvoor is geen ge brek. De één zoekt het in afschaffing der z.g. cumulatie en dan zijn we uit het moeras! De Regeering heeft daarover een wetsvoor stel ingediend en daarmee zal wellicht een paar honderdduizend gulden bespaard wor den. Maarhet gaat om honderd millioen bij het Staatsbudget en'vele honderden mil lioenen bij het volksinkomen. Een tweede wil allen steun met inbe grip van den steun der werkloozen af schaffen en gelooft dan dat we er zijn. Een derde komt met de reddingsplank aan dragen om alle ambtelijke salarissen en loonen te halveeren en acht dan geen wolkje meer aan de lucht. Ik noem deze dingen niet omdat ze se rieus zijn, maar omdat zij bewijzen, hoe gering bij velen het inzicht is in de moei- ijkheden die we te overwinnen hebben. wee denkbeelden zijn er echter die wèl ernstig onderzoek en zorgvuldige overwe ging eischen. Het zijn het verlangen naar uitvoering van meer openbare werken en Minister-president dr. H. Colijn. naar verdere industrialisatie van ons land. In beginsel is hier eigenlijk geen ver schil van meening. Dat verschil treedt eerst aan den dag als men toekomt aan de vraag hoever men daarmee gaan moet. Openbare iverken. De openbare werken die men gaat uitvoe ren moeten natuurlijk nut afwerpen. Maar als men daaraan vasthoudt dan blijkt spoe dig, dat de keuze niet zoo ruim is als velen wel meenen. Nederland is de laatste kwart eeuw gul geweest met den aanleg van open bare werken. Vele honderden millioenen zijn daarvoor uitgegeven en zelfs is in de ver- loopen drie jaar nog rond 30 millioen per ju<ir aan zulke werken besteed, ongeacht wat voor werkverschaffing uitgegeven is. Daar bij komt dan de 60 millioen voor het Werk fonds, die een jaar geleden toegestaan wer den en die thans reeds nagenoeg geheel een bestemming hebben. Zoodra deze 60 millioen geheel uitgeput zijn, zullen nieuwe gelden aangevraagd worden, maar het aantal nut tige werken wordt natuurlijk daardoor voortdurend kleiner en is reeds thans niet zoo heel groot meer. Terwijl bovendien ook gelet moet worden op de vraag of het geld er voor te krijgen is. Industrialisatie. Dan is er de tweede gedachte: meer industrialisatie. Dat vraagstuk is door den nieuwert Minister van Economische Zaken in onderzoek genomen. Vol energie is hij met dien arbeid begonnen en mijn per soonlijke steun zoowel als die van het ge heele Kabinet is hem verzekerd. Profetie over de resultaten laat ik achterwege, want dit probleem heeft vele zijden. Ik denk aan de rendabiliteit dier op te richten industrieën en aan den invloed die vermindering van invoer hebben kan op onzen uitvoer, nu alle landen en dit in toenemende mate aan sturen op een sluitende handelsbalans, d.w.z. dat z ij van ons niet meer willen koopen dan wij van hen koopen. Ik denk ook aan den invloed op bestaande industrieën en derzelver afzetmogelijkheden. Dat alles moet onderzocht en overwogen worden en een onmiddellijk resultaat, zicht baar in rookende fabriek s- schoorsteenen is dus niet te verwachten. Het denk beeld zelf verdient echter met grooten ernst en met energie te worden behan deld. Kabinet en Kamer, Maar, zoo zal men vragen, kan de Re geering wel de plannen volbrengen die zij zich heeft voorgesteld. Ook daarover wil ik iets zeggen, omdat mij uit de Pers blijkt, dat er over de positie van het Kabinet eenige verwarring heerscht. Ik heb toch gezien, dat de vraag gesteld wordt: is het conflict tusschen Kabinet en Kamer, althans tus schen het Kabinet en één der Kamerfracties, nu opgelost of niet? Zóó is de vraag stellig niet juist geformu leerd. Want dit Kabinet, dat een nieuw Kabinet is, al zitten de vorige Ministèrs er allen in, dit Kabinet heeft geen conflict met de Kamer of met een der Kamerfracties. Dat kan zelfs niet want ze hebben elkaar nog niet ontmoet. Men zou de vraag in elk geval zóó moeten for muleeren: bestaat er gevaar, dat tusschen het nieuwe Ka binet en de Kamer een ge lijksoortig conflict zal ont staan als ontstaan is tijdens het bewind van het vorige Kabinet Op die vraag is met volko men zekerheid geen antwoord te geven, omdat het Kabinet niet parlementair maar extra-parlementair is. Bij de vorming van een parlementair Kabinet ontwerpt de formateur een Re- geeringsprogram, legt dit over aan sommige Kamerfracties en treedt daarover met die fracties in gedachtenwisseling. Komt de formateur met de fracties tot overeenstem ming, dan heeft hij een redelijke zekerheid, dat zijn plannen den steun dier fracties zullen ontvangen. Zijn Kabinet is dan een Kabinet, dat men parlementair pleegt te noemen. De formateur van een e x t r a-parlemen tair Kabinet houdt evenwel geen besprekin gen met Kamerfracties. Zou hij met één dezer fracties in onderhandeling treden over bepaalde punten, dan zou hij het met alle daarvoor in aanmerking komende fracties, op wier steun hij hoopt, moeten doen. Deze methode was echter bij de jongste formatie uitgesloten omdat ze reeds beproefd enmislukt was. De formateur van een e x t r a-parlemen tair Kabinet heeft dus nimmer vooraf ze kerheid, dat zijn program instemming vindt bij de Kamér. Hij heeft slechts zijn eigen inzicht, tot gids, een inzicht, dat natuurlijk den invloed ondergaat van de indrukken, die hij ontvangt uit de besprekingen met bepaalde personen, Zekerheid van steun heeft hij, zooals ik zooeven zeide, echter nimmer, dus ook thans niet. De ontmoeting met de Kamer. Men zal dus moeten afwachten wat do ontmoeting tusschen Kamer en Kabinet zal opleveren. Twee factoren zijn op het resultaat van die ontmoeting thans van invloed. De eerste is, dat er bij de poging van den heer Aalberse is gebleken, dat de vorming van een Kabinet op een gemeenschappelijk program niet mogelijk is; tusschen de zes groote fracties niet wegens gemis aan over eenstemmend inzicht, tusschen de socia listen en Roomsch-Katholieken niet omdat de laatstgenoemden die combinatie niet wenschen. De tweede factor wordt gevormd door het program, waarmee het extra-parlemen tair Kabinet straks op den derden Dinsdag van September voor de Kamer verschijnt. Die beide factoren moeten natuurlijk invloed oefenen op de houding die de Ka- mergroepen tegenover het Kabinet zullen aannemen. Rustig wacht het Kabinet die ontmoeting met de Kamer af en het vertrouwt, dat samenwer- kingmogel ij kzalbl ij ken. Anders had het zijn taak niet aan va ar d. Met name mag worden aange nomen, dat de maatregelen tot herstel van 's lands financiën op tijd tot stand zullen komen. Ik zou nu aan het Nederlandsche volk den raad willen geven gelijke rust te be trachten. Niets werkt schadelijker dan een zenuwachtige stemming- Er zijn waarlijk al genoeg spanningen. Men behoeft ze niet onnoodig te vermeerderen. De gulden en de hypotheken. Die rust betrachte men ook op ander terrein. Al dadelijk op monetair gebied. Is er nu nog niet genoeg leergeld betaald met de telkens weer voorkomende speculatieve vlucht van de eene geldsoorten de andere? Wat ik dezer dagen in een interview met den vertegenwoordiger van een Fransch orgaan gezegd heb, herhaal ik thans nog eens: de Regeering zal onze muntparite.it tot het uiterste verdedigen. Het Neder landsche volk heeft het lot van den gulden zcff in de hand. Als men rustig blijft ge beurt er niets, dat die pariteit verstoren kan. Maar ook geldt die raad voor schrik achtige hypothecaire crediteuren, die, uit angst voor een ingediend wetsontwerp, waarover het overleg tusschen Kamer en Regeering zelfs nog niet begonnen is, hier en daar al met executies beginnen te drei gen. Wacht nu eens af, zoo zou ik hun willen toevoegen, hoe dit ontwerp er uit zal zien na het overleg met de Kamer. Door overijld handelen benadeelt ge, wellicht geheel on noodig, anderen en hoogstwaarschijnlijk ook U-zelf. Rust is ook gewenscht waar het geldt al lerlei geruchten over personen, die van de waarheid even ver verwijderd zijn als de Noordpool van de Zuidpool. Om slechts één enkel voorbeeld te noemen: ik zelf zou, zoo wordt rondverteld, 140 hofsteden hebben ge kocht en 400 woonhuizen, uit vrees voor de valuatie. Ik heb nimmer ook maar één hof stede bezeten en bezit er nog geen. De 400 huizen moeten tot 3 worden teruggebracht en die bezit ik al 10 jaar. Dergelijke verhalen en ik noemde er maar een paar ondermijnen de autoriteit van de Regeering en roepen gevoelens op, die schadelijk zijn voor den goeden gang van zaken en voor het vertrouwen in het land. Zonder rust geen zelfbeheersching en zon der zelfbeheersching is vastberadenheid niet mogelijk. Als men zich telkens laat opschrik ken door allerlei onwaardige verzinsels of door ongefundeerde geruchten, dan ont breekt de hoofdvoorwaarde voor het weer staan van de slagen die ons treffen. Daarom maan ik tot die onontbeerlijke zelfbeheersching. Als die er is dan is ook de vastberaden volharding niet verre. Onze tijd is een ongemeen moeilijke. En het nu levend geslacht, dat grootendeels op gegroeid is in dagen van voorspoed en dat nu te staan komt voor nijpende zorgen en soms nog erger kromt zich onder den tegen spoed en ziet vaak geen uitkomst. Toch bedenke men, dat ons volk heel wat zwaarder tijden heeft gekend, rampen en te genspoeden heeft doorstaan waartegenover die van onzen tijd weer verbleeken. Ook dezen tijd zullen we met Gods hulp doorkomen, als het volk onderling zich niet verbijt en vereetals het leert verstaan, dat tweedracht een volk verscheurt, dat alleen eendracht sterk maakt. Niet de eendracht, die alle verschil wil uitwisschen, maar de eendracht, die geboren wordt uit den wil van allen, zonder onderscheid van rang of stand, zonder onderscheid van kunne, zonder on derscheid van kerkelijke gezindheid of poli tiek belijden om het gemeenschappelijk Va derland gezamenlijk te stutten. Daarvoor is voor allen noodig, de tanden op elkaar te zetten en vastberaden te volhar den in de taak, die ieder onzer van Gods wege te vervullen kreeg op de hem toegewezen plaats. En aan die ontembare volharding pare zich dan het ootmoedig belijden uit ons volkslied Mijn Schild ende betrouwen Zijt Gij, o God, mijn Heer Op U zoo wil ik bouwen, Verlaat mij nimmermeer Niet onvermakelijk is het, na te gaan, hoe de liberale en helaas ook enkele an dere bladen den eenen dag dit, en den anderen dag juist weer het omgekeerde schrijven, al naar gelang het in hun kraampje te pas komt. Zoo wordt aan de Kath. Kamerfractie den eenen dag verweten, dat zij 't tot een conflict liet komen, terwijl toch de regee ring zoo groote concessies had gedaan, dat wat de fractie wilde, en wat de Regeering bereid was te doen, nog maar een minimaal verschil vertoonde. Maar den anderen dag heet het juist weer andersom, dat het economisch program van de Kath. Kamerfractie zoo radikaal was, dat alleen de Sociaal-democraten zich ei- mee kunnen vereenigen. Den eenen dag is het dus: Colijn=Aalberse. Den anderen dag luidt het weer: Aalberse=Albarda. Maar zijn dan deze journalisten zoo zeer de eerste beginselen der algebra vergeten, dat ze niet eens meer weten, dat uit deze beide vergelijkingen mathematisch deze derde vergelijking volgt: Colijn=Albarda. Als ze verstandig zijn, begrijpen ze hier uit, en als ze eerlijk zouden zijn, zouden ze het ook schrijvende erkennen, dat uit deze derde vergelijking overtuigend blijkt, dat de b e id e eerst opgestelde vergelijkin gen onjuist zijn, algebraïsch gesproken. Politiek gesproken, in meer dan één zin: valsch: Het rentetarief van de Nederlandsche Bank is met ingang van 3 Augustus als volgt ge wijzigd: Wissel-disconto verlaagd tot 5 pet., promes sen-disconto, rente voor beleening van effec ten, rente voor beleening van goederen en rente voor voorschotten in rekening-courant alle verlaagd tot 5% pet. Minister Slotemaker de Bruine draagt dé portefeuille van Sociale Zaken aan minister Slingenberg over.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1935 | | pagina 1